29 april
Dag 139
Iemand vroeg mij niet lang geleden, zei: “Broeder Branham, als die Heilige Geest zo geweldig is,” zei: “ik heb mensen in de gemeente zien staan en ze juichten en prezen God; hun tranen liepen langs hun wangen, en als ze naar buiten gingen deden ze dingen zoals de zondaars, gingen naar zondige plaatsen en leefden in zonde.” Zei: “Was dat de Heilige Geest Die deze mensen deed juichen?”
Ik zei: “Ja.”
Zei: “Oh, bedoelt u dat de Heilige Geest op een dergelijk persoon zou vallen?”
Ik zei: “Ja.”
Jezus zei: “Een zaaier ging uit en zaaide wat zaden. En een vijand kwam achter hem aan en zaaide wat onkruid. En de landman zei: ‘Zal ik het onkruid uittrekken?’” Zei: “Als u dat doet, zult u het graan lostrekken. Laat ze samen opgroeien. En op die dag zal Ik de engelen sturen en zij zullen al het onkruid verzamelen en verbranden, en het graan zal worden meegenomen naar de schuur.”
Hebreeën 6 zegt dat het onmogelijk is voor degenen die eenmaal verlicht zijn geweest en deelgenoten zijn gemaakt aan de hemelse gave (deelgenoten van de Heilige Geest door hemelse roeping), het goede Woord Gods en de kracht van de toekomende wereld hebben gesmaakt, indien zij afvallen, zichzelf weer tot bekering te brengen; ziende dat zij voor zichzelf de Zoon van God opnieuw kruisigen en het bloed waardoor zij geheiligd waren een onheilige zaak noemen. (Luister nu goed.) Want de regen komt dikwijls op de aarde om haar te bevochtigen, haar toe te bereiden. Maar de dorens en distels zullen worden verbrand.
Merk op. In ditzelfde korenveld waarin was gezaaid, daarin waren doornstruiken, kruipplanten, stinkkruid, van alles wat allemaal samen groeide met het graan. En toen er een droogte kwam, was de kruipplant net zo dorstig naar water als het graan. Het water werd gezonden voor het graan. Maar de kruipplant was net zo blij om het water te krijgen als het graan. En aan hun vruchten zult u hen kennen.
In de samenkomst valt de Heilige Geest over het gebouw. Maar degenen die godzalig in Christus Jezus leven, zijn de mensen die in de schuur zullen worden genomen. En het onkruid, niet voor ons om te veroordelen, maar zij zullen tenslotte worden verbrand. Ziet u wat ik bedoel?
Veroordeel dan een persoon niet omdat hij juicht, of omdat zij de Here kunnen prijzen. Beoordeel hen naar het leven dat ze leven. En als ze het goede soort leven niet leven, wijs ze dan niet af; bid voor hen. Dat is de manier om het te doen. En bekeer hen van een brandnetel in een graanstengel. Amen.
Aanhaling genomen uit de prediking:
- De Engel en de drie trekken 14 april 1951