3 mei
Dag 143
Ik heb helemaal geen programma’s. Ik heb niets, geen programma’s. We hebben boeken, maar we kopen ze van iemand anders om ze hier naar de samenkomst te brengen. Ik heb geen radio, geen televisie, helemaal niets. Ik heb geen verplichting aan iets of iemand dan aan God. Want dan kan ik naar een kerk gaan, klein of groot. Ik hoef geen bepaald geldbedrag te hebben; er is niets mee verbonden. Ik ben eenenvijftig jaar oud, predik gedurende eenendertig jaar en heb in mijn hele leven nog niet één offer opgehaald. Dat is waar. Er is op geen enkele manier geld bij betrokken. Mensen geven mij kleine dingen waarvan ik kan leven en wat mijn bediening helpt ondersteunen, wat gewaardeerd wordt. Dat gaat in een fonds in mijn kerk. Wat mij aangaat, ik krijg honderd dollar per week voor mijn levensonderhoud. En buiten dat, wel, dat is alles wat ik heb. En dat is alles wat ik nodig heb.
En ik geloof niet dat het Evangelie van Christus ooit werd gemaakt om er je voordeel mee te doen. Ik geloof dat dat niet behoort gedaan te worden. En ik geloof niet dat dienstknechten van God zouden moeten proberen showfiguren te zijn. Ik geloof dat er van ze wordt verwacht dat ze nederig zijn, de plaats van Christus innemen, Zijn leven in ons, Hem te vertegenwoordigen voor het publiek.
Nu, we ontdekken dat Hij zei: “De vossen hebben holen en schuilplaatsen, en de vogels hebben nesten; maar de Zoon van God heeft geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen.” Hij hoefde zo niet te zijn. Ik denk dat het lieflijkste woord in de Bijbel, een ervan is: “Vader, Ik heilig Mijzelf ter wille van hen.” Hij had recht op een vrouw; Hij had recht op een thuis. Hij had recht op de genoegens van het leven, zoals wij die hebben, op zijn minst de vertroostingen des levens. Maar Hij heiligde Zichzelf omdat Hij twaalf mannen aan het trainen was die de wereld zouden opwekken met het Evangelie. En als Hij dat kon doen, hoeveel te meer behoorden wij onszelf te heiligen.
Aanhaling genomen uit de prediking: