10 juni
Dag 181
Niet lang geleden kwam ik bij een berg. Ik had paardgereden, op een beer gejaagd, en het werd donker. En ik stapte van mijn paard af en begon hem te leiden. En ik kwam op een plaats waar het vuur een groot stuk bos had verbrand. De grote oude bomen stonden daar en de hele schors was er vanaf gebrand. De maan was tevoorschijn gekomen en scheen er tegenaan. Het zag er vreselijk uit, leek op een begraafplaats. De wind blies en ze klonken zo droefgeestig terwijl de wind door deze bomen blies, oude stijve bomen en de wind blies zo: “Uhmm”, heen en weer gaande.
En de Here zei tegen me: “Stop, Ik wil je iets laten zien.”
En ik stopte. En ik keek naar de bomen. En ik dacht: “Wel, waarom blaast de wind zo? Wel, wat maakt dat de bomen zo doen?”
En Hij zei tegen mij: “Deze bomen vertegenwoordigen de kerken van deze dag, grote, lange staken. Ze zeggen: ‘Ja, wij waren eens grote kerken’, maar ze hebben geen leven in zich. Wat de rups heeft overgelaten, heeft de sprinkhaan afgegeten. Wat de sprinkhaan heeft overgelaten, heeft de kever afgegeten.”
En ik dacht: “Wel, wat is dit?” Ik zei: “Wat betekent de wind?”
Hij zei: “Dat is de Heilige Geest Die op de Pinksterdag kwam; kwam als een machtig ruisende wind.”
En ik dacht: “Waarom blaast Hij tegen de bomen?” En ze bleven dat droefgeestige geluid maken.
Hij zei: “Ja, eens waren zij grote kerken. Maar wat de Lutheraan overliet, heeft de Calvinist afgegeten. Wat de Calvinist overliet, heeft de Anglicaan afgegeten. En wat de Anglicaan overliet, heeft de Methodist afgegeten. Wat de Methodist overliet, at de Baptist af.”
Ze haalden al de vreugde uit de gemeente, verklaarden al het leven weg door te zeggen: “De dagen van wonderen zijn voorbij.” Wat hebben ze overgelaten? Een hele grote rechtopstaande oude staak. En elke keer als de Heilige Geest neerkomt, zeggen ze: “Oooh, ga daar niet naartoe, want de dagen van wonderen zijn voorbij.” Kijk, ze zijn dood. Ze kunnen niet buigen; ze hebben totaal geen leven in zich.
Ik zei: “Here, wel, waarom zendt U die wind?”
Maar Hij zei: “Herinner je dat Joël zei: ‘Ik zal u gaan herstellen.’”
Toen keek ik naar beneden en hier waren een paar struikjes van ongeveer zo hoog. Toen de wind ze raakte, bewogen ze vrolijk heen en weer, hadden eenvoudig een geweldige tijd. Ze waren God aan het verheerlijken. Maar deze grote stijve zeiden: “Oooh.” Ik zei: “Wat een beeld.” Dat is waar.
En ik dacht: “Wel, waarom schudt Hij die bomen eigenlijk? Wat betekenen die kleine boompjes?”
Hij zei: “Ik zal een andere kerk omhoog brengen. Zij hadden het, maar al de parasieten hebben haar opgegeten met hun theologie. Maar Ik zal een andere omhoog brengen. (Halleluja.) Ik zal een andere omhoog brengen die zal buigen voor Mijn Geest.”
- Overeenkomstig Schriftgedeelte:
- Markus 7:31-37
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Ik zal herstellen 26 juni 1955