18 september
Dag 281
Even tot u, drieëenheidsbroeders, ik wil u niet kwetsen, maar hoe kunt u uit naam van het goede Woord Gods ooit Jezus als een afzonderlijk Persoon voorstellen, apart van God Zelf? Als Jezus iemand anders kon nemen en hem kon laten gaan om te sterven om deze mens hier te verlossen, dan zou Hij een onrechtvaardig Wezen zijn. Er is slechts één manier waarop God het ooit zou kunnen doen en dat is dat Hij Zèlf die plaats inneemt. En God werd vlees opdat Hij de smarten des doods zou mogen smaken, om van ons de angel des dood weg te nemen, opdat wij verlost zouden worden door Hemzelf. Daarom zal Hij zo aanbeden worden. Jezus was een Man; zeker was Hij dat. Hij was een Man, M-a-n, geboren uit de maagd Maria. Maar de Geest Die in Hem was, was God zonder mate. In Hem woonde de volheid van de Godheid lichamelijk. Hij was Jehova-Jireh; Hij was Jehova-Rapha; Hij was Jehova-Manasse; Hij was Jehova, ons Schild, onze Gesp, onze Heelmeester; Hij was Alfa, Oméga, het Begin en het Einde; Hij was de Eerste, de Laatste; Hij Was, Die is, Die komen zal; de Wortel en Spruit van David, de Morgenster, wel, Hij was Alles-in-allen. In Hem woonde de volheid der Godheid lichamelijk.
Altijd had de dood een angel gehad, zodat hij de mensen kon steken. “Aha!”, zegt de duivel, “ik heb je, omdat je naar mij luisterde. Ik steek je, ik zal je in het graf brengen. Dat schapenbloed helpt je helemaal niets, dat is maar gewoon dierlijk bloed.” Maar God, in Zijn wijsheid, wist dat er een Lam zou komen, geslacht sedert de grondlegging der wereld. Ja zeker. En Hij wachtte op die tijd, dat de volheid der tijden zou komen.
Maar op een dag, toen dit Lam kwam, deze Man, werd zelfs Satan bedrogen. Hij bekeek Hem heel goed; hij zei: “Indien Gij de Zoon van God zijt, doe dit. Indien Gij de Zoon van God zijt, doe dan een wonder en laat mij het U zien doen. Laat mij het U zien doen. Uhu, ik zal U een vod voor de ogen binden, U slaan. Als U een profeet bent, vertel ons dan wie U sloeg. Hmm. Ik geloof niet dat U die Man bent. Als U het bent, zeg ons dan rechtuit of U het bent of niet.” Ziet u, al dat soort dingen. “O, vertel ons wat U bent.” Maar Hij deed Zijn mond niet open. O, o, kamde Hij hem toen niet de wol over z’n ogen!
Hij keek om naar de discipel en zei: “Ik zou tot Mijn Vader kunnen spreken en Hij zou Mij twaalf legioenen engelen terzijde stellen.”
Pilatus hoorde dat niet, weet u. “Indien Gij het zijt... Indien Gij het zijt... O, dat is Hem niet. Wel, kijk eens hoe Hij bloedt. Hé, laat er even een paar soldaten heengaan om Hem in het gezicht te spuwen.” Ze bespogen Hem, ze bespotten Hem en trokken handenvol baard uit Zijn gezicht. “O, dat is Hem niet, nee, dat is Hem niet. Ik zal m’n angel in Hem jagen, jongen! Nu zal ik Hem gaan krijgen. Nou heb ik Je!”
Toen Hij tenslotte uitriep: “Eli, Eli. Mijn God, Mijn God”, was dat een Man. “Waarom hebt Gij Mij verlaten?”
In de hof van Gethsémané verliet de zalving Hem, weet u; Hij moest als zondaar sterven. Hij stierf als zondaar, u weet dat; niet Zíjn zonden, maar de mijne en de uwe. Daar is het waar die liefde binnenkwam, toen Hij ook de mijne nam. O, halleluja, Hij nam ook de mijne.
- Overeenkomstige Schriftgedeelten:
- Markus 10:32-34
- Lukas 18:31-34
Aanhaling genomen uit de prediking: