13 november
Dag 337
We ontdekken dus, dat bij iedere opwekking die ooit op de wereld plaatsvond, er tweelingen werden geproduceerd. Dat is juist. Iedere opwekking heeft tweelingen. Ze hebben daarin een groep die vleselijke gelovigen zijn en een groep van geestelijke gelovigen. Iedere opwekking produceert dat: een Ezau en Jakob.
En wanneer ze samen verdergaan, weldra, weet u, begint de vleselijke te denken: “Wel, deze knapen zijn aan het doorslaan. Ik kan me beter van hen afscheiden.” Ze keren terug naar het intellectuele deel. Ze willen een herder die tot hen zal spreken over aangename dingen. Ze willen die met de Geest gevulde voorganger niet die de Heilige Geest zal gehoorzamen vanaf het podium, die eenvoudig het Woord zal prediken zoals het is. Zoals Johannes zei: “Leg de bijl aan de wortel van de boom en laat de spaanders vallen waar ze willen.” De meeste kerken vandaag zullen dat uit hun preekstoel stemmen. Dat is juist. Er zal een scheiding komen, dat doet het altijd. Het deed dat in het Methodistentijdperk; het deed dat in het Baptistentijdperk; het deed het in het Pinkstertijdperk; het zal het in ieder tijdperk doen.
John Wesley een keer, ik las een artikel over hem en er stond in dat hij over een smal pad liep. En hij bestrafte min of meer de Anglicaanse kerk voor haar zonden en de dingen die ze deden. En ze noemden hem een gek. “En allen die godzalig in Christus Jezus leven zullen vervolgd worden.” U zult veracht en verworpen worden. “En indien zij de Meester van het huis Beëlzebub genoemd hebben, hoeveel te meer zullen ze het Zijn discipelen doen.”
En daar was een van deze hoogwaardigheidsbekleders van de Anglicaanse kerk - geweldig grote man - die John zag aankomen, en hij was een kleine man. Dus deze grote kerel posteerde zich midden op de weg voor hem. Meneer Wesley liep tot vlakbij hem. En hij kon niet langs hem heen; hij zei: “Neem me niet kwalijk, meneer. Wilt u opzij gaan, zodat ik er langs kan?”
Deze man zei: “Ik ga nooit opzij voor een dwaas.”
Meneer Wesley tikte zijn hoed aan, stapte om hem heen en zei: “Ik doe dat altijd.” Dus ik denk dat dat het wel zo ongeveer vastzet.
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Horen, herkennen en handelen op het Woord 7 juni 1960