27 januari
Dag 46
We denken aan Jezus Christus toen Hij hier op aarde was. In het eerste jaar van Zijn bediening, oh, toen werd Hij overal geroemd. In het tweede jaar van Zijn bediening begonnen ze Hem te beschuldigen en noemden ze Hem Beëlzebub, enzovoort. In het derde jaar doodden zij Hem.
Op die manier gaat het altijd. De eerste jaren van de Pinkstergemeente waren wonderbaar. Gaandeweg kwam er gedurende het tweede jaar een vervolging op gang die hen overal heen verstrooide. In het derde en vierde jaar begonnen ze overal mensen te vinden, slechts heel kleine groepjes: zoals vijf mannen met nog vier of vijf vrouwen; dat was een gemeente.
Ziet u hoe het is? Het is altijd op die manier. God zendt eenvoudig een groot Evangelienet uit en Hij werpt dat uit. Het Koninkrijk der hemelen is als een man die naar de zee ging en een net inwierp. En toen hij het net binnenhaalde, had hij van alles wat er in de zee krioelt. Dat had hij in zijn net. Hij had vis; hij had schildpadden; hij had waterspinnen; hij had slangen; hij had van alles.
Nu, het is niet onze zaak als predikers om te zeggen: “Dit is vis en dit is dat.” We trekken eenvoudig het Evangelienet en dan duurt het niet lang of u ziet dat er een opwekking gaande is, veel mensen worden gered en prijzen de Heer. Maar kijk, sommigen ervan zijn vis en sommigen zijn, laten we zeggen, schildpadden. Het duurt niet lang voordat ze zeggen: “Wel, ik dacht al dat er niets bijzonders aan was.” En hier rent hij regelrecht de modderpoel weer in.
De oude waterspin, weet u. Plop, plop, plop: “Ik zei toch al dat het niet goed is.” Wel, hij gaat weer terug naar het water.
En de slang zal beginnen te sissen en zegt: “Ik houd niet van de manier waarop ze deze dingen doen, sss-sss.” Daar gaat het weer regelrecht terug het water in. Maar er is daar ook wat vis in. God weet dat. Zij zijn vis van nature; hij is een spin van nature; hij is een slang van nature.
En God is Degene Die de uitverkiezing en roeping doet. En het is slechts onze zaak het Evangelie te prediken. Is dat waar? God doet het roepen. De een plant, een ander geeft water en God geeft de wasdom.
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Getuigenis 2 september 1953