27 juni
Dag 198
Toen Jezus God was, gemanifesteerd in vlees, toen was de volheid van God in Hem. Hij had de Geest zonder mate. Wij hebben het met mate. Nu, wat als u hier zou weggaan en een lepelvol water uit de oceaan zou halen. Wel, dat is wat Jezus had, de hele oceaan; maar u en ik hebben een lepelvol. Dat is het verschil. U mag dat niet missen. Hij heeft ons niet nodig, maar wij hebben Hem nodig. Maar als u die lepelvol water naar het laboratorium zou brengen, dan zijn dezelfde chemicaliën die in de hele oceaan zijn in die lepelvol.
En toen God neerkwam op de Pinksterdag als een ruisende wind, hebt u opgemerkt dat Hij een Vuurkolom was? Maar hebt u opgemerkt dat Hij Zichzelf verdeelde van die Vuurkolom, Zichzelf verdeelde onder Zijn volk, en verdeelde tongen van vuur zetten zich op eenieder van hen: God Die Zichzelf verdeelt over Zijn gemeente. Geen wonder dat Hij sprak: “Waar twee of drie zijn vergaderd in Mijn Naam, daar zal Ik in hun midden zijn. Als twee instemmen over enige zaak, en vragen, dan zal Ik het aan u geven.” Zie? Wat is dat? Als het kleine vuur hier, en een klein vuur hier, ieder van u is een deel van God, als wij bij elkaar komen is dat het lichaam van Christus dat zich verenigt. God Die Zichzelf verdeelde, gaf een deel aan mij, een deel aan u, een deel aan uw naaste, zodat wij allen kunnen leven en eeuwig leven hebben.
Aanhaling genomen uit de prediking: