25 juli
Dag 226
In het Zuiden was eens een jonge knul die neerknielde in een vore die hij had geploegd en er kwam een geestelijke voorbij die de kleine knaap het alfabet hoorde herhalen: “A, b, c, d”, enzovoort En hij zat op zijn knieën, dus de geestelijke was diep geschokt. Hij hoorde de jongen dus het alfabet herhalen en toen “Amen” zeggen.
En toen hij opstond, wel, de geestelijke sprak tot hem en zei: “Zoon, ik ben de dienstknecht des Heren en ik hoorde je bidden. Maar je zei alleen het alfabet op. En ik begrijp niet waarom je alleen het alfabet opzei.”
Hij zei: “Meneer, ik kan niet bidden.” Hij zei: “Ik heb nog nooit gebeden, maar ik had een biddende moeder en vader die naar de hemel zijn gegaan.” En hij zei: “Moeder, zij stierf toen ik zo’n kleine jongen was, maar ik herinner mij dat als zij in moeite was, ik haar naar de Here hoorde gaan en bidden. En ze stierf toen ik zo jong was dat ze me nog niet kon leren bidden, en ik ben terechtgekomen in de handen van een onvriendelijk persoon die me slaat en slecht behandelt. En ik dacht, misschien, nadat ik mijn abc’s had geleerd, dat als ik al de woorden zou kunnen nemen en al de letters opzeggen, dat Hij het misschien op volgorde zou kunnen zetten en begrijpen wat ik bedoel.”
Dat is het gebed der oprechtheid. Zeker kon Hij ze bij elkaar zetten. Het is niet hoe wij bidden met onze lippen; het is het motief van ons hart wat God hoort. Soms hoort Hij onze lippen niet; Hij hoort onze intentie, het motief van ons hart.
Aanhaling genomen uit de prediking: