16 augustus
Dag 248
O, als Christenen nu eens... die zullen terugvallen en wegrennen en eruit lopen en dan weer komen en dan weer gaan en dan denken: “Wel, ik haal het niet.” U zou het in de eerste plaats niet kunnen halen. Het is niet uw plaats om het te halen. God heeft het reeds voor u gehaald in Christus. De prijs is volledig betaald. Het enige wat u moet doen is Gods toebereide weg aanvaarden en erin blijven staan, ongeacht wat er gebeurt. Beweeg niet; rust. De Herder waakt over Zijn schapen. Hij kent zelfs een mus. Hoeveel te meer kent Hij u?
Ik merkte nog iets op, als u mij even excuseert dat ik een ogenblik afstap van mijn lijn van spreken, terwijl ik aan herders dacht. U weet dat een herder in deze oosterse landen meer wordt gerespecteerd dan enig ander. Terwijl we door de straten reden, hoorde je opeens de fluit, de auto’s en van alles; ik vroeg me af wat er aan de hand was. We zaten in een kleine oude Engelse jeep, en daar was het, weet u, het was een herder die de straat overstak met zijn schapen en al het verkeer stond stil en gaf hem de voorrang.
Dat is hoe onze Herder is. Amen. Hij krijgt de voorrang. Hij zal Zijn schapen leiden. Niets zal hun kunnen kwaaddoen of deren. Bovenop de berg bemerkte ik een heleboel herders en zij hoedden verschillende soorten dieren. Er waren een paar ezels die ze hoedden en er waren een paar kamelen bij en ook gewoon een paar geiten. Ik zei: “Wel, een schaapherder betekent gewoon een hoeder.”
“Ja,” zei hij, “dat klopt, broeder Branham. Een schaapherder is een herder of een veehoeder.” Maar hij zei: “Weet u, het vreemde is dat de schaapherder meer gehecht is aan zijn schapen dan aan iets anders.” Hij zei: “Nu, ze eten allemaal hetzelfde voedsel, hetzelfde gras, maar wanneer de avond valt, worden de muilezels, de geiten, allemaal buiten gelaten en de schaapherder roept zijn schapen en brengt ze in de schaapskooi.”
Ik dacht: “O God, dat is wat ik wil zijn, een schaap. De nacht zal vallen een dezer dagen. Alleen de schapen gaan naar binnen.” God roept; als u slechts een kerklid bent, als u niets meer weet dan bij een kerk te horen, of als u Christus niet kent door een ervaring. “O,” zegt u, “ik ken onze geloofsbelijdenis. Ik ken onze catechismus.” De catechismus te kennen is geen leven. Christus te kennen is leven. Niet uw geloofsbelijdenissen te kennen, niet uw leerstelling te kennen of uw kerk, maar Hem te kennen. Hij alleen is leven: Hem te kennen.
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Gemeenschap 12 februari 1956