29 augustus
Dag 261
Ik herinner me dat ik eens heel ver weg was. Iets kwam achter mij aan. Amen. Het was niet omdat ik wilde komen, maar omdat Iets achter mij aan kwam. Omdat God tevoren, voor de grondlegging der wereld voorbestemde (Halleluja) dat wij de Zijnen zouden zijn, tot Zijn eer en glorie. Luister. Degenen die Hij tevoren kende, heeft Hij wat? Geroepen. Is dat juist? Heeft Hij u geroepen? Ja. Waarom heeft Hij u geroepen? Kende u tevoren. Degenen die Hij tevoren kende, heeft Hij geroepen; die Hij heeft geroepen, heeft Hij gerechtvaardigd. Is dat juist? En degenen die Hij heeft gerechtvaardigd, heeft Hij verheerlijkt. Amen. Dat is wat de Bijbel zegt. Die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij geroepen: iedere generatie. Die Hij geroepen heeft, heeft Hij reeds verheerlijkt. Wat? Laat me nu hier de Schrift lezen. In orde.
“Die hen te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus, in Zichzelf, naar het welbehagen van Zijn wil; tot prijs Zijner heerlijkheid.”
Begrijpt u het? Tot prijs Zijner heerlijkheid. Opdat Hij daar tot in de tijden der eeuwigheid die zullen komen kon zitten en Zijn kinderen horen roepen: “Abba, Vader. Abba, Vader.” En de engelen zeggen: “Waar hebben ze het over? Waar hebben ze het over?”
In de gelijkenis van de verloren zoon wordt het zo prachtig getoond. Ik was verloren. “Dit is mijn zoon. Hij was verloren en is nu gevonden. Hij was dood en is weer levend geworden. Haal het gemeste kalf, het beste kleed en doe hem een ring aan z’n vinger.” Geen wonder dat de morgensterren tezamen zongen en de zonen Gods jubelden van vreugde toen zij het plan van verlossing zagen, toen God al voor de grondlegging der wereld uw naam in het boek zette.
Aanhaling genomen uit de prediking: