5 september
Dag 268
Enige tijd geleden was ik in New Albany waar ik met een zondaar stond te praten en hem tot Christus leidde; een grote, oude man met grove knuisten in de garage. Een man was een vriend van mij, zijn schoonzoon had zijn garagebedrijf ernaast. Ik stond daar te prediken in etenstijd, ik at een sandwich en sprak met hem over God. Overdag probeerde ik ergens een plaats te vinden waar ik in etenstijd naartoe kon gaan om zo te proberen een ziel voor Christus te winnen. Hij zei: “Meneer Branham”, zei hij. Ik was nog maar een jonge prediker. Hij zei: “Meneer Branham, mijn moeder had dat soort godsdienst, die diepgevoelde godsdienst.” En de tranen liepen over zijn wangen.
Ik zei: “Hoe lang geleden is ze heengegaan?”
Zei: “Jaren geleden. Ze bad altijd voor me.”
Ik zei: “De God Die haar gebeden hoorde, probeert ze nu voor haar te beantwoorden.”
En deze man liep naar binnen, hij zei: “Hallo.” Hij was dronken. Hij zei: “Hé, Billy, luister.” Zei: “Je kunt net zo vaak naar mijn garage komen als je wilt, maar breng niet dat oude heilige roller geloof van jou daar naartoe.”
Ik draaide mij om, keek hem aan en zei: “Waar Christus niet welkom is, zal ik ook niet komen.” En toen draaide hij zich om en zei: “Ach, kom tot jezelf, knul.”
En toen hoorde ik in mijn hart een stem zeggen: “U oogst wat u zaait. Het zou beter voor u zijn dat een molensteen om uw hals werd gehangen en u verzwolgen was in de diepte der zee.” En diezelfde avond werd hij door zijn eigen schoonzoon overreden, door een afgeladen tweetons Chevrolet-vrachtauto, en hij werd platgedrukt in de grond.
Kijk, u moet God respecteren. U moet het. God eist respect.
Aanhaling genomen uit de prediking: