29 oktober
Dag 322
Wanneer wij daar komen bij dat grote huwelijksmaal, en we over de tafel naar elkaar kijken, o God, om elkaar even de hand te schudden terwijl de tranen van vreugde over onze wangen rollen. De Koning zal naar voren treden in Zijn schoonheid en dan alle tranen van onze ogen afwissen en zeggen: “Ween niet. Het is nu allemaal voorbij. Er zullen hierboven nooit meer genezingscampagnes zijn: geen vermoeiende slapeloze nachten, geen rolstoelen meer, graven, ziekten.” O, op die grote dag. En dan zult U zeggen: “Ga in, in de vreugde des Heren.” O, ik verlang ernaar dat te horen op die dag, Vader.
En terwijl wij nu hier samen zijn, en wij allen naar diezelfde zaak verlangen, maak ons echte dienaren. Mogen wij ons leven vormen door zelfcontrole, opdat wij in staat zullen zijn, met de hulp van de Heilige Geest, om een volkomen vertrouwen te hebben dat Jezus zal zeggen: “Wel gedaan, Mijn goede en getrouwe dienstknecht”, op die dag.
Mogen wij oprecht zijn, eerlijk en trouw. Mogen wij het soort Christenen zijn die een aanwinst zijn voor iedere leefgemeenschap. Sta het toe, Here. Mogen wij zulke mannen en vrouwen zijn dat U Uw handen op ons zou kunnen leggen en zeggen: “Mijn dienstknecht. Zie, dit is Mijn dienstknecht in wie Ik een welbehagen heb. Ik kan ze uitzenden; zij zullen gaan. Zij weten hoe te spreken en wanneer te spreken. En Ik kan bij hen zijn.” O Vader, sta die zegening toe aan een ieder van ons.
- Overeenkomstig Schriftgedeelte:
- Matthéüs 25:14-30
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Gelooft gij dat Ik dit doen kan? 9 mei 1951