6 november
Dag 330
Ieder mens heeft in zijn eigen hart ideeën, enzovoort, waarin hij gelooft en die hij in zijn hart heiligt, zijn geheimen tussen hem en God, waar niemand anders over weet dan hij en God alleen. U weet dat. Ieder van u gelovigen weet dat. Slechts de gelovige en zijn Maker alleen.
Ik heb nooit geloofd dat de hemel een plaats is waar veel gebouwen staan, waar heel veel huizen zijn gemaakt van cement, behangen met papier en verf op de muur. Ik heb nimmer geloofd dat een bovennatuurlijk Wezen in een letterlijk huis moest wonen. Ik geloof dat toen Jezus sprak in Johannes 14 en zei: “In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen”, Hij “een lichaam, een woonplaats” bedoelde. Want de Schriften bevestigen dezelfde zaak, ze zeggen: “Wanneer deze aardse tent wordt afgebroken, hebben wij er reeds één die wacht.” Begrijpt u het?
Sterfelijke wezens zijn de enigen die in sterfelijke woningen wonen. Onsterfelijke wezens leven in onsterfelijke woningen. En de plaats waar wij naar binnengaan, totdat wij terugkeren, is geen plaats van stenen, cement en klei, of kostbaar gesteente of juwelen. Het is een plaats, een conditie, waarbij wij uit deze dimensie waarin wij leven een andere dimensie binnengaan. En het is een huis, een tabernakel, een woonplaats.
Jezus zei: “Vernietig deze tempel en Ik zal hem in drie dagen weer oprichten.” En zij dachten dat Hij over de tempel van Salomo sprak, maar Hij sprak over Zijn eigen lichaam.
En Hij is heengegaan om een plaats te bereiden voor iedere gelovige, zodat wij op hetzelfde moment dat wij uit deze sterfelijke regionen stappen, niet binnengaan in een mythe of enige bovennatuurlijke geest, maar in een tabernakel, een woonplaats. En dat zou precies hier vanmorgen in dit gebouw kunnen zijn, in een plaats die door geen radio-activiteit of iets anders kan worden bereikt. Het is daar geheel veilig gesteld door God alleen.
Luister. Mozes was al achthonderd jaar dood. Elia was al ongeveer zes- of zevenhonderd jaar daarvoor opgenomen. En daar stonden zij beiden op de berg der verheerlijking in hun aardse voorkomen met Jezus te praten, vlak voordat Hij naar Golgotha ging. Ziet u wat ik bedoel? Wat probeer ik dan te zeggen, dat wij kijken naar iets mystieks daarginds, een honderd miljoen jaren ver weg?
Ik kreeg onlangs een openbaring, terwijl ik daar op Mount Palomar stond bij de sterrenwacht en in de tijd, de ruimte, keek tot aan Mars en de laatste continenten, enzovoort, terwijl het licht reist met zoveel duizenden mijlen per seconde.
Als een engel begon vanaf de verste ster en hierheen kwam, zou hij miljarden keer miljarden keer miljarden jaren nodig hebben om hier te komen. Als hij van Mars vandaan hierheen zou komen, vliegend met de snelheid van het licht, dan zou het hem miljarden jaren kosten om hier te komen.
Ik kan niet geloven dat daarginds een huis is. Maar ik geloof dat dat huis waar God over sprak hier nu precies aanwezig is, dat dat de plaats is van de sterfelijke wezens, zodat als wij hier ophouden met sterfelijk te zijn, wij ginds in het onsterfelijke overstappen, in een plaats.
Aanhaling genomen uit de prediking: