2 december
Dag 356
Hij ging wenend als een mens naar het graf van Lazarus, de tranen rolden van Zijn wangen af toen Hij huilde en daar bij een man stond die al vier dagen dood was, en waar de wormen zijn lichaam in- en uitkropen. Maar kijk naar Hem zoals Hij Zijn tengere lichaam opricht en zegt: “Ik ben de Opstanding en het Leven. Wie in Mij gelooft zal, al ware hij dood, toch leven. Wie leeft en in Mij gelooft zal nimmermeer sterven.” Denk daaraan. “Wie leeft en in Mij gelooft zal nimmermeer sterven.”
Wat een hoop hebben wij dan als wij de graven van onze geliefden bezoeken. Wat een hoop hebben we vandaag in dit sterfelijke vlees, terwijl de Heilige Geest er getuigenis van aflegt: “Hij leeft! U zult nimmermeer sterven, eeuwig leven hebben.” Toch dragen we de lichamen van de meest heilige mensen van ons naar het graf, maar van binnen zijn zij levend. Ze leven ergens.
Toen Hij daar stond, zei Hij: “Ik ben de Opstanding en het Leven”, en daarginds lag een man; Hij zei: “Neem de steen weg.” En het bederf van zijn lichaam, die geur van een menselijk lichaam, u weet wat dat is. Toen ze de steen ophieven, wel, het was een ziek makende stank daar omheen. Maar Hij sprak luid en zei: “Lazarus, kom eruit.” En een man die vier dagen dood was geweest, stond op uit het graf.
Hoe konden ze een Man met dat soort kracht op Golgotha zien hangen onder grote spot, klodders speeksel van soldaten die lol over Hem maakten dropen van Zijn baard af, terwijl ze handenvol baard van Zijn gezicht trokken en Hem op het hoofd sloegen en zeiden: “Profeteer en zeg wie U sloeg!” Toen ze zagen dat Romeinse spijkers in Zijn handen en in Zijn voeten werden gedreven, hoe konden ze een dergelijke Man zo zien sterven? Omdat God oordeel vereiste en Christus ons oordeel op Zich nam.
Wat waren ze teleurgesteld. Ze gingen weer terug naar hun visnetten. Petrus zei: “Ik ga vissen.”
De discipelen zeiden: “We gaan met je mee.” Dat deden ze. Ze waren helemaal verscheurd, teleurgesteld.
Ginds haalden ze Zijn lichaam eraf, wikkelden het in wat linnen en legden het in het graf. En zeiden: “Dat is het einde van die fanaticus.” Hoe de wereld tegen Hem was. Ze zeiden: “Hij was een heilige roller. Hij was krankzinnig. Hij was een fanaticus, enzovoort.”
Maar Hij had gezegd dat Hij God was. Hij zag eruit als Hem. Hij handelde als Hem. Hij bewees dat Hij God was.
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Ga, vertel Mijn discipelen 5 april 1953