2 maart
Dag 81
Ik stond daarginds in de Sint Angelo catacomben en keek daar naar de, o, uitgestrekt op de grond over een lengte van meer dan twee en een halve kilometer, graven, waar zij hun doden moeten begraven. En precies in de hoek waren hele kleine graven die van de kinderen waren, waar zij de kinderen in de hoek hadden gelegd. En daar was een kerkje bij waar zij zich in konden verschuilen.
Ik ging de oude Roomse kathedraal binnen waar ze hen op de brandstapel hadden verbrand, ze aan de leeuwen hadden gevoerd. Ik liep door tot op het midden van die plaats en stond daar. Ik keek om me heen. Ik had het niet eerder gezien. Al de stenen waren er aan het uitvallen bij die grote plaatsen waar de leeuwen naar buiten kwamen. Ik liep tot ongeveer de plek waarvan ik dacht dat het de leeuwenkuil was geweest waar de Christenen stierven. Ik hief mijn handen omhoog; stond daar. Ik zei: “O Jezus, ik ben zo’n onwaardig schepsel, om te bedenken dat mijn broeders hun getuigenis daar bezegelden door de muilen van de leeuwen, enzovoort, voor de zaak van Jezus Christus.”
En terwijl ik daar stond en om me heen keek, was iemand bezig het oude ruwe kruis op te richten dat daar stond. Ik begon in mijn hart te neuriën: “Op een heuvel ver weg stond een ruw houten kruis, het symbool van verzoeking en schuld.”
De hele wereld is doordrenkt met het bloed van de martelaren van de Here Jezus Christus. Ik dacht: “Wat een nietig klein ding zijn wij.” Er aan denkend een kleine zendingsreis te maken waar we een beetje vervolging moeten lijden, iemand die je uitlacht. Ik ben een voetbal geworden, de mensen schoppen me heel wat in het rond. Maar dat maakt niet uit. Ze schopten eerder mannen in het rond. Ze deden dergelijke dingen en noemden het dit, dat en nog wat anders. Ik heb een Evangelie te prediken van onze Here Die ik lief heb. Ik moet een doelpunt maken. En wanneer ik aan het einde van de weg kom, wil ik met eenieder van u meekomen, dit zeggende: “Ik heb een goede strijd gestreden.”
Ongetwijfeld zal ik achter de preekstoel staan wanneer mijn gezicht grauw wordt, mijn lippen zullen zich sluiten; en ik heb altijd zo achter de kansel vandaan naar huis willen gaan naar de heerlijkheid. Een dezer dagen zal ik mijn laatste preek prediken. Ik zal mijn laatste altaaroproep doen. Ik zal voor de laatste zieke persoon bidden. Ik wil sterven met een Bijbel in mijn hand, de Naam van de Here Jezus Christus aanroepend. Strijd een goede strijd; eindig de loopbaan.
- Overeenkomstig Schriftgedeelte:
- Lukas 6:22-23
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Jubeljaar 3 oktober 1954