Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Israël bij de Rode Zee, deel 2

Door William Marrion Branham

1 ... of Numeri, het twintigste hoofdstuk van Numeri is waar wij vanavond ons thema op zullen baseren.

2 Nu, wij hebben nog ongeveer vier Bijbels, als iemand met ons mee wil studeren. Iemand van de oudsten zal blij zijn om u deze vier extra Bijbels hier te brengen. Ieder die een Bijbel wil, steek gewoon uw hand op. Goed, hier zijn er enkele. Broeder Fleeman, als u ze wilt komen halen en doorgeven zolang de voorraad strekt.

3 Numeri. Numeri, het twintigste hoofdstuk. We zullen deze "reis" nu vrij spoedig uit Numeri nemen, omdat het meer bijzonderheden dan Exodus geeft, en het verslag... En we willen beginnen met het zevende vers en lezen.

     En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:

     Neem die staf, en verzamel de vergadering, gij en Aäron, uw broeder, en spreekt gij tot de steenrots voor hun ogen, zo zal Hij hun Zijn water geven;...

4 Ik wil dat u opmerkt dat, "Hij zal voortbrengen Zijn (persoonlijk voornaamwoord), Zijn water."

     ... alzo zult gij hun water voortbrengen uit de steenrots en gij zult de vergadering en hun beesten drenken.

     Toen nam Mozes de staf van voor het aangezicht des HEEREN, zoals Hij hem geboden had.

     En Mozes en Aäron vergaderden de gemeente voor de steenrots, en hij zei tot hen: Hoort toch, gij weerspannigen, zullen wij water voor u uit deze steenrots te voorschijn brengen?

     Toen hief Mozes zijn hand op, en hij sloeg de steenrots tweemaal met zijn staf; en er kwam veel water uit, zodat de vergadering dronk en haar beesten.

5 Nu, niemand komt in aanmerking om het Woord van God te openen. Er staat zelfs in de Bijbel dat er Eén kwam, Eén als zijnde geslacht vanaf de grondlegging der wereld, een Lam, en Hij was de Enige die bekwaam was om het Boek te nemen, de zegels los te maken en het Woord te openen. Nu, de Heilige Geest die Jezus terugzond om in Zijn plaats met ons te blijven totdat Hij terugkomt...

6 Broeder Neville, wilt u gaan staan en God vragen om ons nu te ontmoeten en Zijn Woord te zegenen als het uitgaat, als u wilt, en Hem vragen om te komen en ons nu te helpen om Zijn Woord te verklaren? Terwijl wij onze hoofden buigen, als u wilt, in een woord van gebed. [Broeder Neville bidt het volgende gebed: – Vert]

7 "Onze Vader, vanavond komen wij weer tot U in ware nederigheid, Here, beseffend dat menselijke bekwaamheid ontoereikend is om te voorzien in de geestelijke behoeften van deze kudde, die Gij vergaderd hebt door Uw Geest." Dat is de waarheid, Here.

8 "Vader, daar ik hier vanavond sta als een bemiddelaar, niet door mijn beslissing maar door Uw keuze om te...?... de gemeente van de Here Jezus Christus, door de autoriteit van de Heilige Geest, vraag ik U, in Jezus' Naam, vanavond om op ons te zien in die mate van ontferming..." Ja, Vader. "waarin wij gunst in Uw ogen zouden mogen vinden."

9 "En deze, mijn broeder en medereiziger en mede-prediker, die U geroepen hebt vanaf de schoot van zijn moeder, Vader, moge hij vanavond in staat zijn om de Schrift te openen door de Heilige Geest..." Sta het toe, Here. "en door Degene die de beheerder is van deze grote kudde." Sta het toe, Here.

10 "Vader, niet door hier zoveel te spreken, maar vanwege de gunst die wij vanavond gevonden hebben door Uw gekruisigde Zoon." Ja, Here. "Zie op ons en doop ons opnieuw met de levengevende kracht uit de hemel." Sta het toe, Here. "Open ons verstand voor de Schrift en moge ons hart in ons branden als wij ons tezamen bezighouden met deze dingen die U hebt gegeven." Sta het toe, Heer. "O, onze Vader, laat ons nu vanavond neerzitten, grote God, in een geest van meditatie onder het gezegende gewelf van de hemel vanavond. Bezoek Uw volk; onderwijs ons uit het Woord. O, onderwerp elke gedachte die vanavond vergankelijk zou zijn." Ja. "Grote God, breng ons verstand tot rust..." Ja. "en geef ons een wonderbare zegen vanavond." Sta het toe, Here. "En nu, Vader, voor dit alles wat wij U vragen in Jezus' Naam, zullen wij U de lof, eer en heerlijkheid geven. Amen en amen." Amen, dank u.

11 Als er toevallig een vreemdeling in ons midden is, dat is onze herder hier, broeder Neville. Hij heeft een beetje schorheid in zijn keel opgelopen en dat is de reden waarom wij de laatste paar avonden niet veel van hem gehoord hebben. Hij heeft om die reden gevraagd om zo veel mogelijk stil te mogen zijn, zodat zijn keel een kans heeft om weer te herstellen.

12 Nu, we hebben het boek Exodus bestudeerd. De Exodus is "het uitroepen van de kinderen van God". Zij waren het volk van God zolang zij in Egypte waren. Maar toen zij hun uittocht hadden, werden zij de gemeente van God, want de gemeente, het woord "gemeente" betekent "de uitgeroepenen". En wij geloven dat wij vanavond dichtbij een uittocht zijn. Gelooft u dat? We zijn dichtbij nog een uittocht, een uitroepen, een afscheiding, een gereedmaking.

13 Nu, ik geloof dat ik lijk... en ben ervan beschuldigd het te zijn en ik ben het ook – dat ik een typoloog ben, omdat ik geloof dat al de oude dingen een schaduw waren van de toekomende dingen. De Schrift leert dat. En als wij enige visie kunnen hebben en zien wat het Oude Testament was, zullen we zien wat het Oude Testament is, of wat het Nieuwe Testament is, beter gezegd. Zie, het type. Zij waren schaduwen en voorbeelden, opdat wij zouden weten wat wij moeten doen. Zie hoe zij vielen en hoe zij opstonden en wat zij deden als zij God dienden en het diende als een schaduw voor ons.

14 Nu, de eerste avond, woensdagavond, begonnen wij met de gemeente om fundamenteel uit te vinden wat de gemeente was. En nu in de genezingscampagne... Dit is de eerste keer in zeven jaren dat ik een opwekking van dit type heb gehad. Volgende week zeven jaar geleden verliet ik de Tabernakel en ging uit in de evangelisatie campagnes van genezingsdiensten.

15 En ik heb het aan managers toevertrouwd, die meestal de prediking hebben gedaan, en ik sprak alleen maar over het onderwerp van Goddelijke genezing, omdat wij een gemengd gehoor waren van Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, Katholieken, Orthodoxen, Joden en van alles. En als je soms zou trappen op de kerkelijke leer van mensen, zal het maken dat de predikers de mensen weghouden van de gemeente, waarbij sommigen zijn die het werkelijk nodig hadden om te komen zodat er voor hen gebeden zou worden. Dus liet ik gewoon alles met rust, behalve de grote evangelische, fundamentele leer van de Bijbel, de dood, begrafenis en opstanding van Christus; u weet wat de fundamentele, evangelische leer is.

16 Maar nu, hier in de Tabernakel, in mijn kleine gemeente die de Here mij twintig jaar geleden gaf, voel ik mij vrij om te kunnen leren wat mijn overtuiging is. En dan, wij hebben geen lidmaatschap hier, we hebben gewoon gemeenschap met elkaar. U bent een lid hier wanneer u hier vanavond bent; dan bent u een lid. Wij hebben geen enkel lid, alleen maar gemeenschap.

17 En wij nu hierbinnen, misschien zult u dingen tegenkomen waarvan u zegt: "Broeder Branham, daar ben ik het niet mee eens."

18 Welnu, als u het er niet mee eens bent, gebruikt u dan dezelfde methode als ik, wanneer ik een grote kersentaart eet en een pit vind. Ik houd niet op met het eten van kersentaart; ik eet de pit alleen niet op. Ik werp alleen de pit weg en ga door met kersentaart te eten. Of als u kip eet, dan zit er vast wel een bot in zijn poot, weet u. Werp dan de kip niet weg omdat u het bot aantreft, werp slechts het bot weg. En waarvan u denkt dat het een bot is of... Wel, werpt u het gewoon weg en neem wat u denkt dat juist is.

19 Nu, wij vinden dat Gods gemeente niet de wil van de mensen is. Het is verkiezing. Verkiezing is in God. God riep Abraham, de stichter van het geloof. God om te beginnen was natuurlijk de stichter. Maar Abraham werd in het begin geroepen uit Chaldea, de stad Ur, uit de vlakten van Sinear, zonder enige verdienste van zichzelf. God redde hem onvoorwaardelijk en gaf hem de belofte van al zijn zaad, onvoorwaardelijk.

20 Toen Jezus kwam, zei Hij: "Niemand kan tot Mij komen tenzij Mijn Vader hem trekt." U had toen niets om tot God te komen. God trok u tot Jezus. "En allen die tot Mij komen, zal Ik geenszins uitwerpen. Hij die Mijn woorden hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven, en zal niet in het oordeel komen, maar is overgegaan van dood in leven. Hij die Mijn vlees eet en Mijn Bloed drinkt, heeft (tegenwoordige tijd) eeuwig leven, en Ik zal hem opwekken in de laatste dagen." Dat is wat Hij zei, dus ik haal gewoon Zijn Woord aan. Ik geloof dat het de Waarheid is.

21 Daarom geloof ik dat God voorbeelden plaatste. Hij redde Abraham onvoorwaardelijk.

22 Hij maakte een verbond met de mens en de mens breekt altijd zijn verbond. Maar de mens heeft altijd geprobeerd de een of andere wijze te vinden om zichzelf te redden, en geprobeerd om het zelf uit te maken. Het komt door een verdraaiing in de Hof van Eden. Toen de mens besefte dat hij gezondigd had, probeerde hij voor zichzelf een religie, een bedekking te maken. Het woord religie betekent "bedekking". En Adam en Eva naaiden vijgebladeren aan elkaar en maakten zich een godsdienst. Sindsdien is het een streven van de mens geweest, door elk tijdperk heen, om te proberen iets te doen om zichzelf te redden.

23 Maar u wordt gered door genade, uitverkiezing: Gods voorkennis, voorbestemming, voor-ordinering. Paulus vertelt aan de gemeente te Efeze dat "God ons voorbestemde in Christus vóór de grondlegging der wereld." Denk daaraan!! "Bestemde ons voor in Christus vóór de grondlegging der wereld." Waar zijn wij dan bezorgd over? Ga weg van de bezorgdheid, wij zijn de gelukkigste schepselen die je ooit zag! My, hoe kun je dat geloven en niet gelukkig zijn?

24 Ik ontmoette de oude broeder Bosworth regelmatig en hij zei: "Broeder Branham!"

     Ik zei: "Hoe voelt u zich vanmorgen, broeder Bosworth?"

25 Hij zei: "Dezelfde oude kwaal is weer op mij, broeder Branham."

     Ik zei: "Dezelfde oude kwaal, wat is het?"

26 Hij zei: "Ik ben gewoon zo gelukkig, dat ik niet kan slapen!" Ik zei... Hij zei: "Broeder Branham, hoe kan ik geloven wat ik geloof zonder gelukkig te zijn?" Zie, dat is juist.

27 U weet dat Christus reeds uw plaats als zondaar genomen heeft. Hij stierf. God nam Hem aan. Hij stond weer op, zittend aan de rechterhand van Zijn Majesteit. God zei: "Dit is Mijn geliefde Zoon in Wie Ik Mijn welbehagen heb, hoort Hem." En daar is Hij, de Deur, de Poort, de Weg, de Waarheid en het Leven.

28 En hoe komen wij in Hem? Hij is de gemeente. De gemeente heeft eeuwig leven, zij is al voorbestemd om te verschijnen zonder vlek of rimpel. God heeft gezegd dat zij er zou zijn, zij zal er zijn. Nu, God heeft het gezegd. Dus hoe komen wij dan in de gemeente? Door één lidmaatschap? Nee. Door iemand de hand te schudden? Nee. Een bepaalde wijze van dopen? Nee. "Door één Geest worden wij allen gedoopt in één lichaam en worden leden van dat lichaam." I Korinthe 12 zegt: "Door één Geest worden wij allen gedoopt in één lichaam, en worden leden van dat lichaam." Hoe? Door een geestelijke doop die ons plaatst in het lichaam van Christus en dan worden wij vervuld met Gods Geest.

29 Verzegeld tot hoe lang? Efeze 4:30: "Bedroeft de Heilige Geest van God niet waardoor u verzegeld bent tot de dag van uw verlossing." Niet van de ene opwekking tot een ander, maar "tot de dag van uw verlossing". Amen. Eeuwig leven! Eeuwigdurend is niet slechts een kleine tijdsruimte, eeuwigdurend is "eeuwig voor immer", kan net zomin sterven als dat een graankorrel een klit zou kunnen worden.

30 En als een mens geboren is uit de Geest van God, leeft hij automatisch dat leven. Zoals ik onlangs zei: drinken, roken, gokken, drinken, vloeken, zweren, dat is geen zonde, het zijn de eigenschappen van zonde. Het is omdat u een zondaar bent, dat die dingen te voorschijn komen. Maar als u een gelovige bent, kunnen die dingen niet te voorschijn komen, omdat bitter en zoet water niet uit dezelfde bron kunnen komen. Een klit zou het kunnen. Een tarwekorrel zou geen klitten kunnen dragen, omdat de natuur ervan tarwe is. Het moet voortbrengen wat het is. En als de Heilige Geest aan de binnenkant is, brengt het het leven van Christus voort. Amen. Dat is geloof. Amen. In orde.

31 Nu, dan zien wij dat wij nu de schaduwen beschouwen. En wij zien dan dat God ons voorbeelden geeft. Christus in elk van de aartsvaders of gedurende de tijdperken. In Abraham had God uitverkiezing. In Izaäk rechtvaardiging, roeping.

32 God riep Izaäk zelfs voordat hij geboren werd, gaf hem zijn naam, alles, net zoals Hij bij Jezus deed. Dan merk ik op dat Izaäk volmaakt... We hadden geen tijd om het te nemen, maar hebt u opgemerkt dat Izaäk, de enige zoon van zijn vader door een belofte, het hout dezelfde heuvel opdroeg, beladen, zijn handen vastgebonden, opgeofferd als een offerande? En toen hij het leven begon te nemen van zijn eigen zoon, Abraham, blaatte een klein dier, een klein schaap, een ram, vastgehaakt, in de wildernis gevangen door zijn horens. En de Heilige Geest riep vanuit de hemel: "Houd uw hand terug!" En hij ging, nam het lam en offerde het in zijn plaats; hetwelk was het Lam dat geslacht was sinds de grondlegging der wereld. Daar bent u er, een prachtig beeld.

33 Geroepen, verkiezing, in Abraham. Rechtvaardiging in Izaäk. Genade in Jakob. Ieder die ooit Jakobs leven las, weet dat u in genade geloven moet. Het is genade in Jakob. En volmaaktheid in Jozef, niets tegen hem in de Bijbel, een volmaakt man, volmaakt van Christus. Dan ontdekken wij dat de aartsvaders allen aftrokken naar Egypte en daar woonden zij. En hun stammen ontstonden en zij bedekten de landen, omdat God het aan Abraham beloofd had.

34 Gods Woord moet altijd vervuld worden. De raderen van Gods profetie malen langzaam maar zeker. Als u verkeerd doet, denkt u dat u zich redt. Maar bedenkt slechts, jonge man of vrouw, het zal een dezer dagen rechtstreeks tot aan uw deur malen. U zult zich afvragen wanneer en hoe, maar het zal er zijn. U zult oogsten wat u zaait, zonder uitzondering. God sprak het; het moet zo zijn. "Uw Woord bestaat in eeuwigheid in de hemel." Het is al gezegd. Zij argumenteren er daarboven niet over; het is al vastgesteld. Wij redeneren erover. Maar in de heerlijkheid is het al vastgesteld. Als God iets zegt, moet het zo zijn. Wel, is dat niet wonderbaar?

35 Kunt u het vanavond niet gewoon in uw hart laten inzinken? "Here Jezus, ik geloof U. Dat stelt het vast. Halleluja! Ik kom nu, ik wil dat U mij de doop van de Geest geeft." En u zult het precies daar krijgen. In orde. Dan zal God u voor altijd verzegelen door de Heilige Geest tot de dag van uw verlossing. Goed.

36 Dan merken wij op in de les van morgenavond dat wij Jozef melding zien maken over zijn beenderen. En hoe volmaakt werd hij getypeerd in Christus, zelfs aangaande zijn mantel, alles.

37 Alles is tot zover volmaakt vervuld in Christus. Let op. Hij was het uiteindelijke menselijke Wezen, het uiteindelijke Slachtoffer van Abrahams Zaad. Wij vonden dat (is het niet?) toen hij de offerande op de heuvel bracht en het kleine licht ertussen door ging en de eed bevestigde. En God stond daar en legde de eed af op Golgotha, Hij legde de eed af en scheurde de Schrift, of het geschrevene, vaneen, nam het ene deel, zoals wij zagen dat het in die dagen de wijze was om een verbond te sluiten...

38 Zoals wij vandaag de hand schudden. In India of, ik geloof dat het in China is, werpen zij een beetje zout op elkaar. En dikwijls geven zij een kind aan elkaar als een bevestiging van een eed.

39 Maar in de oosterse tijden schreven zij het uit op papier en zij doodden een beest en stonden tussen de dode stukken van het beest in; zij scheurden samen het stuk papier en overhandigden het aan elkaar. En als dat tezamen werd gebracht moest elk stuk van het papier in elkaar sluiten met het andere.

40 Prachtig! God nam Christus op Golgotha en scheurde Hem, ziel en lichaam. Hij zond het lichaam naar boven aan Zijn rechterhand en zond de Heilige Geest terug. Het verbond met de mensen! En u gelooft, door geloof, zoals Abraham, en hem werd het zegel van de besnijdenis gegeven als een bevestiging van zijn geloof. En u gelooft en neemt Jezus aan als uw Heiland, dan geeft God u de doop van de Heilige Geest als een bevestiging van uw geloof.

41 U zegt dat u gelooft en u hebt de Heilige Geest niet ontvangen? Dan is er iets verkeerd met uw geloof. God besnijdt het hart op het moment dat de gelovige werkelijk in volle overgave komt. Amen. Wel, dat moet zeker iets gedaan hebben, ik voelde dat zelfs terugkomen. Begrijp het! Als de gelovige... Hier is het nu! Als de gelovige vast gelooft in de Here Jezus Christus, is God verplicht hem de Heilige Geest te geven: de bevestiging van zijn geloof. U zegt: "Wat is er aan de hand, broeder Branham?" Slechts uw geloof; dat is alles. Als u waarlijk gelooft, is God daar om het u te geven.

42 "Terwijl Petrus deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op hen die het Woord hoorden." Klopt dat? Handelingen 10:49. Goed. Let op, de Heilige Geest en vuur kwam uit de hemel, brandde al de droesem uit, besneed het hart, sneed al het overtollige weg en u werd een nieuw schepsel.

43 Nu, dan vinden wij dat na vierhonderd jaar... Gisteravond hadden wij het type van de aartsvaders. We gingen terug en zagen tussen de regels door waarom zij begraven wilden worden in het beloofde land. Houdt u ervan? Geniet u daarvan? Welnu, het staat daar niet precies geschreven, maar u ziet het.

44 Zoals wij spraken over Abraham en hoe God Sara en Abraham nam toen zij honderd jaar oud waren en hen weer terug veranderde in een jonge man en vrouw en hun deze baby gaf. Dat was eerst wel wat moeilijk om te zien. Maar als u naar de Schriften kijkt, erin kijkt en ziet wat er plaats vond, ziet u dat het de Waarheid is. Wat deed Hij? Zijn Woord bevestigen, dat wij, die oud worden en grijs en gerimpeld, op zekere dag weer terug zullen komen tot een jonge man en een jonge vrouw. God gaf ons leven en wij kwamen tot volwassenheid; de dood zette in en heeft ons weggenomen. Maar alles wat de dood kan doen, is ons wegnemen, dan is het afgelopen. Dan is heel het oude onzekere deel en alles... Als het menselijke leven daarin eruit gegaan is, dan is er niets over dan volmaaktheid: wat dit lichaam was toen het in volmaaktheid was, wat Gods bedoeling was als het opstaat in de opstanding; het zal volmaaktheid zijn. Amen. O, als ik daaraan denk, dan voel ik mijn hart gewoon opspringen! Ja. Het is niet slechts een mythische droom. Het is ZO SPREEKT DE HERE! God zei het, dan zal ik mijn leven precies daar op grondvesten. Jazeker. God zei het, dat stelt het voor altijd vast. Het stond vast in de hemel en als een klein stukje van de hemel in ons hart is, moet het daar gegrondvest worden. Dat is alles. Dat maakt het gewoon in orde. "God, U zei het. Ik geloof het en dat is gewoon alles; dat is genoeg."

45 Nu nemen wij hen daar net voor de reis. En wij ontdekken dat Mozes (we hadden het daar gisteravond over) daar bezig was met het hoeden van de schapen van Jethro, en wij kwamen tot de ontdekking dat God tot hem sprak. En Mozes wilde Zijn heerlijkheid zien. En God toonde hem Zijn heerlijkheid en het verrichtte wonderen en Goddelijke genezing. Is dat juist? Dat moet Gods heerlijkheid zijn. Over Shekinah heerlijkheid gesproken, die moeten wij vanavond hebben!

46 En, broeder, wij, het hele Christendom, zien uit naar de komst van de Here en de opname van de gemeente, allen die enige kennis van het Woord hebben. Wel, als wij geen geloof genoeg kunnen hebben voor Goddelijke genezing, hoe zullen wij een opname geloof hebben? O, ik geloof dat er een grote roep te voorschijn zal komen. Ik geloof zoals David zei, dat hij daar lag en daarop wachtte, hij luisterde en wachtte. Na een poosje hoorde hij de ruisende wind rondgaan door de moerbeibladeren. Hij wist dat God voor hem uitging. O, broeder, ik luister naar het ruisen van de bladeren, het geluid in de moerbei bosjes. God gaat voorop in de strijd, laten wij dan opstaan en de volle wapenrusting van God aandoen, het zwaard aangorden en er achter aangaan! De strijd behoort dan aan ons. Als wij de hand van God zien bewegen door tekenen en wonderen, laten wij dan beginnen te volgen.

47 Nu, later ontdekken wij dat Mozes het zo druk had in zijn geestelijk werk dat hij iets vergat. Het meest fundamentele ding dat hij had moeten doen, vergat hij. Hij nam precies aan de vooravond van de bevrijding, zijn zoon onbesneden mee naar Egypte. En Zippora... God zou hem tenslotte gedood hebben, maar Zippora besneed het kind. Het zegel van het verbond, ziet u het? Voordat er bevrijding kan zijn, moet elke persoon in het verbond zijn, omdat God vandaag een verbond heeft. En dus besneed Zippora het kind, het verbond, en wendde de toorn van God af.

48 En, vrienden, vandaag hebben wij allen grote opwekkingen of proberen ze te hebben, maar wij vergeten Gods zegel van het verbond, de Heilige Geest, de verworpen Steen, de Metselkalk die de blokken mengt en tezamen voegt. Hoe zullen wij het zonder Die doen? God zei: "Het zal komen te geschieden dat Ik Mijn wetten op de tafelen van hun harten zal schrijven. Het moet zijn voorschrift op voorschrift, regel op regel, hier een weinig en daar een weinig. Houd vast aan wat goed is. Met stamelende lippen en met andere tongen zal Ik tot dit volk spreken en dit is de Rust." Jesaja 28: "Dit alles wilden zij niet horen, zij wendden zich af, en schudden hun hoofd." De mens die zijn weg naar de ondergang vecht!

49 Dan ontdekken wij dat nadat de toorn van God afgewend was, zij daar nu in Egypte waren om de kinderen van Israël te bevrijden. Ik vind dit een prachtig hoofdstuk. Ik moet er in ieder geval gewoon iets van lezen, als we niet aan alles ervan toekomen. Laten wij nu beginnen te lezen bij het twaalfde hoofdstuk van Exodus en voortmaken. Ik zal proberen u niet uit te putten, omdat we nog een lange tijd hebben om te gaan.

     De HEERE nu had tot Mozes en tot Aäron... gesproken...

50 Ik zal even een ogenblik wachten, zodat u er zeker van zult zijn dat u het lezen van de Schrift kunt volgen. Want als u het mist... Zulke prachtige types! Ik houd ervan. Nu, hier is het offer waarover wij nu gaan spreken.

51 Nu, zij hadden plaag na plaag gehad; God had allerlei wonderen en tekenen verricht. O, wat zou ik graag daar een poosje op door willen gaan! God begon juist aan de vooravond van de bevrijding wonderen, tekenen en mirakelen te laten zien. Zie, God is altijd in de tegenwoordige tijd. Hij zei tegen Mozes: "IK BEN." Niet "Ik was" of "Ik zal zijn", maar "IK BEN", nu, tegenwoordige tijd. En Hij is dezelfde IK BEN vanavond. Niet "Ik was daar in het verleden", "IK BEN!" De Engel van het Verbond, steeds dezelfde gisteren, vandaag en voor immer, dezelfde Engel.

     Let nu op, hier is het laatste.

52 Zij hadden vlooien gehad, zij hadden vliegen gehad, zij hadden zweren gehad. En ik wil dat u opmerkt dat zij nabootsers hadden. Jambres en Jannes die probeerden hen te weerstaan, deden dezelfde dingen die zij deden totdat het er zo dichtbij kwam. Met andere woorden, zij predikten het Evangelie, zij gingen erin mee en probeerden Mozes en Aäron te imiteren. Maar ik wil dat u nog iets opmerkt, u die het nu zult lezen, waar wij gisteravond bleven, van het zesde tot het twaalfde hoofdstuk. Deze tovenaars konden de dingen brengen maar zij konden ze niet wegnemen. Merkt u het op?

53 Wie was die persoon die onlangs probeerde de Bijbel te verknippen door te zeggen dat de duivel wonderen van genezing kon verrichten? Dat is verkeerd.

54 God zei: "Ik ben de Here, uw God, die al uw krankheden geneest."

55 Jezus zei: "Als een huis tegen zichzelf verdeeld is, als Satan Satan uitwerpt, dan is zijn koninkrijk verdeeld." Onderschat u de duivel niet. Dat is juist. Daarvoor is hij te slim. Satan zal zichzelf niet uitwerpen. Hij heeft u alleen in verwarring gebracht, dat is alles. Beslist niet, Satan kan Satan niet uitwerpen.

     Ik mijzelf uitwerpen? Wel, ik weet wel beter.

56 Let op en onderschat Jezus Christus ook niet, omdat Hij de Kracht is boven alle krachten. Wees niet bevreesd voor Satan, zolang u in Hem bent. Maar als u niet in Hem bent, kunt u maar beter sidderen. Maar als u in Hem bent, kan zelfs de dood u niet schaden. U bent vrij van alle vrees. O, als ik daaraan denk, wil ik "Halleluja!" roepen. Amen. Goed.

57 Nu komen wij tot de laatste plaag, het laatste ding. God zei: "Ik heb er nu genoeg van om voor de gek gehouden te worden. Ik zal de laatste plaag gaan geven." Nu wil ik dat u opmerkt dat de laatste plaag dood was.

58 Nu, wij hebben aardbevingen gehad, we hebben oorlogen en geruchten van oorlogen gehad, we hebben vloedgolven gehad, zoals Jezus zei dat het zou zijn; de zee zou een groot geluid geven, het hart van de mensen zou bezwijken, meer hartkwalen (ziekte nummer één), een tijd van radeloze angst, benauwdheid tussen de volkeren, rijtuigen zonder paard op de brede wegen, al deze dingen zijn vervuld. Maar de laatste plaag is dood; niet lichamelijk gesproken maar geestelijk gesproken.

59 Geestelijke dood in de gemeente. Merk op dat het onder de zonen gebeurde: geestelijke dood. De gemeente heeft meer leden dan ooit, met meer voorspoed dan ooit, en toch geestelijk zwakker dan ooit. Dat is waar. Dat is precies zoals het was in Egypte. Let nu op het laatste.

60 Maar voordat (o, amen), voordat God de geestelijke dood deed neerregenen, maakte Hij een weg ter ontsnapping voor hen die het wilden. Halleluja! O, wat houd ik daarvan, God die een weg ter ontsnapping maakte voor hen die erin wensten te wandelen. Nu, zij die dat niet wensten, best hoor, zij gingen dood.

61 Let nu op het twaalfde hoofdstuk, het eerste vers, Mozes:

     De HEERE nu had tot Mozes en Aäron in Egypteland gesproken, zeggende:

     Deze zelfde maand zal voor u het hoofd der maanden zijn; zij zal u de eerste van de maanden van het jaar zijn.

     Spreekt tot de ganse vergadering van Israël, zeggende: Op de tiende van deze maand neme een ieder een lam, naar de huizen der vaderen, een lam voor een huis.

     Maar indien een huis te klein is voor een lam, zo neme hij het en zijn nabuur, de naaste aan zijn huis, naar het getal der zielen, een ieder naar dat hij eten kan; gij zult rekening maken naar het lam.

     Gij zult een volkomen lam hebben, (Wat prachtig.) een mannetje, een jaar oud; (Let op.) van de schapen of van de geitenbokken zult gij het nemen.

     En gij zult het in bewaring hebben tot de veertiende dag van deze maand; (Dat was vier dagen.) en de ganse gemeente der vergadering van Israël zal het slachten tussen twee avonden.

62 Let op het type. Het lam, figuurlijk gesproken, het Lam van God, de Verzoening, juist vóór de vernietiging. Let op, het moest een jong lam zijn, het moest een mannetje zijn, de eerste van de moeder ooi. Dat was Jezus, de eerste van de maagd Maria. Het moet zonder gebrek zijn, het moet bewaard worden en beproefd, om te zien... En, o, hoe volmaakt beeldde dat Hem af. Hij was de Volmaakte. Hij... Elke vijand moest getuigen dat Hij het was. Zelfs Pilatus zei: "Ik vind geen schuld in Hem. Breng mij wat water."

63 Merk op, u spreekt over Hem! Ik zou vanavond kunnen roepen en zeggen: "Zacharia, wat denkt u van Hem?" Hij zou zijn uitdrukking geven.

64 Ik zou zelfs Eva kunnen roepen, en zij zou kunnen zeggen: "Het was het Zaad dat beloofd werd, door de vrouw."

65 Ik zou Daniël kunnen roepen en zeggen: "Daniël, wat zegt u ervan? Ik zal Hem onderwerpen aan een onderzoek door u."

66 Hij zou zeggen: "Hij is de Rots die uit de berg werd gehouwen." "Hij is Degene waarvan ik zei: 'U is een Kind geboren, een Zoon is u gegeven.'"

67 Ik zou Ezechiël kunnen roepen en zeggen: "Wat denkt u van Hem?" Hij zou zeggen: "Ik zag Hem als wolken die zich onder Zijn voeten bewogen."

68 Ik zou Johannes de Doper kunnen roepen en zeggen: "Wat denkt u van Hem?"

69 Hij zou zeggen: "Ik kende Hem zelfs niet, maar Hij die in de woestijn tot mij sprak, zei: 'Op Wie gij de Geest zult zien neerdalen en blijven, Hij is Degene die zal dopen met de Heilige Geest en Vuur.'"

70 Ik zou Maria kunnen roepen en zeggen: "Maria, wat denkt u van Hem?"

71 Maria zou zeggen: "Ik bekende zelfs geen man, maar de Heilige Geest overschaduwde mij en zei: 'Datgene dat in u geboren zal worden, zal de Zoon van God genaamd worden.'"

72 Ik zou die verschillenden kunnen aanspreken. Ik zou tot de Romein kunnen zeggen: "Wat denkt u?"

73 U zegt: "Wel, Zijn vrienden zullen getuigen. Maar hoe staat het nu met Zijn vijanden?"

74 Laten wij Pilatus roepen. Nadat hij een pan genomen en zijn handen gewassen had, zei hij: "Ik vind geen schuld in Hem, maar neem Hem toch maar; doe wat u maar wilt." Proberend politieke gunst te vinden, wierp hij zich in de dood. Daar boven in Noorwegen, in Zweden... Elk jaar gaan zij erheen om dat blauwe water weer op te zien borrelen en zij beweren dat dat het water is waarmee hij zijn handen afwaste van Christus. U kunt Hem niet van uw handen afwassen. Nee meneer, u kunt het niet.

75 Ik keek naar de Romeinse hoofdman over honderd: "Wat denkt u van Hem? U bent een van Zijn vijanden."

76 Hij plaatste zijn hand over zijn hart en zei: "Waarlijk, dat is de zoon van God!" Pilatus zei: "Ik vind geen schuld in Hem."

77 Aanvankelijk stond hij daar, zeer slecht, o, hij was gereed om te veroordelen en alles. Ik hoor een paard aan komen rennen, de straat in galopperend. Hier komt een van de tempelwachten. Hij springt van het paard af. Hij heeft een klein stuk opgevouwen papier. Hij snelt ermee naar Pilatus en buigt zich neer, overhandigt hem het stuk papier. De oude Pilatus neemt het, weet u. En het was nog een beetje vroeg die morgen, hij had zijn koffie nog niet gehad. Hij stond op en keek, hij begon wit te worden, zijn knieën begonnen tegen elkaar te slaan. Laten wij over zijn schouder heen kijken en zien wat er aan de hand is. Wat is er op dat stuk papier geschreven? Zijn heidense vrouw zei: "Heb niets te doen met deze rechtvaardige Man, want ik heb vandaag in een droom veel geleden om Zijnentwil."

     "Oude Judas Iskariot, wat denkt u van Hem?"

78 Hij zei: "Ik heb onschuldig bloed verraden." En hij nam een touw en was man genoeg om zichzelf op te hangen. Beproefde Hem...

     "Wat denkt U van Hem, God?"

     "Dit is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem!"

79 In bewaring, geen gebrek in Hem. Zeker. Het lam was de eerste van de oude moeder, de moeder ooi. Jezus was het eerste kind van de maagd, een maagdelijke geboorte. Natuurlijk moest Hij uit een maagd zijn.

80 Noteer dit nu, ik wil dat u weer opmerkt, dat heel de vergadering hem moest doden, de vergadering, de hele vergadering. Nu, als u zult opmerken, zie dan hoe het er staat, u kunt zien dat het een voorafschaduwing was. Let nu op:

     ... veertiende dag van deze maand; en de ganse gemeente der vergadering van Israël zal het slachten in de avond.

81 En u zult zien dat heel Israël daar stond en zei: "Weg met Hem! Laat Zijn bloed op ons en onze kinderen zijn." Zij hebben meegetuigd tot Zijn dood vanaf Kajafas tot nu toe. "Weg met Hem! Geef ons Barabbas." Hebt u het opgemerkt? En Hij stierf om drie uur in de avond. "Zij zullen het in de avond slachten." Prachtig!

     En zij zullen van het bloed nemen, en het strijken aan de beide zijposten, en aan de bovendorpel, aan de huizen, waarin zij het eten zullen.

     En zij zullen het vlees eten in die nacht, aan het vuur gebraden, met ongezuurde broden; zij zullen het met bittere saus eten.

82 Ik wil dat u nu oplet. Heb geduld met mij.

     Gij zult daarvan niet rauw eten, ook geenszins in water gekookt; maar aan het vuur gebraden, zijn hoofd met zijn schenkelen en met zijn ingewand.

     Gij zult daarvan ook niet laten overblijven tot de morgen; maar wat daarvan overblijft tot de morgen, zult gij met vuur verbranden.

83 Let op, prachtig! "Nu, nadat u het lam gedood hebt, neem zijn bloed en plaats het aan de bovendorpel van de deur (dat is het bovenstuk hier) en aan de deurposten." Nooit op de drempel, op de vloer, maar aan de posten en de bovendorpel. Als u het zult opmerken, het is het volmaakte kruis. O, my! Hij zei: "En als Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan." Let op, wat een dag! O, zondaar, man, vrouw, jongen of meisje, laat dit in uw zondig hart zinken. Net voor de komst van Christus is het tijd dat wij dit in beschouwing nemen, onszelf onderzoeken en opletten.

84 Nu, Hij zei: "In de avond werd het geslacht." Het lam werd naar binnen gebracht in het huis, gebraden, een type van gemeenschap natuurlijk. Nu, Hij zei: "Kom in dat huis en ga er niet meer uit tot de morgen." Amen. Eens onder het bloed, halleluja, blijf daar! Ik hoop dat u dat nu begrijpt. Kom eronder! De huilende wolven kunnen tot de vensters komen.

85 Ik kan horen hoe sommigen van hen langs komen en de jongedame zien die naar binnen is gegaan, sommigen van de Egyptische meisjes die zeggen: "Martha, ga je vanavond niet naar de dans?"

86 "Ik heb helemaal geen zin." Onder het bloed; er was iets aan het gebeuren!

87 De vader was de priester van het huis in het oude heiligdom, de oude tijd. De vader was altijd de priester en hij moest waken over zijn huishouden. Wat een verandering vandaag, de kinderen waken over de vader in de moderne wereld. Maar de vader moest over zijn huis waken. Hij slachtte het lam, hij nam de hysop en bracht het aan op de deuren, aan de bovendorpel, en dat was hun bescherming. Goed, zij bleven binnen.

88 Ik kan de rest van hen zien pret maken en tekeer gaan, zeggende: "Kijk naar die groep fanatici! O, met het bloed van een oud schaap aan de deur, proberend deze hocus-pocus te zeggen dat er iets zal gebeuren." Maar het gebeurde! Waarom? God had het gezegd! Het is altijd de waarheid als God het zegt.

89 Daar zijn zij, onder het bloed. Zij hadden geen verlangen om uit te gaan. Amen!

     U zegt: "Verlangen, broeder Branham?" Dat is juist.

90 "Want er is daarom nu", Romeinen 8:1, "geen veroordeling voor hen die binnen gekomen zijn door de deur." Amen. Ik zeg geen "amen" voor mijzelf, maar amen betekent "zo zij het"; en ik voel mij zo goed, dat ik wel "amen!" moet roepen. Zie, binnen gekomen door de deur. "Er is daarom nu geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet wandelen naar het vlees, maar naar de Geest." Daar bent u er, in Christus, verlangend te doen wat de Heilige Geest zegt om te doen. Het maakt niet uit wat de wereld te zeggen heeft; geen veroordeling voor hen die in Hem zijn, wandelend naar de Geest.

91 Die Israëlieten waren daar allemaal binnen, tevreden. Amen. Hier hebben wij het; kijk ernaar, ik wil dat u het nu ziet.

92 Na een poosje beginnen er wolken op te komen, een dreigende nacht. De mensen beginnen zich af te vragen: "Wat is er hier om ons heen aan het gebeuren? Een soort eigenaardig gevoel."

93 Broeder, als er ooit een eigenaardig gevoel onder de naties was, is het vanavond! Er staat iets te gebeuren. Halleluja! Nog steeds is er het lied: "Als Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan." Vader, het is maar beter om vanavond naar de deur te kijken en onderzoek te doen. Werp die bierblikjes uit de koelkast, dat stel kaarten uit de deur en roep een gebedssamenkomst uit in uw huis. U mag dan een diaken zijn, u mag dan een beheerder zijn, u mag dan dit, dat of wat anders zijn, maar kijk, wat wij vandaag nodig hebben is een ouderwetse, door God gezonden, uit de Heilige Geest geboren opwekking, die de natie rechttrekt. Het is waar.

94 We hebben geen theologie enzovoort nodig. Mensen in hun kerken proberen grote mooie zitplaatsen te maken en grote pijporgels en zo, zeggende: "Ik behoor tot deze groep, ik behoor tot die groep."

95 Ik ben blij dat ik vanavond kan zeggen, zoals Paulus van ouds voor de koning: "In de weg die ketterij genoemd wordt, zo aanbid ik de God onzer vaderen." Halleluja! Ketterij, krankzinnigheid en dwaasheid voor de wereld. Maar heerlijk voor hen die in Christus zijn en vreugde. Dood (halleluja, ja zeker), verborgen in Christus!

96 U zegt: "Wel, de duivel kwam en kreeg mij te pakken." Nee, nooit! U ging naar hem uit.

97 De Bijbel zegt: "U bent dood. Uw leven is verborgen in God, door Christus, verzegeld door de Heilige Geest." Hoe zou de duivel u te pakken kunnen krijgen? U ging naar buiten. Zo is het, de duivel kreeg u nooit. Let op, prachtig!

98 Laten wij het eens brengen als een klein toneelspel voor de kinderen. Wij willen dat zij het ook vatten. Nu, let op. Hier zijn zij in het huis. Het is bijna dat grote uur. Er beginnen dingen te gebeuren. Ik zie hen snel naar huis gaan na het dansen. Ze komen binnen. Daar brengen zij hen naar huis, de rijtuigen rijden snel. Een harde wind waait, ze kunnen niet vertellen waar hij vandaan komt, hij draait van de ene kant naar de andere.

99 Als het nu geen tijd is zoals die, weet ik niet wanneer dan wel. Zij weten niet wat ze moeten doen, op deze wijze en op die wijze.

100 En daar als eerste, weet u, hoor ik een groot brommend geluid en geraas door het land komen. Ik zie een oude priesterlijke vader over de vloer heen en weer lopen, zo fier als hij maar kan zijn. Halleluja! Ik hoor een kleine jongen zeggen: "Papa, ik ben de oudste in dit huis. Ik ben wat bang."

     "Maak je geen zorgen, zoon, het bloed is aan de deur."

101 "Wel, wat is al... Ik hoorde de wind nog nooit zo blazen, papa."

     "Dat is het oordeel van God."

102 Dat is wat wij nu tegemoet gaan. We hebben genade verworpen, en er is niets overgebleven dan oordeel. Als u de liefde van God versmaadt, blijft er voor u niets anders over dan oordeel. Dat is juist, huilende winden overal! Wat heeft dit alles te betekenen, een tijd van radeloze angst, benauwdheid tussen naties? Oordeel! Ja, je kunt een goed karakter in elke provincie plaatsen en je kunt het toch niet stoppen. Mannen zullen drinken, vrouwen sigaretten roken; u zult doorgaan met uw schouwburg bezoek, u kunt doorgaan en erop los leven zoals u altijd deed, net als een zeug naar haar wenteling in het slijk en een hond naar zijn uitbraaksel, met niet meer eerbied voor God dan iets in de wereld. En de mensen die recht proberen te leven, u noemt hen heilige rollers en fanatici en al het andere, niet wetend dat uw eigen ziel in de weegschaal gewogen is en niets anders dan oordeel wacht. Ja, meneer.

103 Ik kan zien dat de kleine knaap zegt: "Papa, ga eens buiten kijken om er zeker van te zijn dat het bloed daar is."

104 Ik kan zien dat de kleine jongen en het meisje elkaars hand vasthouden en naar het venster gaan en zeggen: "Papa, kom hier! Kijk hier!" Ik zie over Egypte twee grote zwarte vleugels aankomen die zich op en neer bewegen. Wat is het? Dood. Ik zie het zo neervallen; ik hoor een schreeuw opkomen uit het huis. Er was daar geen bloed, dood trof het gezin. Afscheiding!

105 Hij gaat vanavond ook voorbij, broeder. Niet lichamelijk; geestelijk. Zoals zij het natuurlijke leidden, leidt Hij het geestelijke vandaag. Dat was een voorbeeld, een schaduw.

106 Ik zie dat gebeuren en hoor de vrouw schreeuwend naar buiten lopen en heel het gezin ook. De oudste zoon was dood.

107 Ik kan de kleine vader horen gaan; de kleine knaap schudt zijn vader en zegt: "Papa, papa, ga nog eens kijken! Wees er zeker van!"

108 Ik kan de oude vader naar de deur terug zien gaan en zeggen: "Ja, zoon, zij is er."

     "Bent u er zeker van dat wij beschermd zijn, papa?"

     "Ja, beslist!"

     "Hoe weet u het?"

109 "God zei: 'Als Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan.'" Dat is juist, Hij let op het bloed.

110 Hier komen de engelen weer en zij bewegen zich rond. Ik zie hen omhoog gaan, zwenkend van plaats tot plaats. Ik zie hen een duik maken en naar beneden gaan boven een huis, dan weer terug naar boven gaan: "Ik zag het bloed."

111 Hier komt hij naar dit huis. Ik zie hem komen en de kleine knaap zegt: "O, papa, bent u er zeker van?"

     "We zijn volkomen zeker, zoon."

112 En de engel komt geruisloos neer naar de deur en spreidt zijn grote vleugels uit om naar binnen te gaan; hij ziet het bloed en neemt de vlucht. Halleluja! Wat is er aan de hand? Hij zag het bloed.

113 Daarna... Luister hier. "En gij zult eten en laten..." Even een ogenblik nu, totdat ik hier gevonden heb waar ik wil lezen. Precies, hier hebben wij het. "En gij zult ervan niets laten overblijven tot de morgen." Nu, let op het elfde vers.

     Aldus nu zult gij het eten: uw lendenen zullen opgeschort zijn, uw schoenen aan uw voeten, en uw staf in uw hand;...

     (Broeder, u bent gereed!)

114 Laten wij ons nu even wenden tot de Efeziërs, het zesde hoofdstuk, en hier een klein stukje lezen over de manier waarop wij bekleed moeten zijn gedurende die tijd. Goed, Efeze 6:12, voor u die het opschrijft.

     Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers van deze wereld, van de duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht.

115 Ziet u waar onze strijd vandaag is? Ziet u wat de doodsengel is? Het is een geestelijke macht, boosheid in de lucht, hoge plaatsen, zeer grote plaatsen.

     Daarom neemt aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt weerstaan in de boze dag, en alles verricht hebbende, staande blijven.

     Staat dan, uw lendenen omgord hebbende met de waarheid,...

116 Ik zal slechts op dat ene ingaan, omdat ik naar mijn onderwerp terug wil gaan. Kijk naar hem, hij gaat door en zegt: "de borstplaat en de helm" en al het andere. Ik wenste dat wij die soldaat hier voor u zouden kunnen aankleden, maar we hebben geen tijd.

117 Laten wij slechts de lendenen nemen, "aangegord met een gordel", dat is de riem die de rest ervan tezamen houdt. "Omgord uw lendenen met de Waarheid." In de dag, broeder, waarin er allerlei soorten 'ismen' en fanatisme zijn, is het tijd om uzelf te omgorden met Waarheid. Halleluja! Jezus zei: "Ik ben de Waarheid." De Waarheid!

118 Ik vertel u, als de mensen zeggen: "Hoe zit dit? Hoe zit dat?" Het is goed om die oude waarheid om u heen gegespt te zien (is het niet?), wetend waar u staat. Blijf daar dan bij! Laat hen zeggen: "Wel, u hebt dit, dat en nog wat." U weet waar u staat. Heb de hele wapenrusting aan, met een gordel hier rondom, goed en strak vastgegespt en aangetrokken met de waarheid van Gods Woord, verankerd in uw hart.

119 Alle duivels in de hel kunnen u niet van uw stuk brengen. Dat is juist. U kunt Satan ontmoeten en zeggen: "Er staat geschreven." Halleluja!

     "O, ik zal u vertellen, broeder, nam u slangen op?"

     "Nee, meneer. Ik geloof Jezus Christus."

     "Deed u dit, dat of wat anders?"

120 "Nee, meneer, ik ontving de doop van de Heilige Geest." Aangegord, een wapenrusting aan, gegord met de waarheid!

121 Nu, zij waren gereed terwijl zij aten. God wil dat u zich kleedt voordat u dit avondmaal eet. En, broeder, voordat u het correct kunt eten, moet u zich kleden. Want de Heilige Geest die in uw hart is, zal de Heilige Geest brengen die leeft op het Woord van God.

122 Weet u wat er vandaag aan de hand is met de kerk, broeders? Ik geloof dat de gemeente in een toestand van bloedarmoede is, het bloed is er uitgegaan. Bijvoorbeeld, wat als ik een dokter was en een grote man, zes voet lang, zou naar mij toe komen en zeggen: "Zeg, dokter, ik ben zo zwak, ik kan niet opstaan. Ik wankel gewoon in het rond"?

     Ik zou zeggen: "Wat is er aan de hand?"

     "Wel, ik weet het niet, ik ben gewoon zo zwak."

     Ik zou zeggen: "Welnu, deed u zekere lichamelijke dingen?"

     "Ja, dat is in orde."

     En ik zou zeggen: "Wel, wanneer at u voor het laatst?"

     "Wel..."

     "U bent een man van ongeveer 180 pond."

     "Ik at eergisteren een halve cracker."

123 Ik zou zeggen: "Man, je bent gewoon uitgehongerd! Ga en neem een goede stevige maaltijd en je zult niet zo zwak zijn."

124 En dat is er met de gemeente vandaag aan de hand. We zijn groot in aantallen, maar, broeder, we sterven van de honger! Halleluja! U bent bevreesd dat de buurman iets zal gaan zeggen. Wat wij nodig hebben, is een goede ouderwetse Heilige Geest schudding. Halleluja! Beide handen omhoog in de lucht en zeggen: "Here, voed mij!" De riem en wapenrusting aan, voortmarcherend.

125 Het wonderteken was gedaan. In het achtendertigste vers lezen wij dit.

     En veel vermengd volk trok ook met hen op, en schapen, en runderen, zeer veel vee.

126 Broeder, veel vermengd volk! Het wonderteken had plaats gevonden, er was een grote opwekking aan de gang. Mensen werden gered, kwamen binnen. En een groep trok op die dat nabootste; zij trokken op, handelend alsof zij gelovigen waren. Zeker, zij trokken hun sandalen aan en alles en maakten zich gereed. Maar datzelfde vermengde volk dat avondmaal genomen had en op reis ging, dat waren degenen die begonnen te murmureren en die waren er de oorzaak van dat het hart van de kinderen van Israël weer terugkeerde naar Egypte. Dat is hetzelfde vanavond, broeder. Houd een opwekking en er zal een vermengd volk zijn, zo zeker als wat. Sommigen zullen proberen binnen te komen en het na te bootsen. Als u spreekt over voorbestemming...

127 Iemand belde mij onlangs op en zei: "Hoe staat het er dan mee als God voorbestemd heeft?"

128 Ik zei: "Lees gewoon Romeinen, het achtste hoofdstuk en het negende en u zult het begrijpen." En ik zei: "God ontfermt Zich over wie Hij Zich ontfermen zal."

     "Wat is dan het nut van prediken?"

     Ik zei: "Dat zijn de zaken van u en mij als predikers."

129 Jezus zei: "Het koninkrijk van God is als een man die naar de zee ging met een net in zijn hand. Hij wierp het net uit en hij trok het op." Dat was het Evangelie. Daarin hadden zij schildpadden, water-wants, slangen, groene kikkers, slangen en van alles. En hij had er wat vis in! Halleluja!

130 Zodra de opwekking voorbij is en het Evangelie-net wordt geledigd, zegt de oude schildpad: "Ik wist dat het niets was." De oude water-want zegt: "Ik geloof het ook." Regelrecht terug naar de... Zoals het zwijn, regelrecht terug naar de wenteling in het slijk. De slang zegt: "Ik geloofde het al niet om mee te beginnen."

131 Maar er is daar ook wat vis! Halleluja! Halleluja! Het is tijd voor predikers om het Evangelie-net uit te werpen en om het op te halen. God weet wat vis is. Hij was een schildpad om mee te beginnen en hij was een vis om mee te beginnen. God weet wie vis is, ik niet. Het is mijn zaak om het net in de stroom te werpen, op te halen en te zeggen: "Hier zijn zij, Here." Halleluja! Amen. Dat is het zeker, dat is het Evangelie-net.

132 U kent de dag van vandaag. Ik ging hier niet lang geleden naar een plaats. Zij zeiden: "We zullen avondmaal houden." En zij namen een oud stuk brood en sneden het zo op in stukken, en gaven het door onder een groep mensen daar en iedereen in de gemeente nam het avondmaal. Broeder, dat is niet juist. Uw hart moet recht met God zijn, voordat u het avondmaal neemt.

133 Jesaja profeteerde ervan in het achtentwintigste hoofdstuk, het achtste vers, als u het wilt opzoeken. Hij zei: "De tafels zijn vol uitbraaksel, alles is overal vuil en onrein." Hij zei: "Wie kan Ik kennis leren? Wie kan Ik het te verstaan geven? Zij die gespeend zijn van de borst!" Onze kleine baby's zijn hier wat aan het spelen! Terwijl wij iemand anders de kracht van God zouden moeten leren, maken wij ons nog druk over of het juist is om dit of dat te doen. "Tafels vol uitbraaksel."

134 Ik kan hier niet stoppen. Laten wij voortgaan, ik moet tot de plaats komen. In orde.

135 Ze hadden hun wapenrusting aan, hun gordels; zij trokken uit. Ze kwamen regelrecht tot de Rode Zee. Farao was blij hen te laten gaan. En toen zij bij de Rode Zee kwamen, zagen zij zijn leger komen, dat hen achtervolgde. En daar waren zij gelegerd, de bergen en woestijnen aan deze kant, Farao's leger dat van die kant kwam, en de Rode Zee vóór hen. Maar Gods pad leidde door de Rode Zee. Zolang ik weet waar heen Zijn pad leidt, dat is alles waar ik mij zorgen over maak, blijf gewoon doorlopen. Hij zei: "Mozes (Halleluja!), neem die staf; wandel naar het water." Amen!

     "Wat gaat er gebeuren, Here?"

     "Dat is uw zaak niet. Blijf gewoon doorlopen!" Amen.

136 Predik het Evangelie, Tom Merideth en de rest van u, mannen. "Wat gaat er gebeuren?" Het is uw zaak niet; predik door! Geef God lof.

137 Hier gaan zij, zich daar voortbewegend. Een van de schrijvers zei dat God in de Vuurkolom was. "En Hij keek naar beneden met boze ogen." En hij zei: "Toen Hij het deed, werd de Rode Zee bevreesd en begon terug te gaan en Israël ging erdoor op droog land." Hun voeten werden zelfs nooit modderig.

138 Wel, deze knapen kwamen eraan en zeiden: "Wij zijn net zo menselijk als zij en wij aanbidden hetzelfde als zij, dus zullen wij het doen." En toen zij daar kwamen, ontdekten zij dat zij het niet konden doen.

139 En dat is wat er een dezer dagen zal gaan gebeuren, broeder, als de scheidingstijd komt. En voor u, lauwwarm kerklid, die probeert het Christendom na te bootsen, een dezer dagen zult u proberen die Heilige Geest groep te volgen en u zult ontdekken dat uw wielen er ginds in de modder ergens af zullen lopen. Zo is het. Er waren tien maagden die uitgingen om de Here te ontmoeten, vijf van hen waren wijs en vijf dwaas. Doe olie in uw lamp, snuit haar helder, een dezer dagen gaan zij omhoog. En daar was wening en knersing der tanden!

140 En die onbesneden Egyptenaren, waarom konden zij het niet klaarspelen? Zij waren niet besneden. Zij waren niet in het verbond. Als zij besneden gelovigen waren geweest, had God hen moeten erkennen op dezelfde wijze als dat Hij Israël erkende. Glorie! O, ik wenste dat ik nu tweemaal mijn maat had. Ik voel mij religieus, werkelijk. Merk op, zij waren onbesneden. Zij waren niet in het verbond hoewel zij mannen waren. Zij waren net zo netjes gekleed en beter. Zij leefden net zo goed. Zij hadden betere huizen. Zij behoorden tot een betere klasse mensen, werelds gedacht. Zij gingen naar de kerk net als de rest van hen. Zij hadden het steeds gevolgd. Vertel mij niet dat zij niets over God wisten. Jozef had het hun al verteld en het nieuws daar verspreid, vier honderd jaar daarvoor. Zeker wisten zij het. Maar zij dachten: "Die groep fanatiekelingen, wij kunnen alles doen wat zij kunnen." Maar zij faalden. God erkende alleen de besnijdenis. Daar gingen zij.

141 Geen wonder dat de kleine David daar stond en zei: "Wilt u mij vertellen dat de legers van de levende God hier kunnen staan en dat zij die onbesneden Filistijn de legers van de levende God laten uitdagen?" Hij zei: "Trek mij iets aan; laat mij gaan." Zo is het. Geef ons wat meer Davids.

142 Toen zij de stroom overgestoken waren en aan de andere kant waren gekomen, sloot God het gewoon in; daar waren de oude onderdrukkers. Zou u zich in kunnen denken hoe deze Joden zich voelden? Zij keken daar terug en daar was datgene wat hen had overheerst en geslagen en wat hun rug gestriemd en hen hiertoe gedreven had, dood, drijvend in de zee.

143 Broeder, als u door de rode zee van het Bloed van Jezus Christus komt, dan zult u elke vuile gewoonte die u gedreven heeft tot dingen die u niet zou willen doen, dood vinden in het bloed van Jezus Christus (halleluja, dat is juist), drijvend op de stroom.

144 Geen wonder dat Mozes in de Geest kwam! Nu, u spreekt erover dat wij de een of andere nieuwe soort godsdienst hebben, kijk hiernaar. Mirjam, een profetes, zij keek daar buiten, zij pakte een tamboerijn en zij begon te slaan en te dansen en zij liep langs de oevers van de zee dansend, slaande op deze tamboerijn. En de dochters van Israël volgden haar dansend en zingend en slaande op deze tamboerijn. En Mozes hief zijn handen omhoog en werd zo weggenomen in de Heilige Geest dat hij zong in de Geest. Halleluja! Dat is juist. Zo is het.

145 Dezelfde Heilige Geest die op Mozes was, is vanavond in dit gebouw. Halleluja. Dezelfde die Mirjam liet dansen is hier vanavond. God is God en verandert niet. Zo is het.

146 En dan zegt u: "Kijk naar die groep fanatiekelingen." Maar toen was er niemand die gekheid maakte, ze waren allen vergaan. Ze hadden het allemaal voor zichzelf. O, het zal straks heerlijkheid zijn. Ze hadden een wonderbare tijd. Kijk naar hen. Laten wij hen nu even een paar minuten gadeslaan, zodat wij hen in de volgende paar minuten naar de "Rots" kunnen brengen, als wij het mogelijk kunnen. Ik ben laat nu, excuseer mij. Maar ik voel mij juist zo goed, ik kan nu niet ophouden, dus houdt even een minuut vol als u wilt. Laten wij een klein beetje naar hen kijken. O, ik houd ervan hen gade te slaan.

147 Nadat het grote zingen, het grote juichen en de grote 'halleluja' tijd voorbij was, begonnen ze de woestijn in te gaan en werden ze regelrecht naar bittere wateren geleid. Is dat niet vreemd? O, my! Regelrecht in verzoeking, regelrecht tot waar de wateren bitter waren en zij niet konden drinken. Zij hadden niets om te eten. Niets om te eten en de wateren waren bitter. En, zie, die stroom van Mara, "bittere wateren", lag precies op Gods pad, waarop Hij Zijn kinderen leidde. Is het niet vreemd? Het zou lijken dat God dat voorbij zou zijn gegaan, maar Hij leidde hen regelrecht naar dat water.

148 "Sommigen door de wateren, sommigen door de vloed, sommigen door zware beproevingen, maar allen door het bloed." Dat is Gods wijze om Zijn volk te leiden.

149 Ja, daar stonden zij: "Wat kunnen we doen?" Halleluja! "We zijn de Here gevolgd. We zijn door het bloed gekomen. We hebben onszelf afgescheiden."

150 Mozes zei: "Staat stil!" Dat is juist. En in elke verzoeking zal Hij een weg ter ontkoming maken. Er stond daar een kleine struik aan de kant. Halleluja! Hij sneed die struik af en wierp die in het water en dat water werd zoet, vreugdevol opborrelend. Wat hadden ze opnieuw een tijd van juichen! Amen.

151 Precies als de duivel u in een hoek drukt en zegt: "Ik heb hem nu. Jongen, hij kan zich niet meer bewegen. Nu heb ik hem"; dan zal de Here langs komen en het kruis zal vóór ons vallen en (halleluja) weg zullen we gaan. De dokter zegt: "Er kan niets voor u gedaan worden." O, my! O, iemand zei: "Weet u, u zult gek worden, u zult uw verstand verliezen" of iets dergelijks; dan zal God langs komen en een zegen op u uitgieten. Vergeet het gewoon. God weet waar Hij leidt. Amen. Oei! Ik heb een geweldige tijd hier, dat vertel ik u.

152 Merk op, ze hadden niets te eten. Dat kleine beetje brood dat ze hadden, hadden ze opgegeten. "Wat gaan we nu doen?"

153 Ze zeiden: "Jullie gaan allemaal naar bed en vasten vanavond." Hebt u het ooit geprobeerd? Het is soms goed.

154 En de volgende morgen gingen zij uit en daar lagen overal kleine wafeltjes op de grond. God had een soort brood uit de hemel geregend. Wel, ze raapten het op en begonnen het te proeven. Er staat: "Het smaakt als honingkoeken." O, my! Als wat? "Het smaakt als honing." Ze begonnen het te eten. Ze zeiden: "Dat smaakt goed." En ze begonnen het te verzamelen en te eten, want wie zou het niet willen hebben? Het smaakt als honing in de rots!

155 Weet u, ik heb altijd gezegd dat David altijd honing droeg in die kleine schaapherders slinger of een tas, ransel, die hij had, weet u. En als er een van zijn schapen ziek werd, haalde hij de honing eruit en smeerde het op een kalksteen rots, wat een oud geneesmiddel was. En dan duurde het niet lang, weet u, en het schaap zou daar naar toegaan en aan die rots likken. En wanneer zij aan die rots likten, dan likten zij de honing eraf; dan likten zij de kalksteen en werden genezen. Is dat niet wonderbaar?

156 Wel, ik heb een hele ransel vol honing hier vanavond en ik ga het plaatsen op de Rots, Christus Jezus, en u, kleine schapen, gaat allen likken aan die Rots, "lik, lik, lik" en u bent er zeker van dat u eruit zult komen. Halleluja! Ja, meneer. O, ja zeker. [Blanco gedeelte op de band – Vert]

157 Om door te gaan zolang ze op reis waren! En het bleef doorgaan, het hield nooit op! Nu, zij hoefden allen maar elke avond genoeg te verzamelen om te voldoen tot de volgende avond. Als zij iets over lieten en zeiden: "Nu, wij zullen heel wat verzamelen vanavond, dan hoeven we morgenavond niet naar de opwekking terug te gaan. We zullen gewoon vanavond heel wat verzamelen en dan hebben we morgenavond thuis genoeg over." Nee, nee, dat maakt dat er wriemelbeestjes in komen. Jazeker.

158 Dat is wat er aan de hand is met de ervaring van heel wat mensen. U zegt: "Wel, broeder, voorheen had ik altijd vreugde." U hebt geprobeerd iets op te slaan. Broeder, wat ik gisteravond had, is voorbij. Wat ik nu heb! Halleluja! Amen. De ervaring van sommige mensen is als de gebroken waterbak, weet u. Dat is juist. Laten we elke avond een nieuw runderlapje eten, elke avond een nieuwe stap doen. En het beeldde iets uit. Dat is precies de waarheid, broeder. Zo is het. Wat wij nodig hebben is een ouderwetse Heilige Geest...

159 O, we hebben genoeg kerken, o my, fijne leden. O, genoeg geld in de kerken heden ten dage, zeker, zoveel als u wilt om de gemeente voort te zetten. We hebben dat allemaal, maar we hebben geen vuur.

160 Zou u zich voor kunnen stellen dat u hier naar de locomotieven-fabriek gaat en een grote fijne reeks locomotieven hier bouwt; en u neemt een fijne opgeleide man die weet hoe hij die moet besturen, laat hem op een pluche zitplaats zitten en al de mensen zijn naar binnen gegaan en u zegt: "Wel, laten wij gaan." En poef, poef, er is niets om te gaan. Hij steekt zijn hand op en zegt: "Trek liever aan de stoomfluit." Hij heeft zelfs niet genoeg stoom om te fluiten. Dat is zo.

161 Heel wat mensen hebben zelfs niet genoeg stoom om "amen" te zeggen. Je kunt dat vrij hebben. O, halleluja! Wat wij vanavond nodig hebben... Luister, beschaving komt door vuur, ga terug en vind de stammen die vuur gebruikten; vuur maakt mijn kleding, vuur maakt het licht, vuur verwarmt mijn middagmaal, alles komt door vuur. Als u leeft in een moderne beschaving, leeft u door vuur. Als u leeft in de Goddelijke tegenwoordigheid van God, wordt u gedoopt met de Heilige Geest en Vuur. Halleluja! Juist.

162 Zij wierpen daar wat stoom in, broeder, gewoon een kleine, oude stoomketel, kokend en poffend en springend en bobbelend. En voor u het weet trekt u aan de stoomfluit en daar gaat zij het spoor af. Dat is zo. Dat is wat wij nodig hebben.

163 Het herinnert mij aan een keer dat een broeder en ik hier boven in Lancassange Creek waren en wij liepen daar en hadden een oude schildpad. En dat was het koddigst uitziende ding, dat zijn poten omhoog gooide als hij liep.

164 Onlangs heb ik mijn twee kleine meisjes meegenomen – ze zijn ongeveer zo groot. Ik stond daar vandaag en sloeg die kleine makkers gade en ik moest lachen. Hij probeerde zo met zijn poten over zijn kop te wrijven. Ik keek naar hem. En juist zodra u hem aanraakte of zo iets, ging hij "shuu" weer terug in het schild.

165 Dat is gewoon het geval met sommige van deze oude, koude, formele godsdiensten die u vandaag hebt. "Ik zal nooit meer naar die opwekking teruggaan, shuu." "Ik behoor tot de Presbyterianen, de Methodisten, de Lutheranen, ik behoor tot dit. Halleluja! Hij was het niet met mij eens, ik ga terug in het schild." Ga door. O, die oude ingesloten, schildpad godsdienst.

166 Ik zei: "Ik zal hem helpen." En ik nam hem mee naar het riviertje. Eerst pakte ik een stok en probeerde hem te slaan, maar dat hielp niet. Het hielp geen sikkepit; hij lag daar gewoon. Ik sloeg hem zo hard als ik kon, en hij lag daar gewoon. (Je kunt het niet in hen slaan, niet een beetje. Nee, je hoeft het niet te proberen, hen te dreigen en alles.) En ik pakte hem op. Ik zei: "Ik zal hem krijgen." Ik zette hem in het water. Er kwamen alleen een paar luchtbellen omhoog, hij bleef gewoon hetzelfde.

167 Wel, je kunt hen besprenkelen, begieten, achterwaarts, voorover, alles wat u wilt. Ze gaan onder als een droge zondaar en komen naar boven als een natte. Dat is alles, nog steeds een zondaar!

168 Weet u hoe ik hem in beweging kreeg? Ik ging een handvol stokken halen, bouwde een klein vuur en zette de oude jongen erop. Toen bewoog hij zich, broeder.

169 Ik vertel u, wat de gemeente vandaag nodig heeft, is een ouderwets Heilige Geest vuur dat onder haar aangestoken is. Glorie voor God! Dat is wat wij nodig hebben. Vuur zal de gemeente bewegen, en niets anders. Zo is het. Ja, meneer.

170 Wel, het was een type, een mooi type. Jazeker. Dat vertegenwoordigde iets, toen dat manna viel, dat betekende... God gaf hun dat, nadat zij door de Rode Zee gegaan waren (type van het bloed) en de onderdrukkers dood waren. God moest hun leven onderhouden. En Hij moest hun iets geven, daar zij zich afgescheiden hadden van het thuisland en zij daar buiten in de woestijn waren. Zij waren daar pelgrims. Zij waren op reis en God moest hun leven onderhouden, dus beloofde Hij dat Hij in alles zou voorzien wat zij nodig hadden. Dus deed Hij het en Hij regende het manna neer. Het was een prachtig type!

171 Op de Pinksterdag, toen deze gemeente werd ingewijd, de Heilige Geest gemeente, scheidden zij zich af van al hun kerken en al het andere, om eruit te komen en de doop van de Heilige Geest te ontvangen. En zij wachtten daar: "Wat zullen wij gaan doen? Onze Meester is naar de hemel opgevaren, maar Hij vertelde ons om hier een poosje te wachten, om hier nog een poosje in de buurt te blijven; Hij zou ons Iets zenden om ons er doorheen te leiden." "O, ik ben zo hongerig", zei Petrus, "om Hem te zien."

     Johannes zei: "O, Petrus, wat zou je willen doen om Hem te zien?"

172 "My, my! O, ik heb er spijt van dat ik Hem daarginds verloochende. Ik zal het nooit meer doen." Toen kwam er plotseling uit de hemel een geluid als een machtige ruisende wind naar beneden.

173 Er kwam niet de een of andere Romeinse man met zijn boord achterstevoren gekeerd, om hun kosher brood of het een of ander soort avondmaal te geven. Niet de een of andere Protestantse prediker, die zegt: "Ik geef u de rechterhand der gemeenschap. Geef hem zes maanden proef. Plaats zijn naam in het boek." Nee, nee. Wel, dat is de wijze waarop wij het vandaag doen.

174 Maar, broeder, ik vertel u dat het was als een machtige ruisende wind, die uit de hemel kwam en het hele huis vervulde waar zij zaten. Halleluja! Broeder, het gebouw was niet groot genoeg om hen vast te houden. Ze gingen naar buiten de straat op, zingend, springend en dansend.

175 En wacht even, zuster, de maagd Maria was daar ook in. Ja, zij was daar, handelend alsof zij dronken was. Zou u zich dat in kunnen denken, de maagd Maria? Zou u zich in kunnen denken om dat te zeggen in een Katholieke kerk? Bij de Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, of waar dan ook? De maagd Maria was onder de invloed van de Heilige Geest, wankelend als iemand die dronken was. En als God de moeder van Jezus Christus daar naar boven liet gaan om de doop van de Heilige Geest te ontvangen, voordat zij naar de hemel kon gaan, zult u daar nooit langs een kortere weg kunnen komen dan zo. U kunt maar beter de stijfsel uit uw boorden halen en ook komen. Dat is juist.

176 Zoals Naäman van ouds, toen Naäman onderging om de zijne te krijgen. Eliza vertelde hem onder te gaan, zeven keer onder te duiken of zeven keer onder te dompelen. O, my, wat schaadde dat zijn prestige! "Uh," zei hij, "is het water daarboven niet net zo goed?"

     "Is mijn kerk niet net zo goed?"

     "Nee, God zei hier."

177 "Welnu, broeder Branham, als wij daarheen gaan en wij geloven dit en wij geloven dat; wij zullen een mooie kerk hebben en iedereen aardig behandelen en ik zal ergens wat geld betalen..." Nee, meneer. Tenzij een mens wedergeboren wordt, zal hij geenszins ingaan in het koninkrijk!

178 Dus kan ik hem daar buiten zien lopen, terwijl hij zijn voeten uit de modder trekt, als een kater in de stroop, weet u, zo liep hij daar. "O, ik geloof dat ik het zal moeten doen", en hij dook onder. Het zal zijn prestige kwaad doen. Hij kwam omhoog en had nog steeds zijn melaatsheid. De profeet zei: zeven keer. Maar nadat hij het zeven keer gedaan had, kwam zijn huid weer rein terug.

179 Broeder, ik vertel u, dat sommige mensen zeggen: "Ik geloof niet dat ik naar het altaar moet komen en huilen, schreeuwen en snotteren zoals de rest van hen." Blijf daar dan achter.

180 "Ik zal de weg nemen met de weinige verachten des Heren. Ik ben begonnen om door te gaan met Jezus. Here, leid mij er doorheen!"

181 Dit oude Evangelie heeft mij geholpen, broeder, toen ik daar stond voor toverdokters. Het heeft mij geholpen toen bezetenen naar het podium renden en zeiden: "Ik zal hem vanavond doden." Het stond mij bij in de uren van verzoeking toen de vliegtuigen neervielen en de piloten wit in hun gezicht werden. Dat oude Evangelie stond mij bij toen de dokter zei: "Hij heeft nog drie minuten te leven." Het stond mij toen bij. Het is ook nu goed. Halleluja! Ik heb het nog steeds lief. Ik kan er niet genoeg van krijgen. Zo is het.

182 Wel, wat vertegenwoordigt dat voor ons? Goed, toen zij allen dronken waren van dit nieuwe manna... "Huh?" Ja, het kwam uit de hemel. Nu, Mozes zei nooit: "Bak een paar extra broden vanavond." Ze hadden niets om mee te bakken. Zij waren vreemdelingen, pelgrims en vreemdelingen en dus hadden ze niets om mee te bakken. En God deed het uit de hemel regenen. Klopt dat? En zoals God het uit de hemel deed regenen, zo deed Hij de Heilige Geest uit de Hemel regenen.

     Wel, u zegt: "Nu, wat zei Mozes daar destijds?"

183 Hij zei: "Aäron, ik wil dat jullie, mannen, daar naar buiten gaan." Trekt jullie jassen nu aan. In orde. "Ik wil dat jullie mannen, daar naar buiten gaan en ons verscheidene emmers vol hiervan verzamelen. En ik wil dat jullie het nemen en bewaren, het achterhouden." Het werd bewaard in het heilige der heiligen. Het bedierf niet. Het werd bewaard in de heilige plaats.

     Zij zeiden: "Waar is dit voor?"

184 "Opdat door al uw geslachten heen, elke priester die verordineerd is een priester te zijn en die in de heilige plaats komt, daarbinnen zou mogen gaan bij deze emmers en wat van dat oorspronkelijke manna nemen en naar buiten komen en het op zijn tong leggen en het proeven, omdat hij waardig is; hij is een priester en komt nu achter de voorhang." Nu, hij zal proeven van het oorspronkelijke manna dat in het begin viel. Dat is wat hij zei. Is dat juist? En dat is wat de eeuwen door bleef...

185 Nu, wat heeft dat met Pinksteren te maken? O, toen zij allen dat goede manna aten en schreeuwden en juichten en zich gedroegen zich als een groep dronken mensen, zei iemand: "Wat kunnen wij doen?"

186 Petrus zei: "Bekeert u, een ieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van uw zonden, want gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want de belofte is voor u en voor uw kinderen en voor hen die ver weg zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal." Glorie! Halleluja! Ieder die aan Gods voorwaarden voldoet en een priester wordt, om in te gaan achter de voorhang en zichzelf af te scheiden van de wereld, ontvangt niet alleen een mondvol, maar een hartvol van het oorspronkelijke manna dat viel op de dag van Pinksteren. Niet iets wat erop lijkt, maar iets van het echte! Halleluja! Prijs God. Juist. Daar gingen ze, trokken verder. Hoelang zal het doorgaan? Totdat Jezus komt. Het manna ging door totdat zij het andere land betraden en iets van het oude koren kregen. Is dat juist?

187 Nu, hoe laat is het? O, het spijt mij. Ik ben al 25 minuten te laat. My, dat is vreemd voor mij om er zoveel overheen gaan, is het niet? Goed, even een ogenblik. Wel, als ik nog vijf minuten erbij krijg, wordt het zelfs een half uur. Hoe is dat? Ik denk niet...?...

188 Laten wij het hier afmaken en heel snel bij de tekst komen. Zij gingen door de woestijn. Kijk naar de mensen, precies zoals het vandaag is. Predikers, weest niet ontmoedigd. Ziet hier, net zoals... Maar bedenkt, die mopperaars, niet één van hen bereikte ooit het andere land, niet één van hen. Maar zij murmureerden en klaagden. Ze hadden de knoflook-potten van Egypte verlaten en aten engelen-voedsel en klaagden erover. Is dat niet juist?

189 "Wel, broeder Bill, ik vertel u, ik weet niet wat ik zal doen. Mijn man zal mij verlaten." Laat hem u verlaten.

190 U scheidt u af van alles. "Wie niet zichzelf zal verloochenen en Mij aanhangen, is Mij niet waardig."

191 "Ik weet niet wat mama zal zeggen." Wat maakt u zich bezorgd over wat mama zegt? Het is wat Jezus zei! Zie? Ja.

192 "Wel, ik ben bang dat mijn naaikrans uiteen zal vallen." Wel, laat hem uiteen vallen. Zo is het.

193 "O, mijn letterkundige vereniging, al deze andere dingen! Ik behoor tot de ouder-commissie en dit alles. Wat als ik daar kom en begin te juichen?" Wel, juich.

194 Er was eens een oude man, hij werd geheel vervuld met de Heilige Geest. Wat had hij een wonderbare tijd! Hij verbleef bij zijn dochter. Hij was gewoon zijn Bijbel te nemen en te lezen, dan op te staan en gewoon te huilen en de vloer rond te lopen. Zij zou een van deze kleine chique thee partijtjes hebben, weet u, dus riep zij de oude man. Ze zei: "Ik zal een afspraak met hem maken." Zij zei: "Papa, de vrouwen komen vandaag." Zij zei: "Ik weet dat u niet met die vrouwen zou willen omlummelen."

     Hij zei: "Nee."

195 Zij zei: "Ik zal u een mooi boek geven om te lezen." Zij zei: "U gaat naar het zolderkamertje en leest, terwijl wij ons partijtje hebben."

     Hij zei: "In orde."

     Zij zei: "Hij zal daar nooit iets in vinden om over te juichen."

196 Dus ging hij naar boven en zij gaf hem een aardrijkskundeboek. Hij ging dus naar boven en begon de bladzijden om te slaan en zei: "Hm, Europa, Azië." Hij kwam daar waar stond: "De zee." Hij keek er weer in en zei: "Halleluja! Halleluja! Halleluja!" Hij begon te stampen. En de meisjes zeiden: "Wel, wat gebeurt er?"

197 Zij zei: "O, er is iets met vader aan de hand. We moeten hard lopen." Ze liepen de trap en kwamen daar boven.

     Hij schreeuwde: "Prijs de Here! Halleluja! Halleluja!"

     Zij zei: "Papa, wat is er aan de hand?"

198 Hij zei: "O, liefste, je gaf mij dit goede boek om te lezen en ik las hier waar gezegd wordt dat de zee geen bodem heeft. En Jezus zei dat Hij mijn zonden in de zee van vergetelheid deed en ze nooit meer zal gedenken." Hij zei: "Ze gaan nog steeds. Halleluja. Halleluja. Halleluja!" Zo is het. Zeker, ze gaan nog steeds, hij heeft geen bodem. Zie het daar bovenaan, ze komen recht naar beneden, blijven gaan, o, my, blijven gewoon gaan. Halleluja! Dat is juist.

199 Klagend, altijd murmurerend: "Ik weet niet wat ik moet doen." O, my, murmurerend! Zij verlieten de knoflook-potten om engelen-voedsel te eten. Zij verlieten de pochende dokters van Egypte om met de grote Heelmeester te zijn. Zij verlieten een groep mensen die zeiden dat de dagen der wonderen voorbij waren, mijn goedheid, om te zijn met die mensen waarbij wonderen en alle dingen mogelijk zijn. Te midden van die groep en toch nog klagen! Zo is het. Wat een toestand! Zij verlieten de modderige wateren van Egypte om te drinken uit de Bron die nooit opdroogt, nog steeds klagend. Geen wonder dat hun voorziening werd afgesneden.

200 Dat is er vandaag aan de hand. De voorziening is afgesneden, omdat u teveel murmureert. "Hoe staat het met de taak van de diakenen? Mijn kerk zegt..." O, houd op, broeder! Kijk naar Christus. Zij volgden de...

201 Het eerste, weet u, wat Mozes toen zei, was: "Breng ze hier buiten. Breng ze hier buiten."

202 En God zei: "Spreek tot de rots en Hij zal water voortbrengen." En toen hij tot de rots sprak... Nu, eerst nam hij een staf en sloeg de rots ermee. En toen hij die rots sloeg, was die staf Gods oordeelsstaf. Het was geen staf van Mozes. God hield Mozes in Zijn hand.

203 En wat die staf was in Mozes' hand, is Jezus' Naam in de gemeente vandaag. Dat is juist. Dat is de waarheid, broeder. Als die Egyptenaren ooit die staf uit zijn hand hadden kunnen krijgen, was hij machteloos geweest. Als zij ooit de Naam van Jezus uit de gemeente weg kunnen nemen en u ervan weg kunnen nemen, zult u uitgaan en hem lasteren en er gekheid mee maken en al het andere, en proberen binnen te komen en u erin te bidden. U kunt dat niet doen. U moet hem heilig houden. Dat is juist.

204 "O, neem de Naam van Jezus mede, kind van kommer en van smart. Als verzoekingen zich rondom u verzamelen, adem die heilige Naam in gebed." Duivelen zullen zich verstrooien, zoals kakkerlakken op een vloer, als het licht aangedraaid wordt. Waarlijk.

205 Hier zijn zij. My! Hij zei: "Breng hen daar naar buiten." En hij nam deze oordeelsstaf en hij sloeg de rots. En toen hij de rots raakte, was er een kloof in de zijkant van de rots.

206 En die rots was Christus Jezus. Dank zij God! Het is Gods oordeel voor u en mij, een slechte zondaar, de dood waardig, de afscheiding waardig. Gods oordeel was: "Ten dage dat u daarvan eet, op die dag zult u sterven." En Zijn oordeel sloeg hem op Golgotha en daar hing Hij, bloedend, blatend, stervend. Adams Lam hing daar. Abels Lam, beter gezegd; het Lam, geslacht vanaf de grondlegging der wereld.

207 En we trekken daaruit een zeer mooie gelijkenis. Waarvoor werd die koperen slang verhoogd? Voor genezing. Een samengestelde reden: toen zij genezing nodig hadden, verhoogden zij een koperen slang. Wat was het? Omdat zij murmureerden, en tegen God en Mozes snaterden. En het was om een samengestelde reden, want zij murmureerden, zondigden en waren ziek en hadden genezing nodig.

208 "En Mozes," zoals Jezus zei, "zoals Mozes de koperen slang in de woestijn oprichtte" precies voor hetzelfde doel, dezelfde oorzaak, dezelfde verzoening, "zo moet de Zoon des mensen verhoogd worden," samengestelde redenen, "om uw ziel te redden."

209 En de geslagen rots bracht het water voort, dat het land ingutste om een omkomend volk te redden. "God had de wereld zo lief..." in het Nieuwe Testament, het type ervan, het tegenbeeld beter gezegd, "God had de wereld zo lief dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gaf, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet zou verderven, maar eeuwig leven hebbe." Daar hebt u het. Zoals dàt was voor een omkomend, stervend, hulpeloos volk, dat de koperen slang werd opgericht, de geslagen Rots geslagen werd om leven voort te brengen en genezing en vrede voor die mensen, zo verhoogde God Zijn Zoon, opdat u niet zou verderven, maar eeuwig leven zou hebben. Mijn broeder, zuster, ik bid dat u Hem vanavond aanneemt.

210 Het spijt mij dat ik mijn les verknoeid heb. Ik heb gedurende lange tijd niet gepredikt. Excuseert u mij voor mijn emoties, maar ik voel mij zo goed! En vergeeft u mij. Ik zal binnen een paar dagen meer tot rust komen, zodat ik kan onderwijzen.

211 Vanavond is diezelfde Engel van God die op dat papier is afgebeeld, precies hier op het podium. Wat is het? Het is de Engel van het verbond. Het is de Here Jezus Christus die Zichzelf identificeert. De Here zegene u. Moge u Hem nu ontvangen als uw persoonlijke Redder. Ik wacht met mijn altaar oproep, totdat de Heilige Geest mij de leiding geeft om het te doen. Zie?

212 Ik geloof dat God deze gemeente met de Heilige Geest zal vullen, totdat u een geroep zult horen dat uit zal gaan over heel Jeffersonville. Ik wacht en bid elke dag en nacht, gewoon wachtend op het beslissende ogenblik. Blijft u ook vasten, blijft bidden; roept de kinderen tezamen, ontdoet u van alle zonde rondom uw huis, zoals Jakob zei: "Doet uw oorringen af en wast uw klederen." Maakt uzelf gereed! O, ik hoor het geluid van overvloedige regen!

213 Moge de Here u nu zegenen. Kijk naar het Lam van God, terwijl wij onze hoofden buigen.

214 Onze hemelse Vader, die prachtige gemeente die zich beweegt in volle wapenrusting! En hun klederen verouderden nooit, hun schoenen versleten nooit aan hun voeten. Veertig jaren in de woestijn en er was geen zwakke onder hen. Geen dokter, aardse dokters, alleen de grote Geneesheer. Geen mode, nee, niets om kleren mee te maken, maar de grote Schepper was daar, die maakte dat hun kleren niet versleten. Ze moesten door diepe wateren gaan en brandend zand, geduwd door doornige plekken en dicht begroeide bergen. Alles stond in de weg, maar die grote Vuurkolom leidde de weg.

215 Ga ons voor, beweeg, o, Morgenster, geleid ons en bestuur ons. Vergeef ons onze zonde en help ons om Uw dienstknechten te zijn, Here. Neem deze weinige verspreide woorden waarmee ik hier gestaan heb, Here, lezend uit uw Woord, en ik bid dat U het diep in elk hart zult laten zinken. En moge het nooit vergaan, maar moge U hun eeuwig leven geven.

216 En terwijl wij onze hoofden naar beneden hebben , is er een persoon hier binnen (met elk oog gesloten), zou u uw hand op willen steken en zeggen: "Broeder Branham, gedenk mij alstublieft. Ik ben verloren en ik ken Jezus niet als mijn Redder. Ik ben niet wederomgeboren. Ik wil dat u voor mij bidt"? Wilt u nu uw hand opsteken, even zachtjes uw hand opsteken, zodat ik een gebed kan opzenden? God zegene u. Velen van u hebben hun handen omhoog, overal in het gebouw. Dat is wonderbaar. God zegene u, overal. Zeg nu: "Broeder Branham, ik weet dat als God mijn ziel zou oproepen, die kiem van leven niet in mij is. Die is niet in mij. Ik ken Hem op die wijze niet. Ik ken Hem werkelijk niet op die wijze. Ik ben nooit werkelijk wederomgeboren, maar ik wil het zijn. Ik wil het zijn en ik wil dat u voor mij bidt." Zou u uw hand nu op willen steken; zou nog iemand anders zijn hand op willen steken? Ongeveer een dozijn handen. Goed, dank u. God zegene u, zuster. En nog iemand? Goed. Nu, God zegene u en u en u. Goed.

217 Nu, iemand hier binnen die in gebed gedacht wil worden, u bent ziek en zegt: "Broeder Branham, gedenk mij, ik ben ziek." We hebben geen genezingsdienst gehad, omdat we het allemaal meerekenen in het Evangelie, maar ik bid wel voor de zieken. Nu, als u uw hand op wilt steken en zegt: "Gedenk mij, ik ben ziek, broeder Branham." Goed, er zijn weer verscheidene handen omhoog die ziek zijn. Goed, terwijl wij onze hoofden gebogen hebben.

218 Here, red alstublieft die zondaar, Here, teruggevallene; sta het toe, Here. Breng hen naar huis vanavond en voed hen met het goede. Mogen zij hier vanavond weggaan en hun verbond vernieuwen. Moge die arme zondaar, moge zijn hoofdkussen vanavond voelen als stenen, zodat hij gewoon niet kan rusten. O, God, dat is verschrikkelijk, lijkt het, voor een mens om zo te bidden. Maar, o, God, boven alles, laat zijn ziel niet verloren gaan. Dat is... Wat als hij uit deze wereld zou gaan, Here, zonder U te kennen! O, ik bid dat U met hem wilt zijn. Help hem, help haar ook, Here, iedereen.

219 En nu de zieken, dierbare Here. Moge, zoals Mozes die slang verhoogde en ieder die naar de slang keek... De slang bad nooit voor iemand. Zij keken slechts en leefden, zij keken en leefden. En iedereen die keek, leefde. Here, mogen degenen die ziek zijn en hierdoor gekweld worden, die vanavond in het gebouw zijn, kijken naar het kruis ginds en die Vredevorst daar zien hangen, het tegenbeeld van de slang, overeenkomend met de slang der zonde, en Hij werd zonde voor ons gemaakt. Here, ik bid dat U ieder van hen nu zult genezen. Moge de Heilige Geest daar rechtstreeks doorheen bewegen, hun wezen nu doorstromen en hen genezen van hun kwaal.

220 Zegen diegenen, Here, die op weg zijn, reizigers. Oude mannen en vrouwen hier, die gevochten hebben om de prijs te winnen en door bloedige zeeën hebben gevaren, bittere vervolging en huiselijke moeiten hebben doorstaan en alles, en nog steeds door bewegen. O, Morgenster, ga voor, Here Jezus.

221 Een dezer heerlijke dagen zal ons grote schip de haven ginds verlaten. We zullen het oude schip van Zion horen blazen als het door die mist de kamer komt binnenvallen, als de dood over ons komt en onze geliefden schreeuwen. We zullen haar horen blazen. Halleluja! Ze zal rechtstreeks door die mist naar de kant van het bed bewegen en wij zullen onze voeten daarop plaatsen en ginds landen in dat land waar wij nooit oud zullen worden. En de rimpels zullen ons gezicht verlaten, halleluja, grijze haren zullen verdwijnen. Dan zullen wij een lichaam hebben gelijk aan Zijn eigen heerlijk lichaam. Wij zullen Hem zien gelijk Hij is, en onze geliefden in dat gelukkige land ontmoeten. Geef hun moed.

222 O, God, beweeg over deze stad en zend zondaars binnen, dat er een grote opwekking van de ziel moge zijn. Sta het toe, Here. Wees nu met ons in het verdere deel van de dienst. In Jezus' Naam vragen wij het. Amen.

223 De Here zegene u. Nu, als u weggaat, zal ik de zaalwachter-broeders vragen of zij naar voren willen komen en de boekjes willen meenemen en de foto's. (En ieder van hen krijgt deze ook, broeder zaalwachter, en de kleine... en de foto daar, als u er een wenst.) Wij verkopen geen boeken, wij verkopen geen foto. Als u ze wilt, in orde; zo niet, dat is gewoon... We hebben ze gewoon voor dat doel. Zou u, broeders, nu naar voren willen komen en ze nemen, als u wilt? Broeder Cox en broeder Fleeman en sommige anderen staan daar aan elke deur, als de mensen ze willen.

224 Hoevelen hebben de Here lief, laten zij "amen!" zeggen. [De samenkomst roept: "Amen!" – Vert] In orde.

225 Ik vraag mij af of de zuster die de baby daar in haar arm heeft, de zuster, speelster, of hier, als zij daar zit... Goed, als u boven bent, kom hier even een ogenblik naar voren, als u wilt, en geef ons een accoord op de piano.

226 Nu, denk aan de diensten die morgenavond beginnen; weet u waar wij morgenavond zullen beginnen? We gaan de kinderen van Israël brengen naar Kades-Barnea. Dat is de oordeelszetel. En daar zullen Jozua en Kaleb oversteken en terugbrengen.

227 En dan, zo de Here wil, zullen wij zondagmorgen deze vragen en antwoorden hebben, zo de Here wil.

228 En zondagavond willen wij de kinderen overbrengen in het thuisland. Halleluja! De Jordaan rolde terug en die modderige stromen rolden weg. En zij trekken op naar de muren van Jericho en heffen een gejuich aan en daar valt de muur neer en nemen zij het in. Halleluja! We zullen kijken naar dat scharlaken koord daar van Rachab, de hoer, daar neerhangend waar zij de verspieders neerliet.

229 Dan, zo de Here wil, zullen we volgende week rechtstreeks gaan naar het boek Openbaring, verder door Daniël, halleluja, en een heerlijke wonderbare tijd hebben. Hebt u de Here lief? Amen. Goed.

230 Nu, hoevelen kennen dit lied... (Geef ons even een klein accoord: "Vergeet het gezinsgebed niet". Kent u dat?) Laten wij zien of wij het kunnen zingen zonder muziek nu. Hoevelen kennen dat oude liedje hier, "Vergeet het gezinsgebed niet"? Goed, laten wij nu langzaam beginnen.

Vergeet het gezinsgebed niet,
Jezus wil u daar ontmoeten;
Hij zal elke zorg van u wegnemen,
O, vergeet het gezinsgebed niet.

231 Hoevelen van u hebben een gezinsgebed? Laat ons zien. Ja, nu heeft zij het accoord daar. Goed. Laten wij het nu proberen, komt op.

Vergeet het gezinsgebed niet,
Jezus wil u daar ontmoeten;
Hij zal elke zorg van u wegnemen,
O, vergeet het gezinsgebed niet.

232 Ons afsluitingslied, "Neem de Naam van Jezus mede", kent u, is het niet?

233 Laten we nu even een ogenblik staan. Nu, terwijl wij het eerste vers zingen, wil ik dat u zich omkeert, uw buurman de hand schudt en zegt: "Mijn naam is John Doe, ik ben blij dat u vanavond hier in de tabernakel was. Ik hoop u weer te zien." De Here zegene u nu. Maar ga niet weg, we zullen weggezonden worden op de gewone eerbiedige wijze binnen een ogenblikje. (U, broeders, gaat naar de deuren, als u wilt.) In orde nu.

Neem de Naam van Jezus...

234 Ga terug en schud elkaar nu de hand, draai u om. Dat is juist. Schud elkander de hand nu, maak u op. Als u iets tegen iemand hebt, ga terug en schud hun hand en zeg: "Nee, we zijn allebei pelgrims."

... hem overal waar u gaat.

Dierbare Naam, o, hoe liefelijk!
Hoop der aarde en vreugde des hemels;

     [Broeder Branham spreekt tot iemand – Vert]

Hoop der aarde en vreugde des hemels.

     Nu, luister aandachtig nu.

Voor de Naam van Jezus buigend,
Voorover vallend aan Zijn voeten,
Koning der koningen zullen wij Hem in de hemel kronen,
O, als onze reis ten einde is.

Dierbare Naam (O, dierbare Naam), o, hoe liefelijk!
Hoop der aarde en vreugde des hemels;
Dierbare Naam (kostbare Naam), o, hoe liefelijk!
Hoop der aarde en vreugde des hemels.

235 We zijn blij dat u hier vanavond was. We willen dat u terugkomt en morgenavond met ons bent, als u kunt. Als u geen post van plicht hebt, wees dan bij ons.

236 Nu, oudste Steel uit Portsmouth, Ohio, kom binnen en ga hier in de voorste rij staan. We zullen hem vragen om ons uit te laten gaan met een woord van gebed. Goed, broeder Steel.