Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Hij zwoer bij Zichzelf

Door William Marrion Branham

1 Ik heb zo ongeveer het gevoel of ik mezelf opdring wanneer ik hierheen kom. Broeder Neville is zo gastvrij. Hij zegt: "Nu, broeder Branham, kom naar het podium met het Woord", en zoiets dergelijks. En weet u, ik heb enigszins het gevoel dat ik een poosje naar hem zou moeten luisteren. Dus als ik vanavond terugkom, wel, dan zal ik – dan ga ik naar hem luisteren. Ik ga dat doen – ik waarschuw daar alvast voor. Amen. Ja.

2 Ik vertrouw erop dat iedereen zich goed voelt. En u ziet er goed uit en daar ben ik natuurlijk dankbaar voor.

3 Nu is het buiten slecht weer, maar hier in de tabernakel is het prettig en warm. En we zijn dankbaar voor dit kleine oude dak en de vier muren hier waar we tezamen komen, het is een fijne warme plaats om de Heer te aanbidden. Wellicht is het niet echt zo toereikend als plaats van aanbidding, misschien niet zoals men op andere plaatsen heeft. Maar wij zien altijd uit naar de tegenwoordigheid van de Heilige Geest. Het gaat erom Zijn tegenwoordigheid te vinden die het naar onze zielen brengt.

4 Nu, zoals de broeder zei: "Het is slecht weer vandaag en erg glad op de weg." Billy en ik – daar achteraan – hebben zojuist veertienhonderd kilometer afgelegd over gladde wegen. We konden de hele tijd niet harder dan ongeveer twintig, dertig, niet meer dan vijftig kilometer per uur rijden, terwijl we voorzichtig doorreden; bussen in sloten en van alles. Dus we weten dat het op deze tijden verschrikkelijk moeilijk is om te rijden.

5 Terwijl er nu een kleine groep van u aanwezig is, als u naar voren wilt komen, waar u het beter kunt horen, wel dat zal volmaakt in orde zijn.

6 Welnu, gisteravond zou ik... was het tamelijk druk. Ik had broeder Neville willen opbellen om hem te zeggen, of, over zijn radio-uitzending, enzovoort, dat we vanmorgen binnen zouden komen en zouden bidden voor de zieken, enzovoort. Maar ik kreeg hem niet te pakken omdat het erg, erg druk is geweest sinds ik terugkwam. En nu sta ik weer op het punt naar Chicago te vertrekken voor de samenkomsten daar. En we zullen doorgaan naar Phoenix en de westkust.

7 We hadden en wonderbare samenkomst in Bing-... Binghamton. Binghamton, New York. Ik kan dat niet uitspreken: B-i-n-g-h-a-m-t-o-n. Het is Bing-... [Iemand spreekt het anders uit – Vert] Binghamton. Uhu. En het is een... Ik zou het willen uitspreken als Bing-hám-ton. B-i-n-g-h-á-m t-o-n, ziet u. Bing-ham-ton. Maar ze zeggen gewoon Bínghamton. U hebt gelijk, broeder Johnny. ("Mijn familie woont daar vlakbij.") O, is dat zo? Wel, dat is fijn. We waren in het Endicott Auditorium. Ja, u weet waar dat is, in Johnson City.

8 We hadden daar beslist een fantastische samenkomst; vielen er regelrecht, zonder voorbereiding in, weet u. Ze hadden zomaar op een dag opgebeld. En dan al deze plaatsen om heen te gaan, toch zei de Heilige Geest: "Ga daarheen." En ik zag waarom het was. Het was bij een groep waar heel veel Katholieke mensen zaten, enzovoort, en voor deze mensen betekende het beslist een enorme verheldering.

9 We waren daarginds ongeveer zes of zeven avonden, zodat zij nu aan het hongeren en dorsten zijn. En ze willen een samenkomst opzetten, of een tent opzetten en daarvoor terugkomen. U weet hoe dat gaat. Dus ik zei tegen hen dat of ìk daarheen zou komen of dat ik enigen van mijn broeders hier, broeder Beeler of enige anderen van hen zou sturen, die daar op een keer naar een dienst van ze zouden willen gaan.

10 Natuurlijk wil ik daartoe dringend worden geleid. Mijn hart brandt nog altijd om overzee te gaan. Ik zou het liefst deze morgen na de dienst naar Afrika of India of daar ergens willen vertrekken. Om daar in dat land die grote nood van de mensen te zien, hoe ze er zo van houden en het Evangelie zo graag willen ontvangen, weet u. Daar hebben ze die meningsverschillen niet die wij hier hebben, weet u, om over verschillende kleine dingen te ruziën. Ze willen eenvoudig over de Here Jezus horen. En dat is het soort mensen waar je de boodschap graag naartoe zou willen brengen. En die eenvoud daar, op die manier, wel, het maakt dat ze eenvoudig... Ze houden er gewoon van. En ongeacht wat je zegt, als het iets over de Here is, willen ze er direct iets over weten. Want hier in Amerika zijn we het allemaal oneens met elkaar en het is wat je noemt "haarkloverij". Is dat niet zo? Zoiets dergelijks, ja.

11 Tussen haakjes, ik kreeg een paar telefoontjes van voorgangers die iets vertelden over een broeder die een boek schreef. En daarin hekelt hij mij enigszins. Welnu, dat is in orde. Ik ken de broeder niet en hij kent mij niet. Dus dat is goed zo. Het is wellicht een goede broeder en het berust op een misverstand, weet je. Je weet hoe iemand... Dat kan gemakkelijk gebeuren, weet je, gewoon verkeerd begrepen. Maar wij geloven in Goddelijke genezing en bidden voor de zieken. En wellicht doet de broeder dat ook, maar hij is... Je weet hoe dat gaat, ze maken eenvoudig van die kleine vergissingen. En ik heb die dierbare broeder nog nooit ontmoet. Als ik met hem zou praten en hij zou met mij praten, dan zouden we elkaar waarschijnlijk liefhebben, zie je. Dus het maakt toch helemaal niets uit.

12 We willen nu vanmorgen het Evangelie opslaan om iets te lezen uit het Woord. Houdt u niet van het Woord? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ja, dat is het. Nu, in...

13 We waren gedurende de laatste vier of vijf maanden in het tiende hoofdstuk, geloof ik. Dus vanmorgen begon ik te denken: "Welnu, wat als broeder Neville mij zou opbellen en me vroeg of ik vanmorgen iets wilde zeggen? Waar was ik gestopt in het tiende hoofdstuk?" En ik begon het op te zoeken en ik had na verscheidene maanden het tiende hoofdstuk beëindigd.

14 Dus zei ik: "Wel, ik zal met het elfde hoofdstuk beginnen." En toen ik daarin begon te kijken, zag ik dat het een van mijn favorieten is, weet je, en ik was bang dat... Ik zei: "Nee, ik zal daar niet aan beginnen want dan ben ik met ieder vers twee jaar bezig." Ieder van die geloofshelden daar, weet je. Hoe wij...

15 Om dat elfde hoofdstuk te nemen, om dat recht te doen, daarvoor zouden we terug moeten gaan naar het begin der schepping en dat naar voren brengen; dat zou al een paar, een week of drie, duren. Dan verder met Henoch, hoe hij met de Here wandelde: dat zou al een paar weken duren, weet je, om met die twee verzen klaar te komen. Dan komt Noach daarna. En dan Abraham en zo verder. Oh! Hoe we er doorheen komen met Abraham is moeilijk te zeggen, hoe lang we daarmee bezig zouden zijn. We zouden het van voor naar achter uitkammen en van achter naar voren. Om het dus over zo'n onderwerp te hebben, zouden we zoiets als een opwekking moeten houden, een serie van dergelijke onderwerpen, gewoon door blijven gaan met het elfde hoofdstuk.

16 Dus ik dacht: "Wel, we beginnen opnieuw en ik begin met het eerste hoofdstuk, dat klonk goed." Ik houd van de onderwijzing in Hebreeën omdat het diep is en rijk. En ik ben er zeker van dat u er allen van houdt.

17 Dus ik dacht dat we vanmorgen misschien iets uit het zevende hoofdstuk kunnen lezen, als u het wilt opslaan.

18 En we zullen een kleine achtergrond als basis nemen voor ons verhaal. En we zullen met een paar verzen in het zesde hoofdstuk beginnen. Het staat er min of meer mee in verband omdat het hoort bij een belangrijk onderwerp over Melchizédek, de koning van Salem en wie hij was en wat zijn relatie tot Christus was. "Hij had geen vader, geen moeder; geen aanvang van dagen noch einde van leven. Hij had nimmer een aanvang; hij begon nimmer en hij zal nimmer eindigen. Hij had nimmer een vader of moeder, noch nakomelingen. En hij was de koning van Salem." Ik vraag mij af wie dit was, die Abraham ontmoette, degene die hij ontmoette. We zullen dat nu even een achtergrond geven.

19 Welnu, wij slaan de bladzijden op deze manier om, kijk, maar er bestaat slechts Eén die het kan openen en dat is de Here Jezus. Is dat niet zo? "Niemand in de hemel of op aarde, onder de aarde, was in staat of waardig om het Boek te openen of het zegel daarvan te verbreken." Maar toen Jezus kwam, nam Hij het Boek uit de rechterhand, uit Gods hand en nam het Boek en verbrak de zegels en zette zich aan Gods rechterhand. En er bestaat er slechts Eén die in staat is dat te doen. Als nu... Hij is de Enige die dit kan doen.

20 Welnu, mijn ideeën zouden er, o, misschien een miljoen mijl naast kunnen zitten. En iemand anders z'n ideeën zouden er een eind naast kunnen zitten. Maar wij vertrouwen er op dat Hij vanmorgen Zijn ideeën de onze zal laten zijn. Is dat juist? Dan zullen we het beste doen wat we maar kunnen, dat zal ik doen, om het naar mijn beste weten uit te leggen.

21 Nu, het is niet van te voren bestudeerd. Beslist niet. We komen hier eenvoudig naartoe en openen het Woord.

22 Normaal gesproken komen we hierheen als we deze lessen nemen en bestuderen we deze om ze gedurende een week als een serie te behandelen. Ik zou dan Schriftgedeelten hebben opgeschreven betreffende ieder klein ding dat ik door de Schrift heen zou kunnen vinden. Gedurende de week zou ik de kamer binnengaan en daar gaan zitten en studeren en over het Woord mediteren. En als de Heilige Geest mij iets zou geven, dan zou ik het opschrijven. Ik zit dan en denk opnieuw na, schrijf het dan op, wat Hij mij zou vertellen.

23 Dan kom ik 's zondags hierheen en leg allerlei papieren neer op de... En u zou daarginds een notitieboekje moeten hebben om het aan te tekenen en op te schrijven als u de Schriftplaatsen krijgt. Dan zouden de mensen dat gedurende de week bestuderen en het bij elkaar krijgen. En er zijn zulke... daar is een...

24 Weet u, een tekst is een wonderbaar iets, maar het is de samenhang die de tekst uitvergroot, ziet u. Het is de samenhang van de tekst. Dus wat dat betreft... Maar vandaag komen we zomaar binnen en we laten het gewoon een poosje gaan en vertrouwen dat de Heer ons zal helpen.

     Zullen we nu onze hoofden buigen.

25 Nu, onze vriendelijke hemelse Vader, wij zijn dankbaar voor alles wat Gij hebt gedaan. In het bijzonder, Here, voor de vergeving van onze zonden, dat U ziekte en aandoeningen van onze deuren vandaan houdt, daar zijn wij zo dankbaar voor. En voor het voorrecht dat wij hebben om hier in dit huis van God, op deze wintermorgen, samen te komen om U te aanbidden in de schoonheid van Uw heiligheid. O, wat hebben wij U lief, te weten dat Gij ons hebt gewassen door Uw eigen bloed, en ons aan God hebt voorgesteld als onberispelijk, smetteloos, als nieuwe schepselen in Christus Jezus. We zien uit naar de komende tijd, wanneer wij Hem zullen zien zoals Hij is en een lichaam hebben zoals het Zijne. O, wat verlangen wij naar dat uur!

26 En terwijl wij nu vandaag vergaderd zijn, danken wij U dat Gij ons een veilige reis hebt gegeven naar New York en terug. Dank U dat U gedurende die tijd hier bij de gemeente bent geweest. En voor vele dingen, o, voor duizenden van deze grote zegeningen zouden we U moeten bedanken! En Gij weet ze allemaal en wij buigen ons om U daarvoor de prijs te geven.

27 Neem het Woord deze morgen, Vader, zegen het nu. Zegen de gemeente. Zegen de herder. God, wees met hem en, o God, maak hem een zegen voor duizenden. De diakenen van de kerk, de beheerders, de lidmaten, leden, allen, wees met hen, Vader. De zondagsschoolonderwijzers die ginds bij de kleinen zijn, wees met hen. En mogen vanmorgen hun hartjes branden met de liefde van God. Help ons gelijkerwijs in de gemeente. En mogen wij, wanneer we weggaan, zeggen zoals degenen die van Emmaüs kwamen: "Brandden onze harten niet in ons terwijl Hij tot ons sprak langs de weg?" Want wij vragen het in Zijn Naam. Amen.

     Nu in de Hebreeënbrief...

28 En hier onder deze lamp kijk ik zo scheel, want ik ben geen jongen meer, weet u. Ik begin een oude man te worden.

29 Enige tijd geleden stond ik op het punt om een donkere bril te laten maken tegen de reflectie van de sneeuw. Ik zou een trip naar Afrika gaan maken en... Nee, neemt u me niet kwalijk, ik zou gaan jagen in Maine, of ginds in Canada. En vanwege de reflectie van de sneeuw moet je een bril dragen, want zodra de zon erop schijnt verblindt het je. Alsof je ogen erg pijn beginnen te doen en je moet je hoofd naar beneden houden; je probeert te lopen terwijl je zo naar omlaag kijkt, en het doet pijn. Dus iedere keer als ik een zonnebril opzette, werd ik zo misselijk dat ik mijn hoofd nauwelijks rechtop kon houden. En zo ging het steeds.

30 Dus belde ik dokter Adair op en ik zei: "Welke kleur zou ik moeten nemen?" Ik zei: "Ik heb groen, blauw en zwart geprobeerd."

31 Hij zei: "Billy, het ligt niet aan het glas; het zijn je ogen." Hij zei: "Je bent de veertig gepasseerd."

     Ik zei: "Ja."

     Hij zei: "Wel jongen, het zijn die oude ogen die slecht worden."

     Ik zei: "Nee, ik heb goede ogen." Ik zei: "Ik... ik..."

     Hij zei: "Oh!"

     Ik zei: "O ja, ik kan het wel zien."

32 Dus stuurde hij mij over de rivier naar een specialist om m'n ogen te laten onderzoeken. Ik begreep dat het de wil van de Heer was, omdat de man een goed bekendstaande Christen is en hij wil met mij meegaan naar Afrika als ik opnieuw ga. Het is een van de beste oogspecialisten in Louisville, daar in het grote Heyburn gebouw. Toen hij mijn ogen onderzocht waren mijn ogen...

33 Hij bracht me in een klein kamertje en deed iets aan omdat het er donker was; hij liet me daar even zitten totdat mijn ogen eraan gewend waren. Toen stelde hij een klein apparaat in werking en zei: "twintig – twintig." Wel, ik kon dat met ieder oog lezen. Hij deed het weer aan en zei: "vijftien – vijftien." Ik las het met ieder oog. Hij deed het weer aan, zei: "tien – tien." Ik kon het met ieder oog lezen. Dus dat was... en verder dan dat hoefde je niet te gaan. Dus ik kon het prima lezen. Dus toen zei hij...

34 Toen zette hij het op een klein ding zoals dit, pakte een kaartje en bewoog het zo naar mij toe. Toen het zo vlakbij kwam zei ik: "Het spijt me."

     Hij zei: "Wel, u bent de veertig gepasseerd."

     Ik zei: "Ja."

35 Hij zei: "Ik begrijp het." Hij zei: "U hebt goede ogen, maar bij een man of ieder menselijk wezen die de veertig is gepasseerd, worden de oogballen in feite plat. Zoals uw haar grijs wordt. Het is eenvoudig de natuur." En hij zei: "Wanneer ze platter worden, maken ze niet meer de bolling die ze behoorden te maken; op die manier." En hij zei: "Iets wat dichtbij u komt, omdat uw oogballen platter worden, stellen ze zich niet meer scherp in om het u te laten zien, begrijpt u." Hij zei: "Vroeger of later, als u op dat punt komt, zult u een bril nodig hebben om het te kunnen volgen, om het helemaal te kunnen lezen."

     Ik zei: "Tjonge, dokter!"

36 Als ik het zover bij me vandaan houd, dan is het perfect. Maar als het zo dichtbij komt, oei. Daarom moet ik het wat verder weghouden.

37 Ik vertelde broeder Neville erover. Broeder Neville zei: "Ja, maar na een poosje blijf je het verder weghouden, zover tot je arm niet lang genoeg meer is om erbij te kunnen."

38 Dus ik ben hoe dan ook dankbaar voor goede ogen. En daarginds, oh, ik zou... Ik kan bijna een haar zien liggen ginds beneden op de bank of ergens. Dus op die manier is het heel goed. Maar ik word oud, dat is alles.

39 Ik word dus ouder híer maar jonger dáár, ziet u, en dat is de goede kant ervan. Want op een heerlijke dag zal de Here Jezus toch komen en alles wat we op ons best waren, zullen we opnieuw zijn, voor altijd. De dood zet alleen in om dit te bewerken. De dood zet in om die grijze haar op uw hoofd te bewerken. De dood zet in om die rimpels in uw gelaat te bewerken. Maar hij kan u alleen maar nemen, dat is alles. Dan zult u in de opstanding zijn zoals u op uw best was, voordat de dood u zelfs maar kon aanraken, toen u ongeveer eenentwintig, tweeëntwintig was – dan zult u zo in de opstanding zijn. Ik kan dat met de Schrift bewijzen. En dat maakt ons zo gelukkig, om dat te weten. Ongeacht wat er komt of wat er gaat, dat maakt hoe dan ook geen enkel verschil, omdat we regelrecht weer vernieuwd terugkomen.

40 Welnu, wij geloven dat het Hebreeënboek een boek is dat door Paulus werd geschreven. Er bestaat geen vermelding waarin staat dat hij het schreef. Maar wij geloven dat Paulus het Hebreeënboek schreef omdat het klinkt zoals Paulus schreef. En de meeste theologen geloven ook dat het door Paulus werd geschreven. Maar wie het ook was, welke schrijver het schreef, het is beslist een meesterwerk en het is geïnspireerd en stemt overeen met de rest van de Bijbel.

41 Het brengt al de schaduwen erin. En omdat ikzelf geen opleiding heb genoten, ongeletterd ben, moet ik het als het ware nemen als iemand die typen gebruikt, om te weten dat ik de waarheid van het Woord heb, want ik kijk altijd terug in het Oude Testament.

42 Nu zitten hier enige mensen – drie of vier – die hier al zijn vanaf het begin van de gemeente; ik geloof dat het twintig en nog wat jaar geleden is dat ik voor het eerst werd ingezegend. En dan heb ik de hele tijd door altijd geprobeerd op de typen te letten.

43 Met andere woorden, als ik de zon nog nooit had gezien en ik zag wat de maan deed – licht op de aarde werpen en dergelijke, en dat zij uit de hemel schijnt – dan zou ik mij er een voorstelling van kunnen maken hoe de zon zou zijn als zij begon te schijnen, want zij zou... ik had naar de maan gekeken die een weerkaatsing is van de zon.

44 Wel, al de oude dingen van het Oude Testament, onder de wet, waren slechts een type of een weerkaatsing van wat het in het Evangelie is. Als je dus het Oude Testament kent, kun je je er een behoorlijk goede voorstelling van maken wat het Nieuwe Testament is, want... En nu geeft Paulus hier diezelfde zaak in de Hebreeënbrief. Hij laat in type zien wat het Oude Testament inhield. Het Nieuwe Testament is een tegenbeeld. Iedereen gelooft dat, is het niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

45 Daardoor geloof ik zo sterk in Goddelijke genezing, omdat er toen al in het Oude Testament van Goddelijke genezing sprake was. En als de... Wij hebben iets wat veel beter is. Als het Oude Testament Goddelijke genezing produceerde onder die geringere zaak en het enige wat het Nieuwe Testament is, is dat het veel meer en veel beter is, wat moet het Nieuwe Testament dan wel niet hebben aan Goddelijke genezing? O, het heeft er veel meer van, ziet u. Want het Nieuwe Testament spreekt van "betere dingen", zoals Paulus hier in Hebreeën zegt. Het Oude Testament produceerde... O, het was in orde.

46 Zoals wanneer ik hier buiten zou lopen en naar buiten zou gaan om hier 's avonds iets te gaan doen, om te lezen of ergens diensten te gaan houden, en wel, het is een... of om willekeurig ergens heen te gaan en het is een maanverlichte nacht. Dat is geweldig fijn, ik waardeer dat. Maar als de maan dat kan produceren, wat zal de zon dan doen? En die is sterk. Ze doet de maan verdwijnen, dat is alles; ziet u, je ziet er gewoon niets meer van.

47 En als u opmerkt wanneer de zon opkomt – de reden waarom de maan niet schijnt is omdat de maan en de zon in elkaar overvloeien. De maan en de zon zijn één. Wist u dat? De maan is niets anders dan een projectiel dat in de lucht hangt. En de zon schijnt er op en weerkaatst haar licht naar de aarde. De zon schijnt door middel van de maan, naar de maan om te weerkaatsten. Ziet u? Als de zon hier overal is, werpt ze haar licht hier op de maan en de maan weerkaatst het terug naar de aarde. Met andere woorden: de zon en de maan zijn man en vrouw. Of anders, de zon en de maan zijn Jezus en de gemeente. Terwijl Jezus is weggegaan, weerkaatst Hij door de gemeente Zijn licht. Ziet u? Als de maan dus licht geeft, wat zal de zon dan wel niet doen?

48 En als de wet licht gaf, als de wet genezing gaf, wat zal het Evangelie dan doen? Zie? O, het zou krachtig zijn! Nietwaar? Zeker zou het dat zijn. Toen zij... Kijk, toen Jezus...

49 Toen de kinderen van Israël onderweg door de woestijn kwamen begonnen ze te schelden en praatjes te krijgen tegen God en tegen Mozes en ze zondigden. Toen kwamen er slangen aan die ze begonnen te steken en te bijten. En ze waren stervende en geen enkele van hun middelen kon hen helpen. En de mensen stierven bij duizenden. En God maakte een type van Christus. Hij liet Mozes een koperen slang maken en op een stok plaatsen. Nu, dat was een type van Christus (nietwaar?), de slang.

50 Nu zouden enige van u kinderen in het Evangelie zich kunnen afvragen: "Hoe kan een slang nu Christus voorstellen?" Wel, omdat de slang, het serpent zelf, de zonde vertegenwoordigde, die reeds veroordeeld was.

51 God veroordeelde de slang in de hof van Eden. Hij sprak het vonnis daar reeds over hem uit. Haalde zijn benen onder hem vandaan en bracht hem weg van zijn menselijke vorm en plaatste hem op een niveau... Wel, hij was niet... Kijk, de slang was in het begin geen reptiel. De Bijbel zei: "Hij was een dier en het listigste van al de dieren op het veld." Hij liep als een man en alles, "de listigste". Maar de vloek vervloekte hem en nam zijn listigheid van hem vandaan, of zijn schoonheid; het wierp hem op de grond zodat hij op zijn buik moest kruipen.

52 En nu vertegenwoordigde de serpent op de paal zonde die reeds geoordeeld was. En hij werd gemaakt van koper. Nu vertegenwoordigt koper Goddelijk oordeel, geen werelds oordeel of verstandelijk oordeel, maar Goddelijk oordeel. Zie? Het koperen altaar dat... het altaar waar de offers op werden verbrand was gemaakt van koper, "het koperen altaar". Dat betekende dat het Goddelijk was. Daar bij het koper werd de Goddelijke prijs betaald. En Mozes...

53 Bijvoorbeeld toen Elia wegging, zei hij: "En de hemel zag eruit als koper." Goddelijk oordeel op de mensen, omdat zij bij God vandaan waren gegaan in de dagen van Achab. En Gehazi ging de berg op om te zien hoe de lucht eruit zag. En hij kwam naar beneden en zei: "Het ziet eruit als koper." Ziet u, als Goddelijk oordeel!

54 Openbaring 1, Jezus werd gezien... of de gemeente, liever, van de bruid van Christus, zag Hem staan temidden van de zeven gouden kandelaren en de voeten waren gemaakt van koper. Het koper is het Goddelijk oordeel van de gemeente over de wereld. Zie? Het Goddelijk oordeel!

55 De slang en het koper spreken ervan. Let nu op. Hij werd opgericht op de paal, wat het kruis vertegenwoordigde. Let nu op drie dingen. Voor welk doel werd hij opgericht? Dat zij vergeving zouden krijgen voor hun slange... of vergeving voor hun zonden en genezen zouden worden van hun slangenbeten. Is dat juist? En een ieder die keek, leefde; wie weigerde te kijken, stierf. Welnu, u kunt op geen enkele manier met zonde handelen, u kunt op geen enkele manier met zonde handelen, zonder met Goddelijke genezing te handelen. Dat kunt u eenvoudig niet. Er is geen manier om het Evangelie te prediken zonder Goddelijke genezing. U kunt het niet. Dat is waar.

56 Kijk nu hier. Bijvoorbeeld, wat als hier een man was en hij stond hier en hij sloeg me met zijn vuist zo hard hij maar kon. Welnu, om van die man af te komen die me met zijn vuist sloeg, helpt het niet om zijn arm eraf te hakken. Ziet u? Of misschien schopt hij me met zijn voet. Het helpt niet om z'n voet eraf te hakken. Nee, het enige wat helpt is: dood de man bij zijn hoofd. Is dat niet zo? Als u het hoofd doodt, doodt u de arm, doodt u de voet. En je doodt de rest van het lichaam (nietwaar?) als je hem bij zijn hoofd doodt.

57 Wel, wat is de hoofdoorzaak dat wij hier vanmorgen zijn? Wat is het hoofd van dit alles? Wat maakte al deze ziekten en zonden en schande? Het was zonde. Zie? Voordat u enige zonde had... Ziekte is een attribuut of iets wat op de zonde volgt. Als je geen... Met andere woorden, het is iets wat uit zonde voortkomt. Zie? Voordat er enige zonde was, bestond er geen ziekte of iets; geen zorgen of iets; geen ouder worden, een in elkaar storten, geen verdriet, geen gebroken gezinnen, helemaal niets. Ziet u? Het was helemaal volmaakt. Wel, het was zonde wat het veroorzaakte, zonde, z-o-n-d-e. Wel, toen volgde ziekte op de zonde. Gebroken gezinnen, attributen, immoreel leven en al deze dingen, het volgde op de zonde.

58 Welnu, als je de zonde doodt, móet je wel de attributen doden. Is het niet? Je kunt niet – je kunt niet komen aan... Je kunt niet losjes omgaan met zonde want dan ga je hier ook losjes mee om. En als je hier los bent, resulteert het in zonde. Ziet u? Nu, als je de zonde doodt, dan doodt je de hele zaak.

59 Nu, zegt u, ziekte, soms bent u ziek en zegt: "Zondigde ik?" O, het mag zijn dat ú niet hebt gezondigd, maar onthoud, de ziekte bezoekt... De ongerechtigheid van de ouders wordt bezocht aan de kinderen en kleinkinderen en aan hun kinderen, doorgaand tot in het derde en vierde geslacht. Ziet u? Het is niets anders dan een zwakker worden, zwakker worden van de menselijke lichamen en de zonde stapelt zich op, enzovoort. Zoals venerische ziekten en dergelijke, het gaat achteruit.

60 Hier was enige tijd geleden een bekende dokter die twee meisjes binnen kreeg om te worden onderzocht. Ze werden gaandeweg blind. En ze ontdekten een geslachtsziekte. Ze waren net zo zuiver en moreel als ze maar konden zijn, deze twee kleine dames, precies hier in deze stad en beiden werden gaandeweg blind. En ze wisten er geen raad mee. Ze maakten brillen voor hen maar die hielpen helemaal niet. Gaven hun een bloedtest en daar stond het vast. Ze gingen het na en het kwam van hun overgrootvader. Ziet u?

61 Zo komt u er aan. Kijk, het komt door de generaties heen. Het gaat achteruit. Dus als u handelt met zonde, handelt u tegelijkertijd met ziekte.

62 Mozes nu richtte de slang op. Jezus zei in Johannes 3: "Zoals Mozes de koperen slang verhoogde in de woestijn, zo moet de Zoon des mensen worden verhoogd." Is dat juist? Met andere woorden, dat was de maan ten opzichte van de zon. Het was de schaduw van wat komende was. Wel, als er Goddelijke genezing was door het oprichten van de koperen slang, dan moet het ook zijn in het oprichten van Jezus Christus. Want het was, met name de koperen slang die een afschaduwing van Jezus Christus was, zonde die reeds werd veroordeeld in Goddelijk oordeel; Gods Goddelijk oordeel. Niet het oor-...

     De wereld veroordeelde Hem en doodde Hem.

63 Maar Gods Goddelijk oordeel maakte een onschuldig Persoon zonde, amen, en veroordeelde dat precies daar. Ziet u? En Hij droeg ons Goddelijk oordeel en nam mijn straf, nam uw zonden en uw schuld en uw kaartje naar de hel en uw kaartje naar de foltering. En nam het op Zichzelf en stierf in onze plaats en werd in mijn plaats naar de hel gestuurd. Amen.

64 Maar God wilde niet dat Hij daar zou blijven, daarom wekte Hij Hem op de derde dag op voor onze rechtvaardiging. Om daarheen te kunnen kijken en te kunnen zeggen: "Ik ben... God heeft absoluut aan mij bewezen dat ik gerechtvaardigd ben, want Hij deed Zijn Zoon opstaan, Christus Jezus. Daarom ben ik met Hem opgestaan en ben gezeten in hemelse plaatsen." Dat is juist. Dat maakte het vast! Zie? Hij rechtvaardigde. Hij stond op voor onze rechtvaardiging.

Levend had Hij mij lief; stervend redde Hij mij;
Begraven droeg Hij mijn zonden ver weg;
Opgestaan rechtvaardigde Hij vrijwillig voor immer;
Eens zal Hij komen, o heerlijke dag!

     Dat is het. Daar bent u er. Daarom:

Mijn hoop is op niets anders gebouwd,
Dan op Jezus' bloed en gerechtigheid;
Wanneer alles om mij heen bezwijkt,
Is Hij mijn hoop en zaligheid.

Want op Christus, de vaste Rots, sta ik;
Alle andere grond is zinkend zand,
Alle andere grond is zinkend zand.

65 Zo is het. Daar rust onze hoop op, precies daar. Oh! O, als ik daarover denk, als ik daaraan denk! En Jezus zei: "Zoals Mozes de slang ophief", voor hetzelfde doel, dezelfde zaak. "Zoals Mozes de slang ophief in de woestijn, zo moet de Zoon des mensen worden opgeheven."

66 "Hij werd verwond om onze overtredingen, Hij werd verbrijzeld om onze ongerechtigheid; de kastijding voor onze vrede was op Hem; door Zijn striemen werden wij genezen. Wij dwaalden allen als schapen; God legde de ongerechtigheid van ons allen op Hem." Daar is het. Oh! Ik denk terug daar aan het Testament, toen de Oud-Testamentische profeten in een visioen vooruit keken en Hem door Jeruzalem zagen komen op weg naar Golgotha, terwijl Hij onze zonden daarginds op het kruis wegdroeg. Daarin sprak hij: "Hij werd verwond om onze overtredingen." Toen Jesaja er op een dag een glimp van opving, zei hij: "Hij werd verwond om onze overtredingen. Hij werd verbrijzeld om onze ongerechtigheid; de kastijding voor onze vrede was op Hem; door Zijn striemen werden wij genezen."

67 Hoe denkt u dat ze naar hun graf gingen, waar zagen ze naar uit? Geen wonder dat David zei: "Mijn vlees zal rusten in hope. Want Hij zal niet toelaten dat Zijn Heilige ontbinding zal zien, noch zal Hij... Of, Hij zal Zijn ziel niet in de hel achterlaten, noch zal Hij toestaan dat Zijn Heilige ontbinding ziet. Daarom zal mijn hart zich verheugen en mijn tong zal vrolijk zijn." David voorzag het in een schaduw en was verheugd. Want hij wist dat toen Christus stierf, het voor altijd en eeuwig bezegeld was. Amen. Toen was aan alles voldaan.

68 Jesaja zei dat er een tijd zou komen dat er genezing zou zijn. Over genezing gesproken?! Hij zei: "Hij werd verwond om onze overtredingen en door Zijn striemen werden wij genezen."

69 Hoe wilde u het uit de Schrift vandaan halen? Dat kunt u niet, broeder. U kunt, zou er op kunnen slaan en er tegen kunnen vechten en van alles, maar het zal regelrecht door blijven bewegen. Door eindeloze eeuwen en onmetelijke tijden zal het steeds maar door blijven gaan.

70 Hier spreekt Paulus, echt wonderbaar. Laten we naar het eerste deel van dit zesde hoofdstuk gaan; laten we teruggaan en het opnieuw een beetje bekijken. We zullen hier ergens bij het twaalfde, dertiende vers beginnen. Om een kleine ondergrond te krijgen terwijl de Heilige Geest nu is neergekomen en bij ons is en op ons rust.

71 Het zesde hoofdstuk spreekt over de onvergeeflijke zonde. We zijn daar pas helemaal doorheen gegaan. We begonnen aan het zesde hoofdstuk maar we stuitten op 'de onvergeeflijke zonde'. Hoevelen hier binnen weten nu wat de onvergeeflijke zonde is? Zeker. Om de Evangelie-waarheid te verwerpen! Is dat waar? Als...

72 "Wie opzettelijk zondigt, nadat hij de kennis der waarheid heeft ontvangen, voor hem blijft er geen slachtoffer voor de zonde meer over." "Als het Evangelie duidelijk aan u is uitgelegd", zegt de Schrift, "en u ziet het en om reden dat u het er niet mee eens bent of niet samenstemt met deze groep, zodat u opzettelijk weggaat, dan heeft u de Heilige Geest gelasterd en kunt nimmermeer vergeven worden in deze wereld noch in de wereld die komt." Dat is waar.

73 Zij wisten dat Hij de Zoon van God was. En ze zeiden... Ze wisten dat Hij dat was.

74 Nicodemus drukte het uit. Hij zei "Welzeker, wij weten dat Gij een Leraar van God gezonden zijt."

75 Hij zei: "Omdat Hij zegt... Hij heeft een duivel!" Want, natuurlijk zou en kon Hij daar staan en hun voorzeggen, want Hij kon over het gehoor kijken en hun vertellen waar ze aan dachten, wat in hun gedachten leefde; en Hij kon de zieken genezen, enzovoort, voor hen bidden en de resultaten kwamen. Ze zeiden: "Ah! Dat is de duivel!"

76 En Hij zei: "Even een ogenblik. U zult daarvoor worden vergeven, omdat u tegen Mij spreekt. Maar als de Heilige Geest is gekomen, maak dan zo'n opmerking niet. Want onthoud, de Heilige Geest zal u in uw hart waarschuwen. Op dit ogenblik is dit nog onmogelijk omdat de bloedcel waarin Ik ben verpakt nog niet verbroken is. Maar op een dag zal een speer deze zijde openen en dan zal de bloedcel openbaar worden. Daaruit zal Mijn leven komen en de Vader binnengaan en terugkeren in de vorm van Goddelijkheid en kracht. Dan zal de bloedcel er zijn en de Heilige Geest zal met ieder menselijk hart handelen, overal. Als u dan moedwillig de waarheid verwerpt als het aan u wordt voorgesteld, dan is er nimmermeer vergeving in deze wereld noch in de wereld die komt." Ziet u, wandel maar liever voorzichtig. Zo is het! Zie?

77 "Want een ieder die opzettelijk zondigt of ongelovig is, nadat hij de kennis der waarheid heeft ontvangen – voor hem blijft er geen slachtoffer voor de zonde meer over, maar een vreselijk uitzicht op het oordeel, de felheid van een vuur, dat de wederspannige zal verteren. [Hebreeën 10 – Vert] Wie de schaduw onder Mozes' wet verachtte, stierf zonder genade bij twee of drie getuigen; hoeveel zwaarder straf, hoewel waardig – prediker, wie hij ook mag zijn – zal hij verdienen die het bloed van Jezus Christus met voeten heeft getreden, het bloed des verbonds waardoor hij was geheiligd – onthoud, een geheiligd persoon – het onrein acht en de werken van genade heeft gesmaad. Zie, voor hem blijft niets anders over dan de felheid van een vuur en het zal de wederspannige verteren."

78 Als u een Evangeliewaarheid ziet en er pal overheen loopt, slechts om populair te zijn of om naar uw eigen kerk te gaan, uw eigen opvatting erover te hebben; broeder, dan hebt u iets gedaan, het is afgelopen met u. Dat is nu niet mijn woord; ik zou er graag iets anders van willen maken. Maar dat is wat Gods Woord erover zei, en Hij handelt in overeenstemming daarmee.

79 Nu zullen we hier bij het dertiende vers beginnen [Hebreeën 6:13]: "Want God had beloofd aan..." "Want toen God had beloofd", liever gezegd.

     Want toen God aan Abraham zijn belofte deed, zwoer Hij, omdat Hij bij niemand hoger kon zweren, bij Zichzelf,

80 Kunt u zich voorstellen onder welk soort verbond wij leven? Nu, iedere... Laten we nog wat verder lezen.

     zeggende: Voorzeker zal Ik u zegenen en zekerlijk u vermeerderen.

     En zó, door geduld te oefenen,...

81 Gaf Abraham deze belofte en beloofde dat Hij hem zou zegenen en vermeerderen in alles wat hij zou ondernemen.

82 Nu kijk. Hierna deed God er ook een eed op, zwoer dat Hij het zou doen. Nu zwoer God bij Zichzelf dat Hij de eed zou gestand doen die Hij aan vader Abraham had gegeven.

83 En wat bekrachtigde Hij aan vader Abraham? Hij vertelde aan Abraham... Hij gaf hem het verbond zonder voorwaarden, niet omdat Abraham Abraham was. U weet dat, we zijn er een paar weken geleden doorheen gegaan. Hij gaf Abraham het verbond omdat God Zelf Abraham koos en hem voor de grondlegging der wereld had uitverkoren. Zelfs voordat Abraham op aarde was geboren wist God alles over hem, wist Hij wat hij zou doen. En door genade koos Hij Abraham en niet alleen Abraham, maar Abrahams zaad na hem. Oh! Als u...

84 Wat een vast fundament hebben wij ontvangen, als de Prins aller prinsen, als de God aller goden, als de Koning aller koningen, als de Heer aller heren, het Begin van alles wat begon, Hijzelf een eed zwoer bij Zichzelf terwijl er geen grotere bestaat, dat Hij dit verbond met Abraham en met zijn zaad zou bevestigen!

85 Nu, o, dit mag er uitzien alsof het ontwortelt en uitrukt en wegvaagt en uittrekt, maar laten we het ferm onder ogen zien en kijken hoe het eruit ziet.

86 Als het nodig is, kunnen we teruggaan en het Abrahamitisch verbond dat God met hem sloot oppikken, en hoe God bij Zichzelf zwoer. Weet iemand misschien waar God eenmaal bij Zichzelf zwoer? Laten we nu Genesis, het tweeëntwintigste hoofdstuk opslaan, geloof ik, ongeveer bij het zestiende vers. Laten we kijken bij Genesis, het tweeëntwintigste hoofdstuk en het zestiende vers en dan zullen we hier zien hoe God bij Zichzelf zwoer. In orde, ik geloof dat dit het is, als ik me niet vergis, precies op de goede plek, 22:16. Ja, kijk, het vijftiende vers.

     Toen riep de Engel des HEREN ten tweede male van de hemel tot Abraham en zeide:

     Ik zweer bij Mijzelf, luidt het Woord des HEREN: omdat gij dit gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, Mij niet onthouden hebt,

     zal Ik u rijkelijk zegenen, en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren des hemels en als het zand aan de oever der zee, en uw nageslacht zal de poort zijner vijanden in bezit nemen.

87 God zwoer bij Zichzelf. Halleluja! Als dat niet maakt dat iemand voelt om "Halleluja!" te roepen, dan is er geen... dan bent u dood. Zeker. Oh!

88 God zei: "Abraham, omdat je dit hebt gedaan! Niet wat iemand anders zou doen, maar omdat jij dit hebt gedaan! Je hebt gewandeld door geloof en die zaak daar heb Ik geëerd. Ik eer niet langer werken, dit zal Ik niet meer eren. Ik zal gelóóf eren. En omdat je dit hebt gedaan, zonder te weten hoe het zou aflopen, heb Ik je gered. Ik zal jouw zaad redden. Ik zal het bij Mijzelf zweren." Amen. "En jouw zaad zal de poorten van hun vijanden in bezit nemen." Amen. Dat zet het vast, wat mij betreft. Dat is precies... Dat is alles wat nodig is.

89 Hier is het Paulus in Hebreeën die dat hier weer oppakt, die ernaar verwijst. O, ze pakten het op in de Galaten, in Efeziërs en overal, om ernaar te verwijzen dat ons fundament vast is. Amen. Geen mythische gedachte, iets wat op een heidens bijgeloof is gebaseerd. Maar het is ZO SPREEKT DE HERE, door een eed. Amen. God zwoer een eed bij Zichzelf! Oh! Wat een vast fundament, gij heiligen des Heren! Ja.

90 Als demonen komen, als machten komen, als ziekte komt, als de dood u zelf in het aangezicht staart, dan verliezen ze eenvoudig hun plaats, smelten gewoon als sneeuw voor de zon weg, als we het daar in het licht van het Evangelie werpen.

91 Als u opmerkt mensen, soms neemt u... Dikwijls schrijven mensen allerlei zaken en dergelijke, het doet mensen weglopen van de Protestantse kerk naar de Katholieke kerk, omdat de Katholieken geloven dat het Woord is geïnspireerd. Zij geloven dat. Zij geloven dat Markus 16 is geïnspireerd. Absoluut. Ze zeggen dat het is geïnspireerd. Maar ziet u, de duivel werkt daar in en zegt: "De kerk staat boven het Woord."

92 Wel, dan komt er een Protestant aan, hij ziet iets waar hij niet... een bepaalde kleine oude zaak die ze niet... hij is het er niet mee eens. Wel, hij zegt: "Dit is niet geïnspireerd. Dit is de verkeerde uitleg van het Woord." Alleen maar om er effect mee te sorteren, ziet u, om een houvast te krijgen of om een bepaalde speciale theologie van hemzelf er in te laten passen. Ziet u het? Dat heeft dáár helemaal niets mee te maken.

93 Dat is het Woord van God. Ik geloof er ieder woord van. Voor mij hoeft dit of dat er niet uitgehaald te worden. Voor mij betekent het dat mijn leven moet overeenstemmen met Zijn kenmerken, dat is alles, of met Zijn vereisten, liever gezegd; dat ik daar in overeenstemming mee moet leven. Want God heeft gezworen en Hij zei: "Hij die er iets aan toe zal voegen of er iets uit weg zal nemen, die... zijn deel zal uit het boek des levens worden weggenomen." Is dat zo? Daarom geloven wij het.

94 Als dan ons fundament in Jezus Christus vast en zeker is, broeder, dan is er niets wat u kan schudden. U bent slechts... U bent verankerd. Amen. O ja! In orde.

95 "En nadat..." Het vijftiende vers nu.

     En zó, door geduld te oefenen, heeft deze het beloofde verkregen.

96 O zeg, ik weet niet of we nog bij het zevende hoofdstuk terecht komen of niet.

     ... door geduld te oefenen,... (amen) heeft deze het beloofde verkregen.

97 Kunt u vanmorgen datzelfde doen? Kunt u uw geloof richten en zeggen: "Het is ZO SPREEKT DE HERE"? Ongeacht wat er komt of gaat, of het vandaag gemakkelijk is en morgen zwaar, of ze je de volgende dag plagen en je de dag daarop uitlachen, de volgende dag tegen je zeggen dat je "gek" bent: ik houd vol. Amen.

98 "Nadat!" Niet voordat hij volhield, maar: nadat hij had volhard, verkreeg hij de belofte. Amen. Oh! Daar is het. Ziet u het? Broeder, dat schudt alle duivels en al het andere opzij. Zie? Dat is het.

99 En Satan komt en zegt: "O nu, ik vertel je, je bent gewoon een beetje opgewonden. Je kunt maar beter betreffende deze zaak je verstand gebruiken."

     Zeg: "Het is ZO SPREEKT DE HERE, Satan!"

100 Ongeacht hoe hard het aankomt, waar het gelijkt, wat men ook zegt! "Ik ga het doen; met volharding." Niet klagend! Je kunt geen volharding hebben en tegelijkertijd aldoor klagen. Je moet precies daar je zeil in de wind zetten en rechtdoor varen. Ongeacht wat er gebeurt; ga voorwaarts!

101 Luister, ik ga iets zeggen. Kijk. Geloof is onbewust. Amen. Gelooft u dat? Ik heb dat geleerd gedurende de jaren dat ik rond de wereld heb gereisd en in samenkomsten met mensen van allerlei levenswandel ben geweest. Maar geloof is onbewust. U hebt geloof en weet het zelfs niet. Dat is juist.

102 Zoals Jezus Christus, het deed er niet toe of Hij in een storm was en de harde wind de boot heen en weer liet slingeren, of dat Hij geconfronteerd werd met een massa demonen; al hingen ze Hem ergens aan op, het bewoog Hem helemaal niet. Hij wandelde rechtdoor, net zo kalm en rustig als Hij maar kon zijn. Waarom? Hij was Zich eenvoudig niet bewust van gevaar of iets om Hem heen. Dat is waar. Of het nu ging gebeuren of niet ging gebeuren; Hij wist dat het zou gaan gebeuren omdat God het had gezegd. Hij zei niet: "O, heb Ik wel doorgebeden? Ik vraag Me af of Ik wel lang genoeg heb gevast? Ik vraag Me af of Ik dit wel heb gedaan?" Hij wandelde verder, onbewust. Dat is zo. Hij geloofde dat wat God had gezegd de waarheid was. De woorden moesten worden vervuld en Hij wist dat Zijn leven betekende om die te vervullen. Dat is waar.

103 En u bent hier ook om het te vervullen. Wandel slechts onbewust van angst. Wandel onbewust van kritiek. Wandel onbewust voor de wereld. Wandel, als u in Christus wandelt, wandel met Hem. Besteed geen enkele aandacht – ter rechter of ter linkerhand – blijf slechts doorgaan. Als er iets in de gemeente oprijst: wandel met God. Halleluja! Als ziekte u treft: wandel met God. Als de buurman u niet mag: wandel met God. Blijf slechts doorwandelen met God.

104 Eens wandelde Henoch op die manier. Weet u wat hij deed? Hij wandelde de hele weg met God naar huis; kwam zo ver op de weg dat hij niet meer terug wilde gaan. Amen.

105 Wandel met God! De dokter zegt dat u zult gaan sterven: wandel met God. Ja. De dokter zegt dat u niet kunt... Wel, wandel met God. Wandel eenvoudig met God, dat is alles. Want God heeft u beloofd: "Ik zal u begeven noch verlaten. Ik zal met u zijn tot aan de voleinding der wereld." En Hij zwoer een eed bij dat verbond, wat Hij aangaf, dat Hij het zou bevestigen. Wandel daarom slechts met God.

106 U zult uw up's en down's hebben, maak u niet bezorgd. U zult door stekelige plaatsen, over scherpe rotsen, over steilten, langs hellingen, door de bergen, over zeeën moeten gaan; maar wandel met God. Jazeker. "Er zijn zoveel heuvels die we moeten beklimmen", u hebt dat oude lied gehoord, "maar het zal zo weinig lijken als je aan het einde van de weg bent gekomen." Tjonge! Kijk daar naar, naar alles wat er is gebeurd, kijk om naar uw voetafdrukken, het zullen er niet zoveel zijn.

     En zó, door geduld te oefenen, heeft deze het beloofde verkregen.

     Want mensen zweren bij wie hoger is, en de eed dient hun tot bekrachtiging, als einde van alle tegenspraak.

107 Met andere woorden, als mensen zweren, als ze naar u toekomen en ze doen een eed, dan is dat het einde van alle tegenspraak; u gelooft het, zie.

     Daarom heeft God – daarom heeft God, toen Hij des te nadrukkelijker... (oh) ... nadrukkelijker aan de erfgenamen der belofte het onveranderlijke van zijn raad wilde doen blijken, Zich onder ede verbonden,

108 God wilde u iets tonen; door Zijn raad wilde Hij dat. Hij verbond Zich met een eed, zodat er geen enkele onzekerheid over zou blijven bestaan. Nu, let hier op.

     Opdat door twee... dingen – onveranderlijke dingen, waarbij het onmogelijk is, dat God liegen zou, wij, die (tot Hem de) toevlucht genomen hebben, een krachtige aansporing zouden hebben om de hoop te grijpen, die voor ons ligt.

109 Het is voor God absoluut onmogelijk om te liegen. Dat is de ene zaak. Is dat waar? Welnu, het is onmogelijk voor God om te liegen. Er zijn twee dingen. Ten eerste is het onmogelijk dat God zou liegen. En het volgende is dat God Zelf, die niet kan liegen... Om het volmaakt te maken, dubbel, zwoer Hij daarbij – amen – dat Hij deze eed zou bekrachtigen. O, wat een geweldige...

110 Laten we teruggaan en zien wat de eed was. Wilt u dat, voor één momentje, even maar? Onlangs las ik het hier in het boek Genesis, het vijftiende hoofdstuk van Genesis. Hier gaan we. Luister naar de eed waarbij God zwoer, als u iets wilt lezen waardoor u zich heel goed gaat voelen.

     Hierna kwam het woord des HEREN tot Abram in een gezicht: Vrees niet, Abram, Ik ben uw schild; uw Loon zal zeer groot zijn.

111 "Ik ben uw schild." Als God uw schild is, hoe zal de duivel u dan kunnen treffen? Zie? Zie? "Ik ben uw schild en uw uiterst grote beloning." Wie is dat? "Ik ben", de Here, "uw uiterst grote beloning."

     En Abram zeide: Here HERE, wat zult Gij mij geven, daar ik kinderloos heenga en de bezitter van mijn huis, dat zal deze Damaskener Eliëzer zijn.

     En Abram zeide:... En Abram zeide: Zie, mij hebt Gij geen nakroost gegeven, en nu moet een onderhorige mijn erfgenaam zijn.

     En zie, het woord des HEREN kwam tot hem: Deze zal uw erfgenaam niet zijn, maar uw lijfelijke zoon, die zal uw erfgenaam zijn.

112 God vertelde hem vijfentwintig jaar van tevoren dat Hij dit zou gaan doen. Dus nu begint Abraham zich af te vragen: "Nu Here, wanneer, hoe zal dit nu gaan plaats vinden? En kijk, ik ben honderd jaar oud."

113 Let nu op: "Toen leidde Hij hem naar buiten..." Hier, hier komt het.

     Toen leidde Hij hem naar buiten, en zeide: Zie toch op naar de hemel en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw nageslacht zijn.

114 Toch had hij nog geen enkel kind en hij was honderd jaar oud. Hij zei: "Kijk nu omhoog naar de hemel. Kun je die sterren tellen?"

115 Ginds in Mount Palomar, of Mount Wilson liever, in Californië, kun je kijken bij dat grote observatorium, waar je door een verrekijker honderd en twintig miljoen lichtjaren ver kunt kijken. Nu bedenk, uw ogen kunnen slechts een paar duizend kilometer ver weg zien, of misschien en paar miljoen, een enkel miljoen. Maar dit zijn honderd en twintig miljoen jaren. Als u kijkt, kunt u in het zonnestelsel die sterren zien. Sommige ervan zijn dichterbij en sommige zijn verder weg, enzovoort. Maar als je kijkt door een telescoop en je ziet tot honderd en twintig miljoen lichtjaren ver, denk daar eens aan wat dat betekent, hoe snel het licht reist. En honderd en twintig miljoen lichtjaren, wel, al zou u een rij van negens maken en die tien keer om deze kerk draaien om te laten zien hoeveel kilometer dat zou zijn, dan zou u het nog niet duidelijk kunnen maken. En verder weg zijn er nog meer manen en sterren, daaraan voorbij.

116 Abrahams zaad! Dus, ze tellen? Dat zou u niet kunnen. "Zo zal uw nageslacht zijn." En luister, hierdoor kwam het.

     En hij geloofde in de HERE... (oh...) en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid.

117 Nimmer zei hij: "Nu, Here, ik zal U vertellen wat ik zal doen. Ik zal een bepaald iets doen. En ik zal dit of dat." Hij geloofde de Here slechts en het werd hem toegerekend als gerechtigheid, omdat God het zo had gezegd. Hij had erbij gezworen dat Hij het zou doen.

     En Hij zeide tot hem: Ik ben de HERE, die u uit Ur der Chaldeeën heb geleid om u dit land in bezit te geven.

     En hij zeide: Here HERE, waaraan zal ik weten, dat ik het bezitten zal?

118 "Welnu, ik heb nu nog geen kinderen. Maar kunt U mij een bepaald soort teken geven?"

119 Weet u, ik ben geen tekenzoeker maar ik geloof in tekenen. Dat is juist. Ziet u? Als er geen onzichtbaar teken aan de mens is gegeven, vandaag...

120 Wel, geen wonder dat mensen niet kunnen geloven! Ze gaan rond en mensen hebben eenvoudig al het bovennatuurlijke uit de Bijbel gehaald en ze nemen alleen... Welnu, er komt een man aan en hij zegt: "Ik ben gered." Zeker. Wel, u kunt hem niet betwijfelen. Dat is zo. U kunt hem niet betwijfelen. De man loopt over straat, zo dronken als maar kan, met een sigaar in z'n mond, hij wankelt en schreeuwt "joepie" en met iedere ademtocht vloekt hij. Hij zou kunnen zeggen: "Ik ben gered want ik geloof." U zou niet... Wat zou u erover zeggen? Je kunt er niets aan doen. "Mijn kerk neemt me aan. Ik ben lid." Wat zou u er aan kunnen doen? U kunt er niets aan doen. Dat is waar. Dat is absoluut waar.

121 Maar de enige manier waarop u het kunt zeggen is door het teken. Is dat zo? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dat is absoluut waar. U moet het teken zien om het te bewijzen. Nu, als het slechts bij geloof alleen is, dan is geloof niet genoeg.

122 Abraham geloofde God, dat is waar, en het werd hem toegerekend als gerechtigheid. Maar God gaf hem een teken; besneed hem, als een teken, een zegel. Dan ontvangt Abrahams zaad nog steeds besnijdenis. Ze ontvingen dit gedurende het gehele tijdperk, totdat de maan vervaagde, de wet, en de zon er aan kwam. En toen de Zoon van God kwam, besneed Hij ze nog steeds.

123 En vandaag wordt iedere zoon van Abraham besneden, niet in het vlees maar in het hart. De Heilige Geest besnijdt het hart, snijdt de dingen van de wereld weg en maakt u een nieuwe schepping in Christus Jezus. Besnijdenis betekent "het wegsnijden van overtollig vlees." Alleen de mannen konden worden besneden. Al het mannelijke was het enige in het verbond. En een vrouw werd er ingebracht als ze huwde. Neem vandaag, als... Nu zeg ik niet...

124 Er zitten hier veel vrouwen en de vrouw is iets geweldigs. Als God een man iets beters had kunnen geven dan een vrouw zou Hij het hebben gedaan. Maar Hij gaf een vrouw...

125 Maar dit is een vrouwenwereld. Zij regelt de hele zaak. Niet u huismoeders hier; maar ik bedoel buiten in de wereld. Bijvoorbeeld, laat een kleine 'striptease' uit Hollywood beginnen haar haar op een bepaalde wijze te knippen, let dan op hoe alle meisjes hun haar op dezelfde manier laten knippen. Of ze beginnen zich volgens een bepaalde trend te kleden en let op, al de meisjes doen hetzelfde; Christenen en al – de zogenaamde. Dat is juist. Het is een vrouwenwereld.

126 Hebt u opgemerkt, ze schilderen de afbeeldingen van een vrouwelijke engel. Zoiets bestaat niet. Toon mij één plaats in de Schrift. Iedere engel is een man, geen vrouw. Een vrouwelijke engel, moeder Maria's en al dergelijke dingen bestaan niet. Ontdek één plaats in de Schrift waar ooit werd gezegd dat er een vrouwelijke engel was. Het is altijd: "Hij." Michaël! Gabriël! "Hij trok zijn zwaard." Het is altijd: hij, hij, hij, hij. Zo is het.

127 "De vrouw werd gemaakt voor de man, niet de man voor de vrouw." Beslist. Maar zij, hoe ze...

128 Dat is precies wat de duivel als zijn instrument in de hof van Eden nam: de vrouw. Hij gebruikt haar nog steeds. Dat is waar.

129 Niet de bekeerde, niet de bekeerde! De vrouw die een Christin is – en een goede vrouw – zij is het beste wat een man zou kunnen vinden, afgezien van redding. Maar één die niet goed is, is de slechtste zaak die hij kon vinden, afgezien van... Zo is het.

130 Salomo zei: "Een goede vrouw is een juweel in de kroon van een man, maar een onrechtvaardige is water in zijn bloed." Zijn bloed is zijn leven. En zou hij nog meer kunnen verdragen dan water in zijn bloed? Het zou hem doden.

131 Let nu op, hier spreekt God tot Abraham. Let nu op.

     En hij zeide: Here HERE, waaraan zal ik weten, dat ik het bezitten zal?

     En Hij zeide tot hem: Haal mij een driejarige jonge koe, een driejarige geit, een driejarige ram, twee tortelduiven en een jonge duif.

132 Nu komt het; let er goed op.

     Hij haalde die alle voor Hem, deelde ze middendoor en legde de stukken tegenover elkander,... (Oh, wat betekent dit veel!) maar het gevogelte deelde hij niet.

133 Hij sneed de jonge koe en de geiten, enzovoort, doormidden en legde de stukken tegenover elkaar om te laten zien dat ze van de ene bedeling naar de andere in elkaar pasten. Maar de tortelduiven en zo verdeelde hij niet.

     Toen de roofvogels op de dode dieren neerstreken, joeg Abram ze weg.

     Toen de zon op het punt stond onder te gaan, viel een diepe slaap op Abram. En zie, hem overviel een angstwekkende dikke duisternis.

     En Hij zeide tot Abram: Weet voorzeker, dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land, dat het hunne niet is, en dat zij hen dienen zullen, en dat die hen zullen verdrukken, vierhonderd jaar.

134 God voorzegt hier aan Abraham dat in de verre toekomst zijn achter-achter-achterkleinkinderen in een vreemd land zullen verblijven en daar vierhonderd jaar zullen worden verdrukt. Gaf precies de tijd aan, hoe lang het zou duren. Let nu op.

     Doch ook het volk, dat zij zullen dienen, zal Ik richten, en daarna zullen zij met grote have uittrekken.

135 Dat deden ze. "En gij zult..." Let op. Ik spreek over heilig... Let op. En zelfs niet... Zonder voorwaarden! Wat?

     Maar gij zult in vrede tot uw vaderen gaan;... (Amen!) ... gij zult in vrede tot uw vaderen gaan; gij zult in hoge ouderdom begraven worden.

136 Niet: "Als u bepaalde dingen doet..." Maar: "Ik heb het reeds gedaan, teken het aan." Amen! Oh tjonge! Ik word zo opgewonden als ik hierbij kom, dat mijn zenuwen als het ware op en neer springen in mijn lichaam. Als ik aan die belofte denk, o broeder!

137 Ik sprak er vanmorgen over met mijn vrouw. Ik las het na en ik zei: "Lieveling, weet je..." Ik sprak over mijn broer en zo, hoe hun kinderen... Hier zit Rebecca, die zo ongeveer een jonge vrouw begint te worden. En ik zei: "Ik wil proberen hier weg te komen voordat ze naar deze school moet gaan, enzovoort." En ik zei: "Weet je, wij zijn geen kinderen meer." Ik zei: "Ik in ieder geval niet meer. Weet je, over een poosje word ik al zes en veertig." Ik zei: "Ik begin een oude man te worden."

138 Maar, o, als dan mijn gedachten terugspringen naar hier, naar Gods toegezegde eed aan mij, dan verdwijnt dat allemaal naar de achtergrond. Dan ziet alles er anders uit. Let nu op: "In hoge ouderdom."

     Het vierde geslacht echter zal hierheen wederkeren, want eerder is de maat van de ongerechtigheid der Amorieten niet vol.

139 God die Zijn belofte doet. God gaf het aan Abraham zonder voorwaarden... Let nu op wanneer Hij dit zei. O, hier is een prachtig beeld, als we maar de tijd hadden om het af te maken – voordat we dat andere afmaken – het beeld dat God alles al geregeld had. Kijk.

     Hij zei: "Haal mij een driejarige vaars."

140 Let op "drie". Alles in de Bijbel is een drie. Drie smelten samen tot een één. Ziet u? Vader, Zoon, Heilige Geest; niet drie goden. Eén! Geloof, hoop en liefde; niet drie verschillende zaken, maar het is het wezen van één: liefde.

141 Nu dan, er was rechtvaardiging, heiliging, de doop van de Heilige Geest; niet drie verschillende bedelingen, niet drie werken van genade, maar één werk in verschillende manifestaties. Dezelfde Heilige Geest was bij Luther onder rechtvaardiging; was bij Wesley met heiligmaking en nu in de gemeente in de doop van de Heilige Geest. Dezelfde Heilige Geest! Niet twee Heilige Geesten, dezelfde Heilige Geest!

142 Als het kleine graan in het begin opkomt en de boer kijkt en ziet deze kleine sprietjes opkomen, dan verheugt hij zich: "Wonderbaar!" Na een poosje worden ze ouder en verdorren en zijn graan gaat verder. Maar daarin is hetzelfde leven als dat hier beneden in de eerste stengel was; het is nu hier boven in de aar en korrels, precies hetzelfde – het ging slechts verder en verder en verder en verder.

143 En zo groeit de gemeente verder naar die volmaakte dag wanneer Jezus zal komen. Ziet u? Dezelfde Heilige Geest, dezelfde zaak, alleen verschillende bedelingen.

144 Om nu hiermee verder te gaan, kijk. Neem de vaarzen, de geiten en alles, ze moeten drie jaar oud zijn. De drie verschillende dispensaties: vaderschap, zoonschap, Heilige Geest. Ziet u? "Drie jaar", alles was drie jaar; het betekende Vader, Zoon, Heilige Geest. Dezelfde God die onder die dispensatie was, is onder deze dispensatie, onder die dispensatie en zal dezelfde blijven. Slechts één God; drie dispensaties. Niet drie goden; drie dispensaties van dezelfde God!

145 Dezelfde God die in de Vuurkolom was, was in Christus Jezus. Dezelfde die in Christus Jezus was, is in u. Dat is waar. "God in u, de hoop der heerlijkheid." Is dat zo? Door de doop van de Heilige Geest die nu in de persoon woont, wordt u (wat?) zonen van God.

146 Toen God afdaalde en de maagd Maria overschaduwde, was Hij een leven. En een leven overschaduwde en schiep daar een bloedcel omheen.

147 Weet iedereen nu waar de bloedcel vandaan komt (wat?), van de man. Is dat juist? Het leven ligt in de bloedcel en de bloedcel komt van het mannelijk geslacht, niet van de vrouw. Daarin ligt het leven, in het mannelijk sperma.

148 Merk op dat God Zelf in de schoot van de maagd Maria kwam en Zichzelf in een geschapen bloedcel verpakte. Halleluja!

149 Dat is de reden dat wij eeuwig leven hebben. Toen dan deze bloedcel vanwege de zonde daarginds met een zwaard werd doorboord en brak, toen bevrijdde het God daar. En het brak de bloedcel open en waste ons en bracht ons door de Heilige Geest binnenin Hemzelf. Alstublieft. En nu zijn wij zonen van God, een deel van God. Goddelijkheid Zelf leeft in iedere gelovige. Iedere man die uit de Geest van God geboren is, is een deel van God.

150 Geen wonder dat hij in het bovennatuurlijke gelooft! Geen wonder dat hij in alles kan geloven! Hoe komt dat? In hem is een deel van God, daar in dat sterfelijke lichaam verpakt, waar zonde en al het andere zich in bevindt, waardoor dit lichaam zo is geworden. Maar daar binnenin is, door een werk van God alleen, door de wedergeboorte, iets naar binnen gekomen. Door het storten van Zijn eigen bloed en het wegnemen van dat bloed dat daarin was, als het ware, en het opzij te zetten, kwam het binnenin deze zondige mens en plaatste het in hem een hoop, zodat hij er net zo vrijelijk voor zou sterven als dat hij daar zou staan. Spreek tot hem; zeker gelooft hij dat!

151 Jezus zei: "Deze tekenen zullen degenen die geloven volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen en met nieuwe tongen spreken; slangen opnemen of dingen drinken, of handen op de zieken leggen en zij zullen gezond worden." Jezus zei dat.

152 Waarom? Hij is een deel van Hem geworden. Jazeker. God heeft de voorrang. Hij zal van alle dingen verlossen. Hij zal een weg maken. Als daar geen weg is, maakt Hij een weg. En ieder mens die in Hem gelooft, gelooft dezelfde zaak. Dat moet hij wel; hij is een deel van God. Hij is een nakomeling van God. Hij is een zoon van God of een dochter van God. En hij kan niets anders doen, omdat God vlakbij hem is. Hij is eenvoudig een deel van God.

153 Kijk. Alles wat God in de Vuurkolom was, goot Hij leeg in de Zoon Jezus Christus. "In Hem woonde de volheid van de Godheid lichamelijk." Is dat zo? De Bijbel spreekt daarvan. God, G-o-d, Hijzelf, Jehova, de Machtige, het Rondas, het Schild, al Zijn verlossende Namen, alles wat Hij was, goot Hij leeg in Jezus Christus.

154 En Jezus Christus werd gevormd vanuit een bloedcel. En het buitenste schild van de cel, dit, wat miljarden keer miljarden kleiner is dan een menselijk oog kan zien, dàt was het lichaam, de Here Jezus. Daar binnenin was God Zelf, wikkelde Zichzelf rondom de bloedcel met het doel om Zijn eigen bloed te nemen en om Zijn eigen bloed te storten – of om het vrijuit te geven, zodat wij door het breken van die bloedcel tot onze dood het in onze sterfelijke wezens kunnen opnemen wanneer het breekt en ons leven gaat er hier uit en gaat weg. Door de verlossing van het bloed dat God vereiste, kunnen wij in dat lichaam worden binnengebracht en een deel worden van God Zelf, als een zoon van God.

155 Broeder, als u dat kunt verteren, zal het u beslist goed doen. Ik wenste dat ik een manier had om het u te laten zien wat het inhoudt. Bedenk eens dat God, Jehova, naar beneden komt in de schoot van een vrouw en haar overschaduwde. Komt nu neer in de Geest en Hij is daarin. Wat is Hij? Hij is de Schepper Zelf. Hij die toen in die schoot was, maakte dezelfde vrouw. God maakte Zichzelf klein, kwam naar beneden en ging in deze bloedcel. En Hij begon iets om Zichzelf heen op te bouwen. Wat was dit?

156 Kijk, wat veroorzaakte die zaak daar destijds in het begin? Bloed. Bloed, het leven was in het bloed. En daar terug lag de oorzaak, in het begin. Nu, om dat weg te nemen moest God Zelf naar beneden komen.

157 En Hij maakte Zichzelf heel klein. Kwam in de schoot van Maria en schiep om Zichzelf een muur, wat de bloedcel was; geen man, nee niets had ermee te maken, schiep deze bloedcel. Deze bloedcel vermenigvuldigde zich tot meerdere en meerdere en al de zenuwen en van alles begonnen zich te ontwikkelen. En God Zelf die daarin leefde, maakte een tabernakel en Hij woonde in Christus.

158 Daar is God die rondwandelt. Hij zei: "Ik en Mijn Vader zijn één. Mijn Vader is in Mij."

159 Hij zei: "Toon ons nu de Vader." Filippus zei: "Toon mij de Vader en het zal mij tevreden stellen."

160 Hij zei: "Filippus, Ik ben al zo lang bij je en ken je Mij niet?" Hij zei: "Als je Mij ziet, zie je de Vader. En waarom zeg je dan: 'Toon mij de Vader'? Ik en de Vader zijn één. Mijn Vader leeft nu in Mij. Ik ben het niet die de werken doe, het is Hij die in Mij woont, die het werk doet." Oh!

161 Hoe zou ik iemand kunnen vertellen wat er verkeerd met hem is? Hoe zou ik hem kunnen vertellen wat zijn toekomst zal zijn over tien jaar, of wat er veertig jaar geleden met hem was? Dat ben ik niet. Halleluja! Het is Hij die in mij leeft. Degene die naar beneden kwam en mij door Zijn bloed in gemeenschap bracht met Hem. Halleluja! Hoe zouden mijn handen iets kunnen doen bij het genezen van de zieken? Zij hebben geen enkele kracht. Ik ben het niet. Maar het is Hij die hier binnen woont, die het doet.

162 Hoe zou deze man het Evangelie kunnen prediken? Hij kan geen Evangelie prediken; in hem is niets aanwezig om het te doen. Hij is van nature een zondaar. Maar God kwam naar beneden en trok bij hem in, maakte hem een zoon van God en hij predikte het Evangelie. Waarom gelooft hij het Woord? Omdat precies de God die het Woord maakte, rechtstreeks door hem heen predikt.

163 Daarom zie ik het! Ziet u het? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Daar is het. Precies de God die het Woord schreef, is in de man die zegt: "Dat is de waarheid. Het maakt me niet uit wat iemand anders zegt. Dàt is de waarheid." Dat is het. God in de man herkent Zijn eigen Woord. Halleluja! Dat maakt het vast. God, hier binnen!

164 "Gelooft alle dingen. Hoopt alle dingen. Verdraagt alle dingen." Is dat zo? "Elk Schriftwoord is door God geïnspireerd." God schreef het.

165 Als God hier binnenkomt, dan herkent God Zijn eigen Woord en zegt: "Beslist, dat is de waarheid." Welnu, als u het ergens gaat zitten uitdokteren, dan is dat tussen u en God. Maar God erkent Zijn eigen Woord. Amen. O, hoe laat het ons voelen... Gods geïnspireerde Woord!

166 Merk op. Ik hoorde vanmorgen die kleine Nazarener prediker uit New Albany daar de andere kant van nemen; broeder, ik bedoel dat hij daar ook heel sterk de nadruk op legde, over "Ieder Schriftwoord is ingegeven door inspiratie." Ja, dat is het.

167 Nu, God had een belofte gedaan en Hij vertelde aan Abraham wat Hij zou doen. Hij deed Zijn eed. Hij zwoer bij Zichzelf; niemand was groter. Dus God Zelf...

168 Alles wat Hij in de Vuurkolom was, was Hij in Christus Jezus. "Want God..." De Bijbel zei – de Bijbel zei dat God Zich ontledigde... Weet u wat u doet als we iets ledigen? Ontledigde Zichzelf in Christus. Denk daar eens aan. God ontledigde Zichzelf in Christus. "En Christus heeft het Gode gelijk zijn niet als een roof geacht", want Hij was God.

169 Om die reden doodden zij Hem, omdat "Hij de sabbatdag brak en Zichzelf God maakte."

170 En Hij was "Heer van de sabbat", en Hij was God, Immanuël, Christus! "God, in Christus, verzoende de wereld met Zichzelf." Nu, en alles wat God was, ontledigde Hij in Christus.

171 En alles wat Christus was, ontledigde Hij in de gemeente. Dus ziet u niet hoe...

172 Christus geloofde, ongeacht wat de theologen zeiden, de Vader. Is dat zo?

173 Ze zeiden: "Hij is gek!" Ze zeiden: "Hij is Beëlzebub! Hij is een duivel!"

174 Hij zei: "Het zal nu niet tegen u worden gehouden, zo over Mij te spreken. Maar probeer het niet wanneer de Heilige Geest komt!" Ziet u?

175 Want Christus geloofde de Vader. Ongeacht wat de leraars zeiden, Hij geloofde de Vader. Is dat waar? Want God had Zichzelf in Christus ontledigd en in Christus was Godheid. Oei! Ik hoop dat u het snapt.

176 Vervolgens ontledigde Hij wat in Christus was in de Heilige Geest-gelovige. Dus ongeacht wat iemand anders zegt, hij gelooft Gods Woord. Kijk, hij moet wel, want alles wat in Christus was... Alles wat God was, was in Christus en alles wat Christus is, is in u, de gelovige.

177 Christus kan u niet iets vertellen en er dan omheen draaien en het ontkennen. Hij kan Zijn Woord niet terugnemen. Hij kan niet zeggen... Nu, ik kan wat zeggen, ik kan iets zeggen, bijvoorbeeld: "Wel, neem me niet kwalijk. Het was niet mijn bedoeling het op die manier te zeggen." Maar Hij kan dat niet. Hij moet blijven bij wat Hij zegt. Hij is God. Hij is onfeilbaar en Hij moet blijven staan bij wat Hij zegt. [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... God, en de Onfeilbare, Hij moet blijven staan bij wat Hij zei.

178 God deed een eed, beloofde Abraham en zwoer bij Zichzelf: "Ik zal u redden en uw zaad na u." Wat is nu het zaad van Abraham? Wie is degene die deze verzekerdheid heeft? Wie is degene die op deze vaste grondslag is gebouwd?

179 Niet zomaar iedere Tom, Dick en Harry. "Niet allen die tot Mij zeggen, 'Here, Here', zullen binnengaan, maar degene die de wil van Mijn Vader doet die in de hemel is."

     En dit is des Vaders wil. Dit is Zijn Woord.

180 "Velen zullen in die dag tot Mij komen en zeggen: 'Here, heb ik niet geprofeteerd, in Uw Naam gepredikt? Heb ik geen duivelen uitgeworpen in Uw Naam? Heb ik niet al deze dingen in Uw Naam gedaan?'" Hij zegt: "Gaat uit van Mij, gij werkers der ongerechtigheid. Ik heb u zelfs niet gekend."

181 De mens werkt een emotie op, in theologie, in schriftuurlijk zijn; hij probeert de Schriften te onderwijzen en er zijn eigen uitleg aan toe te voegen en dan dergelijke dingen te zeggen. "Hebbende een vorm van godzaligheid, maar ontkennen de kracht daarvan." [2 Timotheüs 3 – Vert]

182 Hij zei: "In de laatste dagen zouden ze verraderlijk, roekeloos zijn, met meer liefde voor genot dan voor God; trouweloos, lasteraars, onmatig, afkerig van degenen die goed zijn", de spot met hen drijvend, ze van alles en nog wat noemend. "Hebbende een vorm van godzaligheid", predikers, leken, "hebbende een vorm van godzaligheid, maar ontkennen de kracht daarvan." [Broeder Branham klopt nadrukkelijk op de preekstoel – Vert] Dat is het. Hij zei: "Houd ook dezen op een afstand. Want tot dezen horen zij die zich in de huizen indringen en vrouwtjes weten in te palmen, die met zonden beladen zijn en gedreven worden door velerlei begeerten." Wel, zij staan open voor elk dingetje dat langskomt.

183 Maar een wederom geboren Christen weet waar hij staat. Er bestaat niets wat hem kan bewegen. Zij wandelen regelrecht naar Calvarie. Je komt onderweg heel wat nabootsers tegen, dat is waar, maar broeder, dat toont alleen maar dat er iemand is die het echt heeft. We hebben valse dollars en nagemaakte, maar het toont alleen dat er een echte dollar is. Blijf er precies bij. Ga voorwaarts!

184 Abraham: "Nadat hij had volhard!" Hij doorstond het, het grote gevecht met zijn verzoeking, enzovoort. "Hij verkreeg de belofte door geduld te oefenen."

185 Hij zei: "Zoals Jannes en Jambres Mozes wederstonden." Wel, kijk eens naar wat Jannes en Jambres konden doen. Ze konden zowat dezelfde dingen doen als die Mozes deed. Maar er was slechts één ding wat zij niet konden. Ze konden niet de zieken genezen. Dat was het enige waaruit het verschil bleek. Mozes kon zijn stok op de grond gooien en deze veranderde in een slang; dat konden zij ook. En Mozes kon vlooien oproepen over de aarde, dat konden zij ook. En Mozes kon zweren over de aarde afroepen, dat konden zij ook. Maar ze konden ze niet wegnemen. Ze konden er alleen om roepen, maar ze konden ze niet wegsturen. Maar Mozes kon het wel, tonend dat God de Genezer is.

186 En redding, het nabootsen van redding geschiedde door de dieren in tweeën te delen. Want iedereen weet dat de vaars en de geit en het schaap en zo meer, redding typeerden. Want door het offeren van het gestorte bloed van schapen en geiten en stieren en vaarzen, enzovoort, was de vergeving van zonden.

187 Maar toen hij bij de tortelduif kwam – iedereen hier weet dat tortelduiven een offer voor ziekte waren. Een melaatse moest tortelduiven offeren voor zijn ziekte. De vogel was een type van het ziekte-offer. En toen het kwam tot het in tweeën snijden van deze, o zeker niet, zij bleven heel. Deze kunnen niet worden nagebootst. Er bestaat geen... Buiten God kan niets genezen, ziet u? In het Oude Testament was het hetzelfde. Hij zei: "Ik ben de Here, die al uw krankheden geneest."

188 Je kunt ergens heengaan en je gedragen als een huichelaar: "O, ik ben gered. Prijs God! Jazeker, ik heb het." En misschien bent u aan het bedriegen. Maar broeder, als het er op aankomt of u ziek bent en wordt genezen of niet, dan bewijst dat zichzelf. Dat bewijst of u wat geloof hebt of niet. Klopt dat?

189 "O", zegt u, "dat geloof ik niet!" Zeker doet u dat niet. In u is in de eerste plaats al niets om mee te geloven.

     Merk dit nu op. Er staat: "Scheid deze niet vaneen."

190 Kijk nu wat er gebeurde toen hij deze offers liet zien. Hij toonde dat er een tijd zou komen dat zij – deze dispensaties – gescheiden zouden worden; wanneer de wet en genade op een dag gescheiden zouden worden. Hij sneed de dieren in tweeën. Dit alles deed hij.

191 Toen kwam hij bij de tortelduiven, voor de genezing. Maar Hij is dezelfde.

192 En kijk naar Jannes en Jambres die daar stonden onder het Oude Testament. Mozes kon zijn staf neerwerpen en hij veranderde in een slang; dat konden zij ook. Mozes kon om vlooien roepen; zij riepen er ook om. Nabootsingen!

     "Wel, wij staken over naar deze andere groep die niet was verdeeld."

193 Toen het aankwam op Goddelijke genezing kon Mozes genezen, of de builen wegnemen, maar zij konden het niet. Ze braken zelfs bij hen uit. Ze konden ze niet wegnemen. Dat konden ze niet. Ze zeiden: "Dit is de vinger Gods." En ze konden het niet. Dus u ziet dat Goddelijke genezing ondeelbaar is. Het is altijd zo geweest dat Hij de enige was die kon genezen.

194 De duivel heeft geen enkele kracht om te genezen; had het nimmer, of kan niet genezen. Hij kan niet genezen.

195 Kijk. Jezus' discipelen trokken rond en zagen iemand duivelen uitwerpen. Ze zeiden: "Wij zagen iemand duivelen uitwerpen en hij wilde ons niet volgen en wij verboden het."

196 Jezus zei: "Doe dat niet. Niemand die een wonder in Mijn Naam kan doen, zal snel kwaad van Mij spreken. Wie niet voor ons is, is tegen ons. En wie niet met ons verzamelt, verstrooit." Is dat juist? Hij wist, dat als de man absoluut resultaat had met het uitwerpen van duivelen, dat hij een sterk geloof in God moest hebben, anders zou die duivel niet onder de indruk zijn. Dat is juist. Hij had resultaat. Velen van hen kwamen en zeiden dat ze het hadden gedaan terwijl ze het niet hadden. Maar deze man had resultaat. Hij wierp ze echt uit, daarom zei Jezus: "Hij moet iets Goddelijks bij zich hebben anders kon hij het niet." [Broeder Branham klopt een paar keer op de preekstoel – Vert] Juist, hij had resultaat.

197 Kijk daar naar die offers, ondeelbaar! Die tortelduiven en duiven, jazeker, ze waren ondeelbaar. "Verdeel ze niet." Maar: "Snijd deze doormidden, maar leg ze tegenover elkaar", omdat de wet en genade in elkaar passen, de één bij de ander. Maar niet zo bij genezing; dat zal aldoor hetzelfde zijn. Ziet u? Dat is juist. "Laat ze precies zoals ze zijn."

198 Merk nu op. Tjonge! Voordat hij dit deed... Abraham doodde de dieren en legde ze buiten zo neer en deed dat op de manier zoals God het hem vertelde; toen werd het donker. Hij joeg de vogels er af. Het werd donker, de vogels vertrokken naar hun nest, enzovoort. Een angstaanjagende...

199 Ten eerste liet God Abraham slapen. "Nu, Abraham, jij hebt er helemaal niets mee te maken. Jij, noch je zaad na jou, jullie zullen niets te maken hebben met je eigen redding." Denk daar aan.

200 God zei tegen Adam: "Als je deze boom aanraakt dan zal je... Als je hiervan eet, zal je leven. Als je daarvan eet, zal je sterven." Dat is de afspraak. Welnu, dat bent u, u hebt het duidelijk voor u staan. "Als je dit doet, als je dat doet, zal je sterven. Als je daar leeft, deze eet, dan zal je leven." Dus toen at Adam daarvan en hij stierf.

201 Genade kwam langs, toen maakte God een verbond door genade. En toen Hij dat deed, de kinderen van Israël ginds in Egypte... God had reeds door Zijn Woord gezegd wat Hij zou gaan doen. Hij zou ze uitleiden. En God is aan Zijn Woord verplicht. Maar toen God – verplicht aan Zijn Woord – daar heenging en een bevrijder, Mozes, zond, was het genade wat daarin voorzag. Hier komt Mozes, die de kinderen Israëls uitleidde.

202 Toen zij met hem eruit kwamen, kwamen ze in de woestijn terecht, ze zeiden: "O, geef ons wat te doen. Wij willen een organisatie voor ons opzetten en wij willen dat u ons iets te doen geeft. Laten we zoiets als dit maken. Geef ons een wet om te houden." Exodus 19 was de grootste fout die Israël ooit heeft gemaakt. Terwijl genade reeds in hun redding had voorzien, wilden zij iets te doen hebben om het te verdienen. God had reeds aan Abraham gezworen wat Hij zou gaan doen. Ze zeiden: "Geef ons de wet maar." En de wet deed het niet, niet één van hen kon hem ooit houden. Ze konden het nimmer.

203 Jezus kwam om de wet te vervullen en genade voorzag opnieuw in een Redder. Dat is juist. Want God had gezworen, halleluja, dat Hij Abraham en zijn zaad zou gaan redden.

204 En hoe zou Hij dat kunnen doen met opstandige, hardnekkige, koppige mensen die niet wilden luisteren en niets wilden? Ze hadden al hun theologieën en van alles, zei Hij. Hoe zal Hij het dan gaan doen? Deze zal dit aannemen en deze zal dat gaan nemen. En God die in deze dag naar beneden keek en de kerken zag, hoe ze allemaal in elkaar opgingen en in al deze verwarring waren en dergelijke. Hij moest een weg maken want Hij zwoer dat Hij dat zou doen. Niet alleen voor de Joden! Hij zei: "In u zullen alle geslachten van de aarde gezegend zijn", Jood en heiden gelijk. "Ik zal een Zaad roepen." Halleluja! Oh! "Ik zal het doen." En in deze dag...

     Wat is het zaad van Abraham?

205 "Abraham geloofde God." Deze kleine bloedcel, een deel ervan was in een schaduwtype, verzoende voor Abraham. "Hij geloofde God; het werd hem toegerekend tot gerechtigheid." God riep Abraham door soevereine genade, niet omdat hij Abraham was. Hij was een gewone man.

206 Nu kijk. En ieder van Gods kinderen wordt op dezelfde manier geroepen. U kunt uzelf niet redden. Er bestaat niets wat u kunt doen. Als u een zondaar bent, kunt u niet tot God komen tenzij God u roept. Jezus zei: "Geen mens kan tot Mij komen tenzij Mijn Vader hem roept. En wanneer de Vader hem roept, dan zal Ik allen die komen eeuwig leven geven en hem in de laatste dag doen opstaan."

207 God heeft door soevereine uitverkiezing Abrahams zaad geroepen. Dan, als dat het soort leven was aan de binnenkant van die bloedcel die op Abraham was, die het onmogelijke "mogelijk" noemde, van het onmogelijke zei dat: "Het zou er zijn want God had het gezegd", welk soort mensen zijn dan het zaad van Abraham? [Broeder Branham klopt op de preekstoel – Vert]

208 O, mis dit niet! Alstublieft doe dat niet. Ik voel het komen vanaf het kruintje van mijn hoofd. Kijk; kijk.

209 Als u dan het zaad van Abraham bent, dan kunt u niet discussiëren met God. Abrahams zaad is een deel van deze Geest. Want God gaf Abraham een teken der besnijdenis – overtollig vlees wegsnijden – als een getuigenis dat Hij hem had aangenomen. In deze laatste dagen is de Heilige Geest gekomen en heeft iedere gelovige besneden door al de twijfels en het ongeloof weg te snijden; om te geloven dat Gods Woord puur en heilig is en dat het de waarheid is.

210 Besnijdenis: al het ongeloof wegsnijden, alles; iedere aanlegtros doorhakken, zeggend: "God, ik geloof U; levend of stervend, zinkend of verdrinkend. Het is Uw Woord. Ik geloof het." Dan, ziet u wat ik bedoel?

211 En God zei: "Ik zal bij Mijzelf zweren omdat er niemand is waarbij Ik kan zweren." Hij is het grootste wat er bestaat. Hij zei: "Ik zal bij Mijzelf zweren dat Ik Abraham en Zijn zaad zal redden." Zo is het.

212 Wie is nu het zaad van Abraham? Zij die met de Heilige Geest zijn vervuld zijn zaden van Abraham. Kijk; kijk. Want door Abraham komt Izaäk; door Izaäk komt Christus. Hoe komen wij dan in Christus? Wij kunnen alleen in Christus zijn... In de Bijbel staat: "U die in Christus bent, bent dood en neemt Abrahams zaad aan, en bent erfgenamen overeenkomstig de belofte." Is dat juist? Oei! "Zij die dood zijn in Christus, zijn Abrahams zaad en overeenkomstig de belofte erfgenamen."

213 Door die bloedcel dus! Doordat uw natuurlijke bloedcel werd afgebroken en u werd omhuld door de bloedcel van Abrahams zaad, welke Christus is. Die bloedcel kan slechts bevatten... Geen ongerechtigheid en vuiligheid en gemeenheid. Binnenin die bloedcel kan alleen Gods leven toegang krijgen, welke de Heilige Geest is.

214 En u kunt evenmin worden vernietigd als God Zelf kan worden vernietigd, want het is een deel van God. "Ik zal ze opwekken ten jongste dage." "Degenen die Hij heeft gerechtvaardigd, heeft Hij reeds verheerlijkt." En in de tegenwoordigheid en de gedachten van de almachtige God is ieder mens die uit de Heilige Geest geboren is, nu verheerlijkt in Zijn tegenwoordigheid, wachtend op de tijd van verlossing. Oei! Tjonge! Begrijpt u het? God heeft u, door genade, geroepen tot Abrahams zaad. En aan ieder van Abrahams zaad heeft de almachtige God bij Zichzelf gezworen dat Hij hem zou opwekken. God zei dat Hij daarvoor zou zorgdragen.

215 Hoe wordt u Abrahams zaad? Door dood te zijn is uw leven verborgen. "Door één Geest zijn wij allen..." Niet door een brief er in, niet er in besprenkeld; maar door één water? Nee. "Maar door één Geest zijn wij allen in deze bloedcel binnen gedoopt, welke Christus Jezus is." In het begin bestond er slechts één bloedcel en wij zijn daar in gedoopt, met Hem, en Hij was de Zoon van God. En wij zijn zonen en dochters van God, medeërfgenamen met Hem in het Koninkrijk, van alles wat de Vader zegt geloven wij dat het de waarheid is. Halleluja! Broeder!

Geloof in de Vader, geloof in de Zoon,
Geloof in de Heilige Geest, drie in de Eén.
Demonen zullen beven en zondaren ontwaken;
Geloof in Jehova zal alles doen schudden.

216 Dat is zo. Waar. Daar is de bloedcel. Waar was het begin? Eén bloedcel. Is dat juist? Wat was binnenin die bloedcel? Het leven van God. Wat gebeurde er met die bloedcel? Hij werd doorstoken door zonde. Een Romeinse speer bezoedelde het, doorstak het. Waarom? Omdat zonde er op werd geplaatst. "En het behaagde God." Precies daar werd rechtvaardiging gekocht. God zei: "Dat beëindigt het voor immer." Daar is het. En die bloedcel werd doorstoken.

217 En het bloed vloeide er uit, sproeide weg van rondom die bloedschil, "psss", toen hij daar op Golgotha werd gebroken. Waarvoor? Om die schil te openen waar nog nooit eerder een mens was binnengekomen, om u en mij binnenin die bloedcel te brengen; door het bloed daar te brengen – "gewassen door het water van het Woord" – door het bloed van Christus. "Zonder bloedstorting is er geen vergeving van zonden." Neemt door genade de verloren zondaar en trekt hem door deze bloedcel hier naar binnen en geeft hem de Heilige Geest. Trekt hem erdoor heen; geeft hem de Heilige Geest. En wij zijn medeërfgenamen met Christus in Gods Koninkrijk. Oei! Maak de God in u wakker, of dood uzelf, zodat God u kan wakker maken – tot u kan komen – zodat u Hem kunt herkennen. Trok u door de bloedcel; trok u door het gesproeide bloed.

218 Wat gebeurde er met de bloedcel? Ging hij verloren en verdween hij? Zeker niet. Hij sproeide. Hij deelde zich uit. Hij maakte zich los, zodat vele zonen geboren konden worden. Geen zonen konden worden geboren dan door deze éne bloedcel, deze éne Man.

219 Deze ene Geest kwam aan de binnenkant van deze bloedcel en Hij schiep rondom Hem heen, rondom zoals dat. Niet één was ooit daar binnen gegaan, daarvoor konden zij dat nimmer. Maar God Zelf kwam naar beneden en werd als een baby in een voerbak gelegd; groeide op en werd een Man. Dit alles, ieder ding, was om die éne bloedcel gewikkeld. En deze werd doorboord op die manier en verbroken op Golgotha; zonde verstrooide het. God wekte Hem op voor rechtvaardiging. Nu, rondom die Geest...

220 Deze zelfde Geest leeft hier vandaag op aarde. En daar is een 'sproeisel' omheen zoals dit. Het is niet zo moeilijk dat u er niet in kunt komen. Het is losgemaakt zodat u erin kunt komen. Los, zodat hij erin kan komen. Waarom? Zodat wanneer een zondaar er doorheen wordt getrokken, door deze bloedcel, tot Hemzelf... "Als Ik zal zijn opgeheven, zal Ik alle mensen tot Mij trekken."

221 En wanneer Hij die zondaar door die bloedcel trekt, reinigt Hij hem van alle ongerechtigheid, halleluja, en brengt hem door de Heilige Geest naar binnen, binnenin Hemzelf. En de zondaar is een nieuw schepsel in Christus Jezus, daarin gedoopt door de Heilige Geest. Trekt hem hier naar binnen; en het deel van de mens daarbinnen is goddelijk. Hij is een zoon van God; zij is een dochter van God. Al de verlangens van de wereld zijn dood, omdat zij... Tussen hem en de wereld is het bloed van Jezus Christus.

222 Dan "hoopt hij alle dingen; gelooft hij alle dingen." Halleluja! Wat God ook zegt, hij zegt: "Dat is de waarheid. Leven of sterven, wat maakt het uit? Het is de waarheid; ik ga door." Oei! Neem me niet kwalijk. Ik gedraag me gewoon wat informeel in mijn eigen kerk. Amen. Tjonge!

Mijn hoop is op niets anders gebouwd
Dan op Jezus' bloed en rechtvaardigheid.
Wanneer alles om mijn ziel bezwijkt
Is Hij al mijn hoop en zaligheid.

Op Christus, de vaste Rots, sta ik;
Alle andere grond is zinkend zand.

223 Of het nu geld is, of dat het populariteit is, een groot prediker is, of dat het dit is, of dat het de dokter is, of een auto, of dat het dit, dat of wat anders is! Alle andere grond is zinkend zand! Oh, oh!

224 Hoeveel temeer valt me dat op, als ik zie hoe grijs mijn haar wordt, wat er dan nog van over is, rondom mijn hoofd; mijn vlees dat aftakelt. Mijn enige hoop ligt daar.

225 Here Jezus, vat mij bij mijn hand en leid mij verder. Laat mij voorwaarts bewegen, Here God, en geen enkele aandacht besteden aan enig ding van de wereld, maar: "Ziende op Christus, de Auteur en de voleinder van mijn geloof, die voor de Zijnen, voor de glorie van God, Zijn leven aflegde, opdat Hij Zichzelf als een offerande zou mogen opofferen", om mij in gemeenschap te kunnen brengen met Hem in de Vader.

226 Hum! Daar is het. Hoe kunnen zondaren daar ooit naar kijken en erbij vandaan lopen? Het gaat boven alles uit wat ik maar zou kunnen bedenken.

227 In orde, snel nu. We moeten opschieten voordat we sluiten.

     Haar hebben wij... (negentiende vers) als een anker der ziel,

228 Hier gaan we weer: "Een anker der ziel, welke hoop wij hebben als een anker." Wanneer iets is verankerd, kan het niet bewegen.

Ik heb een anker dat mij bewaart,
Onwrikbaar en vast terwijl de golven der zee rollen.
Verankerd in de Rots die mij heelt,
Veilig en zeker gegrond in de liefde van de Heiland.

229 Dit anker! Toen ik me daarginds buiten op een dag niet onder die 'sproeier' bevond, nam God op een dag deze arme, verloren zondaar en trok hem door die 'sproeier', jazeker, en bracht hem hier en verankerde me daarbinnen; sloeg Zijn armen om mij heen. En al het andere, ongeacht wat het is: "Mijn ziel ziet op naar U!" Ziet u? "Heb een anker, onwrikbaar en vast." Kijk hier:

     Haar hebben wij als een anker der ziel, dat veilig en vast is,...

230 Niet heen en weer bewogen door iedere wind van leer, heen en weer geslingerd van de ene kant naar de andere; dan hier voor kiezend, dan weer daar voor en niet weten waar je staat. De Bijbel zei: "Ik wil dat u standvastig bent." Niet zeggend: "Wel, vandaag ben ik dit en morgen wat anders."

231 Veranker uw ziel in Christus Jezus. Word wederom geboren; met het leven van God dat in u leeft en dan weet u zonder zweem van twijfel dat u bent overgegaan van dood in leven. Al uw hoop is daarginds gebouwd op Golgotha. De liefde Gods stroomt door uw hart. En u gelooft dat ieder woord dat God zegt de waarheid is. U bent gewillig voor ieder deeltje ervan te sterven. Ziet u wat ik bedoel? "Onwrikbaar en vast!" Nu kijk. Laat me het opnieuw lezen.

     Haar hebben wij als een anker der ziel, dat veilig en vast is, en dat reikt tot binnen... (zoals men dat zegt) ... tot binnen het voorhangsel,

232 Dat, wel, binnenin welk voorhangsel? Over welk voorhangsel spreek ik eigenlijk? Het voorhangsel van het bloed. Het bloed!

Wij zijn de gescheurde voorhang voorbijgegaan,
Waar de glorie nimmer ontbreekt.

     Kent u dat lied dat we hier zingen?

Halleluja! Halleluja!
Ik ben de gescheurde voorhang voorbijgegaan,
Het bloed, waar het werd geopend in Zijn zij.
Ik ben de gescheurde voorhang voorbijgegaan,
Waar de glorie nimmer ontbreekt.

Halleluja! Halleluja!
Ik leef in de tegenwoordigheid van de Koning.
Ik ben de gescheurde voorhang voorbijgegaan,
Waar de glorie nimmer ontbreekt.

233 Al komt mijn moeite van deze kant of die kant, de glorie ontbreekt nog steeds niet.

Ik ben de gescheurde voorhang voorbijgegaan,
Waar de glorie nimmer ontbreekt.
Halleluja! Halleluja!
Want ik leef in de tegenwoordigheid van de Koning.

234 Hij heeft mij in Zijn gemeenschap gebracht door de gescheurde zijde van Zijn Zoon Christus Jezus; maakte mij een deel van Hem, om alle dingen te geloven, om Hem te geloven, om Hem te vertrouwen, om daar te staan waar de glorie nimmer ontbreekt. "Alle dingen werken mede ten goede voor degenen die Hem liefhebben", daarom ontbreekt de glorie ook nimmer.

Ik ben de gescheurde voorhang voorbijgegaan,
Waar de glorie nimmer ontbreekt.
Halleluja! Halleluja!
Ik leef in de tegenwoordigheid van de Koning.

235 Daar is mijn hoop op gebouwd, op niets minder. Ik kwam door het bloed dat mij redde. Ik kwam door het bloed dat mij genas. Voor alles wat ik nodig heb – terwijl ik hier binnen ben – roep ik deze attributen aan van Golgotha en zij zijn de mijne. Zij zijn de mijne; om niet. Als de Vader ze niet aan mij kan geven, zal Hij me laten weten waarom. Mijn geloof blijft rechtstreeks naar Hem kijken en zegt: "Here, ik geloof dat U weet wat het beste voor mij is, daarom vertrouw ik mijzelf aan U toe. En hier ben ik." Amen. O, daar is het. Mijn vertrouwen is in Hem, in Hem, de God des hemels.

236 Let nu op. "Waarheen de voorloper is..." Oh! Kijk hier eens, kijk hier! Dit was me nog nooit opgevallen. Kijk hier naar dit laatste vers, het twintigste vers. Oei! Wat een wonderbare zaak!

     Waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan naar de ordening van Melchizédek hogepriester geworden in eeuwigheid.

237 "De voorloper", de Man die ons voorging, als Eén die kwam en onze plaats innam, niemand anders dan God Zelf. Hij daalde af en maakte Zichzelf een Man, om een voorloper te zijn, om het volk een bewijs te geven.

238 Waarom? Hij zwoer door middel van een eed dat Hij het zou doen. Hij zwoer dat Hij ons zou gaan redden. Hij zwoer dat wij dat zouden kunnen. Hij zwoer deze dingen aan ons bij Zichzelf.

239 Toen daalde Hij af, werd een voorloper gemaakt. Hij maakte Zichzelf tot voorloper. Hij kwam hier de wereld binnen en leefde in de wereld, zonde overal om Hem heen; en Hij leefde boven de zonde omdat Hij God vertrouwde. Is dat zo?

240 Toen ging ook Hij heen en stierf als een zondaar, genageld aan een kruis. Ieder fysiek ding bewees dat Hij dood was. Ze sloegen Hem. Ze hingen Hem daar op. Wel, Hij bloedde voldoende om Hem te laten sterven. En toen ze er aan kwamen was Hij dood. De hemelen verklaarden dat Hij dood was. De aarde zei dat Hij dood was. Alles zei dat Hij dood was.

241 De Romeinse soldaat ramde een speer door Zijn hart en liet daar Zijn bloed uitlopen: "Water en bloed", die gescheiden waren, hetgeen duidde op smart. Wat verklaarde dat Hij dood was. Het water... Kijk, als de Man daar hing en bloed en water stroomden er uit, dan toonde dit dat het bloed en water waren gescheiden. Halleluja! Hij was dood. En Hij stierf nimmer door het zwaard. Hij stierf nimmer door het steken. Hij stierf van smart.

242 Er bestaat niets ter wereld wat bloed van water zal scheiden. Vraag het aan iedere wetenschapper die u wilt of aan enige dokter. Hij zal het u vertellen. Alleen, soms, door zware smart, als mensen zo zwaar lijden dat ze kunnen... Weet u, in smart en dingen als hartsverdriet. Soms veroorzaakt het een hartaanval en doodt het hen, wanneer het bloed en water scheiden.

243 En dat doodde de Here Jezus. Hij stierf onder de handen van Jehova; dat is juist, de totale straf, rechtvaardigheid, want God vereiste rechtvaardigheid. Dat is juist.

244 Op dat punt kon geen mens Zijn leven nemen. Hij zei: "Ik zal het afleggen. Niemand kan het nemen. Ik zal het afleggen en Ik zal het weer opwekken."

245 En God liet dat zien door de hardste, meest wrede dood die een sterveling ooit kon sterven, daardoor liet God Jezus Christus voorgaan als voorloper. En Hij kwam hier naar beneden als een Man. Hij leefde; Hij at; Hij dronk; Hij weende; Hij sliep, Hij verheugde Zich met ons als een mens. En Hij hing daar aan het kruis en stierf en werd gebalsemd. Met een zwaard werd het bloed aan Zijn lichaam onttrokken. En werd in het kleed gewikkeld en in het graf gelegd en was gedurende drie dagen en nachten in het graf. En Zijn ziel ging naar de hel, zoals de Bijbel zei. Jazeker.

246 Maar toen stond Hij weer op. "God wilde niet, zou Zijn Heilige geen verderf laten zien, noch Zijn ziel in de hel achterlaten." En Hij wekte Hem ten derde dage op voor onze rechtvaardiging. Nam Hem op in de hoge voor onze rechtvaardiging.

Levend had Hij mij lief; stervend redde Hij mij;
Begraven droeg Hij mijn zonden ver weg;
Opgestaan rechtvaardigde Hij.

247 In alles als een voorloper! En als God Hem opwekte, dan is Hij aan iedereen die een deel van dat leven in zich heeft, verplicht hen in de laatste dag op te wekken.

248 De voorloper! Nam Hem in de hemel op bij Hemzelf, zette Hem aan Zijn rechterhand. Macht en majesteit, ver boven iedere maan, de sterren, de engelen, de aartsengelen.

249 Het hoogste wat er ooit was, werd het laagste wat er ooit was, om datgene wat er tussenin zit te kunnen nemen en tot Hemzelf te brengen: "om de wereld met Zichzelf te verzoenen." Toen God... Zou u dat kunnen bedenken? Het Heiligste, hoogste, het Hoogste schiep de mens iets lager dan Hij...

250 De mens viel tot hiertoe naar beneden. Het bloed van schapen en bokken hield hem in principe tot hier, totdat de volheid des tijds kwam. Toen kwam God Zelf naar beneden, geen engel, geen cherub, maar God kwam uit de hemel en ging de hele weg tot aan de hel, om de mens uit de hel vandaan naar de hemel te brengen bij Hem. Hij kwam om achter de verloren schapen aan te gaan. Hij vond hem en legde hem op Zijn schouder en vandaag beklimt Hij met hem de ladder, omhoog de heerlijkheid in. "Als Ik ben opgeheven van de aarde, zal Ik alle mensen tot Mij trekken."

251 Wie was Hij? Daar zullen we de volgende zondag toe komen, zo de Here wil. "Een priester overeenkomstig de orde van Melchizédek." Wie was deze Jezus? Melchizédek: "Die geen begin van dagen noch einde van jaren had. Hij had geen vader, geen moeder."

     U zegt: "Maria was Zijn moeder." O, broeder!

252 Hij was het Lam, geslacht van voor de grondlegging der wereld. Voordat Maria er ooit was, was Hij. Amen.

O, ik wil Hem zien, wil naar Zijn gezicht kijken.
Daar voortdurend zingen van Zijn reddende genade,
Op de straten in heerlijkheid mijn stem verheffen.
Alle zorgen voorbij, eindelijk thuis, mij altijd verheugend.

253 "Waarom maakt u zich dan zo bezorgd, broeder Branham? Waarom predikt u zo hard? Als u naar deze..."

254 O, ik kan niet tevreden heengaan. Ik moet niet alleen gaan. Deze handen zullen maar één keer sterfelijk zijn. Deze lippen zullen maar één keer sterfelijk zijn. En u, mijn broeder en zuster, zult slechts één keer sterfelijk zijn.

255 En zolang er binnenin mij een Geest is – door vermoeid vlees en zwaarmoedige uren heen – roept die het naar u uit en dat is slechts voor één ding, om u hier in deze gemeenschap te brengen. Niet om u in de kerk te brengen, maar om u in Christus te brengen, zodat "u daarin een hoop zult hebben, veilig en zeker gegrond."

256 Het is verankerd door een eed van God. Hij heeft dit bevestigd en stuurde ginds de Voorloper heen om te tonen Wie Hij was. En wekte Hem op de laatste dag op, op die dag daar, de opstanding. Het bewees dat wij die in Hem zijn, zullen voortkomen in de opstanding. En iedere man die nu door deze sluier komt, is in de ogen van God gerechtvaardigd; God kijkt naar beneden en zegt: "Ik heb hem al verheerlijkt en heb hem ginds in de hemel gezet." Ziet u het?

257 Ik kan niet verkeerd gaan. Er is iets in mij dat me niet toestaat dat te doen. Hij moet... O zeker, ik zou hier naar de kleine tabernakel terugkomen en het hier verbreiden en broeder Neville en ik zouden samenwerken. En wellicht zou ik mijn kinderen kunnen behoeden voor uithongering. Beslist, dat is waar. Dat zou ik kunnen doen. Misschien heb ik vandaag aan de dag genoeg vrienden in de wereld waartegen ik – als ik dat wilde – zou kunnen zeggen, laten we gaan en één grote rondreis door het land maken, en zij zouden me honderdduizend dollar geven. Dat zou er voor de rest van mijn dagen in voorzien, al zou ik honderd jaar oud worden. Het zou waarschijnlijk genoeg voor me zijn, honderdduizend dollar om zo hier en daar rond te trekken en misschien wat vallen te zetten, te jagen, zoiets dergelijks, wat bramen plukken 's zomers. Met een paar van dergelijke dingen zou ik me kunnen redden. Ik hoef het niet te doen. Dat is waar. Maar, oh! O, dat heeft helemaal geen vat op mij!

258 Er is iets hier binnenin dat kijkt naar die arme heiden ginds met afgeknotte handen van de lepra; die arme, blinde man op de straat, dat kleine hongerige kind met zijn uitgestrekte hand. Ze zullen het zonder maaltijd doen, ze zullen het zonder al het andere doen, als je ze alleen maar vertelt dat Iemand hen liefheeft. Het is de Here Jezus Christus. Ze sterven als honden. Ze worden als dieren in greppels begraven en weten niets over God. Iedere dag sterven er veertigduizend. Per dag sterven er veertigduizend, zonder God, zonder Christus, zonder hoop.

259 O, hoe zou ik het kunnen, God? Ik wenste dat ik wat langer kon blijven, jonger kon worden en zo de hele tijd kon blijven totdat Hij gereed was om mij weg te nemen. Ik zou maar door kunnen gaan met prediken en prediken en prediken en roepen en smeken en proberen. Ziet u, Amerikaanse mensen... Je kunt hen van alles vertellen en zij geloven het.

260 Amerikaanse mensen, als je bij hen komt moet je ze de waarheid tonen, waar het ligt: "Precies hier!" Zij zullen naar buitengaan, zich bij een kerk aansluiten en zeggen: "Wel, ik ben net zo goed als u. Het maakt mij niet uit." Oh!

261 Als ik dat zie zou ik willen zeggen: "In orde, broeder. Dat is goed." Maar ik kan het niet.

262 Ik weet dat hij – tenzij hij hier binnen is – verloren is. Hij is verloren. Hij kan niet worden gered; daarbuiten is niets om hem te redden. Hier is de redding, hier, door het gesproeide, door het bloed, door de gescheurde voorhang. Hij bracht ons hier binnen en maakte ons zonen en dochters van God. Dat is de enige manier en het enige waar ik vanaf weet. God, wees genadig!

263 Op een dag zal het voorbij zijn. Ik zal voor de laatste keer prediken en die oude Bijbel voor de laatste keer sluiten; dat is juist, of een van hen. Dat is juist. Ik zal mijn laatste lied zingen. Ik zal mijn laatste preek prediken. Ik zal voor de laatste zieke bidden. Op een keer zal alles wat ik doe eindigen en ik zal nimmermeer sterfelijk zijn. De raderen van sterfelijk leven draaien hier in mijn lichaam; maken dat mijn handen zich uitstrekken en mijn ogen kijken en mijn lippen spreken, enzovoort. Ieder radertje dat daarbinnen draait zal stilstaan. Dat is alles.

264 Maar broeder, dat kleine Iets hier binnenin zal dan ergens anders heengaan, zal dan wat hogerop klimmen. Ik zal een lichaam krijgen dat daarboven op mij wacht, dat niet door handen is gemaakt maar naar het beeld van God is gevormd.

En zo zal ik bij de rivier staan,
Leid mijn voet, houd vast mijn hand;

Dierbare Heer, neem mijn hand en leid mij verder. (Dat is juist.)
Wanneer de weg moeizaam wordt,
Dierbare Heer, kom naderbij...

265 Dat is Degene die ik bij me wil zien staan. Het maakt mij niet uit of er een dokter is of niet, al is er niemand anders ("Here, sta bij mij"), en het leven bijna weg is, mijn adem stokt, mijn polsslag onmerkbaar wordt, mijn vrouw en kinderen rondom het bed staan en hun handen wringen en mijn vrienden toekijken en zeggen: "O, broeder Branham!"

Bij de rivier zal ik staan,
Leid mijn voet, houd vast mijn hand,
Dierbare Heer, neem mijn hand, leid mij verder.

266 En mijn hoop is precies daarop gebouwd dat Hij, die aan Abraham beloofde en zwoer... dat, als ik dit zou aannemen, ik opnieuw geboren zou worden. De natuurlijke dingen van de wereld zouden vervagen. Alle theologie van mensen zou vervagen, en ik zou God geloven, alleen God geloven en op Hem zou ik staan. Als ik aan het einde van die weg kom, wil ik precies daar staan in die bovennatuurlijke kracht die mij veranderde van een zondaar in een Christen. In die dag zal ik Hem vertrouwen als mijn alles-in-alles.

267 Als u dat nog niet heeft, mijn broeder, zuster, doe het dan vandaag, wilt u dat, terwijl wij bidden?

268 Hemelse Vader, wij danken U vanuit de diepten van onze ziel voor Uw Woord. O, wat hebben wij een vertroosting om te weten dat onze hoop op niets anders is gebouwd dan op Jezus' bloed en gerechtigheid. Als alles rondom, overal, iedere aardse hoop heeft gefaald en vergaan is, dan hebben wij Jezus. De schellen vallen af, de aardse dingen vluchten weg zoals de nacht voor de zon, maar de Here Jezus blijft in onze levens dezelfde.

269 Als hier vanmorgen iemand is, lieve Vader, die niet positief zeker is – zonder zweem van twijfel – dat zij zijn overgegaan van dood in leven! Geen goede werken, geen kerk, niets anders kan redden dan Gij en Gij alleen. Maar deze man... Vader, ik bid. En vanmorgen met mijn gebroken woorden, ik kon het niet op die manier uitdrukken zoals U het aan mij gaf. Maar op mijn gebrekkige manier, bid ik dat mannen en vrouwen in dit gebouw het vanmorgen hebben aangenomen. Opdat zij mogen weten dat zij besprenkeld moeten zijn met deze bloedsproeier en binnen gebracht in de gemeenschap met God, medeërfgenamen met Jezus in het Koninkrijk van God, door één Geest. Niet door een man die ons er doorheen duwde. Maar een Geest binnenin de bloedcel trok ons, trok ons naar Hemzelf toe. En wij komen door het bloed, en nu in Christus, in de gemeenschap.

270 Als zij daar niet binnen zijn, Vader, ofschoon zij reeds jaren een gemeentelid zijn, hoewel zij het hard hebben geprobeerd, Vader, trek ze er op dit ogenblik doorheen, om ze regelrecht in U te brengen, in Uw gemeenschap. Zodat wanneer het leven hier op aarde zal zijn beëindigd, eeuwig leven binnenin ons woont, de Here Jezus Christus. En mogen wij worden opgewekt zoals Hij werd, in de laatste dag.

271 Wat zal het een teleurstelling zijn om gemeenteleden en mensen daar te zien staan die gedurende hun hele leven er omheen hebben gedraaid en nimmer hebben geweten wat het werkelijk was om wederom geboren te zijn. Terwijl U hebt gezegd: "Tenzij een mens is geboren uit water en Geest, zal hij geenszins het Koninkrijk binnengaan." Hij kan dat eenvoudig niet, Vader, want dat is de enige plaats waar eeuwig leven is.

272 De apostelen zeiden: "Waar zouden wij heengaan?", toen U hun vroeg of zij wilden terugkeren. Ze zeiden: "Gij alleen hebt eeuwig leven."

273 Ik bid, God, dat iedere man, vrouw, jongen of meisje in dit gebouw vanmorgen in die gemeenschap mag worden gebracht. Want ik beveel al deze dingen aan bij U, in de Naam van Uw Zoon, de Here Jezus. Amen.

274 Dat is juist, zuster Gertie.

Wat dan? Wat dan?
Als het grote boek wordt geopend, wat dan? (Denk daar aan.)
Wanneer degenen die deze boodschap vandaag verwerpen,
Een reden wordt gevraagd, waarom. Wat dan?

Wat dan? Wat dan?
Als het grote boek wordt geopend, wat dan?
Wanneer degenen die deze boodschap van vandaag verwierpen,
Een reden wordt gevraagd, waarom. Wat dan?

275 Broeder, zuster, ongeacht hoe lang u christendom belijdt, als u vanmorgen niet binnenin die bloedcel bent met Christus, laat de dag dan niet voorbij gaan. Kom er vandaag in. Het is voor u. U hoeft niet naar het altaar te komen. Het enige wat u moet doen is het aannemen. Geloof het. En God zal u op Zijn beurt – als uw geloof zo direct was als dat van Abraham – dan zal God u de Heilige Geest geven, om u in Zijn Koninkrijk te verzegelen en u zult verzegeld zijn tot de dag van uw verlossing. De Schrift zei: "Bedroeft de Heilige Geest van God niet, waarmede gij verzegeld zijt tot de dag van uw verlossing."

276 Hoevelen zeggen: "Broeder Branham, wat mij betreft, ik bid en vertrouw God dat ik daar in zal zijn"? Laat mij uw handen zien. O, overal in het gebouw. "Ik vertrouw God dat ik daar in zal zijn." God zegene u. Honderd procent, Here. O, zal het niet wondervol zijn? Oh! Denk daaraan, wanneer de laatste strijd is gestreden, alle wapens op een hoop gelegd, de rook van de strijd is weggegaan, de zon ondergegaan, de boeken gesloten en wij bij het oordeel staan.

Wat dan? Wat dan?
Als het grote boek wordt geopend, wat dan?
Wanneer degenen die deze boodschap vandaag verwerpen,
Gevraagd worden een reden te geven. Wat dan?

277 Bent u niet blij dat we Hem hebben aangenomen? O, ik ben zo blij! Ik ben zo blij te weten dat ik een eindeloze eeuwigheid zal doorbrengen met een ieder van u. Dat zal eenvoudig...

278 O, wat stelt een beetje schaduw van dit doornig stukje grond voor waar we doorheen trekken? Wat betekent die kleine heuvel ginds? Niets. Laten we hem nemen. Laten we nu niet zijn als dom, voortgedreven vee. Laten we helden zijn. Laten we uitgaan en enigen van onze naasten bereiken die Jezus niet kennen.

279 Ga naar buiten en kijk vanmorgen naar de café's, ze zitten overvol. Kijk naar iedere plaats van amusement, het zit afgeladen. Deze middag zitten de theaters vol met lol- en plezierzoekende menigten, die God niet kennen; toch gaan ze altijd naar de kerk.

280 Laten we daar iets aan doen. Laten we het aan anderen gaan vertellen. Wilt u zo zelfzuchtig zijn om deze zaak te weten en het voor uzelf geheim te houden? Welnee, broeder. Laten we het breken en heengaan en er iets mee doen. Kijk wat Hij deed met de grote dingen die Hij had... Hij kwam naar beneden en brak het Zijne zodat wij allen konden komen. Zouden wij niet, als de Geest van God in ons is, zouden wij dan niet dezelfde gezindheid in ons moeten hebben? Laten we gaan om iemand anders gered te krijgen. Laten we tot ze spreken. Is dat juist?

281 Welnu, is er een ziek persoon in het gebouw die wil dat er voor hem gebeden wordt voordat wij eindigen? Als er zo iemand is, steek dan uw hand op. In orde, hier, precies voor deze broeder hier. Nog iemand anders? In orde, hier is nog iemand daar achteraan, mijn moeder. In orde, nog iemand anders? In orde, de broeder hier achter. In orde.

282 Wilt u allen nu hierheen komen staan, als u wilt, precies hier; terwijl we de oudsten oproepen, als ze willen en dan zullen we voor hen bidden.

283 Onthoud, hierin is ook redding voor het lichaam: Goddelijke genezing. O, wat houdt God ervan Zijn kinderen te genezen!

284 Ja, oudste, u hebt de olie. Als u nu precies hier voor het altaar wilt komen staan. Dank u, broeder.

285 Als u daar "de grote Heelmeester" wilt spelen, zuster Gertie, terwijl de overigen van ons dat voor een ogenblikje nederig en zachtjes zingen. "Deze grote Heelmeester is nu nabij, de mede gevoelende Jezus."

286 Nu bewegen mijn broeders en mijn moeder zich door geloof regelrecht in deze bloedcel bij de Here Jezus, waar al deze verlossende zegeningen de uwe zijn. Ik neem aan dat u, ieder van u, Christenen bent. Dan, als u Christenen bent, hebt u een recht, een wettelijk recht op alles waar Christus voor stierf. Het is uw bezitting. U komt het toe. Het is het uwe.

287 Nu, het enige wat u kunt is doen zoals Abraham. "Nadat hij had volhard in de strijd, ontving hij de belofte." Satan laat het u niet gemakkelijk nemen. U moet geloof hebben. U moet het geloven. U moet volharden.

288 God vertelde hun. Mozes zei: "Dat land behoort u toe", toch was het geheel afgesloten door de Filistijnen en van alles. Hij zei: "Het is van u. Ik heb het u gegeven. Ga het nu innemen."

289 Goddelijke genezing is voor een ieder van u. Het behoort u toe. Kunt u het nu gaan nemen? Ga, neem het vanmorgen. Kom aan, het is van u. Niets kan u kwaad doen; u bent in Christus.

290 Nu, onze hemelse Vader, als Uw dienstknechten, Uw ouderling die hier naast mij staat, Here, treden wij naar voren om de zieken te zalven overeenkomstig Uw Woord. Gij hebt gezegd: "Laten ze de oudsten roepen, laten die hen met olie zalven. Bid voor hen. Het gebed des geloofs zal de zieke oprichten." En eveneens staat er geschreven, Jezus Christus, de laatste woorden die over Zijn heilige lippen kwamen: "Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." Om te bevestigen wat de apostelen onderwezen en wat Jezus Christus onderwees – beiden hetzelfde – gaan wij de zieken zalven en hun de handen opleggen, gelovend dat U hen gezond wilt maken.

291 Hier staan deze drie mannen en mijn eigen moeder. En ik bid, God, dat op ditzelfde ogenblik Uw Heilige Geest in hun harten beweegt, omdat zij door deze bloedcel zijn heengetrokken in de gemeenschap met de Here Jezus. Wetende dat deze sterfelijke levens op een dag zullen breken, maar dat eeuwige leven zal voor immer leven, er is een ander lichaam op hen wachtende zodra dit is beëindigd.

292 Maar God, zij willen getuigen. Zij zijn sterfelijk, maar zij zullen nimmermeer sterfelijk zijn nadat dit leven voorbij is. Het is slechts deze ene keer en dat beslist het voor altijd. Zij zullen vanaf daar onsterfelijk zijn. Maar omdat zij sterfelijk zijn en een gelegenheid hebben uit zichzelf tot de sterfelijke wezens te spreken, God, genees hun lichamen zodat zij kunnen heengaan en het Woord vertellen en de mensen erover kunnen vertellen. Sta het toe, Here.

293 Op deze basis breng ik dit verzoek tot U als Uw dienstknecht, of als priester, of prediker. Ik breng ze tot U opdat zij mogen leven en gezond zijn, voor Uw heerlijkheid. En ik breng het tot het bloed van de Here Jezus. En wij treden nu voorwaarts om te doen wat U zei om te doen. En dit doende, dagen wij iedere ongelovige geest uit en werpen dit van hen af, zodat de werken van Jezus Christus in hun lichamen mogen worden gedaan.

294 Vader, wij zalven onze broeder hier met deze olie, in de Naam van Uw Zoon, de Here Jezus, en bevelen de vijand van hem weg te gaan. En moge de ziekte van zijn lichaam weggaan en moge hij gezond en gelukkig zijn om U te dienen. Door Jezus Christus vragen wij dit. Amen.

295 En terwijl onze broeder deze zalfolie daar op het hoofd van mijn moeder aanbrengt; Almachtige God, de Schepper van hemel en aarde, de auteur van eeuwig leven en gever van iedere goede gave, die Uw Zoon Jezus Christus opwekte, geboren uit een vrouw, gemaakt en gevormd als zondig vlees, en dat gedragen heeft om de angel des doods uit te trekken, om in Zijn eigen lichaam de ziekte van onze lichamen te dragen. Wij aanvaarden dat, terwijl wij dit vanmorgen doen. En het is voor mijn moeder. En geloven dat nu, dat U haar zult genezen omdat wij Uw Woord gehoorzamen. En als Uw zonen vragen wij dat de geest van ziekte mijn moeder verlaat en dat zij vrij moge zijn, door Jezus Christus, de Zoon van God. Amen.