Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Bewijs van Zijn opstanding

Door William Marrion Branham

1 Dank u, broeder Neville. Goedemorgen, vrienden. Het is goed om hier vanmorgen weer in de Tabernakel te zijn om de Here Jezus te vereren. Dit is voor velen van ons de tweede dienst vandaag. We waren hier vroeg vanmorgen en de Here ontmoette ons op een wonderbare wijze. En ik was gekomen om maar een paar minuten tot de mensen te spreken en verwachtte zelfs niet een tekst te hebben. En voor ik het wist was ik aan het prediken. En wij hadden er een zeer goede tijd en daar zijn we de Here dankbaar voor.

2 Het spijt ons dat we in deze kleine tabernakel, voor de mensen die hier zo moeten staan, geen zitplaats hebben. Ik heb er een grote hekel aan, maar het is dit keer alles wat wij kunnen doen. Dus proberen we u niet te lang te houden, gewoon een kleine Paasgroet voor u allen. En we gaan vanmorgen voor de zieken bidden, zoals vermeld is. Moge de Here Zijn zegeningen toevoegen aan alles wat wij doen, want dat is het doel waarvoor wij hier zijn, dat God ons wil ontmoeten en zegenen.

3 De dienst vanavond is een doopdienst. En u die nog niet gedoopt bent door onderdompeling en dit verlangt, wel, wij zouden u hier vanavond willen uitnodigen. Kom voorbereid en breng uw doopkleding mee, want we verwachten hier vanavond een bijzondere dienst bij de doopbediening.

4 En daar het vandaag Pasen is en velen van u misschien al naar uw eigen diensten, of hier naar de zonsopgangsdienst, zijn geweest, zijn we blij u hier te hebben voor dit deel van onze dienst vandaag.

5 Maar om vanmorgen voort te gaan met een kleine Paastoespraak, zouden we uw aandacht willen vestigen op het Evangelie van Johannes, het eenentwintigste hoofdstuk, het derde en vierde vers. En dan uit Markus, of Lukas liever, het negenenveertigste hoofdstuk [Hoofdstuk 24 – Vert], wil ik enkele ogenblikken lezen.

     Eerst Johannes 21:

     Simon Petrus zeide tot hen: Ik ga vissen. Zij zeiden tot hem: Wij gaan met u mede. Zij vertrokken en gingen scheep, en in die nacht vingen ze niets.

     Toen het reeds morgen werd, stond Jezus aan de oever; de discipelen wisten echter niet, dat het Jezus was.

6 Moge de Here Zijn zegeningen aan dat gedeelte van het Woord toevoegen. Dan in Lukas het vierentwintigste hoofdstuk, te beginnen bij het zevenentwintigste vers:

     En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had.

     En zij naderden het dorp, waar zij heengingen, en Hij deed, alsof Hij verder zou gaan.

     En zij drongen sterk bij Hem aan en zeiden: Blijf bij ons, want het is tegen de avond en de dag is reeds gedaald. En Hij ging binnen om bij hen te blijven.

     En het geschiedde, toen Hij met hen aanlag, dat Hij het brood nam, de zegen uitsprak, het brak en hun toereikte.

     En hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem;...

7 Wat een contrast! Op één plaats kenden zij Hem niet. En op deze plaats kenden zij Hem wel door iets wat Hij eerder had gedaan...

     ... en Hij verdween uit hun midden.

     En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, terwijl Hij onderweg tot ons sprak en Hij ons de Schriften opende?

8 Zullen we nu even onze hoofden buigen voor gebed.

9 Onze liefhebbende hemelse Vader, wij danken U vanmorgen voor deze prachtige gelegenheid die we hebben om ons te verzamelen in de tegenwoordigheid van Christus bij de opstanding, en de volle verzekering te hebben van Goddelijke gemeenschap, deelgenoten te zijn van Zijn kruisiging, gekruisigd met Hem voor de dingen van de wereld en vernieuwd weer opgestaan tot eeuwig leven. En deze hoop ligt nu in ons.

10 En zoals de profeet vanouds zeggen wij: "Wij weten dat onze Verlosser leeft", eeuwig leeft, en gezeten is aan de rechterhand van de majesteit omhoog, een rechtvaardige Hogepriester, Eén die lijden gesmaakt heeft en voorbeden kan doen op onze belijdenis. Hoe danken wij U daarvoor. Onze harten branden in ons wanneer wij eraan denken dat wij Iemand hebben die ons vandaag vertegenwoordigt in de tegenwoordigheid van de grote en almachtige God. Hij is niet dood maar leeft en is gezeten in Zijn tegenwoordigheid. En Hij is alomtegenwoordig, overal, weet alle dingen, almachtig in kracht, kan alles doen, weet alles en is altijd tegenwoordig. Hoe danken wij U voor deze kostelijke en glorieuze waarheid die wij vandaag in onze boezem dragen, het zo innig liefhebben!

11 En daarin kan Hij aangeraakt worden door het gevoel van onze zwakheden, want Hij leed voor ons, terwijl Hij onze ziekten droeg op Golgotha. Wij zijn er zo blij om het vandaag te weten en de directe verzekering die wij nu hebben te kennen. Hij leeft, spreekt voor ons, terwijl Hij ons liefheeft. Wilt U vandaag Zijn tegenwoordigheid niet met ons voortzetten, het een echt Pasen maken?

12 En God, voor diegenen die U vanmorgen niet kennen, die vreemdelingen zijn, Christus niet kennen in de opstanding, bidden wij dat Hij in volle luisterrijke kracht wil komen, de zonde van hun leven wil wegnemen en daarvoor in de plaats hun de goede dingen van God wil schenken. Sta het toe, Heer. Moge dat vandaag te voorschijn gebracht worden aan elke ongelovige die in Goddelijke tegenwoordigheid verkeert.

13 Zegen alle diensten door de landen, die vandaag gehouden worden in het vieren van deze grote herdenking.

14 Help nu Uw onnutte dienstknecht, Heer, terwijl we ons aan U opdragen. Zegen ieder die hier is. En moge, wanneer de dienst voorbij is, mogen wij, als diegenen van Emmaüs die dag, zeggen: "Brandden onze harten niet binnenin ons, terwijl Hij met ons sprak langs de weg?" Geef het, Heer, want we vragen het in Zijn Naam. Amen.

15 In de voorzienigheid van Gods grote, eeuwige plan van verlossing, hoe in het verleden, toen God de mens maakte om een aanbidder van Hem te zijn, Hij hem zo maakte, dat hij het kon; dat hij een verlangen zou hebben om te aanbidden. En door alle eeuwen heen heeft de mens verlangd voorbij het gordijn, dat hangt tussen hem en waar hij heengaat, te kijken.

16 In A.D. 603, toen de koning van Engeland door Augustinus in de Naam van de Here Jezus werd gedoopt... Terwijl hij op een avond bij een grote open haard zat, vloog, terwijl hij tot hem over Christus sprak, er een musje naar het licht, fladderde een beetje rond in het licht en vloog er weer uit. En Augustinus zei tegen de koning: "Waar kwam hij vandaan en waar ging hij naartoe?" Hij zei: "Zo gaat het met ieder mens die in deze wereld komt, niet precies wetend waar hij vandaan komt. En er is maar één Boek dat hem kan vertellen waar hij naartoe gaat en dat is de Bijbel." En daardoor werd de koning bekeerd en heeft hij zijn leven aan de Here gegeven. En de volgende ochtend werden hij en heel zijn huisgezin gedoopt in de Naam van de Here.

17 De mens in zijn natuurlijke staat kan geen geestelijke dingen begrijpen. Zij worden geestelijk onderscheiden.

18 En nu wil ik dat u zo aandachtig mogelijk luistert. Ik weet dat het zwaar valt voor degenen die staan en de wijze waarop het gehoor opéén gepakt zit. Maar probeer naar het Woord te luisteren, terwille van degenen die ziek zijn en degenen die zonde-ziek zijn; hoofdzakelijk voor hen die vanmorgen zonde-ziek zijn en vrede willen vinden.

19 De openlijke bekendmaking van de vrijlating is ondertekend. U bent vrij en u weet het alleen niet. Maar geloof moet eerst een Goddelijke rustplaats hebben. Indien u geloof in God hebt, moet u een zekere Goddelijke rustplaats hebben om het te plaatsen. En er is geen betere plaats en geen andere Goddelijke weg dan alleen door Gods heilig Woord. En we willen ons geloof rechtstreeks laten rusten op het geschreven Woord van God.

20 Welnu, de mens in zijn vleselijke toestand en zijn verstandelijke opvattingen, keert zich altijd van God af. Het is van de beginne af zo geweest, dat de mens verlangt de andere zijde te zien, maar hij zit opgesloten in een gevangenis. Soms plaatst traditie van mensen hem daarin, dat men tradities van allerlei soorten en beweegredenen onderwijst van hoe te aanbidden. En hij brengt de mens onder slavernij in zijn traditie. En dat is sinds de wereld begon zo geweest. Zo is het geweest. En hij zit opgesloten in de gevangenissen.

21 Maar de mens heeft altijd verlangd de andere zijde te zien. En op elk dingetje dat er een beetje bovennatuurlijk uitziet, rent het menselijk wezen af, omdat het een of ander soort belofte over de grens is, aan de andere kant van de oversteek. En wat hem dat laat doen komt, doordat hij in het beeld van Zijn Maker, de almachtige God, geschapen is. Hij is geschapen om een aanbidder van God te zijn en hij moet ergens een plaats vinden om aan dat gevoel toe te geven.

22 En dit is ons doel hier vandaag, u op deze Paasmorgen de rechte Evangeliewaarheid aan te bieden. Niets of niemand, op grond van enige organisatie, op grond van enig fundament, dan enkel op grond van het Evangelie, de eenvoudige waarheden van de Bijbel. Ik geloof dat Dit het geschreven Woord van God is. Ik geloof het met heel mijn ziel, hart, verstand en wezen. En dit wil ik hier aan onze kleine stad vandaag presenteren in deze grote verbazingwekkende zaak die ik de laatste tien jaar rondom de wereld heb zien plaats vinden.

23 Vaak hebben we geprobeerd diensten, de genezingsdiensten, in de stad te houden; niet omdat ik denk dat ik hier geen vrienden heb. Want ik heb vrienden. En u bent mijn vrienden en ik heb u lief. Maar het is de gedachte dat dit thuis is, waar ik werd groot gebracht. Het is mijn plaats waar iedereen mij hier kent en dat maakt het een beetje moeilijk. Omdat de Schrift hetzelfde zegt, dat "in uw eigen stad of onder uw eigen mensen", enzovoort, het moeilijker is om het Evangelie te brengen. Door alle eeuwen heen is het zo geweest en dit is geen uitzondering.

24 Maar ik geloof met heel mijn hart dat God ons vanmorgen de dienst zal laten houden zoals wij Hem gevraagd hebben te doen. Nu geloof ik dat Hij het zal doen. Daarom, indien Hij wil, in Zijn grote aanwezigheid en Zijn alomtegenwoordigheid betekent dat dan dat Hij in ons midden is. En wat een wonderbare tijd op een Paasmorgen om de opgestane Here Jezus tussen de mensen te zien wandelen, hier wandelend als een onfeilbaar, onuitwisbaar bewijs dat Hij wel opstond uit de dood.

25 En dat is mijn worsteling waarvoor ik gestreden heb, dat Jezus niet dood is. Hij leeft, is zeer levend, en zal het voor immer zijn. En als God ons wil toestaan door Zijn genade, geloof ik dat wij vanmorgen zonder een schaduw van twijfel door de hulp van de Heilige Geest u kunnen bewijzen dat Jezus werkelijk uit de dood is opgestaan en hier vandaag leeft, precies hier leeft in het gebouw met ons. "Tot het einde der wereld." Hij beloofde het.

26 De mens heeft, op vleselijke wijze, eerst gebouwd... We zullen opmerken dat mensen met goede bedoelingen het Evangelie proberen te voeren naar een geloofsbelijdenis. Proberen te zeggen: "Wel, we zullen naar de kerk gaan." Dat is goed. En met goede bedoelingen zeggen: "Wij hebben deze vorm van geloofsbelijdenis-verklaring. Wij zeggen deze gebeden. We doen een bepaalde zaak." Maar de opstanding van Christus bestaat uit meer dan geloofsbelijdenissen, meer dan een denominatie. Ofschoon zij goed mogen zijn en de bedoelingen juist zijn, is dat niet de opgestane Christus.

27 En dat is de hoofdzaak waar wij deze morgen voor staan: het onfeilbare bewijs dat Jezus uit de dood opstond.

28 Nu, zoals onze tekst zegt: "Zij kenden Hem niet", en vandaag is het hetzelfde.

29 Maar de mens heeft verlangd Hem te kennen. Door de tijd heen hebben zij verlangd Hem te kennen. En onze tekst van vanmorgen: "Mijn Verlosser leeft", in de vroege zondagsdienst, daar zagen wij dat Job, zo oud als hij was, lang geleden in het eerste begin, zijn Schepper verlangde te kennen. Met andere woorden zei hij: "Kon ik maar naar Hem toegaan en op Zijn deur kloppen om met Hem te praten!" Hoe heeft het mensenhart naar zulke dingen verlangd! En heden, vierduizend, bijna vijfduizend jaar later, verlangt het mensenhart des te meer vandaag naar Zijn deur te gaan, op Zijn deur te kloppen om met Hem in contact te komen!

30 En toen hebben de mensen, door tradities, de mens verblind voor de geweldige fundamentele waarheden van de Schrift.

31 Welnu, Jezus sprak hetzelfde toen Hij hier op aarde was. Hij zei: "Gij zijt blinde leidslieden der blinden." Hij zei: "Als de blinde een blinde leidt, zullen zij niet beiden in de sloot vallen?"

32 Christelijke of religieuze leraars verklaarde Hij "blind". Ziet u? God heeft een manier om Zich aan de mensen te openbaren en Zich aan de mensen bekend te maken. Maar menigmaal scheidt traditie de mensen af nog voor God een kans krijgt in hen te komen om Zich te openbaren. Ziet u? Begrijpt u het? Tradities! O, wat is het dan wel niet vandaag!

33 Nu waren die leraars waartegen de Here Jezus sprak zeer orthodox. Zij waren echte geleerden. Zij hielden de letter van het Woord, de wet, tot de letter nauwkeurig; geen tittel of jota of iets zou er van afgeweken worden. En zij moesten het perfect hebben.

34 Dus kunnen we zo perfect met onze opleiding en met onze theorie wezen tot we Christus er volslagen buiten laten. We raken totaal van de werkelijke feiten verwijderd.

35 Dus, teneinde de waarheid tot de mens te brengen, de mens tot God, "zond God Zijn eigen Zoon, geschapen in de gedaante van zondig vlees", en werd Hij hier op aarde geboren. En werd een verzoening voor onze zonden, geofferd op de dag van Golgotha, om onze zonden weg te nemen en ons vrijheid te geven en ons te verlossen uit de gevangenhuizen waarin we gezeten hebben.

36 De mens is een gevangene. God zei dat een mens zo'n gevangene was, tot er iets met de mens gebeurd is. Ik wil nu dat u dit begrijpt. Dat, voordat deze bepaalde zaak, de nieuwe geboorte genoemd, ooit de mens overkómt, hij op geen enkele wijze ooit God kan begrijpen, of enige kennis van God kan hebben. Ook al spreekt het Woord het, zijn verstand kan het niet bevatten, omdat het een menselijk verstand is. Hij moet de gezindheid van God in zich hebben om Goddelijke dingen te begrijpen. Ziet u? Dus al het lezen, al de scholen, al de onderwijzingen, zo goed als ze mogen zijn, toch is dat nog niet de echte basisregel.

37 God zond Zijn Zoon, die het Evangelie predikte. Dat is juist. Het Evangelie is het goede nieuws. In Jesaja 61, voor degenen die de teksten opschrijven, zei God, daar sprekend... Jesaja, liever, over de komst van Christus. Hij zei: "God heeft mij gezalfd om het Evangelie te prediken, om goede tijding te brengen en de gevangenen te bevrijden, om de gevangenisdeuren te openen en de gevangenen vrij te laten." God zond Christus om de gevangenisdeuren van mensen die in de duisternis zitten te openen. En als u opmerkt, het type waartegen Hij sprak, "hen bevrijdend", het waren niet de ongeletterden. Het waren de geleerden, de bestudeerden; Christus kwam om hen vrij te laten.

38 Nu, om te maken dat de kleintjes het zouden begrijpen. Toen Christus kwam... Zeg bijvoorbeeld, dat elk van jullie vandaag ter dood veroordeeld was. En je zat in een gevangenis en je wist dat je morgen bij zonsopgang moest sterven.

39 En velen die zondig zijn en verwijderd van God zitten vanmorgen op die plaats. Veel mensen, die werkelijk goede mensen zijn, bevinden zich vanmorgen in die toestand.

40 Velen van u zitten hier met kanker, met tumor en blindheid. Sommigen zitten in allerlei toestanden. Toch heeft God Christus gezonden om de gevangenisdeuren open te maken en u vrij te laten. U zegt: "Is ziekte een gebondenheid?" Ja.

41 Jezus heeft het eenvoudig verklaard toen Hij sprak tot de vrouw die voorover gebogen liep. Hij genas haar, legde Zijn handen op haar en zij richtte zich op. En zij begonnen een fout te zoeken, de leraars. Hij zei: "Moest deze dochter van Abraham niet verlost worden, vrij gezet worden van deze gebondenheid waarin zij geweest is, van Satan?"

42 Dus is Christus, onze grote Verlosser, gekomen om mannen en vrouwen te verlossen van zonde en te verlossen van ziekte. Hij, toen Hij stierf op Golgotha, "Hij werd verwond voor onze overtredingen, door Zijn striemen werden wij genezen."

43 Welnu, dat is het goede nieuws. Dàt is het Evangelie. Het Evangelie is dat Christus stierf in de plaats van de zondaar, dat Christus de plaats van de zieke mens innam. Christus nam de plaats van de zondaar in. Christus heeft de plaats ingenomen van de bezorgde mens. Christus nam de plaats van de waanzinnige. Christus nam élke plaats en verloste ons van elke kwelling en elke zonde waarmee de duivel ons in de gevangenis zette. Christus komt om ons overvloedig te vergeven. Alles wordt vrij.

44 In de dagen van de slaven, toen zij in slavernij leefden, en ze waren slaven in de Verenigde Staten. Toen Abraham Lincoln stierf om de kleurling te bevrijden, hem rechten te geven om niet langer meer slaaf te zijn, werden zij ook bij zonsopgang verlost. Zij waren daar zo gelukkig om, te weten dat zij vrij zouden worden zodra de zon opging. Enigen van hen die gezonder waren, in betere lichamelijke toestand, klommen hoog de berg op. Sommigen konden helemaal bij de top komen en sommigen tot halverwege, en sommigen helemaal beneden. En zodra de zon begon te gloren waren de geweldig sterken boven op de top.

45 Ik zou dat vandaag graag willen zien bij geweldig sterke Christenen die omhoog stijgen in de sfeer van de Heilige Geest; bij degenen die pas op de weg komen onder rechtvaardiging, en zij die ver in de vallei van verwarring zitten.

46 Zij kwamen op de been. En zodra degenen die hoog waren het als eerste boven van verre konden zien, toen zij de zon zagen opkomen, schreeuwden zij uit alle macht naar degenen beneden hen en riepen: "Wij zijn vrij!"

47 En toen dezen het hoorden slaakten zij een kreet en schreeuwden naar de anderen beneden: "Wij zijn vrij!"

48 En de anderen daar beneden legden het aan de anderen uit: "Wij zijn vrij!"

49 Nu kijk. Diegenen bovenop de heuvel konden de zon zien, dus waren zij vrij. Maar zodra het nieuws die man in de vallei bereikte, was hij even vrij als hij maar zijn kon, of de zon op was of niet. Begrijpt u het?

50 Christus kwam om de gevangene vrij te laten. U hoeft niet onder gewoonten gebukt te gaan; een half Christelijk leven. God wil niet dat je zo bent. Hij wil dat je vrij bent. God zalfde Christus om vrijheid te prediken, de gevangenisdeuren te openen. En telkens wanneer u...

51 Stel dat u daarin zit en uw doodvonnis is getekend. En voor u het weet staan zij op het punt u eruit te halen om u op te hangen of op een of andere manier ter dood te brengen. En dadelijk hoort u iemand de straat inkomen die roept: "Wacht! Ik heb de gratieverklaring. U hoeft niet te sterven." Nu hoeft u niet te wachten tot u uit de gevangenis bent. U bent ogenblikkelijk net zo vrij als wanneer u buiten bent. Dus kan de man in de gevangenis net zo gelukkig zijn als wanneer hij uit de gevangenis zou zijn, zolang hij maar weet dat zijn gratie is ondertekend.

52 Zo is het vanmorgen. Hier is het! Tot elke man en vrouw die een hunkerend hart heeft om vanmorgen uit de gevangeniscellen te komen wordt het goede nieuws van het Evangelie gepredikt. En het maakt niet uit of u nog steeds met ziekte zit, of u nog steeds gebonden zit, u kunt net zo vrij zijn omdat het nieuws is gekomen: "U is gratie verleend!" Christus verrees, ongeveer negentienhonderd jaar geleden om elke gevangene vanmorgen vrij te laten, heeft de gevangenisdeuren geopend om hen eruit te laten komen. O, wat een wonderbare zaak!

53 Geen wonder dat de dichter ontroerd was toen hij dat hoorde! Inspiratie trof hem. Hij zei:

Levend had hij mij lief; stervend redde Hij mij;
Begraven droeg Hij mijn zonden ver weg;
Verrezen rechtvaardigde Hij... [Leeg gedeelte op de band]
Vrijwillig voor immer.
Op een dag zal Hij komen. O glorieuze dag!

54 De hoop van de gelovige is het uitkijken naar de tweede komst, deze geweldige Prins, Die de gevangenisdeuren opende en ons verloste. De schuld is vereffend. Het is allemaal betaald. God en zondaren werden op Golgotha met elkaar verzoend toen Jezus stierf. En op de derde dag wekte God Hem op voor onze rechtvaardiging. Dan, als wij daarop zien en het geloven en het met heel ons hart accepteren, zijn wij in het oog van de levende God gerechtvaardigd. Zeker maakt het u emotioneel! Zeker maakt het u gelukkig! Hoe zou u kunnen zwijgen? Hoe zou een mens zich kunnen bedwingen als hij weet dat de dood boven zijn hoofd hangt en hier komt een gratie? Zo is het.

55 Hoe denkt u dat ouwe Barabbas zich heeft gevoeld toen hij de Romein van de tribunes hoorde komen? Terwijl de grote ijzeren schoenen er aan kwamen stampen, de kettingen rinkelden, de speer over de straat zeulde, wetend dat hij gedood zou worden, en hij de deur open maakte! En Barabbas bevend en huilend, gereed om er uit te lopen en te zeggen: "O, dit is mijn einde!"

     Er werd gezegd: "Barabbas, ik lees, jou is gratie verleend."

     "Wat," zei hij, "zal ik niet gaan sterven?"

     Hij zei: "Nee, je hoeft niet te sterven."

     "Wel, wat moet ik ervoor doen?"

     "Niets."

     "Wel, hoe is dat gekomen?"

56 Toen moet de centurion hem overeind getrokken en gezegd hebben: "Zie je die Man daarginds aan het kruis hangen? Zie je dat bespottende speeksel van Zijn gezicht lopen? Zie je de wonden in Zijn hand? Die waren voor jou, maar Hij nam jouw plaats in."

57 Hij opende de gevangenis voor u, zodat Hij voor u, die veroordeeld was te sterven, uw plaats heeft ingenomen. En op Paasmorgen wekte God Hem op voor onze rechtvaardiging. Daarom zijn wij gerechtvaardigd. Als wij de geschiedenis geloven en het aanvaarden doorstroomt een vredige rechtvaardiging ons hart, zoals peilloze baren voortrollen uit de golven van Zijn Wezen.

58 God liet ons niet troosteloos achter. Hij wist dat het in de komende dagen allemaal in de war gebracht zou worden, door leraars, enzovoort, van het Woord. Hoe zij het in de war zouden brengen. Maar Hij zond daarbij een directe Boodschapper, de Heilige Geest, welke het bewijs van de opstanding was.

59 Als er geen Heilige Geest is om het te betuigen dan zou ik de opstanding niet kunnen geloven, ik zou niets anders dan theologie hebben; of ik zou niets anders dan verstandelijke voorstelling hebben. Maar vandaag hoeven wij niet... Verstandelijk begrip is goed; theologie is goed. Maar wij hebben een rechtstreekse getuige. De Heilige Geest is een getuige van de opstanding van de Here Jezus. Vandaag, in ònze dag, zo verkeerd door de mensen begrepen! Zo verkeerd begrepen, maar het is de hoop!

60 Toen Hij daar de laatste opdracht gaf, toen Hij zei: "Gaat heen in de gehele wereld en predikt het Evangelie aan elk schepsel. Wie gelooft en gedoopt is zal gered worden en wie niet gelooft zal veroordeeld worden. Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven: In Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrijven; zij zullen in nieuwe tongen spreken; indien zij slangen opnemen of dodelijke dingen, het zou hun niet schaden; zij zullen hun handen op de zieken leggen en zij zullen genezen." "Dezelfde dingen die Ik doe zult gij ook doen, zelfs grotere dan dit, want Ik ga naar Mijn Vader."

61 Iemand zei: "Broeder Branham, was die grote opdracht ook bestemd voor deze dag?"

62 Jazeker. Hoe lang? "Tot de hele wereld." Hoevelen? "Aan elk schepsel." Alstublieft. Het te geloven is eeuwig leven, het te accepteren.

63 "Waarom zou ik het moeten geloven?" zult u zeggen. Omdat het het Woord van God is. Jazeker. God kan Zijn eigen Woord niet terugnemen. Wanneer God één keer een Woord spreekt, dan moet Hij Zich daaraan houden. Ik kan een woord zeggen en het terugnemen; u kunt hetzelfde. Maar God kan het niet. Wanneer Hij een Woord spreekt moet Hij Zich daaraan houden. En Hij zei deze Woorden, dus eert God Zijn Woord.

64 En de opstanding is vandaag voor elk mensenhart dat het gelooft net zo krachtig en net zo werkelijk als het was voor Maria Magdalena en degenen die die morgen aan het graf stonden en Hem gezien hebben. Hier is Hij en noemde haar naam "Maria". En ze keek om zich heen en zei "Rabboni" of "Meester!" Dit is voor elk hart dat uit de Geest van God door de opstandingskracht is wedergeboren, net zo werkelijk vanmorgen als het was voor die vrouw die die ochtend aan het graf stond.

65 U kunt het nu niet doen volgens uw eigen gedachte. U kunt het niet. U bent als iemand die behang in een gebouw probeert te plakken of het probeert op te schilderen terwijl de condities te slecht zijn, wanneer het fundament is afgekeurd.

66 Als de regering een huis afkeurt, de fundamenten verrot zijn, hoe kunt u dan aan dat huis bouwen? U bouwt slechts voor een ondergang. Het geeft niet hoezeer u de binnenkant opschildert, wat voor best behang u er op plakt, hoeveel dakspanen u er boven aanbrengt, hoeveel altaren u opricht, hoeveel kruisen u er in plaatst, het zal gaan vervallen, want het fundament is verkeerd. Het fundament is verrot.

67 En een mens in zijn eigen verstandelijke denkwijze is al verkeerd om mee te beginnen. Hij is een vervreemde van God. Hij is afgesneden, zonder hoop, zonder God, zonder genade.

68 En het enige wat hij kan doen is komen en Christus aannemen. En dan komt de Heilige Geest binnen en is de gezindheid die in Christus was in u.

69 Jezus zei: "De Vader die Mij zond is met Mij." Tjonge! Wat een bekendmaking! Wat een Woord! "De Vader die Mij gezonden heeft komt met Mij."

70 Luister! "En evenals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u." Hij zendt u niet alleen, maar Hij gaat met u mee. "Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot aan de voleinding der wereld." Alles wat in God was, werd uitgestort in Christus; en alles wat in Christus was, werd uitgegoten in de gelovige, de gemeente. God is met u. "Voorwaar, Ik ben altijd bij u, zelfs tot de voleinding der wereld." Dat is de verkondiging van Gods Woord! Zo zegt de Bijbel het! Dat geloof ik!

71 En als wij er als enige trouw aan moeten blijven, houd stand, want het is Gods Woord. Ieder mens die ooit iets bereikt heeft moest alleen staan, op zijn overtuiging alleen. Dat is niet in samenwerking met een ander. Er is slechts Eén die met u er in mee wil gaan en dat is Hij Die de bewering deed. De Here Jezus, Hij is Degene die de vallei met u betreden zal. Hij zal aan uw zijde elk doornig stukje grond doorlopen en elke berg beklimmen.

72 Kom in één juk met Hem. "Want Mijn juk is zacht en Mijn lasten zijn licht." Wees niet belast met de dingen van de wereld. Ga geen juk aan met verschillende genootschappen en organisaties. Afzonderlijk een juk aangaan met de Here Jezus Christus is een voorschrift wat u kunt doen. Geloof en zie de opstanding.

73 Nu, deze apostelen, welke toch mannen waren die met Jezus gewandeld hadden, die met Hem gemeenschap hebben gehad, die letterlijk meeliepen zoals de mensen vandaag. Maar zij faalden te herkennen Wie Hij was.

74 Jezus zei: "De Blinde Farizeeërs." Hij zei: "O, u neemt wel de geboden van God", merk op, "en maakt ze krachteloos door uw tradities." Ziet u?

75 Daar waren ze, leraren, ontwikkelde mannen, seminarie-studenten! En de Schrift zegt duidelijk dat Jezus zou komen op de wijze dat Hij kwam, maar hun tradities onderwezen het niet op die manier. Zij probeerden het allemaal uit de weg te ruimen met te zeggen: "Dàt was een andere tijd. En dit zal een andere keer zijn." Maar God kwam toch.

76 En vandaag, zoals het toen was, zo is het nu. Ze zetten dit gedeelte opzij en dat gedeelte aan de kant en zeggen: "God deed het toen; Hij zal het nu niet doen. Dit is niet voor deze dag."

77 "Hij is gisteren, vandaag en voor immer dezelfde." Dat is de Schrift. Wij geloven dat dàt de waarheid is. Wij accepteren dàt als de waarheid. Hij is hetzelfde in principe. Hij is eender in kracht. Hij is hetzelfde in liefde. Hij is in alle opzichten hetzelfde als wat Hij toen was. Nu is Hij met de gemeente gekomen zoals God Hem zond en met Hem ging.

78 En God deed Hem opstaan. Als God niet met Hem was geweest zou Hij Hem nooit op de derde dag hebben opgewekt. Dus de Vader die Hem zond is altijd met Hem, ging met Hem naar het graf en wekte Hem op de derde dag op.

79 Welnu, "Zoals God Mij zond", zei Hij, "zo zend Ik u. Ik zal met u zijn, in u, voor altijd, tot de voleinding der wereld." Bij de opstanding, wanneer ons Pasen komt, zal Hij daar net eender zijn als God was op die Paasochtend, Hem opwekte uit de dood!

80 Nu, Hij heeft dit in symboolvorm gebracht. Voordat er een opstanding kan zijn moet er een dood zijn. Want het moet de ene gebeurtenis zijn, dan weggaan en dan terugkomen om een opstanding te zijn. Het betekent "teruggebracht" worden.

81 En voordat een mens in de opstanding met Christus opgewekt kan worden moet hij sterven aan zichzelf; afsterven aan al zijn wereldse banden; afsterven aan al zijn wereldse gewoonten; afsterven aan alles wat ongoddelijk is; en levend gemaakt worden, vernieuwd.

82 Dan het leegmaken door de Heilige Geest, het leegmaken van zichzelf; en het binnenkomen, liever gezegd, van de Heilige Geest, vult die plek. Dan is hij een persoon om God te geloven. Dan ziet hij zoals God ziet. Hij ziet niet zoals leraars zien. Hij ziet niet zoals de kerkleden zien. Hij ziet zoals Gòd ziet. Dan ziet hij dat Christus dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer. Dan ziet hij dat de kracht van God vandaag even groot is als toen.

83 En in zijn oude vleselijke toestand zou u hem mogen onderwijzen, hem beschaafd maken, hem wetenschappen leren. Het zou hem misschien in de beste kerk plaatsen, hem de mooiste kerkbank geven, de fijnste leden; hij zal nooit anders zijn tot hij eerst sterft, dan wordt hij weer vernieuwd opgewekt. En de Heilige Geest die hem riep en gezonden heeft is met hem, zelfs tot het einde van het tijdperk. Amen. O, ik weet dat dit een schok geeft, maar het is de waarheid.

84 Als dan Christus vandaag in ons was, zou Hij dezelfde dingen doen als die Hij deed toen Hij hier op aarde was. Als vandaag de Here Jezus uit de dood herrezen is en onder ons leeft en heeft gezegd: "Dezelfde dingen die Ik doe zullen jullie ook doen, want Ik zal met u zijn tot de voleinding der wereld", dan is er slechts één manier om te bewijzen of Hij uit de dood is opgestaan. Dat is: de gemeente die dit gelooft, aan die gemeente zal Christus Zichzelf bekendmaken door Zijn zelfde kracht van Zijn opstanding. Het zal zo moeten wezen, vrienden.

85 Dit is òf het Woord van God òf het is een bedrieglijk boek. Ja. Het is of goed of verkeerd. En het is òf helemaal goed òf helemaal fout. Elk Woord is geïnspireerd of niets ervan is geïnspireerd. Ik wil het geloven.

86 Paulus zei: "Ik ben nooit bij u komen prediken met misleidende woorden en in wijsheid van mensen, want als ik dat deed, dan zou uw geloof zijn gebouwd op wijsheid van mensen. Maar ik kom het Evangelie van de kracht van God tot u prediken, de opstanding van de Here Jezus, opdat uw geloof onwrikbaar zou zijn." Paulus kwam nooit met een seminarie-ervaring om het te verfraaien en er af te nemen en toe te voegen.

87 Hij zei: "Ik kom om slechts één ding te weten: Christus gekruisigd. Ik kom om slechts één ding te weten: om de kracht van de opstanding aan u te prediken, dat Christus gisteren, heden en voor immer dezelfde is." En in Galaten 1:8 zei hij: "Indien een engel iets anders predikt, laat hem voor u vervloekt zijn." Dat is juist.

88 Welnu, stond Hij op? Wij zijn vanmorgen hier om de vraag te stellen: Verrees Hij? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

89 Nu, vandaag worden er over de hele wereld ceremonies gehouden en men gaat rond met grote... sommigen van hen met gebedskransen, die ze opzeggen. Dat moeten zij beslissen. Anderen gaan rond en pochen over de grote denominatie waartoe zij behoren, dat moeten ze zelf weten. Anderen plaatsen grote kruisen en piano's en orgels en mooie kerkgebouwen en zeggen: "Kijk eens wat we hebben! De voornaamsten van de stad komen naar onze kerk." Dat is goed. Dat moeten zij zelf weten.

90 Maar ik weet niets dan de opstanding van de Here Jezus; of het in een schuur of in een stal is, waar het ook zij. Niets verlang ik onder u te weten dan de opstanding. Ik wil niet horen hoe goed u bent, omdat u om mee te beginnen niet goed bent. Wij zijn om mee te beginnen al niet goed. Het enige wat ik wil kennen is de opstanding van de Here Jezus die in het menselijk hart heeft plaats gevonden. Als dan Christus gestorven is, voorwaar, niet dood, maar weer is opgestaan, dan is Hij met ons. Dezelfde dingen die Hij gedaan heeft toen Hij hier op aarde was is Hij dan verplicht opnieuw te vertonen overeenkomstig Zijn Woord. Hij is het! En wanneer datgene opnieuw op de aarde wordt uitgevoerd, hetzelfde...

91 Toen Hij nu hier was, beweerde Hij niet een grote geneesheer te zijn. Is het wel? Hij zei dat Hij geen geneesheer was. Hij heeft gezegd: "Ik doe niets uit Mijzelf. Ik doe niets tenzij ik het de Vader zie doen; en dat doet de Zoon gelijkerwijs."

92 Hij passeerde het bad van Bethesda, waar een grote menigte mensen lag, kreupelen, blinden, verlamden, manken, verkromden, verschrompelden, wachtend op het bewegen van het water. En hier komt Immanuël, hier komt Jezus, klederen vol van kracht.

93 Een vrouw raakte enkele dagen daarvoor Zijn kleed aan en werd in elk opzicht genezen. Zij raakte Hem aan en rende weg de menigte in en ging zitten, of wat het ook was. Jezus stond stil en keek om Zich heen. Hij zei: "Wie heeft Mij aangeraakt?"

94 "Wat," zei men, "kijk naar het grote aantal, Meester! Iedereen raakt U aan."

95 Hij zei: "Ja, maar ik werd zwak." Hij zei: "Er gebeurde iets."

96 Hij keek rond over de toehoorders, tot Hij de vrouw ontdekte. Hij zei: "Uw geloof heeft u nu genezen van die bloedvloeiing." Begrijpt u? Haar geloof raakte Hem aan.

97 Dat was Jezus gisteren. Dat is Jezus vandaag. Dat zal Jezus voor immer zijn. Zolang er een behoefte aan genezing is zal daar een Jezus zijn om te genezen. Zolang er een zondaar is die gered moet worden zal daar een Jezus zijn om hem te redden. Dat is Hem!

98 Toen Hij door die grote menigte liep, er langs ging en een man genas die op een strozak lag, liep Hij weg en verliet hem. Wel, de discipelen van de Joden zeiden: "Wat, kijk daar eens, kijk naar die menigte! Waarom ging Hij daar niet heen en genas Hij die niet? Ik zou het geloven." Enzovoort, op die manier; ze stelden Hem vragen. Zij zagen die man zijn bed opnemen op de Sabbat.

99 Hij zei: "Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u, de Zoon kan niets doen uit Zichzelf."

100 Ziet u aan Wie Hij al de eer geeft? Elke echte Geest van God zal hetzelfde doen. Het zal lof aan God geven, telkens weer.

101 Hij zei: "De Zoon kan niets uit Zichzelf doen. Maar wat Ik de Vader zie doen, dat zijn de dingen die Ik doe. De Vader doet iets en Hij toont het Mij en Ik ga het doen."

102 Als dat Jezus toen was, zal het Jezus vandaag moeten zijn. Dat is waar.

103 Hij stond in het gehoor van mensen en Hij kon hun gedachten bespeuren. Hij wist wat er verkeerd met hen was. Hij keek menigmaal uit over Zijn toehoorders en zei: "Waarom overlegt gij in uw hart en zegt verschillende dingen?"

104 Een vrouw kwam een keer bij de bron naar Hem toe; Hij zei: "Breng Mij wat water."

105 Ze zei: "Oh, het is niet de gewoonte voor u, Joden, om Samaritanen zoiets te vragen." Ze zei: "Wij hebben geen omgang met elkaar."

106 Hij zei: "Maar als u wist met Wie u sprak, zou u Mij om wat water hebben gevraagd."

     "O, wel," zei ze, "hoe zou dat kunnen?"

     En Hij zei: "Ga uw man halen."

     Ze zei: "Ik heb geen man."

107 Hij zei: "Dat is waar. U hebt er vijf gehad." En Hij zei: "Degene waarmee u nu leeft is uw echtgenoot niet."

108 Ze zei: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent." Ze zei: "Nu weet ik dat dit het teken van de Messias zal zijn." Ze zei: "Ik weet wanneer de Messias komt dat Hij ons deze dingen zal vertellen, maar wie bent U?"

     Hij zei: "Ik ben Hem, die met u spreekt."

109 Alstublieft! Wat was dat? Een teken van de Messias. Amen. Merk op. En dáár begrepen zij het niet. Zij begrepen niet wat dat betekende. Het verblindde hun ogen. Zijn wonderen en dergelijke dingen verblindden hun ogen.

110 En zo is het vandaag ook. Dezelfde dingen zullen de ogen van het vleselijke verstand verblinden, omdat het de dingen van God niet kan begrijpen. Het is tegen God. Het is de vijand van God. Het menselijk verstand is de vijand van God. U moet uit uw eigen menselijk verstand treden en opnieuw geboren worden door de Heilige Geest en de Geest van God in u krijgen. Dan kunt u die dingen geloven. Dan wordt het een werkelijkheid. Amen.

111 Welnu, merk dan de dingen op die Hij deed toen Hij hier was. Toen Hij op het punt stond heen te gaan zei Hij tot Zijn gemeente, na Zijn opstanding, Hij zei: "Voorwaar, Ik ben altijd bij u, zelfs tot de voleinding der wereld." Hun ogen waren geopend. Zij begrepen het.

112 Petrus en de anderen, nog daarvoor, die een boezemvriend van Hem was geweest, die met Hem gewandeld en met Hem gesproken had... Petrus zei: "O, ik ben zo ontmoedigd! Nadat zij Hem daar doodden en zij Hem begraven hebben... Ik ben zo ontmoedigd, ik denk dat ik maar ga vissen."

113 Dus de discipelen die om hem heen stonden zeiden: "Wij gaan wel met je mee." Dus gingen zij hun netten halen. Ontmoedigd! Eens gelovigen, verstandelijke theologie. Eens geloofden zij in het natuurlijke. Maar toen een kleine beproeving opdook viel alles in duigen.

114 Welnu, ik bedoel u hier niet te kwetsen, maar ik wil u corrigeren. Begrijpt u? Dat laat zien wanneer een mens slechts intellectueel geloof heeft. "Ja, dat is het Woord van God. Jawel, ik geloof dat God Jezus opwekte tot op vandaag." Dan is dat alles wat u hebt ontvangen. De eerste kleine ontmoediging duikt in uw gemeente op en u verdwijnt, treedt uit. Ziet u? U kon misschien wel een vriend van Hem zijn, maar u kent Hem niet in de kracht van Zijn opstanding.

115 Na Pinksteren heeft die prediker, Petrus, nooit één keer meer zoiets gezegd. Toen men gereed stond om hem te doden – zij waren van plan hem aan een kruis te hangen – zei hij: "Ik ben niet eens waardig om zo te sterven. Draai mijn voeten omhoog; mijn hoofd naar beneden, omdat mijn Heer in die houding met Zijn hoofd omhoog stierf." Ja, nooit en te nimmer. Hij was toen met Christus, maar nu was Christus in Petrus. Toen was het Petrus die de leiding nam, en nadat de Heilige Geest was gekomen was het de Heilige Geest die de leiding nam. Petrus bleef op de achtergrond, toen leidde de Heilige Geest verder.

116 Als u goed kunt redeneren zult u gaan zitten en proberen de Bijbel te beredeneren, zich afvragen: "Hoe kon Hij uit de dood opstaan? Hoe konden deze wonderen en dergelijke, vandaag plaats vinden in dit grote beschaafde, wetenschappelijke rijk waarin wij leven?" U probeert dit te beredeneren, u raakt alleen maar steeds verder weg van God. U zult Hem nooit kennen door verstand. God wordt niet gekend door verstand.

117 God wordt gekend door geloof. U aanvaardt het. U gelooft het. U kunt het niet totdat er iets in u gebeurt, dan komt de Heilige Geest in u en u hebt de gezindheid van Christus.

118 Merk op. Heel de nacht visten zij en vingen geen vis. Erg ontmoedigend! De volgende ochtend vroeg, bij de zonsopgangsdienst, keken zij langs de oever en daar stond Jezus. Maar zij kenden Hem niet. Dat is het droevige gedeelte. Zij kenden Hem niet.

119 Op een nacht was de kleine oude boot bijna aan het zinken buiten op zee, in de storm. En hier komt de lieflijke Heer naar hen toe wandelen. Ze zeiden: "O, ga weg. Het is een geest. Het is een spook. Wij willen er niets mee te maken hebben." Het enige dat hen kon helpen was bij hen en zij waren er bang voor.

120 En mag ik dit vandaag tot u mensen zeggen die nooit de Heilige Geest hebt ontvangen. Ik besef dat wij in de kerkwereld heel wat schijnvertoningen hebben gekregen. Wij hebben er heel wat die beweren de Heilige Geest te hebben terwijl zij het niet hebben. Dat is waar. Zo hebt u daar ook in uw kringen die gemeenteleden beweren te zijn en dat zijn ze niet. Jazeker. Waar er een pro is, is er een contra. Vergeet dat niet. Waar een negatief is, is er een positief. Wanneer er een valse dollar is, is er een echte. En waar iemand na-aapt en beweert de Heilige Geest te hebben, is er een echte Heilige Geest. Onthoud dat.

121 En datgene wat u helpen wil, datgene wat u bevrijden wil, datgene wat u uit uw gevangenis van gewoonte wil halen, uit uw gevangenis van vrees en verwarring, wat u van de kanker vandaan wil halen en van u weer een levend schepsel wil maken; Datgene wat u in de laatste dagen zal opwekken, staat precies bij u en u bent er bang voor. Wees niet bevreesd. Hij is het!

122 "Ik ben het," zei Hij, "wees niet bevreesd. Ik ben het." Maar zij waren er bang voor; bang om Zijn Woord er voor te nemen. Hij zei: "Het is... Wees niet bang. Ik ben het."

123 Jezus vroeg hun of zij ook wat vis hadden. Zij zeiden: "Nee." Ze zeiden: "We hebben de hele nacht gezwoegd." En ze kwamen aan de kust en vonden vis, kant en klaar bereid, voor hen. Ze wisten door dit wondergebeuren dat Hij het was.

124 Nog twee, terwijl zij op de weg naar Emmaüs liepen. Luister aandachtig terwijl we nu sluiten. Op de weg naar Emmaüs, na de opstanding, waren er op een dag twee; één, Cleopas, en zijn vriend. Een prachtig sabbatmorgen, zoals deze, de eerste prachtige Paasdag.

     Aandachtig nu, observeer het Woord. Maak u gereed.

125 En terwijl zij de eerste Paasdag vierden waren zij neerslachtig, ontmoedigd, omdat een teleurstelling had plaats gevonden.

126 Er kunnen hier vandaag mannen en vrouwen zijn die dit Pasen in acht nemen vanwege een teleurstelling, er gebeurde iets. Maar bedenk wel dat de Here Jezus vandaag uit het graf is. Hij leeft onder de mensen.

127 Toen ik schoolging bestudeerden we vaak plantkunde. Ik heb plantkunde altijd nauwkeurig bestudeerd. Voor mij is plantkunde niet zozeer het plantenleven; om te kijken hoe de plant is opgegroeid en hoe de zon komt, enzovoort. Voor mij is degene die het schiep, de Maker die de plant liet groeien, plantkunde. O, wat prachtig die Paasbloemen! Kijk er naar. Tjonge! De mooie bloemen in de omgeving. Niemand zou zo één kunnen bekijken en zeggen: "Er bestaat geen God", en dan goed bij zijn verstand zijn.

128 En hier zijn ze nu ontmoedigd, op de terugweg naar huis. "Wel, we zijn gestart en dachten dat het in orde was, maar we moeten nu naar huis terugkeren, dan maar terug naar Emmaüs." En terwijl zij ontmoedigd verder liepen...

129 Het gesprek was goed. Zij spraken over Hem. Toen verscheen Hij.

130 En daarom verschijnt Hij vandaag niet aan zovelen van ons; onze gesprekken gaan over van alles en nog wat, behalve over Christus. Wij praten er altijd over wanneer we het werk klaar zullen krijgen of wat we hier zullen doen. Laat uw gesprekken over Christus gaan. Dàn verschijnt Hij, wanneer u over Hem spreekt. Wees over Hem aan het spreken.

131 En zij waren onderweg en spraken over Hem. Hoewel zij Hem liefhadden wisten zij niet dat Hij uit de dood was opgestaan.

132 En menig mens vandaag die werkelijk de Here Jezus liefheeft, daar in die grote kerken over de hele wereld; zij hebben de Here lief, maar weten in werkelijkheid niet dat Hij uit de dood is opgestaan.

133 Merk op. Terwijl Hij meeliep, een Vreemdeling, die uit de struiken te voorschijn was gekomen en hen had begroet: "Goedemorgen", misschien. En zij, allen bedroefd, gebroken, zeggend: "O, ik had Hem lief. Ik heb Hem bij het graf van Lazarus zien staan toen een man al vier dagen dood was en Hij zei: 'Lazarus, kom uit!' O, hoe kon die Man ooit falen? En nu staan wij beschaamd en te schande. Hoe kon Hij ons zo teleurstellen? Wij gaan terug naar huis om onze visserij en ons timmerwerk weer aan te vangen." Ziet u?

134 Is dat niet de moderne Christen van vandaag? O, laat de genezing plaats vinden en zij juichen over de overwinning. Laat de kracht van de Heilige Geest vallen en zij juichen over de overwinning. En degenen die werkelijk vervuld zijn met de Heilige Geest blijven zo gedurende de hele levensreis.

135 Maar de mens die nog steeds met het vleselijke verstand wandelt: laat een kleine ontmoediging opduiken, iets wat verkeerd gaat, en ze gaan weg met het zeggen van: "Wel, ik dacht dat het goed was, maar o, kijk nu eens. Ik dacht dat die kleine kerk nooit zou falen. Ik dacht dat deze persoon..." U hebt uw gedachte op de verkeerde gericht. Ziet u? Zet uw gedachten op Hem die niet falen kan. Laat uw gesprek niet over de kerk gaan, maar over uw Heer. Dat is Degene. Niet over uw buurman, maar over uw Heer. Laat uw gesprekken over Hem gaan.

136 Toen, terwijl zij al pratend voortreisden, was daar plotseling een Man, een heel gewone Man...

137 Hij was geen grote Schriftgeleerde. Hij was niet geschoold. Hij had geen opleiding genoten. Zover wij weten is Hij nooit één dag in Zijn leven naar school geweest, maar Hij bezat wijsheid die ver boven enige mens die ooit geleefd had, uitstak. Toen de Farizeeërs Zijn wijsheid zagen zeiden ze: "Naar welke school is Hij gegaan? Waar is Hij vandaan gekomen? Waar vind je deze woorden? Hoe doet Hij dat? Nooit door onze seminaries gekomen. Hij spreekt niet zoals één van onze mensen. Waar komen die woorden vandaan?" En zij waren daar gekrenkt, omdat Hij niet tot hun groepen behoorde. Hij had Zich niet bij hen aangesloten. Hij bleef er buiten, opvallend, want Hij was God.

138 Daar stond Hij en maakte zichzelf bekend. Hij zei: "Indien u Mij niet kunt geloven, geloof dan de werken die Ik doe. Zij getuigen dat de Vader Mij gezonden heeft." Hij zei: "En Mijn opleiding..." Met andere woorden, zoals dit: "Als Mijn opleiding niet aan uw verlangens voldoet, als Mijn graad... die Ik niet bezit. Doch Mijn graad, Mijn diploma komt niet van uw seminaries. Mijn diploma bestaat uit de werken die Ik doe, dat de Vader Mij gezonden heeft. Zij zijn Mijn diploma." Dat is het beste diploma dat ik ken. God, geef ons meer van deze diploma's! "De werken die Ik doe zijn een bewijs dat de Vader Mij heeft gezonden. Als dat niet genoeg is, geloof dan deze in plaats van Mij."

139 Nu, let op Hem. O, ik heb Hem lief! Terwijl ik Hem daar zie wandelen en Hij zei: "Waarom bent u zo bedroefd? Waarom voelt u zich zo? Wat een prachtige dag! Kijk eens hoe alles er uit ziet!"

140 Hij zei: "Jawel..." Hij zei: "Ik weet het, maar wij vertrouwden..." Hij zei: "Bent U hier een vreemdeling in deze omtrek? O," zei hij, "kent U niet die Jezus van Nazareth, een Man die door God betuigd werd door grote tekenen, enzovoort? Wij volgden Hem drie en een half jaar lang. En Pilatus kruisigde Hem. En zij hebben Hem begraven; in het graf gelegd. O," zei hij, "wij hoopten dat Hij een koning, een grote leider zou zijn. En nu ligt Hij daar in het graf, gebalsemd en ligt in het graf."

     "Wel," zei Hij, "kennen jullie de Schriften niet?"

141 O, daar houd ik van! Wat deed Hij? Ging regelrecht naar de Schriften om Zijn standpunten te bewijzen. En een echte Geest van God zal rechtstreeks naar de Schrift gaan.

142 Wat deed Hij? Ging terug naar het Oude Testament, de boeken van Mozes en begon over Mozes te spreken en over de verschillende anderen, hoe zij zeiden dat Jezus zou komen, hoe Hij zou lijden en wat Hij zou doen. Hij zei: "Weet u dit niet, de Schrift, het Woord?" En zei: "Weet u niet dat dit Woord dat er toen was, levend gemaakt is? Weet u niet dat Christus uit de dood moest worden opgewekt? En daar..."

143 "Nee, dat wisten wij niet." Goede mensen, die Hem liefhadden, maar wisten niet dat Hij uit de dood was opgestaan.

144 Zo gaat het vandaag precies hetzelfde, broeder, zuster. O, moge God uw innerlijk wezen opwekken! De mensen begrijpen niet dat Hij uit de dood is opgewekt. Hij is niet dood. Hij leeft.

145 En Hij kwam rechtstreeks onder vermomming. Hij verscheen hun in de vorm van een Man.

146 Hij kan u misschien wel verschijnen in de vorm van uw buurman. Hij kan u misschien wel verschijnen in de vorm van een prediker, of uw moeder. Christus verschijnt aan u in mensen. Behandel dan iedereen goed, wees vriendelijk, wees een goede buur, wees liefdevol. Christus is in de persoon. "Christus in u, de hoop der heerlijkheid." En terwijl u op weg bent en mensen u verschijnen, een vriendelijk persoon met u begint te praten, luister naar hen. U weet het niet, het kan Jezus wel zijn die met u spreekt. Begrijpt u, Hij verschijnt. "Ik zal met u zijn, zelfs in u. En zoals gij doet aan dezen, doet gij aan Mij."

147 O, wanneer u het op die manier begint te bekijken valt de oude traditie weg. Begrijpt u? Het wordt geen woordenvorm en een verklaring van zoveel woorden die opgesteld zijn. Het wordt een levende realiteit dat Christus nu in ons is. De Heilige Geest beweegt heen en weer, door elk menselijk wezen, doorzoekt de harten en veroordeelt bedorven leven daar in. En naarmate u het belijdt, draagt Hij het naar God en het Bloed reinigt het. Amen.

148 Dan terwijl zij verder liepen, nu kijk, het liep tegen de avondtijd. O, daar houd ik zo van!

149 Ik wou dat ik wat meer... Oh! Ik wist niet dat ik het zo lang maakte.

150 Kijk, het liep tegen de avond. Ik zal sluiten. Hebt u opgemerkt! Luister nu aandachtig. Het liep tegen de avond. En Hij deed alsof Hij voorbij wilde gaan en hen ging verlaten, maar zij overreedden Hem binnen te komen.

151 Ik vraag me af hoeveel overredingskracht wij vandaag zouden gebruiken? Ik vraag me af hoeveel u nú gebruikt? "O Heer, de opgestane, laat mij U overreden naar mijn hart te komen. Kom bij mij binnen, ik wil U geloven. Ik heb een half Christenleven geleefd, alleen te geloven met een verstandelijk geloof, enzovoort, intellectueel geloof. Maar ik wil U kennen in de kracht van Uw opstanding, want dit is het enige moment waarin ik voorbereiding zal moeten treffen. Ik wil U kennen wanneer ik mijn hoofd neerleg om niet meer op te staan. Ik wil U kennen in de kracht van Uw opstanding. Ik wil hierover niet alleen maar gissen. Ik wil U kennen. Wilt U binnenkomen en in mij verblijven? De dag is ver gevorderd."

152 Bemerk dat toen zij binnen waren en de deuren gesloten waren, Hij toen tot hen kon spreken. Wat een verschil maakte Hij uit voor deze mensen! Die daar op de oever stonden kenden Hem niet; zij waren een lange tijd bij Hem geweest. Maar wanneer Christus eenmaal aan de binnenkant is...

153 Niet Christus aan de buitenkant, het te lezen en te zeggen: "Ja, dat is waar." Maar Christus aan de binnenkant die zegt: "Dit is waar." Merkt u het verschil? Christus aan de binnenkant! En Hij zei...

154 Eenmaal binnen met gesloten deur, toen maakte Hij Zich aan hen bekend door de wijze waarop Hij iets deed. Hij nam het brood en Hij verbrak het.

155 En zij keken en zeiden: "Er is slechts één Man op aarde die dat ooit zou kunnen doen en dat is Hij." Gewoon de manier waarop Hij iets deed! Niet de wijze waarop Hij Zijn preek vormde; want zij hadden genoeg theologen die dat deden. Niet de wijze hoe Hij gekleed ging; in Hollywoodstijl zou het vandaag zijn. Dat niet. Maar door de manier waarop Hij iets deed wisten zij dat dit Zijn wijze van doen was. En hun ogen werden geopend. Toen kenden zij Hem.

156 Zij kenden Hem niet een paar dagen... of, de discipelen zagen Hem niet op die manier. Zij waren nooit met Hem ingesloten. Zij kenden Hem niet toen zij Hem zagen. Maar degenen die eenmaal met Hem ingesloten waren wisten dat het hun Heer was.

157 En ik wil u iets laten opmerken. Aandachtig nu voor we sluiten, ingesloten. Op die vroege ochtend toen Maria Magdalena en Martha aan het graf stonden, het eerste... Luister. Eerst, vroeg in die ochtend, toonde Christus Zich zichtbaar onder de vroeg opgestane mensen en Hij toonde het nooit meer, gedurende de tijdspanne van de dag tot de avondtijd. Toen heeft Hij Zich opnieuw bekend gemaakt, want Hij was de Alfa en Omega.

     Het zal licht zijn in de avondtijd,

     Het pad der heerlijkheid zult u zeker vinden.

158 Toen Christus in de vroegste tijd van de apostelen Zich bij de opstanding heeft bekend gemaakt door tekenen en wonderen die Petrus, Jakobus, Johannes en de overigen deden... Hij maakte Zich bekend aan de mensen (hoe?) in de kracht van Zijn opstanding, (luister) door tekenen en wonderen en mirakelen, die Hij deed. Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hij maakte Zich bekend.

159 Nu zijn wij door een geweldige dag heen gekomen. De dag is voorbij gegaan met grote leraars, Augustinus en zo verder, met Maarten Luther, John Wesley, Calvijn, Knox, al diegenen; langs het tijdperk van de Methodisten, het tijdperk van de Baptisten, het tijdperk van de Nazarenen, het tijdperk van de Pelgrim Heiligheid, het tijdperk van de Pinkstermensen. Al deze tijdperken zijn voorbij gegaan. De zon gaat dalen.

160 Hij zei: "Het zal licht zijn in de avondtijd. Er zal een dag zijn", zei de profeet, "die geen dag zal zijn, noch zal het nacht zijn. Het zal wat mistig wezen."

161 En vandaag is dat de wijze waarop het de wereld is vergaan, sinds de eerste ochtend van de opstanding van de Here Jezus en dat eerste gemeentetijdperk van toen, in het gemeentetijdperk van Efeze. In dat allereerste tijdperk maakte God Zich bekend door tekenen, wonderen en mirakelen. Langzamerhand verdween het met de eerste vaders, werd hier overgeleverd door de Katholieke kerk heen naar de Reformatie. Zij hebben genoeg licht gehad om te geloven dat Hij de Zoon van God was. Zij hebben genoeg licht gehad om Hem aan te nemen als een persoonlijke Redder en het is zo verder gegaan. Maar de wolken, de wolken van duisternis, leraars die mensen gebonden hielden met te zeggen: "De dagen van wonderen zijn voorbij. Al deze dingen zijn al lang, jaren geleden, voorbij gegaan." Het is een duistere dag geweest. Niet volkomen donker; zij konden zien hoe verder te gaan, maar niet erg best.

162 Toch, broeder, heeft God beloofd, wanneer de zon in de westerse wereld zou ondergaan, dat het opnieuw licht zou wezen; zo zeker als de wereld.

163 Deze Bijbel is een oosters Boek. Het is in oosterse gewoonten geschreven. Het is in oosterse taal geschreven, in het oosten. De zon komt in het oosten op en daalt in het westen. En in de oosterse mensen hadden zij hun dag van bezoeking bij de eerste opstanding. En de zon is voorbij gegaan door het tijdperk. En de beschaving is in het oosten begonnen en ging naar het westen. En net voor de zon hier aan deze westelijke horizon ondergaat zal het opnieuw licht zijn. Dezelfde opgestane Here Jezus zal in Zijn zelfde kracht komen. [Broeder Branham klopt vijfmaal op de kansel – Vert] Evenals Hij Zich in het begin aan Maria Magdalena en de anderen bekend heeft gemaakt, zo zal Hij Zich in de kracht van Zijn opstanding aan het eindtijdperk bekend maken. Wanneer? In de eindtijd.

164 Hij zei: "Komt U binnen. Het is al laat. De dag is ver gevorderd. Het loopt tegen de avond. Wilt u niet binnen komen?" En zij brachten Hem binnen.

165 En eenmaal binnen opende Hij hun ogen. Hij verrichtte iets. Zij zeiden: "Alleen Hij kon het doen."

     Kijk hoe zij waren. Zij waren een hele dag onderweg geweest.

166 Daarin hebben de zendelingen gefaald. We hebben boven de wastobben gewassen om zendelingen te ondersteunen die uittrokken, om traktaten uit te delen. We hebben ze erheen gezonden om theologie te onderwijzen. En daar zijn Muddha en Boeddha, Mohammed, de Sikhs, de... Al de verschillende religies van de wereld zijn daarin met hun zelfde theologie die hetzelfde kunnen voortbrengen als wat Christendom op psychologische wijze kan. Dat is juist.

167 En de wereld, slechts een derde van hen weet of heeft ooit op deze Paasmorgen over Jezus gehoord. Tweederde van de wereld bevindt zich in communisme en in duisternis. Tweederde van de wereld heeft nooit over Jezus' opstanding gehoord.

168 Maar broeder, toen de Emmaüs-ervaring tot Cleopas kwam, toen hun ogen werden geopend en zij beseften wie zij waren! En in een paar minuten tijd reisden zij door de galerijen van tijd, terug naar Jeruzalem, lichtvoetig, lichthartig, en vertelden de mensen: "Wij weten dat de Here uit de dood is opgestaan, want wij hebben Hem gezien en wij weten dat Hij werkelijkheid is."

169 Wat is er aan de hand? Het zijn de laatste dagen. God zal mannen doen oprijzen met boodschappen, met kracht, met verlossing, met de kracht van het Evangelie om te bewijzen dat Jezus Christus gisteren, heden, en voor eeuwig dezelfde is.

170 Ik weet dat het opwindend klinkt. Geen wonder! Wij leven in een spannende tijd. Jazeker. Wij leven in de laatste dagen, wanneer God door elke heilige profeet door heel het Oude Testament, door het Nieuwe Testament geprofeteerd heeft dat in de eindtijd dezelfde dingen die in het begin plaats vonden in de eindtijd zouden gebeuren, en dat dan de duisternis zou wegsnellen en het Evangelielicht, vóór de komst van de Here Jezus, nogmaals door de galerijen der aarde zou schijnen.

171 Hij is verrezen uit de dood. Hij is gisteren, heden en zal voor eeuwig dezelfde zijn. Jezus Christus is opgestaan uit de dood en leeft onder ons. Ik ben daar zo gelukkig om. Mijn hart is geroerd, er zijn geen woorden voor. Wanneer wij er niet over hoeven te gissen. Het is de waarheid.

172 God zegene u, vrienden. Als u niet weet dat... Schenk geen aandacht aan wie deze Boodschap brengt, maar schenk aandacht aan wat de Boodschap betekent. Ziet u? Het is voor u die buiten Christus staat. Als u Hem niet kent in de kracht van Zijn opstanding, als u alleen... Neem er geen verstandelijke opvattingen over. Spreek niet over uw theologie of uw intellectueel geloof; als iets niet in uw hart getuigenis heeft gegeven en uw hart is leeggestort en een leeg graf (halleluja) voor de oude dingen van de wereld is geworden en Christus opnieuw in uw hart is verrezen.

173 O God, wentel vanmorgen de steen van twijfel weg. Neem het weg.

174 En moge Hij vandaag in uw hart oprijzen en u een nieuw schepsel maken. En ik geloof dat Hij binnen enkele ogenblikken op het toneel zal verschijnen en dezelfde dingen wil doen die Hij deed toen Hij hier op aarde was.

     Zullen we bidden terwijl we onze hoofden buigen.

175 Onze hemelse Vader, het wordt al laat. Het uur is vergevorderd. Maar het was bij het vervlogen uur toen U verscheen. Wij danken U voor Uw Goddelijke woorden. Wij danken U voor dit Evangelie dat wij prediken en geloven. Wij danken U voor dit Evangelie hetwelk Gij bewezen hebt de waarheid te zijn.

176 En nu, Here Jezus, spreek tot verloren zielen. Heer, vele mensen hier die U liefhebben, hebben U in werkelijkheid nooit aangenomen. U wandelt dagelijks met hen. U bent het die hen die keer bewaarde van gedood te worden in het ongeluk. Het was U die de storm weerhield het huis die dag weg te blazen, in die nacht. U was het die bij hen kwam in tijd van moeite. U was het die aan hen werk verschafte toen zij geen werk hadden. U was het die hun harten vertroostte toen hun geliefden naar het graf werden gedragen. U hebt met hen gewandeld, maar toch kennen zij U niet.

177 God, sta toe dat een ieder hier die zich buiten Christus bevindt zal doen als Cleopas en zijn vriend: "Kom en verblijf bij ons. De dag is bijna om. Kom binnen en ga Uw gang."

178 En terwijl we overal, binnen of buiten, onze hoofden gebogen hebben, is daar iemand die door een opgeheven hand naar God – niet naar uw broeder maar naar God – zou willen zeggen: "O, er is vanmorgen iets in mijn hart gebeurd. Ik weet dat er iets gebeurt in mijn hart. Ik zal nooit meer dezelfde zijn. Ik geloof dat sinds ik vanmorgen in dit gebouw ben gekomen er iets gebeurd is. Ik accepteer Christus nu in mijn hart als mijn Redder. Ik wil mijn handen naar God opheffen en zeggen: 'God, hier ben ik. Dit is al wat ik kan doen, mijn handen opheffen om U te vertellen dat ik U geloof.'"

179 Wilt u uw hand opsteken? God zegene u, meneer. Dat is goed. Iemand anders die zijn hand wil opsteken en zeggen: "Nu neem ik Hem aan"? God zegene u, dame. Dat is fijn. Nog iemand?

180 Naar gelang u uw hand opsteekt, beloofde God u eeuwig leven te geven. "Wie Mijn Woorden hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven. Zal niet in het oordeel komen, maar is overgegaan van dood in leven."

181 Wilt u nu uw hand opsteken en zeggen: "Here, ik geloof"? Niemand die kijkt; alleen de Here Jezus en ik, als u wilt. Hef gewoon uw hand op en zeg: "Ik neem Hem nu aan als mijn Redder." Zou u... God zegene u, u, u, u. O, dat is prachtig, een twintigtal handen. God zegene u. Dat is fijn.

182 Wat doet dat voor u? Het geeft u leven. U stak uw hand op naar de Meester en zei: "Ik geloof het."

183 Jezus zei: "Degene die gelooft zal nooit schuldig verklaard worden; is overgegaan van dood in leven." Nu direct hebt u eeuwig leven. Bent u daar niet blij om?

184 Is daar nog één voor we gaan bidden, nog één die wou zeggen: "Broeder Branham, nog voor ik zelfs de zichtbare tekenen van Christus' verschijning – indien Hij zo zou doen op deze Paasmorgen – zal zien, neem ik Hem, voordat ik iets zie, nú aan; ik wil niet zoals Thomas gaan zijn: wachten tot ik Hem zie en Hem voel, enzovoort, en het dan zeggen. Ik ga Hem nú direct aannemen."

185 Hij zei: "Hoeveel groter is hun beloning die niet gezien of gevoeld hebben of wat dan ook, maar hebben geloofd!"

186 Is daar een ander die zijn hand zou willen opsteken, binnen of buiten? God zegene u, en u, en u. U, zuster. God zegene u. U, zuster. God zegene u.

     In orde, met onze hoofden gebogen.

187 Onze hemelse Vader, Gij hebt gezegd: "Predik het Woord, dring er op aan, gelegen of ongelegen, berisp en vermaan in alle lankmoedigheid en lering." Geen ander Evangelie predikend dan wat ons is toevertrouwd. Christus stierf, stond op de derde dag overeenkomstig de Schriften weer op; is nu gezeten in hemelse gewesten in de tegenwoordigheid van de Majesteit van God en doet bemiddelingen op onze belijdenis. En dit is Zijn Woord: "Wie Mijn Woorden hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven."

188 En vandaag hebben velen met deze gehaaste, versnipperde boodschap hun handen opgestoken. U hebt ze gezien. Hoe zou U nog kunnen missen ze te zien wanneer U elke mus die op straat valt ziet! U weet het. De grote alomtegenwoordige God ziet alles. U weet alles en kunt alles doen. Nu, overeenkomstig Uw Woord, hebt U dezen van zonde verlost en wij danken U daarvoor, Vader. Moge hun leven lang en gelukkig zijn. Mogen zij al hun levensdagen U dienen.

189 Wanneer ze vanavond komen, mogen zij, als zij nog nooit zijn ondergedompeld, komen om gedoopt te worden, aanroepend de Naam van de Here en deze zelfde avond met de Heilige Geest worden gevuld. Sta het toe, dierbare God. Wij vragen het in Christus' Naam.

190 Vader, we betreden nu de dienst. Ik weet dat Uw Woord niet kan falen. Het zegt dat in onze eigen stad... "Dienstknecht, in zijn eigen stad onder de mensen..." Maar Heer, tweemaal hebt U het laten gebeuren, in deze tien jaren. Wilt U het vandaag niet opnieuw toestaan? Het is Pasen en onze gedachten zijn geheel nieuw op Paas-gedachten, op opstanding gericht. Het is vanmorgen vers, vernieuwd, op het Evangelie gericht, door het hier voor de tweede keer te hebben horen prediken. En wij willen U zien, Heer. En ik heb de mensen verteld dat U hier bent. U hebt gezegd dat U er was. U bent altijd alomtegenwoordig geweest. Wilt U niet komen en de instrumenten, zo gebrekkig als ze zijn, Heer, nemen van Uw behoeftige dienstknecht? Werk vandaag door ons heen zodat de mannen en vrouwen die hier zitten en degenen die U zojuist hebben ontvangen zullen zien wat zij gedaan hebben; dat het geen bedrog is; het is de Here Jezus. O God, sta het toe. Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen!

191 Tjonge! Voelt u zich niet goed? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ik voel me net zo, hoewel toch vermoeid en uitgeteld. Gewoon hoe heerlijk het Woord is!

     Nu vrienden, al het prediken wat ik kon doen...

192 Ik ben een beetje... vandaag tweemaal gepredikt. Moet mij haasten, morgen rijden. Ik moet vroeg in de ochtend vertrekken naar Tacoma, Washington, zo door tot in Canada. En zij wilden dat ik vloog om daar morgen voor de diensten te zijn, maar ik zal waarschijnlijk rijden.

193 Dus merk nu goed op, ik zou al het prediken kunnen doen... maar één ding wat Jezus zou kunnen doen is van meer waarde dan wat ik tot u zou kunnen zeggen in een duizend jaar, als u zou leven om het te zien.

194 Nu wil ik u iets vragen en ik wil dat u zo eerbiedig mogelijk bent. Velen van u staan. Ik weet dat u vermoeid bent, maar geef ons nog een paar minuten. Welnu, ik neem dit...

195 Begrijp dat ik niet beweer dat het zo zijn zàl. Het is in geloof dat ik God heb gevraagd zo te doen. En ik vraag Hem nu of Hij hier een samenkomst teweeg zou willen brengen zoals Hij doet op het zendingsveld, opdat de mensen hier in Jeffersonville weten dat Jezus vanuit de dood is opgestaan. Nu hebben wij dit twee keer gehad.

196 Ik weet niet wanneer ik na vandaag weer naar de tabernakel zal terugkeren. Ik houd van deze kleine, oude kerk. Het betekent niet zoveel voor de vreemdelingen die er in komen. Hier staan nog steeds mijn vingerafdrukken op deze preekstoel, door twaalf jaren van prediken hier. Ik ben nu drieëntwintig jaar in het Evangelie.

197 O, ik ben werkelijk te ver gekomen om zelfs om te kijken! O, ik heb werkelijk téveel gezien. Het maakt mij niet uit wat de mensen zeggen. Ik weet het. Ik weet het. Jazeker. Het interesseert me niet of de hele wereld het anders zegt. "Ik weet in wie ik geloofd heb en ben verzekerd dat Hij in staat is wat ik Hem heb toevertrouwd, te bewaren tot die dag."

198 Van velen van de vrienden die hier zitten, enzovoort... sommigen van hen staan buiten. Er zijn ook een aantal bevriende dokters van mij vandaag aanwezig.

199 Ik ben geen fanaticus. Als u het fanatisme noemt om de opstanding van Jezus te geloven dan ben ik een fanaticus. Jazeker. Ik geloof het met heel mijn hart.

200 Nu, hier is mijn bewering dat Jezus uit de dood is opgestaan. Ik geloof, indien Hij uit de dood verrees... Hij heeft gezegd: "Dezelfde dingen die Ik doe zult gij ook doen. Zelfs meer dan dit zult u doen, want Ik ga naar Mijn Vader."

201 En ik geloof, hier op deze opstandingsmorgen, dat God opnieuw hier op het toneel wil verschijnen in een vorm dat u kunt weten dat Hij het is! Zou u Hem graag willen zien? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zou u willen zijn als Cleopas en de zijnen, komend? Dan, als God dit wil doen, dan heb ik u de Evangeliewaarheid verteld.

202 Welnu, wat zou Hij doen als Hij hier vanmorgen zou verschijnen? Zou Hij kunnen zeggen... Zou u komen en zeggen: "Zou U mij willen redden, Heer?"

203 Wat zou Hij zeggen? "Ik deed dat toen ik voor u stierf op Golgotha." Want dit is Zijn Evangelie.

     U zegt: "Wilt U mij genezen, Heer?"

     Hij zou zeggen: "Ik heb dat gedaan toen Ik voor u stierf op Golgotha."

204 Welnu, het enige wat Hij zou kunnen doen zal zijn het tonen van tekenen en wonderen onder u, wat u zou doen geloven en het u zou laten accepteren. Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

205 Nu geloof ik dat de jongens vanmorgen wat gebedskaarten hebben uitgegeven. Billy vertelde me enkele minuten geleden: "Zij zullen al gauw opraken." Maar zij hadden niet genoeg om rond te gaan. Hij kwam om nog meer te halen en verloor zijn tijd met naar boven te komen. Toen hij naar buiten kwam om enige kaarten te halen begon broeder Neville "Only Believe" [Geloven Alleen] te zingen.

206 En hier kwamen ze aanrennen. En broeder Wood en de anderen zeiden het: "Wel, de liederen waren reeds gezongen, enzovoort", dus moest ik zeer snel naar beneden komen. En kreeg niet al teveel kaarten, waarschijnlijk misschien vijftig of zo'n honderd, uitgedeeld. We kunnen zoveel als mogelijk is ervan nemen.

207 Nu wil ik dat u uw kleine gebedskaarten voor de dag haalt. Het is een vierkant kaartje. Mijn foto staat er op en aan de achterkant ervan staat een nummer. En we willen de mensen aan deze kant in een rij plaatsen en voor hen bidden. Gewoon in groepjes terwijl zij langs komen. En voor hen bidden zover we kunnen.

208 Terwijl u uw kaarten pakt en u zich gereedmaakt wil ik u erop attent maken dat er velen hier zijn die geen gebedskaart hebben. Er zijn hier misschien zo'n honderd mensen die geen gebedskaart hebben. De gebedskaart heeft geen betekenis, geen enkele. De enige betekenis voor u is om geloof in God te hebben.

209 Jezus bad voor de mensen, dat is waar, en menigmaal vertelde Hij hun wat verkeerd was. Maar Hij heeft nooit gezegd: "Ik heb u genezen." Hij zei: "Uw geloof heeft u gered." Mensen die voorbij kwamen...

210 Daar was deze kleine Bartimeüs, zat op straat te bedelen. Jezus liep misschien naar die poort, die weg waarop Bartimeüs zat, het was van hier bijna tot de volgende hoek. En hier komt Jezus aan. En daar zat die blinde bedelaar tegen de muur daarginds te schreeuwen.

211 Mensen die luidkeels riepen: "Weg met die fanaticus! Kom, leuteraar, waarom doet U niet een wonder en laat het ons zien!"

212 Anderen die zeiden: "Hosanna! Hosanna! Hij is de Koning van David, de Zoon van David."

     En allemaal verschillend, gemengd.

213 En Jezus op weg naar Calvarie, met Zijn gelaat... Hij beweegt Zich daar naartoe. Ik zie hem lopen. En Zijn jonge leven... slechts ruim dertig jaar, Hij zag er oud uit. Men zei dat Hij ongeveer vijftig was maar Hij was pas drieëndertig. Zijn gezicht had een vastberaden uitdrukking aangenomen, met de zonden van de wereld op Zich en elke ziekte die er maar kon zijn kleefde aan Hem. Hij ging in de richting van Calvarie om gekruisigd te worden.

214 En die oude blinde bedelaar die daar was met gerafelde mouwen, enzovoort, zei: "Gij Zoon van David, heb medelijden met mij! Heb medelijden met mij!"

     De mensen zeiden: "Ga zitten!"

215 Maar Jezus stond stil; draaide zich om, keek om in de verte en zei: "Uw geloof heeft u gezond gemaakt." Uw geloof!

216 De arme kleine vrouw zag er niet al te best uit. Zij drong zich door de menigte en onder hun voeten door en kwam daar en raakte Zijn kleed aan, rende weer terug de menigte in en ging zitten.

217 Jezus stond stil en zei: "Wie heeft Mij aangeraakt?" Hij keek rond. Hij zei: "Uw geloof heeft u gezond gemaakt."

     "Waarom overlegt u in uw hart?" Hij zei...

     De vrouw bij de bron.

     Hij dacht dat het was als een... toen zeiden ze...

218 Toen Filippus bij Hem kwam, toen Hij... begin van Zijn bediening, stond Jezus in een gebedsrij voor de zieken te bidden.

219 Daar is Jezus, gisteren. Dit zal Jezus vandaag zijn, want Hij is dezelfde. Toen dat licht daar was in de morgen, is het hier in de avond, dezelfde Jezus; gisteren en vandaag, ziet u, precies dezelfde.

220 En toen Jezus daar stond was er een man die gered werd. Hij rende weg en haalde zijn vriend, Nathanaël genaamd. Dus Filippus ging en bereikte Nathanaël. En vond Nathanaël in gebed onder een boom.

221 En toen hij hem mee terug had genomen... was Jezus gekomen, en stond buiten onder de toehoorders, waar het ook was. Jezus was daar en bad voor de mensen.

222 Hij keek op en zei: "Waarlijk, een Israëliet in wie geen bedrog is."

223 "Oh," zei hij, "hoe kende U mij, Rabbi?" Of "leraar, dominee", een titel.

224 Hij zei: "Wel, voordat Filippus u riep zag Ik u onder de boom."

225 "Aha," zeiden de Farizeeërs, "ziet u het, Hij is een waarzegger. Hij is een duivel. Hij is een Beëlzebub."

226 Maar wat zei Filippus? Wat zei Nathanaël? Hij rende naar voren, viel neer en zei: "Gij zijt de Zoon van God. U bent de Koning van Israël."

227 Hij zei: "Omdat Ik u dit heb verteld, gelooft u? U zult groter dan dit zien, omdat u een gelovige bent." Ziet u? U zult geweldiger dan dit zien. Zie?

228 Welnu, dat is dezelfde Jezus vandaag. Laten we nu de zieken in een rij plaatsen en voor hen gaan bidden.

229 U die nu in de gehoorzaal zit zonder gebedskaart, ik wil dat u gewoon met heel uw hart gelooft. God zal u daar op uw stoelen gezond maken. Hij kan Zijn dienstknechten doen omkeren en hetzelfde laten zeggen als wat Hij toen zei. Gelooft u dat niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] In orde.

230 Nu wil ik u zeggen wat u moet doen. Wie heeft gebedskaart nummer één? Laat eens zien. Steek uw hand op. Gebedskaart nummer een, nummer een, nummer twee...

231 Kom hier in de rij. Ik moet ze nu een voor een nemen, want we... we hebben geen ruimte om te staan.

232 Nummer twee, wie heeft gebedskaart nummer twee, wilt u even uw hand opsteken? Gebedskaart... Deze dame hier. Nummer drie... Kom hier naartoe, aan deze kant dame. Nummer vier, wie heeft gebedskaart...

233 Wie heeft gebedskaart nummer drie? Ik geloof niet dat ik deze al heb. Gebedskaart drie. Gebedskaart vier.

234 Gebedskaart vijf. Wie heeft gebedskaart vijf? Een dame daar achteraan. Goed. Gebedskaart nummer zes. Nummer zeven.

235 Zou u naar deze kant willen komen, ja hier. Laat nu vier, vijf, zes, zeven... ik weet niet hoe... breng ze langs deze weg er omheen... misschien mogelijk over het podium. In orde. Zo snel als u kunt. De pianist zal "Geloven alleen" spelen, als u wilt.

     Ik heb geen manier om te weten wie, waar, hoe, wanneer, wie.

236 Laat eens zien hoeveel we hier kunnen laten staan. Zou u nu direct kunnen komen? Dit is nu gebedskaart nummer een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven. Wie heeft acht, gebedskaart acht? Precies aan die kant, zoon.

237 Gebedskaart negen. Steek uw hand op, wie ook gebedskaart negen heeft.

238 Misschien iemand die doof is en niet kan horen. Kijk naar iemands kaart die naast u zit. Gebedskaart negen, zou u uw hand willen opsteken, negen?

239 Is het iemand die niet kan opstaan? Als u kreupel bent en niet kunt opstaan, zullen zij u tillen. Gebedskaart negen, misschien zijn ze naar buiten gegaan. Gebedskaart tien. Goed dame, deze kant. Gebedskaart elf. Langs deze kant, meneer. Gebedskaart twaalf. Hier, meneer. Gebedskaart dertien. Ja dame, deze kant. Gebedskaart veertien. Daar, u hebt veertien? Vijftien? Ja hier, dame, als u wilt.

240 Dat is mooi, kom maar. Ik denk dat u moet gaan... misschien omlopen als u kunt, daarlangs, dat gangpad, u, zo u wilt. Kom hierin Bill. Of liever gezegd sta hier midden in dit gangpad. Dat is goed. Dat is juist. Plaats hen daar in de rij. Hier langs, dame. Dame, daarlangs, dierbare zuster. En ga direct door de rij.

241 Laat eens kijken hoeveel we in de rij hebben gekregen. Laten we even op deze mensen wachten, een ogenblikje nu. [Broeder Branham pauzeert – Vert]

242 Wees nu werkelijk eerbiedig. Blijf op uw plaats, wees kalm en rustig. Nu, dit is een huis van God. In orde. Neem die gebeds...

243 [Iemand spreekt tegen broeder Branham – Vert] Wat? Wat zegt u? Goed, kunnen we nog een paar plaatsen? Goed. Gebedskaart...

244 Waar zijn we gebleven? Ja. Wat is uw gebedskaart, meneer? [De broeder zegt: "Veertien." – Vert] Veertien. In orde.

245 Gebedskaart vijftien, zestien, zeventien, achttien, negentien, twintig.

246 Deze kant, dame. Die kant op, die kant, ga die kant op. Goed. Dat is ongeveer zoveel als wij kunnen bergen. Ga daarheen, dame. Zij zullen voor u zorgen, zo u wilt. In orde.

247 [Iemand spreekt tegen broeder Branham – Vert] Wat zegt u? Wel, dat is goed. Dat zal genoeg zijn zoals we nu op die manier kunnen staan.

248 Wat? Bloedt de neus van het kleine meisje, zuster? Laten we even stoppen. Zoudt u voor een moment uw hoofden willen buigen. [Broeder Branham verlaat de preekstoel-microfoon en gaat naar het kind – Vert]

249 Vader, in de Naam van Uw geliefd Kind, de Here Jezus, bidden wij, God, dat U dit kind wilt aanraken. Stop het bloed. Moge het nu wijken. Moge Uw Naam verheerlijkt worden. Want wij bestraffen deze bloedvloeiing in de Naam van Jezus Christus, de Zoon van God.

250 [Broeder Branham spreekt zachtjes tegen iemand en keert dan terug naar de preekstoel – Vert]

     Goed, laten we onze hoofden nog een ogenblik gebogen houden.

251 Here Jezus, terwijl we vandaag in de gehoorzaal staan, zijn er velen die wachten. Wij danken U voor Uw genezende kracht. Nu vragen wij van ganser harte, Heer, dat U de dingen die wij gevraagd hebben wilt toestaan. Doe het voor de glorie van God. Wij bidden door Jezus' Naam. Amen.

252 Goed, laten we nu zo eerbiedig mogelijk zijn. Herinner, ik weet het niet. Dit is geheel weggaan in God.

253 Nu zijn er mensen in de gebedsrij die ik ken. Broeder Wood die hier staat, ken ik. Ik ken de tweede, derde persoon achter deze. Ik ken ze. Ik ken deze dame die hier zit, de eerste dame. Ik weet niet wat er verkeerd met haar is, maar ik weet dat ze er is. Ik denk dat dit ongeveer het enige aantal is van die ik in de gebedsrij ken.

254 Er zijn hier velen die ik niet ken. En uzelf bent getuigen van deze dingen dat ik u niet ken. Maar Jezus Christus kent u, is het niet? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

255 Welnu, hoevelen daar hebben geen gebedskaart en u wilt toch genezen worden? Steek uw hand op, hoog, heel hoog. Dat is mooi. God zegene u, evengoed, zonder gebedskaart. Nu vraag ik u dit te doen: Als de Heilige Geest komt en zalft, kijk deze kant op en geloof met uw hele hart. U kijkt gewoon en zegt: "Heer, ik geloof werkelijk met heel mijn hart." Als u dit wilt doen zal God u uw genezing schenken. "Ik geloof het met heel mijn hart." Loop niet heen en weer. Wees echt eerbiedig. Wees zo eerbiedig mogelijk

     Laten we nu weer bidden.

256 Nu wil ik u vragen met uw hoofden gebogen. Als Jezus uit de dood is opgestaan... Nu, dit is niet om u te genezen. Dit is alleen een bewijs dat Hij uit de dood is opgestaan; als Jezus Christus is opgestaan uit de dood, wat redding en genezing betreft heeft Hij dat reeds op Calvarie verworven. Is dat zo? Zeg: "Amen." [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Er is niets wat Hij kan doen; enkel iets, bij wijze van een teken of een wonder, wat u zou laten weten dat Hij van de dood is opgewekt. Als Hij dit één keer zou doen, dezelfde dingen die Hij deed toen Hij hier op aarde was, behoorde u Hem aan te nemen. Is dat juist? ["Amen."] Wilt u het doen? Als u het wilt, steek dan uw hand op. Als Hij één ding wil verrichtten zoals Hij deed toen Hij hier op aarde was, accepteert u het? God zegene u. Honderd procent.

257 Nu bid ik, Vader, of U barmhartig wilt zijn. En nu voor Uw heerlijkheid, Heer, bid ik dat U het hier ter plekke, vandaag in de tabernakel wilt schenken om het voor altijd vast te stellen dat U uit de dood verrezen bent. In de Naam van Jezus Christus, vraag ik nu deze zegen voor Gods glorie. Amen.

258 Voor de glorie van God en voor de kracht van Zijn opstanding, voor de almacht van God, neem ik nu elke geest hier binnen onder mijn controle in de Naam van Jezus Christus. Dus doe zoals u verteld wordt.

259 En nu wil ik dat de dame hier vlak bij de microfoon komt staan. Ik ken de dame. Ik geloof dat haar naam Sutton is, als ik me niet vergis... [De zuster zegt: "Nee, Cobb, nu." – Vert] Oh, Cobb, neemt u me niet kwalijk. En ik heb de vrouw eerder gezien, want zij komt hier af en toe naar de tabernakel. En nu, toch weet ik niets over wat er verkeerd met haar is. Maar de enige manier waarop ik dit nu zou kunnen weten, zou een manier zijn dat God het mij zou moeten vertellen. Is dat niet juist, mevrouw... ["Ja, dat is zo."] Cobb? ["Dat is juist."] Cobb. Goed. Cobb is uw naam nu? ["Ja."] In orde. Goed.

260 Mevrouw Cobb, de enige manier waarop ik zou weten wat er verkeerd met u was, zou zijn dat God het mij zou moeten openbaren. [De zuster zegt: "Ja." – Vert] En dan, als Hij dat deed, zou dat moeten komen door een bovennatuurlijke kracht die niet behoort aan een menselijk wezen. Het zou van Goddelijke kracht moeten komen. Is dat niet zo? ["Dat is waar."] En dan, als het zo gebeurt, zou dat u laten geloven dat ik u de waarheid heb verteld, omtrent Zijn opstanding? ["Ja."] Begrijpt u?

261 Zal het u laten geloven, vrienden? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

262 Welnu, wat als Jezus hier stond met dit kostuum aan dat Hij mij heeft gegeven? [De zuster zegt: "Prijs de Heer!" – Vert] Zie? En Hij... en Hij stond hier, als het...

263 De vrouw kan misschien wel financiële zorg hebben. Ze zou wel huiselijk verdriet mogen hebben. Ze zou wel ziektekwalen mogen hebben. Ik weet het niet. God weet het. Ik niet. Ik kan het u niet zeggen. Het kan zijn dat zij iets in haar leven gedaan heeft wat veroorzaakt heeft wat haar moeite ook is die op haar is gekomen. Ik weet het niet. God weet het. Ik niet.

264 Maar Hij kan het mij vertellen. Wel, dat is het, Jezus zei: "Ik doe niets tenzij de Vader het Mij toont." Het moet daardoor komen.

265 Wat ik nu bij deze vrouw hier doe is niet haar gedachten lezen. Absoluut niet. God verhoede het. God weet dat dit verkeerd is. Dat zal het niet zijn. God in de hemel, als mijn Rechter, weet dat het dat niet is. Dat is verkeerd, zie. Het is niet haar gedachten lezen.

266 Maar het zal door de kracht van de opstanding van Jezus Christus in Zijn gemeente zijn. Kijk naar Petrus en anderen toen zij daar naar de mensen stonden te kijken. Hoe Paulus en verschillende anderen naar de mensen keken en zij bespeurden dat er zekere dingen waren die verkeerd waren.

267 Jezus die tegen de vrouw bij de bron sprak, Hij hield een gesprek met haar. Wij weten dat allemaal; in Johannes, hoofdstuk 4. Hij sprak tot de vrouw aan de bron. En onder het spreken met de vrouw bij de bron was Hij enkel bezig haar geest op te vangen.

268 De Vader had Hem verteld naar het noorden te gaan langs de weg van Samaria. Jericho was waar Hij heenging. Hij was regelrecht van Jeruzalem gekomen. Maar Hij ging helemaal rond, Samaria in, want de Here had Hem verteld daarheen te gaan.

269 En daar zit Hij bij de bron; Zijn discipelen weggezonden. Hij wist dat de vrouw in aantocht was. Toen zij met haar waterkan kwam, zei Hij: "Breng Mij wat water."

     Ze zei: "Het is niet gebruikelijk dat U mij zoiets vraagt."

270 Hij zei: "Maar als u wist tegen Wie u sprak, zou u Mij om water hebben gevraagd. Ik had u water gegeven dat u hier niet kwam putten."

271 Is dat waar? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Toen, nadat het gesprek een beetje verder verliep, vond Hij tenslotte precies waar haar probleem lag. ["Ja."] Hij zei: "Ga uw echtgenoot halen." ["Ja."]

     Ze zei: "Ik heb er geen."

272 Hij zei: "Dat is waar. Dat is juist." Hij zei: "U hebt er vijf en degene die u nu hebt is niet uw man."

273 Ze zei: "Ik bemerk dat U een profeet bent. Ik weet dat wanneer de Messias komt Hij dit zal doen, want Hij zal ons dingen vertellen." [De zuster zegt: "Dank God." – Vert] "Maar wie bent U?"

274 Hij zei: "Ik ben het, die tot u spreek." Nu, dat was Jezus gisteren. ["Dank de Here."] Dat is Jezus vandaag. ["Prijs Zijn Naam."] Hebt u een van die gezien? ["Ik heb het gezien. Jawel."]

275 Nu, tenslotte tot u, dame, de enige manier die ik heb om te weten zou een of ander contact moeten zijn tussen u en mij, met God, wat het bekend zou maken. [De zuster zegt: "Ja." – Vert]

276 Hebt u wel eens die foto gezien die zij van de Engel des Heren hebben genomen, naast mij staand, dat Licht, weet u? [De zuster zegt: "Ja." – Vert]

277 Heeft de kerk ooit... O, u hebt het gezien, hier in de kerk, natuurlijk. [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

278 Nu, dit is wat ik nu probeer dicht bij ons te krijgen. Dit Licht is dezelfde Vuurkolom die de kinderen van Israël leidde, hetwelk Jezus Christus was, dat is waar, de Engel van het verbond. Hij was toen de bovennatuurlijke vorm, van licht.

279 Hij kwam neer, was vlees. Hij zei: "Ik kwam van God en keer terug naar God."

280 "Nog een poosje en de wereld zal Mij niet meer zien, maar u zult Mij zien." De wereld is de ongelovige. "U zult Mij zien, want Ik zal met u zijn tot het einde der wereld."

281 [De zuster zegt: "O prijs God. Ja, prijs de Here." – Vert] Nu, de Here zij gezegend! En u weet dat ik... ik... iets vindt er plaats.

282 Nu, tot het gehoor, ik wil dat u eerbiedig bent. Nu, dank God, komt datzelfde Licht hier binnen aan mijn rechterzijde. Het beweegt Zich tussen mij en de vrouw. Nu kan haar leven niet verborgen blijven.

283 Nu, mijn zuster, dat wat nu op u is zal u niet deren. [De zuster barst in huilen uit – Vert] Het is om u te helpen. Het is de enige manier van redding. ["Ja, prijs de Heer."] U, u bent hier...

284 U woont hier niet in de stad. U woont in New Albany. [De zuster zegt: "Ja."] U woont in New Albany. ["Prijs God."] En u bent – u bent onder doktersbehandeling. En de dokter heeft u verteld dat het een soort ding is, iets in de keel. Een... Het is een bronchiale toestand in uw keel. [De zuster schreeuwt het uit – Vert] En hij vertelde u en adviseerde u het land te verlaten; [De zuster schreeuwt het uit.] om hier weg te gaan, dat dit de enige manier is om gezond te kunnen worden. ["Ja, dat is waar."] Gelooft u dat de Here Jezus dit kan genezen? ["Ja. Glorie aan God."]

     Laten we onze hoofden buigen.

285 Onze hemelse Vader, wij leggen de handen op de vrouw; terwijl wij in de zalving van de Heilige Geest zijn, veroordeel ik deze kwaal die U voor haar op Calvarie genezen hebt en vraag dat zij bevrijd gaat worden. In Jezus Christus' Naam bid ik. Amen.

286 [Gedurende broeder Branhams gebed blijft de zuster het uitschreeuwen en zegt dan: "Dank de Here." – Vert]

287 Ga in vrede, mijn zuster, en God zegene u en zij met u, is mijn gebed. [De zuster roept het nog steeds uit terwijl zij naar haar plaats terugkeert – Vert]

288 Moge de Here nu gezegend zijn! Wees eerbiedig nu. Let op. Heb geloof in God. Twijfel niet.

289 Ik wil dat u hierheen kijkt, dame. Nu, Degene Die... wij zijn in Zijn tegenwoordigheid, weet alle dingen en kent u vanaf de beginne. Hij heeft u gevoed met elk beetje voedsel dat u ooit gegeten hebt. Hij weet alles over u. Ik mag u wel niet kennen, maar God kent u. Hij weet wie u bent, waar u vandaan komt, alles over u, wat u in uw leven gedaan hebt. En Hij is de Enige die u kan genezen, of voor u kan doen wat u verlangt om gedaan te worden. U weet dat ik het niet weet. God alleen zou het mij moeten bekend maken. [De zuster zegt: "Dat is waar." – Vert] Is dat de waarheid? Steek uw hand op als dat de waarheid is. ["Het is de waarheid."] Goed, kijkt u even deze kant op.

290 [Broeder Branham pauzeert – Vert] Een ogenblikje. Iedereen eerbiedig nu.

291 Hier is de Engel des Heren die daar staat, precies... Het is boven een klein... Het is over dit kleine meisje dat hier zit. Het meisje is daar met haar geliefden. Het kind lijdt aan een of andere aandoening in haar keel. Het is een keelaandoening. Amandelen. Dat is juist, is het niet meneer? Leg uw hand over haar heen.

     Here God, in de Naam van Jezus Christus, Satan is tentoongesteld.

292 En ik wedersta die demon die dat meisje vasthoudt. Kom uit van haar in de Naam van Jezus Christus. Amen.

293 Broeder, u bent van heel ver gekomen om het kind te brengen. Maar heb geen zorgen, neem haar nu mee naar huis om gezond te zijn. Uw geloof heeft u gered.

     Heb geloof in God. [Broeder Branham pauzeert – Vert]

294 U bent ook niet van Jeffersonville. U komt ver van Jeffersonville vandaan. [De zuster zegt: "Dat is waar."] U bent van het oosten naar het westen gekomen, toen u hier kwam. ["Ik kom van Edinburg."] En u komt van... komt langs een weg, een betonnen weg. En u komt uit een stad die een eindje aan de rechterzijde van de weg is gelegen. En daar in de buurt staat een soort gouvernements aangelegenheid. Het is Edinburg, Indiana. ["Dat is juist."] U komt van Edinburg, Indiana. ["Dat is juist."] En uw naam, ik zie het staan, is Denton. ["Ja."] En uw naam is Denton. ["Prijs de Here."] En u lijdt aan een hartkwaal. ["Ja."] Keer gezond terug naar huis. Uw geloof geneest u en maakt u gezond, in de Naam van de Here Jezus Christus. Moge u gaan en gezond worden. Amen. God zegene u. ["Prijs de Heer!"] Amen. God zegene u. ["Prijs de Here!"]

295 Heb geloof in God. Geloof met heel uw hart. Nu, tot de mensen, heb geloof! Twijfel niet. Geloof nu gewoon. U gelooft Hem? [De toehoorders zeggen: "Amen." – Vert] Oh! Dit – niet ik – Hij; Hij is de opgestane Jezus. Hij is Degene die hier is en het doet. Dit zijn dezelfde dingen als die Hij deed, dat is waar, dezelfde dingen als die Hij deed.

296 Nu dame, u en ik ontmoeten elkaar vanmorgen. God kent ons beiden. Ik weet niets over u. U bent zich dat bewust. Maar God kent u. Hij kent mij. En Zijn Geest is hier tussen ons in.

297 Ik wil u iets vragen opdat deze tabernakel het weet. Heel uw leven hebt u zich nooit gevoeld zoals u zich nu voelt, dat is waar, omdat u in de tegenwoordigheid bent van Zijn alomtegenwoordig Wezen. Hebt u wel eens die foto van het Licht gezien? Dat is precies wat u zich op die wijze laat voelen. Ik leef tegelijkertijd in een andere wereld. Ik kan u zien, kan alleen opmaken dat er iemand voor me staat. En u weet dat het een lieflijk, aangenaam, nederig gevoel is. Dat is de Here Jezus die uit de dood is opgestaan. Hij keerde terug tot geestelijk leven, God. En nu is Hij hier bij ons. Tot het einde der wereld zal Hij met ons zijn.

298 U bent een Christen. U bent een gelovige. [De zuster zegt: "Dat is zo."] En u staat hier niet voor uzelf. U staat hier vanwege een man en die man is uw echtgenoot. En die man heeft een breuk. En nog iets, ik zie hem, hij drinkt aan een bar. Hij is een alcoholist. Hij, hij drinkt. En u bent gekomen om bevrijding voor de man. Is dat juist? U weet, dame, dat deze dingen boven elk menselijk verstand uitgaan. Is dat waar? ["Dat is waar."] Dat moet door God geopenbaard worden. Gelooft u nu daarvoor? ["Ja."]

299 Almachtige God, Die Jezus opwekte uit de dood; en wij zijn hier vandaag en genieten van de opstandingszegen. Ik zegen deze, Uw dienstmaagd, en moge zij ontvangen waarom zij gevraagd heeft. Ik bid het in Jezus' Naam. Amen.

300 God zegene u, mijn zuster. Ga heen, ontvang wat u ook gevraagd hebt. God schenkt het.

     Gelooft u? [De samenkomst zegt: "Amen."]

301 In orde meneer, kijk mij aan. Ik bedoel, niet kijk... ik bedoel zoals Petrus en Johannes door de poort, de Schone genaamd, kwamen en zeiden: "Kijk ons aan." Ik geloof dat we vreemdelingen voor elkaar zijn. We kennen elkaar niet; misschien onze eerste keer dat we elkaar zien. Is dit ons eerste praatje en dat wij elkaar ooit gezien hebben? [De broeder zegt: "Ja."] Goed. Dan zijn wij volmaakt, volslagen vreemdelingen. ["Dat is zo."] Ik heb u nooit gezien en u hebt mij nooit gezien. En hier zijn wij, twee mannen die elkaar in het leven ontmoeten. God kent ons beiden, is het niet, meneer? ["Ja."] Dat doet Hij zeker. En als daar nu iets is wat betrekking heeft op u...

302 [Broeder Branham pauzeert – Vert] Er is iets gebeurd. Iedereen, wees nu eerbiedig. [Broeder Branham pauzeert – Vert]

303 Het is een dame die hier zit en bidt, hier achter. Zij wordt lastig gevallen door constipatie. Sta even op, dame. Dat is de waarheid, is het niet? [De zuster zegt: "Ja."] En u hebt trillingen rondom uw hart. Het is niets anders dan constipatie, omdat u nerveus en ontsteld bent. Maar u zult naar huis gaan en gezond worden. ["Dank U, Jezus."] Ik zie het licht worden om u heen waar het donker was. ["Dank U, Jezus."] Vrees niet.

304 Ziet u wel, u hoeft geen gebedskaart te hebben. Het enige wat u nodig hebt is geloof. Heb gewoon geloof in God.

305 [De zuster zegt: "Jezus, dank U, Heer."] God zegene u, dame. ["Dank U, Jezus."] Geloof met heel uw hart. ["Dank U, Jezus."]

306 Terwijl de boze geest nu over deze afdeling begint te bewegen is er iemand die roept. Er wordt gebeden. Ik zie een donkere flits bewegen van een vrouw naar een man. Het is een boosaardig iets, en het zit precies onder de ribben. Ik zie een onderzoek. O, het is de kleine man die hier zit te bidden en zijn ogen afveegt. God zegene u, broeder. Heb geloof! Gelooft u dat ik Gods profeet ben? U accepteert me als zodanig? Welnu, hetzelfde wat met u verkeerd is, is verkeerd met die vrouw die aan de andere kant zit en regelrecht naar mij kijkt, aan het einde van de rij, precies daar met de kleine ronde hoed op. Er is een donker koord. De dame die over het hoofd van deze dame kijkt en naar mij kijkt, hier met haar hand opgeheven: Dat is het, dame. Dat is juist. Hier is het en het gaat van de een naar de ander. Het zijn boze machten, die trekken; een donkere streep. U hebt een kwaal, het is precies hier onder uw zij. Het is een galblaaskwestie. Die dame dáár heeft het. U bent beiden genezen. Jezus Christus maakt u gezond. Die boze machten zullen verdwijnen en u zult bevrijd gaan worden. Amen.

307 [Broeder Branham pauzeert – Vert] Heb geloof! [Broeder Branham pauzeert opnieuw. De samenkomst bidt hardop – Vert] Een ogenblikje nu. De Heilige Geest is in de gehoorzaal werkzaam met de mensen daar.

308 Die dame met haar handen omhoog; er zit een dame vlak naast haar waarvan ik haar doktersonderzoek zie. Zij heeft iets verkeerd in haar darmstelsel. Dat is waar, dame. Gelooft u dat God u gezond wil maken? U hebt een darmkwaal. Dat is juist. Steek uw hand op. Accepteert u Jezus nu als uw Geneesheer? In de Naam van Jezus Christus, de Zoon van God, die hier is om Zich bekend te maken, ontvang uw genezing in de Naam van Jezus Christus.

309 Ik zie een dame met iets rondom haar hoofd. Het is naar het schijnt... O, het is de dame die vlak achter haar zit, de tweede dame die daar zit. Zij heeft zekere hoofdpijnen. Voortdurend hoofdpijnen. Die naar mij kijkt. Gelooft u, dame, daar zittend, een kleine, grijsharige vrouw, dat God u wil genezen? Gelooft u met heel uw hart? [De zuster zegt: "Ja."] Dat is goed. God zegene u. Het is voorbij. U kunt naar huis gaan. Het verliet u toen meteen. Als dat waar is steek uw hand op. Zwaai met uw hand als dat waar is. Het is van u weggegaan. U bent genezen.

310 O, gezegend zij de Naam van de Here Jezus! Kom, gelovend. De Heilige Geest beweegt in de rij. O, hoe wonderbaar! Gelooft u Hem? [De samenkomst verheugt zich hardop – Vert] Kijk wat Hij doet! Ik wou dat ik aan mijn gemeente kon uitleggen wat dit gevoel is, dat je in een andere wereld je moet afvragen of je werkelijk wel in de tabernakel bent of niet. Wees eerbiedig. Wees eerbiedig.

311 Ik zie iemand van heel ver weg aankomen. Het komt in een – in een plaats. Het is een man. Hij komt uit een land waar heel veel bomen zijn. Het is Virginia. Lijdt aan artritis. U gelooft dat God u geneest en gezond maakt? U accepteert het? Doet u het? U komt van Virginia hier naartoe om van artritis genezen te worden. Is dat niet juist? Heel de weg... Ja, meneer. U bent nu genezen. U kunt teruggaan. En uw hartkwaal heeft u verlaten. Stap uit de rij en ga terug, u bent gezond. God maakt u gezond. Uw geloof heeft u gered.

312 Geloof in de Here Jezus Christus! Gelooft u dat Hij uit de dood is opgestaan? [De samenkomst zegt: "Amen."] De onfeilbare bewijzen van Zijn opstanding! [Broeder Branham pauzeert – Vert] Heb geloof!

313 Nu, excuseer mij, meneer, het spijt me dat ik u zolang laat wachten. Ik heb hier geen controle over. Het bestuurt mij; ik bestuur het niet. Het leidt mij. Ik kan zeggen dat ik erg zwak word. Maar ik weet dat ik dichtbij iemand ben. Een grijsharige man. We zijn... Ik weet dat u een bril draagt. Indien daarmee iets verkeerd met u zou zijn, zouden het uw ogen zijn. Maar God weet alles over u, meneer. Dat is waar. U bent hier om genezen te worden van een – een... U bent nerveus, werkelijk ontsteld. Het wordt veroorzaakt door een prostaataandoening. U hebt een prostaatkwaal. Is dat juist? Steek uw hand op. En u hebt ook een hartkwaal. Dat is juist. Dat hebt u. En kijk, ik zie uw... Ik heb u nooit in mijn leven gezien. Maar uw voorletters zijn A.A. Miller. Juist, u komt uit Mount Valley. U bent op weg naar huis om gezond te zijn. God zegene u. Ga, verblijd u en geloof.

314 Meneer Mills, het is gemakkelijk voor u. U moest nu gaan geloven met heel uw hart. Ik ben een vreemdeling voor u, ken u niet, maar God wel. Is dat juist? U voelt dat alles verdwenen en nu in orde is? God zegene u. Ga naar huis en wees gezond.

     Ieder van u!

315 Wat is vocht in het hart voor God? Hij kan het elk moment gezond maken. Hij kan u naar Campbellsburg, waar het ook ligt, terugzenden, als een gezonde vrouw. U gelooft het? Ik ken u niet. Nooit in mijn leven gezien. Ik ben een vreemdeling voor u. Maar Hij kent u, wie u bent en waar u vandaan komt. Is dat zo? Hij heeft het u bekend gemaakt. Is dat waar? Welnu, u gelooft dat deze zalving die nu op mij is, die u kent en alles over u weet (ik heb u nooit eerder gezien)... als ik mijn handen op u leg, dat u gezond zult zijn? [De zuster zegt: "Ja." – Vert]

316 In de Naam van Jezus Christus, ik bestraf de duivel. Satan je bent ontmaskerd. Je hebt deze mensen lang genoeg door de goten getrokken. Kom uit de vrouw in de Naam van Jezus Christus. Amen.

     Ga uw weg met blijdschap.

317 De kwaal zit in uw rug, maar God kan u gezond maken, is het niet? Hij kan u genezen! Gelooft u dat Hij het gedaan heeft? Als u het gelooft met heel uw hart! In de Naam van Jezus Christus, de Zoon van God, bestraf ik deze ziekte. Moge u gaan en gezond zijn. God zegene u. Ga, gelovend met uw hele hart.

318 Kom, wilt u? Met heel uw hart, gelooft u nu? [De zuster zegt: "Ja."] Ik ben een vreemdeling voor u. Ik ken u niet, weet niets over u. Nooit in mijn leven gezien voor zover ik weet. Maar God almachtig kent u. Is het niet? Hij weet alles over u. Hij weet wie u bent, weet elk ding. Ik niet, naar mijn weten, maar Hij wel. Maar gelooft u dat u in de tegenwoordigheid staat, niet van uw broeder maar van Hem die de vrouw aankeek en haar vertelde waar haar probleem zat? ["Ja."] Ik zie tussen u en mij een tafel komen en u beweegt zich daar vandaan. U hebt maagproblemen. Veroorzaakt door een maagzweer in de maag. Ga nu uw maaltijd eten. Jezus Christus maakt u gezond. Ga, en geloof met uw hele hart. ["Prijs de Heer! Prijs de Here!"]

319 Kom jongeman. Geloof je dat ik Zijn profeet ben? [De broeder zegt: "Dat doe ik."] Accepteer je het met heel je hart? Ik ben een vreemdeling voor je, maar God kent jou. Is dat niet zo? ["Ja. Dat is waar."] Je wilt de hartkwaal te boven komen en gezond worden? ["Ja, dat wil ik."] Goed, ga je weg met blijdschap. ["Halleluja!"] Je geloof maakt je gezond, geneest je en maakt je in orde.

320 Wilt u komen, dame? U had ook een maagkwaal. En toen die dame een paar minuten geleden werd genezen, met maagproblemen, kwam er een echt vreemd gevoel over u, niet? U werd op dezelfde tijd genezen. Ga uw weg en eet uw maaltijd en wees gezond.

321 Ik wil u iets zeggen, mijn broeder. God kent u. Tussen u en mij staat een donkere schaduw. Het is een ziekte die meer mensen doodt dan enige andere. Het is een hartkwaal. U hebt een lekkage aan uw hart en ze vertellen u dat u er niet overheen komt. Maar God weet dat u het kunt. Gelooft u dat God u nu genezen wil? [De broeder zegt: "Ja."] In de Naam van Jezus Christus, ontvang uw genezing en ga dit podium af als een gezonde man. Ga, lof en glorie aan God gevend! ["Dank U, mijn Heer."]

322 Hetzelfde was er verkeerd met u. Veroorzaakt door een nerveus hart, vanwege uw toestand. Dat is juist. Gelooft u dat u nu genezen bent? Keer dan verheugd naar huis terug, en wees gezond voor de glorie van God.

323 Kijk hier, dame. Gelooft u? Een momentje. [Broeder Branham pauzeert – Vert] Wij zijn vreemden voor elkaar. We kennen elkaar niet.

324 Maar er is een afschuwelijke spanning van het podium... of publiek gekomen, toen de dame hier naartoe liep. O, het is helemaal over de toehoorders.

325 Kijk een ogenblik deze kant op. U weet dame, ik heb u nooit in m'n leven gezien, ik weet niets over u. Alleen God kent u. Maar ik zie u, u – u bent helemaal van streek. Het is nervositeit. U hebt een zenuwinzinking en u laat telkens dingen vallen. Ik zie dat u servies en dergelijke dingen laat vallen. En net voor u hier kwam was u aan het bidden in een stoel, vlak bij de vloer. En u vroeg God, dat als u hierheen zou kunnen komen en ik handen op u zou leggen, u gezond zou worden. Dat is de waarheid. Is dat zo? Steek uw handen omhoog. Dat is juist. [De dame schreeuwt het uit – Vert]

     Het is een geest. Dat ding is boven de toehoorders.

326 Die kleine dame die daar zit, een godsdienstonderwijzeres, zit daar lijdend aan dezelfde kwaal. De duivel liegt tegen u, dame. U staat op het punt om verlost te worden.

327 Kijk daar, over het hele gebouw; hier, overal. Hier zit er nog een. Daar is er één ginds. Hier is één, hier. Oh!

328 Ieder van u die een zenuwkwaal heeft ga een ogenblik staan. Zo u wilt, blijf op uw voeten staan.

     Buig nu uw hoofd, iedereen!

329 Oh, Satan, jij boze geest! Je bent ontmaskerd. Kom uit de mensen! Ik bestraf je in de Naam van Jezus Christus! Verlaat deze mensen. Kom uit!

330 Kijk nu hier, dame. Een ogenblikje. U bent nu bevrijd. Het is allemaal van u geweken. Ik wil vragen... Ieder van u is genezen. De hele groep van u is genezen. Het kwaad heeft u verlaten. U voelt zich nu echt rustig. [De zuster zegt: "Ja." – Vert] U bent nu in orde. Ga nu gelukkig, met blijdschap uw weg en dank God ervoor. In orde.

331 Kom meneer. U en ik zijn onbekenden voor elkaar. Wij kennen elkaar niet. Ik heb u nooit in mijn leven gezien. God kent u. [Broeder Branham pauzeert – Vert] Kijk hier, meneer. Kijk even een ogenblik naar me.

332 Nu, tot de toehoorders. Hier is een vreemdeling. Ik heb de man nooit gezien. Ik ken hem niet, nooit gezien. God weet dat. Zover ik weet heb ik hem nooit in mijn leven gezien.

333 Maar ik verklaar dat Jezus uit de dood is opgestaan, dat dezelfde dingen die Jezus deed toen Hij hier was in een lichaam dat u zien kon... precies hier vandaag is en dezelfde dingen doet. Hij is opgestaan uit de dood en leeft voor eeuwig. Gezegend zijn uw ogen die deze dingen zien en in de Here Jezus geloven!

334 Deze man is een vreemdeling. Ik heb hem nooit gezien en misschien heeft hij mij nooit gezien. Als ik het heb... Als ik hem wel eens gezien heb, weet God dat ik het me niet herinner. Hij zei dat hij een onbekende voor mij was. Maar God kent hem. Als God deze man die hier staat – voor mij een totaal onbekende – nauwkeurig wil openbaren wat er verkeerd met hem is, alles erover; vertellen over wat verkeerd met hem is, wat het ook is, en hij weet dat ik er niets over weet, wil ieder van u dan Christus als uw Geneesheer aannemen? [De samenkomst zegt: "Amen."]

335 Het gebouw begint langzaam te vervagen en komt terug. Als u maar de reden besefte waarom ik tegen u praat, vrienden! Je gaat in een andere wereld. Je bent in een andere ruimte. Je bent ver weg langs de stroom van de tijd in iemands leven, ziet hen, wie ze zijn en waar ze zijn. U beseft het niet. Ik besef dat u het niet beseft; het werkt hier niet volkomen, omdat het 'thuis' is. Dat is juist. Maar u ziet dat Hij uit de dood is opgestaan. U ziet dat ik u de waarheid heb verteld.

336 Kijk nu een ogenblik naar me, meneer, zodat u en ik in contact met de Here Jezus zouden kunnen komen. Als ik Zijn dienstknecht ben... Jezus zei: "De dingen die Ik doe zult u ook doen."

337 "Nog een poosje en de wereld zal Mij niet meer zien", dat is de ongelovige. Zij gaan uit naar balspelen en zwempartijen, enzovoort. Zij zullen Hem nooit zien.

338 "Maar gij zult Mij zien, want Ik zal bij u zijn, in u, tot het einde der wereld."

339 Dan, als Hij uit de dood is opgestaan en Hij vanmorgen hier staat en deze zalving die ik nu heb niet de mijne, maar de Zijne is; dan zou u uw leven niet kunnen verbergen indien u het moest, omdat wij door een geestelijk Wezen met elkaar in contact staan. Als God me kan openbaren waarvoor u daar staat, wilt u het dan met heel uw hart aannemen? [De broeder zegt: "Jazeker."] U wilt het doen? ["Ja, meneer."]

340 U lijdt aan een maagkwaal. [De broeder zegt: "Dat is juist."] Dat is het precies. En de reden daarvan is omdat u een... Het wordt veroorzaakt door een zenuwtoestand. En het is geen uitwendige, schuddende nervositeit. Ik zie dat u een diepe nadenker bent. U bent altijd plannen aan het maken en maakt u zorgen voordat u er ooit aan toe komt. U maakt dingen die nooit tot stand komen en dat is u al eerder verteld. Dat is waar. Maar het doet geen enkel goed het u te vertellen, omdat... Maar nu wel, omdat u genezen bent. U gaat naar huis als een gezonde man. Jezus Christus heeft u gezond gemaakt.

341 In de Naam van Jezus Christus, de Zoon van God, bestraf ik elke boze geest die om deze man rondspookte. En moge hij in vrede gaan door Jezus Christus' Naam. Amen.

342 [De broeder zegt: "Dank u, broeder. En ik zal ook aan u denken."] God zegene u.

343 Gelooft u? [De samenkomst zegt: "Amen."] Met uw hele hart? ["Amen."] Gelooft u dat Jezus Christus op Pasen verrees? ["Amen."] Gelooft u dat Zijn tegenwoordigheid hier is? Wil u mij gehoorzamen als Zijn profeet? ["Amen."] Als u het wilt doen, als zodanig, kan ieder van u nú genezen worden. Elk persoon hier aanwezig kan gezond worden. Gelooft u het? ["Amen."]

     Buig dan uw hoofd.

344 Almachtige God, Schepper van leven, Gever van elke gift, zend Uw Goddelijke zegen op deze toehoorders. En nu, terwijl Uw Geest beweegt en deze toehoorders hier in deze toestand zijn, bestraf ik elke onreine geest, elke demon die de zieken hier heeft gebonden. Christus is hier, Die de deuren opende en de gevangenen heeft vrij gelaten, en elk van hen is vrij, omdat Jezus uit de dood verrees en Zich hier vandaag bewijst.

     Satan, kom uit van de mensen, in de Naam van Jezus Christus!

345 En laat nu ieder die gelooft... Het maakt mij niet uit in wat voor toestand. U op die krukken daar, richt u op. Elke persoon kom overeind, in de Naam van Jezus Christus, en wees gezond en genezen.