Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Een tweedehands mantel

Door William Marrion Branham

1 Ik sprak net met de voorganger. Ik zei... Ik vroeg hem gisteren om mij te bellen. En ik ontdekte dat ik net... De hele dag kwamen er geen telefoontjes en ik dacht: "Wel, ik vraag me af wat er verkeerd is? Er is iets... Alles is zo vredig." Maar na een poosje kwam zuster Wood met een handvol oproepen. Mijn telefoon was ermee opgehouden, dus als iemand van u gebeld heeft... De telefoon ging wel over maar gaf geen geluid, dus het probleem zat op het schakelbord. Zij hadden het om ongeveer acht uur gisteravond gerepareerd, of misschien iets eerder, en de telefoontjes komen nu weer door.

2 We zijn vanmorgen blij weer in de dienst te zijn. Ik heb een afschuwelijke kou gevat, die ik gewoonlijk krijg als ik thuiskom. Ik heb tot m'n middel door de sneeuw gewaad en 's nachts buiten geslapen; ik heb nergens last van als ik weg ben. Maar ik hoef maar de heuvel daar bij New Albany over te steken en in deze vallei te komen of ik word snip verkouden. En het is een... En ik weet het niet, maar er is hier precies iets in de vallei wat ons neerdrukt. En het ligt laag en ik kan het totaal niet verdragen.

3 Nu, we zijn blij om in de gemeente te zijn, zoals ik heb gezegd, en om te horen hoe onze geliefde goede voorganger zijn woorden van gebed voor ons opzendt tot de Here Jezus. En om te horen... Verdrietig om te horen dat zovelen ziek en behoeftig zijn, en hoe de duivel tekeer gaat om iedereen ziek te maken.

4 En er stond een kleine dame op voor haar zuster daar achterin, en ik weet dat zuster Sauer daar bij haar was. De dokter zond haar naar huis om te sterven. En zij gelooft nog steeds dat zij genezen zal worden. Zij is in een ernstige, zeer ernstige toestand. Mijn schoonmoeder, evenzo, nu zeventig jaar oud. Zij is in een zeer slechte toestand. En zonder twijfel gaat er veel ziekte door het land. En dan gaat er een Heilige Geest door het land, ziet u, die onze ziekten geneest, als we alleen maar genade bij Hem kunnen vinden.

5 En nu is het zo dat mijn keel pijnlijk is, niet pijnlijk maar rauw. Ik ga niet proberen te prediken maar wil even tot u spreken uit het Woord, en zal dan voor de zieken te gaan bidden, wat ik beloofd heb te zullen doen. Maar voor ik dat zal gaan doen, wil ik graag nog wat meer samenkomsten aankondigen. Ik...

6 In mijn diensten had ik enigszins tegenstand van... geen tegenstand, maar net wat misverstand. En vele malen – ik heb niet van die mogelijkheden om mijn diensten bekend te maken, zoals vele andere broeders op het veld hebben, zoals radio en televisie en bladen, enzovoort. Als ik dat deed, zouden sommigen kunnen zeggen: "Broeder Branham zal hier zijn." Nu ben ik voor deze week in drie plaatsen aangekondigd, alleen al vandaag, op drie verschillende plaatsen. Eén in Kentucky, twee in Californië, waar ik van weet. En ik kan er niets aan doen, omdat ik geen enkel officieel orgaan heb om in de openbaarheid te komen. Dat maakt het dus een beetje moeilijk.

7 En ja, als er soms iemand uit de omgeving van Madisonville, Kentucky, hier is. Ze hadden aangekondigd dat ik de afgelopen week daar zou zijn en ik wist er niets vanaf. En ik kwam thuis en zij hadden het aangekondigd; en de broeder die dat deed, heet Epply's; ik geloof dat dit zijn naam was. Hij deed dat in goed vertrouwen. Hij belde mij op en vroeg of wij langs konden komen om een zegen te zijn en een zegen van zijn mensen te ontvangen. Hij belde op. Ik vroeg hem om het aan broeder Moore te vragen. Wel, toen moest ik weggaan. Ik vertelde hem dat ik dezelfde dag weg moest gaan. Wel, broeder Moore verzuimde om het iemand te laten weten. En om het aan mij of mijn vrouw te laten weten. Dus was ik daarginds in Idaho en kwam net terug toen de samenkomst bezig was.

8 Dus zag ik dat ik gedurende... Ik kan geen afspraken maken vanuit Louisiana vanwege zaken die hier gaande zijn. Dus heb ik al de afspraken zelf overgenomen, om mijn eigen afspraken voor de samenkomsten te maken totdat mijn samenkomsten hebben... Ik ben net een soort van... O, ik weet het niet, ik denk dat belijdenis goed is voor de ziel. Denkt u niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ik heb teveel met deze dingen getalmd. En laat iedereen, overal, net op goed geluk gaan. En ik ontdekte dat het niet loonde. Na een lange tijd maak je... Je moet er een soort systeem in hebben. En nu ben ik aan het proberen de afspraken te maken.

9 Ik ga mevrouw Arnold bezoeken. Ik... Er is een man hier in Louisville die erg goed was toen ik daar samenkomsten had, en zijn naam is broeder Burgum. En hij wilde voor een avond of twee een samenkomst. Ik ga deze week een keer haar kleine Teddy bezoeken, Teddy Arnold, geloof ik.

10 En dan de komende zaterdag en zondag, als ik kan en de Here het wil, wil ik naar Madisonville gaan. Er waren daar vijfentwintig of dertig predikers. Allemaal zaten zij daar, gekomen voor enige... Eén van hen kwam van zes- of zevenhonderd mijl ver. Wel, niemand was daar, waren daar niet, en het was niet mijn eigen fout, maar ik net... maar door een misverstand, of een verzuim om hem te bellen. En ik probeer daar het volgende weekend te zijn, zo de Here wil.

11 Dan, op de vijfde en de zesde, zal ik in Brooklyn, New York, zijn. En dan op de veertiende, vijftiende en zestiende, in Parkersburg, West Virginia. Ik heb die twee afspraken net gisteravond en vanmorgen gemaakt. Nu staat Charlotte, South Carolina, op de lijst, maar ik weet het nog niet. Dan komen de vakanties eraan.

12 Vervolgens gaan we naar de Westkust, waar ze een grote gehoorzaal voor de samenkomst gereedmaken. Nu, dit zijn... zijn kleine samenkomsten zoals in scholen en dergelijke. Die daar aan de Westkust zal, met twee steden, een gezamenlijke stadssamenkomst zijn van Oakland en San Francisco.

13 En dan de afvaardiging van Phoenix. Omdat broeder Roberts daar dit jaar niet kan zijn, zal ik min of meer zijn plaats daar in Phoenix innemen, in het gehele Maricopa gebied. Dat is een gezamenlijke inspanning.

14 En bid voor mij omdat ik het nodig heb. Ik besef dat elke keer als er geloof oprijst, de duivel elk geweer van de hel er meteen op richt, ziet u, wat het dus erg moeilijk maakt.

15 Deze morgen bidden we voor de zieken. Ik wil iets lezen uit Gods eeuwig Woord en een paar ogenblikken vanuit de Schrift spreken en dan bidden voor de zieken. O, wat spreek ik graag over Hem! U niet? Ik houd ervan om over Hem te spreken.

16 Nu wil ik uit de Bijbel lezen, II Koningen, het tweede hoofdstuk, een gedeelte van het twaalfde vers:

     En Eliza zag het, en hij riep: Mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijn ruiteren!

17 En nu, als een soort tekst, of een onderwerp, wil ik spreken over: Een tweedehands mantel. Moge de Here Zijn zegeningen toevoegen als we deze morgen tot u spreken. En weest u in gebed voor ons.

18 Gedurende deze tijd regeerde Israël het land. Israël was een natie en het was een machtige natie en het was een tamelijk vreedzame tijd in militair opzicht. Maar in het geestelijke opzicht was het een soort tijd van nabootsing. En als we terugkijken naar het Oude Testament kunnen we altijd voorbeelden vinden van wat er vandaag gaande is. In de Bijbel zijn de dingen die er nú zijn altijd het tegenbeeld van wat er in het begin was.

19 Nu, het boek Genesis brengt alles voort wat vandaag in de wereld is. Er is niets in de wereld wat niet in Genesis begon, want dat is het begin. Daar begon elk isme. In Genesis ontstond alles wat begon. De ware gemeente begon in Genesis. En de valse gelovige begon in Genesis. En de onverschilligheid begon in Genesis. Genesis was het begin.

20 Nu, gedurende de regering van Elia, of de pelgrimsreis van Elia hier op aarde, die Gods profeet voor het uur was...

21 En God heeft de aarde nooit zonder een getuige voor Zichzelf gelaten. God heeft altijd, ergens, op wat voor plaats ook, een persoon gehad waar Hij Zijn hand op kon leggen, die als getuige zou standhouden. Dus als Hij dat ginds in Genesis had, in het begin, zal God nu zeker ergens een man hebben waar Hij Zijn hand op kan leggen. Want Hij... Hij heeft nu meer dan één man, Hij heeft vele mannen waar Hij Zijn hand op kan leggen, omdat we nu tot de tijd van het verzamelen komen, de oogsttijd.

22 Genesis was het planten van het zaad, en deze zesduizend jaren zijn een rijpen van de oogst geweest. En nu is het zaad zelf een zaad geworden. Het was tot bloei gekomen en van de bloei naar de... naar de vrucht. En het is nu de verzameltijd, de oogsttijd van al de dingen die begonnen. De ware Kerk die in Genesis begon is tot de tijd van de vrucht gekomen, de vrucht van de Geest. En de antichrist die in Genesis begon komt tot zijn vrucht. We zijn precies nu in de afsluitende tijd van deze gehele bedeling, van de sterfelijke wezens. En we zijn... Het is de grootste tijd die iemand, of wie ook maar van enig tijdperk, ooit heeft beleefd, deze tijd. Het is een schokkende tijd. Het is een moeitevolle tijd voor zondaren, maar het is een geweldige tijd voor Christenen, omdat we weten dat we ons aan het gereedmaken zijn, dat we onze laatste kleine inspanningen bijeenrapen om naar huis te gaan en de Here te ontmoeten.

23 Nu, de mensen vandaag, als u om u heen kijkt en de grote moeite en benauwdheid ziet waar de natie tegenover staat... Ik sprak daar een paar avonden geleden met iemand over, die een van deze bewakers was, die op de uitkijk staan. En zij zeiden: "Broeder Branham, we zijn door de regering geïnstrueerd de mensen nooit meer te adviseren om te gaan liggen bij... op de vloer, weg van het raam, als de bom inslaat, of nooit de kelder in te gaan, omdat deze nieuwe bom radiografisch bestuurd wordt vanuit Moskou naar de Fourth Street in Louisville, en precies op straat inslaat." Men vuurt ze af. Het zal een doel... Met dingen erin, explosieven, en ze zullen zoveel duizenden, duizenden het leven benemen. Bestuurd door de sterren en radar, en men laat het vanuit Moskou, Rusland, precies op Fourth Street in Louisville neerkomen. En wanneer het daar zal inslaan... Men heeft geen vliegtuig of iets dergelijks nodig. Ze schieten het precies hier af en het zal precies daar neerkomen. En het zal een gat in de grond of in een gebied slaan van ongeveer vijftig meter diep, met een oppervlakte van twintig vierkante kilometer; twintig vierkante kilometer. Er staat niets anders meer te doen dan klaar te zijn voor een vlucht naar omhoog. Dat is het enige wat rest als deze tijden komen.

24 Bedenk slechts dat zij vijftig of honderd van die dingen in één keer kunnen afschieten, als zij het willen. Het zal gebeurd zijn in de tijd van... Ik geloof dat het van daar naar hier zestig of tachtig minuten duurt of zoiets, of seconden liever gezegd, totdat een totale vernietiging zal plaats vinden. Er zal niets overblijven tussen Louisville en Henryville, en tussen Louisville en Bardstown, of daar beneden, dan een gat in de grond met een berg stof er in. Dat is alles wat er zal overblijven, buiten de gebieden om waar het nog mijlen en mijlen en mijlen ver brandt. En terwijl er één hier wordt gegooid, wordt er ergens anders nog één gegooid, elkaar overlappend.

25 Ik ben zo blij dat we een schuilplaats hebben. "De Naam van de Here is een sterke toren, de rechtvaardigen ijlen daarheen en zijn veilig." Het geeft niet hoeveel bommen of hoeveel andere dingen; daar zijn wij veilig. Dus is het voor de wereld en de zondaar, die deze schuilplaats niet hebben, of deze veilige plaats, een tijd om te beven. Ik geloof dat als ik geen Christen was, ik gek zou worden om te bedenken wat op elk moment kan gebeuren. En met een huis vol kleine kinderen, en alles, zou ik niet weten wat te doen. Maar ik ben zo blij dat ik in mijn huis kan standhouden en hun een schuilplaats kan voorstellen waar geen bom kan komen, niets van dat alles, onder de beschermende vleugels van de Here Jezus. "Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest", zegt de Here. Ziet u? Dat is onze bescherming.

26 En wat een geweldige, glorieuze tijd is het om te weten dat alle zonden en worstelingen en de beproevingen van het leven spoedig voorbij zullen zijn. Een dezer dagen zal het alles voorbij zijn en we zullen naar huis gaan om bij de Here te zijn. Wat ons is overgelaten is een tijd om het Evangelie te prediken en zovelen als maar mogelijk is in deze grote toren binnen te brengen.

27 En als we dan vandaag het patroon van onze les zien, van Elia, gedurende zijn regering, hij... of, zijn pelgrimsreis op aarde, wel, hij was een groot, machtig man. God gebruikte hem op machtige wijze, met geweldige kracht. We bemerken dat er gedurende deze tijd een stel nabootsers was, die probeerden Elia te imiteren, die probeerden dezelfde dingen te doen die Elia deed.

28 Zo zien we hetzelfde vandaag; nabootsing van het Christendom, mensen die als Christenen proberen te handelen, die van zichzelf Christenen proberen te maken. Dat kunt u niet doen. Gòd moet dat doen. Hij is de Enige die dit kan doen.

29 Dus vormde men een school en noemde het "de profetenschool". Zij gingen allen naar de profetenschool en zij onderwezen hen. Ik kan me voorstellen dat al deze predikers daar dezelfde soort mantel droegen als Elia. Ik kan me voorstellen dat ze zijn stem nabootsten, de wijze waarop hij sprak. Iedereen probeerde zich net zo te gedragen als Elia, omdat Elia een groot man was, die door God werd gebruikt.

30 Hetzelfde zien we vandaag. Ik luisterde niet lang geleden naar een radiouitzending. Over het hele land hebben ze nu Billy Grahams gekregen, sinds Billy in Louisville was. Iedereen probeert het na te bootsen, ze kammen bijna hun haar op dezelfde manier en dragen dezelfde kleding en praten op dezelfde manier, enzovoort. Maar dat kunt u niet doen. U hoeft alleen maar te zijn wie u bent en zoals God u heeft gemaakt. Zo is het. En dan ontdekken we dat misschien in die dagen hetzelfde gebeurde.

31 Nu, God zag, voorzag dat Elia's dagen geteld waren, dat hij hier net zo lang op aarde kon blijven als ieder ander. Dus had Hij een opvolger voor Elia. En toen Hij hem had, riep God deze man. Hij was niet op een Bijbelschool toen Hij hem riep. Hij ploegde het veld met een juk ossen, diende, en zorgde voor zijn moeder en vader. God riep hem als de opvolger van Elia, Eliza.

32 Misschien dachten velen op de school dat zij vast en zeker de opvolger zouden zijn, dat zij spoedig zijn mantel zouden dragen als hij zijn taak beëindigd had.

33 Maar God roept. God kiest. God verkiest. God zet op z'n plaats. "God heeft in de gemeente geplaatst: sommigen tot apostelen, sommigen profeten; sommigen leraars; sommigen evangelisten, en herders." God doet dit zelf. Wij kunnen niet één haar zwart of wit maken, evenmin kunnen we aan onze lengte toevoegen door bezorgd te zijn. God, in Zijn oneindige genade en door Zijn uitverkiezing en Zijn voorkennis zet deze dingen op zijn plaats, en alles loopt dan precies goed. Ik houd daarvan.

34 Ik zou deze morgen een teleurgesteld man zijn als ik niet in de uitverkiezing en roeping van God zou geloven. Als ik dacht dat het eindresultaat van deze wereld was overgelaten aan de kracht van mensen, en aan de wijsheid van mensen, en aan "de grote Vier" en de V.N. en aan hen die zelfs Gods Naam nooit noemen, zou ik een teleurgesteld persoon zijn. Maar ik kijk dáár niet naar voor het eindresultaat.

35 Ik kijk hier naar de bladzijden van dit oude Boek, waar God het neerschreef, en alles zal precies uitkomen zoals Hij het gezegd heeft en dat is alles. Dus het enige wat mij te doen staat is niet met hen overeen te stemmen, maar overeen te stemmen met Calvarie, overeen te stemmen met God, met Zijn Woord, in Zijn Woord te blijven. Het geeft niet hoezeer het lijkt alsof het zo zal gaan; het zal gaan zoals God bestemd heeft. Het kan niets anders zijn. Want Hij die oneindig is weet het einde vanaf het begin en Hij maakt dat alles tot Zijn eer zal zijn. Juist.

36 Alle dingen zullen moeten medewerken ten goede. Elk ding zal precies op zijn plaats terecht moeten komen. Oh! Als dat de Christen geen moed zal geven! Er kan niets verkeerd gaan. Tenslotte is het niet onze strijd; het is de Zijne. Het is niet onze wijsheid; het is de Zijne. Het enige wat we te doen hebben is ons geloof en vertrouwen daar in te stellen en stil te zitten om de glorie van God te zien, te zien hoe het op zijn plaats komt en hoe elk wiel erin draait. Het mag van de ene naar de andere kant verstrooid worden, maar het beweegt precies naar zijn juiste plaats als God het Woord spreekt.

37 Hij wist het einde van het begin af aan. Hij wist wie Hij zou kiezen. Hij wist dat Eliza Elia's plaats zou innemen voordat de wereld zelfs gevormd was. Alles moet precies juist uitwerken.

38 En wij zijn bezorgd over onze geliefden, enzovoort: "Zullen ze ooit binnenkomen?" Als hun namen zijn geschreven in het Levensboek van het Lam, voor de grondlegging der wereld, zullen zij precies daar ingaan. Dat is het enige waardoor het kan gebeuren. Wij getuigen en laten het licht schijnen. God doet het; Degene die het tot hen brengt.

39 Nu bemerk, dat nadat Elia zijn mantel over hem heen wierp en hij hem aanpaste... Met andere woorden, Elia de profeet, die de mantel van God om zijn schouders had, kwam en legde hem op Eliza, de boer, om te zien of deze hem zou passen. En het duurde ongeveer tien jaren om hem op maat te maken, zodat de mantel paste.

40 Weet u, God plaatst ons gewoonlijk in de werkplaats en werkt ons bij. Nu, Hij veranderde zijn mantel niet zodat deze Eliza paste; Hij paste Eliza aan zodat de mantel hèm paste. En dat doet Hij vandaag ook. Hij verandert ons zodat de mantel ons past, niet de mantel om die passend te maken voor ons. Soms willen wij de mantel passend maken voor onszelf, maar dat kunnen we niet. U moet uzelf laten veranderen, zodat de mantel past. Het is Gods mantel en Hij heeft hem perfect gemaakt. En wij hebben... Hij moet ons in die sfeer brengen zodat de mantel ons past.

41 We kunnen van onszelf niet perfect zijn. Wij weten dat we dat niet kunnen zijn. Er is geen manier voor ons om dat te zijn, en toch zei Hij dat we het moesten zijn. Maar wat deed Hij? Hij maakte een verzoening voor ons; de Here Jezus Christus en Zijn gerechtigheid. Daar komt de perfectie vandaan; onze eigen heiligheid ontkennen, want wij hebben er geen; en onze eigen gedachten, die daar niet behoorden te zijn. Maar we rusten louter op het voleindigde werk van de Here Jezus. God zond Hem naar de aarde en in Hem rusten wij.

42 Bemerk, dat hij al deze jaren, zover wij weten, die ene doop had van het kleed dat op hem kwam. Maar God had door de jaren heen zijn karakter gevormd tot de plaats dat hij, na zijn roeping, in de mantel zou passen om een dienstknecht van de Here te zijn.

43 En toen Elia langskwam en de mantel over hem heen wierp, gingen zij, al reizende de richting van Gilgal uit en naar vele andere plaatsen, en naar de profetenschool. En tenslotte probeerde Elia Eliza te laten terugkeren. Heeft u het opgemerkt? Probeerde hem te laten omkeren. Anders gezegd: "Misschien is de weg een beetje te steil voor je, zoon. Misschien is het een beetje te smal voor je om op te wandelen."

44 Weet u, waar Elia was, was oprechtheid. En waar Gods ware dienstknecht het Evangelie predikt is het het onvervalste, zuivere Evangelie dat gepredikt wordt.

45 Op een dag ging hij naar de profetenschool om hen te bezoeken en zij vroegen hem te vertrekken. Zij zeiden: "Dat is voor ons hier te streng."

46 Wat we vandaag nodig hebben is wat meer zuivere Evangelieprediking die het graan van het kaf zal scheiden, of het goede van het kwade. Laat het goede "goed" zijn en het kwade "kwaad".

47 Al deze kerels met hun ervaring en alles wat zij waren! Zij stuurden iemand heen om iets te eten te halen en iemand van hen haalde een wilde wingerd en verzamelde wat wilde pompoenen en kookte wat dood in hun kerkelijke pot. En weldra riepen ze uit: "De dood is in de pot!"

48 Maar Eliza met een dubbel deel wist wat hij doen moest, dus deed hij een handvol meel in de pot. Hij zei: "Ga het nu maar eten." Met andere woorden, zij...

49 Vandaag denk ik dat wij, als een type, een heleboel Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, Lutheranen, Pinksteren, en van alles hebben gekregen, alles tezamen gemengd, terwijl de een vecht tegen de ander. En het is niet nodig om de hele zaak op te nemen en weg te doen. Wij hebben nog een handvol meel nodig. Houdt dezelfde kerk.

50 Het meel kwam van het huis, of de school daar. Het was het spijsoffer van de mensen die het hadden binnengebracht en de eerstelingen van de oogst, dat gemalen werd met een bepaalde molensteen, die van elke graankorrel hetzelfde maakte. Dan toen...

51 Dit meel, dat allemaal gelijk was, was een type van Christus. Meel is leven. En wanneer het meel, het type van Christus, gemalen wordt, heeft het dezelfde betekenis; "Jezus Christus dezelfde, gisteren, vandaag en voor immer." En het meel en het spijsoffer... En toen zij dit daarin deden, Christus bij de dood voegend, bracht het leven voort. Dat maakt het verschil uit in onze dode vormen, in onze verschillen, in onze kerkelijke twisten en alles. Als we Chrístus er alleen maar in zouden doen, zou het dood en afscheiding veranderen in leven, als we dat maar zouden doen.

52 Er zijn negentien miljoen Baptisten in Amerika. Er zijn dertien miljoen Methodisten in Amerika. Er zijn elf miljoen Lutheranen in Amerika. En tien miljoen Presbyterianen in Amerika. En alleen God weet hoeveel Katholieken er zijn, die elke denominatie overtreffen. Maar wat hebben wij in dit alles nodig? Een handvol meel. Wij moeten leven in de kerk brengen. En Christus is het leven. Hij kwam om ons leven te brengen.

53 Dus hadden zij hun geschillen en hun scholen en hun theologie... hun godgeleerdheid, enzovoort.

54 En toen zei Elia tot Eliza: "Je kunt maar beter terugkeren, omdat de weg misschien een beetje te moeilijk zal zijn." Maar een man van God, die het eens onder ogen heeft gezien, of die de mantel van Gods gerechtigheid en kracht over zijn schouder is geworpen, keert niet gemakkelijk terug.

55 Toen ik de herder deze morgen hoorde zeggen, dat onze... "Velen raken ontmoedigd." Wat wij nodig hebben, broeder, is moed vatten! Wat wij nodig hebben is om bemoedigd te worden. Dat is zo. Beproevingen mogen komen. Ons is nooit beloofd dat we er immuun voor zouden zijn, maar Hij zal ons genade geven er doorheen te komen. Als de berg té hoog is om er overheen te gaan, té diep om er onderdoor te gaan, té breed om er omheen te gaan, zal Hij genade geven om er doorheen te gaan. Juist. Maakt u niet bezorgd maar houdt uw ogen gericht op Christus, want Hij is de Enige die ons erdoor kan halen.

56 Nu, we zien dat als zij doorreizen, ze bij de school komen. En hij zei: "Blijf nu hier. Blijf hier en vestig je hier en wees een goede leraar in de godgeleerdheid, enzovoort. En misschien zal je hier eens de decaan van het college worden. Maar ik moet nog een beetje verder gaan."

57 Kunt u zich voorstellen dat een man van God tevreden zou zijn als decaan van een universiteit, terwijl de kracht van God precies om hem heen was waar hij stond? Nee. Hij zei: "Zo de Here leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten." Daar houd ik van.

58 Blijf erbij, het maakt niet uit hoeveel ontmoediging er komt van uw moeder, van uw vader, of van uw herder. Blijf bij Hem.

59 Zij gingen naar de Jordaan. Zij staken hem over. En Elia zei: "Nu, wat wil je dat ik voor je doen zal?"

60 Hij zei: "Dat een dubbel deel van uw geest op mij zal komen." Hij wist dat hem een werk te doen stond. Hij zei: "Een dubbel deel." Niet alleen maar een goede, warme ervaring, niet alleen maar een goed handenschudden, of een goede gemeenschap met de overigen van de kerk. Maar: "Wat ik wil is een dubbel deel van wat nu het beste is."

61 Ik vertel u, als God een man een wereldomvattende taak geeft, dan moet hij iets beters hebben dan wat de wereld heeft. Hij moet iets beters hebben dan wat de kerk heeft. Hij moet een dubbel deel opeisen.

62 En als er ooit een tijd was dat er een dubbel deel nodig is in de menselijke kringen, iets beters, iets hogers, dan is het vandaag. Ik kan niet... Ik denk dat bonen en granenbrood erg goed is, maar soms moet ik me een beetje hoger uitstrekken. En we doen dat; we moeten het wel doen. Wij moeten blijven klimmen. Israël viel terug als het op dezelfde grond bleef staan. Het moest door blijven trekken of terugkeren. En zo gaat het met de kerk.

63 Dus terwijl zij zo samen voortgingen, zei hij na een paar minuten: "Je hebt iets groots gevraagd, maar toch, als je me zult zien als ik wegga, kun je hebben waar je om gevraagd hebt."

64 Nu, dat moet met een eerlijke beweegreden zijn, met eenvoud van hart, eenvoud van oog, je ogen op de belofte houdend. Hm! Als u vanmorgen ziek bent, als u aangevochten bent, is daar een grote belofte; niet door Elia, maar door God Zelf. "Als u kunt geloven wanneer u bidt, en u gelooft dat u ontvangt waar u om gevraagd hebt, zult u het ontvangen." Het geeft niet wat de dokter zegt, hoe dit gaat of hoe dat gaat; blijf eenvoudig op de belofte staan.

65 Elia gaf hem een voorwaarde. "Als je me zult zien weggaan, zal het op je komen."

66 Er is een belofte: "Indien u kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk voor hen die geloven."

67 Soms kijk ik naar mezelf en denk: "Ik ben in mijn leven zo'n slappeling geweest." Ik heb afgewacht en vele duizenden zielen gemist voor het Koninkrijk, omdat ik afwachtte en zei: "God..." Ik vertrouwde teveel op een geestelijke gave. En ik zei: "Here, als U me het maar wilt tonen; als U me maar een visioen geeft, wat ik moet doen." En God gaf een visioen, vervolgens keerde ik mij om en liet mij door iemand ompraten.

68 En o, ik ben nog nooit tot het punt gekomen, dat ik... zoals ik nu heb, dat ik voel dat het een geloof is, dat we dáár moeten uitstappen omdat het een belofte is. En de dingen die Hij heeft gedaan en de genezingen en de wonderen die Hij heeft verricht, zelfs zozeer dat Hij is neergekomen om Zijn foto naast ons te laten nemen, enzovoort, wat we nooit hebben meegemaakt sinds de wereld begon. En er dan bij te staan als een slappeling? Het maakt mij zelfs ontmoedigd over mezelf. Het is tijd om uw oog op de belofte te richten.

69 En zo wil ik door Gods genade doen. En ik realiseer me dat iedere duivel uit de hel daarop zal schieten. Maar met Gods genade houd ik mijn oog op de belofte gericht.

70 Eliza zei: "Als je..." Elia zei: "Als je me ziet wanneer ik wegga, dan zul je ontvangen waar je om gevraagd hebt." Zo is het. Je moet je oog erop gericht houden; let op de belofte. Wat als hij tegen sommigen van de school, toen hij terugkeerde, had gezegd: "Hé jongens, hoe moet ik het nu doen om precies de profeet te volgen?" Hij zou wellicht gefaald hebben. Maar hij gaf er niet om wat de school dacht of wat al de leraren dachten. Hij gaf er niet om wat de buren dachten, of de huisgezinnen, of wie naar hem keken. Hij hield zijn geloof in de belofte.

71 Wat we vandaag nodig hebben is geloof in de belofte van God en geen aandacht schenken aan wat deze zegt of wat die zegt.

72 Zoals een broeder zei, dat een prediker twee dochters had die doofstom waren en dat de critici van Goddelijke genezing zeiden dat de kinderen niet genezen konden worden.

73 Besteed geen aandacht aan de critici. Houd uw geloof op de belofte. God zei het zo! "Het gebed des geloofs zal de zieke redden en God zal hen oprichten." Als Hij één doofstomme kan laten horen, kan Hij ook een andere doofstomme laten horen. We weten, met onfeilbaar bewijs, dat Hij dit doet. Laten wij ons geloof houden op de belofte. Onze ogen op één ding; onze oren op één ding; onze harten op één ding, en dat ene is Jezus Christus, en Hij is in staat te volbrengen wat Hij heeft beloofd. O, als we daaraan denken verandert dat het hele toneel als we dat snappen. God deed de belofte. God was Degene die dat zei.

74 Nu, hier was Gods afgevaardigde die het zei en nu heeft God het Zèlf gezegd. Wat kunnen wij dan doen? Niets dan onze gedachten dáárop houden. Hij zei: "Als je me zult zien wanneer ik wegga, kun je de belofte hebben." Eliza hield zijn ogen op Elia. Ongeacht wat waar vandaan ook geroepen werd, wat er aan elke zijde plaats vond, wat er vóór en achter gebeurde, daar keek hij zelfs nooit naar. Hij hield zijn ogen op de belofte. Daar bent u er, uw ogen op de belofte.

75 Ik denk aan de dame die wij onlangs 's avonds bezochten, zuster Sauer. De dokter vertelde haar hoe slecht zij eraan toe was. En ik vertelde het haar nooit; vertelde het haar geliefden. En hoe onmogelijk het voor haar zou zijn om ooit gezond te worden. Nu, broeder, haar schoonzoon vroeg me ernaar. Ik zei: "Als zij haar ogen op de belofte kan houden." Het geeft niet wat er gebeurt, houdt uw ogen op de belofte.

76 Iets over zuster Wood hier en broeder Wood, twee boezemvrienden van ons van de kerk hier. Een paar weken geleden was ik in Michigan met mijn vrienden, Leo en Gene. Wij hadden de Chicago samenkomst verlaten en gingen naar enigen van hun mensen om te... om twee dagen lang op hertenjacht te gaan met pijl en boog. En op de terugweg belde mijn vrouw mij op en ze zei: "Bid voor de moeder van mevrouw Wood. Een kanker verteert haar gezicht." En ze zei: "Ik heb zuster Wood nog nooit zo verontrust gezien. Zij huilde." Zuster Wood is altijd een geloofsheldin geweest sinds God haar jongen heeft genezen van een kreupel been en haar genezen heeft van T.B., enzovoort. Maar zij had de moed opgegeven.

77 Die avond daar in de kamer, baden we. Toen ze binnen kwam zei mevrouw Wood: "Broeder Branham, we zullen erheen gaan." En we gingen naar haar moeder die in Louisville was. En zij had een kanker aan de zijkant van haar neus gekregen en de dokter had het behandeld en het had zich verspreid; tot net een kleine ring aan de zijkant van haar neus, en naar boven tot een paar millimeter van haar oog vandaan, slechts het bot was er nog. Het was, zo snel als maar mogelijk was, weggeteerd.

78 Ik ging de kamer in en ik knielde neer. Ik zei: "Ik wil alleen met haar spreken." En ik ging de kamer in om met de vrouw te bidden. En terwijl ik in de kamer was dacht ik: "O God, als U me alleen maar een visioen zou tonen wat er met de vrouw gaat gebeuren." Meneer en mevrouw Wood zaten daarbuiten, wachtend wat het visioen zou zeggen.

79 Maar terwijl ik daar was, werd ik veroordeeld. Ik werd veroordeeld omdat ik aan het wachten was op een visioen. Het leek alsof iets terug verwees, dat het niet de roeping was. "Heb je een visioen nodig, terwijl de belofte al gegeven is?" Dus knielde ik neer en bad. En terwijl ik bad, ankerde er iets vast aan de binnenkant: het geloof in de belofte.

80 Ik kwam de kamer uit. En toen ik mevrouw Wood er over vertelde, zei ze: "Zag u iets, broeder Branham?"

81 Ik zei: "Ik zag helemaal niets, maar ik voelde iets dat me vertelde dat Zijn belofte waar is en dat Hij het gaat doen. En ik geloof dat Hij het doet."

82 En in minder dan vierentwintig uur begon het einde van die kanker weg te gaan en er vormde zich een korstje. Kankers vormen geen korstjes, zoals u weet, tenzij het dood is. Dus daar was het nu. En de vrouw is genezen en thuis. Wat een wonderbare Christus! Door onze ogen op de belofte te houden! God zei het zo!

83 Maar soms als er voor ons gebeden is gaan we weg en zeggen: "Wel, het gebeurde niet onmiddellijk, dus misschien kunnen we maar beter teruggaan." O, nee.

84 Houdt uw oog op de belofte. God zei het zo, dat maakt het vast. Dat is alles. Als God het zo gezegd heeft, dan is God in staat om Zijn belofte te houden, anders zou Hij deze nooit hebben gedaan.

85 Abraham noemde deze dingen die niet waren alsof zij waren. En vijfentwintig jaar lang stond hij op het onmogelijke, omdat hij God in staat achtte te doen wat Hij beloofd had. Amen. En wij zijn door geloof kinderen van Abraham.

86 Natuurlijk, Elia hield zijn ogen op... of Eliza op Elia toen zij verder gingen. En na een poosje kwam de wagen en scheidde hen, de een van de ander, en het pikte toen Elia op. Op... Hij stapte in de wagen en ging heen en trok zijn kleed van zijn schouders en wierp hem terug naar Eliza. Omdat Eliza erin gegroeid was, weet u, paste hij hem precies. En kunt u zich voorstellen...

87 O, ik wil dat u mij uw onverdeelde aandacht geeft, terwijl ik mijn keel voel prikken. Ik wil u iets vragen.

88 Kunt u zich voorstellen hoe Eliza zich voelde, toen hij deze mantel opraapte en om zijn eigen schouders deed? O, wat een gevoel!

89 Ik bedoel dit niet om persoonlijk te zijn, maar ongeveer tien jaar geleden predikte ik hier van de preekstoel over een onderwerp: "David, de strijder met een slinger in zijn hand, en Goliath voor hem." Destijds in die dagen waren er nergens genezingscampagnes op het veld, nergens, waarvan wij wisten. En o, wat waren de mensen kritisch tegen Goddelijke genezing! Maar er gebeurde iets, na een ontmoeting met een Wezen. En de voorganger vertelde mij dat ik mijn verstand had verloren, dat het niet zo kon zijn. Maar van deze zelfde preekstoel hier, sprak ik over David. Ik zei: "Wilt u me vertellen dat u deze onbesneden Filistijn dit leger van de levende God laat uitdagen?"

90 Een kleine, oude, gebogen, krulharige jongen met een jas van schapenvacht aan en een slinger in zijn hand; met een heel leger van Israël dat op de achtergrond stond. En hij ging er alleen op af. Tegen een man, met een... met een speer van ongeveer vijfeneenhalve meter lang, en het eind van het ding woog verscheidene sikkels, misschien twintig pond geslepen staal; een speer van vijfeneenhalve meter. Met vingers die ongeveer vijfendertig centimeter lang waren. En David die misschien negentig pond woog stond daar, op en neer springend, als een strijdlustig kereltje, en zei: "Wilt u mij vertellen (o, tjonge), dat jullie die onbesneden Filistijn laten..." [Broeder Branham klopt vier keer op de preekstoel – Vert] "Als hij op zijn plaats blijft, laat hem blijven staan. Maar hij daagt de legers van de levende God uit." Tjonge, wat een held. "En jullie zijn allemaal te bang om met hem te vechten?" Hij zei: "Laat mij het doen." Oh! Hij zei: "De God des hemels liet mij een leeuw doden met deze slinger. Hij liet me een beer doden met deze slinger. En hoeveel temeer zal Hij deze onbesneden Filistijn in mijn hand geven!" Zeker.

91 En toen de eerste overwinning was behaald, en Goliath verslagen was, volgde het hele leger van Israël David. En zij hakten koppen af en versloegen de Filistijnen volkomen in hun eigen land. Zij achtervolgden hen tot in de uithoeken en slachtten hen, en namen hun steden in, en van alles, en behaalden de overwinning.

92 Broeder en zuster, hetzelfde is gedaan in de sferen van het bovennatuurlijke, toen ze zeiden: "Goddelijke genezing kan niet werken. De dagen van de wonderen zijn voorbij." Als de dagen van de wonderen voorbij zijn, zijn de dagen van God voorbij. De kerk die niet in het bovennatuurlijke gelooft zal uiteindelijk sterven en God zal de kerk verlaten. Het moet zo zijn! God gaf de belofte, en Gods beloften zijn eeuwig.

93 Er waren hier enige tijd geleden een paar meisjes aan het knoeien met radium; en ze doopten het in en schilderden de radium wijzers op de horloges. Ik heb daar ook wat van op deze. En een meisje maakte een vergissing en nam het kwastje en stak het in haar mond. Het doodde haar. En jaren en jaren later nam men een microscoop en zette deze op de schedel van dat meisje en zij konden nog steeds dat radium horen doorgaan: "Brr-rrr-rrr." Het is zonder einde. Het blijft steeds maar doorgaan. Er komt geen einde aan.

94 En, o broeder, als radium dat soort effect in ons heeft, eindeloos, hoeveel temeer zal de eindeloze, eeuwige, bovennatuurlijke, almachtige, geheel oneindige, almachtige God het hebben! Hij moet hetzelfde effect hebben als toen Hij begon. Hij moet het aldoor hebben, anders is Hij niet de almachtige, krachtigste God. Hij wacht nog steeds op iemand met een stoer geloof, die naar voren zal stappen en de vijand zal uitdagen op grond van Zijn Woord en zal zeggen dat het waar is.

95 Nu wat gebeurde er, zodra de grote genezingscampagne begon? Tienduizenden soldaten, Gods mannen, die kwamen uit kleine kerken, zoals Oral Roberts, Tommy Hicks en vele andere voortreffelijke mannen op het veld, trokken hun zwaard en gingen op weg. Dit Zwaard dat snijdt aan beide kanten, als het komt en als het gaat, op en neer, en in en uit: "Een onderscheider van de gedachten, zelfs van het merg van het been." Zij namen hun Bijbels, hun Zwaard, en gingen op weg toen zij zagen dat het kon worden uitgevoerd. En wij hebben de vijand verslagen, door de genade van God, totdat de hele wereld een genezingsopwekking heeft gehad. Het kan worden uitgevoerd. Kleine voorgangers die kleine geringe kerken hadden, enzovoort, vatten vlam en zagen het visioen, trokken het zwaard en gingen voort en versloegen de vijand.

96 Hoe weet u dat het zal werken? Er zijn grote mannen, congreslid Upshaw, koning George van Engeland, en vele grote mannen die ziek en aangevochten waren, die genezen zijn door de kracht van de almachtige God. Dus kunnen ze er nu niets meer over zeggen. Het is gebeurd. Zeker! Hij was...

97 Toen ging Elia weg. Na... Zijn hele hartsverlangen was om die belofte te verkrijgen. Hij wilde de belofte. Dat was zijn motief. Dat was zijn alles. Dat was zijn leven. Dat was zijn bedoeling, alles. Alles, ieder ding hing ermee samen om die belofte te verkrijgen.

98 Ik ben ernstig geneigd te geloven dat we niet oprecht zijn over hetgeen we spreken. Als uw hele doelstelling deze morgen rust op: "Ik geef God de eer voor mijn genezing. Ik ben vastberaden om genezen te worden door de kracht van God. Ik ben vastberaden een Christenleven te leven. Ik ben vastberaden om in vrede met God te wandelen. Ik ben vastberaden om dit te doen. Het maakt me niet uit wat m'n moeder zegt, wat de kerk zegt, wat de voorganger zegt, wat iemand anders zegt, wat de wereld zegt. Ik ben vastberaden. Dat is het enige in mijn hart." Dan zult u ergens gaan komen.

99 Toen Elia zag dat hij vastberaden was om het te krijgen, toen Elia zag dat Eliza vastberaden was gaf hij hem de belofte. Nu, de belofte was: "Indien je me kunt zien wanneer ik wegga! Indien je me kunt zien als ik je verlaat!" Nu is het aan Eliza. Hij wilde de belofte horen, dus kreeg hij de belofte. Nu, er is een "maar" aan verbonden. "Indien je me kunt zien als ik wegga!"

100 Nu, als u deze morgen ziek bent en u wilt genezen worden, kan ik u bewijzen dat Christus u de belofte gaf. De belofte is van u: "Als u kunt geloven! Als u kunt geloven!" Wees niet verslagen.

101 Nu, Eliza was gehuld in de mantel van Elia, de profeet. Wat een overwinningsmars, hoe hij wandelde, voorttredend als een overwinnaar! Hij had de belofte gehoord. Hij voelde de kracht. Hij wandelde als een strijder, regelrecht in de richting van de Jordaan.

102 God zij geprezen, vriend! Deze morgen wandelt elke gelovige, die gekleed is in de gerechtigheid van Christus, regelrecht naar de Jordaan. Juist.

103 Laat de atoombommen komen; laat ze komen, waar dan ook. Wij zijn gekleed en wandelen als overwinnaar. Amen. Ik... "Vrees niet. Ik heb de wereld overwonnen." Jazeker! Herinnert u zich dit? "Ik heb de wereld overwonnen." Christus zei dat.

104 Elia wandelde met een tweedehands mantel aan en voelde zich (terecht) een overwinnaar, komend door de Jordaan.

105 Broeder, met respect wil ik dit tot u zeggen. Trek niemand anders' mantel aan, welke helemaal door de motten is verteerd door twijfel, waar al deze nederlagen en bijgelovigheid en 'ups en downs' er gaten in hebben gemaakt, zodat hij helemaal doorlekt. Doe de mantel van de Overwinnaar, Christus, aan. Vertrouw niet op uw kerk die eens redding door de doop van de Heilige Geest onderwees, die eens Goddelijke genezing onderwees en het nu ontkent, die helemaal door de motten van twijfel en van alles, is verteerd. Doe, voordat u op weg gaat naar de Jordaan, de mantel van Hem aan, die nooit een veldslag verloor. Amen.

106 Nu, Hij had een tweedehands mantel aan, dat is waar. En vanmorgen hebben vele mensen tweedehands mantels aan. Maar toen hij bij de Jordaan kwam, besefte hij dat het kleed alléén niet zou werken. Zo is het. En de kerk, de Methodist, de Baptist, de Pinksterman, de Presbyteriaan: "O, we hebben scholen! Oh... We hebben heel de ethiek van de Bijbel, het past ons. We hebben heel de geweven mantels op orde, de beloften. We hebben het allemaal. O, we zijn gedoopt, ondergedompeld. En we zijn erg apostolisch. We hebben ons bekleed met het apostolisch geloof. Wij geloven in Goddelijke genezing. Wij geloven in God. Wij geloven in de krachten van God. Wij zijn Bijbels gedoopt, op de manier zoals de Bijbel zegt. Wij hebben de Heilige Geest ontvangen. Wij hebben in tongen gesproken. Dit doen wij allemaal." Maar broeder, als dit het enige is wat u nodig hebt, zult u ook wel ontdekken wat u ontbreekt als u bij de Jordaan komt.

107 O, u mag zijn onderwezen. U mag geleerd zijn. U mag een titel hebben, Ds, Doctor in de godgeleerdheid. U mag een Drs, Dr, een doctor in de filosofie zijn. U mag dat alles hebben en u heeft uw zegen gekregen. U mag allerlei graden hebben. U mag het kleed van de Methodistenkerk om u heen hebben. U mag het kleed van de Vergadering om hebben, of van de Eenheids, of de Drieheids, of wat het ook moge zijn. Het is om mee te beginnen alleen maar een tweedehands mantel, juist, het zijn enige mensengemaakte dogma's, zelf bedacht, enzovoorts; en zelfs als u een Christen bent geweest, en de kerk Christelijk was, en u correct was gekleed...

108 Maar toen Eliza zijn standpunt innam, aan de oever waar het volstond met profeten en critici die stonden te kijken wat hij ging doen... En hier kwam hij aan, wandelend met Elia's mantel om. Oh! Halleluja! Hij is anders geschoold. Hij is getraind. Hij is onderworpen. Hij gelooft. Er is niets verkeerd met hem. Hij komt naar de Jordaan. De wereld let op hem.

109 O God, wat hebben we dat vandaag nodig! Met vele geschoolde en ontwikkelde studenten; met vele mannen die de Bijbel kunnen ontrafelen en wiskundig in elkaar passen; vele mannen die door hun leermethode grote dingen kunnen doen; die de Bijbelse geschiedenis tot in de puntjes kennen, die u het uur kunnen vertellen waarop de kandelaar werd aangestoken en het uur dat deze uitging. Zij kunnen u al deze dingen vertellen. En zij zijn... Zij zijn gedoopt in water. Zij hebben de geestelijke doop ontvangen, wat zij de mantel noemen. Zij hebben alles precies op zijn plaats gezet.

110 Dat deed Eliza ook. Maar toen hij naar de Jordaan kwam voor het aangezicht van de kritische wereld, wat riep hij toen? "Waar is de God van Elia?" Het was niet de mantel van Elia die het deed. Het was de kracht van de God van Elia die het deed.

111 En wat de wereld vanmorgen nodig heeft is de kracht van de God van Elia. U mag in tongen hebben gesproken en hebben gejuicht, en door de zaal gerend. Maar wat wij nodig hebben is de kracht van de God van Pinksteren, om het leven voort te brengen en de dingen die in die dagen beleefd werden, in het apostolische uur.

112 Een tweedehands mantel was goed, maar hij had een nieuwe roep van God nodig in zijn hart. Hij had een nieuwe zalving van God nodig. Hij droeg een tweedehands mantel toen hij bij de rivier kwam, maar hij had een splinternieuwe roep uit de eerste hand van God nodig, een eerstehands kracht van God, om het wonder te verrichten.

113 En mijn broeder, wees niet bevreesd om God wat dan ook te vragen. U moet alles van God eisen, of aan God vragen, wat Hij heeft beloofd. Want als ik u een God voorstel die almachtig en zeer krachtig is, en als ik een dienstknecht van God ben, moet ik de werken van God doen. En als ik de werken van God doe moet ik een man van God zijn om deze dingen te laten gebeuren, omdat Hij van mij verlangt het onmogelijke voort te brengen. Ik moet het Hem vragen. Ik moet Hem aanroepen en daar staan en zeggen: "God, U heeft het beloofd." Zo moet u het doen, ieder persoon.

114 "Gij zult kracht ontvangen", zegt Handelingen 1:8, "nadat de Heilige Geest op u is gekomen." Nadat de Heilige Geest op u is gekomen! Nadat u als een Christen bent bekleed, nadat uw geloof zich in Christus heeft gevestigd, dan zult u kracht ontvangen. Daar bent u er. Ja.

115 En mag ik deze morgen dit zeggen, broeder, zuster, tegen een ieder van u, voordat we gaan bidden voor de zieken! Mag ik dit zeggen! Bidt u voor mij, met Gods hulp. Zoals ik tien jaar geleden op dit podium stond en predikte over David en Goliath. Nu is het geen Goliath die mij in de weg staat. God heeft hem voor mij verslagen. Maar wat me in de weg staat is een gebrek aan geloof, het ontbreken van iets waarvan ik wist dat het rondom me was.

116 En vanmorgen, voor deze kleine tabernakel, roep ik het opnieuw uit: "Waar is de God die deze belofte gaf? Waar is de God die ons ginds ontmoette? Treedt naar voren, God, en geef me een bemoediging. Geef me kracht. Geef me een vastberaden geest, ongeacht wat komt of gaat. Of het er nu donker uitziet, of dat het er uitziet... Hoe het er ook uitziet, beweeg voorwaarts. De belofte is waar."

117 Een dezer dagen, broeder, zuster... Tot u, zondaarvriend, hier deze morgen en tot u mensen, die probeert Christendom na te bootsen. U mag tot een kerk behoren. Dat is erg fijn. Ik heb daar niets tegenin te brengen. Niets tegen uw uitstekende, geleerde opleiding, of tegen uw theologie. Ik heb daar niets op tegen. Maar, o, waar is God?

118 Het was tenslotte niet Elia. Het was niet Elia die de rivier deed opdrogen. Het was niet zijn mantel. Eliza nam hem van zijn schouders. Hij vouwde hem precies zo op als Elia. Maar toen hij probeerde ermee te zwaaien was daar geen kracht in. Toen riep hij, wetend dat God daar ergens was, "Waar is die God? Waar is Hij?" Toen moest iets de profeet hebben getroffen, toen hij met die mantel zwaaide en het water raakte, en het zich herwaarts en derwaarts opende. En voor de ogen van de geestelijkheid van die dag, liep hij door de Jordaan, net zoals Elia voor hem deed.

119 Wij hebben de onderwijzingen niet nodig; die hebben we. Maar we hebben de God van Elia nodig. Wij hebben in onze kerk weer de kracht van de God van Elia nodig. De kracht om het vast te houden en om Gods Woord hoe dan ook "juist" te noemen.

120 En deze morgen zijn wij, ieder van ons hier, als menselijke wezens, op weg naar de Jordaan. "En toen hij bij de Jordaan kwam..." U zult daar een dezer morgens of avonden aankomen.

121 Toen hij bij de Jordaan kwam, liep hij als een overwinnaar. Maar toen hij bij de Jordaan kwam, was er een verschil. Hij had een tweedehands mantel aan. Een andere man had hem gedragen. Maar het was een goede mantel en hij wist wie die man was die deze mantel had gedragen.

122 Broeder, zuster, op een dezer morgens moet ik bij de Jordaan aankomen.

123 Ik was aan het denken. Vanmiddag gaan we naar broeder en zuster Wright. Vergeet hen niet. Dit is hun gouden huwelijksdag. Ik ga hier weg van de kerk en zal een etentje met hen hebben. Gisteren dacht ik: vijftig jaren! En ik zie hen beiden op leeftijd, hoogbejaard. Ik dacht: "Ja, ik ben zevenenveertig jaar oud." Zij waren net drie jaar getrouwd toen ik geboren werd.

124 Zevenenveertig! Ik ben naar de Jordaan aan het wandelen. Ik moet er komen. Ik moet er heengaan. Ik zal er aankomen. Het kan zijn in een ongeluk op de weg. Ik zou in een vliegtuig ter aarde kunnen vallen. Ik zou plotseling ergens door een pijl van de duivel beschoten kunnen worden, en sterven. Ik weet niet hoe ik zal gaan. Maar ik weet één ding dat ik ga en ik ben op weg naar de Jordaan.

125 Maar als ik daar aankom, wil ik één ding weten, dat ik ook een tweedehands mantel aan heb. Ik vertrouw niet op de mijne, omdat hij niet goed is. Want zodra Eliza Elia's mantel opraapte, trok hij de zijne in stukken en gooide hem neer. En zo was het toen ik Christus vond. Ik verscheurde mijzelf, mijn eigen ideeën, mijn eigen nonsens, mijn kleinzieligheden. Ik dacht, toen ik een kleine Baptistenprediker was, dat ik net was als... dat ik iemand was. Maar ik verscheurde het; ik deed Zíjn mantel aan. En wanneer ik bij de Jordaan kom, wil ik mijzelf gekleed bevinden in Zijn mantel. Hij zal dat volgen. En op een dag zullen wij er aankomen.

     Dus laten wij een ogenblik bidden.

126 Hemelse Vader, zoals wij deze morgen als overwinnaars op onze tocht naar de Jordaan zijn, zullen we op een dag iets moeten tonen aan de Jordaan, dat is door ons sterven. En o, wat zal dat verschrikkelijk zijn, van God gescheiden te zijn. We kunnen dan niet oversteken. Nee. Maar Eliza had, toen hij daar aan kwam, Elia's mantel... En toen hij de mantel uitdeed... van die Elia, de man die welbehaaglijk voor Uw aangezicht was, en U had hem aangenomen en nam hem met U mee naar de hemel. En Eliza droeg zijn mantel, die hij bij de Jordaan aanbood, het sterven, de mantel van Elia, en deze werd aangenomen en de Jordaan opende zich en hij wandelde naar de overkant.

127 Dierbare God, op een dag zullen wij daar moeten komen. Wij kunnen niet onze goede werken aanbieden; wij hebben er geen. Wij kunnen niets van de wereld aanbieden. Ik verlang het zelfs niet om te proberen iets aan te bieden, maar ik vertrouw volkomen op de verdienste van Jezus. U accepteerde Hem en liet Hem uit de dood opstaan, en Hij werd in de tegenwoordigheid van God gebracht waar Hij voor eeuwig zal verblijven. En God, dit wil ik U aanbieden, dat ik in Hem geloof en dat ik van Hem houd. En door Zijn genade heeft Hij ons bekleed met Zijn mantel. En ik bid, Vader, dat U ons nu, in de dagen van strijd, wilt helpen. En waar de mannen van God de werken van God moeten doen, bid ik dat U ons het kleed van Christus laat nemen, de kracht van de Heilige Geest, en ons de God laat aanroepen die in Hem leefde. Sta het toe. Wij vragen het in Christus' Naam.

128 En terwijl wij onze hoofden gebogen hebben, vraag ik me vanmorgen af, of hier iemand is die naar de Jordaan probeert te wandelen zonder deze mantel aan. Als er iemand is die niet de mantel van Jezus Christus aan heeft, ofschoon deze toch op een keer door de Zoon van God werd gedragen, vraag ik me af, als u deze vanmorgen niet aan heeft, of u uw handen naar God wilt opheffen en zeggen: "Dierbare God, ik wil het in dit uur aanvaarden."

129 God zegene u, dame. Wil iemand anders zijn hand opsteken? God zegene je, zoon. Iemand anders, wilt u uw hand opsteken? God zegene je, kleine jongen. God zegene je, jongeman. Wil iemand anders zijn hand opsteken? God zegene u daar achteraan, meneer.

130 Zeg het gewoon: "Met Gods hulp wil ik deze morgen mijn eigengerechtigheid verzaken, mijn eigen ideeën en mijn gedachten over plezier maken en een geweldige tijd hebben, en de zonde waarin ik leefde. En ik wil dat Christus mij deze morgen Zijn mantel aandoet, zodat ik Zijn mantel zal gebruiken. Ik weet dat het een volmaakte is." God zegene je, zoon. Iemand anders die zegt: "En ik wil nu opsteken..."

131 Steek uw hand op en zeg: "Ik wil nu de Heilige Geest in mijn leven aanvaarden. Ik wil met Zijn gerechtigheid bekleed worden. Als ik daar op die dag aankom, wil ik niet mezelf aanbieden en zeggen: 'Wel nu, weet u, ik kocht op een dag wat kolen voor iemand. Ik heb dit gedaan.'" Dat is fijn, dat is erg fijn, maar dat... Iets moest voor u sterven zodat u kunt leven, en alleen door deze handeling kunt u gered worden. Wilt u uw hand opsteken? Zeg: "Christus, ik verzaak nu mijn eigen weg. Ik accepteer Uw weg. Ik wil dat U genade voor mij heeft als ik aan het einde van de weg kom." Goed. God zegene u, dame. God zegene u. In orde.

     Nu, we zullen bidden.

132 Nu, rechtvaardige, hemelse Vader, er gingen enige handen omhoog, zeven, acht, of tien handen. Ik ken hun toestand niet. U weet alles over hen. Ik niet. Maar zij zijn vandaag in nood. En zij beseffen dat zij in nood zijn en zij zijn bereid om te komen en hulp te aanvaarden in een tijd van moeite; om nu het grote uur te zien dat gaande is, de atoombommen, de grote dingen die op ons wachten.

133 En ik bid, hemelse Vader, dat U vandaag deze mensen wilt zegenen en Uw hand op hen wilt leggen en al hun zonde en twijfel weg wilt nemen. En mogen zij hun eigen oude, door de motten aangevreten kleed van eigengerechtigheid, waar de bladrups en de krekels en de motten van bijgelovigheid en kerkelijkheid gaten in hebben gevreten, weggooien en... Dat zal het niet langer uithouden. Mogen zij het gewoon weggooien en zich uitstrekken om de mantel van de Here Jezus te krijgen. Zeg: "Ik vertrouw Hem. Ik kleed mijzelf niet in mijn eigengerechtigheid, noch in mijn eigen gedachten. Maar van dit uur af aan, vertrouw ik U." Sta het toe dat zij het zullen ontvangen, Vader, want we vragen het in Christus' Naam. Amen.