Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Hebreeën, hoofdstuk 7, deel 1

Door William Marrion Branham

1 ... avond om Joyce te horen zingen. Wist u dat dit een wonder op zichzelf is? Dat kleine meisje, hoe kan ze dat allemaal onthouden? En iedere avond heeft ze een nieuwe. Hoe ze die allemaal kan onthouden! Ze heeft beslist een klein meesterbrein. De Here zegene dat kind.

2 Nu, morgen om half drie zijn we in het uitvaartcentrum in Charlestown, Indiana, om onze geliefde overleden zuster, zuster Colvin, de laatste eer te bewijzen, in het uitvaartcentrum en aan het graf; morgenmiddag. Iemand die eens leefde zoals u vanavond en aan de sluier is voorbijgegaan, wat u ook eenmaal zult doen. En allen die de dienst willen bijwonen zijn welkom. Het zal beslist een grote hulp zijn voor de familie Colvin om te weten dat de Tabernakel hier, waar zij allen gedurende zo lange tijd zijn heengegaan, enzovoort, zal... We zouden het fijn vinden als u zou komen. En ik denk dat onze dierbare broeder McKinney, degene die vele jaren geleden predikte op de begrafenis van mijn broer, het grootste aandeel in de begrafenis zal hebben en ik werd gevraagd om hem te komen helpen bij de begrafenisdienst.

3 Ik was een beetje laat vanavond. Ik heb zoveel ijzers in het vuur, dat ik niet weet welke kant ik op moet gaan. Er zijn zoveel telefoontjes en er zijn aanrijdingen en ongelukken en mensen die opbellen en komen; we zijn net een paar ogenblikken geleden uit Louisville weggegaan om snel hierheen terug te keren. We lieten daar een paar oproepen achter die echt ernstig waren en die vanavond nog, vermoed ik, moeten worden beantwoord. Dus bid voor ons als we verdergaan.

4 Vanmorgen ben ik helemaal niet aan mijn tekst toegekomen, aan het zevende hoofdstuk van het boek der Hebreeën. Terwijl wij het opslaan wil ik vanavond de aankondiging doen betreffende de samenkomst van broeder Graham Snelling daar in de tent aan het eind van de Brigham Avenue. Zo de Here wil, wil ik woensdagavond terug zijn. Dan zullen we een bepaalde avond kiezen dat we er als delegatie op een keer deze week heen zullen gaan, om broeder Graham in de samenkomst te bezoeken. Hij zegt dat hij "een fijne menigte" heeft, en hij waardeert het als wij komen voor steun. Broeder Graham Snelling, als iemand van u de samenkomst gaat bijwonen of dat wenst, het is precies aan het einde van de Brigham Avenue, hier verderop. Iedereen kan u vertellen waar het is. De tent staat precies aan het eind van het speelveld. Hij waardeert uw medewerking. Want wij als Tabernakel hebben voor honderd procent medewerking toegezegd, daarom proberen we te helpen.

5 Dan zullen we spoedig, zo de Here wil, tot de plaats van het elfde hoofdstuk van Hebreeën toekomen, over een paar avonden, zo God wil, en ik denk dat we daarin ook een geweldige tijd zullen hebben.

6 En o, de Here zegende ons deze morgen op een buitengewone manier. Wat goot Hij Zijn Geest op ons uit! En vanavond verwachten wij dat Hij het weer zal doen, vervolgens woensdagavond en zo verder. En de avonden die ik mis zal broeder Neville hier zijn om het precies daar op te pakken, als ik weg ben.

7 Ik weet nooit wat ik ga doen; je kunt op dit moment hier zijn en het volgende uur naar Californië worden geroepen. Ziet u, je weet eenvoudig niet waar de Here je heen wil zenden. Dat is de reden dat het moeilijk voor mij is om reisschema's te maken en te zeggen dat we zo en zo zullen doen. Ik kan beginnen een bepaald iets te doen en de Here zal me ergens anders heen sturen, zie. Dus wij weten niet precies wat Hij zal doen. "Slechts als de Here wil", zeiden we. En ik geloof dat ons is opgedragen, of bevolen in de Bijbel: "Zo de Here wil, zullen we deze bepaalde dingen doen." Als het dus gebeurt dat wij niet de gemaakte plannen maken... of de gemaakte afspraken nakomen, dan voelen wij dat het misschien niet de wil van de Heer was dat het gebeurde.

8 Onlangs zaten we helemaal verkeerd, broeder Roberson, broeder Wood en ik. En we vroegen ons af: "Hoe kan dat?" Ik zat daar en keek op een landkaart terwijl we zuidelijk waren komen aanrijden en we reden op een weg vijftig mijl terug in noordelijke richting. En ik heb ongeveer sedert mijn veertiende jaar op de snelweg gereden. Ik vraag me af hoe ik dat ooit kon doen. We stonden daar, alle drie. We hebben allen op snelwegen gereden. We keken op een kaart, hielden de "130" aan, die door Illinois loopt en een flauwe bocht maakte; we hadden niet opgemerkt dat de zon achter ons was in plaats van voor ons, we gingen noordwaarts in plaats van zuidwaarts. En het eerste, weet u, wat ik zei toen we een weg kruisten, was: "Dit is de goede weg niet." Keken daar en ontdekten dat we vijftig mijl de verkeerde kant op waren gegaan, precies die kant op.

9 Toen we terugreden waren we aan het praten. Ik zei: "Weet je waarom? Wij... Het kan zijn dat de Here ons deze weg liet voorbijrijden om te voorkomen dat we daar ergens een vreselijk ongeluk zouden krijgen, of dat er misschien iets anders zou zijn gebeurd. Wij weten dat alle dingen medewerken ten goede voor degenen die de Here liefhebben. Dat is alles wat we moeten bedenken."

10 Nu vanavond beginnen we aan een kleine onderwijzingsles. En als ik... Ik denk niet dat we er aan toekomen (misschien wel vanavond)... Dit is het grote hoofdstuk betreffende de leer over tienden, aan de gemeente. En het is een belangrijk onderwerp waar we weken en weken bij zouden kunnen blijven stilstaan, bij dat ene ding: hoe Abraham aan Melchizédek tienden betaalde en waarom het essentieel is.

11 Heeft iemand daar achteraan last van deze ventilator? Hebt u liever dat hij wordt uitgezet? Als iemand er last van heeft, dat het in uw gezicht blaast, een van de ventilatoren, als dat zo is, steek even uw hand op. Of stuur een van de zaalwachters, stuur iemand naar de broeder hier, hij zal hem voor u afzetten. En ik zet hem een beetje bij mezelf vandaan; ik krijg het warm en begin te zweten en dan ben ik weldra hees, weet u. Dus het is aan u, het stoort mij in het geheel niet. We willen dat u zich prettig voelt.

     We zijn niet van plan teveel tijd van u te nemen, maar we willen rechtstreeks ingaan op het Woord. Laten we, voordat we dat doen, een ogenblik spreken tot de Auteur:

12 Hemelse Vader, wij weten niet wat er voor ons ligt. Maar het enige wat we wel weten en waar we van overtuigd zijn is dat er goede dingen voor ons liggen. Want er staat geschreven: "Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord, noch wat in eens mensen hart is opgeklommen, dat heeft God bereid voor degenen die Hem liefhebben."

13 En wij bidden dat U vanavond de vensters des hemels zult openen in Uw voorraadschuur en ons Uw Woord wilt geven, dat het iets zal zijn wat toepasselijk is; iets om ons geloof als Christenen te vermeerderen en ons beter te grondvesten op het Evangelie dan hoe we waren toen we binnenkwamen. Sta het toe, Vader. Moge de Heilige Geest het Woord van God nemen en het aan ieder hart uitdelen naar gelang wij van node hebben. In Jezus' Naam, Uw geliefde Zoon, bidden wij. Amen.

14 Vanmorgen zijn we gebleven bij het laatste vers van het zesde hoofdstuk, dus we kunnen nu direct doorgaan met het zevende:

     waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan naar de ordening van Melchizédek hogepriester geworden in eeuwigheid.

15 We zullen nu de eerste drie verzen lezen... de eerste twee verzen... of de eerste drie verzen, liever, van het zevende hoofdstuk, zodat we meteen kunnen beginnen.

     Want deze Melchizédek, koning van Salem, priester van de allerhoogste God, die Abraham bij zijn terugkeer na het verslaan van de koningen tegemoet kwam en hem zegende,

     aan wie ook Abraham een tiende van alles gegeven heeft,... (daar zijn uw tienden) is vooreerst, volgens de uitlegging (van zijn naam): koning der gerechtigheid, vervolgens ook: koning van Salem, dat is: koning des vredes;

     zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin van dagen of einde des levens, en, aan de Zoon van God gelijkgesteld, blijft hij priester voor altoos.

16 Wat een geweldige uitspraak! We zullen nu naar het Oude Testament moeten teruggaan om deze grote kernwaarheden op te graven. En o, wat houd ik van ze!

17 U weet dat we vroeger in Arizona naar goud zochten. We zochten dan een stukje grond op dat er geschikt uitzag. Meneer McKnelly en ikzelf, we zouden naar een plaats uitzien waar het leek alsof... in die greppeltjes waar het water gestroomd had, wat ze "washes" noemen. En hij liet me dan neerknielen en ik moest over het zand wrijven en [Broeder Branham blaast – Vert] erop blazen; dan wrijven en [Broeder Branham blaast – Vert] erop blazen. Ik vroeg me af waarom hij dat deed. Toen kwam ik er achter dat, wanneer je op het zand blaast, het opstuift. En alles, zelfs lood, is lichter dan goud. Goud is zwaarder dan lood. Als je dus blaast zal de rest van de metalen en het zand en vuil weggeblazen worden, maar het goud zal op de grond blijven liggen. Als je daar dus wat uitgespoeld goud vindt, bewijst dat dat zich daar ergens een goudader bevindt waarvan de regen deze kleine stukjes heeft uitgespoeld. Dan haalden we de houwelen op, enzovoort, en groeven bijna de heuvel af om te proberen dit goud te vinden. Boorden gaten in de grond, spitten ze uit, plaatsten er dynamiet in en bliezen het op, bleven schachten opblazen, al dieper gaande, totdat we de hoofdader hadden gevonden. Nu, dat is wat wij "gouddelven" noemen.

18 En vanavond proberen wij Gods Woord te nemen en het door de kracht van de Heilige Geest te gebruiken om al de onverschilligheid en twijfels bij ons weg te blazen, al deze kleine onnozele dingetjes, die eenvoudig geen grond hebben, die in ons leven van geen enkel gewicht zijn; wij willen het allemaal wegblazen, zodat wij deze heerlijke Ader kunnen vinden. Die Ader is Christus.

19 Moge God ons nu helpen als wij in Zijn Woord lezen en studeren. In de drie voorgaande hoofdstukken – bijna – hebben we het zo nu en dan over Melchizédek gehad.

20 Ik geloof dat Paulus de juiste uitleg geeft:

     Want deze Melchizédek, koning van Salem,... ("Koning van Salem", en iedere Bijbelstudent weet dat Salem vroeger... Jeruzalem werd vroeger "Salem" genoemd. En Hij was de Koning van Jeruzalem. Let op Hem!) priester van de allerhoogste God,... (dat is een bemiddelaar) die Abraham bij zijn terugkeer... (Ik wil Zijn geslachtsregister bekijken, van deze belangrijke Man, zodat u zult weten Wie Hij eerst was; en dan zult u... zullen we verdergaan met het verhaal.) na het verslaan van de koningen tegemoet kwam en hem zegende,

     aan wie ook Abraham een tiende van alles gegeven heeft, is vooreerst, volgens de uitlegging (van zijn naam): koning der gerechtigheid,...

     Let op: "gerechtigheid!" Nu, we hebben eigengerechtigheid, we hebben gerechtigheid uit schijngeloof, we hebben bedorven gerechtigheid, allerlei soorten. Maar er bestaat één echte gerechtigheid en die gerechtigheid komt van God, en deze Man was de Koning der gerechtigheid. Wie zou Hij zijn?

21 Nu, Hij was de Koning der gerechtigheid, de Koning van Jeruzalem, de Koning der gerechtigheid, de Koning des vredes. Jezus werd de "Vredevorst" genoemd en een prins is de zoon van een koning. Als deze Man dus de Koning des vredes was, dan zou Hij de Vader van de Prins des vredes moeten zijn. Begrijpt u het?

22 Laten we Zijn afkomst wat verder bekijken om te zien waar we terecht zullen komen:

     Zonder vader,... (Nu, Jezus had een Vader. Gelooft u dat? Dat had Hij beslist.) zonder moeder,... (Jezus had een moeder, maar deze Man had vader noch moeder.) zonder geslachtsregister,...

     (Hij heeft nooit iemand gehad waar Hij van afstamde, geen enkele afkomst. Hij was er altijd. Zonder afkomst!) zonder begin van dagen... (Hij heeft nooit een tijd gehad waarop Hij begon.) of einde des levens,... (Het zou niets anders kunnen zijn dan God! Dat is alles wat het kon zijn.)

23 Als u nu oplet als we het volgende vers lezen, kijk: "Vooreerst, volgens de uitlegging van zijn naam: koning der gerechtigheid." Dat is niet wat ik bedoel. Het derde vers:

     ... of einde des levens, en, aan de Zoon van God gelijkgesteld,... (Nu, Hij was niet de Zoon van God. Want als Hij de Zoon was, had Hij een begin en deze Man had geen begin. Als Hij een Zoon was, had Hij zowel vader als moeder moeten hebben. En deze Man had vader noch moeder, maar Hij was de Zoon van God gelijkgesteld) blijft hij priester voor altoos.

24 Doctor Scofield probeert te zeggen dat het een priesterschap was, genaamd het Melchizédekse priesterschap. Maar ik wil u daar voor een ogenblik bij laten stilstaan. Als het een priesterschap was, dan zou het een begin moeten hebben en moest het een einde hebben. Maar dìt had geen begin, noch had het een einde. En hij zei niet dat hij een 'priesterschap' had ontmoet, hij ontmoette een Man! en noemde Zijn naam Melchizédek. Hij was een persoon, geen denominatie, geen priesterschap of vaderschap; Hij was absoluut een Man met de naam Melchizédek, die de Koning van Jeruzalem was. Geen priesterschap, maar een Koning zonder een vader. Priesterschappen hebben geen vader. En deze man was zonder vader, zonder moeder, zonder begin van dagen of einde des levens.

25 Nu, de Zoon van God... Wie was dit? Dit was Jehova! Dit was de almachtige God Zelf! Het zou geen ander kunnen zijn.

26 Let nu op:

     ... blijft hij... voor altoos. (Hij heeft hier een getuigenis dat Hij leeft, dat Hij nooit sterft. Hij deed nooit iets anders dan leven.) ... blijft hij... voor altoos.

27 Nu, Jezus werd aan Hem gelijk gemaakt. De reden dat er een verschil bestaat tussen God en Jezus is: Jezus had een begin, God had geen begin; Melchizédek had geen begin en Jezus had een begin. Maar Jezus werd aan Hem gelijk gesteld.

     ... blijft hij priester voor altoos.

28 Nu, toen Melchizédek op aarde was, was Hij niets anders ter wereld dan de Jehova God die door schepping werd gemanifesteerd; Hij was hier zoals een theofanie. Abraham had eens een ontmoeting met Hem in zijn tent. En zoals we vanmorgen zeiden: Abraham herkende Hem. En Hij vertelde aan Abraham wat Hij van plan was te doen, want Hij wilde de erfgenaam van de wereld niet blind laten voor de dingen die Hij zou gaan doen.

29 Mag ik hier een ogenblik stoppen om te zeggen dat God nog steeds dezelfde mening is toegedaan betreffende Zijn gemeente. U bent geen kinderen der duisternis, u bent kinderen des lichts. En de... wij die... "Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven." En zou de God die zo met Abraham handelde, die de aarde zou beërven... En Hij zei: "Ik zal deze dingen niet verborgen houden voor de man die de aarde zal beërven." Hoeveel temeer zal Hij Zijn geheimen openbaren aan Zijn gemeente die de aarde zal beërven!

30 Daniël zei: "In die tijd zullen velen onderzoek doen en de kennis zal vermeerderen." En hij zei: "De verstandigen zullen hun God kennen in die dag en zullen te dien dage grote daden doen." Maar de goddelozen zullen de God des hemels niet kennen. Ze kennen Hem in een vorm en in een ritueel, zoals we zagen in onze eerste les, maar zij kennen Hem niet op de wijze van volmaaktheid. En God kan alleen werken door volmaaktheid, want Hij is volmaakt. Geprezen zij Zijn Naam! Het moet een volmaakt kanaal zijn waar God doorheen werkt, omdat Hij door niets anders dan volmaaktheid kan werken. Hij kan Zichzelf op geen enkele wijze bevlekken.

31 Daarom kwam Jezus om onze zonden weg te nemen, opdat wij vervolmaakt zouden mogen worden, zodat God door Zijn gemeente zou kunnen werken. Daar ligt het geheim. Daar is de wereld blind voor. Daarom willen zij zeggen dat u uw verstand hebt verloren. Daarom willen zij zeggen: "U weet niet waarover u praat." Want de dingen des Heren zijn dwaasheid voor de wijsheid van deze wereld. Maar de dingen van de wereld zijn vleselijk voor de gelovige. Dus u bent een ander persoon, u leeft in een andere sfeer. U bent niet meer van deze wereld, u bent van dit leven overgegaan in een nieuw leven.

32 Daarom openbaart God Zich niet aan de wereld, niet aan de psycholoog, niet aan de opgeleide predikers, maar aan de eenvoudigen van hart! Zijn mensen, die zachtmoedig zijn, daar zal Hij de geheimenissen van de grote dingen van God aan openbaren. Ziet u het?

33 Nu, Abraham zou de wereld beërven. Door het Zaad van Abraham zouden alle volken worden gezegend. Dus God kwam naar beneden en sprak tot hem in de vorm van een Man. Nu, God is altijd op aarde geweest. God heeft de aarde nooit verlaten. Indien Hij ooit de aarde zou verlaten, weet ik niet wat er van haar terecht zou komen. Maar God is hier altijd geweest in de een of andere vorm. O, geprezen zij Zijn Naam!

34 Hij was bij de kinderen die uit Egypte kwamen in de woestijn, in de vorm van een licht. Hij sprak tot Abraham in de vorm van een Man. Hij sprak tot Mozes in de vorm van een Man. Hij sprak tot de gemeente in de vorm van een Man (Zijn Zoon Christus Jezus). En Hij spreekt vandaag door Zijn gemeente, door de gezalfde gemeente van de levende God, door vaten van klei: "Gij zijt de ranken, Ik ben de Wijnstok." God spreekt nog steeds en de wereld ziet Jezus zoals u Hem aan hen voorstelt. Dat is de wijze waarop de wereld... "U bent geschreven brieven, gelezen door alle mensen", uw leven vertelt wat u bent.

35 Deze Abraham nu, op zijn terugreis... We zullen teruggaan naar het boek Genesis en gedurende een paar ogenblikken over hem lezen. Ik geloof dat het in het veertiende hoofdstuk van Genesis staat. O, wat is dit een prachtig verhaal hier. We weten allemaal van Abraham hoe God hem riep uit het land der Chaldeeën en uit de stad Ur en tegen hem zei zich af te scheiden van zijn verwanten.

36 God roept mannen of vrouwen, Hij roept tot afscheiding! Dat is de moeite die de hedendaagse kerken hebben, zij willen zich niet afscheiden van de oude, vleselijke ongelovigen. Dat is de reden dat we niets verder kunnen komen. We komen in die ene vleselijke stroom terecht en we zeggen: "O, Jim is een goeie jongen al drinkt hij. Als hij... en ik ga met hem mee naar de goktent, maar ik gok niet. Ik ga met haar naar het feestje waar ze vieze moppen vertellen, enzovoort, maar ik vertel er geen een."

37 Kom uit van hen! Dat is juist. Scheid u af! "Raak het onreine niet aan en Ik zal u aannemen", spreekt de Here. "Span niet samen met ongelovigen; trek geen ongelijk juk aan." Doet u dat niet. Scheid uzelf af.

38 God riep Abraham om zich van al zijn familieleden en bekenden af te scheiden en met Hem te wandelen. Broeder, soms betekent het dat u een kerk moet verlaten. Het betekende dat voor Paulus; hij moest zijn kerk verlaten; voor velen betekende het dat. Soms betekent het dat je je huis moet verlaten. Soms betekent het vader en moeder te verlaten en alles achter te laten. Ik wil daar niet mee zeggen dat dit altijd moet, maar soms moet het. Het betekent dat je alles tussen jou en God opzij moet zetten om met Hem alleen te wandelen. O, die gezegende, lieflijke gemeenschap! Die gemeenschap die u hebt wanneer u uzelf afscheidt van de dingen van de wereld en de vleselijke gelovigen die lol over u maken, en alleen wandelt met Christus.

39 Hoeveel keer heb ik God daarvoor gedankt! Hij zei: "Ik zal u in deze huidige wereld vaders en moeders geven. Ik zal u vrienden en bekenden geven. En Ik zal u nooit verlaten en Ik zal u nooit in de steek laten. Ofschoon de hele wereld u de rug toekeert, Ik zal met u meegaan, zelfs tot aan het einde van de weg."

40 Wat is het een gezegend voorrecht als iemand de uitdaging krijgt om de Here Jezus te volgen, om zich af te scheiden van al zijn wereldse relaties, om de Here te volgen. En als het blijkt dat iemand zich niet goed weet te gedragen en zichzelf niet kan voordoen als een Christen, maar van vleselijke dingen houdt, dan is het het beste voor u om snel naar een andere partner uit te zien. Dat is juist. En als er niemand met u mee wil gaan, dan is er Eén die beloofde met u te zullen meegaan: dat is de gezegende Here Jezus. Hij zal met u meegaan.

41 God zei tegen Abraham: "Scheid uzelf af." En zo menselijk als Abraham was, nam hij zijn vader mee, nam hij de zoon van zijn broer mee, zijn neef; ze hingen allemaal aan hem. En God zegende hem nooit totdat hij deed wat God hem had gezegd om te doen.

42 Ik zeg niet dat u geen Christen bent. Dat... ik ontneem niemand zijn christelijk karakter. Maar ik zeg dit, dat als God u vertelde iets te doen, Hij u nooit zal zegenen tenzij u het doet. Ik sta vanavond achter de kansel terwijl een van die dingen op mij slaat. Mijn samenkomsten zijn niet meer wat ze zouden moeten zijn gedurende de afgelopen twee jaar. Dat komt omdat ik niet naar de Here heb geluisterd. Ik... Hij zei tegen mij: "Ga naar Afrika en dan naar India." Het staat hier precies achterin dit boek opgeschreven.

43 En de manager belde me op en zei: "Laat die Afrikanen gaan, India is er klaar voor."

44 De Heilige Geest bezocht mij en zei: "Je zult naar Afrika gaan zoals Ik tegen je heb gezegd."

45 Er ging weer een jaar voorbij. En de managers... ik was het vergeten. Hij zei: "We gaan naar India, de tickets zijn er al."

46 Ik vertrok, vergat het totdat ik te Lissabon aankwam. Op een nacht dat... ik dacht dat ik dood zou gaan. De volgende morgen probeerde ik naar de badkamer te lopen om een bad te nemen. O, ik was zo ziek, ik kon nauwelijks opstaan. Daar hing dat Licht in de badkamer, dat sprak: "Ik dacht dat Ik je had gezegd eerst naar Afrika te gaan."

47 Mijn samenkomsten zijn langzamerhand minder aan het worden sinds die tijd. Hoewel ik naar India ging waar ongeveer een half miljoen mensen bijeen stonden; maar het was niet wat God had gezegd om te doen. En ik voel dat mijn samenkomsten nooit meer een succes zullen zijn totdat ik daarheen terugga en die zaak in orde maak. Ongeacht wat ik doe, Afrika komt op de eerste plaats, omdat je het moet doen. Daar ligt Gods eeuwig Woord. Ik had beter moeten weten. Maar ik moet teruggaan. En ik voel dat het dit komende jaar is, dat het de tijd is om "uit m'n schulp te kruipen" met de hulp van de Heer.

48 Dit heerlijke oude Evangelie dat zo langzaam is gegroeid als een eik; maar ik geloof dat zij nu op het punt staat haar takken uit te spreiden. Ik geloof het, deze geweldige boodschap en grote zaak. Ik geloof dat de Here ons de wereld opnieuw laat schudden voor de glorie van God.

49 Je moet doen wat God je zegt om te doen. En Abraham ging op weg, nam zijn familie mee. Hij hield van ze, dat is de menselijke kant. Maar na een poosje, gaandeweg, stierf z'n vader en hij begroef hem. Toen had hij zijn neef nog en ruzies en onenigheden kwamen opzetten. Tenslotte nam Lot z'n kans waar en trok Sodom binnen. En als u op Abraham let, hij ruziede niet met Lot; hij zei: "Wij zijn broers, we moeten niet argumenteren. Maar kijk eens om je heen en kies dan maar welke kant je op wilt gaan. Als jij oostwaarts gaat, zal ik westwaarts gaan. Als jij noordwaarts gaat, zal ik zuidwaarts gaan." Dat is de christelijke houding, om bereid te zijn de ander het beste deel van de zaak te geven. Stel hem altijd de keuze voor, laat hem eerst kiezen.

50 Waarvoor? Wat veroorzaakte dat Abraham dit deed? Hij wist dat God hem had beloofd dat hij de hele zaak hoe dan ook zou beërven. Amen. Wat maken we ons dan nog druk om een tent of een hut? De hele zaak behoort ons toe! "Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven." Het behoort ons allemaal toe. God heeft het gezegd. Geef de man dus het beste van wat er valt te kiezen als hij dat wil, misschien is dat alles wat hij ooit zal bezitten. Maar het behoort u allemaal toe, door de belofte erfgenamen van de verlossing. Het is alles het uwe.

51 Dus daar zat Sara, de mooiste vrouw in het land, op de heuvelrug, met haar man, zoals van haar werd verwacht. Ze droeg misschien niets anders dan jurken van bedrukt katoen, of hoe u het noemen wilt, terwijl mevrouw Lot zich kleedde als een miljonaire. En haar man was de burgemeester van de stad, hij was een rechter die in de poort zat. Zij had alles; bezocht al de naaikransjes en kaartpartijtjes die in Sodom en Gomorra aan de gang waren. Maar Sara schepte er meer behagen in om met haar man te leven van een schamel loon, wetende dat ze in de wil van God was, dan te genieten van de rijkdommen van... of met het genoegen van tijdelijke rijkdommen. Zo is het. Dan komt God langs.

52 En op een dag zal het u, net zo zeker als wanneer u de verkeerde weg inslaat, het zal u op een dag inhalen. U mag denken dat het goed met u gaat. U mag denken dat u ermee door kunt gaan, maar dat kunt u niet. Het mag er naar uitzien dat u het allemaal verborgen kunt houden, maar het is niet verborgen. God weet alles. Hij weet of u uw belijdenis echt meent of niet. Hij weet of u echt meent dat u Hem gelooft en bent gered en Hem hebt aanvaard en dat u dood bent voor de dingen van de wereld en dat u levend bent in Christus. Hij weet dat.

53 Als we nu op Abraham letten, wil ik dat u die echte geest opmerkt. O, de hele gezegende zaak hier is genade. Ik wil nu dat u met mij mee leest voor een ogenblik vanaf het veertiende hoofdstuk van Exodus.

54 Het eerste wat plaats vond toen zij daar heengingen was, dat Lot in problemen kwam. Waarom? Hij was uit de wil van God. Als u in problemen komt terwijl u in de wil van God bent, zal God u eruit helpen. Maar als u buiten de wil van God in problemen bent, kunt u slechts één ding doen en dat is weer in de wil van God komen.

55 Nu, de koningen hadden zich allemaal verzameld en ze bedachten dat de vlakten daar beneden goed voorzien waren van water en dat ze heen zouden gaan om deze oude steden Sodom en Gomorra in te nemen en in bezit te nemen. En ze deden het. En toen ze heentrokken en het innamen, namen ze Lot met zich mee.

56 Nu wil ik dat u de Geest van Christus hier in Abraham opmerkt. Let op het veertiende vers: [Genesis 14 – Vert]

     Toen Abram hoorde, dat zijn broeder... (Vat u het?) ... zijn broeder als gevangene was weggevoerd, bracht hij zijn geoefenden, degenen die in zijn huis geboren waren, in de strijd, driehonderd achttien man, en achtervolgde hen tot Dan toe.

57 O, wat een gezegende gedachte van genade! Hoewel zijn broeder tot zonde vervallen was, hoewel hij in deze teruggevallen toestand was, Abraham... Toen hij hoorde dat de wereld hem gevangen genomen had en hem had veroverd en hem had weggevoerd om hem te vermoorden, toen handelde Abraham door de Geest van Christus. Hij verzamelde en bewapende al zijn mannen die in zijn huis geboren waren en ging hen achterna en vervolgde hen de gehele weg tot Dan toe; en Dan is het uiterste deel van Palestina, van Berseba tot Dan, van het ene eind tot het andere. En het is een type van Christus toen Hij zag dat de wereld had genomen... gevallen was, zodat Hij de vijand tot het eind vervolgde om het gevallen ras van Adam weer terug te krijgen.

58 Ik wil dat u naar het volgende vers kijkt en ziet hoe lieflijk de Geest hier door hem heen spreekt. In orde, het vijftiende vers nu:

     En hij bracht al de have terug, en ook zijn broeder Lot en diens have bracht hij terug, evenals de vrouwen en het volk.

59 Toen Abraham achter de vijand aan ging die zijn broeder had meegenomen, vervolgde hij hem helemaal door het land tot Dan toe en bracht alles terug wat hij in de val had verloren.

60 Wat een prachtig beeld van Christus, Die in de hemel hoorde dat wij verloren waren en kwam en de vijand de hele weg vervolgde tot in de hel toe, de verloren zielen gevangen nam en ons terugbracht en alles aan ons terug herstelde wat wij voor de val hadden; wij teruggevallenen, wij die werden geboren om zonen van God te zijn, die verdorven werden tot zonen van de duivel, en gemaakt werden tot... We gingen de dingen van de wereld achterna, deden verkeerd en liepen begerig weg zoals Lot, verkochten onze geboorterechten en gingen de dingen van de wereld achterna. Christus kwam naar beneden, hoewel we gevallen waren. God wist in den beginne wie gered zou worden en wie niet, daarom kwam Hij naar beneden en vervolgde de vijand door het leven, door de dood, door het paradijs, tot in de hel. De hele weg door van de heerlijkheid tot aan de hel toe, en overwon de krachten van de hel en pakte de sleutels van de duivel af en stond weer op en herstelde aan de mensheid dat zij weer zonen en dochters van God kunnen zijn.

61 Ziet u de Geest daar in Abraham? De Geest van Christus die met hem meeging?

62 Nu wil ik dat u oplet als we een eindje verderop lezen:

     Toen ging de koning van Sodom uit, hem tegemoet, nadat hij teruggekeerd was van het verslaan van Kedorlaomer – Kedorlaomer en de koningen die met hem waren, naar het dal Sawe, dat is het Koningsdal.

63 Ze gingen uit. De koning van Sodom was teruggebracht; zijn broeder was teruggebracht; de kinderen waren teruggebracht; en hier gingen de koningen uit hem tegemoet en ook... Hier is het waar ik met de boodschap wil beginnen, let hier op:

     En Melchizédek, de koning van Salem,... (Koning van Jeruzalem, Koning des vredes) bracht brood en wijn; hij nu was een priester van God, de Allerhoogste.

     En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde,

64 Melchizédek, de Koning van Salem, stelde ook Zichzelf voor temidden van de andere koningen. En bemerk dat de strijd voorbij was. De Geest van God in Abraham, van Christus, had zijn gevallen broeder teruggebracht en herstelde hem in zijn rechtmatige positie, met alles wat hij had verloren; hij had het teruggebracht. En toen hij dat had gedaan, bracht Hij hem brood en wijn, het avondmaal. Kunt u niet zien Wie die Melchizédek was? Het was God! Bracht hem na de strijd het avondmaal.

65 Laten we nu, erg snel, teruggaan naar Mattheüs 26:26 en zien wat Jezus hierover heeft gezegd. In het boek Mattheüs, het zesentwintigste hoofdstuk en eveneens het zesentwintigste vers; we willen hier even een beetje lezen. In orde, Mattheüs 26:26.

     Toen ging Jezus met hen naar een plaats, genaamd... Golgotha – Golgotha... of Gethsémane, bedoel ik...
     en Hij zeide tot de discipelen: Zet u hier neder, terwijl Ik heenga om daar te bidden. (Ik geloof dat ik de verkeerde Schriftplaats heb.)

66 Mattheüs, het zesentwintigste vers van het zesentwintigste hoofdstuk. Als iemand het heeft, lees het mij dan voor, als u het kunt vinden. Een ogenblik. Dit hier is een prachtig type en ik wil niet dat u het mist. Hier hebben we het, (dat klopt, zuster):

     En terwijl zij aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit,... (Wat was het? De strijd was voorbij.) brak het en gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam.

67 Ziet u die Melchizédek? Honderden jaren daarvoor, toen Hij een ontmoeting had met Abraham nadat de strijd voorbij was, gaf Hij brood en wijn. En hier geeft Jezus aan Zijn discipelen, nadat Zijn moeilijke strijd voorbij was, Hij gaf hun brood en wijn. Let op! Let op het toekomstige komen:

     En Hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen daaruit.

     Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.

     Doch Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders.

68 Wij zijn nu in de strijd. Wij achtervolgen onze gevallen broeder die God voor de grondlegging der wereld zag en voorbestemde tot eeuwig leven. En de dingen van de wereld hebben hem opgenomen in een wervelwind. Hij is daarbuiten in genootschappen en klassen, hij en zijn vrouw, lopen over straat, roken en drinken en gaan uit, proberend vrede te vinden. En door de Geest van Christus in ons, zoals het in Abraham was, gaan we hem achterna. Met de gehele wapenrusting van God, de engelen van God om ons heen geschaard, gaan we er op uit om onze gevallen broeder terug te brengen.

69 En wanneer de strijd tenslotte is beëindigd, zullen we Melchizédek opnieuw ontmoeten (prijs God), die ginds Abraham zegende en hem de zegen gaf en hem brood en wijn gaf, het avondmaal. En als de strijd voorbij is, zullen we Hem ontmoeten. Wij, die de erfgenamen zijn van de belofte aan Abraham, medeërfgenamen met Christus in het Koninkrijk; we zullen Hem aan het eind van de weg ontmoeten en opnieuw brood en wijn nemen, als de strijd voorbij is.

70 Wie is deze Melchizédek? Degene die geen vader had, geen moeder had, die geen begin van dagen of einde des levens had; Hij zal daar zijn om opnieuw het avondmaal uit te reiken. Begrijpt u het?

71 Als wij naderbij komen... Op bepaalde avonden komen we tezamen en nemen uit de handen van de dienaren het avondmaal aan, als uitdrukking dat wij geloven in de dood, begrafenis en opstanding van de Here Jezus (die sluier, Zijn lichaam waarin Hij was versluierd – God). Wij nemen het als een symbool dat wij dood zijn voor de dingen van de wereld en opnieuw geboren zijn door de Geest. En wij wandelen met het lichaam van Christus, alle gelovigen tezamen.

72 Wanneer de geweldige strijd is beëindigd en we weer met Christus tevoorschijn komen, dan zullen wij opnieuw het avondmaal nemen met Hem in het Koninkrijk van God; en het vlees eten en opnieuw het bloed van de druif drinken, in het Koninkrijk van God. O, daar is Melchizédek! Dat is wie Hij was.

73 Laten we nog een stukje verder over Hem lezen in het achttiende vers.

     En Melchizédek, de koning van Salem, bracht brood en wijn;... (Begrijpt u het?) hij nu was een priester van God, de Allerhoogste.

     En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde, (En hij zegende hem... En hij zegende...)
     en geprezen zij God, de Allerhoogste, die uw vijanden in uw macht heeft overgeleverd. En hij gaf hem van alles de tienden. (Hij betaalde tienden aan Melchizédek; Abraham gaf Hem een tiende van de buit.)

74 Nu wil ik dat u hier oplet als Paulus verdergaat, als achtergrond voor de komende les nu:

     De koning van Sodom nu zeide tot Abram: Geef mij de mensen, en behoud de have voor u... (Nu, de koning van Sodom zei: "Geef mij slechts mijn onderdanen terug en houdt u de have voor uzelf.")
     Doch Abram zeide tot de koning van Sodom: Ik zweer bij de HERE, bij God, de Allerhoogste,... (El Elyon: "de bezitter van hemelen en aarde") ... de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde:
     Zelfs geen draad of schoenriem,... (Hij hield geen grote campagne om geld op te halen, hij wilde alleen zijn gevallen broeder!) ja niets van het uwe zal ik nemen, opdat gij niet kunt zeggen: Ik heb Abram rijk gemaakt!

     Geenszins, alleen wat de knechten hebben verteerd en het aandeel der mannen, die met mij gegaan zijn,...

75 Nu wil ik dat u opmerkt, dat Abraham zei: "Ik zal zelfs geen draad of schoenriem van u nemen." Hij voerde geen oorlog voor een heleboel geld, en echte ware oorlogen worden niet gevoerd uit zelfzuchtige motieven. Oorlogen worden niet gevoerd voor geld. Oorlogen worden gevoerd voor motieven, voor principes. De mens voert oorlog voor principes. En toen Abraham uittrok om Lot terug te halen ging hij niet uit omdat hij wist dat hij de koningen kon verslaan en al hun bezittingen afnemen; hij trok uit voor het principe: zijn broeder te redden.

76 En iedere prediker die wordt uitgezonden onder de inspiratie van de Koning des hemels zal niet uitgaan voor geld, noch zal hij uitgaan om grote kerken te maken, noch zal hij uitgaan om denominaties te inspireren. Hij zal slechts voor één principe gaan en dat is: om zijn gevallen broeder terug te brengen. Of hij nu bij het offer een stuiver ophaalt of niet, het zal voor hem totaal geen verschil maken.

77 Zoals ik zei: Echte oorlogen worden gevochten en gevoerd voor principes en niet voor geld. En mannen en vrouwen die zich bij een kerk voegen en naar de kerk gaan om populair te zijn, omdat de Jansens daartoe behoren, of die hun kleine kerk verruilen voor een grote kerk, u doet het voor een zelfzuchtig motief en de juiste beweegreden staat er niet achter. U zou bereid moeten zijn op het slagveld te staan.

78 Wat betreft deze Tabernakel hier: als dingen fout gaan en u mannen en u vrouwen willen weglopen en ergens anders heengaan, of weg blijven totdat de kleine ruzie of onenigheid voorbij is, dan is er iets verkeerd met uw ervaring. Dat is waar.

79 We hebben hier een gebruik, we hebben hier een regeling: deze gemeente is gebaseerd op de principes van de Bijbel. Als hier iemand is die zich niet goed gedraagt en u denkt dat ze het niet goed doen, gaat u dan naar hem toe en praat met hem. Als u hem niet kunt terugwinnen, neem dan een andere broeder met u mee, een of twee meer. Als hij dan niet wil worden verzoend, vertel het dan aan de gemeente; en de gemeente zal hem wegzenden, heeft geen gemeenschap meer met hem. En Jezus zei: "Wat u ook ontbindt op aarde, zal Ik ontbinden in de hemel."

80 Dat is de reden dat u zoveel problemen hebt, omdat u de Bijbelse principes niet opvolgt. Als iemand in de gemeente een opschudding veroorzaakt, of iemand gaat verkeerd, dan is het niet uw plicht om over die man of vrouw te praten. Het is uw plicht naar die man of vrouw toe te gaan en hem te zeggen wat hij fout doet. En als hij niet naar u wil luisteren, neem dan iemand anders mee. Als hij daar niet naar wil luisteren, dan laat de gemeente hem los. Jezus zei: "Wat u ontbindt op aarde, zal Ik ontbinden in de hemel. Wat u op aarde bindt, zal Ik binden in de hemel." Dat is de macht van de kerk.

81 Hier niet lang geleden was er een prediker waarmee ik goedbevriend was; hij had een zoon en die jongen was naar de kerk gekomen, zijn eigen kerk. Hij kwam tot een plaats waar hij begon om te gaan met een minderwaardige meid die rookte en dronk en tekeer ging. De prediker zei: "Natuurlijk is dat zíjn zaak." Een echte boezemvriend van mij en een aardige jongen... Maar hij werd helemaal verliefd op de een of andere jonge vrouw. En ze was getrouwd geweest, had een paar kinderen en haar man leefde nog. Hij was bang dat ze zouden... dat die jongen met haar zou trouwen. Dus die broeder was wanhopig en hij zei tegen mij: "Broeder Branham, ik wil dat u naar deze zekere zoon van mij toegaat; ik wil dat u met hem praat."

82 Ik zei: "Broeder..." Ik noemde bijna zijn naam. "U hebt een betere manier. Stuur mij niet. Als de jongen niet recht leeft en de gemeente heeft hem verkeerde dingen zien doen, dan is het zaak voor de gemeente om dit op te knappen. Dat is een taak voor de gemeente en de gemeente gaat er naartoe en vertelt het hem."

83 Hij nam dus een broeder mee, ging erheen en vertelde het hem. En hij werd boos op de broeder, gaf hem te verstaan dat hij zich met z'n eigen zaken moest bemoeien, dan zou hij het ook doen. Hij nam een andere broeder mee, twee meer, twee diakenen, ze gingen er naartoe en zeiden het tegen de jongen. Hij wilde er niet naar luisteren. Ze vertelden het aan de gemeente. En gedurende verscheidene avonden kwam hij niet om verzoend te worden met de gemeente, nadat zijn zonden voor de gemeente waren verteld; toen liet de gemeente hem los.

84 Ongeveer een maand daarna werd hij getroffen door longontsteking en de dokter zei: "Er bestaat geen enkele kans ter wereld dat hij het overleeft." Toen krabbelde hij terug! God weet hoe Hij dingen moet doen.

85 Wij proberen het uit onszelf te doen: "O, je zou die-en-die uit de kerk moeten schoppen. Je zou dit, dat of wat anders moeten doen." Hebt u uw deel als gemeente ten opzichte van die zaak al gedaan? Daar bent u er. Dat is de manier om ze terug te laten krabbelen, geef ze maar eens over aan de duivel.

86 Wat zou Paulus zeggen over die man daar, die met zijn stiefmoeder leefde? Ze konden hem niet bekeren. Hij zei: "Geef hem over aan de duivel." Let op wat er gebeurde, in de volgende brief schreef Paulus dat deze man het in orde had gemaakt. Zeker, God heeft een manier om deze dingen te doen, als wij Zijn regels maar willen opvolgen.

87 Als er iemand verkeerd gaat in de gemeente, als het onder de mensen van de samenkomst is, ieder van u, broeders, die in de raad van diakenen zit... Als een van u diakenen zich niet goed gedraagt, komen de andere diakenen bijeen en houden een vergadering, proberen de broeder terug te winnen; vertel hem wat hij aan het doen is, of een van u leden, wat u ook bent. Dan moet het aan hem worden voorgelegd. Als hij het niet wil doen, kom het dan aan de herder vertellen. Dan wordt hij uit de kerk gezet en laat hem dan zijn als een heiden en een tollenaar. Let dan op hoe de Here aan hem begint te werken; kijk, dan komt hij tot zichzelf, dan begint hij terug te krabbelen. Maar wij proberen het zelf te doen, weet u, proberen het te... op elke manier die we maar zouden weten. Nu, wij zullen nooit succes behalen.

88 Nu, deze Melchizédek, de Koning van Salem, Prins der... Priester van de Allerhoogste, kwam Abraham tegemoet en zegende hem. En Abraham gaf Hem zijn tienden. Hij was de Koning van Salem. Hij bracht brood en wijn, het avondmaal, en gaf het aan Abraham na de strijd (nadat de man had overwonnen).

89 Nu, "alle oorlogen", zoals ik zei, "worden gevochten voor principes". Als u nu een kleine strijd hebt in de kerk, moet het voor het juiste principe zijn. U moet vechten voor de juiste zaak. En ieder lid van de gemeente wordt verondersteld dat te doen. Nu, deze lering is voor de gemeente. Daarvoor zijn wij hier, daarvoor sta ik hier, daar is Gods Woord voor, voor de gemeente.

90 Laat er nooit iets zijn wat deze gemeente hindert; als er zoiets is, bent u schuldig, ieder van u. En u in uw verschillende kerken: als er in uw gemeente iets verkeerd gaat, bent u schuldig, want u bent de opziener over die gemeente. Het is niet aan de herder, het is niet aan de raad van diakenen, het is aan u, u individueel, om naar die broeder toe te gaan en te zien of u hem terug kunt winnen. Lukt het niet, neem er dan twee of drie met u mee en ga dan terug. Als hij daar niet naar wil luisteren vertel het dan aan de gemeente. Dan is hij buitengesloten van het Koninkrijk van God en God zei: "Als u hem daar buitensluit, zal Ik hem hier buitensluiten; indien u zich aan deze verordening gehouden hebt." Dan zal Hij de duivel op hem loslaten voor de opbouw... vernietiging van zijn vlees. En dan zal hij terugkomen. Dat is juist. Dat is de manier om hem terug te laten komen. Als hij een kind van God is, zal hij terugkomen. Als hij het niet is, wel, dan zal hij doorgaan en dan zal de duivel hem naar zijn eeuwige bestemming brengen.

91 Nu, de motieven erachter! Als u het voor iemand wilt opnemen is het wat anders. Maar als de man schuldig is... En Lot was weggegaan en was teruggevallen hoewel hij een Hebreeër was. Hij was weggegaan en was teruggevallen. Hij had genade, maar hij was tot zonde vervallen. En toen hij wegging... Lot was gered. Denk nooit dat Lot niet was gered, want hij was het wel. Want al de tijd dat hij op de verkeerde plaats was, zegt de Bijbel, hebben de zonden van Sodom dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gekweld. Nu, zijn vlees deed één ding. En wat was zijn einde? Hij bracht meer schande; zijn vrouw veranderde in een zoutpilaar, hij had kinderen bij zijn dochters. Dus u kunt zien wat een schande het bracht, omdat hij uit genade vervallen was tot zonde en zichzelf nooit meer terug herstelde. En God moest hem van de aarde wegnemen.

92 Maar hij was nog steeds een gevallen broeder en Abraham deed alles wat hij maar kon doen om hem weer terug te brengen. En de Geest die in Abraham was, is de Geest van Christus die vandaag in de kerk is. Ongeacht wat de broeder heeft gedaan, u zult alles doen wat u kunt om hem opnieuw terug te brengen in de gemeenschap met Christus. Ongeacht wat hij heeft gedaan, u zult er hard uw best voor doen.

93 Nu willen we hier opnieuw naar kijken als we verdergaan met deze les over deze Melchizédek, deze grote Priester van Salem en de bezitter van hemelen en aarde. Ten eerste is Hij:

     ... zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin van dagen of einde des levens, en, aan de Zoon van God gelijkgesteld, blijft hij priester voor altoos.

     Let nu op! Hij was niet de Zoon van God, Hij was de God van de Zoon. Hij was niet de Zoon van God (dat was Melchizédek niet), maar Hij was de Vader van de Zoon van God.

94 Dit lichaam dat Hij had, had Hij geschapen; het was niet voortgebracht door een vrouw. Dus Hij kon met dit geschapen lichaam niet... Hij had Zelf een bepaald lichaam gemaakt om Zichzelf te openbaren. "Niemand kan ooit God zien", God is een Geest. Sterfelijke ogen zien deze dingen niet, tenzij het in een vorm is zoals de Vuurkolom of wat het ook was, of in de vorm van een wezen dat zij in een visioen zagen. Maar de... God moet Zichzelf op een bepaalde manier openbaren. En God openbaarde Zichzelf aan Abraham in de vorm van een man. Hij openbaarde Zich aan Mozes als een man. Hij openbaarde Zich aan de kinderen Israëls in de vorm van een Vuurkolom. Hij openbaarde Zich aan Johannes de Doper in de vorm van een duif. Ziet u, Hij had Zichzelf in deze gedaanten geopenbaard. Toen Hij Zich openbaarde in de vorm van een man als de Koning van Salem, van Jeruzalem (niet van het aardse Jeruzalem, maar het hemelse Jeruzalem), toen openbaarde Hij Zich in die vorm; Hij werd de Zoon van God gelijkgesteld.

95 Nu, de Zoon van God moest worden voortgebracht door een vrouw, om zo hier te worden geschapen; door de schoot van een vrouw, omdat daardoor ook de dood komt.

96 En Hij kon niet door schepping komen zoals God in den beginne deed. Toen God in den beginne de mens schiep, had de vrouw er niets mee te maken. God zei slechts: "Er zij!" En de mens kwam voort uit het stof; Hij riep hem, zonder dat enige vrouw er iets mee te maken had.

97 Maar de vrouw was toen in de man. En God nam de vrouw uit Adams zijde. Is dat waar? En de vrouw ging heen en bracht mensen voort door sex. Dus de enige manier waarop God kon... Hij kon niet komen in die theofanie. Hij kon niet komen als Melchizédek. Hij moest komen als een man en Hij moest komen door de vrouw: "Uw Zaad zal de kop van de slang vermorzelen en zijn kop zal Uw hiel vermorzelen." Begrijpt u het? God moest komen door een vrouw; en Hij deed het toen Hij in Zijn lichaam van Zijn Zoon Christus Jezus woonde. "God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende." Hij offerde Zijn eigen Bloed als een offerande. En gaf Zijn leven opdat Hij u door het kanaal van de dood zou mogen redden tot eeuwig leven.

98 Dus toen kwam God en Hij werd aan de Zoon van God gelijkgesteld. Ziet u, Hij werd een man zoals de Zoon van God. Hij kon de Zoon van God niet zijn omdat deze Man eeuwig is.

99 De Zoon van God had een begin, Hij had een eind. Hij had een tijd van geboorte, Hij had een tijd van sterven. Hij had zowel begin als einde. Hij had zowel vader als moeder.

100 Deze Man had noch vader, noch moeder, noch begin of einde der dagen. Maar Hij werd... Deze Man, Melchizédek, werd aan de Zoon van God gelijkgesteld.

101 Nu, wat betreft de Zoon van God, toen Hij in de wereld gekomen was in de vorm van een vrouw – of, door een vrouw – in de vorm van een man, werd Hij gedood, stond ten derde dage op, herrees voor onze rechtvaardiging, en nu blijft Hij voor altoos! En zolang dat lichaam bestaat, bestaan wij ook! En omdat Hij opstond uit de dood zullen wij in Zijn gelijkenis worden opgewekt. Daar is het Evangelieverhaal! Gezegend zij de Naam van de Here! Geen engelen, geen bovennatuurlijke wezens, niet een heleboel veren die rondvliegen, maar mannen en vrouwen (amen) staan daar in Zijn gelijkenis. Jazeker!

102 Zoals ik dit al vaak heb verteld, maar ik zeg het deze keer nog eens, omdat het toepasselijk schijnt. Ik kamde mijn ongeveer vijf of zes haren die ik nog over heb en mijn vrouw zei: "Billy, je wordt kaal."

103 Ik zei: "Maar ik ben er niet een kwijt geraakt."

104 Ze zei: "Waar zijn ze dan?"

105 Ik zei: "Vertel mij waar ze waren voordat ik ze kreeg, dan zal ik jou vertellen waar ze op me wachten." Dat klopt.

106 Vroeger was ik een vechter, bokser. Ik was sterk en flink. En ik had het gevoel dat, als u deze kerk op m'n rug zou zetten, ik ermee de straat zou kunnen aflopen. Ik zal u vertellen dat ik nu iedere morgen als ik opsta, besef dat er zo'n veertig jaar zijn voorbij gegaan. Ziet u, ik ben niet meer wat ik vroeger was, ik ga elke dag achteruit. Als ik naar m'n handen kijk, denk ik: "Kijk eens hier, wel, ik begin een oude man te worden." Ik kijk naar m'n schouders. Ik zie dat ik veel zwaarder ben geworden; vroeger droeg ik een riem van achtentwintig (inches), nu draag ik er een van dertig. Ziet u, ik word oud, vet, takel af.

107 Wat is het? Ik eet hetzelfde als wat ik vroeger at, ik leef reiner en beter dan vroeger; dezelfde zaak. Maar God heeft mij een bepaalde tijd gegeven en dat moet ik aanvaarden. Maar de gezegende gedachte is, dat Hij mij op die dag opnieuw zal doen opstaan. En alles wat ik was toen ik vijfentwintig jaar was, zal ik dan weer voor altijd zijn. Amen! Daar bent u er. Waarom maak ik me druk over ouder worden? Ik zal de duivel wat dat betreft met jaren en jaren verslaan. Dit wetende dat ik Hem geloof! Deze kleine tijdspanne is hoe dan ook kort van duur. Als wij slechts driemaal twintig jaar plus tien, zeventig jaar oud worden, onze toebedeelde tijd, wat is het anders dan narigheid en verdriet. Wat is het? Zoudt u dit pesthuis willen verruilen voor die heerlijke zaak daarginds?

108 Wel, geprezen zij de Naam des Heren! Op een dag had iets aan de binnenzijde van mij een ontmoeting met deze Melchizédek en Hij sprak vrede tot mij en Hij gaf mij eeuwig leven. En dit leven betekent slechts om een tabernakel te zijn waardoor het Evangelie kan worden gepredikt. Ik zeg dit in alle oprechtheid, met deze twee Bijbels opengeslagen voor mij liggend: als mijn God ermee klaar was mij het Evangelie te laten prediken en ik niets meer voor Hem zou kunnen doen; mijn kinderen zouden oud genoeg zijn om voor zichzelf te zorgen en Hij zou mij nu direct willen wegnemen: "Amen!" Dat maakt het vast. Jazeker.

109 Wat voor verschil maakt het of ik tachtig of dat ik twintig ben? Ik ben hier slechts voor één zaak: om de Heer te dienen. Dat is alles. Als ik het Evangelie nog steeds kan prediken zoals ik nu doe wanneer ik tachtig ben, wat maakt het dan uit of ik veertig of tachtig ben? Vanavond zijn er vele mannen van tachtig jaar oud. En er zullen een heleboel kinderen sterven terwijl een tachtigjarige man velen van hen zal overleven. Wat maakt het voor verschil? Het zijn uw motieven, uw principes, en wij zijn hier om de Here Jezus te dienen! Dat is alles.

110 Dit wetende: dat dit leven als een damp is waar iemand over spreekt; eens was het er, dan is het er niet meer. Maar als wij eeuwig leven hebben, dan heeft God beloofd dat Hij ons weer zal laten opstaan. En als de tijd voorbij is, zullen we het avondmaal nemen met Hem en dan zal Hij zeggen: "Ga in de vreugde des Heren die voor u bereid is sedert de grondlegging der wereld."

111 Wat voor verschil maakt het hier dan nog uit? Of we nu iets hebben of dat we het niet hebben, of we jong of oud zijn, wat maakt het voor verschil? Het belangrijkste is, bent u bereid om Hem te ontmoeten? Hebt u Hem lief? Kunt u Hem dienen? Hebt u gebroken met de dingen van de wereld? Hebt u Melchizédek ontmoet sinds de strijd voorbij is?

112 Prijs God! Toen ik ongeveer eenentwintig jaar was, had ik op een dag strijd met dit, dat en wat anders; ik kon niet beslissen of ik een vechter wilde worden, of dat ik een vallenzetter of jager wilde worden; wat ik wilde worden. Maar ik ontmoette Melchizédek en Hij gaf mij avondmaal en sinds die tijd stond het vast voor altijd. Halleluja! Ik ben aan Zijn kant gaan staan. Ik heb me langs de weg verheugd. Wanneer het komt tot het einde van de weg en dood staart me in het gezicht, dan zal ik daar nooit bevreesd voor zijn, de wijze waarop ik het nu voel. Ik wil dit weten... er recht op afgaan, dit wetende dat ik Hem ken die de belofte heeft gemaakt (Dat is juist.), dat ik Hem ken in de kracht van Zijn opstanding. Als Hij van tussen de doden vandaan uitroept, zal ik tussen hen uitkomen. Dat is juist, Hem kennende in de kracht van Zijn opstanding. Wat maakt het uit of ik oud ben of jong? Of ik klein ben of groot? Of ik voldaan ben of hongerig? Of ik een plaats heb om mij neer te leggen of dat ik het niet heb?

113 "De vogels hebben hun nesten en de vossen hebben holen, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen." Toch was Hij de Koning der heerlijkheid!

114 Vanavond zijn wij koningen en priesters. Wat maakt het uit of we hebben of niet hebben? Zo lang wij God hebben zijn wij meer dan overwinnaars. Wij zijn meer dan overwinnaars! Wij zitten in de tegenwoordigheid van God, in de gemeenschap met de Heilige Geest, nemen geestelijk avondmaal aan uit de handen van Hem die getuigde: "Ik ben het die dood was en opnieuw leef en Ik leef voor immer." Tezamen gezeten in hemelse plaatsen in Christus Jezus! O, gezegend zij Zijn heilige Naam! Wat voor verschil maakt het?

Een tent of een hut, wat maak ik mij zorgen?
Ze bouwen een paleis daarginds voor mij;
Van robijnen en diamanten en zilver en goud;
Zijn koffers zijn vol, Zijn rijkdom ontelbaar.

115 Op een dag ontmoette ik Hem toen ik van de strijd terugkwam; ik heb mijn trofeeën neergelegd. Sinds die tijd heb ik geen strijd meer gevoerd, Hij vecht ze voor mij. Ik rust eenvoudig op Zijn belofte, dit wetende dat ik Hem ken in de kracht van Zijn opstanding. Dat is het enige belangrijke. Wat doet het andere ertoe?

116 Wat kunnen wij doen? "Welk voornemen kan een el aan uw lengte toevoegen?" Wat maakt u zich zorgen of u krulhaar hebt of dat u er geen enkele hebt? Wat maakt het uit? Als u oud bent, als u grijs bent, als u voorover gebogen bent, als u het niet bent, wat maakt het uit? Amen! Dit is slechts voor een moment, een korte tijd, maar dàt is voor immer en immer. En wanneer de aionen der tijd eindeloos voortrollen en de eeuwen gaan voorbij, dan zult u nooit veranderen en u bent... gedurende Zijn oneindige eeuwige tijdperken. Wat maakt het voor verschil?

117 Ik ben zo blij dat ik Hem heb ontmoet. Ik ben zo blij dat Hij me op een dag het avondmaal gaf, diezelfde Melchizédek die Abraham tegemoet ging toen hij terugkeerde van het verslaan van de koningen. Beslist! "De God des hemels", de Elohim; de grote IK BEN, niet de Ik was, de IK BEN (tegenwoordige tijd). "En Hij zegende hem."

118 Luister hier nog wat verder zodat we de les wat dichter kunnen benaderen. Nu, het vierde vers:

     Merkt dan op, hoe groot deze is,... (Dat denk ik ook.) Merkt dan op, hoe groot deze is,... (Hij staat boven de Zoon van God. De Zoon van God had een Vader en moeder, Hij niet. De Zoon van God had een begin van dagen en een einde des levens, Hij niet. Wie was dat? Dat was de Vader van de Zoon. Dat is Wie het was.) Merkt dan op, hoe groot deze is, aan wie de aartsvader Abraham een tiende gegeven heeft van het beste van de buit.

119 Luister nu aandachtig:

     Nu hebben zij, die uit de zonen van Levi het priesterambt verkrijgen, volgens de wet wel de opdracht tienden te heffen van het volk, dat is, van hun broeders, hoewel dezen uit de lendenen van Abraham zijn voortgekomen;

120 Let nu op dit als u iets wilt zien:

     maar hij, die zich niet tot hun geslacht kon rekenen, heeft van Abraham tienden genomen en een zegen gegeven aan de drager der beloften.

121 Abraham had de belofte en deze Man zegende Abraham die de belofte droeg. Wie was Deze? De zonen van Levi betaalden tienden aan hun broeders... of hun broeders betaalden tienden aan hen. Ze hadden een gebod des Heren om een tiende te nemen van wat hun broeders verkregen, als leeftocht, omdat zij het priesterschap waren. Nu, dat laat precies daar het Melchizédekse priesterschap er buiten, waar u over spreekt. Dat is zo. Maar deze Man... Zelfs degene die de belofte droeg, de grootste man op aarde, Abraham, had een ontmoeting met deze Man en betaalde tienden aan Hem; Hij moest groter zijn.

122 Luister:

     Nu is het onwedersprekelijk, dat het mindere door het meerdere wordt gezegend. (Zeker! Kijk wie Hij is!)
     En hier ontvangen sterfelijke mensen tienden,... (dat is het priesterschap van de orde der priesters en predikers, enzovoort; sterfelijke mensen die tienden ontvangen. Ziet u?) doch dáár iemand, van wie wordt getuigd, dat hij leeft.

123 Waarom zou iemand tienden aannemen als hij alles had? Als hij nooit was geboren en nooit hoefde te sterven en er vanaf het begin was tot het einde toe en nooit een vader of moeder of afkomst had, en al de hemelen en aarde bezat en alles wat daarin is; waarom zou hij tienden nemen? Waarom zou hij Abraham vragen om tienden te betalen? Ziet u wat een strikte zaak het is om tienden te betalen? Tienden zijn goed. Iedere Christen is verplicht tienden te betalen. Dat is zo. Het is nog nooit veranderd!

124 Nu:

     Ja, om zo te zeggen, is zelfs Levi, die tienden heft, door Abraham aan het tiendrecht (van een ander) onderworpen,

125 O, hier is iets:

     want hij was nog in de lendenen van zijn vader, toen Melchizédek deze tegemoet kwam.

126 Wat? Levi... Abraham was Levi's overgrootvader. En hier staat in de Bijbel dat "Levi tienden betaalde toen hij in de lendenen van Abraham was." Hij betaalde al vier generaties voordat hij ter wereld kwam, tienden aan Melchizédek. Gezegend zij de Naam des Heren!

127 En u dan, die niet kunt geloven in voorbestemming, voordat men verordineerd wordt; en hier betaalde Levi vier generaties voordat hij uit de lendenen van Abraham zou voortkomen tienden aan Melchizédek. Ik wou dat we de tijd hadden om dit door de hele Schrift na te gaan.

128 Als u het bijvoorbeeld zou opzoeken in Jeremia 1:4, waar God heeft gezegd: "Ik kende u reeds voordat u gevormd was in de schoot van uw moeder. En Ik heb u geheiligd en aangesteld tot profeet voor de volkeren." Wat kunt u dan aanvoeren wat ú deed? Wat kan ik aanvoeren wat ik deed? Het is God die genade bewijst; God kende ons voor de grondlegging der wereld.

129 Hij wil niet dat er iemand verloren zou gaan. Beslist niet. Maar als Hij God is, kende Hij degene die zou worden gered en degene die niet zou worden gered, anders wist Hij niets. Als Hij niet wist... als Hij niet wist wie de opname zou halen, voordat de wereld zelfs werd geformeerd, dan is Hij God niet. Als Hij oneindig is zal Hij... Hij kende iedere vlo, iedere vlieg, iedere luis, iedere mijt, die ooit op aarde zou zijn, zelfs voordat de aarde werd geformeerd. Dat is juist. Hij wist alle dingen. Voor de grondlegging der wereld kende Hij ons. In de Bijbel staat dat Hij ons kende en ons voorbestemde!

130 Laten we dit eens vaststellen. Laten we teruggaan naar Efeze, het eerste hoofdstuk, het vijfde hoofd... het eerste hoofdstuk van Efeze; een ogenblikje. Ik wil hier even lezen zodat u ten volle kunt begrijpen dat het niet zomaar iets is wat ìk u probeer te vertellen, maar dat het iets is wat God u probeert te vertellen. Zie? Luister hier nu echt aandachtig naar, het eerste hoofdstuk van Efeze:

     Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus,... (Dezelfde man die de Hebreeënbrief schreef, schrijft deze brief.) aan de heiligen... (Dit is niet aan de ongelovigen, maar aan de heiligen, de geheiligden) en gelovigen in Christus Jezus, die (te Efeze) zijn;

     genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.

     Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft...

     Hij heeft ons immers... (Luister nu goed naar het vierde vers:) Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld,... (Wie zijn de ons daar? De gemeente.) Hij heeft ons... in Hem... (Christus) uitverkoren vóór de grondlegging der aarde, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Zijn aangezicht.

     In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van Zijn wil,

131 Wie deed het? God deed het! God wist vanaf het begin wie gered zouden worden en wie niet gered zouden worden. Zeker, Hij wilde niet dat er iemand verloren zou gaan. Maar Hij zond Jezus hier niet naartoe om te zien of u zou handelen op bijvoorbeeld deze manier: "Wel, arme Jezus, ik vind het zo zielig voor Hem, het is misschien beter dat ik word gered en het erken." Beslist niet.

132 God wist in het begin wie zou komen en wie niet. Dus daarom, omdat Hij wist dat er sommigen zouden komen, daarom zond Hij Jezus om een verzoening te maken voor degenen die Hij van tevoren kende. Want degenen die Hij van tevoren kende, heeft Hij geroepen; en degenen die Hij heeft geroepen, heeft Hij gerechtvaardigd; en degenen die Hij heeft gerechtvaardigd, heeft Hij (verleden tijd) verheerlijkt. Daar bent u er.

133 Dus u bent het niet die uzelf bewaart, het is de genade van God die u bewaart. U hebt uzelf niet gered noch iets gedaan waardoor u verdiende om gered te worden; het is Gods genade die u redde. Gods genade riep u. Gods voorkennis kende u. Hij wist dat u vanavond in deze kerk zou zitten, voordat de grondvesten der aarde ooit werden gelegd. Hij is oneindig. Als Hij dat niet is, is Hij God niet. Als Hij alle dingen wist dan was Hij God; als Hij niet alle dingen wist, was Hij God niet. Als Hij de almachtige God is, kan Hij alle dingen doen; als Hij niet alle dingen kan doen, is Hij niet de almachtige God. Daar bent u er.

134 Hoe kunt u dus zeggen dat het iets is wat u kon doen? U kunt niets doen. Het is zelfs Gods liefde en genade ten opzichte van u dat u hier bent. Er is niets wat u kon doen, God riep u door Zijn genade; u luisterde, hoorde, aanvaardde.

135 "Wel," zegt u, "broeder Branham, dat maakt het wel verschrikkelijk ruim." Dat doet het zeker. U bent vrij. "Wel, die kerel kan maar doen wat hij wil." Absoluut! Ik doe altijd wat ik wil, maar als je een Christen bent, wil je niets verkeerds doen.

136 Daar zit een best meisje daar vanavond, mijn vrouw; ik houd van haar met alles wat in mij is. En als ik wist dat ik met een andere vrouw op stap zou kunnen gaan en het zou onopgemerkt blijven en ik zou naar haar toegaan en zeggen: "Meda, ik heb iets verkeerds gedaan", denkt u dat ik dat zou doen? Als ik echt van haar houd, zou ik het niet willen doen. Dat klopt.

137 Nu, wat als ik zou zeggen: "O, dat kan ik niet doen want ik zal u vertellen waarom; ze zou van me scheiden en ik heb... O, ik ben een prediker. Zie je wat het zou veroorzaken? Dan zou ik de preekstoel moeten verlaten, als zij van mij zou scheiden; een gescheiden man. O, ik heb drie kinderen, ik moet er niet aan denken. Maar jongen, ik..." Wel, als het op die manier gaat, bent u nog steeds wettisch. Het is niet op wettische basis dat ik met haar ben gehuwd. Het is niet op wettische basis dat ik trouw aan haar leef. Het is omdat ik van haar houd! Ik hoef niets te doen, ik doe het vrijwillig, omdat het een liefdesaffaire is. En wanneer u van uw vrouw houdt, zult u hetzelfde doen.

138 Wanneer u uw vrouw zo liefhebt met phileo liefde, wat behoorde u dan te doen ten opzichte van Christus met agapè liefde, die een miljoen keer sterker is! Indien u God werkelijk liefhebt! Als ik wist dat ik vanavond kon uitgaan en een drankje kon nemen, als ik wist dat ik vanavond zou kunnen rondrennen en immoreel zijn, als ik wist dat ik vanavond... zelfs als dat in mijn hart was om te doen en ik ging heen en deed het (wetende dat Hij het me zou vergeven), dan zou ik het niet doen! Ik acht Hem te hoog. Ik heb Hem lief. Zeker! Beslist!

139 Dat is de reden dat ik mijn ervaring aan geen enkele denominatie wil verkopen (o nee), niet aan de Assemblies van God, niet aan de Kerk van God, niet aan de Pilgrim Holiness, Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, Katholieken. Ik zou niets willen aannemen wat zou kunnen worden aangeboden voor deze ervaring, omdat het nooit door mensen is gekomen; het komt door God. O nee. Ik zou mijn geboorterecht niet willen verkopen voor zoiets als de rock-and-roll van Elvis Presley, of voor zijn vloot van Katholieken... of zijn Cadillacs, of zijn miljoen dollar (enzovoort) die hij iedere maand krijgt. O nee. Ik heb Hem lief! En als ik... Zolang ik Hem op die manier liefheb, blijf ik Hem trouw. En als God mij heeft geroepen en mij heeft uitverkoren, dan heeft Hij iets in mij geplaatst; en ik heb Hem lief.

140 Ik herinner mij meneer Isler. U kent hem allemaal, de meesten van u. Hij kwam hier, de senator van de staat Indiana, kwam hier en speelde op zijn guitaar. In de tijd dat mijn baby was gestorven en mijn vrouw was gestorven en zij hier allemaal op de begraafplaats lagen, en ik met mijn handen achter me langs de weg liep te huilen, sprong hij uit zijn kleine oude truck en kwam naar me toe, sloeg zijn arm om me heen en zei: "Billy, ik wil je een vraag stellen." Hij zei: "Ik heb je horen prediken totdat je bijna uit de preekstoel viel. Ik hoorde je het uitroepen voor Christus op de hoeken van de straat en alles." Hij zei: "Nu heeft Hij je vader weggenomen, Hij nam je broer. Rukte hen beiden weg en ze stierven in je armen; zo stierven zij. Je vrouw stierf terwijl ze je handen vasthield. En je baby stierf en je riep Hem aan om je te helpen. En Hij keerde je Zijn rug toe. Hoe denk je over Hem?"

141 Ik zei: "Ik houd van Hem met alles wat in mij is. Als Hij mij naar de hel zendt, zal ik Hem nog steeds liefhebben."

142 Hij is rechtvaardig! Ik zeg dat niet zomaar, zesentwintig jaren hebben dat bewezen. Dat klopt. Als u Hem liefhebt! Niet de verplichting dat ik dit niet kan doen en dat ik dat niet kan doen. U hebt Hem te zeer lief om het te doen, omdat Hij u heeft uitverkoren. U hebt Hem nooit verkozen, Hij koos u.

143 U zegt: "Ik zocht de Here en zocht de Here." Niemand zoekt God! Het is God die de mens zoekt. U zou Hem om een gunst mogen vragen, maar God moet uw natuur veranderen voordat u ooit naar Hem kunt zoeken, want u bent een zondaar, u bent een varken. Dat klopt.

144 En sommigen van u mensen die naar de kerk gaan en slechts leven op basis van uw lidmaatschap, gaan uit en doen allerlei wereldse dingen en gaan dan weer terug en zeggen: "Ja, ik behoor tot de kerk." Wel, dat staat mijlen ver af van het behoren tot God. Beslist. Ik zeg niet... Maar, ziet u, mensen doen dat, dat kan ik u vertellen. O, ze zijn goede kerkleden. Dat is waar, u kunt wel een kerklid zijn en deze dingen doen, maar u kunt geen Christen zijn en ze doen.

145 Zoals ik vanmorgen heb gezegd: "De oude kraai, als er ooit een huichelaar is geweest, dan is het wel de kraai." Dat klopt. Hij en de duif zaten op dezelfde ark, zaten op hetzelfde nest. En de oude kraai was tevreden toen hij werd losgelaten en die kerk kon uitgaan, zodat hij daar naar buiten kon gaan om op een oud dood karkas te gaan zitten en "kauw-kauw" van deze hier te eten en van het paard te eten, van de koe te eten en wat dies meer zij; hij was tevreden. Maar toen Noach de duif losliet, kon zij geen rust vinden onder de holte van haar voet. Ze had net zoveel recht als de kraai om op een dood dier te gaan zitten, maar het waren twee verschillende naturen. Een van hen was een duif om mee te beginnen. Hij was een kraai om mee te beginnen.

146 Maar, als u wilt opmerken, de oude kraai kan hier op een dood karkas zitten en er een halve dag van eten. De duif zal in een graanveld zitten en er een halve dag van eten. En de kraai kan daarheen vliegen en duivenvoer eten zoveel als hij wil. Hij zou net zoveel graan kunnen eten als de kraai... als de duif. Maar hij... De kraai kan duivenvoer eten, maar de duif kan geen kraaienvoer eten. Dat is juist.

147 Zo kan een oude huichelaar naar de kerk komen en zich verheugen en jubelen en de Heer prijzen en tekeer gaan op die manier, en dan regelrecht naar buiten gaan om van de dingen van de wereld te genieten. Maar een wederomgeboren Christen kan het niet, omdat de liefde Gods hem tot zo'n plaats dwingt dat hij het niet kan doen.

148 Als u dus slechts een Christen bent door naar de kerk te gaan en te stoppen met dit en dat te doen, terwijl hetzelfde verlangen nog in u is, dan hebt u nog een onderdompeling nodig. Dat is helemaal waar.

149 En u, vrouwen, die zich kunt kleden met die kleine, oude korte broekjes en er hier mee op straat loopt en uzelf dan een "gelovige" noemt. U bent een gelovige, maar u bent er waarschijnlijk een armzalig voorbeeld van. Als u Christus werkelijk in uw hart had, zoudt u aan dergelijke dingen niet hoeven te denken. Het maakt me niet uit wat de overige vrouwen doen, en wat de overige meisjes doen, u zou anders zijn; omdat u Christus te zeer liefhebt.

150 Ik sprak onlangs met een vrouw in een huis en ze wierp haar handen zo omhoog en ze zei: "Eerwaarde Branham, ik loop hier zowat naakt rond in mijn huis."

151 Ik dacht: "Schaam je." In je eigen huis, het maakt me niet uit waar je bent. Dat klopt. Kleed en gedraag je als een vrouw, zoals een dame behoort te doen. Schaam je. Maar u houdt... En in de Bijbel staat: "Indien u deze dingen liefhebt en de dingen van de wereld, dan is de liefde Gods zelfs niet in u." Wanneer u slechts de Here liefhebt met geheel uw hart, met geheel uw ziel, met geheel uw verstand, dan zult u die kleine oude, vieze, smerige dingen bij u vandaan houden. Dat klopt.

152 En u, diaken, en u anderen hier die op straat loopt en uw nek omdraait om naar elk van die vrouwen te kijken. Schaamt u! en uzelf "Gods zonen" noemen... Ik weet dat het schroeit, maar u kunt beter hier worden geschroeid dan daar voor immer te branden. Dus als u deze dingen doet... Nu, u kunt het niet helpen als een vrouw half gekleed over straat loopt. Als u kijkt bent u genoodzaakt haar te zien, maar u kunt uw hoofd afwenden. De Bijbel zegt: "Wie een vrouw aanziet om haar te begeren heeft reeds overspel met haar gepleegd in zijn hart."

153 Laat mij u iets zeggen, dierbare zuster: U zult zich moeten verantwoorden. Het maakt mij niet uit, u mag de onschuld zelf zijn. U mag in feite nooit in uw leven een dergelijke zonde, immorele zonde, hebben begaan. Maar als u zich op dergelijke wijze kleedt, zult u zich bij het oordeel moeten verantwoorden voor het plegen van overspel met iedere man die naar u keek. Dat staat in de Bijbel. En wie is schuldig als u over straat loopt? De man? Nee. Dat bent u! U hebt zich op die manier aangeboden.

154 De vrouw heeft een geweldige plaats, het is een geheiligde, fijne, wonderbare plaats. Maar zij moet zichzelf daar bewaren om die bediening die zij heeft te behouden van moeder, van vrouw zijn, en van vrouwelijkheid. Wanneer de vrouwelijkheid wordt gebroken is de ruggegraat van elke natie gebroken. Dat is vandaag de oorzaak dat onze natie is geruïneerd, door de immoraliteit van onze vrouwen. Dat is exact de waarheid. Beslist. Het is de verdorvenheid onder ons die het opbreekt.

155 Wat u nodig hebt is om deze Melchizédek eens te ontmoeten! Amen. En laat Hem u zegenen en u de wijn en het brood geven, eeuwig leven. Dan zult u de dingen anders zien. Dan zult u... Het zal anders zijn, je wilt niet meer dat jongens naar je fluiten met het "coyotefluitje", het "wolfsfluitje" of hoe je het zou willen noemen; beslist niet. Je zult anders zijn.

156 Wil je mij vertellen dat je je op zo'n manier kleedt en daar naar buiten gaat voor enige andere reden? Je zegt: "Wel, het is koeler." Je vertelt verhaaltjes. Het is niet koeler. De wetenschap bewijst dat het niet koeler is. Het is een... het is de lust die op u komt, zuster. U beseft het niet. Ik probeer niet om u te kwetsen, maar ik probeer u te waarschuwen. Heel wat morele vrouwen, zo rein als ze maar kunnen zijn, een aardige kleine dame, loopt daar buiten op straat met die dingen aan, onbewust van wat ze aan het doen is, omdat de een of andere teruggevallen prediker bang is dat uw man z'n tienden niet meer wil betalen in de kerk. Als hij ooit eens Melchizédek zou ontmoeten, zou hij deze dingen niet bedenken, hij zou het Evangelie prediken. Al zou het de huid van hun rug afschroeien, hij zou het hoe dan ook prediken. Dat is precies de waarheid.

157 U doet het en u doet het omdat er een lustgeest op u... En u mannen die uw vrouwen dit soort dingen laat doen, ik heb weinig hoop voor u als een man. En dat is waar. Dat klopt. Nu, daar zijn geen complimenten voor, want... of geen verontschuldigingen voor, want het is waar. Elke man die zijn vrouw zo over straat zal laten lopen en zodanig laat handelen, broeder, u zou haar kleding moeten dragen. Dat is juist. U... Oei! My!

158 Ik zal niet zeggen dat mijn vrouw het niet zou doen, maar ik zal veranderd moeten worden en bedorven van wat ik nu ben, als zij het ooit zou doen terwijl ik met haar leef. En dat is precies de waarheid. Mijn dochters, ze zouden het mogen doen als ze vrouw zijn geworden, ik zeg niet dat ze het niet zullen doen. Ik weet het niet. Dat hangt van de genade van God af. Ik hoop dat ze het niet zullen doen. Als ze het doen, zullen ze over de gebeden van een rechtvaardig vader heenlopen. Ze zullen over het leven van iemand heenlopen die geprobeerd heeft juist te leven, als ze het ooit zullen doen. Dat is waar. Wel, ik wil juist leven, juist onderwijzen, juist zijn en hen juist onderrichten. Als zij dat doen, zullen zij zich een weg naar de hel toe vechten, over mijn predikingen heen, en over mijn Christus heen, en over mijn waarschuwingen heen; dat klopt, als zij het ooit zullen doen. Beslist, dat is zo.

159 Schaamt u. Als u ooit Christus ontmoet van aangezicht tot aangezicht en Hij zegent u en plaatst die kus van goedkeuring op uw hart, dan zullen alle duivels uit de hel niet in staat zijn u die dingen opnieuw te laten aantrekken. Dat is juist. U bent overgegaan van de dood in het leven en uw verlangens zijn gericht op dingen die van boven zijn en niet op de dingen van de aarde. Amen. Ik kan maar beter ophouden met dat onderwerp, het is netelig. In orde, maar het is de waarheid.

160 Goed, we zullen nu nog even wat verdergaan en dan zullen we eindigen.

     Nu hebben zij, die uit de zonen van Levi het priesterambt verkrijgen, volgens de wet wel de opdracht tienden te heffen van het volk, dat is, van hun broeders, hoewel dezen uit de lendenen van Abraham zijn voortgekomen;

     maar hij, die zich niet tot hun geslacht kon rekenen, heeft van Abraham tienden genomen en een zegen gegeven aan de drager der beloften.

     Nu is het onwedersprekelijk, dat het mindere door het meerdere wordt gezegend.

     En hier ontvangen sterfelijke mensen tienden, doch dáár iemand, van wie wordt getuigd, dat hij leeft.

     Ja, om zo te zeggen, is zelfs Levi, die tienden heft, door Abraham aan het tiendrecht (van een ander) onderworpen,

     want hij was nog in de lendenen van zijn vader, toen Melchizédek deze tegemoet kwam.

161 Uw houding ten opzichte van Christus zal een grote invloed uitoefenen op wat uw kinderen zullen worden. Uw leven dat u voor uw gezin leeft, zal van invloed zijn op hoe uw kinderen zullen zijn. Want de Bijbel zegt dat Hij de ongerechtigheid van de ouders zou bezoeken aan de kinderen tot in het derde en vierde geslacht.

162 Nu, nog enige ogenblikken voor we sluiten:

     Indien nu het Levietische priesterschap het volmaakte gebracht had,... (Daar is uw volmaaktheid weer.) immers, daaronder heeft het volk de wet ontvangen – waarom was het dan nog nodig, dat een andere priester naar de ordening van Melchizédek opstond, van wie niet gezegd werd, dat hij naar de ordening van Aäron is?

163 De wet, de wettische mens zegt: "Aha, je moet dit doen. Als je dit niet doet, ben je geen Christen. En als je de sabbat niet houdt. Als je niet... Als je vlees eet. Als je deze dingen doet." Al deze wettische ideeën. "Je moet naar de kerk gaan. Als je het niet doet zal je ervoor moeten boeten. Je moet een noveen opzeggen." Dat spul is onzin! U wordt gered door de genade van God, door de voorkennis van God, door Zijn voorbestemming. God riep Abraham door voorbestemming, door voorkennis. Hij riep... Hij haatte Ezau en had Jakob lief voordat een van hen geboren was. Dat is juist. Het is Gods voorkennis die deze dingen weet.

164 Dan zegt u: "Wat voor nut heeft dan de prediking van het Evangelie?"

165 Ik zal dit tot u zeggen: Paulus gaf daar antwoord op, of Jezus, liever gezegd. Hier is Jezus, Hij zegt: "Het Koninkrijk der hemelen is als een man die naar een vijver of meer ging en het net uitwierp. Hij trok op. Toen had hij daar zeeschildpadden, hij had moerasschildpadden, hij had slangen, hij had hagedissen, hij had kikkers, hij had spinnen, hij had aaseters, hij had – vis." Nu, de man haalt slechts op.

166 Net zoals met het Evangelie. Zoals hier, ik predik het Evangelie. Ik gooi eenvoudig het net uit. Ik trek het op en ik zeg: "Ieder die wil, een ieder, die kome." Hier komen sommigen naar het altaar, ze hangen allemaal rondom het altaar, ze bidden en ze huilen. Ik ken ze niet uit elkaar, dat is mijn zaak niet; ik werd niet gezonden om te oordelen.

167 Maar er zijn daar sommigen bij die kikkers zijn. Er zijn daar enigen die hagedissen zijn. Er zijn daar enigen die slangen zijn. Sommigen zijn schildpadden. En er zijn daar enigen die vissen zijn. Het is niet mijn zaak om te oordelen. Ik zeg: "Vader, hier is wat ik heb opgetrokken."

168 Maar de kikker was een kikker om mee te beginnen.

169 De spin... Die oude spin zal daar zitten en een poosje rondkijken en die grote ogen opzetten, rondzien en zeggen: "Weet je wat? Ik heb hier meer dan genoeg van gehad, meer kan ik niet verdragen." Plop, plop, plop, plop, weg gaan ze.

170 De oude mevrouw Slang zal haar hoofd opheffen en zeggen: "Wel, weet je wat? Als ze op die manier gaan prediken, tegen het dragen van korte broeken en dergelijke, dat slaat op mij, dus ik ga weg bij dat stelletje heilige rollers. Dat is alles wat er mee is." U was een slang om mee te beginnen. Dat is geheel waar. Ja.

171 En hier zit die oude meneer Pad met die enorme sigaar in z'n mond als een onthoornde Texasstier; zal daar staan en om zich heen kijken, zeggend: "Wel, het heeft mij nog nooit veroordeeld om te roken. [Broeder Branham illustreert het – Vert] Ik zal nu meteen uit deze zaak vandaan gaan." Wel, jij oude kikker, dat was je om mee te beginnen. Dat is geheel de waarheid. Dat is helemaal waar.

172 Uw natuur bewijst wat u bent. Uw leven laat zien, weerspiegelt wat u bent. En om te beginnen... Het is niet moeilijk voor mij om dat te zien; het is niet moeilijk voor ú om dat te zien.

173 Als ik naar de plaats van Roy Slaughter zou gaan (een boer die hier zit) en ik zag daar buiten varkens op een mestvaalt mest eten, dan zou ik er niets slechts van denken; het is een varken. Maar als ik een lam op die mestvaalt zag, dan zou ik mij verbazen (ahum). Zie? Maak u geen zorgen, u zult hem daar niet zien, hij zou het gewoonweg niet kunnen verdragen. Dat is zo.

174 En een man die geboren is uit de Geest van God haat de dingen van de wereld. Dat is juist: "Want indien u de wereld of de dingen van de wereld liefhebt, is de liefde Gods zelfs niet in u."

175 Als ik iedere dag met vrouwen zou uitgaan en thuiskomen en mijn vrouw vertellen dat ik van haar hield, dan zou ze weten dat ik een leugenaar was. Mijn handelingen zouden luider spreken dan mijn woorden; beslist. Ik zou aan haar bewijzen dat ik haar niet liefhad, want ik was niet trouw aan haar.

176 Als zij mij vertelde dat ze van me hield en iedere keer als ik weg ben zou ze er met iemand anders vandoor gaan, dan zou dat bewijzen dat ze me niet liefhad. Dat klopt. Haar handelingen bewijzen het. Het maakt me niet uit hoe vaak ze zou proberen mij te vertellen: "Bill, ik houd van je en er is niemand anders op de wereld dan jij", ik zou weten dat ze een leugenaarster was.

177 En wanneer u probeert te zeggen: "Here, ik heb U lief" en u doet de dingen van de wereld, dan weet God dat u een leugenaar bent om mee te beginnen. Dus waarom... Wat voor nut heeft het om een oude, 'halverwege'-ervaring te aanvaarden en zoiets dergelijks, terwijl de atmosferen van de hemel vol zijn met het echte? Waarom wilt u een ellendige, belijdende, half-op-weg, halfgebakken, zogenaamde Christen zijn, terwijl u een echt wederomgeboren kind van God kunt zijn, met de vreugdeklokken van de hemel beierend in uw hart; u verheugend en God prijzend, en een leven van overwinning levend door Jezus Christus?

178 U probeert het niet zelf te doen, omdat u zult falen om mee te beginnen. Maar neem Hem op Zijn Woord! U rust op datgene wat Hij zei wat de waarheid was. En geloof Hem en heb Hem lief en Hij zal maken dat alles perfect voor u uitwerkt. Dat is het. Dat is de gedachte.

179 De Here zegene u. Ik wil u niet uitschelden, maar broeder, het is het beste om eens onder handen genomen te worden. U bent mijn kinderen, ziet u. En iedere papa die van z'n kinderen houdt, zal ze zeker corrigeren, anders is hij niet de juiste soort papa. Klopt dat? Dat klopt. En deze papa heeft slechts één regel en dat is de huisregel. En God heeft slechts één regel en dat is Zijn Woord.

180 Als wij Zijn Woord geloven zullen wij bij Zijn Woord leven. Als we ooit God hebben ontmoet, is het onze plicht. Niet omdat u zegt: "Wel, ik ga naar de kerk en ik moet dit doen." U bent ellendig. Doe dat niet. Waarom zoudt u een ellendige, vervallen, ongoddelijke kraai willen zijn, terwijl u een duif zou kunnen zijn? Zeker. Slechts uw natuur moet worden veranderd. En als u uw natuur verandert, wordt u een zoon en dochter van God; krijgt vrede met God.

181 "Jezus... Daarom heeft ook Jezus, ten einde zijn volk door Zijn eigen bloed te heiligen, buiten de poort geleden", Hebreeën 13:12 en 13. Romeinen 5:1: "Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof,... (niet door handen schudden, niet door waterdoop, niet door het opleggen van handen, niet door jubelen, niet door het spreken in tongen, niet door enige sensatie, maar gerechtvaardigd uit het geloof,) hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus." We zijn overgegaan vanuit de dood in het leven, en worden nieuwe scheppingen, omdat wij hebben geloofd in de eniggeboren Zoon van God en Hem als onze persoonlijke Redder hebben aangenomen. En Zijn Bloed handelt vanavond als een verzoening voor onze zonden; staande in onze plaats.

182 In het Oude Testament is er slechts één plaats om gemeenschap te hebben en dat is onder het bloed. Iedere gelovige moest onder het bloed komen. Wanneer de rode vaars werd gedood werd ze gemaakt tot zondoffer. Ze moest rood zijn. Het staat in het negentiende hoofdstuk van Exodus, als iemand van u het zou willen lezen. [Numeri 19 – Vert] En ze moest met hoeven en al worden genomen en tezamen verbrand. Dan werd dat gemaakt tot een water der afscheiding. Het werd buiten de legerplaats gebracht. Het moest met reine handen worden gehanteerd. Het bloed van deze vaars werd naar de samenkomst gebracht en werd zevenmaal boven de ingang gestreken. En dan moest iedere verontreinigde persoon, die naar binnen ging, dat bloed eerst zien en erkennen en beseffen dat er slechts gemeenschap bestaat onder dat bloed. Dat was de enige plaats waar de aanbidder echt officieel kon aanbidden, onder het bloed.

183 Het eerste wat hij dan moest doen voordat hij onder het bloed kon komen was, dat dit water der afscheiding op hem moest worden gesprenkeld en de onreine werd rein gemaakt.

184 En ze namen het water der afscheiding en sprenkelden het op de afgedwaalde mens en scheidden hem van zijn zonden. Dan wandelde hij onder deze zeven streken bloed door en had gemeenschap met de rest van de gelovigen in de tegenwoordigheid van God.

185 Er bestaat slechts één manier om het te doen! Geen handen schudden, niet het toetreden tot een kerk, niet door dopen, niet door emoties; maar wandel door naar de wateren der afscheiding, leg door geloof uw handen op het hoofd van Jezus en zeg: "Ik ben een zondaar, en U stierf in mijn plaats. En iets in mij vertelt mij dat U mij mijn zonden wilt vergeven en ik aanvaard U nu als mijn persoonlijke Redder." Wandel daar onder het Bloed door en heb gemeenschap met Gods kinderen. Dat is het. Eet het brood en drink de wijn en heb gemeenschap met de gemeente.

186 O, is Hij niet wonderbaar? Is Hij niet goed? Nu, dit mag er vreemd uitzien voor u, vriend. Maar waarom sta ik hier en waarvoor zeg ik deze dingen? Zou ik ze zeggen om te proberen mijzelf anders te maken dan iemand anders? Als ik dat doe, moet ik me bekeren. Ik zeg dit omdat God het heeft gezegd; omdat het Gods Woord is. En luister! Er komt een tijd, en die is er nu, dat mensen zullen gaan van het oosten naar het westen om te proberen het Woord van God te vinden, maar ze kunnen het niet vinden.

187 Als je naar een samenkomst gaat, zal het eerste zijn als je daar naar binnen gaat, dat er een heleboel tongen zijn en uitleggingen; en iemand staat op en blijft de Schrift maar herhalen; en dat is vleselijk. Absoluut! God heeft ons gezegd "geen ijdele herhalingen te gebruiken", hoe denkt u over Hem? Als Hij het eenmaal heeft opgeschreven, geloof het dan. Hij hoeft het niet opnieuw te zeggen. Tongen en uitleggingen zijn goed, maar het moet een directe boodschap aan de gemeente of aan iemand zijn; niet slechts vleselijk en dergelijke. Dan komt u in al die andere dingen terecht.

188 Hier onlangs, gingen twee mannen in een... En een man en een vrouw, en nog een man en een vrouw (pas getrouwd, jong) gingen een plaats binnen om als zendeling naar Afrika te gaan. Iemand stond op en sprak een profetie uit in tongen en uitleg, dat zij elkanders vrouw hadden en dat het niet op die manier moest zijn; ze waren met de verkeerde persoon getrouwd. En deze twee stellen scheidden en trouwden opnieuw. De ene man nam de ander z'n vrouw en de andere... In een vooraanstaande Pinksterdenominatie! En gingen naar Afrika als zendelingen.

189 Broeder, wanneer je je eed aflegt ben je aan die eed verbonden totdat de dood je vrijzet. Dat is precies de waarheid. Zeker, wanneer je je eed aflegt is het bindend.

190 Al deze nonsens! En het is tot een plaats gekomen dat het, wanneer je naar de kerken toegaat, zo koud en formeel en droog is dat de thermometer tot vijftig graden onder nul is gezakt. De mensen zitten erbij als een zure augurk, zo zuur en onverschillig en afgemeten als wat. En als je af en toe iemand ver achteraan in de hoek eens kreunend "amen" hoort zeggen (alsof het ze pijn doet), dan zullen ze allemaal hun nek uitrekken als een gans en omkijken om te zien wat er plaats vond. U weet dat dat de waarheid is. Ik zeg dat niet als grap. Dit is geen plaats om grappen te maken, dat is de waarheid! Juist. Ik zeg dit omdat het de Evangelie-waarheid is.

191 Aan de andere kant krijg je een hoop nonsens van een heleboel vleselijke emoties die maar doorgaan, en het ware Woord van God is tenslotte tot een plaats gekomen, dat je het nog zelden kunt horen: het oude midden-van-de-weg, het Evangelie, het Licht op mijn pad (halleluja), het Bloed van het Lam, de liefde Gods die ons afscheidt van de dingen van de wereld.

192 "Heb je in tongen gesproken, broeder? Dan heb je het niet. Heb je gejubeld toen die koude rilling over je rug liep? Zag je vuurballen?" O, nonsens! Niets daarvan!

193 Hebt u geloofd in de Here Jezus Christus en Hem als uw persoonlijke Verlosser aangenomen? En de Geest van God legt getuigenis af met uw geest dat u zonen en dochters bent van God en uw leven draagt de vruchten van liefde, vreugde, vrede, geduld, goedheid, nederigheid, vriendelijkheid. Dan bent u een Christen. Als dat niet zo is, maakt het mij niet uit wat u doet. Paulus zei: "Ik zou mijn leven als een offer kunnen geven om te worden verbrand. Ik zou alle geheimenissen van God mogen kennen. Ik zou bergen kunnen verzetten met mijn geloof. Ik zou in tongen kunnen spreken van mensen en engelen, toch ware ik niets!" Hoe zit het daarmee? I Korinthe 13; ontdek of dat juist is of niet.

194 Ontdek of het Korinthe... II Korinthe 13 geloof ik dat het is. Of, welnu, het is I of II Korinthe. I Korinthe is het, I Korinthe 13 is goed. "Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak," zowel het soort dat kan worden uitgelegd, als dat niet kan worden uitgelegd, "ik ware niets!" Wat voor nut heeft het dan om er zoveel drukte over te maken?

195 "Al ware het, dat ik alle geheimenissen Gods begreep." Waarom gaat u naar seminaries en probeert er zoveel te leren? U kunt maar beter eerst in orde komen met God. Zeker.

196 "Al ware het, dat ik... 'O, zij geprezen, halleluja!'" U wordt zo dat u geen bijeenkomst kunt houden of u moet er een genezingscampagne bij hebben of er moeten bepaalde wonderwerken worden verricht. "Een zwak en overspelig geslacht zoekt naar zulke dingen." Wat wilt u ermee?

197 Paulus zei dat hij allerlei dingen zou kunnen doen, zelfs bergen verplaatsen, en dan was hij nog steeds niets! "Want tongen, zij zullen verstommen; kennis, zij zal afgedaan hebben; profetieën, zij zullen afgedaan hebben. Maar wanneer het volmaakte is gekomen, dat zal voor immer bestaan." En liefde is volmaaktheid! "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat" (een ieder die huivert, een ieder die schudt, een ieder die spreekt, een ieder...) "een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe." Geloof dat, kinderen.

198 Ze proberen het zo ingewikkeld te maken, deze dingen en die dingen, terwijl het op één ding aankomt: uw persoonlijk geloof in God. Dat is het. Dat telt. "Want door geloof (niet door gevoel)... door geloof (niet door emotie)... door geloof (niet door sensatie)... maar door geloof bent u gered; en dat door..." (Omdat u de Here zocht? Omdat u een goede persoon was?) "Omdat God u, door genade, van tevoren kende en u bestemde tot eeuwig leven."

199 Jezus zei: "Niemand kan tot Mij komen tenzij Mijn Vader hem trekke. En allen die tot Mij komen zal Ik eeuwig leven geven. Niemand kan ze uit Mijn hand rukken; zij zijn de Mijnen. Zij zijn voor altijd gered, Ik heb ze. Niemand rukt ze uit Mijn Vaders hand, en Hij is Degene die ze aan Mij geeft. Zij zijn Mijn liefdegaven."

200 "En allen die Hij van tevoren kende, heeft Hij geroepen (Hij roept niemand tenzij Hij hem van tevoren kende); allen die Hij heeft geroepen heeft Hij gerechtvaardigd; allen die Hij heeft gerechtvaardigd heeft Hij verheerlijkt." Dus u ziet dat we in volmaakte rust zijn.

201 Nu, ik weet dat er hier een heleboel wettische mensen zijn, negenennegentig procent van u. Maar kijk, als u dit slechts zou nemen en beseffen dat ik u niet iets probeer te zeggen wat...

202 U zegt: "Wel, broeder Branham, ik heb altijd gedacht dat ik dit moest doen en dat moest doen." Er is zo'n groot verschil, broeder, in wat u moet doen en wat u wilt doen. U bent gered, niet omdat u er iets mee te maken had; u bent gered, omdat God u heeft gered voor de grondlegging der wereld.

203 Luister! Luister hier! In de Bijbel staat in Openbaring... Ik ga u meenemen van het eerste boek naar het laatste. In de Bijbel staat in Openbaring, dat toen het beest kwam, hij allen verleidde die op de aarde waren. Dat deed het beest. "Hij verleidde allen op de aarde wier namen niet geschreven waren in het Levensboek van het Lam..." (Sinds de opwekking begon; klinkt dat goed? Wel, sinds de prediker die geweldige prediking predikte; sinds die man werd genezen...) "sedert de grondlegging der wereld!"

204 Waar werd Jezus geslacht? Op Golgotha? Beslist niet! Jezus werd geslacht voor de grondlegging der wereld. "Zie het Lam Gods dat werd geslacht voor de grondlegging der wereld!" Toen God in den beginne de zonde zag, toen Hij zag wat er was gebeurd, toen sprak Hij het Woord en Jezus werd geslacht voor de grondlegging der wereld. En iedere persoon die gered werd, werd overeenkomstig de Bijbel gered toen het Lam werd geslacht in de gedachten van God, voor de grondlegging der wereld; toen werd u al betrokken in redding. Dus wat gaat u er aan doen?

205 Het is God! Gezegend zij de Naam des Heren! "Het is God die werkt; niet degene die wil, noch degene die loopt, maar het is God die genade schenkt." Toen Jezus voor de grondlegging der wereld werd geslacht, duurde het vierduizend jaar voordat het echt gebeurde. Maar ieder woord van God is vast, al sprak God het daar ver terug. Het is onveranderlijk, het is ondeelbaar, het kan niet falen. En toen God de Zoon slachtte voor de grondlegging der wereld, was Hij evenzeer geslacht als toen Hij het werd op Golgotha. Het is, als God het zo zegt, een beëindigd produkt. En onthoud, toen het Lam werd geslacht, was uw redding in het offer inbegrepen, omdat de Bijbel sprak dat uw naam was "geschreven op het Levensboek van het Lam van voor de grondlegging der wereld". Hoe zit het daarmee? Wat gaan wij nu doen? Het is God die genade bewijst! Het is God die u riep. Het is God die u koos in Christus voor de grondlegging der wereld. Jezus zei: "U hebt Mij nooit gekozen, Ik koos u. En Ik kende u van voor de grondlegging der wereld." Daar bent u er.

206 Dus, ziet u, dat haalt de vrees uit u weg. "O, ik vraag me af; als ik het maar kan volhouden, dan zal ik het halen. Prijs God, als ik het maar kan volhouden." Het gaat er niet om of ik het volhoud of niet, het gaat er om of Hij het volhield of niet. Het gaat er om wat Hij heeft gedaan. Niet wat ik heb gedaan, het is wat Hij heeft gedaan.

     Valt het onder de lossingswet? Dit is een klein iets wat ik nog wil zeggen voordat we sluiten:

207 Wat als een oude merrie geboorte gaf aan een kleine muilezel en die kleine muilezel z'n oren waren allebei gebroken, z'n ogen stonden scheel, hij had x-benen, o-benen, z'n staart stond recht omhoog? Wat een afschuwelijk uitziend dier. Wel, iedereen... Als die kleine muilezel kon denken, zou hij bijvoorbeeld zeggen: "Nu, wacht eens even! Als ze vanmorgen het huis uitkomen, ik kan je vertellen dat ze mij m'n kop wel zullen inslaan, want ze zullen mij wel nooit te eten willen geven; kijk eens wat een afschuwelijk ding ik ben. Ik maakt geen enkele kans."

208 Wel, dat is juist, u maakt geen enkele kans. "Wel, ik werd in deze wereld geboren, maar kijk eens hier wat een afschuwelijk uitziend wezen ik ben. Dus ik maak geen enkele kans. Ik zal het niet halen. Ik kan het niet." Zie?

209 Maar wat als zijn mammie echt goed is onderwezen in de wet? Dan zal ze zeggen: "Zoon, dat is juist. Je bent geheel misvormd en je bent het zelfs niet waard het voedsel van de aarde te eten. Dat is waar, je bent het niet waard. Maar zoon, hoe het ook zij, jij bent m'n eerstgeborene. En weet je, je bent geboren onder een geboorterecht; en de priester zal nooit naar jou kijken, maar in plaats van jouw naam, moet er een onschuldig lam zijn dat geen enkel gebrek heeft en die moet sterven in jouw plaats, zodat jij kunt leven."

210 Wel, die kleine muilezel zou gewoon op en neer kunnen springen en een geweldige tijd hebben. Het maakt totaal niet uit wat hij is, omdat hij helemaal niet wordt bekeken door de rechter – de priester. Het is het lam waar de priester naar kijkt. Niet de muilezel; het lam!

211 En het is Christus waar God naar kijkt, niet u. Het is Christus! Als er dus geen fout aan Hem is, hoe kan er dan iets fout zijn? Hoe kan Hij iets verkeerds vinden als u dood bent en uw leven is verborgen in Christus door God, verzegeld door de Heilige Geest? "Zij die uit God geboren zijn zondigen niet, want hij kan niet zondigen." Hoe kan hij zondigen wanneer er een volmaakt Offer ligt in zijn plaats? God kijkt helemaal niet naar mij, Hij kijkt naar Christus; omdat wij in Christus zijn.

212 Nu, als ik Christus liefheb, zal ik met Hem leven. Hij zou mij nooit binnen hebben gebracht tenzij Hij mij kende. Als God mij vandaag zou redden, in de wetenschap dat Hij mij over zes weken vanaf nu zou verliezen, dan zou Hij Zijn eigen doel voorbij schieten. Juist. Hij kende dan zelfs de toekomst niet als Hij mij redde en wist... Waarvoor wil Hij mij dan redden, als Hij wist dat Hij mij zou verliezen? God doet geen dingen om ze daarna weer terug te nemen, te zwak om Zijn belofte te houden. Toen Hij u redde, was het voor tijd en eeuwigheid.

213 Nu, u kunt worden opgewerkt en zeggen: "O ja, prijs God! Halleluja! Ik sprak in tongen. Ik jubelde. Ik heb het. Halleluja!" Dat betekent niet dat u het hebt. Maar broeder, wanneer daar beneden iets binnenkomt en u wordt verankerd met Christus, dan volgen de vruchten van de Geest u. En wij getuigen ervan, onze geest met Zijn Geest, dat wij zonen en dochters van God zijn. Alstublieft, heb dàt, vrienden.

214 Ik zou u hier de hele avond kunnen houden om daar over te praten. Ik houd daarvan. Ik heb u lief. Ik zal keer op keer, als God mijn leven zal sparen, naar deze kleine Tabernakel terugkomen. Ik wil u geworteld en gegrond zien in dat heilige geloof. Ik wil niet zien dat u wordt heen en weer geslingerd door elke kleine wind van leer die langskomt, en schudden en tekeer gaan en het hebben van een beetje bloed in hun handen, of een beetje ijs op hun gezicht of iets dergelijks. Het zien van een bepaald soort licht voor hen of het een of andere zelfzuchtige ding, zoals de Bijbel zei: "Opgeblazen in hun hart en begrijpen niets." En dat is zo. Ik wil dat u vast staat op het Woord. Als het ZO SPREEKT DE HERE is, blijf daarbij, leef erbij. Dat is de Urim Thummim van deze dag en God wil dat u dáár bij leeft. Als het niet in het Woord staat vergeet het dan en leef voor God, leef voor Christus.

215 En wanneer uw hart begint weg te dwalen, u weet dat er iets is gebeurd, ga dan terug naar het altaar en zeg: "Christus, herstel de vreugde van mijn verlossing. Geef mij die liefde die ik eens had, het lekt er uit, Here. Er is iets wat ik heb gedaan; maak mij weer heilig." Zeg: "O Here, er is niets wat ik kan doen, ik kan niet stoppen met dit en stoppen met dat. Ik zie op naar U om het uit mij weg te nemen, Here; en ik heb U lief."

216 En wandel bij het altaar vandaan als een nieuw persoon in Christus Jezus. Dan hoeft u niet afhankelijk te zijn van uw kerk, afhankelijk te zijn van uw priester, afhankelijk te zijn van uw herder. Dan steunt u op het vergoten Bloed van de Here Jezus: "Door genade bent u gered."

     Laat ons bidden:

217 Here, zulke sterke onderwijzingen. Het is tijd dat deze kleine gemeente vlees zou kunnen eten en niet meer de melk van het Woord. We zijn al te lang met de melk bezig, de baby zijn fles gevend. Maar we hebben behoefte aan vaste spijzen want de dag is aanstaande. Geweldige angstaanjagende tijden komen naderbij en er liggen meer moeilijkheden op ons te wachten. We weten dat er helemaal geen betere tijden zullen komen. We weten dat we aan het eind zijn; tijden zullen voortdurend slechter en slechter worden totdat Jezus komt; overeenkomstig de Schrift.

218 We kunnen in dit leven niets aan hen beloven. Maar in het leven dat komt kunnen we hun door Uw Woord eeuwig leven beloven, als zij aan de Zoon van God zullen geloven en Hem aannemen als hun verzoening; als Degene die in hun plaats stond, als Degene die hun zonden op Zich nam. Sta het nu toe.

219 Mogen ongelovigen gelovigen worden. Mogen kerkbelijders hier vanavond, die godsdienst beleden hebben en alleen maar in de kerk leefden, mogen zij een ervaring met God ontvangen, dat er zo'n liefde in hun hart komt, dat zij huilen vanwege hun zonden; aan zichzelf sterven en opnieuw zullen worden geboren door de Heilige Geest; en zachtmoedig zijn en vriendelijk en liefhebbend en vol vreugde en zegeningen. Zo'n leven levend dat zij zo zoutend zijn, dat het zal veroorzaken dat de mensen om hen heen er naar zullen dorsten te zijn zoals zij. Sta het toe, Here, want wij vragen het in Zijn Naam.

     En met onze hoofden gebogen:

220 Ik vraag mij af vanavond of er hier iemand is die zou zeggen: "Broeder Branham, als ik op die tijd zou worden gewogen in de weegschaal van God, dan zou ik nooit, nooit, nooit in staat zijn om aan die kwalificatie, waar u vanavond over spreekt, te voldoen. Ik wil dat u mij gedenkt in gebed, dat ik mijn wegen zal veranderen en dat God binnen zal komen en deze onzin uit mij zal wegnemen en een echte Christen van mij zal maken." Zou u uw hand willen opheffen voor gebed, als u dat wilt? God zegene u. God zegene u. God zegene u, achteraan. En God zegene u. God zegene u, meneer. God zegene u, grote broeder. God zegene u, zuster.

Heilig, heilig, heilig, Here God der heerscharen,
Hemel en aarde zijn vol van U;
Hemel en aarde prijzen U;
O Here, Allerhoogste.

Heilig,...

221 Terwijl u nu nadenkt, biddend, als u zich overtuigd voelt dat u verkeerd hebt gedaan en u wilt in orde zijn, zou u dan even uw hand willen opsteken? Zeg: "God, maak mij wat ik behoor te zijn." God zegene u, kleine dame. "God, maak mij wat ik behoor te zijn." God zegene u, broeder, zuster, u, u; u die hier zit. De dag gaat onder. Ik weet dat het moeilijk is, vrienden, maar het is beter om nu de waarheid te weten.

222 Bid nu zachtjes:

Heilig, heilig, heilig, Here God... (Hij alleen is heilig)
Hemel en aarde zijn vol van U;
Hemel en aarde prijzen U;
O Here, Allerhoogste.

223 Hemelse Vader, terwijl de zon des avonds ondergaat verzamelen de roodborstjes zich bij hun vriendjes in de bomen, al de vogels gaan naar hun nest; de duiven vliegen omhoog naar de draden, zo hoog dat de slangen hun geen kwaad kunnen doen gedurende de nacht; ze zitten daar en koeren naar elkaar totdat ze gaan slapen. Tenslotte is de zon ondergegaan.

224 Op een dag zullen wij genaderd zijn tot dat uur dat de zon op het punt staat onder te gaan. Ik weet niet wanneer, Here. Maar er zijn vanavond mensen hier die ervan overtuigd zijn, dat ze verkeerd zijn geweest en zij willen tot die plaats komen. Zoals Lincoln er toe kwam toen hij stervende was en zei: "Keer mijn gezicht naar de ondergaande zon." En hij begon: "Onze Vader die in de hemelen zijt..."

225 Zoals Moody destijds zei: "Is dit de dood? Dit is mijn kroningsdag."

226 O Eeuwige, ontvang hen nu; door geloof, zoals zij daar op hun stoelen zitten. U klopte aan hun hart, op hun stoelen; dat is hun altaar. Dit is de tijd voor U om hen te ontvangen; precies nu. U hebt gezegd: "Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen."

227 En op een dag als de zon ondergaat en uw vrouw of man bij het bed staat, de dokter is weggelopen... O heilig, heilig, die mooie lieflijke stilte, vlak voordat de zon ondergaat. Als we konden opstaan en zeggen:

Zonsondergang en Avondster,
En een heldere oproep voor mij;
En moge er geen rouwklacht zijn bij de zandbank,
Als ik koers zet naar zee.

228 O God, sta het hun toe in dit uur, terwijl zij wachten, erop wachten dat de zegening van God op hen zal komen. Neem geheel hun temperament weg, geheel de wereld uit hen weg, en schep in hen een nieuw hart. U hebt gezegd: "Ik zal dat oude hart wegnemen en er een hart van vlees in plaatsen. En Ik zal Mijn Geest in dat hart plaatsen en zij zullen in Mijn wegen wandelen en Mijn voorschriften houden", omdat het een wet van liefde is en niet van plicht. Het is van liefde en liefde dringt ons ertoe. Het is een liefdesplicht die ons dringt. Het is onze plicht om liefde te volgen. En ik bid, God, dat U het aan ieder hart wilt geven van degenen die hun hand opstaken vanavond.

229 En mogen degenen die hun hand niet opstaken, mogen zij nu, door genade, hun handen opheffen om U aan te nemen en om te worden vervuld met Uw Geest op deze zachte, lieflijke, rustige, nederige wijze; en vol zijn van genade, hier vandaan gaan als een veranderd persoon. Wat zullen de vogels anders zingen, hoe anders zal iedereen zijn na dit uur, o Here, Allerhoogste.

Heilig, heilig, heilig, Here God der aarde,
Hemel en aarde zijn vol van U;
Hemel en aarde prijzen U;
O Here, Allerhoogste.

230 Nu, met uw hoofden gebogen, u die uw handen hebt opgeheven om in gebed gedacht te worden, voelt u zich alsof God nu op zo'n manier tot u gesproken heeft, niet door emoties, maar door iets daar diep beneden in u? Voelt u zich alsof God u eeuwig leven heeft gegeven? Voelt u zich alsof u vanavond als een veranderd persoon deze kerk verlaat? Zou u uw hand nog eens willen opsteken vanavond? God zegene u, zoon. God zegene u, broeder. God zegene u, zuster. God zegene u. Dat is juist. "Ik zal vanavond als een nieuw persoon uit deze kerk weggaan, als een pasgeboren baby in het Koninkrijk van God."

231 Wat gebeurde er? Ik weet dat het een regel is om naar het altaar te komen; dat is een Methodistenaltaar... ik bedoel een Methodistenverordening. Het werd ingesteld in de Methodistenkerk in de dagen van John Wesley. Dat was er in de Bijbelse dagen niet. "Zovelen als er geloofden werden toegevoegd aan de kerk." U kunt geloven waar u ook bent, buiten in het veld, op straat, overal. Overal, het maakt geen enkel verschil waar u Christus aanneemt als uw persoonlijke Redder. Het is een handeling van de Heilige Geest die in uw hart komt. Wanneer u Hem gelooft, Hem aanneemt, bent u overgegaan vanuit de dood in het leven, en u wordt nieuwe scheppingen in Christus Jezus.

Gij mij niet voorbij, o vriendelijke Redder,

     (Ga nu op uw voeten staan.)

Hoor mijn nederig geroep;
Terwijl Gij anderen oproept,
Ga mij niet voorbij.

232 Nu wil ik dat de jongeman en de dame van wie ik begrijp dat het zijn vrouw is, die hun handen opstaken, ik wil dat je je hand nog eens opsteekt, zoon; met die rode jas aan, en de dame die daar Christus aannamen als hun persoonlijke Redder. De jongeman die hier in een rolstoel zit, aanvaardde Christus als zijn Redder, voelde dat God hem had gered. En anderen achteraan die hun handen opstaken, steek ze opnieuw op zodat de mensen om zich heen kunnen kijken en gemeenschap met u kunnen hebben.

233 Schud ze de hand, iemand die bij hen in de buurt staat en zeg: "God zegene u. Welkom in het koninkrijk van God, mijn broeder, mijn zuster." Gemeenschap, dat is wat wij willen. God zegene... Schud de hand van deze jongeman hier in de rolstoel. De Here zij met hem. Dat is juist, wij verwelkomen u in de gemeenschap van de Heilige Geest.

234 Als u tot nog toe niet bent gedoopt en ernaar verlangt te worden gedoopt, neem dan contact op met de voorganger over die zaak. Er zit zelfs vanavond water in het bad als u wilt worden gedoopt. Alles is gereed. (Is er eigenlijk wel dopen? Hoe zit het?) Maar het doopbad is gereed als iemand gedoopt wil worden. In de Bijbel staat: "Bekeert u, ieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van uw zonden en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want de belofte is aan u en uw kinderen en aan degenen die veraf zijn, zovelen als de Here God ertoe roepen zal."

235 Hebt u Hem lief? Steek uw hand op. O, is Hij niet wonderbaar? Hoe geniet u van dit Hebreeënboek? Houdt u ervan? Ja, wonderbaar. Nu, het is correctie. O, het is streng en het is strak. Maar daar houden we van, dat is de wijze waarop we het willen hebben; we zouden het op geen andere manier willen hebben.

236 Gelooft u dat Paulus de autoriteit had om het zo te prediken? Paulus zei: "Als er een engel zou komen die een ander evangelie zou prediken, hij zij vervloekt." Is dat zo? We houden dus van Hem met heel ons hart.

237 Ik zal nu gaan vragen of de voorganger een ogenblik hierheen wil komen, onze meest dierbare broeder, broeder Neville, en hij zal u iets te zeggen hebben. En nu, als de Here wil, zullen wij u woensdagavond terug zien en aankondigingen doen betreffende het bijwonen van een dienst bij broeder Graham Snelling. En hier zullen we doorgaan met het prediken over het zevende en achtste hoofdstuk, aanstaande woensdagavond. Broeder Neville.