Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Wendt u naar het noorden

Door William Marrion Branham

1 Tweede hoofdstuk van Deuteronomium, te beginnen bij het eerste vers (iemand leest het Schriftgedeelte).

     Deuteronomium 2:1-19:

     1 Daarna keerden wij om en reisden naar de woestijn, de weg van de Schelfzee, gelijk de HEERE tot mij gesproken had en wij togen om het gebergte Seïr, vele dagen.

     2 Toen sprak de HEERE tot mij, en zei:

     3 Gij hebt dit gebergte genoeg omgetrokken; keert u naar het noorden.

     4 En gebied het volk, zeggende: Gij zult het gebied van uw broeders, de kinderen van Ezau, doortrekken, die in Seïr wonen; zij zullen wel voor u vrezen, maar gij zult u zeer wachten.

     5 Vermengt u niet met hen, want Ik zal u van hun land niet geven, ook niet tot de betreding van een voetzool; want Ik heb Ezau het gebergte Seïr tot een erfenis gegeven.

     6 Spijs zult gij voor geld van hen kopen, dat gij eet; en ook zult gij water voor geld van hen kopen, dat gij drinkt.

     7 Want de HEERE, uw God, heeft u gezegend in al het werk van uw hand; Hij kent uw wandelen door deze zo grote woestijn; deze veertig jaren is de HEERE, uw God, met u geweest, geen ding heeft u ontbroken.

     8 Toen wij nu doorgetrokken waren van onze broeders, de kinderen van Ezau, die in Seïr woonden, van de weg van het vlakke veld, van Elath en van Ezeon-Geber, zo keerden wij ons en trokken door de weg der woestijn van Moab.

     9 Toen sprak de HEERE tot mij: Beangstig Moab niet, en meng u niet met hen in de strijd; want Ik zal u geen erfenis van hun land geven omdat Ik aan Lots kinderen Ar tot een erfenis gegeven heb.

     10 De Emieten woonden tevoren daarin, een groot en talrijk en lang volk, gelijk de Enakieten.

     11 Dezen werden ook voor reuzen gehouden, als de Enakieten; en de Moabieten noemden hen Emieten.

     12 Ook woonden de Horieten tevoren in Seïr, maar de kinderen van Ezau verdreven hen uit de bezitting en verdelgden hen van hun aangezicht en hebben in hun plaats gewoond; zoals Israël gedaan heeft aan het land van zijn erfenis, dat de HEERE hun gegeven heeft.

     13 Nu, maakt u op, en trekt over de beek Zered. Alzo trokken wij over de beek Zered.

     14 De dagen nu, die wij gewandeld hebben van Kades-Barnea totdat wij over de beek Zered getrokken zijn, waren achtendertig jaren; totdat het ganse geslacht der krijgslieden uit het midden van het heerleger verteerd was, zoals de HEERE hun gezworen had.

     15 Zo was ook de hand des HEEREN tegen hen, om hen uit het midden van het heerleger te verslaan, totdat zij verteerd waren.

     16 En het geschiedde, toen al de krijgslieden verteerd waren, uit het midden van het heerleger wegstervende,

     17 Dat de HEERE tot mij sprak, zeggende:

     18 Gij zult heden doortrekken aan Ar, de grens van Moab;

     19 En gij zult naderen tegenover de kinderen van Ammon; beangstig die niet en vermeng u met hen niet, want Ik zal u van het land der kinderen Ammons geen erfenis geven, omdat Ik het aan Lots kinderen tot erfenis gegeven heb.

     (Laten we blijven staan. Moge de Here het lezen van Zijn Woord zegenen).

     ... een kou, Satan overhandigde het mij en ik overhandigde het hem terug. Hij overhandigde het terug aan mij en ik overhandigde het aan hem. Dus dat ging zo door tot de tijd aanbrak om de kerk te gaan opdragen en tenslotte kwam ik toen van hem af en ging door met het opdragen van de kerk.

     Terwijl ik vanmiddag op deze kist sta... Dat brengt mij terug naar de tijd toen mamma mij op een kist zette om de afwas te doen. Wel, ik hoop dat we vanmiddag alles schoon krijgen, zodat de Here u zegene.

2 Een paar aankondigingen... ik moest onlangs een aankondiging maken in Houston. Mij werd hier een klein briefje gegeven dat zei: "Kondig alstublieft aan dat broeder van Heuf... van Heus, een gast-prediker, van 27 februari tot 5 maart in Phoenix, Arizona, zal zijn." Houdt dat in gedachte.

3 Nu, ik geloof dat broeder Oral Roberts hier morgenavond zal spreken. Misschien van ditzelfde auditorium? De eetzaal. En broeder Oral is stellig een meesterstuk van God in de kansel. Een wonderbare man van God, een man van geloof. En ik ben er zeker van dat het u goed zal doen te komen en broeder Roberts morgenavond te horen.

     En dan het ontbijt in de ochtend, enzovoort... Reeds van sommigen achter het gordijn heb ik al gezien dat ze hun kaarten, enzovoort, gekregen hebben. Dat is mooi. We zijn altijd blij in deze conventies te zijn.

     Ik weet dat er voor u binnen enkele ogenblikken iets plaats zal vinden - onmiddellijk nadat ik met spreken klaargekomen ben - een of andere samenkomst. Ik zal mijn woorden zo kort mogelijk houden. Ten eerste ben ik een beetje hees en vervolgens, [onduidelijke woorden] bent u hier al meer dan twee uur. Ik weet dat u vermoeid bent.

4 Welnu, morgen of aanstaande zondag, zo de Here wil (aanstaande zondag is het 5 februari), aanstaande zondagavond bij de "Assemblies of God" in Tucson, zullen we bidden voor de zieken. Aanstaande zondagavond, aanvang om half acht in Tucson, Arizona. En dan reizen we vandaar verder naar de Westkust, helemaal ten zuiden van Los Angeles - Long Beach, denk ik dat het is; dan omhoog in de buurt van Bakersfield voor de volgende dienst, dan oostwaarts. Ik hoop, als het Gods wil is, dat ik in Zürich op dezelfde tijd ben dat die mannen daar zijn, en ook Jeruzalem. Ik zou graag eens naar Jeruzalem willen gaan om het land te zien waar onze Heer is geweest.

5 Ik wil zoveel van mijn fijne vrienden hier begroeten. Ik zie broeder Dickson en broeder Rhodes, zovelen van de mannen hier. Het zou heel wat tijd nemen om hun namen te noemen. En toen ik hier enkele ogenblikken geleden stond om broeder Smith te spreken, en hij kwam en sloeg zijn armen om me heen - wat een wonderbare tijd van gemeenschap.

     Welnu, terwijl wij de Schriftgedeelten lezen zou ik graag tot tekst willen nemen, als je het dat zou noemen, uit het 3e vers van het tweede hoofdstuk van Deuteronomium: "Gij hebt dit gebergte lang genoeg omgetrokken; keert noordwaarts." Ik zou graag willen spreken over het onderwerp van "Noordwaarts keren."

6 Het zou voor Israël moeilijk te bedenken zijn geweest dat het beloofde land veertig jaar verwijderd lag, toen zij aan de andere kant van de Rode Zee dansten, juichten en zich aan het verblijden waren - terwijl zij er in totaal slechts enkele dagen vandaan waren. Het is niet meer dan slechts een hele korte tijd. Ik geloof dat je het met een auto waarschijnlijk in anderhalf uur zou kunnen rijden. Lopend zou je het in twee dagen kunnen halen, makkelijk in drie of vier, zoiets dergelijks. Je zou door kunnen gaan naar het beloofde land. En zij dachten dat ze er bijna waren en zij hadden een geweldig vreugdefeest van juichen en God prijzen, en ze zagen wat God voor hen had gedaan en hoe dat... Het zou moeilijk geweest zijn om hun te laten geloven dat zij veertig jaar van die belofte verwijderd waren, van de volle belofte van God die Hij hun had beloofd.

7 Genade had hun voorzien van iets geweldigs. Genade had hun van een paaslam voorzien. Genade had hun van een profeet voorzien. En genade had hun van een engel voorzien. Het paaslam was voor hun zonden. De profeet was hun instructeur. De engel was hun gids. Genade had voor hen in alles voorzien, maar ondanks dat alles verlangden zij een wet.

     En deze genade had voor hen voor een ontsnapping uit Egypte gezorgd voor zij ook maar een wet hadden. Toen had genade hun voorzien van één van de grootste opwekkingen die zij ooit zouden krijgen. In deze opwekking hadden zij geweldige krachten van God gezien. In deze opwekking hadden zij zonneschijn gezien terwijl de rest van de wereld in duisternis was gehuld. In deze opwekking hadden zij de machtige Hand van God Zijn volk zien verlossen, die hen uit slavernij naar bevrijding bracht. En in deze opwekking, nadat zij de Rode Zee overgestoken waren, bemerkten zij dat al hun vijanden dood achter hen lagen in de Rode Zee. Waarom zouden zij daar iets aan toe willen voegen?

8 Zij stonden ongeveer net eender zoals onze Pinkstervaders ongeveer veertig jaar geleden of nog meer, nadat wij hetzelfde gezien hadden als wat zij zagen - één van de machtigste opwekkingen die de kerk ooit heeft gehad. We hebben Goddelijke genezing gezien, hoe de mensen uit slavernij werden gehaald, die gebonden waren door ketenen van denominaties, enzovoort, en eruit gebracht werden in vrijheid. Genade had hun voorzien in alles wat zij maar nodig hadden: een engel van God om hen te leiden, profeten, grote mannen.

9 Ik hoorde ze onlangs zeggen, dat toen men die Azusa straatsamenkomsten hier in Californië hield, dat men het een schande vond dat ze de zangboeken in de dienst invoerden. Men zong in de geest. Gewoon zoals de Geest hen liet uitspreken, zongen zij het. Zij dansten in de Geest. Ze hadden een geweldige tijd. En zij namen het Woord van God in heiliging aan om zich van hun zonden af te scheiden en zij wisten dat ze van dood in Leven waren overgegaan. Wat een opwekking hadden ze een veertig jaar geleden!

10 Maar zoals Israël deed, zo maakten ook onze vaderen de fatale fout - een ding dat hen nog veertig jaar in de woestijn hield. We ontdekken dat zij, in plaats van tevreden te zijn met wat zij hadden en wat God voor hen had gedaan, bij het zien van de werken van Zijn handen, de vrucht van genade die alles wat zij nodig hadden verschafte... Zelfs in zoverre dat zij geen zangboek hoefden te hebben. Ik wilde dat ik dit had kunnen zien in die dagen.

11 Maar Israël, na al die dingen, Israël in het natuurlijke... Dit is Israël in het geestelijke. Net zoals God Zijn volk naar een beloofd land bracht in het natuurlijke, brengt Hij, in het geestelijke, Zijn gemeente naar een beloofd land. Zij waren onderweg en hadden een geweldige tijd, maar toch... Nadat genade in alles wat zij nodig hadden had voorzien, wilden zij toch zelf iets doen, iets waarmee zij God konden tonen dat zij er zelf iets aan moesten doen.

12 En dit is wat... Wanneer de gemeente in die toestand geraakt, dan is zij altijd aan het terugvallen. En wanneer u tracht, of ik tracht, of welk mens ook, probeert God een handje met Zijn werk te helpen - om iets eraan toe te voegen of iets er vanaf te doen... We moeten het laten op de manier zoals God het voor ons heeft voorzien. Laat de opwekking gewoon voortbewegen zoals de Geest beweegt.

13 Die mensen waren slechts acht of tien dagen van de volledige belofte van God verwijderd, als zij de leiding van de Heilige Geest hadden gevolgd. Deze mensen in deze dag, onze vaders, waren slechts een paar dagen verwijderd van de volheid van Gods belofte, als zij maar door waren gegaan en de leiding van de Heilige Geest hadden gevolgd. Maar evenals zij, moesten wij iets doen.

14 De grootste fatale fout die Israël ooit maakte was Exodus 19. Nadat genade hun van al deze dingen had voorzien en de opwekking had gegeven, verlangden zij nog steeds een wet. Hoewel zij scholen konden hebben, theologisch getrainde voorgangers en, wel, precies zijn als de rest van de mensen - iets waarover men zich druk kon maken, iets waardoor men scheiding onder elkaar kon maken, een gemeenschap of broederschap verbreken: "Wij geloven dìt" en "Wij geloven dàt". Als zij het enkel lieten gaan op de manier zoals God het deed verlopen, zou het goed geweest zijn.

     Maar wij proberen altijd onze ideeën erin te brengen, zodat wanneer wij onze ideeën inbrengen, wanneer wij onze theologie in Gods Geest injecteren, het Gods Geest wegneemt. Zo was het in die dag. Zij waren op weg, maar zij verlangden iets wat zij zelf konden doen.

15 Door dit geharrewar en door dit tekeer gaan, bemerkten ze vervolgens dat zij de Heilige Geest van zich wegdreven. Het was een grote fout. Het was een grote fout toen wij, onze vaders, hetzelfde deden. Toen de Heilige Geest allereerst in Azusa straat viel, en in vele andere delen van de wereld, indien wij het door zouden hebben laten gaan, de leiding van de Geest - de wereld buiten houden, doorgaan, en gewoon de Heilige Geest laten leiden - we zouden al in het beloofde land zijn geweest. Maar we zijn al veertig en nog wat jaren ervan verwijderd. Precies zoals zij deden, hebben wij gedaan.

16 Iets komt de kerk binnen, of een of ander geschilpunt, en wij wilden ons tot een denominatie vormen, in plaats van gewoon door te gaan met de broeders lief te hebben, en voortgaan; of waarom het niet met rust te laten? Elke plant die mijn Hemelse Vader niet heeft geplant zal toch ontworteld worden. Wat voor nut zal het hebben om de afval van een denominationele hinderpaal te vergaren om zo de andere kerel buiten te houden? We denken altijd aan wat er komen gaat.

17 Er is een klein verhaaltje dat vertelt zoiets als dit, dat... Misschien is het niet passend om het in de preekstoel voor een groep Geest-vervulde mensen, waar ik het voorrecht heb tegen te spreken, te zeggen. Maar het luidt: Drie apen zaten in de boom naar elkaar te kijken. En ze keken naar beneden en zagen de arme menselijke wezens, en ze zeiden: "Zijn ze niet diep ongelukkig? En zíj zeggen dat ze van ons afstammen. Dat is verkeerd. Ik zou nooit een omheining om mijn kokosnootboom willen zetten om mijn broeder-apen te weerhouden dezelfde kokosnoten te eten, die ik eet." Zo zijn menselijke wezens. De kerk is altijd op die manier geweest.

18 Een keer toen Israël zoals de rest van de volken wilde optreden wensten zij een koning. Zij wilden dat Samuël hun een koning gaf. Wel, Samuël vertelde hun, en zei: "Dit zal niet werken. God is uw Koning. Laat toch God uw Koning zijn."

     Maar zij verlangden een koning omdat zij wensten op te treden zoals de rest van de volken. Zij wilden handelen zoals de Filistijnen en de rest van de naties - gevormd naar de wereld, in plaats van God hun koning te laten zijn.

19 Samuël vertelde hun... God zei tegen Samuël... Samuël hun trouwe, oude profeet riep Israël op en zei: "Heb ik u ooit iets in de Naam van de Here verteld dan dat het gebeurde? Heb ik u ooit iets in de Naam van de Here verteld dat niet gebeurde? Heb ik u ooit om uw geld gebedeld of iets van u weggenomen?"

     "Nee, u hebt ons niet om geld gebedeld", zei Israël. "Noch hebt u ons iets in de Naam van de Here verteld dat niet gebeurd is. Maar toch willen wij een koning."

     Ziet u, de mens wil zelf iets doen. Hij wil zijn autoriteit tonen. Hij wil tonen hoe groot hij is, of hoe zeer hij van iemand anders kan verschillen, van de rest van de mensen. Dan verdwijnt God uit het beeld, heel precies.

     Welnu, zoals Israël was, altijd geweest is, net zoals het toen was, was er een gemengde menigte. Sommigen van hen wilden het ene; sommigen wilden wat anders. Zo hebben wij het vandaag; en die aan de andere kant staat is meestal degene die wint.

20 Het ging op dezelfde wijze op het Concilie van Nicea, toen onze kerken werden gesticht. De een wilde dit en de andere dat. De kleine Pinkstergroep werd eruit geduwd. De organisatie nam het over.

21 En de daden van de Nicolaïeten werden een leer na het Concilie van Nicea. Zij vormden hun eigen geloof, stelden hun eigen mensen aan, namen al de... 'Nico', zoals ik onlangs zei, betekent 'overwinnen'. 'Nicolaïeten' betekent: de leken overwinnen, en alle heiligheid in één man plaatsen: doe zoals u wilt; en betaal uw geld in de kerk; en laat de mens u de vergiffenis van zonden geven; laat hem uw gebed doen, enzovoort.

22 Dat is Gods wil niet. Gods Woord gaat uit onder de leken; iedereen! U bent een individu. God werkte met Israël als een volk; met u en mij als individuen. Om onze zonden plaatsen wij onze Redder voor God.

23 En wij zien dat die gemengde menigte... Liefde, dat is... De twee zonen van Izaäk en Rebekka zijn over heel de wereld vertegenwoordigd. Telkens wanneer er een opwekking komt, worden er tweelingen geboren. Telkens wanneer wij een opwekking hebben worden er tweelingen geboren. Ezau en Jakob waren tweelingen. De één was een man van de wereld, de andere was geestelijk.

24 Ezau was net zo'n goede man als Jakob, als je naar hem keek. Hij wilde graag voor zijn oude, blinde vader, die de profeet was, zorgdragen. Hij was een goede jongen - moreel, denk ik, in orde. Maar... en ging aan het werk. En misschien was Jakob net een moeders' jochie, bleef in mamma's buurt - wij zouden hem een moederskindje noemen. Ezau was geliefd. Een man van de wereld, natuurlijk, gaf nooit iets om het geboorterecht.

     Maar voor Jakob maakte het geen enkel verschil hóe hij het kreeg, er was slechts één ding in zijn gedachte: dat was het geboorterecht, al het andere maakte niet uit... of hoe hij het kreeg.

25 Zo gaat het met een geestelijk geboren kerk. Toen de Protestantse kerk een opwekking had, toen Luther een opwekking had, toen Wesley een opwekking had - Knox, Calvijn, en door alle tijdperken, bracht het tweelingen voort. Toen Pinksteren een opwekking had, bracht het tweelingen voort. Toen Mozes een opwekking in Egypte had, bracht het tweelingen voort, een gemengde menigte.

26 De een, voor de wereld, die zich wil gedragen als de wereld, doen als de wereld, en vormen hun boodschap naar de wereld. De anderen geven er niet om wat de wereld zegt, hoe klassiek het eruit ziet, of hoe onklassiek het eruit ziet, zij hebben één ding gemeen - dat is vasthouden aan het geboorterecht, vasthouden aan God. Gewoon zoals het altijd is geweest, zo is het vandaag nog, mijn vrienden. Houdt vast aan het geboorterecht.

27 Jakob, het maakte geen enkel verschil hoe vaak men hem een 'moedersjochie' noemde, hoeveel... hoe hij het kreeg - als hij het maar kreeg. Zo is het vandaag. Het maakt voor mensen die geestelijk zijn geen verschil. Menigmaal doen de kerken nu water bij de wijn. Zij komen zover dat zij handen schudden met de prediker.

28 Zoals David du Plessis niet lang geleden het juist vaststelde dat God geen kleinkinderen heeft. Dat is waar. Onze Pinksterkerken brengen vuil binnen... jongeren die men in de leiding haalt en die de kerk naar hun hand zetten. Zij kwamen nooit door het proces van wedergeboorte en werden zelf vervuld met de Heilige Geest.

29 Wij willen ze in de kerk brengen. Ricky's overlopen het gestoelte en leven net als de rest van de wereld; vrouwen met kortgeknipt haar en die make-up dragen en al het andere. Het is een schande - het soort dat zich vormt naar de wereld in plaats van terug te keren naar het geestelijke standpunt.

     Men wenst een andere grote beweging in onze geweldige, grote kerken te hebben en proberen groter te zijn dan die andere knaap, om die andere knaap weg te maaien en te werken voor onze organisaties, denominaties. Wat hebben we gekregen? We zijn een stel bastaard-mensen aan het uitbroeden in plaats van wedergeboren kinderen van God. Zo is het.

30 Bastaard - een van de ruwste mensen in de wereld. Een bastaard kan zich nooit meer terugkruisen. Wanneer een muilezel ooit geboren wordt... Het muildier kan niets anders dan een muildier zijn. Dat is alles wat hij is. Hij is geboren, hij is een muildier. Hij is een halfbloed, hij bevindt zich tussen een paard en een ezel... De muilezel weet niet wie zijn pappa is, wie zijn mamma is, waar hij vandaan komt of waar hij naar toegaat. Hij is net zo onwetend als hij maar kan zijn. Hij heeft geen vriendelijkheid in zich. U kunt tegen hem praten, hij zal enkel zijn oren opsteken en hinniken: "honk, honk", met zijn grote oren achterwaarts.

31 Soms ga ik rond en predik ik tot heel wat van die muilezels, die niet meer over God weten dan een Hottentot over een Egyptische ridder. Ze steken hun oren vooruit en zeggen: "De dagen van wonderen zijn voorbij. Zoiets bestaat niet." Het is een bastaard. Hij zou tot een Pinksterorganisatie kunnen behoren die... Zou tot een andere organisatie kunnen behoren. Maar een wedergeborene...

32 Iets waar ik van houd is een bastaard paard... niet een bastaard paard, een echt, vriendelijk, ras-paard. Waar ik van houd is een rasechte Pinkster-ervaring; één die weet waar ze vandaan komen, weet wat houvast op hen kreeg en weet waar ze heengaan; met een geest van vriendelijkheid, zachtmoedigheid, Heilige Geest, [onverstaanbare woorden] en gemeenschap, reikt over de grens en schudt de hand met elke broeder, neemt hem binnen - hij is nog steeds een broeder van hetzelfde Koninkrijk.

     Het geeft niet hoe hij gedoopt was, of besprenkeld, of begoten, of wat hij deed; of hij de hand reikte, op en neer sprong of wat hij ook heeft gedaan, hij is toch een broeder. Zolang hij de Heilige Geest heeft gekregen is hij uw broeder. En de rasechte wedergeboren Pinkstermannen en vrouwen geloven dat met heel hun hart. [onduidelijke woorden]. Zeker.

33 Nu, deze tweeling opwekkingen. De een brengt een man voort die intellectueel wil zijn, scholen wil bouwen. Zij proberen die kwestie van de nieuwe geboorte te omzeilen. De kerk probeert het te omzeilen. Vandaag laten we de mensen binnen voor de waterdoop, plaatsen hen in de kerk door waterdoop. U zou hen in de kerk kunnen plaatsen op grond van de waterdoop, maar u zult ze nooit door middel van de waterdoop in Christus kunnen plaatsen. U zult geboren moeten worden uit de Geest. Zo is het.

34 Zoals ik al vaak heb gezegd, zeg ik het opnieuw. Het kan me niet schelen wat voor een geboorte het is, iedere geboorte is een knoeiboel. Of het in een varkenshok of in een korenschuur is, of in een roze versierde ziekenzaal, het is een knoeiboel. En zo is de nieuwe geboorte een knoeiboel. Het zal je dingen laten doen waarvan je nooit gedacht hebt dat je ze zou doen. Het zal je laten wenen, brullen, schreeuwen, je handen omhoog doen steken en huilen, allerlei kentekenen en dergelijke. En u zult de hoogst vormelijke, zelfingenomen groep onder ogen moeten zien. Maar u geeft er niet om zolang u er tussenuit geboren wordt.

35 U moet wedergeboren worden om het Koninkrijk van God zelfs te zien. Het is opnieuw geboren worden, binnenkomen in de nieuwe geboorte. Het komt tot een plaats waar men probeert de kwestie te omzeilen door leden binnen te brengen met die andere knaap te beloven: "Onze organisatie wordt krachtiger dan die andere." Dit slaat nergens op. Totaal niet!

36 Het is het Koninkrijk van God dat telt. Wij werken allen voor één plaats. Ik behoor tot de Baptistenkerk, of de Vergadering, of de Enigheid, of de Drieënigheid, of de Vijfenigheid of wat het ook zij. Wij willen aan het werk zijn voor één principe. Dat is voor onze Hemelse Vader - om wedergeboren kinderen daar in dat Koninkrijk te brengen. Daar buiten werken we tevergeefs. Wij proberen iets voor een menselijke instelling te doen die zo zeker als tweemaal twee vier is zal vallen. Het moet wel vallen, het is uit de mens - het moet vallen. Alleen dat van God kan standhouden.

     Ik heb niets tegen hen. Dat is fijn en prachtig; maar wanneer u die grenzen trekt, dat we geen gemeenschap met de ander kunnen hebben, dan wordt het slecht. Het werd uitgezonden en verteld dat ik niet van organisaties hield. Ik houd van de mensen in de organisaties, maar niet... De organisaties zijn uitstekend zo lang zij geen cirkel trekken en zeggen: "Wij geloven dìt, en u, de rest van u, blijf eruit. En we gaan niet met die Zakenlieden groep, of wat dan ook, samenwerken, zolang zij het op die manier doen. Als zij organisatie zouden zijn..."

     Wanneer zij tot een organisatie worden, ga ik bij hen vandaan, zo is het precies. Ik geloof niet in dat gedoe. Ik geloof dat wij broeders zijn, gemeenschap hebben in het volgen van de leiding van de Geest. Dat is precies wat ik daar zo fijn van vind.

37 Een gemengde menigte. Zij hadden een wet. Zij gingen naar de Berg Sinaï en kregen een wet, dus konden ze allemaal doctorsgraden hebben, Ph., D., en L.L.D., Q.S.D.'s en alle soorten van D's. En kwamen er dus dadelijk, weet u, moeilijkheden.

38 Welnu, de wet diende haar doel. Het was goed in haar dag. De wet werkte goed en het diende haar doel. Zo hebben de denominaties het goed gedaan: Het is in orde met hun bedoeling. Maar bedenk dat de wet hen nooit naar het beloofde land bracht. Jozua bracht ze over. Genáde; niet de wet.

39 En ook zal de denominatie, welke denominatie ook, nooit de gemeente van God overbrengen. De genade van God die in onze harten is uitgestort door de doop van de Heilige Geest díe zal ons brengen naar het Beloofde Land, in de volheid van Gods zegeningen. Dat is zeker. Men maakt een noodlottige vergissing wanneer men die dingen doet.

40 Het diende haar doel zeer goed, maar de tijd kwam dat het niet goed meer was. God liet het uitsterven, zodat Hij genade kon nemen en ze overbrengen en hen plaatselijk kon rangschikken in hun woonplaatsen in het beloofde land. Zo zal de genade van God alles plaatsen... profeten, leraars, enzovoort. Niet dat...

41 Denominaties kunnen dat niet doen. U hebt een stel opzieners om handen op te leggen. Het betekent niets meer dan het opgieten van water. De Heilige Geest is nodig om te zeggen: "Zondert Mij af, Paulus en Barnabas." Om die mannen en vrouwen af te scheiden en ze in hun positie in Christus te plaatsen daar was de Heilige Geest voor nodig. Dat is zeker.

42 Welnu, wij ontdekken dat zij vandaar naar Kades-Barnea reisden. Bij Kades-Barnea maakten zij hun meest noodlottige vergissing die zij ooit gemaakt hebben. Israël maakte een echte fout toen ze bij Kades-Barnea kwamen.

43 Toen zij geteld hadden... hun twaalf verschillende hoofden hadden, twaalf verschillende groepen van hen. En ze werden naar het beloofde land gestuurd om te bespieden, om te zien of zij enige informatie van wat er in was, konden krijgen. En ze kwamen terug. En we ontdekken dat tien van de groepen zeiden: "Het is onmogelijk het in te nemen. We kunnen het gewoon niet doen. Het is een te groot karwei. Wij zien er uit als sprinkhanen."

44 Maar er waren er twee die het bewijs hadden, dat zij ergens waren geweest. Toen zij terugkeerden hadden zij de vruchten van het land. Zij keerden terug om te laten weten dat zij aan de overkant geweest waren en brachten het bewijs mee dat het een goed land was. Goed, dat is ongeveer de manier die wij krijgen bij onze... of bij een opwekking - ongeveer twee in een groep. Zo ongeveer als bij het laten uitbroeden van een nest kippeëieren, ongeveer twee uit een goed nest.

45 En dadelijk weet u, kwamen Jozua en Kaleb met het bewijs terug dat het een goed land was. Zij hadden een bewijs. Een getuigenis. Maar dat waren niet alle bewijzen. Zij hadden maar één bewijs. Dat is wat de Pinkstermensen kregen, toen zij het land doorkruisten, de woestijn in, door de Rode Zee en daar hun afkomst vonden. Zij begonnen in tongen te spreken als een bewijs dat zij daar geweest waren. Zij wisten dat er iets goeds was. Zij wisten dat er ergens een land was dat boven alles wat we tot nog toe bereikt hadden uitging. Ja.

46 Maar dat is niet alles. Wij gingen ons daarop vastpinnen, lieten het wat dat betreft verworden. Ja. God zei: "Als iemand onder u binnenkomt en in tongen spreekt en een ander komt binnen, zal hij zeggen: 'Zo, jullie zijn allemaal uitzinnig'. Maar wanneer iemand zal profeteren en de geheimen van het hart openbaart, dan zal hij neervallen en zeggen: 'Zeker, God is met u'." Paulus zei dat .

     Nu stoppen we bij één bewijs, van spreken in tongen, dat dit de Heilige Geest is, wat goed is. Dat is waar. Dat is het getuigenis van de Heilige Geest, maar kijk ook even naar de andere dingen die daar bij komen.

     Maar zodra u het heeft, moeten we ons organiseren om de anderen buiten te houden, bouwen een omheining om onze kokosnootboom, zodat niemand anders iets hiervan weg kan halen behalve wij. Dat is de reden waarom de rest van ons niets bereikte. Het zijn onze eigen zelfzuchtige gedachten, in plaats van de Heilige Geest toe te laten ons helemaal te doorzoeken. En we wachten al veertig jaar en er is niets gebeurd. U bevindt zich nog steeds in dezelfde positie. Dezelfde zaak van vroeger. O my!

     We ontdekken dat zij een noodlottige vergissing maakten. En zij deden een grote groep vechtersbazen opstaan. Hmm! Dat is wat wij hebben: een stel vechtersbazen. De een zegt: "Gezegend zij God, ik ben van de Vergaderingen (Assemblies). U bent van de Enigheid. Jullie hebben niets met mij te maken, jullie Kerk van God. Wij hebben het!"

     De Kerk van God: "Gezegend zij God, wij zijn degenen die het hebben. Wij kregen de geprofeteerde naam."

     De 'Enigheid' zegt: "Wij hebben het, omdat we goed dopen. Halleluja!"

     Jullie groep vechtersbazen! God zei: "U zult hier zitten tot u sterft."

     Dat is absoluut juist. De Bijbel zegt: zij bleven daar tot alle oude strijders uitgestorven waren. Amen. Dat is precies juist. Hij liet ze daar blijven tot alle oude strijders gestorven waren. De Bijbel zei het - die vechters, strijdend om de organisatie-grenzen, en: "Heb geen gemeenschap met die groep. Dat zijn een stel buizerds, en dit is zus en zo." Zolang u dat in uw hoofd houdt, zult u daar boven op de berg de hongerdood sterven.

     Hebt u ooit gedacht aan wat die mensen veertig jaar lang gedaan hebben? Nog geen veertig dagen verwijderd, liet God hen daar veertig jaar vastzitten. Zó was het een lange tijd geleden.

47 Ik geloof dat... sommigen van hen die spraken over de komst van de Here Jezus, ik geloof dat het over tijd is. Ik geloof dat het vanwege de kerk is dat wij over tijd zijn. Jezus zei het. "Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen." In de dagen van Noach was God lankmoedig, niet willende dat iemand zou omkomen. Hij wachtte op de mensen die binnen zouden komen, en heden wacht Hij op het samenkomen van de Gemeente.

     Ik weet dat het niet populair is. Het is niet populair onder de mensen. Maar broeders, het is de Boodschap van het uur om bijeen te komen. De zielen moeten tezamen gaan komen. Wij moeten één kerk van de levende God wezen - Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, Lutheranen, Enigheid, Drieënigheid, Vijfenigheid, allen van ons gezamenlijk. Wij zijn één groep. We zijn Gods kinderen door geboorte. Zo is het precies.

48 "Alles wat de Vader Mij gegeven heeft zal tot Mij komen", maar hoe zal men gaan komen wanneer u een heining hebt gebouwd, zo hoog dat men de kokosnoten niet kan aanraken, ziet u. "U moet dìt doen of dàt doen." O, zo veel mensen...

49 Zoals de gevangenbewaarder van Filippi, die nacht, toen hij zei: "Wat moet ik doen om gered te worden?"

     Wat willen we doen? Wij vertellen ze wat ze níet moeten doen. Je moet ophouden met dìt te doen en je moet ophouden met dáár heen te gaan. Je moet stoppen met dàt te doen." Hij heeft nooit gevraagd waarmee hij moest stóppen. Hij vroeg wat hij kon doen om gered te worden. Ja.

50 Paulus zei in woorden die niet misbegrepen konden worden: "Geloof in de Here Jezus Christus en gij zult behouden worden." Zo is het. Krijg het geloof van God terug in de mensen, zodat ze zullen weten wat te doen en hoe te handelen. Zeg niet: "Komt over en wordt lid van onze groep. Komt over en wordt lid van die groep." Laat ze enkel tot God terugkeren. God zal voor de rest zorgdragen. Breng ze het Koninkrijk binnen.

     Oude strijders. De Bijbel zei: omdat zij de twee mannen niet geloofden... Kaleb en Jozua bedaarden de menigte. Enkele jaren geleden nu, wilden ze weten... introduceerden Pinksteren, en allerlei verschillenden, enzovoort. En ze wilden zeggen: "Goed, nu willen we naar al deze grote groepen en dergelijke gaan en ons door de Heilige Geest laten leiden."

     Sommigen van hen zeiden: "Laat de Heilige Geest leiden."

51 Goed, enkele nieuwe kwesties en verschillende dingen kwamen binnen. Als het niet van God is zal het hoe dan ook falen. Dus waarom laten we hen niet hun gang gaan, en laten we elkaar liefhebben. Bevecht elkaar niet. Zolang de duivel u elkaar kan laten bestrijden hoeft hij helemaal niet te vechten. Hij gaat op zijn gemak zitten picknicken, terwijl hij uw gevecht gadeslaat en u uitlacht - u, die belijdt de Heilige Geest te hebben en elkaar bevecht.

52 Hebt elkander lief. Jezus zei: "... Hieraan zal iedereen weten dat gij Mijn discipelen zijt, wanneer gij liefde voor elkander hebt. Dan zal iedereen weten dat u Mijn discipelen bent, door die liefde voor elkaar." Dat is de grootste getuigenis van de Heilige Geest, dat ik weet, wanneer u elkaar kunt liefhebben. Jazeker. Dit is het grote gebod. Een geweldig ding. "Al ware het dat u met tongen van mensen en van engelen spreekt en geen liefde hebt, het baat u niets."

     Ziet u, organiseer hier niet direct iets op dit bewijs van de Heilige Geest - wat in orde is, ik geloof het ook. Maar wacht. Er is meer dan dat. (Excuseer me, mijn kleurling vrienden). Zoals de kleurling daar in het Zuiden watermeloen aan het eten was: Hij gaf hem een heel dun schijfje, zó ongeveer. Die jongen kon meer watermeloen eten dan dat.

     Hij vroeg: "Hoe vond je het, Sambo?"

     Hij zei: "Dat is lekker. Maar er is nog meer van."

     Zo is het precies wanneer ik de smaak van God krijg, wanneer de Heilige Geest de samenkomst binnenkomt. Dat is goed, maar ik wil er meer van. Er is meer, omdat Hij beloofde dat elke zegening der verlossing van ons is. Jazeker.

     Zij bleven veertig jaar op de berg. Wij hebben veertig jaar in onze denominaties vertoefd, maakten ons druk over deze richting en die richting. Hebt u er ooit aan gedacht wat die mensen daar veertig jaar deden? Welzeker, God was met hen. Hij is met ons geweest. Zij waren daar veertig jaar en ze brachten kinderen groot, God maakte hen voorspoedig, zij hadden beste oogsten. Zij hebben daar heel wat goeds gedaan. God zegende hen en genas hun ziektes. Er was geen zwakke onder hen toen zij uit de woestijn kwamen. Maar Hij liet hen daar vertoeven tot die oude groep van strijders heen was gegaan - allen waren uitgestorven.

     Dat is precies wat Hij vandaag heeft gedaan. Ze vestigden zich, voegden zich hier bij, werden lid van de kerk van God en "voeg je hierbij en voeg je daarbij, en voeg je, voeg je, voeg je", o, tot we hier zitten; en kinderen hebben grootgebracht en Cadillacs kochten en voorspoedig waren in zaken en al het andere.

     Maar het laatste van de veertig jaren is voorbij, broeders. Er is een nieuwe generatie opgestaan. Ja. Op een dag stond er een Jozua op. Hij geloofde Gods Woord volkomen, elk stukje van de belofte - niet enkel om zorg voor u te dragen, uw zaken te zegenen, enzovoort, maar er is meer dan dat. God heeft vandaag hetzelfde gedaan.

53 En ik geloof dat deze Volle Evangelie-Zakenlieden organisatie deel uitmaakt van Gods programma. Ik zeg dit niet omdat ik hier voor hen sta. Als ik dat deed zou ik een huichelaar zijn. Maar ik meen het, omdat zij nergens een grenspaal geslagen hebben en gezegd "deze organisatie", of "die organisatie". Zij hebben hun grenzen ver genoeg uitgestrekt zodat ze alles binnen kunnen krijgen. En dit is de reden dat ik hen niet in de steek heb gelaten, omdat zij in het programma zijn, waarvan ik geloof dat het juist is. Het was juist voor de Assemblies van God, voor de Kerk van God, voor de "Foursquare" (Vierhoekige), voor de P.A.J.C., P.A. of W., Verenigden, iedereen, hij die wil, laat hem komen opdat hij overvloedig drinken moge van het water... van de fontein van levende wateren.

54 Laat ons niet vertrouwen op de kameel met één bult, twee bulten, drie bulten of hoeveel bulten hij ook heeft - zelfs een oude ezel. Nee. Dat maakt geen verschil, omdat er hier voor ons in dit huis allemaal fruit is. Dit is de manier waarop we samenkomen. Daarom heb ik de Zakenlieden gevolgd, omdat ik hierin tot alle groeperingen kon spreken; en mijn boodschap kon uitdragen, ook om ze te laten weten dat dit de zaak is waarin ik geloof.

     Ik geloof dat Hij zei: "Drinkt gij allen daarvan." Dat betekent niet een deel ervan. Het kan een voorbeeld zijn van... wat God kan doen wanneer mannen bijeen kunnen komen, en hun denominationele barrières verbreken. Ik geloof dat deze mannen hier, die u nu ziet, deze jongere kerels, alles wat hier zit, de vruchten zijn van... de zonen van de vroegere strijders.

     Maar deze kerels zijn geen strijders. De nieuwe groep waren geen vechters. Hij liet al die oude strijders uitsterven. En toen die oudstrijders waren uitgestorven, nam Hij hun zonen en deed Jozua onder hen opstaan en stuurde ze over naar de volle belofte. Ik geloof dat dit het is wat we vandaag zien. Ik geloof dat dit is wat deze Christelijke Zakenlieden organisatie doet. God gebruikt het op machtige wijze en Hij zal hiermee doorgaan zolang u die denominationele barrières afgebroken houdt. Het vertelt u niet bij welke kerk u moet behoren; behoor bij wat u wenst. Maar ze trachten u te krijgen... weg te krijgen van die oude vechtersbazen-gezindheid, naar een plaats waar zij hun armen om iedere broeder heen kunnen slaan. Of hij Methodist is, Presbyteriaan, Baptist, Enigheid, Drieënigheid of wat hij ook is, sla uw armen om hem heen. Hij is een broeder. Bevecht hem niet; heb hem lief. Amen. Zolang wij deze houding bewaren, zei God, zullen we elkaar een dezer dagen ontmoeten, en ik geloof dat we zullen [onverstaanbare woorden].

     We zijn al veertig jaar op deze berg van organisatie. Laat ons voorwaarts bewegen. Laten we hier uittrekken. Predikers, mijn dienende broeders daarbuiten: gelooft u niet dat wij lang genoeg op deze berg zijn geweest? Denkt u ook niet dat we ons lang genoeg hebben druk gemaakt en gevochten en tekeer gegaan zijn en geruzied hebben over onze organisatie-grenzen? Laat ons van deze berg afkomen en optrekken naar het beloofde land. Laten we optrekken en het land in bezit nemen. God vertelde hun: "Trek op en ga het land in bezit nemen. Alle oude vechtersbazen zijn nu heengegaan: Doe uw zwaard terug in de schede. Vecht niet."

     Luister mannen. Maak niet dezelfde fout die uw vaders maakten, of u zult hier ook veertig jaar zijn, hier met de Christelijke mannenorganisaties, enzovoort, of Christelijke mannen... Als u het ooit organiseert, zult u hier nog veertig jaar blijven hangen.

     Maar het is tijd dat God Zijn gemeente roept om op te trekken. Ik geloof dat. En merk op dat Hij zei: "Ga nu langs de Berg Seïr..." Nu, daar is waar denominatie-broeder Ezau vertoeft - een goed Presbyteriaan, Methodist of Baptist.

     Nu, val hem niet lastig. Ga niet met hem redeneren. Ga gewoon voorbij en zeg: "Hoe gaat het met u, broeder?" Wandel gelijk verder. Maar u hebt hem altijd door elkaar willen schudden en beweren dat hij niets bezit. Ja. Vergeet niet dat hij precies gekregen heeft wat God hem geeft. Hij kan dezelfde opwekking houden die u hield. Ja. Hij heeft... Hij vertelde Jozua: "Zie toe, dat u niet dit doet... dat doet..."

     "... Ga nu de Berg Seïr over, omdat Ik het aan Ezau heb gegeven." Dat is heel het deel dat hij verondersteld wordt te kennen. Dat is al wat hij erover weet. Dat is het enige wat hij weet, zijn denominatie.

     O, "Wij zijn zus en zo. Wij zijn..." Dat is al wat hij weet. Dat is alles wat God hem gaf. "Ga nu gewoon voorbij. Maakt geen ruzie en strijdt niet met hem! Ga rustig voorbij. Maar kijk eens even hier, Jakob, jij Pinkstergeboren Jakob - u die werkelijk wedergeboren bent, de ervaring kreeg, geleid door de Heilige Geest - ga niet met hem redetwisten."

     Maar de Pinkster-Jakob heeft de volle belofte daar in het land, de zaak die verondersteld was te gebeuren. God zei dat Hij de hele zaak zou [onverstaanbare woorden]... en u in het beloofde land zou plaatsen met de volheid van de Geest, met alles in werking.

55 Toen ik laatst op een morgen in die samenkomst stond en dat zelf zag, met mijn bediening hier, geestelijke bediening... Ik ben geen beste prediker. Maar let op, wat dit betreft, toen zij spraken over Charles Price toen hij daar stierf, profeteerde broeder Shakarian dat deze dingen zouden geschieden, o, mijn geest rees op in mijn binnenste en zei: "Dat is het, dat is het, dat is het. Konden ze het maar zien, dat het zo is."

     We maken ons gereed op te trekken en het land te nemen [onverstaanbare woorden], enzovoort. Wij staan gereed om het te doen wanneer deze zonen van de vorige strijders elkaar trouw blijven.

     O, u predikers hier, u broeders hier in Phoenix, breek die denominationele grenspalen af. We hebben een nieuwe Pinksteropwekking nodig! Waaraan wij allen kunnen deelnemen. Wij hebben een opwekking nodig, de Heilige Geest die naar de kerk wordt teruggeroepen, en geleid te zijn door de Heilige Geest. God sta mij toe het te doen. Trek op en neem het land in bezit.

     Ga hun voorbij. Maak geen ruzie. Als zij niet willen komen, dat is goed. Dat is in orde. Ga verder. "Hoe gaat het met u, broeder?", ga gewoon verder. Hij is een grensgelovige. Al wat hij weet is aan de grens te staan. Zo zijn heel wat mensen vandaag. Hun denominatie is al wat zij weten. "Ik hoor hierbij, ik behoor daarbij."

     Ik vroeg een keer aan een vrouw of zij een Christin was. Ze zei: "Ik geef u te verstaan dat ik elke avond een kaars brand", alsof dat iets te maken had met het Christendom.

     Ik hoorde een man onlangs zeggen: "Ik ben een Amerikaan. Natuurlijk ben ik een Christen." Dat heeft er evenveel mee te maken als een zwijn een dameszadel nodig heeft; het heeft er net zo min mee te maken als een dameszadel op een zwijn te plaatsen. Waarom? Amerika betekent geen Christendom. Christendom is een wedergeboorte-ervaring, de doop van de Heilige Geest in de Kerk, prijzende in gemeenschap en liefde en verdraagzaamheid. En de Heilige Geest neemt de gemeente over en doet grote dingen. O, zeker. Jazeker! (ik dacht dat er iets onder mij aan het verschuiven was. Ik wist niet wat het was. Ik was er niet zeker van of ik al niet omhoog gegaan was. Iemand... er wordt gezegd: "Iemand is nu kisten aan het verplaatsen." Er wordt gezegd: "Hier ga ik [onverstaanbare woorden]...") Jazeker, aanvaardt de beloften. De belofte is aan u en aan uw kinderen en allen die daar verre zijn, zovelen als de Here onze God zal roepen. Christenen, broeders, zusters, we zijn al lang genoeg op dit land geweest. We hebben hier op deze berg vertoefd. We zitten nu al te lang op deze denominatie-berg.

56 We zijn hier al veertig jaren sinds die eerste getuigenis, het spreken in tongen (o, my!), terwijl er ongekende kracht is, terwijl de voorraden onaangebroken zijn. "Wat u ook vraagt in Mijn Naam, dat zal Ik doen. Vraag de Vader iets in Mijn Naam en Ik zal het doen." Amen. Ja, Goddelijke genezing, spreken in tongen, dat zijn enkel een paar druiven die van over de grens werden meegebracht. Het land is van ons! Alles ervan behoort aan ons. Wees niet bang dat die andere knaap u daar zal verslaan. Verbind u zich met hem en trek over. Dat is de manier om het te doen. We zijn hier al veertig jaar op deze berg geweest. Laten we eraf komen en naar het beloofde land gaan.

57 Mijn gebed is dat God deze Zakenlieden zal helpen om hen één van hart te houden. Jazeker. En als de predikers het niet willen, zal God zakenlieden opwekken het te doen, of iets anders, omdat samengaan... Omdat Zijn Gemeente niet kan gaan met een arm die naar de ene plaats trekt, en het hoofd naar een andere plaats en de voet weer naar een andere plaats. Hij moet er een hebben die profeteert om de mensen tezamen te laten komen, dat is alles wat ik u kan vertellen, totdat het hele lichaam van de Here Jezus Christus haar plaats inneemt als één grote eenheid van God. Dan zullen wij deze berg verlaten en overtrekken en het beloofde land in bezit nemen. Tot dan ben ik uw broeder, en ik vecht slechts voor dat ene doel - om de Gemeente van de levende God te verenigen, één van hart en één van ziel. God zegene u. Broeder Shakarian...