Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Wees niet bevreesd, Ik ben het

Door William Marrion Branham

1 Dank u zeer, broeder Herman. Goedenavond, vrienden. Het is weer een voorrecht om hier te zijn vanavond, in de dienst van de Heer, om te proberen te doen wat we kunnen om de mensen te helpen om de Here Jezus beter te kennen. Wij hebben een geweldige tijd gehad deze week. Als er enige nieuwkomers zijn vanavond, wij hebben gewoon een ouderwetse opwekking. Wanneer ik mensen hier langs het gangpad naar voren zie lopen om Jezus Christus als hun Redder aan te nemen, en binnen zie gaan om te zoeken en God te vragen om een diepere wandel met Hem en om de Heilige Geest te ontvangen, betekent dat dat er een opwekking in de maak is. Dus we zijn dankbaar, zeer, zeer dankbaar daarvoor. En ik vertrouw dat de Here Jezus ons vanavond buitengewoon zal zegenen.

2 Nu, ik wil dat u denkt aan het ontbijt morgenochtend. Ik denk dat het niet meer enkel voor predikers en hun vrouwen is, maar het is voor "een ieder die wil", en dat het hier ergens op de schoolterreinen is waar het ontbijt zal zijn. En dan meteen na het ontbijt wil ik spreken, de groep toespreken die daar is, met een evangelische boodschap. En ik zou zeker blij zijn als u tijd zou kunnen vinden in uw agenda, omdat het zaterdag is, als u gewoon enkele ogenblikken zou kunnen binnenvallen en ontbijt met ons nemen en naar de boodschap luisteren.

3 En dan zaterdagavond, morgenavond, op de normale tijd, half acht, denk ik, begint de gewone dienst weer, morgenavond. En dan, zondagmiddag, om twee uur, verwachten wij weer een grote bijeenkomst van bidden voor de zieken, zondagmiddag, het vertrek, voordat we de stad verlaten. Dank u voor uw uitnodiging om terug te komen, en ik vertrouw dat ik, zo de Here wil, eens weer bij u terug zal kunnen komen; het is een heerlijke tijd geweest.

4 Nu, ik wil niet teveel tijd nemen vanavond; dat zeg ik iedere avond, dat wij vertrekken rond tien uur of half elf, of ergens rond die tijd, maar u bent zo'n lieflijk gehoor om tegen te spreken. Nu, ik wil... omdat wij vanavond voor de zieken zullen bidden... Natuurlijk, elke avond hebben wij voor de zieken gebeden, denk ik, elke avond. Nu, opdat wij een goed helder begrip in iedereen mogen krijgen, en ik ben... ik wil vragen of u gewoon zo eerbiedig mogelijk wilt zijn en mij uw onverdeelde aandacht wilt geven, omdat er hier en buiten in het gehoor mensen zitten, die, als ze geen hulp krijgen van God, ons spoedig zullen verlaten.

5 Nu, wat als dit uw moeder was die op deze brancard ligt? Wat als dit uw vader was die in deze rolstoel zit? Wat als het uw kind was dat daar ligt? Ziet u, u mag misschien niet geloven in Goddelijke genezing, maar u bent nog niet ziek genoeg geweest. U hebt het nooit meegemaakt dat de dokter zijn hoofd schudt en zegt: "Nu is God nodig. Ik heb alles gedaan wat ik kan." Dan zult u in Goddelijke genezing geloven.

6 Dus onthoud, er is iets geschreven in de Schrift, dat als u Hem zou verwerpen in de dagen van uw gezondheid zoals deze, en wanneer uw rampspoed komt, zei Hij: "Ik zal alleen om u lachen." Dus, het is het beste om Hem nú te kennen, terwijl u gezond en geestelijk in orde bent, en naar Hem toe kunt lopen, en Hem aanvaarden, en Zijn Woord geloven, en uzelf aan Hem uitdrukken. Het is het beste om Hem nu te kennen, zodat wanneer het uur van moeite komt, Hij een zeer tegenwoordige hulp is in de tijd van moeite.

7 Nu, laat het bekend worden aan iedereen, dat ik niet geloof dat er zoiets is als een man die een Goddelijke genezer is. Of hij een dokter is, of hij een psychiater is, wat hij ook is; er zijn geen Goddelijke genezers. Er is maar één Geneesheer, en dat is God.

8 Nu, wij hebben dokters, en medische instellingen, en wetenschappers die medisch onderzoek uitvoeren, en wij zijn daar dankbaar voor. En als Christelijke mensen zouden wij geen dag voorbij moeten laten gaan zonder te bidden voor de hulp van die mannen die proberen door onderzoek iets te vinden om het lijden te helpen verlichten. Ik geloof dat het iets echts is, een echte Christelijke handeling, dat mannen en vrouwen bidden dat de mensen het een of ander ontdekken om ons te helpen. Want wat als u het was die ziek was? Zie? U zou alles willen hebben dat u zou kunnen helpen. Wel, dan, wanneer iemand tot een plaats komt dat ze hebben... dat de dokter niets meer voor u kan doen, dan denk ik dat wij een recht hebben om God aan te roepen, wij die God geloven.

9 Nu, het is onbetwist in de Schriften over Jezus Christus en de vroege apostelen, dat zij door geloof de zieken hebben genezen. Jezus beweerde dat Hij nooit de zieken genas. Hij zei: "Het is Mijn Vader, Die in Mij blijft; Hij doet de genezing. En ik doe alleen wat Hij Mij toont door een visioen." Nu, elke Bijbelonderzoeker weet dat dat waar is, Johannes 5:19. Jezus heeft nooit één enkel wonder uitgevoerd in Zijn leven, zonder dat God de Vader Hem eerst een visioen toonde om het te doen, of Hij vertelde iets verkeerds in de Bijbel, want Hij zei: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: de Zoon kan niets van Zichzelf doen, tenzij Hij de Vader dat ziet doen; dat doet ook de Zoon desgelijks."

10 Nu, Goddelijke genezing is niet gebaseerd op enige emotie. Het is niet gebaseerd op enige oplegging van handen, of enig vreemd gevoel of een sensatie. Het is gebaseerd op een geloof in een werk dat voor u werd gedaan door Jezus Christus op Golgotha. Het is een voleindigd product. En iedereen hier vanavond die ziek en aangevochten is, wat God betreft bent u reeds genezen. Zie? En iedere zondaar hier is reeds gered, want het werd voleindigd op Golgotha.

11 En nu, tot de decanen en leraars van de scholen, als in het oude verbond, de oude verzoening, genezing inbegrepen was, en dit is een betere verzoening dan de oude, hoeveel meer heeft deze er dan genezing in?

12 De Bijbel zegt in Jesaja dat Hij om onze overtredingen werd verwond en dat wij door Zijn striemen werden genezen. Nu, iemand probeerde te spreken en te zeggen dat dat werd vervuld in Mattheüs 12, toen Hij zei dat Hij onze krankheden op Zich had genomen en hen had genezen, opdat vervuld zou worden hetgeen gesproken was door Jesaja, de profeet: "Hij heeft onze krankheden op Zich genomen." Dat was een jaar en zes maanden voordat de verzoening ooit werd gedaan. Dan, als dat waar is, waar velen proberen tegen Goddelijke genezing te argumenteren, dan had de verzoening meer kracht voordat het van kracht werd dan nadat het van kracht was geworden. Dus, u...

13 En ik kan het iedereen tonen, of elke Bijbellezer, waar Christus aan Zijn gemeente, of het nu Methodist, Baptist, Presbyteriaan, Katholiek, Pinksteren, of wat ook genoemd wordt, waar Hij hun kracht gaf om de zieken te genezen. Nu, ik vraag elke man, elke student, elke Bijbelonderzoeker of historicus, mij één Schriftgedeelte te tonen waar Jezus die kracht van de gemeente heeft teruggenomen en hun vertelde dat zij het niet meer hadden. Hij nam nooit de kracht van de gemeente weg; de gemeente is bang om uit te oefenen of in praktijk te brengen wat Christus hun vertelde te doen.

14 Nu, voor de criticus, enkele jaren geleden kon u opmerkingen maken; maar nu hebben we tienduizenden gedocumenteerde verklaringen van dokters, klinieken, ziekenhuizen, overal ter wereld, van absoluut buitengewone wonderen van blinden, doven, stommen, uit de dood opgewekten, waar de dokters hen dood verklaarden, gedocumenteerde verklaringen. Er is dus... hun mond... De mond van de ongelovige is gesnoerd. Zie? U hoort er niet veel meer van, nietwaar? Niets meer om te zeggen.

15 Nu, dat is niet alleen voor de Pinkstermensen. Dat is niet alleen voor een bepaalde groep, of een bepaalde man, of een evangelist die langskomt, zoals ikzelf, of meneer Roberts, of een bepaalde andere man. Dat is voor elke gelovige. Niet alleen voor de voorganger, maar voor de leken, voor elke man of vrouw die geboren is uit de Geest van God, die geloof heeft in genezing, die heeft het recht om te bidden voor de zieken met gewoon dezelfde resultaten als die welke man dan ook zou hebben.

16 Het is niet... Ik ben niet een van de gelovigen in het Nikolaïtisme, om alles te nemen van de... de leken te overwinnen en het allemaal op de voorganger te plaatsen. Het is in de leken. De Heilige Geest doopt niet alleen de voorganger; Hij doopt ook de leken. Het is allemaal in de leken, en de voorganger is gewoon één van ons. Betekent "een herder", voorganger, wat betekent "de voeder van de kudde". De Heilige Geest geeft opzichters om er op te passen en het te leiden.

17 Nu, bedenk, als Jezus van Nazareth hier op dit podium stond vanavond, en dit pak droeg dat Hij mij gaf, en wie ook van u dierbare mensen hier naar Hem toe zou komen en Hem zou vragen u te genezen, Hij zou het niet kunnen doen. Nu, dat lijkt vreemd, maar Hij zou het niet kunnen, want Hij heeft het reeds gedaan. U bent verlost. Zie? Hij zou zeggen: "Ik... Als u het gelooft, is het reeds genezen."

18 Iemand zei: "Ik werd genezen... ik werd vorige week gered, broeder Branham." Wat zegt u? "Nee, ik werd tien jaar geleden gered." Nee, u werd negentienhonderd jaar geleden gered. Toen Christus stierf, loste Hij het zondevraagstuk op.

19 En hoe kunt u ooit redding voor de ziel prediken zonder Goddelijke genezing te prediken? Want ziekte is een attribuut van zonde. Voor wij zonde hadden, hadden wij geen ziekte, en ziekte kwam vanwege zonde. Misschien niet iets dat u deed, iets dat u erfde.

20 Vandaag in de privé interviews... Wat... dat is de plaats waar u de Heilige Geest zou moeten zien. Er zitten hier mannen en vrouwen vanavond... waar zelfs de Heilige Geest vandaag loodrecht door de tijd heen gaat tot drie generaties terug; en bracht de mensen neer en vertelde hun hun naam, en wat zij deden, en alles erover, en waarom deze zaak op deze persoon was; en nam het van hen weg, en genas hen, terwijl we in de kamer stonden. Vertelt hun wie hun grootmoeder en hun grootvader waren, waar zij vandaan kwamen, wat zij deden. De derde generatie konden ze niet bedenken, maar de volgende generatie bracht het voort, en de volgende generatie. En dan zij, natuurlijk wisten zij het. Zie? Hij, Hij weet alle dingen.

21 Nu, dat genas de persoon niet, maar het bracht ze hogerop tot een plaats waar zij geloof hadden om genezen te worden. Dat is de reden dat wij handelingen doen. Waarom dopen wij? Water zal u niet redden. Maar het is het gehoorzamen van een handeling. Het avondmaal nemen zal u niet redden, maar het is het volgen van een opdracht. U bent slechts... Op het altaar slaan zal u niet genezen. Op het altaar slaan zal u niet redden. U zou op het altaar kunnen slaan tot u buiten adem raakt en daar sterven. U zou nog steeds ongered zijn totdat u aanvaardt en gelooft dat Jezus stierf in uw plaats, en Hem aanvaardt als uw persoonlijke Redder. Elke prediker hier zou handen kunnen leggen op elke zieke hier en bidden vanaf nu tot overmorgen avond. Er zou niet één ding gebeuren tot u aanvaardt wat Jezus deed voor u. Daarom ligt het niet in predikers, of in elkaar, maar het ligt in ons eigen persoonlijke geloof in een voleindigd werk dat Christus voor ons deed op Golgotha.

22 Nu, het eerste... Nu, veel mensen hebben mij een Goddelijke genezer genoemd, en andere mensen hebben dat. Broeders, u weet toch wel beter dan dat. Als u gelooft... Als uw voorganger redding predikt, en u wordt gered, want redding is in de Bijbel, en wanneer u gered wordt onder zijn prediking, maakt dat hem een Goddelijke redder? Niet meer dan dat het enige andere man een Goddelijke genezer zou maken die genezing predikt, omdat wij alleen belijden wat Jezus zei.

23 En Jezus is de Hogepriester van onze belijdenis, die ter rechterhand Gods zit, om bemiddelingen te doen op onze belijdenis. Ik weet dat de King James beweren['profess' – Vert] zegt, en belijden['confess'] is hetzelfde woord, maar... belijdenis. En Hij kan niets voor u doen, tot u het eerst gelooft, het accepteert, en belijdt dat het juist is. Dan is Hij de Hogepriester om bemiddelingen te doen op wat u belijdt dat Hij voor u gedaan heeft. Dat is gewoon net zo duidelijk als dat ik het Evangelie ken. Dat is, vrijuit gesproken, dat is alles wat ik... dat is... Het enige Evangelie dat er is, is dat. Nu, iedereen die dat begrijpt...

24 En nog iets dat ik wil zeggen, voordat ik vraag, of opnieuw ga zeggen... Nu, ten eerste, waardoor komt geloof? Horen, en het horen van het Woord van God. Nu, dat behoort voldoende te zijn; het zou het voor mij zijn, het zou het voor u zijn. Als zij uw woord niet geloven, laat hen met rust. Maar dat is niet zo met onze Here Jezus. Nee, zo is het niet. Hij zendt gaven in de gemeente.

25 Er is niemand die kan ontkennen dat er gaven in de gemeente van de levende God zijn. 1 Korinthe 12 zegt dat er negen geestelijke gaven zijn in elk lichaam, en er zijn ook vijf geestelijke bedieningen in de gemeente; ten eerste zijn er apostelen of zendelingen (dat betekent allebei... het woord betekent "gezondene"). Apostelen, profeten, leraars, herders, evangelisten, zij zijn allen Gods verordineerde gaven aan de gemeente. Voorgangers, evangelisten, profeten, en zendelingen of apostelen, in de gemeente, die zijn daarin gezonden, en dan negen geestelijke gaven geplaatst in elk plaatselijk lichaam.

26 En waarom zouden sommigen van u, met zo'n grote kerk als de Presbyteriaanse kerk, ik heb hun folder, zeggen: "Lang heeft de Presbyteriaanse kerk de principes van de vroege kerk vergeten. Wij moeten in de Presbyteriaanse kerk weer sprekers in tongen terugkrijgen, uitleggers van tongen, gaven van genezing. En de tekenen van de vroege kerk moeten de kerk weer vergezellen, de kerk vergezellen, of wij zullen nooit verder komen." God zegene de man die dat schreef. Wij moeten teruggaan naar het oorspronkelijke begin. Wij hebben het gewoon tot een denominatie gemaakt met mensen-gemaakte dogma's tot wij de arme mensen zover hebben gekregen dat zij niet weten wat te geloven. Het is een jammerlijk gezicht.

27 Nu, onthoud dat wat Christus gisteren was, Hij vandaag is. En iedereen die de Bijbel leest weet dat Zijn teken waardoor Hij de mensen bewees dat Hij de Messias was... Hoeveel weten er wat Zijn Messiaanse teken was, na deze week van onderwijzing? Steek uw hand op. Hoeveel zijn er hier dan voor de eerste keer? O, velen. Hoe Hij bewees dat Hij de Messias was, is doordat Hij een Profeet was, want Mozes zei dat Hij deze profeet zou zijn.

28 Nu, ik ga spreken, en onmiddellijk, zo snel als ik kan, zullen wij dan komen tot het bidden voor de zieken. Nu bedenk, het zullen niet slechts mijn gebeden zijn; úw gebeden. En alstublieft, mijn vrienden die hier gekomen bent, ziek en aangevochten, heel erg slecht eraan toe; sommigen van u zitten in rolstoelen; sommigen van u bijna stervend vermoed ik; sommigen zitten daarginds in het gehoor, en hebben geen kans om te leven buiten God; onthoud slechts, wat ik hier zeg, ik moet u ontmoeten met die boodschap op de dag van het oordeel en er rekenschap voor afleggen.

29 Wat voor goed zou het mij doen om hier te zijn, weg van mijn gezin en geliefden? Waarom zou ik hier zijn? Ik neem geen geld, het is niet populariteit, het is... ik mijd dat, dat weet u. Dus waarvoor is het? Het is omdat God het mij zei, mij zond, en mij in de Schrift toonde en het bevestigde door een engel van de Heer dat ik werd geboren om voor zieke mensen te bidden. En omdat ik God liefheb en Zijn kinderen liefheb, daarom ben ik vanavond hier. Precies juist.

30 Nu, bij het oordeel zullen wij dat allen onder ogen zien. Er zijn waarschijnlijk vijftienhonderd mensen hierbinnen vanavond, schat ik, zoveel. (Sorry?) Ik ben een heel slechte teller. Hij zegt dat er ongeveer negentienhonderd zijn. Ik maak het liever een beetje... Er zijn zoveel evangelische tellingen die proberen het zoveel groter te maken dan wat een menigte is. Ik heb voor vijfhonderdduizend op één keer gepredikt in Bombay, Indië. En in Durban, Zuid-Afrika, werd er gediscussieerd of het er honderdvijftig- of tweehonderdduizend waren. Honderdvijftig-, tweehonderdduizend mensen is niets in die landen. In Thailand en dergelijke plaatsen waar u... waar de mensen werkelijk buiten komen, en u ziet hen bij de tienduizenden en duizenden.

31 Dat... Het betekent niet... De menigten betekenen niets. Het is het geloof dat in het individu is dat telt. Zie? Jezus kon nooit het gehoor helpen van een van de priesters, of Kajafas, of enigen van die mensen. Evenmin zou iemand van ons in religieuze kringen ooit een samenkomst kunnen houden groter dan de Katholieke kerk. U weet dat. Maar het is niet in... Wij leggen teveel nadruk op het aantal mensen, en proberen iets groter te maken dan het is. Maak niets groter dan het is. Wees gewoon eerlijk over de zaak. Vertel de waarheid. Dan hebt u altijd gelijk.

32 En wanneer u over genezing gaat spreken, probeer niet te zeggen: "Ik heb iets in mijn hand. Voelt u het?" Wel, misschien voelde u iets in uw hand, maar genezing is niet in uw hand, het is in Golgotha. Het is in uw geloof, waar het werd voleindigd op Golgotha. En laat de mensen... Dat is... En als u een zondaar bent, bekeer u. Vertel God dat het u spijt dat u een zondaar bent, en dat u ziek bent. Misschien moest Hij u soms op uw rug leggen om u ertoe te krijgen omhoog te kijken, zie. En kom dan met God in orde, en dan zal alles in orde zijn. U bent dan beter geschikt om genezen te worden als u dat zult doen.

33 Nu, ik weet dat het heet is, en ik ga proberen om zo kort te zijn als ik kan, zodat wij voor de zieken kunnen bidden. Nu, u allen die begrijpt dat het uw geloof in Jezus Christus is dat u geneest, zeg "amen". [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Begrepen.

34 Nu, er zijn gaven in de Bijbel; en die gaven, wat doen ze? Zij verklaren alleen de tegenwoordigheid van Degene Die de gave maakte. Nu, als Jezus hier vanavond Zelf op het podium stond, en u wist dat Hij van de hemel was neer gekomen, en u wist dat Hij het was, en Hij stond hier, zou het uw geloof vermeerderen? Zeker zou het dat. Wel, Hij ís hier.

35 U zegt: "Hoe weet ik dat Hij hier is?" Wel, dan, als Hij hier hetzelfde doet in ons... Nu, Hij heeft geen handen. Hoeveel weten dat? Nee, Hij... Zijn handen... uw hand is Zijn handen. Wij... Hij is de Wijnstok; wij zijn de ranken. En de wijnstok draagt geen vrucht, maar de rank. Maar als de rank bezield is met het leven van de Wijnstok, zal het dezelfde dingen doen als die Hij deed, dan weet u dat Hij het is.

36 Hij zei: "Nog een kleine tijd en de wereld ziet Mij niet meer," (natuurlijk, het woord daar is 'kosmos', wat 'de wereldorde' betekent) "maar gij zult Mij zien," (dat is de gelovige) "want Ik zal met u zijn..." (hoe lang?) "tot het einde van de voleinding", het einde van de wereld: Jezus Christus Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig. En nu, tot de... er zijn misschien toeschouwers, ik hoop dat er hier geen van zijn vanavond. Maar als er enigen zijn, wees niet slechts een toeschouwer, maar zet uw geloof in met deze gelovigen. Wilt u dat niet doen vanavond, omwille van deze arme zieke mensen?

37 En onthoud, toen Jezus naar Zijn eigen vaderland kwam, luister naar wat de Schrift zegt. Wij willen het niet graag op deze manier lezen, maar er staat: "Vele machtige werken kon Hij niet doen." U zou nauwelijks kunnen denken dat Christus niet in staat zou zijn om het te doen, maar Hij kon het niet. Hij kon het niet vanwege hun ongeloof. Wat zei Hij tegen de jongen met epilepsie, of tegen zijn vader? "Ik kan het indien gij gelooft, want alle dingen zijn mogelijk voor degenen die geloven."

38 Wat een vreugde zou het vanavond zijn, om man na man uit deze rolstoelen te zien komen, persoon na persoon die hier stervend op deze bedden ligt te zien opstaan in de glorie van gezondheid en naar buiten te zien wandelen. Zou het niet wonderbaar zijn? Degenen daar in het gehoor... Hier zit een jongedame, een mooie jongedame. Ik lette gisteravond op haar, toen zij hier zat, gebonden in een rolstoel. Hier zit een kleine jongen die hier ligt, met zijn buik helemaal omwonden, en zijn handjes, en het is misschien zijn moeder die hem afkoelt met een waaier, en wat zou dat moederhart opspringen van vreugde, hoe zou die kleine dame zich voelen, te weten dat iets haar getroffen had.

39 Nu, het hoeft niet spontaan te gebeuren. Nee, nee. Nee, het enige wat er moet gebeuren is dat er iets in uw hart gebeurt zodat u het gelooft. En wanneer u het gelooft... Nu, er is zoiets als een mosterdzaadgeloof. U hebt Jezus erover horen spreken.

40 Nu, een mosterdzaad is het kleinste van de zaden, waarover door Hem gesproken werd. Maar waarom zei Hij dat? U kunt mosterdzaad niet kruisen. Het zal met niets kruisen. Het... U kunt boerenkool kruisen, en rapenknoppen krijgen, enzovoort. Maar u kunt mosterdzaad niet kruisen. Het zal niet kruisen. Nee, meneer. Het is echte mosterd. En als u slechts... als u een heel groot geloof hebt, zal er een wonder gaan gebeuren. Maar als u slechts een heel klein beetje geloof hebt, en het is echt mosterdzaad, let er dan op hoe het u door iedere situatie heen brengt, en u erdoor haalt. Zie?

41 Dus, nu, let niet op wat er nu met u gebeurt, maar ik wil dat u probeert geloof in wonderen te hebben, of geloof om genezen te worden. Ik ga geloof voor u hebben, en ga alles doen wat ik kan om u te helpen om geloof te hebben, uw geloof te plaatsen...

42 Nu, ik wil dat wij even onze hoofden buigen, en de Auteur benaderen voor wij Zijn Woord benaderen.

43 Genadige Vader, het uur is gekomen dat wij dit Woord tot een krachtmeting moeten brengen. Wij moeten God tot een test brengen; zoals geschreven is in het boek Maleachi, waar de Heer zegt: "Beproeft Mij", zegt God. Wat een uitdaging. "Beproeft Mij." Er staat geschreven dat wij alle dingen behoren te beproeven. En wij lezen in de Bijbel dat er geschreven is dat Jezus Christus Dezelfde is gisteren, vandaag, en voor eeuwig. En dat Hij de gemeente beloofde dat zij na Hem zouden doen wat Hij deed. Door de profeten wordt ons verteld dat er een dag zou zijn die nacht noch dag zou zijn, die geen van beide genoemd zou kunnen worden, een sombere dag, maar dat het licht zou zijn in de avondtijd.

44 Vader, wij weten dat de beschaving met de zon is meegereisd is, komend van het oosten naar het westen, de vroege kolonisten, enzovoort. Nu hebben het oosten en het westen elkaar ontmoet. Dezelfde zon die opgaat in het oosten gaat onder in het westen. We hebben een dag gehad, Vader, waarin wij grote dingen gedaan hebben door Uw genade. We hebben mensen geleid om in U te geloven, sinds die morgen-Zoon neerscheen op de oosterse mensen. En daaruit kwam een met Pinksteren gevulde gemeente voort, met tekenen en wonderen, met de Zoon van God levend in hen, op de oosterse mensen.

45 Nu, op de... Zij waren de Joden en de Samaritanen, en de Grieken, maar in de... heidenmensen zijn de westelijke mensen. En U zei dat het licht zal zijn in de avondtijd. Wij hebben genoeg licht gehad in deze sombere dag om grote organisaties te maken en grote theologen te doen opstaan, en te maken dat mensen wedergeboren worden uit de Geest van God. Maar U beloofde dat diezelfde Zoon zou schijnen op de westerse mensen, en dat het zou komen te geschieden in deze dag dat onze Heer Zichzelf zou bekend maken – Jezus beloofde het – net als toen, en dat er een late regen zou zijn, en dat het te voorschijn zou komen en zoals de vroege regen zou zijn, en dat de vroege en de late regen samen zouden zijn. Wij weten dat wij vele valse namen en cultussen gehad hebben die daarvan uit zijn gegaan, eronder, maar nog steeds blijft het Woord van God waar.

46 Nu, hemelse Vader, wij bidden dat Uw onfeilbare Woorden, die niet kunnen falen... Moge U Uzelf levend onder ons tonen vanavond door de dingen te doen en uit te voeren die U deed toen U op aarde was, omdat U het beloofde. En U zei, toen U op aarde was, dat U niets deed tenzij de Vader het U eerst toonde. En wij bidden dat dat vanavond onder ons zal plaatsvinden en dat wij de Here God Jehova zullen zien, van Wie wij allen aanbidders zijn. Moge Hij naar voren komen in Zijn grote kracht, en Zijn heerlijkheid laten schijnen in elk duister hart, en geloof voortbrengen, leven.

47 Wij bidden dat elke kerk die hier vertegenwoordigd is, hier vanavond vandaan mag gaan met een frisse visie; en dat er een opwekkingsgeest mag uitbreken in deze streek en in deze scholen, dat er gebed zal zijn dag en nacht, en hongeren en dorsten. Moge het zout dat ons leven smaak geeft vanavond komen en ons allen dorstig maken om als Hem te zijn. Wij dragen nu de dienst aan Hem op, de Auteur, Die zei dat Jezus Christus Dezelfde is gisteren, vandaag, en voor eeuwig. Moge Hij komen en schijnen door Zijn Woord, en dan het Woord laten schijnen in de mensen. En wij zullen Hem ervoor prijzen met nederige harten, gebogen hoofden. In Jezus' Naam, Zijn Zoon, vragen wij het. Amen.

48 En in de heilige geschreven woorden van het Evangelie van Mattheüs, het veertiende hoofdstuk en het zevenentwintigste vers, heb ik dit geselecteerd als een klein drama voor vanavond. En ik wil u vragen om aandachtig en stil te luisteren, zodat iedereen achterin en rondom het kan horen, omdat het moeilijk is en het gebouw heet. Maar ik wil er een drama van maken, zodat dit kereltje hier en de kleintjes het heel duidelijk kunnen begrijpen.

     Maar terstond sprak Jezus hen aan, zeggende: Weest goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet.

49 Ik wil als tekst nemen: "Wees niet bevreesd, Ik ben het."

50 Nu, het moet ongeveer de tijd geweest zijn dat de zon onderging. Het was een verschrikkelijke dag geweest, heet. De menigten waren van overal gekomen en hadden zich verzameld. En allen waren vermoeid en zwak, en de zon was ver gedaald in het westen toen de dienst eindigde. En ik kan de grote gespierde rug van de grote visser zien terwijl hij de boot van de kleine Galilese oever af begint te bewegen, op de oevers van kiezelzand, terwijl hij hem het water induwde en de mensen die daar op de oever stonden te wuiven hen allemaal uitnodigden: "Kom weer bij ons terug."

51 En zodra de boot afgeduwd was... een schip genoemd in die dagen, wat een grote boot was, die gewoonlijk een zeil had. En wanneer de winden waaiden konden zij hun reis sneller maken door het zeil dan met roeiriemen. En in de boot waren er... Aan elke kant zat een roeier en soms waren er zes of acht, of misschien meer roeiers aan de roeiriemen, want het was werkelijk een vissersboot.

52 En op deze dag was de wind kalm, zoals het gewoonlijk is bij het ondergaan van de zon, en het blauwe meer van Galilea was prachtig en kalm. En terwijl de golfjes begonnen te bewegen, terwijl de grote visser tussen de broeders neerklom en naast zijn broer Andreas ging zitten, pakte hij zijn roeiriem op, veegde het zweet van zijn gezicht, wuifde terug naar het gehoor, terwijl de duizenden op de oever stonden te wuiven en te huilen van vreugde vanwege wat zij gezien hadden gedurende de dag. Af en toe stopten de roeiers even om terug te wuiven, terwijl degenen die op de oever stonden wuifden: "Kom terug en bezoek ons weer, want onze ogen hebben grote dingen gezien vandaag."

53 Er is iets mee, dat wanneer... Mensen willen altijd voorbij het gordijn kijken, waar zij vandaan komen, en wie zij zijn, en waar zij heengaan. En er is slechts één Boek, van al de geschriften die wij hebben, dat ons dat vertelt en dat is deze Bijbel. Die vertelt ons waar wij vandaan komen, wie wij zijn, en waar wij naartoe gaan. En toen zij de Auteur van die Bijbel hadden gezien, en hadden herkend dat het waarlijk de Jehova was Die de schepping geschapen had, waren zij er zo gelukkig over, dat zij wilden dat zij weer terug zouden komen.

54 En terwijl zij verder roeiden door het schemerlicht en tenslotte zo ver waren dat zij niet verder konden zien, toen wuifden zij vaarwel, en wellicht het laatste vaarwel, en zij verdwenen uit het zicht, terwijl het kleine schip zijn weg vond met de kleine golfjes erachter, terwijl de roeiers het de diepten van de duisternis van het meer van Galilea induwden.

     Na een poosje geroeid te hebben, moet het de jonge Johannes geweest zijn; jonge mannen zijn gewoonlijk vol enthousiasme, als een student; hij stopte. Hij moet het geweest zijn die stopte en zei: "Broeders, we zijn nu ver de zee in. Ik begin een beetje moe te worden, dus laten wij even stoppen en uitrusten." En elke man stopte, trok de grote roeiriem in de boot, en begon het zweet van zijn voorhoofd te vegen.

55 Jonge Johannes zat even; hij zei: "Broeders," (hij moet iets dergelijks gezegd hebben), "wij kunnen er zeker van zijn dat, ongeacht wat onze priester heeft gezegd en wat de meerderheid van de mensen denkt, wij niet een of andere fanatiekeling volgen. Wij volgen de Zoon van God. Ik was een beetje in twijfel, tot vandaag. Maar toen ik die vijfduizend mensen zag, die verlangden om Hem enkele woorden te horen spreken, en die buiten gekomen waren in die hete zon, die moeders met hun kleine baby's, en hoe geduldig zij hebben gezeten, degenen die de kreupelen hadden en de lammen en de blinden, en hun koelte toewuifden, en probeerden te horen wat Hij te zeggen had... En toen zij... de vraag om voedsel kwam, en wij deze kleine jongen kregen (die waarschijnlijk spijbelde van school) en wij een kleine... vijf broodjes en twee kleine vissen hadden, die... Hij riep en liet ze allemaal gaan zitten."

56 Hij kan misschien iets gezegd hebben zoals dit: "Ik klom op een rots achter Hem en vroeg mij gewoon af wat Hij zou doen. Want ik heb het zo'n beetje in mijn hart geloofd, maar het is zo werkelijk geweest, dat ik het nauwelijks kon bevatten, dat Hij een Man was die met ons at, met ons sliep, en met ons wandelde, en met ons sprak, en slechts een gewone man was. En ik lette op Hem, toen Hij die broodjes in Zijn hand nam, die kleine broden. Hij brak ze en gaf ze uit aan ons broeders. En zodra die handen terug reikten, was daar een ander stuk brood aangegroeid waar Hij het had afgebroken."

57 Ik zou de wetenschapsleraar van deze school, of welke school ook, willen vragen welk soort atoom Hij losliet? Geen tarwe, maar volgroeide tarwe, gemalen, verwerkt, gebakken, en gereed om te eten. Wat deed Hij? En toen Hij die vissen brak, een verwekte vis, geboren, opgegroeid, geschubd, schoongemaakt en gebakken, en het was daar in een seconde toen Hij Zijn hand ernaar uitstrekte; wat deed Hij?

58 "En toen zij vijf kleine ronde broodjes namen, en vijfduizend mensen voedden van vijf broodjes, en manden vol ophaalden", kan ik de jonge Johannes horen zeggen, "nam dat alle twijfel van me weg. Want ik herinner me dat mijn Joodse moeder me vroeger vertelde... O, ik kan me herinneren hoe haar mooie, grote bruine ogen naar me keken, en dat ze zei: 'Johannes, mijn zoon, ik wil met je praten over iets echts, dat op een dag iets voor je zal betekenen. Van alles wat je ooit doet, Johannes... Mijn ambitie is dat je iets groots wordt, maar boven alles wil ik dat je een gelovige in Jehova bent, zoals ik en je vader, en wij proberen je zo op te voeden.'"

59 "En ik herinner me als kleine jongen, als mijn oogjes naar de hare opkeken, dat ze zei: 'Johannes, toen God Jehova Zijn volk uitbracht uit Egypte, naar de woestijn waar zij niets te eten hadden, toen liet Jehova elke avond brood uit de hemel regenen en voedde Hij al Zijn kinderen.'"

60 "En broeders, in deze getuigenissamenkomst, dan vroeg ik mijn moeder: 'Moeder, heeft God een heleboel engelen die beroepsbakkers zijn, en heeft Hij een enorme hemel daarboven vol ovens, en bakte Hij dat brood elke avond, en liet Hij het dan door de engelen naar beneden brengen en allemaal op de grond leggen? Is dat hoe Hij het deed, mama?'"

     "Dan zei zij: 'Nee, Johannes, je bent nog een kleine jongen, daarom begrijp je het niet. Jehova is een Schepper! Hij sprak slechts het Woord en het brood kwam neer.'"

61 "Nu, mijn broeders, toen ik vanmiddag een Man zag, Die met ons aan tafel eet, Die dezelfde soort kleren draagt als wij, Die huilt wanneer wij huilen, drinkt bij dezelfde bron als waar wij drinken, Zijn ups-and-downs en frustraties heeft zoals wij; maar toen ik Hem dat broodje zag nemen en vijfduizend keer breken, wist ik dat Hij verbonden was met Jehova. Hij was diezelfde Jehova waarvan mijn moeder mij vertelde Die brood bracht uit de hemel, want hier deed Hij hetzelfde als wat Jehova deed. Hij was niet..."

62 "Voor mij, van nu af aan," zei Johannes, "is Hij meer dan een man. Hij is Jehova, omdat Hij de werken doet van Jehova. En nu, herinneren wij ons niet dat Hij zei: 'Als Ik niet de werken doe van Mijn Vader, geloof Mij dan niet. Als u Mijn onderwijzing niet kunt geloven, geloof dan de werken die Ik doe. En als Ik niet dezelfde werken doe die Jehova deed, geloof Mij dan niet.' En daar deed Hij hetzelfde werk dat Jehova deed, en alleen Jehova kon het doen."

63 Dus, voor mensen vandaag die onderwijzen dat Hij niets anders was dan een goede man, of slechts een of andere profeet, dat sociale evangelie zal geen standhouden. Hij was God, de Schepper, vertegenwoordigd in een lichaam dat Jezus Christus wordt genoemd, de Zoon van God. Johannes zei: "Dat maakte het vast voor mij."

64 Wel, natuurlijk, weet u, Simon, hij moest ook altijd zijn deel eraan toevoegen. Hij was een onwetende man, zegt de Bijbel, ongeletterd. Hij had geen opleiding, het vierde hoofdstuk van Handelingen zegt dat, of het derde hoofdstuk van Handelingen, geloof ik, zegt dat hij en Johannes beiden "onwetend en ongeletterd" waren. Mij werd verteld dat hij zelfs niet met zijn eigen naam kon ondertekenen. Maar Jezus gaf hem de sleutels tot het Koninkrijk, want Hij had de openbaring van Wie Hij was.

65 Hij had iets te zeggen. Hij zei: "Wel..." Ik zie hem zijn arm om Andreas, zijn broer, slaan, en zeggen: "Andreas, ik herinner me vroeger toen jij me kwam vertellen over een wild uitziende kerel die uit de wildernis kwam, met de naam Johannes, die de mensen met water doopte en zei dat er een Messias zou komen. Welnu, als... natuurlijk kon ik zoiets dergelijks niet geloven. Maar op een dag overtuigde Andreas mij om te komen luisteren naar deze Man, om te zien of Hij werkelijk de Messias was." En hij zei: "Mijn vader had mij geleerd..."

66 Nu, ik zou hier even een kleine uiteenzetting willen geven. Laten we hem even een ogenblik dramatiseren. Ik kan Petrus horen zeggen: "Jullie weten dat ik een Farizeeër was. Mijn vader was een van de hoofdmannen van die Farizeeërgemeente. En mijn vader vertelde mij op een dag, toen wij klaar waren met het sleepnet: 'Simon, wij hebben dag in dag uit ons levensonderhoud van dit meer gekregen.'" (Nu, luister aandachtig.) "'Wij hebben ons levensonderhoud ervan gekregen. En vader en ik, en moeder, en Andreas, en wij allen, opdat wij elke morgen vissen konden vangen, hebben gebeden dat God ons ons dagelijks brood zou geven, ons onze vissen zou geven.'"

67 "Op een dag toen papa binnenkwam, zette hij mij op de boog van de boot en zei: 'Simon, mijn kleine jongen, papa heeft altijd geloofd dat op een dag de Messias zou komen in mijn tijd. Heel ons Joodse volk heeft daarnaar uitgekeken. Maar misschien zal ik Hem niet zien. Ik word te oud. Maar, Simon, wanneer Hij komt, zal er van alles gebeuren voordat Hij komt, waardoor het hele land in de war zal raken. Valse messiassen en van alles zullen komen. Maar, Simon, ik wil dat je bent onderwezen.'"

68 O, wat zou het fijn zijn als wij Amerikanen ónze kinderen dergelijke dingen zouden leren, in plaats van tap dansen, en rock-and-roll, en het spul dat wij tegenwoordig zo vaak doen, en die wij zomaar lid laten worden van de kerk; maar vertel hun waar ze op moeten letten.

69 Nu, zei: "'Simon, wanneer Hij komt, onze profeet Mozes zei dat Hij een Profeet zal zijn. "De Here uw God zal een Profeet doen opstaan gelijkend op mij." En wij als Hebreeërs staan erom bekend dat wij geloven dat Gods Woord door de profeet komt en niets anders. Nu, ik wil dat je onthoudt, Simon, dat wanneer Hij komt, Hij deze profeet zal zijn.'"

70 "En toen ik voor de eerste keer in Zijn blikveld liep..." (Luister aandachtig –Simon die getuigt. Wij hebben een getuigenissamenkomst nu op het Meer van Galilea.) En zei: "Toen ik de eerste keer in Zijn blikveld wandelde, toen deze Man mij in het gelaat keek, zei Hij: 'Uw naam is Simon, en u bent de zoon van Jonas.' Niet alleen kende Hij mijn naam, maar Hij kende die godvruchtige oude vader van mij. Dat maakte het vast voor mij. Ik wist dat Hij de Messias was. Dat beëindigde het voor mij."

71 Filippus zei: "Kan ik getuigen, broeders?" Hij zei dus: "Ik stond daar en zag dat (nu, Nathanaël, voel je niet slecht), maar ik rende om het Nathanaël te vertellen, want ik wist dat Nathanaël een Bijbelonderzoeker was. Ik rende dus rond de berg om Nathanaël te vinden, en ik zei: 'Nathanaël, kom en zie Wie wij gevonden hebben: Jezus van Nazareth, de Zoon van Jozef.'" En misschien zei hij zoiets als dit: "Nathanaël, weet je waar ik je vond?"

     "Ja, ik was onder een van mijn vijgenbomen aan het bidden."

     "Ja." En hij zei: "Kom en zie Wie wij gevonden hebben: de... Jezus van Nazareth, de Zoon van Jozef. Dat is de profeet waarvan Mozes ons vertelde dat hij zou komen."

72 "O, nou!" zei Nathanaël, "Nu, Filippus, je draaft helemaal door. Want als de Messias zou komen, zou Hij eerst naar Kajafas moeten komen, of Hij zou naar onze kerk moeten komen. Als Hij... als Hij werkelijk de Messias was, weet je, dan zou Hij naar ons Farizeeërs moeten komen, dat is alles. Maar om gewoon te zeggen dat Hij uit Nazareth zou komen, een stel heilige rollers!" (Sorry, ik had dat niet moeten zeggen. Sorry. Ik bedoelde dat niet. Zie?) "Hij zou niet door een dergelijk stel mensen komen. Als Hij ooit iets zou doen, zou het onder ons knappere mensen zijn, als Hij het zou doen." Maar, ziet u, God doet wat Hij wil; dat is Zijn zaak. En hij zei: "Niemand zou op die wijze komen." Hij...

73 En Filippus gaf hem een van de beste antwoorden die iemand kon geven. Hij zei: "Kom en zie het zelf." Nu, dat is een goed idee. Blijf niet thuis met kritiek. Kom, onderzoek het zelf, en onderzoek de Schriften; want de Messias zal zeker Schriftuurlijk zijn. Kom, ontdek het zelf.

74 En terwijl ze op weg eromheen gingen, kan ik hen horen praten. En hij zei: "Herinner jij je dat wij die keer wat vis gingen halen, en dat de oude visser er geen handtekening op kon zetten, die kerel genaamd Simon?"

     "Ja, dat herinner ik mij."

     "Toen hij naar voren liep tot in de tegenwoordigheid van deze Messias, vertelde Hij hem dat zijn naam Simon was. En herinner jij je nog wie zijn papa was?"

     "Zeker."

     "Wat was zijn naam?"

     "Jonas."

     "In orde. Hij zei: 'U bent de zoon van Jonas.' Nu, Nathanaël, jij bent een onderzoeker van de Schriften. Wat zal de Messias zijn wanneer Hij komt?"

     "Hij zal een profeet zijn."

     "Wel, is dat een vervulling ervan?"

     "O, ja, als Hij het zou kunnen doen, maar ik geloof niet dat Hij het zou doen."

     Ik kan Filippus horen zeggen: "Het zou mij niet verbazen als Hij zou vertellen wie jij bent, wanneer jij naar voren gaat."

75 Ze gingen naar voren, en kwamen in de tegenwoordigheid van de Here Jezus, en Jezus keerde Zich om en zag hem. Hij zei: "Zie, een Israëliet, in wie geen bedrog is." Nu, u zegt, omdat hij gekleed was... Nee, alle oosterlingen kleedden zich hetzelfde, ze hadden een baard, tulband, en dergelijke, een donkere huidskleur. Zei: "Zie, een Israëliet, in wie geen bedrog is."

     Hij zei: "Rabbi," ('rabbi' betekent 'leraar'), "wanneer hebt U mij ooit gezien? Ik ben een totaal vreemde voor U. Wanneer hebt U mij ooit gezien?"

     Hij zei: "Eer Filippus u riep, toen u onder de boom was," (vierentwintig kilometer rond de berg), "zag Ik u."

     Hij zei: "Rabbi, Gij zijt de Zoon van God; U bent de Koning van Israël."

     Herinnert u zich wat de Farizeeërs en de leraars zeiden, die daar stonden? Ze zeiden: "Deze man is Beëlzebul. Hij is een waarzegger."

76 Jezus zei: "Ik vergeef u dat, maar op een dag zal de Heilige Geest komen om hetzelfde te doen. En als u één woord daartegen spreekt, zal het nooit vergeven worden." Dat is vandaag.

77 Nu, wat een getuigenis! Dan moet het Andreas geweest zijn (terwijl ik wat dichter bij mijn getuigenissen kom); Andreas zei: "Kan ik even getuigen, broeders? Herinneren jullie je die dag dat...?" Nu, het wordt donkerder en donkerder. De avondster was tevoorschijn gekomen. En... en dus zei hij: "Zou ik een klein getuigenis kunnen geven?"

78 (Gaat de dame alleen even naar buiten, moet zij...? Gaat zij naar buiten en komt zij over enkele ogenblikken terug? In orde. Ik zou gaan zeggen, dat als zij... Laat haar niet vertrekken zonder dat er voor haar gebeden wordt. Wij willen dat er voor iedereen gebeden worden.)

79 Dus nu, hij zei: "Herinneren jullie je die dag dat Jezus, onze Heer, zei dat Hij naar Jericho moest gaan?" Nu, van Jeruzalem naar Jericho, als u daar ooit bent geweest, is rechtstreeks de berg af. Maar Hij moest door Samaria gaan. Waarom? De Joden hadden het gehoord, en de Samaritanen hadden het niet gehoord.

80 Nu, de heidenen keken niet uit naar een Christus. En laat mij, precies hier, iets tegen u zeggen, u zieke mensen. Hij komt slechts tot degenen die naar Hem uitkijken. Wanneer u over Hem praat, zoals op de weg van Emmaüs... En Hij komt slechts tot degenen die Hem geloven. Hij zal nooit iets te maken hebben met een ongelovige. Hij komt alleen... En heidenen, wij aanbaden afgoden in die dagen.

81 En er zijn slechts drie mensenrassen, dat zijn de volkeren van Cham, Sem, en Jafeth. Dat is waar het hele menselijke ras uit voortkwam; en dat zijn Joden, heidenen en Samaritanen. Kijk naar Petrus met de sleutels: opende het met Pinksteren, opende het aan de Samaritanen, opende het aan de heidenen, en toen was het vrij voor de wereld. Zie?

82 Nu, en dus merken wij nu op, hij zei: "Hij stuurde ons naar de stad Sichar daar om wat eten te gaan halen, enige spijzen. En herinneren jullie je dat wij verbaasd waren toen wij terugkwamen? Een vrouw met het merkteken van prostitutie op haar, was op weg naar de bron, en er was daar niemand. Dus wij dachten dat wij gewoon zouden gaan kijken wat zij tegen onze Meester zou zeggen, en wat Hij zou doen als Hij een vrouw ontmoette. Dus wij verborgen ons in de struiken." Nu, luister aandachtig naar de conver-... het getuigenis. "En het eerste wat er gebeurde toen Hij ernaartoe liep... zij ernaartoe liep om de pot, de kruik, neer te laten voor wat water, en zij de kruik naar boven begon te halen op die manier, wel, was dat Hij zei: 'Vrouw, geef Mij te drinken.'"

     "En wij dachten: 'Wel, hebben wij onze Heer achtergelaten zonder water om te drinken?'"

     "En zij zei: 'Hoezo, wij hebben afscheiding hier. U Joden behoort zulke dingen niet aan Samaritaanse vrouwen te vragen.'"

     "Hij zei: 'Maar als u wist tot Wie u sprak, zou u Mij te drinken vragen. Ik zou u water geven dat u hier niet komt putten.'"

     "Zei: 'Wel, U hebt niets om mee te putten.'"

83 "Jullie herinneren het je, de conversatie ging verder, en wij luisterden. En na een poosje keek Hij haar recht in haar grote bruine ogen en zei: 'Ga, haal uw man en kom hier.' En de vrouw ontkende botweg dat zij een man had."

84 "En wij dachten: 'Uh-o, o, hier is een foutje. Nu, wat gaat Hij doen? Hij vertelt de vrouw dat zij een man heeft, en dat zij haar man moet gaan halen, en zij zegt dat zij geen man heeft.' Herinneren jullie je, broeders, hoe wij naar elkaar keken?"

85 "En toen zagen wij onze Heer op Zijn stille manier, terwijl Hij haar aankeek en zei: 'Gij hebt wel gezegd, want gij hebt vijf mannen gehad; en degene waarmee u nu leeft, is uw man niet, en u hebt het juist gezegd.' En die vrouw, weten jullie nog, broeders, wat zij zei?"

86 Hoe anders was haar getuigenis dan dat van de predikers van die dag. De predikers zeiden: "Hij is een waarzegger, een duivel, Beëlzebul." Iedereen weet dat waarzeggerij van de duivel is. En dat is de reden dat Jezus zei dat het lastering tegen de Heilige Geest was om dat te zeggen, om de Heilige Geest in actie een waarzegger of een duivel te noemen, en dat het onvergeeflijk was om de Geest van God een duivel te noemen.

87 Dus, toen zei Hij: "Die vrouw keek Hem in het gezicht, en zij in haar toestand, een zondares..." Ik hoop dat ik niemand kwets, maar ik moet iets zeggen. En hoewel zij een prostituee was, en had geleefd met vijf mannen, zes mannen, wist zij meer over de Bijbel dan de helft van de geleerden in dit land. Wat zei zij? Zij keek Hem recht aan en zei: "Here, ik zie dat Gij een profeet zijt", niet Beëlzebul, zoals de predikers zeiden, maar een profeet. Zei: "Wij weten, wij Samaritanen, wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij ons al deze dingen zal vertellen. Dat is het teken van de Messias, wanneer Hij komt. Wij weten dat Jezus, Die... ik bedoel, de Messias, Die de Christus genaamd wordt, dat Hij ons deze dingen zal vertellen. Dat is het teken dat Hem zal volgen, omdat Hij een profeet is. En U moet ook een profeet zijn. Maar de Messias... Wij hebben honderden en honderden en honderden jaren geen profeet gehad, dus... Maar wanneer Hij komt, zal Hij ons deze dingen vertellen. U moet een van Zijn dienstknechten zijn."

88 Jezus zei (en de Enige die het ooit kon zeggen, of ooit zal zeggen), Hij zei: "Ik ben het," amen, "naar Wie u kijkt. Ik ben die Messias."

89 Zij liet die waterkruik vallen. Zij had toen iets interessanters dan de waterkruik. Zij ging de stad in, en hier is wat zij tegen de mannen van de stad zei: "Kom, zie een Man Die mij de dingen vertelde die ik heb gedaan. Is dit niet de ware Messias?"

90 Wat zouden ze tegenwoordig zeggen? "Mentale telepathie, psychologie, gedachtelezer, waarzegger." Geen wonder dat wij een atoombom hebben met onze naam erop. U moet afwijzen... u moet genade afwijzen en er blijft niets over dan oordeel nadat u genade hebt afgewezen. Dat is juist. U stapt over de grenslijn. U doet het zo eenvoudig. Veel mensen denken dat ze iets groots moeten doen.

91 Wel, hadden ze maar geweten wie Johannes was! U weet nooit wie wie is, totdat ze dood zijn. Hij komt tot de uitverkoren gemeente, en dat is de enige die Hem kent. Ik daag u uit om terug te gaan door de Bijbel en één enkele profeet te vinden met wie ze niet hetzelfde deden. Jezus, ze wisten niet Wie Hij was totdat Hij dood was, begraven, en weer opgestaan.

92 Laat mij u katholieke mensen iets vragen. Wat met uw heiligen? Wat met Jeanne d'Arc? Jullie waren zo onfeilbaar. Wat deden uw priesters met die vrouw? Zij was een profetes. Zij zag visioenen. Zij bad voor de zieken, en ze werden genezen. En wat deed uw kerk? U hebt haar als een heks op de brandstapel verbrand. O, natuurlijk, u zag uw vergissing honderdvijftig jaar later, en u deed boete; groef de lichamen van die priesters op en gooide ze in de rivier, dat is veel boete. Het gaat rechtstreeks over het hoofd van de wijzen en verstandigen, totdat het voorbij is; en dan zijn ze reeds in oordeel.

93 Laat mij dit tot u zeggen, gemeente, de ware Heilige Geest is hier in deze natie vanavond, in deze wereld vanavond. Laat het niet over uw hoofd heen gaan. Herken het nu. Genezing is hier voor u, de Heilige Geest, vergeving van zonden; al de voorrechten van Golgotha zijn hier voor u. Ga er niet aan voorbij. Sluit uzelf niet op in een of andere denominatieleer, vergetend naar de Bijbel te kijken, en kijk of dit niet de dag is waarin wij deze dingen behoren te zien. Let niet op een stel ongeletterde predikers, misschien zoals ik zelf, die proberen het uit te leggen, maar kijk naar wat de Bijbel zegt en let op wat het doet. Als het de Geest van God is, zal het handelen als de Geest van God. Het zal de dingen doen die de Geest van God deed. Zo niet, dan is het niet de Geest van God.

94 Als ik de doop van de Heilige Geest predik, dat Jezus opstond uit de dood, en God dat niet bevestigt met dezelfde werken als die Jezus deed, dan ben ik een leugenaar. Maar als ik... als ik die boodschap predik en God Zich omkeert en hetzelfde doet; als ik zelfs geen middelbare school opleiding heb, wat maakt dat uit? Het is God Die iets gebruikt. Hij kan een stok gebruiken als Hij wil. Hij kan alles gebruiken wat Hij wil. Hij is God.

95 Nu, laten wij nog één meer laten getuigen, wilt u? Het moet broeder Mattheüs zijn geweest. Zei: "Ik weet dat het een beetje laat wordt, broeders. Maar laat mij getuigen." Zei: "Herinneren jullie je toen wij die dag in Jericho kwamen, herinneren jullie je die kleine broeder Zacheüs daarginds? Hij was een zakenman, een belastingontvanger. Wij vonden altijd dat hij een kleine oplichter was," (excuseer mij voor die uitdrukking, zo bedoelde ik het niet), "gewoon een kleine afvallige. Maar, weet u, onze zuster Rebekka, zij was een gelovige in Hem, zij geloofde de Here Jezus. En herinneren jullie je hoe zij alle vrouwen daar in Jericho vroeg om te bidden, toen wij hoorden dat Jezus daarheen zou gaan om een campagne te houden?"

96 "En toen Hij daar kwam in Jericho... Kleine Zacheüs vertelde het ons later, weet u. Op een ochtend stond hij vroeg op. Hij wist dat Jezus zou komen, dus hij ging daar naartoe. En hij was een kleine korte kerel. Dus hij stond naast de poort waar Hij zou binnenkomen, bij de zuidpoort. En hij merkte dat hij te klein was, dat hij Hem niet kon zien. Hij zei: 'Wanneer ik die kerel zie, zal ik tegen die heilige roller zeggen wat ik van hem denk.'"

97 Bedenk, Hij werd een ketter genoemd. Hij werd een krankzinnige genoemd. "Wij weten dat u gek bent en een duivel hebt." Is dat juist? Wat betekent "gek"? "Krankzinnig." "Wij weten dat u een Samaritaan bent; u bent krankzinnig, hebt een duivel op u, daardoor gebeuren al deze dingen. U bent een duivel en gek. U voegt u niet bij onze organisaties, daarom weten wij dat u een duivel bent." Nu, die geest leeft nog steeds.

98 Nu, wij zien hem zeggen: "Ik zal gewoon wachten. Rabbi Levinsky..." Ik hoop dat er hier geen rabbi Levinsky is.

99 [Leeg gedeelte op de band – Vert] ...?... "Jehova verwacht gewoon dat u naar de kerk komt, uw tienden betaalt en een goed leven leeft, en dat is alles. Doe niet... Kijk, die Messias komt misschien pas over een miljoen jaar, of komt misschien zelfs helemaal niet." Er zijn heel wat Bijbelscholen vandaag die leren dat de lichamelijke... Ik geloof dat het tachtig of meer procent van de zogenaamde christenen is, die niet gelooft in de lichamelijke wederkomst van Jezus. Ik hoorde het. Ik heb daar enkele statistieken van de regering, over de verschillende denominaties. En ik vergeet... Het is nog erger dan dat, die niet geloven in de maagdelijke geboorte! Hoe kan er iets gebeuren? Hoe kunnen wij een opwekking opbouwen in deze natie? Wanneer u de maagdelijke geboorte wegneemt uit het Christendom, slaat u het fundament eronder vandaan.

100 Als Hij het bloed van een man was, dan is Hij niet meer dan wat ik ben of wat u bent. Maar Hij is het bloed van God! God, de Heilige Geest, overschaduwde de maagd en schiep een bloedcel, en dat is het bloed van God! De Bijbel zegt dat wij gered zijn door het bloed van God, niet van een man; God. Maar zij ontkennen het.

101 Dus, kleine Zacheüs, de kleine nietige korte kerel, hij zei dat hij die morgen opstond... Laten wij hem een klein drama geven, voor dit kleine meisje dat hier zit. Let op hem (met haar heldere oogjes, en haar haartjes naar beneden gekamd), ik kan mij voorstellen dat ik zie...

102 Weet je, Rebekka, zijn vrouw, zij geloofde Jezus, dus zij was de hele tijd aan het bidden. "O Jezus, ik bid U, wanneer Hij hier in de stad komt, dat mijn lieflijke kleine man... Hij is een goede man, maar hij zit gewoon helemaal vast in die... in allerlei Kiwanis-vergaderingen, en loge-feestjes, en al deze dingen, om te..."

103 Nu, ik zeg nu niets over de Kiwanis. Dat is in orde. Zie? Sommige mensen nemen gewoon... Want ik geloof dat de Vrijmetselaars in orde zijn, maar de Vrijmetselaarsloge zal nooit de plaats van de gemeente innemen, of van het bloed van Jezus Christus. Al mijn familieleden zijn Vrijmetselaars, en ze zijn in orde als een loge. Maar het zal niet de plaats van de gemeente innemen. En het probleem is, dat jullie de gemeente zo hebben geplaatst, dat het niets anders meer is dan een Vrijmetselaarsloge, of welke andere loge ook. Een gemeente is een huis van God waar Christus leeft en Zichzelf manifesteert onder de mensen. Dat is juist.

104 Merk op. Dus Zacheüs, hij... Ik zie hem daar naar buiten gaan, en hij zei: "Nu, hier klimmen ze overal over de poorten en al het andere. Ik zou Hem nooit zien, dus ik ga hierheen, ik weet dat Hij altijd langs de Halleluja Straat gaat," (dat doet Hij nog steeds), "en afslaat naar de Glorielaan, dus zal ik daar naar de hoek gaan, en daar op Hem wachten."

105 Dus gaat hij daar naar beneden, en hij heeft zijn beste kleed aan, weet u. Hij stond daar op de hoek met zijn beste kleed, helemaal keurig verzorgd, weet u. "Wacht totdat ik daar die zogenaamde profeet uit Galilea zie. Ik zal hem laten weten wat ik van hem denk wanneer ik hem zie. Hij weet niet hoeveel graden ik heb. En mijn goede vriend, de rabbi, heeft mij een heleboel dingen geleerd. Ik ga hem iets vertellen. En ik ga hem vertellen dat als hij niet ophoudt met zijn tovenarij in de buurt van mijn vrouw, ik hem iets zal doen. Ik ga hem precies vertellen wat ik over hem denk. Ik zal mijn vrouw daar niet naar lange nachtelijke gebedsdiensten en dergelijke laten gaan, beslist niet. Zij heeft de club verlaten; zij is gestopt met kaarten. Zij heeft, o my, heeft al de... de vrouw van de rabbi en hen allemaal, al deze andere mensen, helemaal verscheurd, vertel ik u, met dat fanatisme. Ik zal het hem vertellen als ik hem zie!"

106 Terwijl hij daar zijn kleine zelf stond te verzorgen, dacht hij: "Wacht even. Die menigte zal hem volgen." Dat is juist. Dat doen ze gewoonlijk. "Die menigte zal hem volgen. Dus als Hij hier boven komt, wel, dan zal ik niet beter af zijn dan toen ik daar beneden was." Hij zegt dus: "Weet je wat ik geloof dat ik zal doen, er staat daar een vijgenboom, dus ik denk dat ik daar gewoon in zal klimmen. Als ik boven in die boom kom, zal ik hem iets vertellen wanneer hij langskomt."

107 Dus hij kijkt om zich heen, en laten we zeggen dat daar een stadsvuilnisbak stond. "Wel, misschien, als ik die hier zou kunnen brengen... Ik kan niet die boom in klauteren." (Klauteren, ik bedoel de boom in klimmen. Zie? Excuseer mijn taal, of mijn... Ik ben gewoon een Kentuckiër.) Dus hij gaat erheen en zet zijn armen... Nu, nu, hij stapt weer naar achteren. "Weet je, my, ik heb mijn beste kleren aan. Hoe kan ik...? Ik mag niet met die vuilnisbak gevonden worden."

108 Maar er is iets mee. Als u probeert Jezus te zien, dan zal het u op de een of andere manier lukken om Hem te zien. Als u... U zult dingen doen waarvan u nooit had gedacht dat u ze deed, die u nooit dacht te zullen doen, maar u doet het hoe dan ook, als u Jezus wilt zien. U ligt waar sommige van deze mensen zijn, en u zult gewoon al dat oude prestige verliezen.

109 Hij glipt er dus naartoe, houdt zijn neus dicht, en haalt de vuilnisbak. (Begrijp je het, lieverd?) Hier komt hij, weet je, en draagt... en toevallig kijkt hij op, en hier is zijn concurrent, die zegt: "Wel! Weet je wat? Daar is Zacheüs. Hij werkt nu voor de stad bij de vuilnisdienst." Wel, hij was vastbesloten om Jezus te zien, dus het maakte hem niet uit.

110 Misschien voelen sommigen van u zich ook zo. Een of andere doctor in de godgeleerdheid die daar achterin zit en zegt: "Ik zou niet betrapt willen worden tussen dit stel mensen", maar u bent nu tentoongesteld, broeder, u bent nu geruïneerd. Maar als u vastbesloten bent om Jezus te zien, dan maakt het u hoe dan ook niet uit. Dat is juist. Het maakt u hoe dan ook niet uit.

111 Hier komt hij met de vuilnisbak, loopt ernaartoe en zet hem naast de boom, klautert de boom in, komt daar boven en zit daar de splinters uit zijn hand te trekken, en veegt het vuilnis van zijn nieuwe kleren. Maar hij wil Jezus zien.

112 Hij zei: "Weet je wat? Ik herinner mij dat Rebekka mij vertelde dat deze kerel een Profeet was. Nu, ik geloof dat er ergens bedriegerij in zit." Ze geloven nog steeds hetzelfde. "Er zit ergens bedriegerij in. Die discipelen, op de een of andere manier werken zij het op onder elkaar, het een of ander; ze gaan iemand halen die Hij kent, en Hij vertelt hun die dingen. Dus ik weet... Weet je wat? Ik zal je vertellen wat ik ga doen. Ik ga mij gewoon verstoppen voor die kerel."

113 Dus, hij ging zitten waar twee takken elkaar ontmoetten. En weet u, dat is een goede plaats voor u om even te gaan zitten, waar twee wegen elkaar ontmoeten: de uwe en die van God. Neem vandaaruit uw besluit. Dus hij zette zich neer op deze tak, stak zijn hand uit en nam een deel van de grote wilde vijgenboom (vijgenboom... het was eigenlijk een olijfboom), dus die trok hij naar zich toe en hij bedekte zich helemaal overal en zei: "Hij zal mij hierboven nooit zien zitten, maar ik ga naar Hem kijken wanneer Hij langs komt." Hij bedekt zich helemaal, en hij laat één groot blad daar, zodat hij het omhoog kon tillen om uit te kijken, op die manier.

114 Dus daar zit hij, en hij zei: "Nu, ik zal in staat zijn om het te weten, want op de een of andere manier is er overal waar Hij komt een heleboel lawaai." Weet u, het is niet veranderd. Nee, waar Jezus is, is er gewoonlijk veel lawaai. Dus, hij zei: "Ik zal het lawaai een lange tijd horen naderen voordat Hij daar aankomt."

115 Dus, na een poosje hoorde hij het lawaai. En weet u, vooraan kwam die grote sterke kerel, Simon Petrus, die zei: "Willen jullie aan de kant gaan staan? Het spijt ons erg. Onze Meester is moe. Hij heeft de afgelopen nacht bijna de hele nacht gepredikt. Hij heeft veel zieken genezen. Zou u opzij willen gaan, alstublieft? Het spijt ons. Mensen met hun kinderen, wel, zou u opzij kunnen gaan, alstublieft? Onze Meester moet Zijn ontbijt nog nemen deze ochtend. Zou u opzij kunnen gaan?"

116 Dus, Zacheüs zei: "Dat is Hem niet. Dat is die oude ongeletterde visser daar van wie ik vroeger vis kocht. Dat is Hem niet." Dus, rond die tijd, zei hij: "Hij moet een geweldige prinselijke kerel zijn met een kroon op Zijn hoofd, die vastberaden wandelt, weet u." Weet u, ik heb er een hekel aan om iemand te zien die z'n boordje aandoet, dat is een opgeblazen persoon. Dat is niet een man van God. Dus hier... Maar ze zagen, toen Hij langs kwam, een kleine nederige Man, niet met Zijn boord omgekeerd, en tulbanden op Zijn hoofd; maar Hij was slechts een gewone Man, gekleed als een gewone man.

117 Dus toen Hij voorbij liep trok Zacheüs zijn blad naar beneden en zei: "Weet je, er is gewoon iets met die Man wat ik graag zie." U kunt nooit een blik van Hem krijgen zonder Hem lief te hebben, het maakt mij niet uit wie het is. Ik weet de eerste keer dat ik ernaar keek; door geloof zag ik Hem, wat Hij was, ik legde mijn handen op Zijn voeten en zag Hem daar sterven voor mij, en neerkijken naar mij. O, dat was genoeg.

118 Zacheüs trok zijn blad naar beneden en zei: "O, komt Hij eraan? Nu, Hij kan mij niet zien. Hij zal niet weten dat ik hier ben. Nu, Hij weet het niet, want als Hij mij hier boven zou zien... Maar Hij kan mij niet zien, want ik ben helemaal bedekt. Ik ben in deze boom, en een kleine kerel die hier boven op deze tak zit, en ik zal Hem in het oog houden." Dus, wij bemerkten Hem. Hij kwam eraan lopen, gewoon op Zijn gewone manier, rustig kwam Hij aanlopen. Ik kan kleine oude Zacheüs zien terwijl hij van onder het blad van de boom keek, op deze manier, weet u, kijkend terwijl Hij eraan kwam.

119 Toen Hij net voorbij was gegaan, tilde hij zijn blad op. Jezus stopte en zei: "Zacheüs, kom naar beneden. Ik ga met je mee naar huis voor de maaltijd." Wist niet alleen dat hij daar boven was, maar wist wat zijn naam was. Dat maakte het vast.

120 "Wel," zei hij, "herinneren jullie je toen wij de poort uitgingen, blinde Bartimeüs... Toen blinde Bartimeüs zei... Hij had daar gezeten, denkend over hoe de Messias zou zijn wanneer Hij zou komen, enzovoort. En hoe hij, als de profeten hadden geleefd, naar hen toe zou zijn gaan en hen gevraagd zou hebben om zijn gezicht te ontvangen. En ineens hoorde hij hen langs komen, een schreeuwende menigte." Daar waren wij weer. "En hij zat daar te bibberen in de kou. Herinnert u zich zijn getuigenis? En hij zei: 'Wie gaat er voorbij?'"

     "En zei dat iedereen zei: 'O, houd je mond.'"

121 "En hij hoorde iemand roepen: 'Hé. Hé, jij. Jij, de profeet uit Galilea, jij! Wij horen dat je de doden opwekt', het was een priester. Zei: 'Wij hebben een hele begraafplaats vol hierboven. Kom en wek er een op voor ons; dan zullen wij je geloven.'" Diezelfde oude duivel leeft nog steeds, weet u. "'Wij hoorden dat je de doden opwekte. Wij hebben een begraafplaats vol rechtvaardige mannen die dood zijn hierboven. Kom, wek er een op, dan zullen wij je geloven.'"

122 Het stoorde Hem totaal niet. Hij bleef gewoon doorlopen. De zielen van de wereld rustten op Hem. Hij ging toen naar Golgotha, ging de heuvel op.

     Bartimeüs zei: "Wie gaat er voorbij?" En ze duwden hem neer.

     En een poosje later kwam er een lieflijke, hoffelijke dame voorbij, die zei: "O, arme kerel. O..."

     Zei: "Wie gaat er voorbij, dame?"

     "O," zei ze, "weet u niet wie het is?" Zei: "Het is Jezus van Nazareth."

     "Nee, ik weet het niet Wie Jezus van Nazareth..."

     "De Galilese Profeet?"

     "Nee, ik hoorde nooit dat er zo'n Persoon was."

     "Weet u Wie de komende Zoon van David zal zijn?"

     "O, de Messias?"

     "Ja."

     "O, als ik Hem slechts had kunnen zien. Hoe weet u dat het zo is?"

     "Ik ben een van Zijn volgelingen."

123 En ik wil hier iets zeggen. Zijn volgelingen tonen altijd hoffelijkheid aan iedereen in hun leven. Ziet u? Ze zijn bereid om iemand te helpen, bereid om iets te doen voor iemand anders, Zijn ware volgelingen.

     En zei: "Ja..." (En het was misschien... Laten we zeggen dat het Rebekka was.) "Mijn man werd net een poosje geleden gered, en ik ben zo vol vreugde."

     "Wel, nu, bedoelt u dat dat de Messias is waarvan ons geleerd werd dat Die zou komen, de profeet waarvan Mozes vertelde? Hoe ver is Hij?"

124 Nu, als u ooit daar was en zou kijken naar waar men denkt dat hij zat, hij was er ongeveer tweehonderdvijftig meter vandaan, met ongeveer vier- of vijfduizend mensen die schreeuwden: "Hosanna voor de Profeet, Hosanna voor de Profeet."

     Een ander riep: "Weg met Hem." En gooide overrijpe vruchten naar Hem en dergelijke. Al dat soort dingen, hoe kon Hij ooit gehoord hebben: "Jezus, Gij Zoon van David, heb genade! Gij Zoon van David, heb genade!"

125 Laten we dus denken dat Bartimeüs dit dacht: "Als Hij die Messias is, is Hij een Profeet." Ik kan hem gewoon zien neerknielen op zijn knieën, huiverend, en zeggend: "O, Jehova, U bent de Messias, Die ik heel mijn leven verlangd heb om te zien. En als Hij dat is, Die voorbijgaat, laat mij Hem dan aanraken, Here. Ik kan niet bij Hem komen, maar kan mijn geloof Hem aanraken? O, laat mij Hem aanraken, Here."

126 Rond die tijd stopte Jezus en zei: "Breng hem hier." Hij kon hem niet gehoord hebben; hij was te ver weg van Hem, heel die schreeuwende menigte, maar zijn geloof stopte Hem. En kijk waar Hij naartoe ging: naar Jeruzalem met de zonden van de wereld op Zich. Maar kijk, het geloof van een blinde bedelaar, amen, stopte Hem. En het geloof van één persoon hier vanavond zal Hem hier van de heerlijkheid neerbrengen om hetzelfde te doen.

127 O, wij zouden verder kunnen gaan met het getuigenis, maar ik moet opschieten. Ja, ik ben over tijd. Laat mij afronden met nog één kleine verklaring. Ze getuigden. Weet u wat? Terwijl die broeders getuigden, keek de duivel toevallig over de trapleuning, daar ergens aan de andere kant van de heuvel, en zei: "Aha! Aha! Nu heb ik ze. Ze zijn weggegaan zonder Hem." En dat is wat de kerk van vandaag heeft gedaan. Wij hebben zulke grote bouwprogramma's gehad, zo veel geld, zo veel mode, proberend anderen na te volgen, dat ik bang ben dat wij zijn vertrokken zonder Hem. Ons leven bewijst het: vertrokken zonder Hem.

128 De duivel zegt : "Nu kan ik ze krijgen." Dus begon hij zijn giftige adem te blazen. De zee begon rechtstreeks naar de bodem te dalen, met grote golven die opsprongen. Dat is wat hij doet vandaag wanneer hij u ziet vertrekken zonder... Een kerk met slechts een hoop koude, formele, theologie; een amen zou ervoor zorgen dat iemand zijn hoofd zou strekken en zich zou afvragen wat er gebeurd was: geen geest, geen gebedsdiensten meer de hele nacht, geen last meer voor de zieken, geen last meer voor de stervenden, geen last meer voor de zondaars. Dan begint hij zijn giftige adem te blazen en te zeggen: "En de dagen van wonderen zijn voorbij."

129 Hij begint het bootje heen en weer te zwepen. "Is het echt? Zou het echt kunnen zijn? Misschien hebben wij het mis gehad. Misschien onze vaders, die zeiden dat je de Heilige Geest moest ontvangen, misschien is het verkeerd. Wesley was misschien ook een beetje buiten zijn verstand. Luther kon ook verkeerd geweest zijn."

130 Knox, Calvijn, al die mannen, en John Wesley, predikten Goddelijke genezing, en geloofden in Goddelijke genezing, en brachten Goddelijke genezing in de praktijk. Iedere keer dat wij ooit een opwekking hadden, elke keer door de geschiedenis heen, begon het met Goddelijke genezing. Dat is juist. Zie of Luther niet genas, de rest van hen, en door de jaren heen Goddelijke genezing in praktijk brachten. Dan organiseerden zij het, en dan begonnen de winden te waaien; want wanneer u het organiseert, gaat u weg zonder Hem, en dan hebt u uw eigen theologie, zie.

131 Als u uw leer zou maken en die met een komma zou laten eindigen: "Wij geloven dit, plus nog zo veel als God mij zal openbaren", dat is in orde. Maar wanneer u uw leer opschrijft en beëindigt met een punt: "Wij geloven dit en dat alleen", dan hebt u God er volledig buiten gesloten. Juist. God blijft gewoon verder gaan. Hij beweegt gewoon verder.

132 De Vuurkolom, zodra Luther die zag, kwam hij uit de Katholieke kerk. Wat deden ze na de dood van Luther? Ze bouwden er een organisatie onder. Het vuur ging weg. John Wesley zag het. Hij bezat heiliging. Hij ging er achteraan. Verliet Luther, verliet de Anglicanen, en ging eruit, op zoek daarnaar. Wat deed men nadat Wesley en Asbury en de anderen gestorven waren? Ze maakten een organisatie. God trok Zich er meteen uit terug en ging naar de Pinkstermensen. Hier zagen zij het, en weg gingen zij met de doop van de Heilige Geest. Wat hebt u allemaal gedaan? Het georganiseerd, en Hij trekt Zich rechtstreeks weg van u, gaat rechtstreeks verder. Zie?

133 Hij gaat regelrecht verder, want u begint te vechten en ruzie te maken met elkaar. Wanneer u dat doet, is het afgelopen met u, is het afgelopen met u, broeders. God is liefde. "Hieraan zullen zij allen bekennen, dat gij Mijn discipelen zijt, zo gij liefde hebt onder elkander", met een uitgestrekte hand en een uitgestrekt hart. Enige van de fijnste mensen in de wereld zijn in deze kerken, maar het systeem van de zaak, ziet u, is wat het veroorzaakt. Fijne mensen in de Katholieke kerk, maar het is het systeem dat hen ervan weerhoudt God te dienen.

134 Nu, Hij zag hen, en daar waren ze, heen en weer geslingerd, alle hoop verloren. Dat is waar u ligt, waar u ligt, deze arme sterfelijke mens, die hier bijna dood ligt, die kleine baby. U daar buiten met de hartkwaal, met kanker, dat is waar u aan toe bent, alle hoop is zo ongeveer weg. Maar weet u wat? In al onze zonde, in al onze verschillen, laat mij dit bemoedigende woord geven vóór wij gaan bidden. Hij had hen niet verlaten. Hij beklom de hoogste berg die er was, zodat Hij hen de hele oversteek in de gaten kon houden; Hij zat daar boven te kijken.

135 Toen Hij op Golgotha stierf, broeder, verliet Hij ons nooit. Hij beklom de heuvel van Golgotha, ging verder boven de maan en de sterren uit, en boven de melkweg, tot Hij Zich neerzette aan de rechterhand van God in de hemel. En "Zijn oog is op het musje", en ik weet dat Hij ons ziet vanavond. Hij was niet zo ver weg gegaan. Hij zag hen in moeite. Hij zag dat de duivel bijna klaar was om hen te pakken.

136 Hij ziet dat de duivel bijna klaar is om u allen te pakken. Hij ziet dat het bijna klaar is; u gaat naar een voortijdig graf. Sommigen onder u zullen als een zondaar heengaan, als u zich niet bekeert. Sommigen onder u zullen voortijdig heengaan, omdat de ziekte van Satan is binnengekomen en het leven uit u heeft gegrepen. Maar onthoud, Hij zit wakend in de hoogte, wachtend om Zijn Woord te bevestigen. Hij waakt erover om het te bevestigen. Is dat juist?

137 Wat gebeurde er? Toen de roeiriemen waren gebroken, de mast was gevallen, het kleine schip was volgelopen met water... Dat is ongeveer hoe het is met onze kerken vanavond: volgelopen, ruziënd over allerlei dopen en al het andere, wij zijn volgelopen met water. Dopen op deze manier, besprenkelen, begieten, ruziën en argumenteren, herrie maken; de roeiriemen zijn gebroken, de zeilen zijn weg, en er is geen ruisende wind meer. Als die zou komen, zou het ons nergens naartoe kunnen brengen. Daar hebt u het, zie, allemaal weg.

138 Maar hier komt Hij aanlopen op het water, o my, wandelend op het water. En wat dachten de discipelen toen ze Hem aan zagen komen lopen? Ze dachten dat Hij een spook was. Ze zeiden: "O, het is een geest. O, we zijn bang. We zijn bevreesd!" En begonnen te roepen: "O, het is spookachtig. Heb er niets mee te maken. Het is telepathie. Het is waarzeggerij."

139 Precies zoals ze toen deden, doen ze ook nu, hetzelfde, ze zijn er bang voor. "Wel, onze kerk leert dat niet. Ik ben er bang voor." Maar de Bijbel leert dat. Als Hij vanavond kon spreken, weet u wat Hij zou zeggen? "Wees niet bevreesd, Ik ben het." En als Hij het is, zal Hij Zijn zelfde werken doen. Jezus zei: "Als Ik niet de werken doe van Mijn Vader, geloof Mij dan niet. Maar als Ik de werken van Mijn Vader doe, geloof dan de werken."

140 Als ik u vertelde (luister, bij het sluiten), als ik u vertelde dat de geest van een artiest in mij was, wel, dan zou u verwachten dat ik hier naar buiten zou gaan en een schilderij zou schilderen, zoals de kunstenaar, als die geest in mij is. Is dat juist? Als ik u vertelde dat de geest van een monteur in mij was, zou u verwachten dat ik bijna aan het ritme van die motor zou begrijpen wat er fout was. Als ik u vertelde dat de geest van John Dillinger in mij was, zou ik wapens hebben; het zou gevaarlijk zijn om voor mij te staan, als die geest in mij was. Als ik u vertelde dat de Geest van Jezus Christus in mij was, dan zal ik de werken van Jezus Christus doen, en dat zal Zijn gemeente ook, want dat is Zijn leven daarin.

141 Nu, wat Hij was toen, en waarvan die mensen getuigden, als Hij vanavond datzelfde zal doen, wilt u beseffen dat uw geloof Hem uit de heerlijkheid naar dit gebouw heeft geroepen vanavond? Wilt u het aanvaarden? Wat zou u dan zeggen? "Wees niet bevreesd," dat is wat Hij zou zeggen, "Ik ben het."

142 Sommigen onder u zeggen: "Wat is het, Broeder Branham?" Ik... Elke avond wanneer deze samenkomst begint, voel ik ze zeggen: "Weet je, ik geloof dat hij hun gedachten leest." De ene zegt: "Het is telepathie." Een ander zegt: "Het is onzin." ...?... Broeder, u bezegelt slechts uw eigen verdoemenis.

143 Als Hij Zelf kon spreken... Als dat niet hetzelfde Woord is dat Hij... Hoeveel weten dat Jezus Christus het Woord van God is? "In den beginne was het Woord, en het Woord was met God, en het Woord was God." "En het Woord werd vlees gemaakt en woonde onder ons." Is dat juist? Hoeveel weten dat de Bijbel in Hebreeën, het vierde hoofdstuk, zegt dat het Woord van God scherpsnijdender is dan enig tweesnijdend zwaard? Dat is wat prediken is, haar neerhalen en aan twee kanten laten snijden, tweesnijdend, heen en terug.

144 Sommige mensen denken dat nederigheid iets is dat hoort bij het dragen van een rok. Nee, nee, dat begrijpt u verkeerd. Jezus, de nederigste Man die ooit leefde, kon touwen vlechten en met toorn naar hen kijken, en hen uit de tempel drijven. Ja meneer. Zeker.

145 U zegt: "Hij had medelijden." Dat had hij. Waarom liep Hij langs duizenden mensen die blind, kreupel of verlamd lagen, en vond Hij een man die op een strozak lag, die misschien een prostaatkwaal had? Hij kon lopen. Hij zei: "Wanneer ik naar beneden kom, komt iemand vóór mij aan." Hij... Het zou hem niet doden; hij had het achtendertig jaar. En de Bijbel zegt dat Hij langs grote menigten verlamden, blinden, kreupelen en verdorden ging. Is dat juist, broeders? Een God met medelijden, ging voorbij aan dat soort mensen, en vond een man die op een strozak lag.

146 Hoeveel weten wat een strozak is? Ik werd op één groot gebracht, zie, dus... Dan, u... Liggend op deze strozak... En daar was hij en lag daar. En Jezus keek om Zich heen tot Hij hem vond, en de Bijbel zegt dat Hij wist dat hij in deze toestand was geweest. En Hij zei: "Wilt gij gezond worden?" Waarom niet de verkromde man? Wat met de vrouw daar met de stervende baby? Wat met die? Wat met hen? "Wilt gij gezond worden?"

     Hij zei: "Ik heb niemand om mij in het water te werpen. Wanneer ik eraan kom, stapt een ander naar beneden."

     Jezus zei: "U hebt dat achtendertig jaar gehad."

     "Dat is juist."

     "In orde. Neem uw bed op en ga naar uw huis." Hij stelde nooit een vraag. Hij nam gewoon het bed op en wandelde verder. Is dat juist?

     En de Farizeeën en de Sanhedrinraad (de kerk) ondervroegen Hem: "Waarom niet al deze anderen?"

147 Hij zei: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Ik kan... de Zoon doet niets van Zichzelf, tenzij Hij de Vader dat ziet doen... dat doet ook de Zoon desgelijks." Dat is medelijden. Medelijden is de wil van God volgen, niet menselijke sympathie, maar medelijden. O, het zijn twee heel verschillende woorden: sympathie en medelijden. Zie? Als het niet zo was, maakte Jezus zeker een grove fout toen Hij dat deed. Zie?

148 Dus u moet beseffen dat de medelijdende Christus opnieuw... Hij heeft ieder van u genezen. U bent allemaal vrij, als u het kunt geloven. Nu, gelooft u dat dit het Woord van God is? Dat dat precies is wat Jezus deed, de zaak waarover zij getuigden? Steek uw handen op.

149 Nu, als Hij hier zou staan, Degene Die het Woord schreef, als Hij hier zou staan en u zou vertellen en bewijzen dat Hij precies hier op het podium stond, zou u dan bereid zijn om Hem te aanvaarden en te zeggen: "Dat bevestigt het voor mij, ik...?" Als Hij hier staat, en het Woord schreef, en zei: "Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, zal Ik in hun midden zijn... En de werken die Ik doe zullen zij ook doen"... Is dat juist? Johannes 14:7, 14:8 [14:12 – Vert]: "De werken die Ik doe..."

150 Nu, hier is een brede uitdaging, zoals onze broeder zei, voor negentienhonderd mensen. Hier ligt een Bijbel op het bureau. Hier zijn twee of drie vellen papier van een of andere soort, en iets. Ik weet zelfs niet wat er op staat. Ze zijn van enige broeders hier. Hier is een Bijbel; er zijn negentienhonderd mensen. Er is niet één persoon hier die ik ken. Ik kan geen enkel levend menselijk wezen zien dat ik ken in dat gehoor. Als u allen vreemden voor mij bent, steek uw hand op.

151 Ik had misschien zelfs graag, als ik tijd had gehad, deze prediker die vanmorgen aanwezig was bij een van de privé gesprekken op willen laten staan om u te vertellen wat de Heilige Geest daar vanmorgen deed, wat Hij zonder enige schaduw van twijfel deed, en hoe Hij terugging, en naar voren bracht, en toonde, en openbaarde, en... Maar als u gelooft dat Jezus Christus in Zijn mensen woont...

152 Kijk, alles wat God was, goot Hij uit in Christus. Gelooft u dat? "In Hem woonde de Volheid van de Godheid lichamelijk." Gelooft u dat? Want Hij was... Hij was God. Hij was de Zoon van God, maar toch was Hij God. God veranderde Zijn vorm van een Geest, en strekte Zijn tent uit, en begon... Hij werd ons. Hij werd ons, opdat wij, door Zijn genade, Hem mocht worden. Amen. Broeder, zeker begrijpt u dat. Zie?

153 God werd vlees gemaakt, zodat wij konden... 1 Timotheüs 3:16: "... buiten allen twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot; want God is geopenbaard in het vlees, en is geloofd in de wereld, en is gegaan... opgenomen in heerlijkheid." God gemanifesteerd...

154 God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenend. Dus alles wat God was, goot Hij uit in Jezus; en alles wat Jezus was, goot Hij uit in de gemeente. Dus dat is de reden dat Hij ons opdroeg om te dopen. Zei: "Gaat dan heen, onderwijst al de volken, hen dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes." Waarom? Niet drie verschillende goden, maar drie ambten van dezelfde God: het Vaderschap, het Zoonschap, de Heilige Geest dispensatie. Nu, Vader, Zoon, en Heilige Geest, dat is God. Niet drie of vier of vijf verschillende goden, maar één God gemanifesteerd in drie manifestaties van één God: Vader, Zoon, en Heilige Geest, de drieëenheid.

155 Nu, wij merken op dat diezelfde God dan, Die in de Vuurkolon was, Dezelfde was Die in Jezus was, want Hij zei: "Eer Abraham was, ben Ik. Ik ben de Rots die in de wildernis was." En Hij zei: "Ik kom van God en Ik ga tot God. In die dag zult u weten dat Ik in de Vader ben, de Vader in Mij, en Ik in u, en u in Mij." Daar zijn wij, allemaal samen, God in ons, God in u, diezelfde God.

156 Het probleem ermee is, u Pinkstermensen, u Baptisten, u Methodisten, u faalt uw door God gegeven voorrecht te herkennen. Hoor mij. ZO SPREEKT DE HEER, geloof het met geheel uw hart. Hij beloofde het in de laatste dag. Het was er niet gedurende tweeduizend jaar, want de Bijbel zegt dat het er niet zou zijn. Maar Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom", toen die Engel kwam, die Zijn rug naar de tent keerde en naar Sara vroeg, en vertelde wat zij zei in het gebouw... Hoeveel weten dat? Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen." Wanneer? Net voordat Sodom verbrandde. Dat is net voordat deze wereld zal gaan branden. De hele ongelovige wereld zal worden... zal in chaos overgaan en zal verbranden met vurige hitte. We weten dat. En net voor die tijd...

157 En bedenk, ZO ZEGT DE HEILIGE GEEST: dit is uw laatste teken. Schrijf het in uw Bijbel. En als er iets anders dan dit opkomt, en groter dan dit, noem mij een valse profeet. Dat is nogal een uitspraak. Ik let op wat ik zeg. Ik ben in contact met meer dan tien miljoen mensen rond de wereld, zie, dus, ik moet dat zeggen; en ik weet dat ik dat niet zelf zei.

158 Nu, Hij is hier. Ik kan u niet genezen. Ik heb niets om u mee te genezen, maar Degene Die u genezen heeft is hier, en probeert het u te laten geloven en aanvaarden. Nu, ik vraag u, als mijn broeder, mijn zuster, in de Naam van Jezus Christus: geloof deze Evangelie Boodschap.

159 En als u mij niet wilt geloven omdat ik niet tot uw denominatie behoor... Ik behoor tot geen enkele denominatie. Ik ben een Methodist. Ik ben een Pinkster-Methodist-Nazarener-Pelgrim Heiligheid. Zie? Ik ben uw broeder. Ik ben een Mennoniet-Amish. Ik ben dat allemaal. Zie? Ik ben uw broeder. Zie? Ik ben de Assembly, de Church of God. U allen bent fijne broeders die hebben geholpen... Uw mensen rondom de wereld hebben mijn samenkomsten gesponsord, en bleven achter mij staan in buitenlandse zendingsvelden, en hebben mij ondersteund. Broeders, ik ben precies hier om te vertegenwoordigen dat ik uw broeder ben. Ik ben honderd procent voor u.

160 Ik ben blij voor u vanavond in dit grote duistere uur, te weten dat u mannen en vrouwen van God bent, die hier zit om dit grote Evangelie te vertegenwoordigen dat wij prediken. Wees niet beschaamd, broeders. U hebt de waarheid, blijf erbij. Wijk er niet van af naar rechts of links. Blijf er precies bij.

161 Hoeveel daar in het gehoor hebben geen gebedskaart maar zijn ziek? Laat ons uw opgestoken hand zien, waar u ook bent. Er was een vrouw in de Bijbel, zoals wij onlangs 's avonds zeiden, die geen gebedskaart had; maar zij zei: "Ik geloof dat verhaal over die Man. Als ik Zijn kleed kan aanraken, zal ik gezond worden." Hoeveel kennen dat verhaal? Toen zij Hem had aangeraakt, ging zij terug en ging zitten.

     En Jezus zei: "Wie heeft Mij aangeraakt?"

     En Petrus berispte Hem en zei: "Iedereen raakt U aan."

     Hij zei: "Maar Ik ben zwak geworden."

162 Hoeveel weten dat die deugd "kracht" betekent? Zwak, Hij werd zwak. Dat is de reden dat u niet kunt... Binnenkort (hier komt het weer) zal ik het veld gaan verlaten. Mijn bediening gaat veranderen. Ik kan niet tegelijkertijd een evangelist en een ziener zijn. Het bouwt de mensen op onder een valse hoop (dat is twee keer). Nu... (My, ik wou dat dit niet gebeurd was.)

163 Maar kijk, nu, in dit gehoor, voor vanavond, als God één dergelijk teken zal tonen dat Hij hier met ons is, zult u het dan allemaal geloven met uw hele hart?

164 Als dan die vrouw Zijn kleed aanraakte en Hij Zich omkeerde en haar vertelde dat zij een bloedvloeiing had gehad, en zei... Hij zei nooit: "Ik heb het gedaan." Hij zei: "Uw geloof deed het." Is dat juist? Nu, het zal uw geloof moeten zijn dat het doet. Is dat juist? Uw geloof doet het.

165 En hebt u uw geestelijken hier, uw predikers, vanavond opgemerkt? Elke avond zitten zij hier achter mij, om voor mij te bidden, in plaats van daar buiten te gaan om in de gebedsrij geroepen te worden. Verschillenden onder hen zijn reeds genezen. Ik weet het. Zij zijn ook ziek, zij zijn behoeftig, maar zij zetten liever hun samenkomst op de eerste plaats. Dat zijn herders. Nu, geloof.

166 Nu, hoeveel weten dat Hij vanavond dezelfde Hogepriester is als destijds? Waar is Hij? Zittend aan de rechterhand van de Vader (is dat juist?), een Hogepriester die kan worden aangeraakt door wat? Het medegevoel voor onze zwakheden. Is dat waar? Kan aangeraakt worden door het medegevoel voor onze zwakheden. In orde. Als Hij aangeraakt kan worden, en Hij is dezelfde Hogepriester, hoe zou Hij dan handelen vanavond als u Hem aanraakte? Hetzelfde als toen. Is dat juist? Iedereen die dat gelooft, zeg... steek uw hand op, overal in het rond. In orde.

167 Nu, ik ga even een ogenblik wachten. Ik wacht erop dat het gehoor stil wordt, eerbiedig. De Heilige Geest is zo timide. O, slechts één klein ding, dan zal Hij weggaan, zal Hij mij verlaten, dan moet ik weglopen. Geloof!

168 Nu, u mensen, zeg ik, die geen gebedskaart hebt, steek uw hand op. Ik geloof dat er geen gebeds-... ik geloof niet dat hij gebedskaarten uitdeelde, nietwaar? Wij zullen ze morgen of zondag uitdelen, een van beide, voor de dienst van zondagmiddag, of morgen, wanneer de Here zal leiden.

169 Nu, bid. U zegt: "Hogepriester?" Niet William Branham. Nee, William Branham is een man, een zondaar gered door genade, net als u. "Maar, Here, ik geloof dat de man mij de waarheid vertelde, het is de Bijbel. Hij vertelt mij dat dit de dag is waarin God het beloofde."

170 Nu, ik wil enigen van u die niet kreupel zijn eerst, en dan zullen wij daarna bij de kreupelen komen. Nu, als ik hier zou kijken en zeggen: "Dit kleine meisje, zij is kreupel." Ik zou zeggen: "Deze kleine jongen hier met deze beugel op zijn been," ik zou dat kunnen raden, "misschien heeft hij kinderverlamming gehad, waardoor het kwam." O, zeker, iedereen kan daarnaar kijken, zie. "Deze jongen is kreupel; deze vrouw is kreupel." Zeker, iedereen ziet dat. Zeker. Dat zou geen wonder zijn. Maar wat met u daar die er goed en gezond uitziet? Dat is degene. Dat is degene. Bid nu.

171 Nu, onze hemelse Vader, hier ligt een stel zakdoeken, en ze vertegenwoordigen de zieke mensen. En ze brengen deze, want in de Bijbel namen ze zakdoeken en gordeldoeken van het lichaam van Paulus, en de Bijbel zegt dat onreine geesten uit hen gingen. Duivels verlieten hen; zij werden genezen. Deze mensen in een ander tijdperk geloofden hetzelfde, want ze hadden U zien bewegen in Paulus, zij wisten dat hij Uw dienstknecht was. En Paulus is lang geleden heengegaan, Here, naar de heerlijkheid, maar U bent nog steeds dezelfde Heilige Geest Die op hem was. U beloofde dat U dezelfde dingen zou doen, en U doet het.

172 Nu, één schrijver zei, toen Israël werd afgesneden van het beloofde land en de Rode Zee het tegenhield, dat God neerkeek door die Vuurkolom met toornige ogen, en dat die Rode Zee bevreesd werd en zich terugtrok, en dat de kinderen Israëls overstaken naar het beloofde land. Nu, Here, kijk vanavond door het bloed van Jezus, en elk van deze zakdoeken, wanneer ze op de mensen worden gelegd, moge die duivel bang worden en zich terugtrekken; en moge die zieke oversteken naar die goede belofte van Goddelijke genezing. Zoals U zei: "Voor alle dingen wens ik, dat gij welvaart en gezond zijt." Sta het toe, Here, bid ik, door Jezus Christus' Naam. Amen.

173 Nu, terwijl wij zitten, wil ik dat iedereen eerbiedig en stil is, echt eerbiedig, wees stil, wees slechts in gebed. En zeg in uw hart: "Here Jezus, laat mij Uw kleed aanraken. Ik weet dat broeder Branham mij niet kent. Hij heeft geen idee wie ik ben, of waar ik ben, of niets over mij. Maar als U Zich slechts wilt omkeren... En hij vertelt mij dat wij lezen waar mensen in de wereld geboren worden voor bepaalde dingen, voor bepaalde tijdperken. Hij zei dat hij sinds hij een klein baby'tje was deze dingen hoorde komen, dat... Als U mij slechts Uw kleed laat aanraken, spreek dan door broeder Branham, en laat hem mij vertellen waarvoor ik bid, waarvoor ik hier ben, en wat het ook mag zijn, ik zal U geloven." Zeg dat gewoon. Zeg: "Ik twijfel niet Here, maar ik ben in nood." Heb slechts geloof en geloof. Gewoon... Wij wachten, nederig, liefelijk, wachten; laat niemand nu ongeduldig zijn, ontspan u gewoon.

174 Nu, als iedereen kan zien wat ik zie, als u wilt kijken... Er zit een man daar achterin, één ding is dat hij een hartkwaal heeft en daarnaast heeft hij een bloedstolsel op zijn borst. Ik geloof dat hij het zal missen. Hij komt uit Michigan. Meneer Hannah, sta op, meneer. Ontvang uw genezing. Jezus Christus maakt u gezond.

175 Terwijl u staat, meneer, zijn u en ik vreemden voor elkaar? Steek uw hand op. Die dingen die werden gezegd, was alles wat werd gezegd waar? Zwaai zo met uw hand naar het gehoor. Bad u niet dat God u zou aanraken, de Hogepriester? Als dat juist is, zwaai zo met uw hand. U bent genezen.

176 Twaalf meter bij mij vandaan, wat heeft hij aangeraakt? Wat raakte hij aan? Maakt dat de Bijbel waar, broeders? Hij is een Hogepriester die kan worden aangeraakt door het gevoel voor onze zwakheden. Gelooft u het?

177 Nu, iemand anders ergens, bid. Ik kan het alleen zeggen terwijl ik dat Licht in de gaten houd, en uw geest voelde trekken. Het is niet mijn selectie; het is de keuze van de Vader. Ik spreek slechts. Maar als ik niet de werken doe van Jezus Christus, dan ben ik niet Zijn getuige. Ik hoef dat niet te doen; dat is mijn bediening. Deze mannen hoeven dat niet te doen, zij zullen het niet. Dat is er niet – en ik zeg dit in de Naam des Heren – dat is er niet geweest, noch zal er zijn, totdat ik weg ben: precies wat Hij mij vertelde toen Hij het verordineerde.

178 Een man die hier achterin zit, overschaduwd tot de dood, heeft pas een kankeroperatie gehad, maar het was niet goed. Meneer Holtzinger, sta op en geloof. Ben ik onbekend voor u, meneer? Steek uw hand omhoog. Zijn deze dingen juist? Alles juist? Wuif zo met uw hand als dat juist is. Geloof in de Here Jezus Christus, ga, word gezond. Geloof met uw hele hart.

179 Er is ergens een kankergeest; je voelt het gewoon, de schaduw van de duivel. Ik ben het niet, stop nu met dat te denken; niet ik, Hij. Hier, kijk daarheen, kunt u dat Licht niet zien, broeder, kijk, dat daar staat? Ziet u het? Het staat net boven die man die daar zit met die rode das aan. De man heeft leukemie. Als dat juist is, sta op, meneer, als u daar zat en daarvoor bad; ga staan als die dingen juist zijn. Zijn wij onbekenden voor elkaar? Wuif heen en weer met uw hand. Waren de dingen die u werden verteld juist? Wuif opnieuw met uw hand. Geloof in de Here Jezus Christus en wees genezen. Zie?

180 Kijk. Kijk hier. Ziet u deze dame hier zitten? U bidt voor die baby. De baby kan niet leven buiten God. Gelooft u dat ik Gods profeet ben, Zijn dienstknecht? Als ik u vertel wat er mis is met de baby, zult u geloven dat hij gezond zal worden? Als u genoeg in contact bent om te geloven... De baby heeft een gat in zijn hart. Als dat juist is, steek uw hand op, zuster. Gelooft u nu? Leg uw hand erop, op de wijze waarop u het hebt.

181 God, ik berisp die duivel. Laat die baby leven, in de Naam van Jezus Christus.

182 Hier. Deze vrouw was zo ziek, deze dame die hier ligt. Kijk rond naar deze kant, zuster. Precies hier. U schijnt de ziekste van de groep te zijn. U was aan het bidden. Gelooft u dat ik Zijn profeet ben, Zijn dienstknecht?

183 Ik zag ergens een rolstoel aankomen. Het is die man die precies daar zit. Hij heeft een beroerte gehad. Hij is een prediker. Zijn naam is meneer Fergusson, Geloof in de Here Jezus, dan zult u uit de stoel komen. Ik genees mensen niet.

184 Excuseer mij, dame. Ik moest het volgen, ik zag dat u zo ziek bent. Zeker, uw zuster hier let op u, zij heeft u lief. U bent overschaduwd tot de dood. U weet dat. U kunt niet leven buiten God; de Mayo's weten dat, nietwaar? U komt van Mayo. U bent daarginds naar Mayo geweest, de Mayo Kliniek. Kanker is u aan het doden. Zij hebben u hierheen gebracht voor deze samenkomst; dat is waar. Uw zuster kan dat getuigen.

185 Ik kan u niet genezen, maar laat mij u iets vragen. Er zaten eens drie melaatsen bij een poort, toen Samaria werd belegerd door de Syriërs. Zij zeiden: "Waarom zitten wij hier tot wij sterven? Als wij hier blijven, zullen wij zeker sterven. Als wij de stad ingaan, gaan wij hoe dan ook sterven, want ze eten elkaars kinderen daar binnen. Maar", zeiden zij, "wat als wij naar het kamp van de vijand gaan? Als ze ons doden, we zullen hoe dan ook sterven. Maar als wij levend gered worden, leven wij." God heeft dat geëerd, nietwaar? En ze werden gered, en redden de...

186 U zit vanavond in dezelfde positie. Mayo heeft u opgegeven, mevrouw Mason. Vreemd dat ik u kende, wie u bent. Nu, maar ik wil u vragen... Zij hebben u opgegeven. Er is niets wat zij voor u kunnen doen. Als u daar ligt, zult u sterven. Als u naar Mayo gaat, zult u sterven. U wordt niet gevraagd om naar het huis van de vijand te gaan. U ziet er naar uit om naar het huis van de Vader te komen vanavond en genezen te worden. Gelooft u met geheel uw hart? Sta dan op, neem die brancard en wandel van hier naar buiten. U bent genezen.

187 Wat met u, dame daar op die brancard, die deze kant op kijkt, gelooft u dat ik Zijn profeet ben? Ja. Gelooft u met uw hele... Die oude dikkedarmontsteking en zo zal u verlaten. Gelooft u? Gelooft u dat ik Gods profeet ben? Sta daar dan van op, in de Naam van Jezus Christus. Ga staan! Daar gaat zij, een kreupele vrouw die opstaat. Gelooft u? Gelooft iedereen met uw hele hart?

188 Kom hier, broeders. Ga naar beneden en leg uw handen op de zieken en aangevochtenen. Ga daarheen. Ga naar beneden, leg uw handen op...?...

189 Ik wil u vragen, zijn dat de werken van Jezus Christus? Steek uw handen omhoog en zeg: "Amen." Hier komen Gods dienstknechten naar beneden om handen op te leggen terwijl ik bid.

190 Ieder van u in de rolstoelen, ongeacht waar u bent, dit is uw uur. Dit is de tijd voor uw genezing. Ik ga bidden. Laat het gehoor opstaan, ga staan, en als u zult geloven, het maakt mij niet uit wie u bent...

191 Ieder van u mannen van God, ga daarheen en leg handen op deze mensen. Ik ga voor hen bidden terwijl u uw handen op hen legt. En iedere...

192 Kijk naar de rolstoelen en brancards die opstaan! Leg uw handen op hen, broeders.

193 Almachtige God, Die Jezus Christus opwekte uit de dood en getriomfeerd heeft over iedere vijand, over de duivel. Ik daag elke duivel uit: kom uit deze mensen in de Naam van Jezus Christus.

194 Verlaat hen, Satan, zij zijn genezen; Christus ...?...