Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Vanaf die tijd

Door William Marrion Branham

1 Dank u, broeder Herman. Ik zat het hier gewoon in te drinken. En, weet u, ik waardeer het heel erg. En voordat we verdergaan... Ik ben er zeker van dat wij het over het hoofd hebben gezien. Ik denk dat het een wonderbaar klein ontbijt was dat deze mensen ons hier deze morgen opdienden. Ik heb over de hele wereld ontbijt gegeten, weet u, in verschillende landen. En dit was een werkelijk fijn klein ontbijt. En ik geloof dat het, omdat wij Christelijke heren en dames zijn, passend zou zijn om iets kleins op de tafel achter te laten voor deze fijne kleine dames, omdat ze ons zo aardig bediend hebben, weet u, als u iets had, weet u. Het is een Amerikaanse gewoonte, denk ik, dat wij iets voor hen op de tafel achterlaten.

2 En trouwens, ik behoor dat niet te zeggen, omdat ik nog niet eens voor mijn eigen kaartje heb betaald, maar ik... Ik ben de bon aan iemand verschuldigd. Dus ik stel me voor... Waarom legt u het niet op uw bord en laat de dame... Zou dat in orde zijn? O, leg gewoon wat... Voordat wij vertrekken, vlak voordat wij weggaan, laat gewoon een kleinigheidje op de tafel achter, en...

     Ik hoop dat ze niet meeluisteren, maar (zie), wij geven een voorbeeld. Laten we een voorbeeld zijn. Zie? En laten we dus echte Christenen zijn in alles wat wij doen of zeggen. Laten we in iedere handeling echte Christenen zijn. En ik weet dat het in onze harten is; soms vergeten we heel gemakkelijk zulke kleine dingen, maar ik dacht er even aan om het te noemen.

3 Ik geloof dat de Schrift zegt, hoe goed of lieflijk het is als broeders tezamen wonen in eenheid. Het is zoals de olie die op de baard van Aäron was, die nederdaalt tot op de zoom van zijn kleed. Wij kunnen dat deze morgen beslist zeggen met werkelijke oprechtheid van hart, dat het echt een fijne gemeenschap was. Ik heb vele samenkomsten gehad, heb door Gods genade vele dingen gezien. Ik heb nog nooit een fijnere groep mannen ontmoet, gewoon echte Christen broeders, met ons allen, die zo bij elkaar zitten. Ik weet dat dit een klein ontbijt is, maar ik hoop dat dit... Nu, het is geen grap; het is iets dat echt is gebeurd. Maar het is gewoon een klein iets dat onze gedachten even op iets anders zou kunnen brengen.

     Ik houd van vissen. En ik ga soms hoog de bergen in om te vissen. Nu, ik heb veel broeders hier voor wie hetzelfde geldt; ik zag zojuist hoe ze elkander aankeken. Dus, zuster, argumenteer niet met hem. Laat hem vissen; dat is goed, want hij is... Ga met hem mee.

     Ik zei dat onlangs tegen mijn dochtertje Rebekah, ze zei: "Ik... als ik ga trouwen, trouw ik nooit met een jager. Mm." Zei: "Ik zie waar mijn moeder doorheen is gegaan." Dat is in orde.

     "Trouw dan met een golfspeler, en laat hem daarheen gaan bij die half aangeklede vrouwen, en van alles de hele dag door. Doe dat."

     Zij dacht erover na, kwam er op terug, zei: "Weet u, papa, ik ben zojuist van gedachten veranderd." Zei: "Ik wil met een prediker trouwen, en als hij een jager is, dan wil ik met hem meegaan." [Broeder Branham en de mensen lachen – Vert] Dus ze had het helemaal uitgedacht. Maar dat is in orde.

4 Ik was een keer aan het vissen, ver boven in het noordelijke gedeelte van New Hampshire. Dat is het tehuis van de kleine beekforel. Je hebt daar de inheemse forel, dat is daar echt heel hoog, en ze kunnen goed vechten. Maar de andere worden gehouden, de gekweekte vissen zijn zwak, en er is niet veel gevecht in ze. Dus ik was gewend om met een kleine pop-uptent op mijn rug misschien kilometers te lopen, gedurende drie of vier dagen, ver boven in de bergen waar je de beverdammen en van alles voorbijgaat, daar waar je terechtkomt waar de echte inheemse forel is.

     En o, hoe graag vang ik die kleine knaapjes, vang ze en laat ze los, alleen om ze te vangen, gewoon om jezelf te ontspannen. Je hebt iets nodig om te ontspannen, vooral in dit soort bediening. En...

     Dus meneer Goad hier leert mij nu hoe ik met de hand patroonhulzen moet vullen, daarom gaat mij dat steeds beter af.

5 Dus daarboven had ik op een dag mijn kleine pop-uptent opgezet. En ik ben geen goede kok. Ik zou nog geen water kunnen koken zonder het te laten aanbranden. Ik vertel u, ik ben... Ik ben gewoon een slechte kok. Maar ik kan flensjes maken, of neem mij niet kwalijk, ik bedoel pannenkoeken, weet u. Wij noemen ze zo. Welnu, wij noemen ze van alles. In het Westen noemen we ze zweetdekens. Weet u wat een zweetdeken is? Die gaat onder het zadel van een paard, weet u.

6 En ginds in Kentucky noemden we ze altijd flensjes. En natuurlijk, in werkelijkheid zijn het pannenkoeken. En je hoeft er niets bij te doen, doe er gewoon wat melkpoeder bij, meng het, en schenk het uit, en... Natuurlijk weet u allemaal dat ik een Baptist was, en ik geloof in onderdompeling. Ik houd er niet van ze te besprenkelen; ik houd er echt van om het op ze uit te gieten, weet u, ze echt goed te bedekken met honing. En ik houd van honing, omdat dat goed is voor het moraal van de Baptisten, weet u. Zij zijn zoals Johannes, weet u, die de honing at. En zodoende had ik daar een emmertje van anderhalve liter vol met honing.

     En op een morgen, ginds langs de kreek, had ik een plek, een diep gat dat daar gewoon vol zat met kleine beekforellen, ongeveer dertig tot vijfendertig centimeter lang. En o, ze leken wel op een groepje muildieren daar aan het eind van één van deze vliegvislijnen. Maar er stonden wat struiken in de weg, ik kon mijn Coachman kunstvlieg niet goed uitwerpen, weet u, om daar te komen waar zij mijn schaduw in het water zien. Dus toen nam ik mijn kleine bijl en ging die ochtend daar vroeg naartoe. Ik dacht: "Ik ga daarheen, kap die bosjes om zodat ik de kunstvlieg kan uitwerpen en daarheen kan gaan om sommige van die grote te pakken te krijgen van onder dat... die plaats waar het water naar binnen stroomt." Zij trekken zich terug, verbergen zich in het diepe water.

7 Dus ging ik erheen en kapte het om, ving er een paar, en ging weer terug. Ik nam er twee mee voor mijn ontbijt. En voordat ik bij mijn kleine tent kwam, hoorde ik een geluid, en die streek zit vol met deze kleine zwarte beren. O, raak niet... Sommige van ze worden aardig groot, vijf- of zeshonderd pond. Maar het was al ver in mei, en daar was een oude zeug, of, dat is een moederbeer die met haar twee welpen mijn tent was ingegaan.

     Wel, het is niet wat zij eten; het is wat zij vernielen. Zij houden er gewoon van om iets te vernielen. Ik had daar dus een klein kooktoestel. Ze waren daar naar binnen gegaan, hadden die kachelpijp te pakken gekregen en sprongen daar zo op en neer op, alleen maar om het te horen kraken, weet u. En zij hadden alles kapot getrokken wat daar binnen was. En één van ze had mijn emmer met honing gevonden. Want zij houden van alles wat zoet is, weet u.

8 Dus toen ik daar aankwam, hoorde de oude moederbeer mij aankomen. Ze zijn erg waakzaam, en zij rende weg en riep naar haar welpen. Wel, het zijn kleine schattige knaapjes, maar meestal heb je in zo'n geval je camera niet bij je, weet u, om het vast te leggen. En de kleine welp, één van de welpjes rende weg, de andere bleef daar gewoon zitten. Wel, ik dacht: "Wat is er aan de hand met het kereltje?"

9 En zij riep opnieuw. Maar hij kwam niet. Hij zat daar gewoon met zijn kop naar beneden. Ik dacht: "Wel, wat is er aan de hand met dat knaapje?"

     Wel, ik had een oude bijl in mijn hand, en een oud roestig geweer in de tent liggen, maar ik ging ervan uit dat het tegen die tijd helemaal kapot zou zijn gemaakt. En ik wilde haar sowieso niet doodmaken omdat het twee wezen zou hebben achtergelaten in de bossen. Dus ik dacht: "Welnu..."

     En ik hield een boom in gedachten, want met die welpen zal ze krabben, weet u, daarom dacht ik: "Nu, als ik maar kon zien waar dat kereltje zo nieuwsgierig naar is, hij was gewoon... Waarom?" zei ik, "waarom kwam hij niet toen zijn moeder hem riep?"

     Ik bleef dus die kant opgaan terwijl ik een boom in de gaten hield, zo rondlopend. Ik dacht: "Wat is er aan de hand?"

     Ik zei: "Hé, ga daar weg!" En hij bleef gewoon zitten. En ik...

10 Het oude moederjong, en de andere daar... En daar liepen de welp en de moeder rond, roepend, weet u, en zij riep deze welp, en hij wilde niet in beweging komen. En ik dacht: "Nu, hij heeft daar iets gevonden waarin hij geïnteresseerd is."

     Toen ik van opzij aankwam, had die kleine kerel mijn emmer met honing. En hij hield hem zo vast met zijn pootje, weet u. En hij had het deksel er vanaf gekregen. Nu, hij wist niet precies hoe hij het moest eten, dus gebruikte hij zijn pootje en stak het er zo in, weet u, en likte, en likte. En ik kwam aan de zijkant; ik moest er een beetje om lachen. En ik zei: "Ga daar weg!" En hij draaide zich om en keek. En zijn ogen zaten zo vol met honing dat hij mij niet kon zien, weet u, en hij sloeg om zich heen, terwijl hij zo naar mij keek. Het zat gewoon helemaal over zijn buikje heen, weet u, zat net zo vol met honing als hij maar kon zijn.

     En ik dacht: "Als hij geen Pinksteropwekking heeft dan heb ik er nog nooit één gezien: geen veroordeling, geen vrees." Hij had zijn hand eenvoudigweg in de emmer met honing, was alleen maar aan het likken. [De mensen lachen – Vert]

11 Wel, ik denk dat wij deze week zoiets hebben gehad. Ongeacht wie wat zegt, dat is de reden dat wij van Pinksteren zijn. Het maakt niet uit wat de rest van hen zegt; wij aanbidden God. Want wij houden onze handen gewoon in de emmer met honing, helemaal tot aan onze ellebogen, en zijn gewoon aan het likken. Misschien zien we niet zo ver, weet u, maar we zitten onder de honing.

     Weet u wat het vreemde ervan was, om ons klein verhaaltje te beëindigen, weet u wat er toen gebeurde? Toen hij de emmer uiteindelijk uitgelikt had... ik bleef gewoon staan om hem een goede tijd te laten hebben. Dus nadat hij klaar was, waggelde hij weg, ging daarheen, en de anderen likten hem. [De mensen lachen – Vert] Dus als zij niet in de samenkomst zijn geweest, zullen zij likken, blijf dus getuigen.

     Ja, de moeder en de andere waren hem gewoon aan het aflikken, zo hard zij maar konden. Zij kregen gewoon wat van de overblijfsels. Ziet u? Dus... Maar hij had zijn hand in de emmer met honing.

12 Gemeenschap, er bestaat niets zoals dat. Oude doctor Bosworth zei op een dag tegen mij; hij zei: "Broeder Branham, weet u wat kameraadschap is?"

     Ik zei: "Ik denk het."

     Zei: "Het is twee kameraden op één schip." Dus dat is zo ongeveer juist.

     Blij om mijn buurman hier te zien, deze morgen, broeder Fred Sothmann, een van de beheerders van mijn gemeente; broeder Banks Wood, nog een beheerder van onze gemeente in de tabernakel te Jeffersonville. Ik zou het fijn vinden als jullie twee broeders zouden willen opstaan voor een moment, als u wilt, broeder Fred, als het niet zou... Zodat de mensen het zullen weten, daar staan twee van onze beheerders van de gemeente.

13 En wij hebben andere vrienden hier; hun vrouwen en geliefden zijn hier. En ik zou graag een opmerking willen maken over broeder Wood; zijn vrouw die daar zit, ze zijn mijn buren. Meneer Wood is een aannemer. Meneer Sothmann is een boer uit Canada. Broeder Welch Evans, die daar in de hoek zit, nog een trouwe broeder. Deze twee broeders die daar zitten, één is een Canadees, de andere van Georgia, met hun vrouwen daar. Zij rijden iedere zondag elke keer zo'n zestienhonderd kilometer wanneer ik in de tabernakel predik, dat zijn trouwe bezoekers. Zeer fijne vrienden...

     En meneer Wood die een aannemer is, werd opgevoed in een oprecht gezin van Jehova's Getuigen. En hij had een kreupele jongen; kinderverlamming had zijn been opgetrokken. En ik geloof dat zijn vrouw tot de Church of God behoorde, de Anderson Church of God, of Methodisten. Welke was het, mevrouw Wood? Was het Anderson... Church of God. En zij hadden dus...

14 Iemand had hun verteld dat ik een samenkomst in Louisville zou hebben en zij gingen erheen, en toen zagen ze daar op een avond hoe een kleine jongen uit een rolstoel kwam die leed aan spastische verlamming, en hij liep naar het podium. De kleine kerel werd gezalfd met de Heilige Geest en predikte op het podium.

     Er was en jongedame die de dokters hadden opgegeven die de ziekte had waardoor je verkalkt, het was tot ver boven haar middel, ze had al gedurende vier of vijf jaar niet kunnen bewegen, en hier stond zij op van de brancard, op ZO SPREEKT DE HERE, rende op-en-neer over het podium, omhoog, en overal, volkomen normaal en gezond.

     Hun harten begonnen te hongeren naar God. Meneer Wood, een aannemer, had in die tijd een opdracht die hij zeer snel wilde afmaken. En hij en zijn vrouw gingen naar Houston, Texas, waar de Baptistenprediker mij uitdaagde voor een debat. En laat hen gewoon uitdagen. God doet het altijd ten goede uitwerken. Daar is het waar de foto van de Engel van de Heer werd genomen. Ziet u, meneer Wood was aanwezig toen Het neerkwam.

15 Ik ging vandaar naar Finland, Zweden, Scandinavische landen. Op de weg terug ging ik naar een stad dichtbij waar deze jongeman tot de Heer kwam toen ik aan het prediken was. Dit is een van mijn kinderen van de bediening: broeder Hill. En ik denk dat dat juist was, broeder Hill. En dan hoor ik van deze andere broeders hoe dat verschillende dingen daaruit zijn voortgekomen, en... Ik word nu oud, en dit doet mij er dus aan denken dat deze jongemannen die opkomen over een poosje mijn plaats zullen innemen. Ik ben zo blij hen te zien...

     Het enige waarnaar ik heb verlangd, wanneer ik de Assemblies, Church of God, Pelgrims, en verschillende groepen zag, was dat ik deze morgen gereed zou zijn om te zeggen zoals Simeon: "Heer, laat Uw dienstknecht gaan in vrede", als ik hen zou kunnen zien als één van hart en één van zin, gewoon samengesmolten.

     Als Satan u op elkander laat schieten, hoeft hij zelf helemaal niet te schieten. Zie? U verslaat gewoon uzelf. Ziet u? Wanneer ik die grote vrijgekochte gemeente van God tezamen zie komen, als één geweldige eenheid, zal ik het Boek sluiten en het daarna overdragen aan mijn zoon Joseph, en zeggen: "Billy, draag het voort, zoon." Mijn andere kinderen, mijn zonen, "ga nu voorwaarts, en blijf zo doorgaan." Het Millennium zal aanbreken wanneer dat plaatsvindt.

16 Nu, meneer Wood kwam naar... Broeder Wood, wat was de naam van die stad in Ohio? Cleveland. We hadden daar een grote tentsamenkomst, en je kon er nauwelijks bij komen. En hij was op dat moment een Jehova's Getuige, en zijn vader en moeder waren strenge Jehova's Getuigen, al zijn... Zijn vader is een voorlezer. En terwijl hij ver achterin de samenkomst zat met zijn kleine kreupele jongen, ging de Heilige Geest uit. En ik weet niet de exacte woorden die Hij zei; ik zei zoiets als dit: "De man daar achterin met die jongen die... en zijn vrouw. Ze zijn misschien van Kentucky, of zoiets..." U weet hoe het gewoonlijk gaat. "De jongen die dat kreupele been had, is nu genezen, ZO SPREEKT DE HERE." De jongen weet zelfs niet welk been het was; hij moet gaan zitten en het overdenken; het werd zo volmaakt recht gemaakt. Zie?

     En zijn broer die een Jehova's Getuige was, kwam. Ze excommuniceerden hem zeer snel toen hij dat had gedaan. Meneer Wood stopte met zijn aannemerswerkzaamheden en kocht een klein huis naast mij, en is werkelijk een echte Pinkster-Christen. Ik zeg dat niet... of omdat hij daar zit, maar zij zijn echte buren geweest, echt fijne mensen.

     Over mijn huis hoef ik mij nooit zorgen te maken; hij is daar gewoon... Als de tuin moet worden gesnoeid, dan snoeit hij die, en zo gaat het met alles. Gewoon om dichtbij te zijn.

17 Broeder Fred Sothmann, vele van dezen, broeder Tom Simpson die daar zit, die mannen kwamen van Canada, enkel om... Zij kamperen daarginds, zitten daar nu al gedurende twee jaar in een trailer; slechts om in de buurt te zijn wanneer wij diensten hebben.

     O, wat dat, zulke vrienden... wat het voor je betekent! Nu, het is glorieus om dierbare vrienden te hebben.

     Dus de broer van broeder Wood, Lyle, kwam op een dag langs. En ik veronderstel dat hij hem wilde vragen met welk soort oplichterij hij zich had ingelaten. En toen zei hij: "Dat is de broeder die daarbuiten gras aan het maaien is in de oogsttijd. En..." Met mijn overall aan en een strohoed op. Ik kwam binnen en was met hem aan het spreken. Het gebeurde dat de Heilige Geest naderbij kwam en begon te vertellen dat hij een getrouwd man was met twee kinderen enzovoort. Dus hij dacht: "Wel, Banks heeft hem dat verteld." En ik ving op wat hij dacht. Het is dus zo, dat mensen die dat zeggen zich niet realiseren dat u beseft wat zij denken. Zie? U... God openbaart precies wat er in hun hart is. Maar (Ziet u?), zij geloven dat niet echt.

     Toen zei ik: "Maar hier is iets wat Banks mij niet heeft verteld: afgelopen nacht scheelde het niet veel of uw hoofd was er vanaf geschoten. Uw vrouw, met wie u bent getrouwd... Maar u was gisteravond bij een roodharige vrouw, en zij had u verstopt in de kamer toen iemand op de deur klopte, en u stuurde haar naar de deur, als ze u niet had verstopt, had die man uw hersens eruit geschoten." Dat trof hem. Hij wist dat dat waar was.

18 We gingen samen bij de haven vissen, en we hadden geen aas meer, en dus zaten we daar op een ochtend... Ik was deze kleine zonnebaarsjes aan het vangen met een vlieglijn om die avond genoeg aas te hebben. En zijn broer zei; ik zei: "De Heilige Geest is nabij. Hij wil... Er staat iets op het punt te gebeuren." Ik zei: "Het is wellicht een opstanding die zal plaatsvinden." Ik zei: "Misschien, wellicht, ik heb er zo'n vijfhonderd op de lijst staan, kleine kinderen en van alles." Ik zei: "Misschien zal er iets..."

19 Toen begon ik te denken, misschien, voordat ik vertrok... Excuseert u mij, zusters; ik houd niet van katten. Ik kan ze gewoon niet uitstaan, want ze zijn... Ik ben niet bang voor ze, maar o... dat griezelige gevoel dat ze me geven. Want ze... Mijn dochtertje was de laan uitgelopen, en zij en een ander klein buurmeisje kwamen naar mij toe, en ze zei: "O, pappie", weet u, met echt zo'n verdrietige blik. Ze zei: "Iemand heeft een arme kat weggegooid. En ze heeft iets gegeten en ze is in een verschrikkelijke toestand." Zei: "Ze is vergiftigd. Ze zal gaan sterven." En zei: "Pappie, u zou het toch niet erg vinden als ik die kat zou houden, of wel?"

     En ik zei: "Wel, als hij gaat sterven," zei ik, "dan denk ik van niet."

     Zei: "Wilt u ervoor bidden?"

     We hadden pas voor een klein hondje gebeden, weet u, dat gewoon aan het sterven was, en hij werd gezond en is nu een grote fijne hond. Dus... En u heeft het verhaal van de buidelrat gelezen, en al deze dingen die... Wel, God, dat is Zijn schepping, net zoals...

     Dus ik zei: "Laat me de kat zien."

     Dus zij en het andere meisje droegen hem om het huis heen. En ik zei: "Welja, we zullen hem houden. Ga een doos halen." En de volgende ochtend hadden wij zo'n tien jonkies, weet u. En zodoende hadden ze die.

     Toen ging mijn zoontje Joseph erop af, en hij bekeek één van ze, en hij is nog maar een klein ventje, en hij kneep er te hard in, en gooide het neer. En ik dacht dat hij het kleine ding had gedood. Het waggelde daar een paar keer in het rond. Ik dacht: "Misschien is het dat katje, weet je, wanneer ik terugga, zal dat katje dood zijn, en de Heer zal het gewoon opwekken."

20 Dus de volgende ochtend waren we aan het vissen, meneer Wood daar, en zijn broer, en ik. We voeren een kleine inham in. En wij vingen een mooi formaat brasem, zoals u ze hier noemt, denk ik, zonnebaars noemen wij ze ginds in Kentucky in de bergen, en er woei een briesje naar binnen. Het was een mooie ochtend.

     En Lyle zat daar zonder een vlieglijn, maar de haak scheen mij toe alsof hij er walvissen mee ging vangen. En hij had er een worm helemaal omheen gewurmd. Hij liet hem daar neer, en in plaats ervan de vis te vangen, liet hij hem gewoon... Hij slikte de haak regelrecht door tot in zijn maagje. En toen hij hem eruit had gehaald, zei hij: "Nu, kijk eens hier wat ik heb", een klein visje ongeveer zo lang. Dus hij pakte hem vast met zijn hand en trok maag, kieuwen en alles... het enige dat hij kon doen. Want de haak was regelrecht in zijn buikje gekomen, in plaats van hem te vangen, weet u. En ik zei... en hij trok zijn maagje eruit en gooide hem zo op het water. Hij zei... En hij trilde vier of vijf keer met zijn kleine vinnen uitgestrekt. Hij zei: "Je hebt je laatste kruit verschoten, kereltje." Hij ziet er nogal uit als een grote plattelandsjongen.

     En ik zei: "Nu, broeder Lyle (Ziet u?), laat nooit een vis de haak inslikken." Ik zei: "Neem slechts een tipje aas, en op het moment dat hij het aanraakt, sla hem dan zo vast aan de haak. Zie?" En we zaten daar te praten, het visje dobberde daar gedurende ongeveer een halfuur op het water, en een klein briesje kwam op en blies hem terug tegen de oever. We zaten daar te praten en vingen deze vissen en haalden ze van de haakjes af; niet om de vis te doden, want ik had er op z'n minst tweehonderd of meer, vermoed ik, broeder Banks, op de lijn, ginds op de zetlijnen. Want we hadden ze de dag daarvoor gevangen en in stukjes gesneden en op de lijn gezet. Maar alleen om u te tonen wat God doet, hoe bezorgd Hij over alles is.

21 Plotseling kwam er Iets door die heuvels heen suizen, zoals een wind, ik stond op in de boot. Hij zei: "Sta op je voeten." Ik stond op. Hij zei: "Spreek en het zal zo zijn."

     Ik zei: "Wat?"

     "Daar ligt die dode vis!"

     Ik zei: "Klein visje, ik geef je jouw leven in de Naam van Jezus Christus." Het kleine visje draaide zich zo om en begon door het water weg te zwemmen. Had daar gelegen met zijn maagje uit zijn bek getrokken, en zijn kieuwen...

22 Nu, deze Bijbel ligt open voor mij. Is dat waar, broeder Wood? Meneer Lyle Wood sloeg gewoon voorover in de boot. Hij zei: "Dat was voor mij, omdat ik dat tegen dat visje had gezegd", dat ongeveer al een halfuur dood was geweest. "Want ik zei: 'Je hebt je laatste kruit verschoten.'"

     Ik zei: "Nee."

     Hij zei: "Broeder Branham, waarom zou God Zijn kracht gebruiken om dat visje tot leven te brengen, terwijl ik tientallen spastische kinderen in dat boek heb zien staan? Ik begrijp dat niet."

     Ik zei: "Op een keer kwam Hij de stad Jeruzalem uit waar mensen lagen met melaatsheid, en stervend, in allerlei condities, die de stad waren uitgezet. En Hij zag een boom die geen vrucht droeg, en Hij zei: 'Vervloekt is die boom.' En de boom verdorde. Gebruikte Zijn kracht om een boom te vervloeken, terwijl mensen daar bij de honderden lagen te sterven met melaatsheid en allerlei soorten ziekten."

     Het toont gewoon aan dat God geïnteresseerd is, ongeacht hoe nietig, hoe klein, hoe groot het is, Hij is in alles geïnteresseerd. Zijn natuur... Dus of onze gemeenten klein zijn, of dat ze groot zijn, of u een kerklid bent, of dat u een huisvrouw bent, of u nu... Wat u ook bent, God weet het, en Hij is geïnteresseerd in u, en in wat u voor Hem doet. Dat is waar. Dus wij zijn blij deze morgen om te weten dat wij zo'n God dienen.

23 Nu, ik heb mijn inkomstenbelastingpapieren hier bij het postkantoor liggen, die om elf uur deze morgen sluit, denk ik, dus ik ben er zeker van dat ik niet langer dan drie uur kan prediken. Maar u vergeeft mij voor mijn dwaasheid, neem ik aan. Maar zelfs God heeft een gevoel voor humor, weet u, dus wij...

     Ik moet iets zeggen om mijzelf te ontspannen. En u... niemand, mijn dierbare broeder, zuster, zal ooit weten wat die visioenen doen. Gisteravond, nadat Hij het gehoor was ingegaan, is naar mijn beste weten nog slechts een droom, nadat dit gebeurde. U zou Billy Paul soms moeten volgen, of degenen die mij moeten meenemen, hoe ze mij moeten schudden, tegen mijn scheenbeen moeten schoppen, of praten over weggaan om te vissen of zoiets, om mij daaruit te halen. Het is niet terwijl je daarboven bent; het is niet terwijl je hier beneden bent; het is wanneer je er tussenin zit. Zie?

     Het is zoals bij de profeet nadat hij zijn boodschap had gegeven en vuur uit de hemel had geroepen, en regen uit de hemel, en daarna gedurende veertig dagen door de woestijn zwierf. En God vond hem achterin een spelonk. Ziet u? Het is ertussenin; het is niet terwijl ik hier sta zoals nu. Niet wanneer je daarboven bent, wanneer je je voelt alsof je de wereld op zijn kop kunt zetten. Maar het is wanneer je je daartussenin bevindt.

     En ik denk dat ze hier over een poosje een danspartij zullen hebben. Ik hoop dat wij deze morgen hetzelfde doen, een Pinksterdans, een Pinksterdans.

24 En merk op, een ander iets dat ik gewoon zou willen zeggen onder de Pinkstermensen. Er is één ding dat wij vergeten, vrienden, dat is onze Pinkstervriendelijkheid. Zie? Parkeren in parkeerplaatsen... Soms heb ik bij onze Pinksterbroeders opgemerkt, dat wanneer je er goed in kunt komen en iemand anders een kans kunt geven om naast je te parkeren, de auto lukraak wordt geparkeerd. En omdat iemand, zoals we dat op de weg noemen, echt een "boe-boe" [Uitroep bij verkeersovertreding – Vert] maakt, vliegt u op en gaat tekeer. Luister. Dat is niet de wijze om een Pinksterchristen te zijn. Zie? Laten we rekening houden met een ander. Als hij verkeerd is, laat hem verkeerd zijn. Als u hem als voorbeeld neemt, dan bent u verkeerd. Zie? Laten we aan de ander denken. En gewoon proberen het juiste te doen, en het juiste te denken.

25 Ik heb een lijfspreuk: "Doe goed; het is uw plicht jegens God. Denk goed; dat is uw plicht tegenover uzelf. En u zult goed uitkomen." En als u tracht de juiste zaak toe te passen (zie?), dan zal het om u heen groeien als een wijnrank; het zal u erin omhelzen. En als u uw vijand niet net zoveel kunt liefhebben als degenen die u liefhebben, dan is er ergens iets fout. Zie?

     Nu, denk niet zo: "Het is mijn plicht om mijn vijand lief te hebben." U moet hem werkelijk liefhebben.

     Ik werd onlangs gesponsord door een groep mensen, fijne mensen, niets tegen hen, hun ideeën zijn hun ideeën. Ik trek geen grenzen. Maar deze groep mensen – tweeënzeventig kerken sponsorden – hebben een bepaalde wijze van dopen door onderdompeling, op een wijze waarin de anderen niet geloven om op die manier te dopen. Dus deze opziener van het district belde mij op en zei: "Broeder Branham, u had afgelopen avond een man op het podium die verkeerd werd gedoopt."

     Ik zei: "Wel, misschien werd hij dat."

     En hij zei: "Wel, we gaan gewoon een kleine grens trekken. U geeft teveel toe."

     Ik zei: "Even een ogenblik." Ik zei: "Die broeder had de Heilige Geest, is het niet?"

     Hij zei: "Wel, zijn zonden kunnen niet vergeven zijn, want hij werd niet gedoopt voor de vergeving van zijn zonden."

     Ik zei: "Maar God gaf hem de Heilige Geest. Dus als God hem op die wijze aanvaardde, dan doe ik dat ook."

     En luister, ik zou liever Schriftuurlijk verkeerd zijn en de juiste soort geest hebben, dan Schriftuurlijk juist en de verkeerde soort geest hebben. [De samenkomst beaamt dit – Vert] Het is wat in u is dat zich vertoont. Zie? Dat is wat... Uw... uw leven bewijst wat u bent.

26 Deze man zei: "Ik zal... Wij tekenen een kleine cirkel, en wij plaatsen u buiten onze cirkel."

     Ik zei: "Dan ga ik een kleine cirkel tekenen en u er precies weer in plaatsen." Zie? Dus ik... [Broeder Branham lacht – Vert] Dat is het, breng u regelrecht terug. Ik... U kunt mij er niet uit plaatsen, want God plaatste mij er in. Zie? Dus u kunt mij er niet uit plaatsen, dus dat is de wijze waarop wij het zullen doen. Zie? Geloof dat.

     U bent een wonderbare groep broeders. "Gezegend zij de band die onze harten bindt in Christelijke liefde. De gemeenschap van gelijkgezinden is zoals die van boven."

     Laat mij dit tot u zeggen als uw broeder. En ik ben zojuist de zesentwintig gepasseerd, onlangs, weet u. U wist dat, is het niet? Ik bedoelde voor de tweede keer. Zie? Dus ik weet niet hoe lang ik bij u zal zijn. Dat weet ik niet. Maar laat mij u een klein geheim vertellen. De sterkste kracht in de wereld is niet spreken in tongen, of het vertalen van tongentaal, of door God vereerd te worden om een prediker te zijn, of een evangelist te zijn, of een profeet te zijn, maar het krachtigste wapen dat ik ooit in mijn leven heb gevonden, is liefde. Het zal... De fileo – liefde komt van het Griekse woord voor vriendschap, zoals u dat heeft voor uw vrouw. Er is een verschil. Het zal een moeder door laaiend vuur voor haar baby doen rennen. Haar leven betekent niets. Dat is fileo. Wat zal agapao doen (zie?), de goddelijke liefde.

27 We moeten liefhebben, elkaar goddelijk liefhebben. Dan ziet u niet op de fouten van uw broeder. Als hij een fout maakt, zult u nooit... u kijkt eroverheen, en u heeft hem hoe dan ook lief. Zie? Zo is het. Degenen liefhebben die u liefhebben: doet de zondaar niet hetzelfde? Maar heb degenen lief die u niet liefhebben. Dat toont dat de Geest van God in u is, want Hij had u lief toen u Zijn vijand was. En Hij had u lief. En als die Geest in u is, zal het maken dat u uw vijand liefheeft, zoals u uw vriend liefheeft.

     Kunnen we onze hoofden een moment buigen, na al dit gepraat, zodat we het Woord kunnen ontvangen.

     Grote Jehova, we zijn een voor de eeuwigheid bestemd volk. Wij buigen onze gezichten naar het stof waaruit wij genomen werden. En als U vertoeft, zullen wij op een dag één voor één terugkeren in dat stof. Maar op die opstandingsmorgen, zullen wij elkaar ontmoeten.

     Terwijl ik deze morgen over deze tafel keek, zoals ik dat heb gedaan in vele samenkomsten, keek ik heen en terug langs deze kant, en verderop, en ik zag mannen, Evangeliepredikers die hier zitten, die wellicht het Evangelie predikten toen ik nog een zondige jongen was. Er zijn hier oude grijsharige moeders die hun kinderen aan de tafel voorrang hebben gegeven om deze kerken te helpen die deze jongens vertegenwoordigen. Ik zie hen misschien nooit meer na deze samenkomst. Misschien ontmoeten wij elkaar nooit meer tijdens een ontbijt op deze aarde. Maar er is één ding zeker, wij zullen elkaar eens op een avondmaal ontmoeten in een beter land.

28 Wanneer wij denken aan die grote ontmoeting in de lucht, wanneer die grote tafel langs de baldakijnen van eeuwigheid tot eeuwigheid staat uitgestrekt, en al de verlosten van alle tijdperken aan die tafel zitten en wij over de tafel naar elkaar kijken, dan zal er ongetwijfeld een kleine traan langs onze wangen druppelen, wanneer wij denken aan deze samenkomsten en momenten. We schudden elkaar de hand en houden die vast met broederlijke en zusterlijke liefde. Dan zal de grote Koning tevoorschijn komen, alle tranen van onze ogen wissen, en zeggen: "Ween niet, kinderen. Het is allemaal voorbij. Treed binnen in de vreugden des Heren die voor u bereid zijn sedert de grondlegging der wereld."

     Vader, terwijl het dag is, wij op de aarde zijn, en terwijl we ons in de tijdsruimte bevinden, laten we dan werken met alles wat in ons is om iedere persoon daar te krijgen, zoveel als we kunnen, om in die grote gemeenschap te zitten.

     Zegen deze mannen, deze broeders, deze... Sommigen zijn jonge mannen, en oude mannen, en deze vrouwen, en deze kleine kinderen. Wij bidden dat U hen machtig zult zegenen met Uw kracht en tegenwoordigheid. Mag deze samenkomst groeien in een constante opwekking van gemeente tot gemeente. Mag het arm in arm, en hart aan hart zijn, mogen wij onze inspanningen bundelen voor het Koninkrijk van God, totdat wij Jezus zien. Wij vragen het in Zijn Naam en voor Zijn heerlijkheid. Amen.

29 In het boek van Mattheü s het vierde hoofdstuk, het zeventiende vers, lezen wij deze woorden.

     Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken en te zeggen: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.

     Ik zal dit kleine onderwerp nemen – en die klok in de gaten houden – het onderwerp van: Vanaf die tijd.[Nederlands: Van toen aan – Vert]

     Nu, er zijn tijden waarvan we kunnen zeggen: "Vanaf die tijd." Er zijn momenten als jong kind, waarvan deze predikers hier kunnen zeggen: "Ik was in een kerk", en... of: "Ik was buiten in het veld", of: "Ik was de Bijbel aan het lezen, en vanaf dat moment."

30 Een kleine jongen, een oude man, wij hebben een bepaalde tijd dat iets gebeurt, en dan zeggen we: "Vanaf die tijd."

     De kleine jongen kan zeggen: "Weet u, ik had nog nooit gelogen. En op een dag maakte ik een sigarettenstrootje, en ik ging achter de oude schoorsteen staan, en ik rookte deze sigaret, en nam wat koffie en stopte dat in mijn mond zodat mama het niet zou ruiken. En ze zei, 'Junior, heb jij gerookt?'" Een rood licht... "Lieg niet kleine jongen, lieg niet." Je geweten: "Lieg niet."

     "Nee, mama." U brak toen elke barrière. "En vanaf die tijd begon ik te liegen."

     Zo beginnen wij. We moeten het vanaf een bepaalde tijd kunnen aanduiden, iets gebeurde. En vanaf die tijd veranderden de zaken. Wij hebben allemaal dit soort momenten.

31 De immorele vrouw die over straat loopt, zij zou kunnen zeggen: "Eens was ik zo rein als een lelie en zo stralend als wat na de regen, toen de hemelse dauw op mij was gevallen, en ik was zo rein als die lelie. Ik ging uit met een jongen waarvan ik dacht dat hij een heer was. Op een avond gaf hij mij een cola-cocktail. Hij kuste mij op een manier zoals hij mij niet had behoren te kussen. In plaats van mezelf van hem los te rukken en hem in zijn gezicht te slaan en naar huis te gaan, wierp ik mijzelf in zijn armen; en vanaf die tijd..." Kijk, het was altijd wel iets. "Toen vergooide ik mijn leven."

32 Ik sprak onlangs met zo'n vrouw. Zij hadden haar in een afgesloten kamer geplaatst voor psychiatrische gevallen. Ik ging daar naar binnen om voor haar te bidden. Ze zeiden: "Ga terug." In dwangbuizen... Dat is waar het gisteravond werkelijk op zou zijn uitgelopen. De visioenen gingen regelrecht door en riepen die mensen op van veldbedden en dergelijke; maar toen de glorie van God in dat gebouw viel, kon ik niet eens meer horen. Weet u waarom ik die predikers daarheen stuurde? Ik wil dat dit gehoor het weet, en dat deze mensen het weten, dat wanneer ik hier vertrek zij niet aan mij hoeven te vragen om voor hen te bidden. Ik wilde dat de mensen wisten dat deze dienstknechten van God ook hun handen op de zieken kunnen leggen. Het gaat niet slechts om één persoon; het is omdat wij een groep mensen zijn. Wij zijn een familie van God.

33 Toen ik deze kamer voor noodgevallen binnenging, zat daar een mooie jonge vrouw, grote bruine ogen en donker haar. Ze zag eruit alsof ze een koningin voor het paleis van welke man dan ook had kunnen zijn.

     "Hoe gaat het met u het?"

     Ze zei: "Hoe gaat het met u, broeder Branham."

     Ik keek rond, en daar waren zij in dwangbuizen, en schreeuwend, en vloekend, en een vrouw gebruikte de beddenpan om haar gezicht mee af te vegen. Excuses daarvoor, na het eten van uw ontbijt, maar gewoon krankzinnigheid.

     En daar is het waar je geloof moet... wanneer je Goddelijke genezing predikt.

     Ik zei: "Wel, ik weet gewoon niet waar ik als eerste moet beginnen."

     De jongedame zei: "Ik wenste dat u als eerste met mij zou beginnen, als u het niet...?"

     Ik zei: "U bent toch geen patiënt?"

     Ze zei: "Jawel, meneer."

     Ik zei: "Wel, wat is er aan de hand?"

     Ze zei: "Meneer Branham, ik ben opgegroeid in een Christelijk huis. Ik ben opgevoed om God te eren." Ze zei: "Op een keer ging ik uit met een jongen. Mijn moeder en vader waarschuwden mij om niet met zo'n jongen om te gaan." Maar, zei ze: "Hij was knap, hij had, weet u, mooi haar."

34 En o, natuurlijk is dat in orde. Zeker. En ik verwijt geen enkele vrouw om er op haar best uit te zien, of wat dan ook, rein te zijn. En dame, dat is in orde. Maar ik vind het gewoon vreselijk om te zien dat iemand zich misvormt, deze vrouwen zien er niet eens menselijk uit. Zie? Ik... Maar zie er rein uit; wees als een dame. En mannen, wees niet onverzorgd. Dat is niet nederig; dat is vies. Zie? Wees schoon, maar probeer niet... Weet u, het is gewoon... Probeer niet zulke dingen te doen. Wees gewoon een normale broeder. Ziet u, en wees gewoon uzelf. Ik haat het om iemand te zien die zich anders voordoet dan hetgeen hij in werkelijk is.

35 Excuseer mij ervoor dat ik dit onderwerp voor een moment verlaat. Ik was ginds in Florida, en iemand zei... Ik was daar om deze kleine prediker te helpen, David, kleine David, jaren geleden. En hij was daarginds in een moeilijke situatie terechtgekomen en ik ging erheen om hem te helpen. Dus we hadden... De Heer gaf ons daarginds een grote menigte; en zoveel mensen dat ik ze niet allemaal kon bezoeken. Dus een van hen zei: "De hertogin wil u ontmoeten."

     Ik zei: "De wie? Heb nog nooit van zo'n naam gehoord."

     Zei: "De hertogin."

     Ik zei: "Wel, wat is dat?"

     Zei: "Het is de vrouw die al dit landgoed hier bezit. Zij stond ons toe deze tent hier op te zetten."

     Ik zei: "Wel, kijk even naar die honderden zieke mensen daar die ook proberen om mij te ontmoeten dat ik voor hen bid." Ik zei: "Is zij ziek?"

     Zei: "Nee, ze wil gewoon een poosje met u spreken."

     "O", zei ik, "als ik al tijd heb, laat me het dan besteden aan die mensen daar die het werkelijk nodig hebben."

36 Wel, zij hadden haar geplaatst achter bij de trap van de tent waar ik naar buiten kwam. En ik... ik hoop dat ik niet iets slechts zeg: een grote dikke vrouw stond daar met genoeg sieraden aan haar handen om een zendeling tien maal rondom de wereld te sponsoren; stond daar. En zij had twee brillenglazen, glazen op een stokje, die ze zo voor zich uit hield.

     Nu, u weet, en ik weet, dat je niet op die manier door een bril heen kunt kijken om iets te zien. Maar wat was het? Zich gewichtig voordoen. Zie? En ze keek er doorheen, ze zei: "Bent... bent... bent u doctor Branham?"

     Ik zei: "Nee, mevrouw." Ik zei: "Ik ben broeder Branham."

     Ze strekte haar arm helemaal uit zoals dit, en zei: "Ik ben verrukt om u te ontmoeten."

37 Ik strekte mijn hand uit en kreeg een houvast op die grote vette hand; ik zei: "Doe dat naar beneden zodat ik u herken wanneer ik u weer zie." [De samenkomst lacht – Vert] Ziet u, zoals dat. Dus ik... Zie? Nu, wat deed zij? Ze probeerde gewoon iemand te zijn die ze niet was. Wat bent u hoe dan ook? Honderdtachtig centimeter stof. Dat is alles. Gewoon een kleine titel van hertogin, of doctor, of doctor in de filosofie, of doctor in de rechten, dat heeft niets met u te maken; u bent een schepping van tijd op de aarde. Zie?

38 Nu, deze jongedame, ik vroeg haar: "Wat gebeurde er?"

     Ze zei: "Wel, een jongen, deze jongen rookte." En zei: "Hij probeerde mij te laten roken maar ik wilde het niet." En zei: "Op een avond gaf hij mij een bonbon die gevuld was met 'Spaanse vlieg' [Een drugsmiddel – Vert]." U veeartsen of dokters weten wat dat inhoudt.

     Dus zij zei: "Hij kreeg mij op het verkeerde pad." Ze zei: "Toen at ik die bonbon, denkend dat het in orde was." Ze zei: "Ik weet niet wat er gebeurd was de volgende ochtend, maar mijn zedelijkheid als een jongedame was geruïneerd." En ze zei: "Toen dacht ik, wat maakt het nog uit? Ik begon te drinken."

39 Ze zei: "Ik voegde me bij een kerk; ik deed alles wat ik maar wist om te doen." En ze zei: "Uiteindelijk diende ik een tijd in het 'Tehuis van de goede Herder', een Katholiek instituut. En ik voegde mij bij de Katholieke kerk, dacht dat het mij zou helpen, dat deed het niet. Toen ik eruit kwam, deed ik hetzelfde." Zei: "Ik was een tippelaarster, prostituee."

     Zei: "Ik dronk: alcoholiste." En zei: "Toen ik daarmee stopte, werd ik weer opgepakt. Ik verbleef twee jaar in een vrouwengevangenis." En zei: "Toen ik daar uitkwam, voegde ik mij bij een andere kerk, maar dat deed me geen greintje goed." En ze zei: "En ik hoorde van uw samenkomsten. Ik dacht erheen te gaan om te zien of u mij kon helpen."

     En ik keek naar haar: een mooie vrouw. Ik dacht: "Wat? Zou dat geen koningin zijn voor een kleine vermoeide evangelist, die terugkomend van het zendingsveld – uitgeput – een lieflijke kleine vrouw heeft die haar armen om hem heen slaat en zegt: 'Lieverd, ik weet dat je vermoeid bent.'"

40 U weet niet wat dat voor u doet. Weet u het? Wanneer tijden aanbreken... Er is niemand die de aanraking van een echt lieve vrouw kan innemen. Juist. Als God een man iets beters had kunnen geven dan zou Hij dat hebben gedaan.

     Ik dacht: "Wat een lief klein schepsel zou zij kunnen zijn." Ik zei: "Ik wil je iets vragen. Heb je nooit in je leven ooit het gevoel gehad dat je graag een echtgenoot zou willen hebben, en kleine baby's, en zou zijn als..."

     Ze zei: "Zeker, meneer Branham." Ze zei: "Dat zou het verlangen van mijn hart zijn."

     Wel, een vrouw kan dat niet denken als ze te ver van het spoor af is, weet u.

     En ze zei: "Maar wie zou mij willen hebben?" Ze zei: "Ik ben... U... Ik zou zelfs niet tegen een prediker durven spreken over de smerige dingen die ik heb gedaan." En toch een jonge vrouw van misschien twintig...

     En ik zei: "Wel, kunnen we bidden?"

     En ze zei: "Ja."

     Ik knielde neer; ik zei: "Ik wil dat jij bidt. En vraag God je te vergeven voor deze dingen."

     En ze zei: "Ik heb dat zo vaak gedaan. Het werkt niet."

     Ik zei: "Wel, probeer het opnieuw."

41 Ze knielde neer, ze bad. Ze stond weer op. Ze zei: "Nu, broeder Branham, ik sla vanavond een nieuwe bladzijde om."

     Ik zei: "Ja, en sla hem morgen weer terug." Zie? Ik zei: "Dat zal niet werken."

     En zij zei... Ik zei: "Ik wil je iets vragen. Jij wilt die dingen niet doen, nietwaar, lieverd?"

     En ze zei: "Nee, dat wil ik niet."

     En ik zei: "Dit mag er zo ouderwets uit zien als wat", maar ik zei: "je zou je bij iedere kerk kunnen aansluiten, iedere Methodisten-, Baptisten-, Katholieke kerk en al de andere, maar je zal hetzelfde blijven." Ik zei: "Het is een duivel!"

42 Die grote heldere ogen keken naar mij op, en ze zei: "Meneer Branham, dat heb ik altijd geloofd." Zei: "Iets dreef mij om dingen te doen die ik niet wil doen."

     Ik zei: "Dat is een demon, een duivelse kracht."

     En ze zei: "Ik heb dat altijd geloofd."

     Dus zei ik: "Bid opnieuw."

     Zij knielde neer en bad. Ze keek me opnieuw aan. Ik bad voor haar en legde haar de handen op. En dus bleef ze daar een tijdje. En ze keek om; ze zei: "Denkt u dat het voorbij is?"

     Ik zei: "Blijf doorgaan met bidden."

     Wel, ze bad nog een tijdje langer. Ik nam alle tijd met haar, totdat de zaak was opgelost.

     Na een poosje vatte zij vlam. Toen ze dat deed, stond zij op, en die ogen waren veranderd. Ze zei: "Er is iets gebeurd!"

     Ik zei: "Nu is het voorbij. Je hoeft je nu nergens bij toe te voegen, zuster." Zij is getrouwd en heeft kinderen: drinkt niet meer.

43 Rosella, ben je hier? Rosella Griffith, de alcoholiste, ze was ook zo'n geval. Hoeveel kennen Rosella? Velen van u, zeker... Rosella. Dat is het.

     Vanaf die tijd gebeurde een bepaald iets, van toen aan veranderde het. Dat is zo met de immorele vrouw... De dronkaard kan zeggen: "Ik werd opgevoed als een prohibitionist. [Voorstander van het alcoholverbod – Vert] Mijn familie geloofde niet in drinken. Maar op een keer was ik uitgegaan met een paar jongens, en zij noemden mij een mietje als ik geen drankje zou nemen. En ik nam mijn eerste drankje. En vanaf die tijd... Dat is het moment dat het begon."

     "Op een avond in een wegrestaurant; op een avond geparkeerd langs de weg toen mijn vriendin me een drankje gaf; vanaf die tijd begon het."

44 Met Nieuwjaar slaan zij een nieuwe bladzijde om, goede voornemens; ze doen geen goed. Dat helpt niets. Ik zag mijn vader altijd met Nieuwjaar zijn pruimtabak weggooien en dan zei hij: "Ik zal het nooit meer pruimen", en keek goed waar hij het weggooide zodat hij het de volgende dag weer kon oprapen. Ziet u? En ik heb hem zijn fles zien weggooien en kijken wat hij ermee gedaan had. Ziet u? Omdat het omslaan van bladzijden u geen goed doet. Er moet iets van binnen gebeuren.

     Elke dokter zal het u vertellen: als u iets op de buitenkant doet, en de zweer aan de buitenkant behandelt, zal dat het alleen maar erger maken, als dat het niet is. Het moet van binnenuit genezen. En zo is het met het Christendom. Het is niet toetreden tot een kerk of zoiets; het is genezing van de binnenkant naar buiten toe. Uw bekering komt vanuit de binnenkant, de kern, de geest, het leven.

45 Na de Eerste Wereldoorlog – veel van jullie jonge kerels herinneren zich dit niet; wij, oudere mannen herinneren het ons. Ik was nog maar een jongen van negen jaar oud. Maar ik herinner me dat ze zeiden: "Wij zullen geen oorlogen meer hebben", na de Eerste Wereldoorlog, "het is allemaal voorbij." Ze hadden iets uitgevonden genaamd gifgas, en dat kunnen we gewoon niet... We zullen nooit in staat zijn nog een oorlog te overleven, omdat het... Zij... ze begonnen een plan uit te werken: "We zullen nooit meer oorlogen hebben. Dat is alles. Wij lossen het voor altijd op." Maar, ze hadden andere oorlogen.

     Zij vonden... Tenslotte organiseerden zij iets dat naar ik meen de 'Volkerenbond' werd genoemd. "En we zullen zoveel soldaten uit iedere natie nemen. En we zullen een politiebewaking hebben. En als iemand de regels overtreedt, een van deze... Zoveel uit deze natie, zoveel... We zullen zeggen: 'Stop daarmee, Jan.'" Want de naties zijn gewoon een stel jongens, gewoon een familie; dat is alles, zoals een huis voor God. "En wij zullen ze gaan controleren. En we zullen de Volkerenbond hebben." Maar zij kregen hoe dan ook oorlog.

     Nu hebben zij de Verenigde Naties, maar desondanks hebben wij oorlog (Ziet u?), dus... "Wanneer wij de V.N. vormen en al de naties erin hebben gekregen... Nu, Rusland staat er buiten, en die en dat" Zie? Geen van die dingen houdt stand. U kunt daar niet van op aan, nog niet zo'n beetje.

     Zoals het jonge stel; eens was er een jong stel dat zou gaan trouwen. En het jonge stel zou gezegd kunnen hebben, Jan en Maria, en hoe fijn ze samen leefden. En misschien zouden zij zeggen dat ik...

     Wellicht, misschien neem ik teveel tijd en houd ik deze vergadering te lang. Hoe laat moeten wij vertrekken, broeder? Hoe laat? O, dat wist ik niet. Het spijt ons, broeder. Slechts enkele minuten en wij... [Een man spreekt met broeder Branham – Vert] Ja, meneer. Dank u, meneer. Wij wisten dat niet. Wij hadden om tien uur al weg moeten zijn.

     Laten we nog even verdergaan.

     Het was allemaal koek en ei, tot op een dag een kleine verkoper met krulhaar binnenkwam en haar overreedde om iets verkeerds te doen; het brak haar gezin: vanaf die tijd.

46 U zegt: "Broeder Branham, u vertelt ons vanmorgen hoeveel dingen er gebeuren en wat er plaatsvindt, en dit alles en nog meer. Is er iets dat kan gebeuren hetgeen eeuwig standhoudt?" Ja, wanneer een mens God ontmoet.

     Er was een man genaamd Abraham, gewoon een normale man, maar op een dag ontmoette hij God, en vanaf die tijd was hij voor altijd veranderd. Hij geloofde in iets dat hij niet kon zien. Toen hij God had ontmoet, was hij veranderd.

47 Mozes, een weggelopen dienstknecht. Hij was niet... Hij werd verondersteld de kinderen van Israël te bevrijden; maar hij rende weg. En hij wist niet hoe hij het moest doen; zijn militaire training hielp hem niet. Maar op een dag ontmoette hij God. Hij was een veranderd man. En wanneer een mens God ontmoet, zorgt dat ervoor dat hij zich anders gedraagt dan ooit tevoren. Kunt u zich Mozes voorstellen, hoe belachelijk? Wanneer u God ontmoet, zal u dat laten handelen...

     Billy, zei je dat we nog ongeveer tien minuten hadden? Tien minuten, in orde. Hoe het kwam... Kijk naar Mozes. Hier is hij op een dag een schaapherder – een prins uit Egypte – weggevlucht naar de achterkant van de woestijn, helemaal achterin de woestijn schapen aan het hoeden, bevreesd om naar Israël te gaan, of om naar Egypte te gaan, liever gezegd. En hier bevindt hij zich achterin de woestijn.

48 De volgende ochtend is hij hier onderweg met zijn vrouw schrijlings zittend op een ezel met een kind op haar heup, met bakkebaarden die zover omlaag hangen, tachtig jaar oud, zijn kale hoofd blinkend, een staf in zijn hand. Hier gaat hij: "Glorie voor God, halleluja", lopend. "Waar ga je naartoe, Mozes?"

     "Ik ga naar Egypte om het in te nemen." Een eenmansinvasie... De reden? Hij had God ontmoet. Eerst liep hij weg, nu gaat hij terug om het in te nemen. En hij deed het, omdat hij God had ontmoet. En vanaf die tijd – het brandende braambos – was Mozes een ander persoon: nadat hij God had ontmoet. Dat is juist.

49 Maria, de kleine maagd. Nooit eerder had een vrouw een kind gebaard zonder gemeenschap te hebben met een man. Nooit was zij eerder bij machte geweest om een kind te ontvangen zonder natuurlijk zaad. Maar zij geloofde God, en voordat zij enig leven of iets anders voelde, was het woord van de engel goed genoeg voor haar; zij had de Here ontmoet. Zei: "Gegroet, Maria, gezegend zijt gij onder de vrouwen. Gij zult een kind krijgen zonder een man te bekennen."

     Ze zei: "Zie de dienstmaagd des Heren." En vanaf die tijd... Maria wachtte niet tot zij er zeker van was.

     Waarom zouden wij wachten tot we er zeker van zijn? Wij moeten eerst zien dat onze hand recht wordt, dat onze voet recht wordt, de buikpijn stopt; zij niet. De engel van de Heer – zijn boodschap was goed genoeg voor haar. Ze begon rondom te getuigen: "Halleluja. Ik zal de Baby krijgen zonder een man te kennen." Waarom? Zij ontmoette God. Dat maakte het verschil!

50 Toen Petrus God ontmoette, en Jezus aan hem openbaarde wie Hij was... van toen aan was hij een apostel.

     Paulus, die kleine haakneuzige Jood, sarcastisch, ging daarheen met een brief op zak om al die juichende en in tongen sprekende mensen te arresteren. Hij zou hen in de gevangenis gaan gooien; hij had een bevel van de hoge kerk om dat te doen. Maar hij ontmoette God. En van toen aan, o my, was hij een ander man, toen hij God had ontmoet.

     Op een keer lag er een vuile, stinkende melaatse bij de poort. En Jezus kwam erdoorheen. En hij zei: "Zo Gij wilt, kunt Gij mij reinigen." Van toen aan had hij geen melaatsheid meer. Waarom? Hij ontmoette God. Dat is het.

51 Een immorele vrouw ontmoette God eens bij de bron. Zij had vijf mannen gehad en leefde met de zesde. Hij vertelde haar precies het geheim van haar hart, en van toen aan was zij een boodschapper van God voor die stad. "Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft wat ik gedaan heb. Is dit niet de Messias?"

     Wanneer je God ontmoet, verandert dat dingen. Vanaf die tijd veranderen de dingen. Dat doet het zeker. Dat doet het voor iedereen.

     Er was een blinde man die op een keer God ontmoette, en vanaf die tijd kon hij zien, zeker, zodra hij God ontmoette.

     Nu, we zouden nog veel meer kunnen zeggen, maar om op te schieten, wil ik hier nog één verklaring afleggen. Dood ontmoette God eens, en daarna was het nooit meer hetzelfde. De duivel betwijfelde al de tijd of dat de Zoon van God was. Hij dacht: "Als Hij dat was daarginds op de berg, waarom volvoerde Hij dan geen wonder voor mij?" Toen hij Hem daarheen bracht en Zijn ogen met een vod bedekte, en Hem op Zijn hoofd sloeg, en zei: "Als jij een profeet bent, als jij de gedachten van het hart kan onderscheiden, vertel ons dan nu wie jou geslagen heeft. Dan zullen we je geloven."

52 Ze dachten: "Zeker kan dat God niet zijn, om iemand de baard uit Zijn gezicht te laten trekken met de rochel en spuug van een dronken soldaat, Die Zich in Zijn gezicht laat spugen, en dat is God, en Hij staat daar en zegt er geen woord over?" Zeiden: "Dat zou God niet kunnen zijn. Wel, God zou hem doodslaan." Zie, hij kent gewoon de aard van God niet.

     Veel mensen proberen wat te zijn: "Ik ben dit-en-dat", doen zich zo voor. God is niet zo. De weg omlaag is omhoog. Zie, zie? U wilt... Zijn nederigheid bewees aan mij dat Hij God was, wat Hij was: nederig, lieflijk.

     Nu, de duivel dacht dat dat God niet was. Laten wij een blik op Hem werpen terwijl wij kijken. Let erop hoe de dood Hem ontmoette en wat er met de dood gebeurde.

     "Hoe kon dat God zijn, een Man? Wel, Hij was daarginds buitenechtelijk geboren. Zijn moeder kreeg die baby waarschijnlijk bij Jozef, deze oude man van vijfenveertig jaar oud, en zij zestien. Wel, hij was de vader van vier of vijf kinderen en ging toen door en trouwde dit jonge meisje. Wel, die baby werd buitenechtelijk geboren", dat is wat zij ervan hadden gemaakt. (Dat is precies de wijze waarop de mensen het geloofden. Geboren onder... buiten het huwelijk: zij geloofden dat, een onwettig kind.) "Hoe kon dat God zijn? Dat kon God toch niet zijn?"

53 Dus zie ik Hem de heuvel opgaan; laten we voor de volgende drie tof vijf minuten naar Jeruzalem gaan. We zijn aan het praten; ik hoor een geluid. Laten wij uit het raam kijken, het omhoog doen. Ik hoor iets bonken, bonk, bonk, bonk. Het is een oud kruis dat de straat opkomt. Hij droeg een kleed op Zijn rug dat aan één stuk geweven was zonder een naad. Een woedende menigte... Ik zie een kleine vrouw naar voren rennen, ze zegt: "Wat heeft Hij anders gedaan dan uw zieken genezen, maakte uit uw misdadigers heren? Wat heeft Hij gedaan dan ons hoop op leven gebracht?"

     Een grote ruwe hand sloeg haar de straat over, zei: "Zouden jullie naar deze vrouw luisteren in plaats van naar jullie bisschop, jullie priester?"

     "Wat heeft Hij gedaan?"

     Kijk naar Hem, Hij was klein; sleepte een kruis voort. Ik zie een aantal kleine rode vlekken achterop Zijn mantel die Hij over Zijn schouder draagt. Wat zijn zij? Hij gaat de heuvel op. Die grote vlekken beginnen groter en groter te worden, wijder. En na een poosje vloeien ze allemaal ineen tot één grote natte plek. Het is bloed dat Zijn voetafdrukken wegveegt terwijl Hij naar boven gaat.

54 Ik kan de bij des doods zien zeggen: "Wil je dat ik nu ga, Satan?"

     "Ja, hij – hij... Dat is God niet. Hij is zelfs geen profeet. Hij zou dat niet toestaan. Hij zou dat stel mensen vervloeken als hij een profeet was."

     "Dat is hem niet, ga je gang, bij, steek hem. Sla hem vast. Wij hebben hem nu." Ik kan zien dat die bij des doods rondom Hem begint te zoemen, om Hem heen zoemt.

     Broeder, iedereen weet dat een insect met een angel zoals een bij, dat als hij ooit diep steekt, hij geen angel meer heeft. Hij stak zijn angel toen in het verkeerde vlees. Hij stak hem in Emmanuels vlees.

     De bij des doods stak Hem. De dood ontmoette God. Sinds die tijd heeft hij geen angel meer. Hij trok hem los van zijn vlees; Hij ontkrachtte hem. Hij kon niet meer steken.

55 Eén genaamd Paulus, toen zij een plaats bouwden, een hakblok daar in Rome om zijn hoofd af te hakken, begon die bij rondom hem te zoemen, maakte een geluid, en hij zei: "O dood, waar is uw prikkel? Graf, waar is uw overwinning? Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus."

     En toen de dood God ontmoette, trok God de angel uit de dood. Iets gebeurde met de dood toen deze God ontmoette. En vandaag, wanneer we voor hem komen te staan, kan de dood zoemen, maar hij kan niet steken. Hij heeft helemaal geen angel. Laten we bidden.

     Vader, ik ben zo blij dat de dood geen angel heeft. Hij kan ruziën, rond zoemen, en proberen ons bevreesd te maken. Maar wij kunnen staan als Paulus van ouds; wij hebben diezelfde ervaring gehad dat wij zijn overgegaan van de dood, omdat wij verborgen zijn geweest in een lichaam genaamd Jezus Christus Die de angel van de dood eruit getrokken heeft. Daarom hebben wij... Het modderig graf kan de gelovige niet langer vasthouden, want Hij stond opnieuw op. En toen Hij opstond, stonden wij met Hem op. Want degenen die dood zijn in Christus, zal God met Zich meebrengen bij Zijn komst.

     God, als er hier vanmorgen iemand is die Christus nog nooit heeft ontmoet, zoals ik erover had willen spreken, mogen zij Hem dan deze morgen ontmoeten, en hun levens zullen van nu af aan veranderd zijn. Sta het toe, Here.

     Nu willen wij U vragen om deze lieflijke vrouwen te zegenen die ons hebben geholpen in dit instituut van dit Methodistencollege hier, vanwege hun vriendelijkheid om ons deze ruimte te geven. God, ik bid dat jonge mannen die hier vandaan komen echte zendelingen en mannen van God zullen zijn. Sta het toe, Here. Mag er iets gedaan of gezegd worden waardoor hun harten zodanig tot God gekeerd zullen worden, dat er echte opvolgende John Wesley's hieruit vandaan komen, God. Sta het toe.

     Zegen de decanen en allen. Zegen ons tezamen. Zegen de diensten vanavond en de komende diensten. Zegen onze dienende broeders hier, en allen die tezamen zijn vergaderd. En wij zullen U prijzen gedurende deze, onze tijd, en in eeuwigheid. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

     Nu, vergeet niet de fooi op de tafel voor de zusters, als u wilt. En God zij met u totdat wij elkaar vanavond weer ontmoeten. In orde. God zegene u.