Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

De Boodschap van genade

Door William Marrion Branham

1 Dank u, broeder Neville. De Here zegene u. Goedemorgen vrienden. Het is zeker een voorrecht om deze morgen opnieuw hier te zijn in de dienst des Heren. Het spijt ons echt dat wij geen ruimte hebben om de mensen in deze kleine kerk plaats te geven. Er kunnen er niet erg veel in. Maar wij zijn heel blij dat u hier bent en bereid bent om het offer te brengen, om geduldig op ons te wachten. En wij zullen ons uiterste best doen om u het Woord van de Here te brengen, naar het beste wat wij weten hoe het te brengen. En nu, ik...

2 Deze kleine dame die zojuist binnenkwam, had een baby om vanmorgen te laten opdragen en toen zag zij dat zij wat laat waren en zij zei dat zij gewoon zou wachten. Ik zag de vrouw nooit eerder, maar ik bid dat God haar zal zegenen en haar de rijkste van Zijn zegeningen in haar hart geeft, omdat zij geduldig is om te wachten.

3 Nu, het komt tot een jaargetijde dat het allemaal koeler wordt en dan zal het niet zo heet zijn als wij in de kerk opeengepakt zijn. Wij vertrouwen erop dat God u allen rijkelijk zal zegenen.

4 Nu, ik zou hier enkele dingen willen zeggen, voor ik ga spreken. Ik had meegedeeld dat ik vanmorgen, zo de Here wilde, zou spreken over het onderwerp "De winden in de wervelwind". Maar Hij veranderde het voor mij. Ik weet nooit wat ik zal spreken tot misschien een paar minuten voor ik hier naar de samenkomst kom. En ik probeerde het nu de tweede keer over dat onderwerp en ik kreeg niet het antwoord van God terug. Ik weet niet waarom. Ik houd er altijd van, zoals u predikers hier allen weet... dat je op de Heer moet wachten voor wat je zult gaan zeggen.

5 Gisteravond kreeg ik op de privélijn een telefoontje helemaal van ergens in Arkansas. Enkele mensen wilden aanstaande week hierheen verhuizen en zeiden dat zij gehoord hadden dat wij een samenkomst zouden beginnen over de 'zeven zegels'. Ik ben pas gereed gekomen met de 'zeven gemeentetijdperken', voor de vreemden. En haar man komt maandag om werk te vinden in Louisville, zodat hij kan werken terwijl zij dichtbij genoeg verblijven om die 'zeven zegels' te horen. Ik zeg: "Dat zal ongeveer drie maanden duren, dame. Wij hebben hier geen enkele plaats voor de samenkomst om te adverteren enzovoort, niets om ervoor te zorgen hier in de stad, niets om de mensen te laten zitten."

6 Ik zou dat misschien graag een keer ergens buiten houden in de campagne, zo God wil, om een bijeenkomst van ongeveer drie maanden op te zetten en gewoon zo recht met deze zegels te beginnen, buiten in een campagne. Dan zouden de mensen gewoon die tijd kunnen blijven.

7 Het loopt hier door van het zesde hoofdstuk van Openbaring, tot en met het negentiende. U krijgt dus de zeven zegels, de zeven plagen, de drie weeën, de vrouw die op het scharlaken gekleurde beest zit en de honderdvierenveertig duizend. O, er gaat gewoon zoveel ervan mee samen om die met elkaar te verbinden, voordat het zevende zegel wordt gegeven, de zevende plaag valt, de zevende bazuin klinkt. En er zijn zoveel van die dingen die dat alles verbinden, en elk daarvan is een grote les van een dag op zichzelf.

8 Nu, laten wij gewoon even onze hoofden buigen voor een woord van gebed. Voor wij bidden: zijn er hierbinnen enigen die gedacht willen worden in dit gebed, zoudt u het bekend willen maken door uw hand op te steken? En denk in uw hart aan God, precies aan wat u nu nodig hebt. En ik zal bidden dat Hij het u zal geven.

9 Almachtige en genadige God, Die een God is Die gebed beantwoordt, een Vader Die weet waaraan al Zijn kinderen behoefte hebben... U kende ons voor wij geboren werden en U hebt onze voetstappen geteld; de haren van ons hoofd zijn geteld en onze woorden zijn allemaal gewogen in Uw weegschaal. Daarom, Here God, laten wij deze morgen acht geven op deze dingen, deze plechtige verplichting die wij voor U hebben.

10 Vele van die handen zijn deze morgen hier opgestoken in deze kleine vergadering. Wellicht was het voor gebed voor hun zieke lichamen, voor een verloren geliefde. Gij kent hun harten en al wat in hen is. Want toen U hier op aarde stond in de vorm van een menselijk wezen, genaamd Jezus, onze Here, wist U het geheim van het hart. Al wat de mensen zich in hun geest konden indenken, kon U hun direct terugvertellen, alles waarover zij dachten. "Waarom overlegt u deze dingen in uw hart?" Jezus bemerkte hun gedachten. En wij lezen in de Schrift dat Gij Dezelfde zijt gisteren, vandaag en in eeuwigheid. En er staat ook geschreven: "Waar twee of drie vergaderd zijn, daar zal Ik in hun midden zijn." U bent dus hier vanmorgen in de vorm van de Heilige Geest en weet elk verlangen dat er in het hart van de mensen is.

11 Ik bid U, Vader God, dat U tot hen terug zult spreken en zeggen: "Het is volbracht. Uw verzoek is beantwoord en Ik zend u de verzekerdheid, dat alles waarom u gevraagd hebt, is toegestaan."

12 God, wij gedenken in het bijzonder degenen die ongered zijn, die hun hand opstaken. Moge dit het uur zijn dat zij Christus als hun Redder ontvangen.

13 Moge er, vóór de samenkomst vandaag sluit, iets gebeuren, Here, wat Uw tegenwoordigheid zo dichtbij de mensen zou brengen, dat zij zouden weten, dat diezelfde Jezus Die in Galilea wandelde, te midden van Zijn volk staat, zodat zij hier vandaag kunnen weggaan met dezelfde verzekerdheid als diegenen die destijds van Emmaüs kwamen. Toen zij op de terugweg waren, na de hele dag met Hem gewandeld te hebben, met Hem sprekend en Hij tot hen sprekend, en toch hadden zij geen flauw vermoeden dat Hij het was.

14 O God, zo vaak vergaat het ons zo. U spreekt tot ons in het ondergaan van de zon, in het zingen van de vogels, in het ruisen van de bladeren, in het bloeien van de bloemen, in de liederen van de gemeente; en wij herkennen zo weinig dat U het bent. In de ziekenkamers in het ziekenhuis, op vele andere plaatsen, spreekt U tot ons en wij beseffen zo weinig dat U het bent.

15 Nu Here, als wij deze morgen naar onze huizen terugkeren, mogen wij evenals zij herkennen, moge U vandaag iets doen in ons midden zoals U daarginds deed. Zij kenden dat wat U daar voor hen deed. U deed het vóór Uw kruisiging en zij wisten dat dat de opgestane Heer was. Zij gingen terug naar hun groepen, zich verheugend en God prijzend, want zij wisten dat Hij in leven was. En zij zeiden: "Was ons hart niet brandende in ons, toen Hij tot ons sprak op de weg?" Here, dat U daar verscheen en iets deed zoals U het voor Uw kruisiging deed, bewees Uw opstanding, dat U dezelfde Jezus was, Die maakte dat zij zich het gehele gesprek met U herinnerden. Spreekt U met ons de hele week, Here. Nu, verschijn in ons midden en maak Uzelf bekend aan elk behoeftig hart. Want wij vragen het in Jezus' Naam en om Zijn wil. Amen.

16 [Een zuster spreekt in een andere taal. Een broeder geeft een uitlegging: "Opnieuw heb Ik vanmorgen tot u gesproken door Mijn Geest; opnieuw in uw herinnering roepend dat Ik vanmorgen tot u zal spreken door de stem van Mijn profeet. Ik heb hem vanmorgen een boodschap gegeven, die hem misschien vreemd voor zal komen, toch is deze door Mij verordineerd, opdat uw begrip vruchtbaar gemaakt zal worden, opdat u op Mijn werken van gerechtigheid zult zien die Ik vandaag in Mijn gemeente werk. Opdat uw hart opgewekt moge worden als uw begrip vruchtbaar gemaakt moge worden, dat u opmerkzaam zult zijn voor de dingen die Ik vanmorgen tot u zal spreken. Dat u groot moge worden in de weg waarin Ik wil dat u wandelt. Dat u uw stem moogt verheffen en bidden in dankzegging aan Mij vanwege deze dienst, en moogt weten dat Ik hier in uw midden ben geweest met Mijn Geest, ook nu. Ziende op Mij, de ware en levende God, omdat Ik in uw midden sta deze morgen. Ik verheug Mij met u in Mijn Geest, en Ik zal u vanmorgen opheffen door Mijn sterke rechterhand, en Ik bid voor u en vertegenwoordig u en wandel naast u, in hemelse plaatsen, want Mijn verlangen gaat deze morgen naar u uit. Dat uw harten opgelicht mogen worden, dat u zich in de geest moogt verheugen, wanneer u opnieuw aandacht schenkt aan de geestelijke verlichting van uw begrip, waar u voor zult komen te staan, wanneer de tijd van vervolging komt, die zal gaan komen, juist voordat ik Mijn bruid opneem. U zult Mijn toorn niet kunnen negeren, Mijn kinderen, want vervolgingen zullen op u komen en u aan vele kanten omringen. U zult verschrikt worden maar u zult uw hoofden opheffen, en uw stemmen voor Mij verheffen en getuigen met een overwinnend hart, en Ik zal neerkomen en door u heen werken. Ik zal door u heen zelfs de stemmen van de bozen beschamen, want Ik heb tot u gesproken met Mijn Geest, en als u zult luisteren naar Mijn stem, zoals Ik u die deze morgen heb gegeven, zult u geen spijt hoeven te hebben. Zo spreekt Mijn Geest. Halleluja." – Vert]

17 De samenkomst zal nu bidden. [Broeder Branham en de samenkomst bidden samen – Vert] Onze Vader, Die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.

18 Opdat, indien mijn pen een beeldhouwersbeitel zou zijn en mijn papier graniet, deze Woorden, die ik nu zeg, hierop gegraveerd zouden worden, opdat het naar alle volken zou mogen gaan.

19 Gods Heilige Geest heeft vreemde wegen om met Zijn mensen te handelen. Vele malen door wonderen en door gaven en roepingen, welke onberouwelijk zijn, die God aan Zijn volk geeft door Zijn genade.

20 Ik ben nu thuis, een soort kleine vakantie. Gewoonlijk neem ik deze tijd thuis, want in deze tijd van het jaar houd ik ervan mij te ontspannen op de eekhoornjacht. En deze week ben ik met mijn vrienden ginds in Kentucky geweest om op eekhoorntjes te jagen op mijn favoriete plek. Op de een of andere manier was ik ontmoedigd, niet zozeer omdat ik geen eekhoorns kon vinden, maar ik voelde mij gewoon ontmoedigd. Iets vertelde mij dat ik naar huis moest terugkeren. En ik sliep in de auto op de terugweg.

21 Vorig jaar, zoals u allen weet, door drukwerk en getuigenis en op de banden, zat ik hier op een plaats in Indiana, waar de Here God neerkwam en tot mij sprak, dat mijn tweede bediening op het punt stond om in de nabije toekomst plaats te vinden. En er werden drie eekhoorns in bestaan gesproken. Ik ben er zeker van dat u allen de geschiedenis kent. Om de een of andere reden ging ik de weg naar boven, terwijl ik de rest van de jongens achterliet om te gaan jagen, want ik had een vreemd gevoel om opnieuw naar deze plaats te gaan. Het was voor het daglicht en het regende en ik wist zelfs niet of ik aan jagen toe zou komen of niet, maar dat ik in dat veld daar zou komen. Jagen betekent alleen op jezelf te zijn om te bidden. En ik stopte de wagen en stapte uit en wandelde op de weg en ging het struikgewas in, net voor het daglicht zou aanbreken, een nogal grijze dageraad.

22 Ik stond stil en had een klein woord van gebed gedaan, zoals gewoonlijk, en de Vader gezegd om gewoon te voorzien in datgene waaraan ik behoefte had. Ik geloof niet in het verspillen of vernietigen van iets; ik heb nooit één vogel in mijn leven geschoten om alleen maar een oefendoel te hebben of zo. Wat ik jaag, eet ik op of ik geef het aan iemand anders die het opeet. Ik geloof niet in het verspillen van iets. Ik geloof niet in het doen van deze dingen, omdat het niet juist is.

23 Toen ik mij daarna omkeerde en langs een bekend paadje begon te lopen aan de rand van een weide, die overging in een L-vorm in de bossen, gebeurde er iets eigenaardigs. Ik heb nooit iets dergelijks gehad in al mijn ervaringen. Ik keek naar de top van de heuvel aan de linkerkant van waar ik stond en daar kwamen, als uit de top van de heuvel, drie regenbogen omhoog. En zij kwamen zo'n tien meter omhoog. Eerst keek ik en ik zag het licht en ik draaide me om, omdat ik dacht dat het de zon kon zijn die opkwam. Mijn tweede gedachte was dat het niet in de richting van de zon was; het was naar het zuiden. En nog iets, het was zacht, bewolkt, regenachtig; het regende overal. Dat was 25 augustus, verleden vrijdagmorgen, en u weet hoe het regende. En er was een aaneengesloten wolkendek.

24 En ik keek opnieuw. En daar was het: drie regenbogen die groter en groter werden. Ik nam mijn hoed af. Ik zette mijn geweer neer. Ik begon ernaar toe te wandelen met mijn handen omhoog. Iets leek mij gewoon te zeggen: "Dit is dichtbij genoeg." Ik ging zitten om mijn laarzen uit te doen die ik aan had om te zien of ik nog wat dichterbij kon gaan. Maar ik kwam erbij tot op enkele meters en ik zag de kleur ervan, wazig als een nevel die heen en weer ging. Ik stond gedurende enkele ogenblikken stil. Het kwam recht uit de top van de kleine berg. En ik lette op hoe de drie (één links, één rechts en één in het centrum) naar beneden liepen als één schaal. Wat het ook was, het was levend. Het bewoog en maakte bewegingen. En ik stond daar bij het grijze ochtendgloren.

25 Ik draaide mij om en keek opnieuw en ik schreeuwde het uit: "O God, wat wilde U Uw dienstknecht laten weten?"

26 Op dat moment kwam de Geest des Heren binnen en zei: "Jezus van het Nieuwe Testament is Jehova van het Oude. Hij veranderde alleen Zijn masker van Geest naar Mens." Dat bevestigde natuurlijk mijn boodschap van Hem. Hij liet het mij weten, verzekerde mij dat deze eenendertig jaar niet tevergeefs waren geweest.

27 Toen ik nog meer naderbij kwam, begon het weg te gaan en ging in dat wat op een schaal leek en verdween vervolgens. Ik liep er dicht naartoe. Ik was bang om nog dichterbij te komen, omdat Hij mij tegengehouden zou hebben voor ik daar kwam.

28 Ik draaide mij om en merkte op dat dat licht, zoals het voor mij scheen, precies in lijn was met de boom waar ik verleden jaar zat, waar de eekhoorns verschenen. Zo'n vijfendertig of veertig minuten later liep ik door de bossen en over de beek-bodems, enzovoort, tot ik bij deze boom kwam, die uiteenvalt in vier richtingen, oost, noord, west en zuid, vier vertakkingen van de boom, uit elkaar lopend. En ik klom in deze vertakking en ik ging zitten op de plaats waar ik was toen Hij mij vertelde over die Schriftplaats: "Als gij tot deze berg zegt: Word bewogen." En terwijl ik daar eventjes stond, dacht ik nog niet aan de regenboog. Het had mijn gedachten verlaten. Ik stond daar. En dit is een erg slecht jaar geweest voor de eekhoornjacht; alles is laat, geen eekhoorns.

29 Ik dacht: "Precies hier was het waar God mij verleden jaar die eekhoorns gaf, om in bestaan te spreken." Ik nam opnieuw mijn hoed af en ik zei: "Here God, U bent nog steeds dezelfde Jezus. U bent nog steeds God."

30 En Iets zei tegen mij: "Hoeveel heb je er deze keer nodig?"

31 Ik zei: "Net zoveel als de vorige keer, de toegestane hoeveelheid." En toen zei ik: "Ik zal dit maximum hebben voor tien uur vandaag." En hoe vreemd het ook lijkt, ik was juist op dat moment in een erg slecht muskietengebied, waar het vergeven was van muskieten, en het was nogal moerassig daar, en een enorm grote muskiet kwam eraan om mij precies bij het oog te steken, en ik zei: "Niet één daarvan zal mij op deze dag lastig vallen." Ik had geen insectenwerend middel of iets bij mij. En voor ik het wist, zei ik: "De zon zal binnen dertig minuten schijnen."

32 En ik had dat nog maar net gezegd of er sprong vlak achter mij een eekhoorn, precies gelijkend op die van vorig jaar, jong en rood, op de tak, ongeveer vijfenzestig meter van mij vandaan, en hij begon schors af te schillen. Ik keerde me om. Op die lange afstand kon ik door de krachtige vizierkijker nauwelijks zijn oog zien. Ik schoot gewoon, dat is alles. Ik had zelfs geen doelwit, niet meer dan even boven de eekhoorn. En de kogel was gewoon precies ingeslagen in het oog waar het de andere keer ook was.

33 Ik ging verder door de bossen. En om precies drie minuten voor tien schoot ik mijn derde eekhoorn, net als vorig jaar, precies hetzelfde. Om drie minuten voor tien. God is mijn plechtige Rechter, de ganse dag zoemde er zelfs niet één muskiet, terwijl er daar gewoon tonnen zijn, veronderstel ik, als zij gewogen konden worden. En ik heb er zelfs niet één gezien of gehoord. En ik was ernaar aan het luisteren om te zien of ik er één kon horen. En ik hoorde een gebrom. Ik dacht: "Daar is er ergens een", en ik luisterde en het was een vrachtwagen, ver weg op de autoweg. En precies dertig minuten vanaf dat tijdstip scheen de zon buiten, goed en helder.

34 Toen kwam ik terug naar de plaats. En ik had erover nagedacht dat toen ik "het maximum" zei, dat dat vijf eekhoorns betekende, wat het maximum in Indiana is. Maar ik herinnerde mij verleden jaar, toen Hij mij vroeg hoeveel ik er nodig had voor een gerecht, dat ik "drie" zei en ik kreeg alleen de drie. Ik ging dus gisteren terug en zou weer naar dezelfde plaats gaan toen Iets zei: "Ga niet. Steek de weg over."

35 En om tien uur exact, helemaal precies, tien uur op mijn horloge, schoot ik het toegestane maximum van Indiana, de vijfde eekhoorn. Ik wil dat u opmerkt dat er drie regenbogen waren en dat er drie dingen gezegd werden en dat er drie eekhoorns kwamen. Er waren drie dingen: drie eekhoorns tegen tien uur, geen muskieten, de zon zou schijnen binnen dertig minuten. En er waren er drie die er getuige van waren: broeder Banks Wood, mijn zoon Billy Paul en zijn zoon David, om er getuige van te zijn.

36 Toen ik die regenbogen zag, ongeveer even breed als die halo lichtkrans is, die Engel des Heren, waren er echter drie die in één uitliepen. O, hoe hielp het mijn hart om die God te kennen, dat Jezus niet gewoon een mens is zoals de mensen denken dat Hij is, slechts een profeet, zoals dit moderne idee van tegenwoordig denkt dat Jezus slechts een profeet was. Hij is Jehova van het Oude Testament, Die vlees werd gemaakt en onder ons woonde. En dat vertroostte mij daar zeker. Toen dacht ik na over dat onderwerp dat God zovele mensen had opgezocht...

37 Nu, er is een groep mensen die zichzelf de "Eenheidsmensen" of de "Jezus alleen-mensen" noemen. Ik ben het met hen niet eens over hun theorie. Evenmin ben ik het eens met die trinitarische groep, die zegt dat er drie verschillende goden zijn, de extreem trinitarische mensen. Maar ik geloof dat de drie, Vader, Zoon, en Heilige Geest, Eén is, dat zij drie ambten zijn van één God. Hij leefde in het Vaderschap in de Vuurkolom; Hij leefde in het Zoonschap, in Jezus Christus; en Hij leeft nu in de Heilige Geest, in Zijn gemeente. Dezelfde Here Jezus Die vlees werd gemaakt en onder ons woonde, is bij ons deze dag, onder ons, in de vorm van de Heilige Geest.

38 Van al de ervaringen! Toen ik mij het eerst omdraaide en het zag, aanvankelijk denkend dat het de zon kon zijn die ergens door een wolk piepte, maar het was voordat de zon scheen. Toen ik mij dan weer opnieuw omkeerde, zag ik dat het geen licht was, maar dat het regenbogen waren. En toen ik vervolgens keek en dat zag, werd ik helemaal verdoofd.

39 Iemand zei net tegen mij: "Voelde u zich alsof u wilde jubelen?" Nee, ik voelde mij niet alsof ik wilde jubelen. Die ervaringen laten u zich nooit voelen als om te jubelen, zij maken alleen dat u zich verankerd voelt, waar u gewoon weet dat er iets is, dat het u vertelt, gewoon een tevreden gevoel.

40 Nu, die dingen zijn de waarheid. Ik weet dat wij dingen hebben die gezegd zijn, dat sommige mensen vele malen zeggen: "O, ik geloof niet in dergelijk spul." Ik kan daar niet voor instaan, ik weet het niet. Ik kan alleen getuigen van wat ik weet dat de waarheid is. En God almachtig, Die deze Bijbel schreef, van Wie ik een dienstknecht ben, Hij weet dat dat de waarheid is.

41 Denk eraan dat Jezus zei van de dag waarin wij leven, net voor de komst des Heren: "Er zullen tekenen zijn in de lucht en op de aarde, grote gezichten, vliegende schotels, raketten, moeitevolle tijden, benauwdheid tussen de naties, en vreeswekkende gezichten op aarde." En wij leven in die dag, om die dingen te zien.

42 Nu, ik wil dat u voor de boodschap, die ik deze morgen heb gekozen, met mij in de Schriften Zacharia opslaat. Het was mijn... Zacharia, het vierde hoofdstuk.

43 Het was mijn verlangen u deze dingen te vertellen. Vele keren gebeuren er dingen waar ik niet over spreek, het niet zeg. Maar dit was te buitengewoon voor mij om het de gemeente te onthouden. Het moest verteld worden! En voor God, voor Wie ik sta, het is de waarheid. Ik weet dat er een God is en ik weet dat Jezus Christus de Zoon van God is, Immanuël, Die vandaag onder Zijn volk woont in de vorm van de Heilige Geest. En ik weet dat de komst van de Here naderbij komt, wanneer tekenen en wonderen verschijnen.

44 Wij zijn zojuist gereed gekomen met de zeven gemeentetijdperken en we leerden dat wij in het laatste tijdperk, het Laodicea gemeentetijdperk zijn, wanneer de gemeente onverschillig zou zijn, koud zou worden, een denominatie wordt en georganiseerd is; organisaties zouden het overnemen en het opeten. Maar er is een belofte dat er een kleine rest zou overblijven. Er zou een gemeente zijn die overal verspreid zou zijn, maar God zou haar vergaderen en haar in de heerlijkheid opnemen: een kleine, geheiligde groep ergens, die wacht op de Here.

45 Toen ik dan onlangs "Daniëls zeventig weken" doornam en hier precies achter de kansel stond, trof iets mij. Ik ben nooit in staat geweest ervan weg te komen, om het uur te zien waarin wij leven! Ik wil ergens naartoe gaan en iets anders doen, het uit mijn gedachten houden. Ik heb teveel geliefden die ongered zijn. Dit wetend, wat kan ik doen om hen gered te krijgen? Wat is er dat ik kan doen? Ik heb het Evangelie gepredikt. God heeft grote tekenen en wonderen gedaan zoals Hij nooit gedaan heeft sedert de wereld, sedert de dagen van de Here Jezus; nooit heeft Hij het gedaan in heel de tijdsgeschiedenis. En het is de hele wereld rondgegaan. En nog steeds wordt de wereld alsmaar slechter. Maar dan moet ik bedenken, dat wij in het Laodicea-tijdperk leven, waarin men slechter zal worden en er staat dat men het zou worden.

46 Toen koos ik vanmorgen, omdat die boodschap dan zo aangevallen werd, iets anders, waarvoor ik zo bekritiseerd word en dat is over de prediking der genade. Ik wil daar deze morgen over spreken, terwijl ik het vierde hoofdstuk van Zacharia lees, een deel ervan.

     En de Engel Die met mij sprak, kwam weer; en Hij wekte mij op, gelijk een man die van zijn slaap opgewekt wordt.
     En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie, en ziet, een geheel gouden kandelaar, en een oliekruikje boven zijn hoofd, en zijn zeven lampen daarop; die lampen hadden zeven en zeven pijpen, die boven zijn hoofd waren;
     En twee olijfbomen daarnaast, een ter rechterzijde van het oliekruikje, en een aan zijn linkerzijde.
     En ik antwoordde de Engel, Die met mij sprak, zeggende: Mijn Heere! wat zijn deze dingen?
     Toen antwoordde de Engel, Die met mij sprak, en zeide tot mij: Weet gij niet, wat deze dingen zijn? En ik zeide: Neen, mijn Heere!
     Toen antwoordde Hij, en sprak tot mij, zeggende: Dit is het Woord des HEEREN tot Zerubbabel, zeggende: Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden, zegt de HEERE der Heerscharen.

47 Ziet u? De Boodschap zal niet komen door enige grote machten of krachten, maar door de Geest van God! Het laatste vers, het zevende vers:

     Wie zijt gij, o grote berg? Voor het aangezicht van Zerubbabel zult gij worden tot een vlak veld; want hij zal de hoofdsteen voortbrengen met toeroepingen: Genade, genade zij hem! (Genade, genade zij hem.)

48 Wij allen, die de Bijbel lezen, zijn met deze Schriftplaats bekend. Wij weten dat dit gedurende de voorbereidingstijd was van het herstel van de tempel. En Zerubbabel was een groot vorst onder het volk, die het fundament van het gebouw had gelegd. Nu, ik wil dat u uw geestelijk denken aandoet, uw gezalfde mantel deze morgen, als wij nadenken. En deze grote vorst had besloten het huis des Heren te herbouwen. En toen hij het dan deed, had hij de steen van het fundament gelegd.

49 En als wij verder lezen, ontdekken wij dat God zei: "De handen van Zerubbabel hebben het gegrondvest; hij zal ook de hoofdsteen voortbrengen." Ik wil dat u opmerkt, dat Hij nooit zei dat hij de "Hoeksteen" zou voortbrengen. Hij zal de "hoofdsteen voortbrengen".

50 En wij weten dat de Schrift zegt dat Jezus de uiterste Hoeksteen is en dat Hij ook de Hoofdsteen is. De zevende gemeenteboodschapper moest, als wij het nu gedurende enkele minuten zullen overdenken, "het geloof van de kinderen terugbrengen tot de vaderen", met andere woorden, de gemeente herbouwen onder de kracht van de Geest. "Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest", zegt de Here. Niet door organisatie, niet door denominatie, maar door de Heilige Geest zal God de gemeente in deze laatste dag tevoorschijn brengen.

51 Zerubbabel, de vorst, met Jozua, was degene die deze hoofdsteen moest voortbrengen. Hij had het fundament gelegd, hij had de mensen in type terug naar het fundament gebracht.

52 Wel, wij weten allemaal dat deze kandelaren, enzovoort, zowel de Joden als de gemeente vertegenwoordigden. Zij waren "olijftakken", zegt de Bijbel hier. En wij zijn de wilde olijftak, de olijftak die in de wortel van de tamme olijf was geënt: heidenen! En uit deze twee takken komen toevoerbuizen die in de zeven gouden kandelaararmen gaan om licht te geven aan de zeven gemeentetijdperken.

53 Herinner u nu, in ons onderwijs over de lessen waar wij net mee klaargekomen zijn, dat wij de grote piramide namen, die Henoch gebouwd moet hebben, en die gedurende een ogenblik bestudeerden. En de hoofdsteen werd nooit op de piramide gezet. Ik ben daar geweest. De architectuur ervan kon tot op deze dag nooit vervangen worden. Wij hebben geen machines die een piramide zouden kunnen bouwen, geen krachten, tenzij de atoomkracht, die een piramide zouden kunnen bouwen, omdat het te gigantisch is. Stenen die tonnen en tonnen en tonnen wogen, staan ginds in de lucht, zo samengezet dat zelfs een dun scheermesje er niet tussen zou... En zij zijn niet gemetseld, zij zijn precies zo gehouwen dat zij bij elkaar passen.

54 Dat is de wijze waarop het lichaam van Jezus Christus zou moeten zijn, zo gehouwen door de Heilige Geest, door Gods grote Instrument en Werktuig, dat wij samengevoegd zouden zijn als één persoon. Wij zijn niet verdeeld. Wij zouden één persoon moeten zijn! En er zal worden aangetoond dat geen machinerie dat op die wijze kan doen. God is nodig om dat te doen. Geen organisatiemechanisme, geen loge, geen van deze dingen kan het ooit doen, hoe goed hun bedoelingen ook mogen zijn. Zij kunnen het nooit, omdat God nodig is om dit te doen, de Heilige Geest.

55 Ik denk niet dat ik een dollarbiljet in mijn zak heb. Maar er is... Ja, ik heb toch een dollarbiljet. Neem mij niet kwalijk. Aan de achterkant van dit dollarbiljet zult u het zegel van de Verenigde Staten aan de linkerkant zien, naar u kijkend. Van mij af zou het aan de linkerkant zijn, vanaf de uwe is het rechts. Het is de arend. En ook daarbinnen het wapenschild, enzovoort. Maar aan deze zijde hier, de rechterzijde, naar mij toe, ziet u de piramide. En merkt u op, dat boven de piramide de deksteen is en dat er onder staat: "Het grote zegel". Zelfs op ons geld moeten wij dat erkennen. Geen ongelovige kan het Christendom uitroeien. Elke brief die u dateert, dateert de geboorte van onze Here. Elke kalender, alles spreekt van Hem. En zelfs op ons geld, de Hoofdsteen, welke Christus is! Waarom plaatste men de hoofdsteen niet op de piramide? Omdat de Hoofdsteen werd afgewezen toen Hij kwam.

56 Maar nu zal, in overeenstemming met de profetie, de Hoofdsteen komen. En ik wil dat u opmerkt, dat als de Hoofdsteen komt, de vorst die de Boodschap zal gaan uitroepen, "Genade! Genade!" zal roepen. Want het is door genade dat wij gered zijn, niet uit werken, opdat niemand zou roemen. En de genade-boodschap is vertrapt onder de voeten der mensen tot het tot een schande is geworden. Sommigen van hen wijken af naar eeuwige zekerheid, sommigen wijken af in van alles Maar de ware boodschap van genade blijft hetzelfde en daar probeert Satan de gemeente bij vandaan te slaan. Maar het is door de genade van God dat wij allen gered zijn.

57 Dus in de Godheid van Jezus Christus, als de Here God daar kon komen en bevestigen dat dat de Waarheid is en niet alleen dat, maar door Zijn Woord bevestigt Hij dat het de Waarheid is en door tekenen en wonderen bevestigt Hij dat het de Waarheid is; dan is ook genade de Waarheid. Waarom zou dan iemand kritiseren en zeggen dat genade verkeerd is, dat wij door werken gered zijn? Wij zijn gered door genade en dat door geloof, niet door werken. Werken tonen dat u gered bent. Maar wat u redt is de genade van God. Genade redt u. Genade is wat God voor u doet. Werken is wat u doet voor God om uw waardering te tonen voor wat God voor u deed. Maar door genade bent u gered.

58 Sommige mensen denken: "Omdat ik toetreed tot de gemeente, mijn naam in het boek zet; dat is alles wat ik hoef te doen." Sommige mensen denken: "Omdat ik jubel, dat is al wat ik hoef te doen." Anderen denken: "Omdat ik in tongen spreek, dat is alles wat ik hoef te doen." Sommigen denken: "Omdat ik kracht heb om de zieken te genezen, dat is alles wat ik hoef te doen." Dat is het niet! Het is de genade van God die u redt. Gods verbazingwekkende genade. Ik kan niet vertrouwen in enige verdiensten. Sommigen zeiden: "Wel, daar is een groot man. Van die man heb ik gehoord, dat hij opstond en dit deed. Ik heb gehoord, dat hij opstond en dat deed."

59 Paulus zei in 1 Korinthe 13: "Al sprak ik met tongen van mensen en engelen, al heb ik onderscheiding, al heb ik gaven, al zou ik al mijn goederen nemen om de armen te voeden, al kon ik door geloof bergen verzetten, al heb ik kennis om alle dingen te verstaan, ik ben nog steeds niets, tot de liefde binnenkomt, wat genade is." God moet het doen. U kunt al deze dingen doen en nog steeds verloren zijn. Het is genade wat u redt, Gods genade voor het menselijk ras.

60 Aan Hem te denken! Ik dacht aan die genade, onmiddellijk nadat dat vrijdagmorgen verscheen, net bij het aanbreken van de dag, daarginds in dat veld, toen ik op een boomstronk zat, later, en tranen in mijn ogen kwamen. Ik dacht: "O God, Uw genade heeft zich neergebogen om mij te redden. Waarom had U ooit zo'n medelijden met een arm, ongeletterd wrak als ik? Hoe kwam U ooit tot onze kleine, nederige Tabernakel, waar vrede, en mensen van geringe levensstandaard zijn, die arm zijn en niets van deze wereld hebben en toch is Uw genade in onze harten uitgestort door de Heilige Geest, doordat U onze ziekten geneest en ons van onze zonden redt en ons tot Uw volk maakt, met ons handelt?"

61 Dan dacht ik aan David, hoe hij zei, toen het bij hem opkwam om een huis voor de Here te bouwen: "Het is niet juist dat ik in een huis van ceder woon, terwijl de ark des verbonds van mijn God onder schaapsvellen in een tabernakel is."

62 God zei de profeet: "Ga Mijn dienstknecht David zeggen dat Ik hem van achter de schaapskudde nam, van het voeden van die paar schapen daar van uw vader en u een grote naam maakte zoals de grote mannen der aarde."

63 Ik dacht aan de genade van God, hoe Hij dat kon doen: redden tot het uiterste! En dan een arm wrak als ikzelf wilde nemen en mij de gelegenheid te geven het Evangelie te prediken om anderen gered te zien, hen genezen te zien; gezinnen te zien die verbroken waren, opnieuw in orde gebracht; levens te zien, die geruïneerd waren, opnieuw in orde gemaakt. En om mij genade te geven! Ik dacht: "O, het is verbazingwekkende genade!" Om dan te komen tot een vernederde, lage eekhoornjager buiten in de bossen en Zichzelf te vormen in de vorm van de regenboog, wat een verbond betekent, met een Boodschap die Hij mij gaf om te prediken, en het daar in een verbond te vormen, dat Hij erachter staat! En Hij zal erachter staan, omdat het de Boodschap van Jezus Christus is en Zijn heerlijkheid.

64 Hoe heeft Hij mij over de hele wereld laten gaan, rondom de wereld, naar de naties, naar miljoenen mensen, om miljoenen naar de Here te zien komen en Hem te aanvaarden als persoonlijke Redder en hen vervuld te zien met Zijn goedheid en geheiligd door Zijn kracht, hen genezen te zien door Zijn grote, almachtige kracht. Dan kan ik het uitroepen zoals de profeet en zeggen: "Het is niet door kracht, noch door macht, maar het is door de Geest van God." Niet door opleiding, niet door theologie, maar door de Geest van God, redt Hij de mensen. Door de Geest van God geneest Hij de mensen. Het is de Geest van God Die de Boodschap aan de mensen geeft. Het is de Geest van God Die het Woord bevestigt.

65 Wij hebben theologen vandaag, wij hebben doctors in de Godgeleerdheid, wij hebben grote mannen over heel de wereld, die knap, intelligent en geleerd zijn. Maar de eenvoud om God te geloven is ervoor nodig om te maken dat Zijn Woord uitgesproken wordt, om te tonen dat Jezus Christus Dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer. Er is een nederig hart, toegewijd aan God, voor nodig om Jezus Christus in de tegenwoordige tijd te brengen. Amen! Als er theologie voor nodig was, wat zou de Presbyteriaan, Methodist, Baptist, Katholiek, enzovoort, zijn? Wij zouden geen kans hebben, wij arme, ongeleerde mensen. Maar er is geen kennis voor nodig. "Niet door kracht of door macht, alleen door Mijn Geest", zegt God, "zal Ik deze verborgenheid ontvouwen." En hij zal toeroepen: "Genade, genade met gejubel en geroep." Dat is vandaag Gods verbazingwekkende genade aan Zijn volk. Hoe Hij de ongeletterden neemt, de ongeleerden, het toont dat Jezus Dezelfde is.

66 Toen Hij kwam, kwam Hij nooit tot de grote theologen. Evenmin ging Hij naar Kajafas, de hogepriester, dan alleen om door hem veroordeeld te worden.

67 Maar Hij nam vissers, mannen die arm waren en het gewone leven leidden. En daaraan openbaarde Hij Zichzelf en zei: "Volg Mij en Ik zal van u vissers van mensen maken", aantonend dat Zijn genade nog steeds naar beneden reikte, zelfs van de Joden naar de heidenen, om een volk voor Zijn Naam uit te roepen in deze laatste dagen, zoals wij zojuist hebben doorgenomen. Verbazingwekkende genade, hoe lieflijk het geluid!

68 Genade is oud. Genade is zo oud als de wereld. Genade werd voor het eerst aan het menselijk ras getoond toen wij het begin van het menselijk ras hadden. Toen het menselijk ras in het begin werd geschapen in de Hof van Eden, op die donkere morgen toen die kleine vrouw over de grenslijn stapte en tegen Gods geboden was ingegaan en haar man verleidde hetzelfde te doen, toen werd de wet gebroken. De wet moet een straf hebben, anders is het geen wet. En de wet was: "Ten dage dat gij daarvan eet, die dag zult gij zeker sterven."

69 Bedenk dat de eerste oordeelstroon op aarde was en dat hij in de Hof van Eden was. En de troon van het laatste oordeel zal op aarde zijn in de eindtijd, de witte troon.

70 Maar toen Jehova neerkwam... Ik zou mij kunnen indenken dat er zelfs geen ster was om te schijnen, dat het zo donker was in die lichte, kleine hof die het eens was, omdat de zonde het had verduisterd, het licht van hen had weggenomen.

71 Dat is er vandaag met de kerken aan de hand. Dat is er vandaag met de mensen aan de hand. Zonde heeft het licht van de levende God uitgedaan, om aan te tonen dat Christus nog steeds Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer en dat Hij leeft om tot het uiterste te redden en om de laagste, zieke persoon te genezen.

72 O, het was verschrikkelijk die morgen; duisternis hing in de hof! Ik kan mij een mist indenken van een zwart rouwkleed. Ik kan mij indenken dat geen blad bewoog. Er was geen wind die zich roerde. Het was donkerheid en verschrikking, omdat de zonde het verduisterd had.

73 Daar kwam Jehova naar beneden als het gerommel van donderslagen en Hij wandelde door de hof en riep: "Adam, waar zijt gij?" Toen besefte Adam dat hij naakt was en tegen God had gezondigd. Hij verborg zich en probeerde zich een godsdienst te maken, maar het werkte niet. God doodde wat schapen, nam de huiden en toonde dat er iets moest sterven om de zonde te bedekken.

74 Toetreden tot een kerk zal nooit zonde bedekken. Geen belijdenis met droge ogen zal zonde ooit bedekken. Er is berouw en bekering voor nodig en de genade van God om zonde te bedekken; het bloed van Jezus Christus, Degene Die God doodde op Golgotha, om de zonde te bedekken.

75 Daar in de hof die morgen, toen zonde zo zwart was, kwam Jehova binnen. Daar stond "Zijn paar", veroordeeld. Er zou geen menselijk ras meer zijn; zij moesten sterven. De dood aan het menselijk ras gaf de wereld terug aan wilde dieren en er zou geen menselijk ras meer zijn. Maar in dat donkerste uur, op dat tijdstip, toen alle hoop was verdwenen, kwam er genade aanstromen en er werd gezegd: "Ik zal u een Redder, een Messias, geven." O, het is een wonder hoe God dit ooit kon doen! Gods verbazingwekkende genade in de Hof van Eden, die hun de belofte gaf, dat er een Rechtvaardige zou kunnen komen door de vrouw. "Het Zaad van de vrouw zal de kop van de slang verbrijzelen", de schuldige, "en zijn hoofd zal haar hiel verbrijzelen", om te tonen dat er een smart voor de gemeente zou zijn. Maar Hij beloofde een triomf! Wat voorzag in een Redder? Genade!

76 Wat konden zij tonen om genade te verdienen? Wat konden zij tonen om het te verkrijgen? De legeruitdrukking, neem me niet kwalijk, ik wil die alleen hier van de kansel gebruiken om iets duidelijk te maken, "de verantwoordelijkheid afschuiven". Adam zei: "De vrouw, die Gij mij gaf, deed het." De vrouw zei: "De slang bedroog mij." De een gaf de ander de schuld.

77 Er was geen hoop voor hen, maar God voorzag in genade en het brak er doorheen! En Hij zei: "Maar Ik zal een weg maken, hoe dan ook. Ik zal u desondanks redden. Gij hebt verkeerd gedaan, gij hebt Mijn wetten overtreden. En Mijn wetten zullen moeten...?... het oordeel uit Mijn wetten zal uitgevoerd moeten worden. Daarom zal er dood moeten zijn, omdat ik 'dood' gezegd heb." [Broeder Branham klopt op de preekstoel – Vert]

78 Nu mijn christenvrienden, deze banden die hier gemaakt worden, zullen zich over de wereld verspreiden. Laat mij u iets vragen, u die probeert van God drie goden te maken, of u die probeert Hem één te maken zoals uw vinger. Hij is één in Persoon.

79 Het zou niet juist zijn als God een engel zou laten sterven. Hij zou niet de juiste soort Rechter kunnen zijn als Hij een engel liet sterven voor een menselijk wezen. Dat zou het nog steeds niet wegnemen, omdat Zijn grote wet de dood vereist en er iets moet sterven, en een engel kan niet sterven. Evenmin kon Hij zeggen: "Eva, omdat jij hebt veroorzaakt dat Adam dit deed, zal Ik jou doen sterven en Adam laten leven", omdat Adam er eveneens aan deel had genomen.

80 Zoals iemand zei: "Pilatus was gerechtvaardigd, want hij waste zijn handen." U kunt het bloed van Jezus Christus niet van uw handen afwassen. U zult nooit dit gebouw deze morgen verlaten en naar de hemel gaan, als u in uw zonden sterft. Het is op uw handen. Dus dat is niet juist.

81 Er was slechts één rechtvaardige weg. Er was slechts één manier waarop het kon zijn, waarop aan de vereisten van Gods grote wet kon worden voldaan. Hij moest er Zelf aan voldoen. Hij moest het doen. God is een Geest en Hij kan niet sterven. Dus moest God mens gemaakt worden en Hij stierf in menselijk vlees, in de vorm van een Man, "Jezus Christus" genaamd, en dat was de beloofde Messias, Die de genade kocht. Daar ziet u dat God en Christus dezelfde Persoon is, God wonend in Christus. "Ik en Mijn Vader zijn één; Mijn Vader woont in Mij; Ik ben het niet die het Woord spreekt, maar Mijn Vader Die in Mij woont." God in Christus! Zeker.

82 Maar genade werd in de Hof van Eden beloofd en genade kwam, genade voor Adam en Eva. Nergens een uitweg, geen manier om terug te keren en toch maakte genade een weg!

83 Laat mij dit zeggen, mijn zondaarvriend. U zou hier deze morgen een prostituée kunnen zijn, u zou deze morgen hier een vrouwenjager kunnen zijn, u zou hier een dronkaard of een gokker of een moordenaar kunnen zijn. U kunt hier zijn als een onreine echtgenoot, een onreine vrouw. U zou de vuilste zondaar kunnen zijn. U zegt: "Ik ben voorbij dat stadium van verlossing." Nee, u bent het niet, anders zou u deze morgen niet in de samenkomst zijn. Genade zal een weg voor u maken in dit donkere uur, als u het maar wilt accepteren. Adam moest bereid zijn het te aanvaarden, u ook. Accepteer het.

84 De genade van God strekte zich uit tot in Noachs tijd. Noach, slechts een gewone man, hij en zijn familie. Maar omdat Noach God vreesde, geloofde hij God. U kunt God niet vrezen zonder te geloven. Hoe kunt u iets vrezen wat u niet gelooft? U moet God vrezen. Salomo zei: "De vreze Gods is het begin der wijsheid." Nu, door gewoon God te vrezen, begint u wijsheid te hebben. En de vreze Gods... Noach vreesde de Here en hij geloofde de Here. En dat is wat God eert, uw geloof in Hem. Dat is juist. Toen dan de vreze Gods op Noach kwam, riep God hem door genade en redde hem en zijn huis, omdat het genade was, wat het deed. Niet omdat Noach een veel knappere man was dan heel de rest, niet omdat Noach naar de beste kerk ging die er in het land was, niet omdat hij behoorde tot de beste organisatie, niet omdat hij zich beter kon kleden, niet omdat hij meer geld had, niet omdat hij een speciaal persoon was, maar door Gods genade, redde God Noach. Genade redde Noach (niet zijn werken, maar Zijn genade) en redde ook zijn familie.

85 Wij zullen nog een karakter roepen tot wie Gods genade was uitgestrekt. Er zijn er velen. Wij zullen slechts over enkelen spreken. Abraham. Abraham was geen bijzondere man, hij kwam bij de toren van Babel vandaan, kwam wellicht uit een afgodische groep (zijn vader), kwam daar in het land Sinear, woonde in de stad Ur. En terwijl hij daar was sprak God tot hem door genade. Niet omdat hij anders was, niet omdat hij een beter man was; maar God riep hem door genade. De Bijbel maakt dat duidelijk bekend.

     O, Abraham. Wat testte Abraham Gods geduld! Hij zei hem: "Abraham, blijf in dit land, ga er niet uit." Maar zodra er een hongersnood kwam, vluchtte Abraham.

86 Abraham sprak van ons. God nam Abraham door genade en redde hem. En zo neemt Hij u, door genade. En hoe testen wij Zijn geduld? Vandaag zijn wij op de berg, morgen zijn wij in het dal. De ene dag geloven wij, de volgende dag vragen wij het ons af. Vandaag zijn wij Methodist, morgen Baptist. Vandaag geloven wij in Goddelijke genezing, morgen komt de buikpijn en wij weten niet of wij het geloven of niet. Maar toch wil God temidden van dit alles dat wij standvastig blijven. Maar Hij redt ons hoe dan ook. Als het niet om de genade van God was, zouden wij allen verloren zijn. Zeker. God redt ons door Zijn genade.

87 Abraham werd verondersteld in dat land te blijven, maar hij ging naar het land der Chaldeeën, of, niet de Chaldeeën, maar de Filistijnen. Hij ging daarheen om er te verblijven, om de hongersnood te ontlopen. De zaken waren wat moeilijk ginds in zijn land, dus trok hij daarheen om daarginds met hen te verblijven. Hij deed precies wat God hem zei niet te doen, maar toch verscheen de genade van God aan hem, en weerhield Hij Farao ervan... of de koning ervan zijn vrouw te nemen. Genade van God. Toen Abraham zei: "Het is mijn zuster", loog hij erover, maar toch hield de genade van God hem vast, omdat hij zich bekeerde. Hij was bereid zich te bekeren.

88 En voor iedereen die bereid is zich te bekeren, geldt de genade van God nog altijd. De genade van God zoekt u. Dat geldt voor u, teruggevallenen, deze morgen; Gods genade zoekt u nog steeds. Als u zich slechts zult bekeren, is Gods genade voldoende.

89 Hoe nam Hij de goede, oude Abraham, en bracht Hij hem terug! En bedenk, dat Abraham niet gered werd door zijn werken. Hij werd gered door genade. Abraham werd gered door geloof, wat genade is. En God redde Abraham vanwege Zijn genade, niet vanwege zijn gedrag, Hij redde hem vanwege Zijn genade. O, hoe goed! Hij werd gered door genade.

90 Laten wij Israël nemen. Ik heb hier een Schriftplaats opgeschreven. Ik schreef het op en ik kan er gewoon in gedachten naar verwijzen. Als u het wilt opschrijven, dit zal een goede zijn om u te herinneren als u wilt; Deuteronomium 7:7. God gaf Abraham Zijn belofte, of gaf het niet aan Abraham, neem mij niet kwalijk, maar aan Israël. En Hij zei hun: "Indien gij u niet met afgoderij zult verenigen! Indien gij deze dingen niet zult doen! Indien gij zult wegblijven van al deze heidense ceremonieën! Indien gij al deze dingen doet, dan zal Ik u brengen naar een goed land. Ik zal voor u zorgen, Ik zal u voeden. Ik zal u leiden. Ik zal deze dingen doen, indien gij zus-en-zo zult doen, indien gij Mij liefhebt, indien gij al Mijn geboden, Mijn beschikkingen, Mijn voorschriften, houdt. Ik zal al deze dingen doen, indien gij slechts iets zult doen en Mijn geboden bewaart en Mij liefhebt."

91 Net zoals een man die een vrouw neemt en zegt: "Indien je een goede vrouw zult zijn, indien je voor het huis zult zorgen, indien je trouw aan mij bent, indien je mijn kleren schoon zult houden; als wij kinderen krijgen, dat je een moeder voor hen zult zijn, indien je die dingen zult doen, zal ik werken tot mijn handen bloeden om voor jou de kost te verdienen, indien je dat zult doen." Maar bedenk dan, wat als die vrouw verkeerd gaat, lui leeft, niet wil werken, niets wil doen? Dan is er genade voor nodig om dat gezin bij elkaar te houden.

92 O God! Er is de genade van Jehova voor nodig om Zijn gezin bij elkaar te houden. En dat is de enige manier waarop wij vandaag Jehova's gezin zijn: vanwege de genade van Jezus Christus; anders zouden wij allemaal verloren zijn. Maar het is genade, o genade!

93 Maar nu, zij hielden het niet. Zij kwamen echter nimmer tot de volle belofte; die generatie niet. Nee, degene aan wie de belofte werd gedaan, kwam om in de woestijn. Maar God voedde hen, God zorgde voor hen, God had hen lief, Hij ging met hen mee. Waarom? Zijn genade deed het, Zijn genade vanwege Zijn belofte. Zijn belofte toen, de genade die met Zijn belofte meeging. Maar zij kwamen nooit tot de volle waarde van het beloofde land.

94 En evenmin komt deze gemeente tot haar volle waarde. De genade van God houdt ons vast. Maar Hij wil een gemeente krijgen die Hem zal gehoorzamen, een volk dat Zijn Woord zal nemen en zal zeggen: "Het is de Waarheid", ongeacht uw organisatie. Hij wil een volk dat niet zal zeggen: "Wel, ik ben even goed als u. Ik ben Presbyteriaan, ik ben Methodist, ik ben Katholiek, ik ben even goed als u." Dat is geen genade; dat toont dat er iets verkeerd is.

95 Maar iemand die hoe dan ook Gods Woord zal lezen en zien dat men wederom geboren moet worden en vervuld met de Heilige Geest, zij zullen dat geloven. Zij zullen het door het Woord nemen. Zij zullen het Woord nemen, precies zoals het er staat.

96 Zoals bij dopen en besprenkelen. Dopen is juist. In de Bijbel werd er nooit iemand besprenkeld. Er is niet zoiets in de Schrift. Evenmin werd er in de Bijbel ooit iemand gedoopt in de Naam van "Vader, Zoon, Heilige Geest". Zij werden allen gedoopt in de Naam van Jezus Christus. Er is dus niet één, zelfs niet één plaats in de geschiedenis voor... Als iemand mij ergens, ergens in de geschiedenis, kan aantonen waar enig persoon ooit gedoopt werd in de Bijbel, of driehonderd jaar na de dood van de laatste discipel, tot de Katholieke kerk, als iemand ergens kan aantonen, dat iemand ooit besprenkeld of gedoopt werd in de naam van 'Vader, Zoon en Heilige Geest', tot de Katholieke kerk, dan is die persoon verplicht om het mij te komen vertellen. Het is er niet. Maar wat doen wij?

97 Wij hebben de gemeentetijdperken doorgenomen en zagen waar zij dat moesten doen. Dus u ziet dat God iemand wil die Hem zal gehoorzamen. Als het niet in de Schriften is, dan is het een door mensen gemaakte leerstelling en niet een Bijbelse leer. Zie? Dus ongeacht hoe de kerk is, hoe verkeerd u bent geweest, wat voor verschil maakt het? Het is hoe juist u nu kunt zijn! Gods genade heeft het u getoond, wandel er dan in! Gods genade...

98 Herinner u ook Mozes, die grote leider. God zou hem hebben moeten doden toen hij daar heenging om zichzelf te verheerlijken door die Rots te slaan en te zeggen: "Ziet u wat ik kan doen?", met andere woorden: "Jullie rebellen, moeten wij voor jullie water halen uit deze Rots?" En hij sloeg erop en de wateren kwamen niet; hij sloeg er opnieuw op. Wat deed hij? Hij getuigde van de zwakheid van Christus, want Christus was die Rots. Dat is de Hoofdsteen. In plaats van erop te slaan, of ertegen te spreken... Hij werd eenmaal geslagen.

99 Bedenk dat God Mozes ginds in Exodus zei: "Ga uit en Ik zal voor u staan op de Rots, en sla die Rots." En hij sloeg die Rots en hij bracht wateren voort. God zei: "Spreek de volgende keer tot de Rots en hij zal zijn water tevoorschijn brengen."

100 Maar Mozes wilde tonen dat hij een beetje autoriteit had, een kleine kracht, dus zei hij: "Ik zal voor jullie water uit deze Rots brengen." God had hem ervoor moeten doden. God had hem daar moeten afscheiden; hij brak Gods wet daar, omdat hij sprak van de zwakheid van Christus; hij moest voor de tweede maal geslagen worden. Christus werd slechts eenmaal geslagen. Nu spreken wij tot de Rots en hij brengt zijn wateren voort.

101 Maar wat was het? Laten wij naar de oude man kijken; hij is honderdtwintig jaar.

102 Iemand zei mij niet lang geleden: "God is een onrechtvaardig God, omdat Hij Mozes liet vallen. Nadat hij gedurende veertig jaar met die Hebreeërs daar in die woestijn gezwoegd had, liet Hij hem vallen en wilde hem zelfs niet toestaan het beloofde land binnen te gaan."

103 Ik zei: "O, onzin!" Nee, Hij liet Mozes niet vallen. Hij ging naar het beloofde land. Ongeveer zevenhonderd jaar later werd hij gezien op de Berg der Verheerlijking, even levend als hij ooit was. Hij stond daar, sprekend met Jezus voor Hij naar Golgotha ging; hij en Elia stonden er samen en spraken tot... Mozes en Elia verschenen aan Jezus, Petrus, Jakobus en Johannes op de Berg der Verheerlijking. Hij was niet dood. Hij was levend. God liet hem niet vallen. Hij was in Palestina.

104 Nu kijk, voor hij stierf, klom hij de berg Nebo op, die morgen, toen hij wist dat hij heenging. Hij had Aäron uitgekleed, zijn klederen op een ander gelegd. Hij nam zijn eigen mantel, legde hem op Jozua en beval hem bij die voorschriften te blijven! En toen klom hij naar boven naar de top van de berg Nebo, ging door de vallei van de vlakten, wetend dat hij daar naar boven ging om te sterven. En hij klom de berg Nebo op en verder naar Pisga. En terwijl hij daar stond, zei God: "Overzie het land. Ik wil dat je het ziet. Mozes, je zou daar heengegaan kunnen zijn. Maar weet je wat je daarginds bij de Rots deed op die dag? Je verheerlijkte jezelf!" Ik denk dat dat de grote moeilijkheid zal zijn met heel wat van ons mensen vandaag. "Ging daarginds naar de Rots en je verheerlijkte jezelf." Maar merk op, toen hij op het punt stond om te sterven, stond daar de Rots. Hij moet gewoon overgestapt zijn op de Rots, daar te Pisga, en God begroef hem. Maar hij moet weer ergens zijn opgestaan, want hij was levend. Hij was een type van Christus. Daar stond hij op de Berg der Verheerlijking, honderden jaren later, ginds in Palestina. Ziet u, de genade van God voorzag in de Rots. O my!

105 Ik denk aan Abraham, aan alle fouten die hij maakte, en aan Mozes en zijn fouten, maar toen Abrahams commentaar werd geschreven, toen het Goddelijke commentaar werd geschreven, toen Paulus Abrahams commentaar schreef, vermeldde hij nooit één ding over Abrahams ongeloof. Nee, nee, nooit werd het hem zelfs toegerekend. Hij zei: "Abraham twijfelde niet aan de belofte van God door ongeloof, maar was sterk, God de lofprijs gevend."

106 Mijn nederig gebed is, voor de genade van God die hier deze morgen is, dat ik hoop dat mijn commentaar zo geschreven zal worden, dat Hij mijn fouten niet zal zien. Dat, wanneer mijn commentaar geschreven wordt, mijn levensschets, dat er niet uit gelezen zal worden, dat ik fouten heb gemaakt en verkeerd heb gedaan, maar dat Hij slechts de dingen zal zien die ik probeerde te doen voor Hem. Mogen zij gewoon... Wat doet dat? Hij zal de genade van God nemen waarin ik geloof. En daar vertrouw ik plechtig op. Want op mijn eigen verdiensten zou ik evenmin kunnen ingaan als iemand van de anderen, maar ik vertrouw op de genade van God. Ja, het is genade waarop ik vertrouw.

107 Er was een Rots daar, toen Mozes op het punt stond om te sterven.

108 Wat zouden wij van David kunnen zeggen? De genade van God... Die grote krijgsman, waarvan God Zelf zei: "Hij is een man naar Mijn eigen hart." Die grote krijgsman, David, hoe kon hij zoiets doen als wat hij gedaan had, om Uria, zijn soldaat te nemen, terwijl hij een handvol heidenen daar als soldaten had. Luister een moment aandachtig naar deze kleine geschiedenis. Toen zij daar hun soldaten hadden, was Uria één van degenen die bij David stonden. Uria was een proseliet, hij was een Hittiet, een volgeling van de Joodse godsdienst. En die mannen hadden David zozeer lief! Zij zagen dat de zalving op hem was, hoewel hij een vluchteling was. Hij was zijn eigen land uitgestoten en moest bij de Filistijnen leven. Saul joeg op hem. Maar toch zagen die mannen dat de zalving op hem was! Zij wisten dat hij aan de macht zou komen. Glorie voor God!

109 Ik ben zo blij vandaag een vluchteling te zijn, omdat ik zie dat Christus binnenkomt om Koning te zijn. U kunt al de Kennedy's verkiezen en wat u ook maar meer wilt. Maar Christus zal Koning zijn! De zalving is op Hem, op Zijn boodschap van Zijn komst. En Hij zal Koning zijn!

110 Wat deden zij? Op een dag stond hij daarboven, dorstend naar een waterdronk van de poort daar te Bethlehem, waar hij vroeger de schapen hoedde. En weet u wat? Twee van deze mannen namen een zwaard en hakten zich door vijftien mijl menselijk vlees om een emmer water voor hem te halen. Omdat zijn minste verlangen een bevel voor hen was. Denk daaraan! En zij hakten zich helemaal door die mannen naar de top van die berg tot waar zij zeiden dat hij stond; het zou ongeveer vijftien mijl zijn. Zij gingen daar doorheen. En met elke man die zou opstaan, zouden zij duelleren tot zij hem doodden. Ze gingen er doorheen! En namen deze emmer en haalden een emmer water, helemaal door de vijandelijke linie, twee man, om voor hun koning, hun broeder, een dronk water te gaan halen; terwijl hij daarboven water had om te drinken, maar hij wilde dát water.

111 O God, laat mij het Zwaard van het Woord nemen en mij door elke organisatie hakken om de doop in de Naam van Jezus Christus te brengen en de kracht van de opstanding en de Heilige Geest, terug naar de mensen, ongeacht de... omdat Hij aan de macht komt. Hij komt aan de macht, Hij zal alleen staan. Maar het wordt door elke organisatie heen gehakt, door elke theorie heen gehakt, door iedere door de mens gemaakte geloofsbelijdenis, tot u de Redder een schaap terugbrengt dat verdwaald was, iemand, de leerstellingen van de Bijbel opnieuw terugbrengt van Jezus Christus Dezelfde, gisteren, vandaag en voor immer. De genade van God!

112 Kijk naar David, Hoe kon hij dat hebben gedaan... Iemand sprong in een put en doodde een leeuw. Hoe kon David Uria's vrouw nemen, de mooie Bathseba, terwijl hij er al vijfhonderd van zichzelf had? Maar hij zag haar een bad nemen. En daar is de onachtzaamheid. Nu, zij vergat gewoon de jaloezieën neer te laten, toen zij haar bad nam, terwijl ze wist dat de koning daar elke dag een wandeling maakte, daarlangs, over die muur.

113 Dat is er aan de hand. Ik denk niet dat vrouwen vandaag onachtzaam zijn of zo, wel, zij gaan simpelweg naakt naar buiten, dat is alles, zo de straat op, met amper wat kleren aan. Het is een schande! En dan vragen ze zich af waarom men fluit en tekeer gaat. Wel, zij doen dat om hen te laten fluiten en tekeer te laten gaan. Zij weten dat, zij hebben genoeg verstand om dat te weten. Zij doen het gewoon omdat zij het willen. Het is in hun hart. U zegt hun dat zij immoreel zijn; zij betwisten dat misschien. Maar zij zouden misschien niet immoreel zijn, zij kunnen misschien even zuiver zijn als een lelie, als het op seksualiteit aankomt. Maar bedenk, dat er een geest op hen is, die zalving van de duivel, om de ziel van een man naar de hel te zenden. Bedenk dat de Bijbel zegt: "Wie een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft reeds overspel met haar gepleegd in zijn hart."

     En bedenk zuster, dat u zich zult moeten verantwoorden voor het plegen van overspel, ofschoon u het nooit werkelijk in uw hele leven hebt gedaan, maar die zondaar die naar u keek vanwege de wijze waarop u zich kleedde, is schuldig aan overspel. U zult zich moeten verantwoorden op de dag des oordeels voor het plegen van overspel. Wanneer hij moet zeggen...

114 Hij zegt hier, Hij heeft het in Zijn Boek geschreven: "Overspel gepleegd."

     "Met wie?"

     "Mevrouw Jansen."

     "Dan, mevrouw Jansen, hoe zit het daarmee?"

115 "Ik zweer dat ik... U kent mijn verhaal, dat ik nooit met enige andere man leefde, dan met mijn eigen man."

116 "Maar u kleedde u zó dat u veroorzaakte dat deze man overspel pleegde. En u bent schuldig aan overspel met hem. Dat is wie het gedaan heeft. U bent er schuldig aan, u was degene die uzelf aanbood."

117 Bathseba deed verkeerd, evenzeer als Eva verkeerd deed. Maar Adam was erin betrokken. Ik denk dat wij het ook altijd uitschreeuwen over de vrouwen. U, zonen van God, ik weet dat u mannen, de sterkste groep bent, dat is juist, het sterkere geslacht. U bent boven de vrouwen gesteld, dat is waar, dus handel ernaar. Overweldig hen niet, probeer niet een klein meisje te nemen en haar leven te ruïneren. Maar wees een zoon van God, zeg haar dat zij fout is, en sta als een zoon van God. Zij is uw zuster. Jazeker. Wat wij proberen te doen, wat zogenaamde zonen van God doen vandaag, die tot kerken behoren, is elk meisje mee uitnemen die zij maar kunnen krijgen. Bedenk, de oorzaak dat er een immorele vrouw is, is omdat een gehuwde man haar eveneens ruïneerde. Dus, de pot kan de ketel niet verwijten dat hij zwart ziet. Herinner het u dus slechts. Het is de zonde die het allemaal doet. En wij zijn allemaal onderworpen aan de dood en zouden ervoor moeten sterven.

118 Toen David deze boze zaak deed, zou zijn eigen oordeel hem hebben gedood. Toen die profeet naar hem toe kwam, dacht hij dat het verborgen was. Toen die profeet naar hem toe kwam en voor hem stond, zei hij: "David, gaat alles goed?"

     Hij zei: "Alles is fijn."

119 David, in zijn hoge gewaden en zijn grote kroon, en hij had Joab daarbuiten, zijn grote generaal, terwijl al het vechten voortging. Hij hield al de vijanden buiten de grenzen en zo, alles ging goed. Hij kreeg een baby bij deze Bathseba. En hij liet de arme, kleine Uria daar uitgaan en liet Joab aan zijn zijde staan, tot hij zich van hem terugtrok. En de jongen stierf toen de zon onderging, met het zwaard in zijn hand, bloed op zijn schild; terwijl hij voor Israël had gestreden, hoewel hij maar een proseliet van hun godsdienst was. Toen Joab dan terugkwam en hem, David, vertelde dat Uria was gestorven, dacht David: "Alles is nu in orde. Ik heb zijn vrouw en alles zal in orde zijn. Ik heb een baby." Maar de baby werd ziek. De baby begon te sterven. En hij deed alles wat hij kon om het leven van de baby te redden; wellicht kwam elke dokter. Tevergeefs. Tenslotte stierf de baby. Men was bang om David te vertellen dat de baby dood was. En hij stierf. Toen dacht hij dat alles verborgen was. Dus vertroostte hij Bathseba. Hij had haar reeds als zijn vrouw genomen, na al die andere vrouwen.

120 Deze oude profeet, de oude kaalhoofdige makker, kwam binnen, de oude Nathan, uit de woestijn, ging zitten en zei: "David, hoe gaat alles?"

121 Hij zei: "Fijn! Fijn! O, profeet van God, leef voor immer! Halleluja!" O, hij was gewoon... hij dacht dat alles fijn was. Hij dacht dat hij het kon verbergen.

122 Maar u kunt zich niet voor God verbergen! Hij weet precies wat u nu denkt. Hij kent uw gedachten, want hij is God. Die Heilige Geest Die in het gebouw is deze morgen, kent uw gedachten, wie u bent, waar u vandaan komt, wat u gedaan hebt, want Jezus Christus is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer.

123 God had het aan die profeet geopenbaard. Hij zei: "David, er was een rijke man die aan deze kant van de weg leefde en hij had een hele hoop schapen. O, hij was zeer rijk. En er leefde een man aan deze zijde van de weg, hij was arm; hij had één lam. Hij behandelde het als een dochter. Hij voedde het met dezelfde lepel als waarmee hij at. Hij sliep met het lam. Alles was gewoon... Het was net als een dochter voor hem. En op een dag kwam er een bezoeker voorbij en in plaats van dat de rijke één van zijn eigen schapen nam om een feest voor de bezoeker te houden, wel, in plaats daarvan ging de rijke man naar de overkant en nam het lam van de arme man met geweld. Hij nam het lam en slachtte het en hield een feest."

124 Nu, dat waren Davids hartstochten. Hij had vijfhonderd vrouwen, maar toen hij Uria's vrouw zag, ging hij heen, en in plaats van één van zijn vijfhonderd vrouwen te nemen om zijn hartstochten tevreden te stellen of te stillen, nam hij de vrouw van de andere man en doodde vervolgens Uria, toen zij moeder zou worden. David wist niet wat hij deed. Wel, David was klaar om het oordeel uit te spreken. Dat is de wijze waarop wij zijn. Wij kunnen altijd de ander veroordelen, maar wanneer het op ons aankomt, o, dat is wat anders.

125 David zei: "Die man zal met zijn leven betalen."

126 De ogen van die profeet vernauwden zich. Hij zei: "David, zeker zult gij niet sterven!" Let op hoe de genade daar ogenblikkelijk aan het werk ging. De Geest trof de profeet, redde Davids leven. Genade zei: "Zeker, u zult niet sterven, maar het zwaard zal uw huis niet verlaten, tot het uw hart volkomen gereinigd heeft, want ú bent die rijke man." O, dan was het anders, niet?

127 Wat redde David, toen zijn eigen oordeel was: "Die man zal sterven! Hij zal tot het uiterste betalen en hij zal er met zijn leven voor betalen"?

128 En de profeet zei: "Zeker (genade), u zult niet sterven. U zult niet sterven David. Genade heeft u gered." Het was genade voor David die hem redde. O my!

129 Als er geen genade was geweest, waar zouden wij allen zijn? Is dat juist? Zeker.

130 Soevereine genade komt van een Soevereine. Soevereine genade van een Soevereine. Wat kan het Soevereine doen? Het Soevereine kan doen wat het wil. Luister nu hiernaar. Soevereine genade kan slechts gegeven worden door Eén Die Soeverein is. En God is soeverein, zodat Hij soevereine genade kan geven. Omdat het dus soeverein is, daarom hoeft genade niemand iets te vragen, het hoeft het niet. Het doet wat het wil. Is dat niet wonderbaar? Het hoeft niet te vragen: "Kan ik dit doen? Of zal ik dit doen? Kan ik? Moet ik? Zal ik?" Het doet dit niet. Het doet het zelf. Genade is soeverein, daarom kan Hij de gemeenste redden, kan Hij de slechtste redden, de onreinste, kan Hij de immoreelste verlossen, kan Hij de ziekste genezen. Halleluja!

131 Hij kan een wrak zoals ik redden. En Hij deed het. Wat is het? Genade! William Branham, de zoon van een dronkaard. Dat maakt geen enkel verschil, de genade van God redde mij!

132 "Ik, ik ben de dochter van een vrouw die niet goed was." Maakt geen enkel verschil, de genade van God redde u. Het is soeverein, hoeft niemand iets te vragen. Amen! Ik ben daar zo blij om. Halleluja!

133 Het kan de gemeenste zondaar nemen en hem zo wit als sneeuw maken, hoeft er niemand iets over te vragen. O, het kan het doen omdat het soeverein is.

134 Luister, snel nu. Dat werd aan het kruis bewezen, toen daar de gemeenste dief was, die verdiende te sterven. God was nog nooit in zijn gedachten opgekomen. Hij had er nooit iets over gedacht. Daar aan het kruis, kwam over die bloedige lippen, tussen het kreunen door, een geluid: "Heer, wees mij genadig!"

135 En daar kwam een Ander terug; door Bloed, tranen, doodsangst; genade nam een houvast en zei: "Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn." Genade deed dat. Hoe zou die dief zichzelf kunnen helpen? Net zomin als dat Adam zichzelf kon helpen, net zomin als dat Eva zichzelf kon helpen, net zomin als dat u uzelf kunt helpen, net zomin als dat ik mezelf kan helpen, net zomin als wij onszelf de Melkweg konden optrekken met onze laarsveters. Wij zouden het niet kunnen. Maar de genade van God kan er iets aan doen en doet het! De genade van God, de soevereiniteit van de genade van God, kwam tot die stervende dief: "Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn." O, denk eraan! Dat is wonderbaar.

136 Denk eraan; liefde en genade zijn zusters, tweelingzusters. U kunt geen genade hebben zonder lief te hebben. Zij zijn tweelingzusters. Precies juist. Voor u genade kunt hebben, moet u liefde hebben. Voor u werkelijk iemand een gunst kunt betonen, hebt u hen lief; goed of verkeerd, u moet hen hoe dan ook liefhebben anders kunt u het niet. Ziet u? Liefde en genade zijn dus hetzelfde. Zij zijn gewoon tweelingzusters, dat is alles, liefde en genade. Zij waren... Wij kunnen de een niet zien zonder de ander. "Alzo lief had God de wereld dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gaf." Hij stortte Zijn genade uit in onze harten door de Heilige Geest. Zie? Er is gewoon niets dat u kunt doen zonder dat de een met de ander werkt. Genade, genade Gods is wat ons redt.

137 Nu, wij ontdekken die genade daar, net als die stervende dief. Geen wonder dat het dichters inspireerde toen zij het zagen. Een dichter zei:

Die stervende dief verheugde zich
Om die bron in zijn dag te zien
Daar kan ik 'schoon gemeen als hij,
Al mijn zonden wegwassen.

Sinds ik door geloof die stroom ooit zag,
Die uit Uw vloeiende wonden stroomde,
Is verlossende liefde mijn thema geweest
En dat zal het zijn tot ik sterf.

In een nobeler, lieflijker lied
Zal ik Uw kracht bezingen om te redden
Wanneer deze arme, lispelende, stamelende tong
Stil ligt in het graf.

     Genade, verbazingwekkende genade! Halleluja! Eén beschreef het zo:

O liefde Gods, hoe rijk en puur!
Hoe peilloos en sterk,
Het zal voor altijd duren,
Dit lied der heiligen en der engelen.

Als wij met inkt de oceaan vullen
En als de hemelen van perkament gemaakt waren.
En elke stengel op aarde een ganzeveer
En elke man een klerk van beroep,

Om de liefde van God daarboven te beschrijven
Zou de oceaan tot op de bodem leegmaken;
Evenmin zou de rol het geheel kunnen bevatten
Ofschoon uitgestrekt van hemel tot hemel.

138 Dat is het, genade, de genade van God. De genade Gods heeft een beschutting voortgebracht... God bracht genade in ons leven door Zijn liefde voor ons. Hier is nog iets anders wat genade niet kan. Genade kan niet gekocht of verkocht worden. Het is genade! Het komt van een Soevereine. Jazeker. U kunt er niet over onderhandelen. U kunt zeggen: "God, ik zal zus-en-zo doen, als U zo-en-zo zult doen." U kunt dat niet doen. God zal het niet doen. U kunt niets uit God trekken. God geeft het u door Zijn genade. O, o, o my!

139 "Niet degene die wil of degene die loopt, maar God Die genade betoont." Dat is juist.

140 Mensen liggen op hun aangezicht. Enkele mensen kwamen naar mij toe... Ik geloof dat ik één van die jongens daar achteraan in het gebouw zag vandaag. Een Methodistenjongen kwam net binnen en ontving de Heilige Geest, hij kwam uit... En die jongens kwamen naar mij toe en zeiden: "Nu, broeder Branham, nu wij gered zijn en de Heilige Geest ontvangen hebben, zullen wij nu gaven gaan zoeken?"

     Ik zei: "Doe het niet. Doe het niet."

141 God geeft Zijn gaven soeverein. Gaven en roepingen zijn onberouwelijk. Het eerste, weet u, als u iets gaat zoeken, is: "God, maak een prediker van mij, doe dit voor mij", en wat zult u worden? Een groot opgeblazen leeghoofd, dat is alles. U zult naar de theologie van de een of andere man gaan horen en een of andere organisatie en daar zult u uzelf aan vastpinnen en verkankeren. Laat God de roeping doen. God zal u roepen, God zal u heiligen. God zal u geven wat Hij nodig acht om u te geven. Jazeker.

142 U kunt niet onderhandelen over genade. Beslist niet. Het kan niet verkocht worden, er kan niet over onderhandeld worden, evenmin kan het gekocht worden of verhandeld worden. U kunt niet zeggen: "Welnu, Heer, ik zal tot deze enorm grote Baptistenkerk toetreden, of tot deze grote Methodistenkerk of deze grote Pinksterkerk of deze grote Nazarenerkerk. Ik zal dit doen als U dit voor mij zult doen." Er kan niet op onderhandeld worden. Beslist niet.

143 "Al wat de Vader Mij gegeven heeft, zal tot Mij komen. Niemand kan tot Mij komen, tenzij Mijn Vader hem eerst roept."

     U wordt slechts een kerklid van die grote kerk, dat is alles, u zult niet gered zijn. Genade moet u redden.

144 Onze talenten rusten niet op... en onze talenten kunnen niet... Onze talenten die wij hebben... Wij kunnen genade niet verdienen door talenten.

145 Als God van mij een prediker maakte, toont dat niet dat Zijn genade met mij is geweest. Nee, nee. Het is Zijn genade alleen die mij redde. Niet omdat ik het Evangelie predik ben ik gered. Niet omdat u in tongen spreekt, bent u gered. O nee. Niet omdat u predikt. U bent zelfs niet gered, alleen maar omdat u predikt. U bent niet gered omdat u in tongen spreekt. U bent niet gered omdat u één van deze dingen doet. 1 Korinthe 13 bewijst het: "Al ware het dat ik sprak in de talen van mensen en engelen, al ware het dat ik (een predikant) al de geheimenissen van God begrijp, al zou ik al deze dingen doen en zou ik geloof hebben om bergen te verzetten, ik ben niets tot de Goddelijke liefde binnenkomt, de liefde." Liefde is genade. De genade van God doet dat allemaal.

146 Sommige mensen, u hebt talenten zoals enkelen van deze rock-and-roll-koningen. Dat maakt mij gewoon ziek in mijn – ik weet het niet – mijn geestelijke gastronomie. Ik zal u zeggen wanneer ik deze rock-and-roll-knapen hoor opstaan op zaterdagavond en rock-and-roll hoor zingen en de hele nacht dansen, om dan de volgende morgen te verschijnen voor het gehoor en dergelijke dingen, proberend een lang schijnheilig gezicht te trekken en daar voor de mensen te staan en een loflied te zingen, denkend dat zij naar de hemel zullen gaan... Ik zou veel namen kunnen noemen, maar ik hoef het niet te doen, Deze band gaat overal heen. Maar u weet het allen. In Hollywood hier niet lang geleden wilde een jongen een meisje niet kussen omdat het tegen zijn religie was. Tegen zijn religie? En dan rock-and-roll-films maken en schandalige dingen en dergelijke. Denkt u dat u uw dertig zilverstukken zou kunnen aannemen en iets verdienen in Gods genade, Judas? Je zult niets anders kopen dan een plaats in de hel voor jezelf!

147 Er kan niet over Gods genade onderhandeld worden, evenmin met talenten afgekocht worden. Het is soevereine genade! "Ik breng niets in mijn armen mee. Aan Uw kruis klem ik mij eenvoudig vast." Naakt, gewond, kom ik gewoon zoals ik ben.

Zoals ik ben, 'k pleit anders niet
Dan dat Uw bloed mij redding biedt
En dat Gij Zelf mij nu ontbiedt,
O, Lam van God, ik kom!

148 Dat is alles; het is genade die mij kocht. Genade deed het. Genade is als... Nog iets wat ik zou willen zeggen; soms is genade...

149 Deze grote kerken, zij denken dat u daarheen kunt gaan. Zij denken: "Wel, wij bouwden de grootste kerk in de stad. Wij hebben een dameshulpvereniging hier, die kleding maakt voor de armen en het overzee zendt. Wij voeden de armen. Wij doen dit allemaal."

     Paulus zei: "Ik kan hetzelfde ding doen en niets zijn."

150 Zij zeggen: "Wel, wij zijn een oude organisatie. Wij zijn hier al tweeduizend jaar geweest. Wij zijn vijfhonderd jaar oud. John Wesley, Alexander Campbell, deze grote stichters lang geleden, stichtten onze kerk. Halleluja!"

151 Wel, Jezus Christus stichtte deze gemeente, de doop van de Heilige Geest en zei hun op te gaan naar Pinksteren en te wachten tot zij kracht van omhoog zouden ontvangen.

152 En nog steeds kunt u behoren tot de Pinksterkerk en verloren gaan. De Pinksterkerk is niets meer dan enige andere kerk. Dat is juist.

153 De zaak is dat er slechts één gemeente is en dat is de gemeente waarin u geboren wordt door de doop van de Heilige Geest. "Want door één Geest zijn wij allen gedoopt in één lichaam." 1 Korinthe 12:13, dat is juist, 1 Korinthe 12. Nu, wij zijn gedoopt in die gemeente.

154 Maar de mensen denken dat zij het kunnen verdienen. "Wel, wij, ik ging naar school en leerde dit te doen en ik ging naar de bijbelschool en ik deed..." Dat betekent totaal niets. U kunt Gods genade niet kopen.

155 Gods genade is zoals dit. Laat mij u tot slot een verhaal vertellen. Gods genade is zoals dit. Er was eens een machtig koning, en deze machtige koning had een zoon. En het was zijn enige zoon. En op een dag doodde een moordenaar die jongen. En door dat koninkrijk gingen de afgevaardigden op jacht naar die moordenaar. Tenslotte vonden zij die moordenaar. En toen zij hem vonden, brachten zij hem mee en zetten hem in de gevangenis. En toen men dat deed, werd er een rechtszaak gevoerd en een vonnis geveld. O, het was een verschrikkelijke zaak. Hij had de zoon van de koning vermoord en hij wist wat hem te wachten stond.

156 Zij zetten hem in de binnenste kerkers, zij sloten de deuren af, zij plaatsten er isolatiemateriaal op zodat niemand... en wachters eromheen, want wij weten wat voor vreselijke straf deze jongen zou ontvangen, omdat hij de koningszoon, de koninklijke zoon van de koning, doodde. Bewakers waren geheel rondom de deuren geplaatst. Hij was in de binnenste kerker gezet. Ontkleed, met niets dan alleen een lendendoek aan. En daar was hij, daar zat hij in die toestand; verhongerend, men wilde hem niets te eten geven. Hij zat daar in die toestand.

157 Toen namen ze hem naar een rechtszaak. Hij werd schuldig bevonden en schuldig bewezen. Er werd een vonnis geveld, dat hij terechtgesteld moest worden met een verschrikkelijke doodstraf. Hij moest een langzame dood sterven tot zijn sterfelijk leven weg was. Door de rechter veroordeeld, moest hij sterven. En hij pleitte en riep en zei: "Hoewel ik schuldig ben, hoewel ik schuldig ben, spijt het mij dat ik dat deed. Ik wou dat ik het nooit gedaan had. Het spijt mij dat ik het deed. Ik deed het in een opwelling, in een woedeuitbarsting. Ik bedoelde het niet zo te doen."

158 Op een dag ging de koning naar de plaats om de jongen te bezoeken, om hem te spreken, met hem te praten en hem te vertellen over het doden van zijn eigen zoon, de enige zoon die hij had. Hij had die jongen gedood. Hij zei: "Ik ga erheen om met hem te praten."

159 En toen hij daarheen ging, keek hij neer in die kooi, hij was als een gekooid dier. Hij zag zijn kleine magere lichaam daar liggen in een hoek, huilend. Zijn gezicht helemaal ingevallen, zijn wangen waren ingevallen, zijn ogen diep in de kassen, etter zat helemaal in zijn ogen en zijn mond was helemaal wit geworden, geen water, dorstig. Hij lag daarginds op zijn gezicht en huilde. De koning zei: "Sta op." Hij kwam naar hem toe en keek naar hem. Hij zei: "Waarom doodde je mijn zoon? Wat heeft mijn zoon jou gedaan? Wat deed hij om zo'n dood te verdienen waarmee jij hem hebt gedood, om hem met een speer dood te steken?"

160 Hij zei: "Niets meneer, geen enkel ding. Het was gewoon mijn eigen schaamteloosheid, gewoon mijn eigen wegen. Ik doodde hem omdat ik jaloers op hem was en ik kreeg een woedeaanval en ik doodde hem. Ik moet sterven onder uw gerechtigheid, heer. Ik besef dat en ik verdien het ook. Het enige waarom ik huil is, dat het mij zo spijt, dat ik die koninklijke man zomaar zonder reden doodde."

161 De koning draaide zich om op zijn hielen en liep naar buiten, ging naar zijn bureau en zei: "Vernietig alle getuigenissen!" (U weet wel, deed ze in de zee der vergetelheid.) "Vernietig alle archiefstukken! Was hem, verschoon hem, breng hem naar boven. Ik zal een kleed voor hem laten zenden."

162 Na een poosje reed er een grote limousine voor de deur. Toen dat gebeurde, werd er een loper uitgelegd naar de gevangeniscel. De koning stond aan het eind ervan bij de limousine en zei: "Kom mijn zoon, en rijd met mij mee naar huis, naar het paleis", en hing de koningsmantel om zijn schouder. Hij zei: "Van nu af aan ben jij mijn zoon." Omdat hij medelijden had; dat is genade.

163 Dat was ik, dat was u. Wij doodden de Zoon van God met onze zonden. Wij waren vervreemd, gemeen, vuil en we lagen in de cellen van de wereld. God waste ons door het bloed van Zijn eigen Zoon en reinigde ons, deed ons de mantel aan van de Heilige Geest. En nu zal de grote wagen van God op een dag terugkomen naar de deur en wij zullen naar huis gaan om bij Hem te leven. Alle archiefstukken zijn vernietigd, wij kunnen niet meer veroordeeld worden; ze zijn verbrand. Hij deed ze in de zee van vergeving en gedenkt ze niet meer. Geen wonder dat wij kunnen zingen!

Verbazingwekkende genade, hoe lieflijk het geluid
Dat een wrak als ik redde.
Eens was ik verloren, maar nu ben ik gevonden.
Eens was ik blind, maar nu zie ik.

Genade leerde mijn hart te vrezen
En genade nam mijn vrees weg;
Hoe dierbaar verscheen die genade mij
In het uur dat ik voor het eerst geloofde.

164 Wilt u dit nu niet uw uur laten zijn, zondaarvriend, terwijl wij onze hoofden even buigen voor een woord van gebed? Laat dit het uur zijn dat u voor het eerst gelooft, precies nu. Neem een besluit en zeg: "Here God, ik ben schuldig. Ik besef dat er genade voor nodig is om mij te redden. Ik kan mijzelf niet redden. Ik ben verloren. Ik ben verdoemd. Ik kan gewoon niets doen. Ik ben totaal hulpeloos, hopeloos, zonder God, zonder barmhartigheid, zonder Christus, in de wereld, vervreemd. Wilt U niet genadig zijn en mij uit deze cel van zonde halen waarin ik vandaag ben, o Heer, en mij, een zondaar, genadig zijn?" Wilt u uw hand opsteken en zeggen: "Here God, ik ben die persoon die Uw genade nodig heeft"? Wilt u uw hand opsteken en zeggen: "Bid voor mij, broeder Branham, ik zal nu geloven"? God zegene u daarginds, mijn broeder.

165 Nog iemand anders die zegt: "Broeder Branham, gedenk mij nu in gebed o broeder, alstublieft." God zegene u dame. "Bid dat..." God zegene u broeder. God zegene u zuster. God zegene u, broeder, hier bij het raam. God zegene u broeder, daar achteraan. God zegene u broeder, hier, de andere. "Gedenk mij, broeder Branham." God zegene u, mijn broeder daar. Ja, de andere hier. God zegene u, zuster. God zegene u hier, broeder. Hij ziet u nu. Meen het echt. God zegene u, jongeman. Hij ziet het, wees niet... God zegene u, broeder. God zegene u, zuster, bij de muur. God zegene u hier beneden, broeder. God zegene u, broeder, achteraan tegen de muur.

Zoals ik ben, 'k pleit... (Is er nog een ander? God zegene u. Ik zie uw hand daarachter.)
Dan dat Uw bloed mij redding biedt (Ja Heer, God zegene u, zuster.)
En dat Gij Zelf... (God zegene u, zuster) mij nu... (God zegene u daarginds achteraan)... ontbiedt,

     (Genade, genade) Ik... (God zegene u, jongedame)... ik kom!

Zoals ik ben; niet meer gewacht!
Ik durf niet staan in eigen kracht.
Uw bloed alleen heeft reddingskracht
O Lam van... (Genade, o, genade) ik kom! Ik kom!

166 Nu, er zijn zo'n vijftien of twintig handen omhooggegaan. Nu, met uw hoofden gebogen, zal ik u, die uw handen opstak, vragen om nu rustig op te gaan staan terwijl ik voor u bid. Wij hebben hier geen ruimte boven bij het altaar. Het gaat niet; ik wil gewoon dat u opstaat, iedereen die de hand opstak en wil dat er nu voor hem of haar gebeden wordt. Sta nu op terwijl ik voor u bid. Sta gewoon op, overal.

... en schuld t'ontslaan.
Op Uw... (Dat is fijn, God zegene u...) ... durf ik staan.
O, Lam van God, ik kom!

167 Bedenk, er kan een dag komen, dat er geen genade meer zal zijn, u niet meer toegediend zal worden, het zal te laat zijn. Nu is het niet te laat.

168 O God, de Vader van onze Here Jezus Christus, Die onze Redder van de dood weerbracht en nu leeft, Hij Die verheven is in de heerlijkheid en Die de Heilige Geest van Christus op ons zendt om de zondaar te overtuigen. God, ik bid voor deze mensen, die staan. Het is de waarheid, Heer. U zei: "Wie Mij zal belijden voor de mensen, zal Ik belijden voor Mijn Vader en de heilige engelen." Wij weten wat een tijd het zal zijn, wanneer wij daar staan op die grote oordeelsmorgen. Zij staan nu, Here, opdat hun zonden voor hen uit zullen gaan; van sommige mensen volgen de zonden. Deze mensen staan hier deze morgen, omdat zij hun zonden belijden, wetend dat zij verkeerd hebben gedaan en dat zij U nodig hebben als hun Redder. U onderzoekt de beroerselen van het hart en U weet alles over hen.

169 Ik bid, Vader, dat U hun gebeden wilt toestaan. Red hen. Zij zijn de trofeeën van de kleine boodschap deze morgen over de genade van God. Ongeacht wat wij gedaan hebben, het doet ons buigen en raakt ons. Sta het toe, Here. Sta genade toe aan deze harten. Mogen zij Jezus allen als hun Redder ontvangen. Zij hebben een daad gesteld. De Heilige Geest heeft hun verteld op te staan en zij deden het. De Heilige Geest zei hun op te staan, en zij stonden op in gehoorzaamheid aan de Geest.

170 Nu Here, U houdt Uw Woord. U zei: "Niemand kan tot Mij komen tenzij Mijn Vader hem eerst trekt. En al wat de Vader mij gegeven heeft, zal tot Mij komen. Die tot Mij zal komen, zal Ik geenszins uitwerpen. Die Mijn Woorden hoort en in Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en zal nooit in het oordeel komen, maar is overgegaan van de dood in het leven." Daarom, Heer, op basis van deze Schriftplaatsen, die Uw eigen Woorden zijn, Heer, die wij lezen in Johannes 5:24: "Die Mijn Woorden zal horen en gelooft in Hem, die Mij gezonden heeft, is...!" Waarom? Omdat hij geloofd heeft. Genade heeft hem bezocht. "... is tot eeuwig leven gekomen en zal niet in het oordeel komen (hij zal vóór het oordeel gaan) en komt niet in het oordeel, maar is overgegaan van dood in het leven." O God, hoe danken wij U hiervoor!

171 Wij bidden nu, dat U hen door het leven wilt bewaren. Mogen zij, elkeen, gedoopt worden, de Naam van de Here aanroepend, Die hun zonden wegwast. Sta het toe, Heer.

172 Ik bied hen U nu aan, als Uw dienstknecht, die gelooft dat de grote engel Gods, die daar beneden verscheen... En, Vader, U kent heel die geschiedenis. Die grote engel die daar deze vrijdagmorgen verscheen, gewoon bij de sombere dageraad, en deze woorden sprak, in de vorm van drie regenbogen, die van de top van de berg kwamen... Here God, laat die God, Die daar aan mij verscheen in de regenbogen, laat Hem deze mensen redden door Zijn genade, precies nu. Ik geef hen aan U, in de verwachting dat U Uw Woord houdt, en U zult dat doen, en ik zal hen op die grote dag ontmoeten, zonder vlek of rimpel in hun ziel. Sta het toe. In Jezus' Naam geef ik hen aan U. Amen.

173 God zegene u. Nu, als u gaat zitten, wie er ook naast deze mensen zit, die Christen is, schud hun de hand. Spreek met hen, nodig hen uit naar de gemeente, en wat meer, zodat zij kunnen... O, is Hij niet wonderbaar?

Verbazingwekkende genade! Hoe lieflijk het geluid,
Dat een wrak als ik redde!
Ik was eens verloren, maar nu gevonden,
Was blind, maar nu zie ik.

't Was genade, die mijn hart leerde te vrezen,
En genade die mijn angst wegnam;
Hoe dierbaar scheen die genade mij
Op het uur dat ik voor 't eerst geloofde!

     Hebt u geloofd? Als u het hebt, steek uw hand op.

O, wat houd ik van Jezus,
O, wat houd ik van Jezus,
O, wat houd ik van Jezus,
Omdat Hij eerst hield van mij.

Als wij daar tienduizend jaar geweest zijn,
Helder schijnend als de zon;
Dan hebben we niet minder dagen om God te prijzen (Dank God)
Dan toen we eerst begonnen.

174 Hebt u Hem lief? Nu, is Hij niet wonderbaar? Nu, terwijl wij dat opnieuw zingen, wil ik dat u de handen schudt van iemand bij u, heel rustig, en zegt: "God zegene u pelgrim." Heel lieflijk en heilig nu.

Als wij daar... [Broeder Branham en de samenkomst schudden de handen] ... God te prijzen
Dan toen we eerst begonnen.

Aan het kruis, aan het kruis, waar ik voor het eest het licht zag,
En de last van mijn hart wegrolde,
Daar was het dat ik door geloof mijn gezicht ontving,
En nu ben ik de hele dag gelukkig!

O, aan het kruis, aan het kruis, waar ik voor het eerst het licht zag,
En de last van mijn hart wegrolde,
Daar was het dat ik door geloof mijn gezicht ontving,
En nu ben ik de hele dag gelukkig!

     Bent u niet blij?

Ik ben zo blij, Jezus redde mij,
Ik ben zo blij, Jezus redde mij,
O, ik ben zo blij, Jezus redde mij,
Zing ik glorie, halleluja, Jezus redde mij.

O, ik ben zo blij, Jezus redde mij,
O, ik ben zo blij, Jezus redde mij,
O, ik ben zo blij, Jezus redde mij,
Zing ik, glorie, halleluja, Jezus redde mij.

175 Hebt u Hem niet lief? Is Hij niet wonderbaar? O, ik denk gewoon dat Hij wonderbaar is. Nu, bedenk slechts dat deze Bijbel Zijn Waarheid is en dat deze Bijbel leert, dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer. Ik wil u iets vragen. Als Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer... God vergeve mij voor het zeggen van het schijnheilig woord "als", want Hij is Dezelfde. Maar als Hij Dezelfde is, ik zal het zo stellen, wat voor Persoon zou Hij dan zijn? Hij zou Dezelfde zijn als Die Hij was.

176 Nu, er is slechts één ding anders aan Hem zoals Hij hier deze morgen is, dan toen Hij onder de mensen van Galilea was; dat zou Zijn eigen lichaam van vlees zijn, Zijn stoffelijke lichaam, omdat dat werd opgewekt (gelooft u dat?) en zit ter rechterhand van de Majesteit in de hoge, altijd levend om te bemiddelen op onze belijdenis. Bedenk, dat Hij niets voor ons kan doen tenzij wij Hem eerst aanvaarden en geloven, dat Hij het heeft gedaan, en zeggen dat Hij het heeft gedaan, want Hij is de Hogepriester Die kan... Hij is de Hogepriester Die bemiddelt op onze belijdenis.

177 Nu, heel wat van u Bijbellezers zeggen dat daar "verklaren" staat. Verklaren en belijden is hetzelfde woord. Zie? "Aangesteld als de Hogepriester", in het boek Hebreeën, het derde hoofdstuk, "Die nu bemiddelt op onze belijdenis." Hij kan niets doen tenzij wij eerst belijden dat Hij het heeft gedaan. Zie, u kunt hier bij het altaar komen en de hele nacht bidden, het zou u totaal geen goed doen tot u gelooft dat Hij u vergeeft; dan staat u op. Zoveel geloof als u dan heeft, dat is waar u... U leefde eens hier helemaal beneden in de drek der zonde. Nu, u jonge bekeerlingen, u gelooft nu dat u gered bent, nietwaar? Dan bent u hierheen opgeklommen, u kwam een beetje hogerop. Wat doet dat? Uw geloof, omdat u nu gelooft, dat u nu een Christen bent; u zult nu boven die zaak leven. Zie? Nu, als u wat hogerop wilt klimmen, heb gewoon meer geloof, omdat het onbeperkt is, ga gewoon door.

178 Wel, o, een onmogelijk iets kan werkelijkheid worden gemaakt. Alle dingen zijn mogelijk voor hen die geloven. Dat is juist. "Als u tot deze berg zegt 'wordt bewogen' en niet twijfelt in uw hart, maar gelooft dat wat u zegt gebeurt, kunt u hebben wat u zegt."

179 Nu, Jezus Christus woont in de mensen. Op een dag was Christus in een Vuurkolom, Degene waarvan u de opname hebt gezien, en wij geloven dat het Jehova God is. Dat is wat de engel tot ons probeerde te krijgen. Nu, Hij was toen in het Vaderschap; Hij was de Vader van Israël, een natie.

180 Daarna kwam Hij en woonde onder Zijn volk, als Christus, de Zoon. Is dat juist? Christus was de Zoon van God.

181 Nu, Hij is Christus, de Heilige Geest, wat de zalving is. Christus betekent "de gezalfde" en Hij is de Gezalfde op het volk, Christus met ons, de Heilige Geest. Het is Christus met ons, in ons, Gelooft u dat? Wees een ogenblik heel eerbiedig, stil. Nu, is Hij Dezelfde?

182 Ik geloof dat ik zojuist een telefoontje kreeg en men zei dat de mensen zich hier over de zitplaatsen en zo, een weg zochten. Wij zullen dat later in een gemeentedienst bespreken. Ik zei toen tegen Billy, dat als men voor de zieken zou bidden en er daar zoveel waren, dat hij hun gebedskaarten moest geven. Hij zei dat hij het zou doen. Ik veronderstel dat hij het deed.

183 Gedurende de laatste twee of drie maanden, sinds een bepaalde gelegenheid of zoiets gebeurde, kwam de bediening tot zo'n plaats dat het mij wat uit de hand liep. Men zag die onderscheiding enzovoort, hoe het sprak en het aan de mensen vertelde, gewoon precies zoals onze Here deed toen Hij hier op aarde was. U allen zag het, veronderstel ik. Hoevelen hier hebben het nog nooit gezien of zagen het nooit werken? Laat ons uw handen zien, die het nooit zagen. O, zag u het nooit werken? Wel. er is een groep hierbinnen die het nooit heeft gezien, vreemdelingen denk ik. Wij weten niet waar de mensen vandaan komen.

184 Dit is een interdenominationele tabernakel. Wij zijn niet tegen denominaties, maar wij zijn er ook niet vóór. Wij laten ze gewoon hun gang gaan. Wij geloven erin om de mensen te nemen... Als zij willen teruggaan naar de denominatie, in orde, zolang zij maar een christelijk leven leiden. Wij zijn hier gewoon een station om zielen te redden. Dat is mijn bediening voor hen.

185 Nu, maar ik geloof dat de Bijbel leert in Hebreeën 13:8 dat Jezus Christus Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer. Gelooft u dat? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wel, als Hij Dezelfde is... Nu, als u een minuutje allemaal heel stil zit, wil ik nu gewoon rechtstreeks vanuit mijn hart tot u spreken, en dan zullen wij de genezingsdienst hebben.

     Ik wil u iets vragen. Als Hij Dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer, hoe dan... De enige manier waarop wij het dan zouden kunnen zeggen, als Hij een Geest is, is dat Hij op dezelfde manier zou handelen als dat Hij gisteren handelde. Is dat juist? Hij zou net zo handelen als gisteren.

186 Hoe handelde Hij gisteren? Was Hij anders dan alle andere mensen? Hij was gewoon een man, zag eruit als een man. Hij was een man. Hij was geboren, Hij was een man. Hij had vlees en bloed. Hij leed, Hij zuchtte, Hij ging door verzoekingen. Hij was een man. Dat is juist, nietwaar?

187 Maar wat maakte Hem God? Het is omdat de Geest van God op Hem was. Hij was de gezalfde Messias. En hoe wisten zij dat Hij het was? Mozes zei: "De Here, uw God, zal een Profeet opwekken, gelijk mij. En het zal geschieden dat wie niet naar deze Profeet zal horen, van onder het volk zal worden afgesneden." Nu, Hij was een Profeet. Keek Israël dan uit naar een Profeet? Zij moesten wel, als zij uitkeken naar een Messias. En de Messias zou een Profeet zijn.

188 Nu, laten wij dat eventjes doornemen, gedurende enkele seconden en luister aandachtig. Nu, richt uw gedachten op God, omdat wij niet weten wat God zou kunnen doen, niet weten wat Hij mij zal zeggen te doen.

189 Ik weet dat wij een gave van profetie in de gemeente hebben. Onze broeder Neville profeteert over de mensen, wat groots is. Wij waarderen dat. Wij hebben daar de hele tijd naar verwezen. Wij hebben sommigen hier die in tongen spreken. Wij geloven niet dat mensen in tongen móéten spreken om de Heilige Geest te hebben. Er is geen Schriftplaats voor een dergelijk iets. Maar wij geloven dat er een gave van de Heilige Geest is die in tongen spreekt; wij hebben die in onze gemeente. Maar wij maken hen... Wij gaan er niet mee tekeer. Wij geloven dat het de stem van God is. Wij spreken wanneer de Heilige Geest spreekt en wij laten dat slechts driemaal komen. En het moet... Het kan niet in de orde zijn terwijl ik predik, omdat de geest van de profeten onderworpen is aan de profeet. Zie? Het moet gedragen worden op Bijbels recht. Niemand kan zeggen dat er niet zoiets is als de gave van de Heilige Geest om in tongen te spreken. Wij weten dat. De Bijbel leert het en wij geloven daarin! En dank God dat wij het hier in onze gemeente hebben! Wij hebben gaven van profetie, die eerst getest moet worden om te bezien of ze juist zijn of niet, en dan de gave van profetie.

190 Dan is er een profeet. Nu, daar komt u nu in een ambt.

191 Die gaven zijn: spreken in tongen en uitlegging van tongen, en kennis en wijsheid en onderscheidingen, enzovoort. Dat zijn allemaal gaven.

192 Maar dan zijn er vijf ambten. Ten eerste zijn er apostelen, dan profeten, leraars, evangelisten en herders. Dat zijn verordineerde ambten van God. Mannen hebben die, zie. Het zijn geen... kunnen niet... U kunt ze niet wensen, u kunt er niet om bidden; ze worden soeverein gegeven, u bent zo geboren.

193 Een profeet is niet een profeet als iemand hem de handen oplegt en hem een profeet maakt. Een profeet wordt geboren van zijn moederschoot aan als een profeet. Zie? Daarom is hij altijd een profeet. Zie?

194 God zei tegen Jeremia: "Voor u zelfs ontvangen werd in uw moeders schoot, kende Ik u en heiligde Ik u en verordineerde Ik u tot een profeet voor de naties." Dat is juist. Ziet u? Mozes, voor hij werd geboren, was een schoon kind. Hij was de profeet des Heren. Al de anderen kwamen voort. Christus was de Zoon van God, vanaf de Hof van Eden. Dat is juist. Ziet u, gaven en roepingen zijn onberouwelijk.

195 Maar gaven zijn aan het lichaam gegeven. Nu, wij erkennen dat, wij erkennen al deze gaven.

196 Nu, laten wij zien wat Jezus onder ons was, laten we zien wat Hij destijds was. Wij ontdekken dat toen Hij pas met Zijn bediening begon... Nu, luister aandachtig, vreemdeling. Toen Hij pas met Zijn bediening begon in Johannes, het eerste hoofdstuk, ontdekken wij, nadat Hij gedoopt werd, nadat Hij kwam... Hij werd geboren en was dertig jaar oud geworden. Hij werd door Johannes gedoopt. De Heilige Geest kwam neer als een duif en daalde op Hem neer en een stem kwam en zei: "Dit is Mijn Geliefde Zoon, in Wie..." Het echte originele Grieks zegt: "In Wie het Mij behaagd heeft... in Wie het Mij behaagd heeft om in te wonen." Er staat: "In Wie het Mij behaagd heeft om in te wonen." Maar ziet u, dat klinkt een beetje achterstevoren voor ons, met het werkwoord voor het bijwoord, maar het is in werkelijkheid: "In Wie het Mij behaagd heeft in te wonen." Want Christus... God was in Christus, de wereld met Zichzelf verzoenende. Wij weten dat.

197 Nu, Hij ging onmiddellijk veertig dagen de woestijn in, verzocht door de duivel. Vervolgens kwam Hij tevoorschijn met Zijn bediening en begon Hij voor de zieken te bidden.

198 En na een poosje kwam er een man aan, genaamd Simon Petrus, een oude visser, ongeleerd, die zelfs zijn naam niet kon schrijven. Andreas vertelde hem over deze Kerel, waarvan Hij geloofde dat het de Messias was. "Onzin!"

199 Hij kwam naar Hem toe. En zodra hij in de tegenwoordigheid van Jezus kwam, zei Jezus: "Uw naam is Simon en gij zijt de zoon van Jonas." Hij wist dat er iets gebeurde. Hij wist dat dit de Zoon van God was. En het behaagde Hem om hem de sleutels tot het Koninkrijk te geven, hem tot leider van de gemeente te maken.

200 Er stond een man daar met de naam Filippus. Filippus zag dat en hij dacht: "Wonderbaar! Ik ken een man die een Bijbelgeleerde is en die ongeveer vierentwintig kilometer verderop over de berg woont. Ik zal er heengaan en het hem vertellen. Zijn naam is Nathanaël."

201 Hij liep er daar die dag werkelijk snel heen. De volgende morgen kwam hij daar, misschien bij het aanbreken van de dag. Liep er naartoe en klopte op de deur. En mevrouw Nathanaël zei: "Wel, hij is daar buiten in de boomgaard. Filippus." Hij was zijn vriend. Hij ging daarheen en hij was op zijn knieën aan het bidden. Zodra hij opstond van zijn knieën, zei Filippus: "Kom, zie Wie ik gevonden heb! Jezus van Nazareth, de Zoon van Jozef."

202 Nu, deze religieuze, grote hoogwaardigheidsbekleder zei: "Zou er iets goeds uit Nazareth kunnen komen?"

     Hij gaf hem een goed citaat, iets goeds. Hij zei: "Blijf het niet thuis bekritiseren, ga er niet over praten. Kom gewoon en kijk zelf. Kom en zie! Kom gewoon en ontdek of er iets goeds uit Nazareth kon komen."

203 "Bedoel je de Messias? Wel, als de Messias zou komen, zou Hij neerkomen uit de... De galerijen des hemels zouden neergelaten worden. Hij zou rechtstreeks uit het paleis komen. Hij zou tot onze grote organisatie komen." Zij denken dat nog steeds, ziet u, dat het tot hun organisatie moet komen. "Hij zou rechtstreeks naar onze organisatie komen, naar beneden lopen over de baldakijnen van het paleis daar. En Hij zou uitgaan in de buitenste hoven en rechtstreeks naar de troon gaan, naar het heilige der heiligen, en zeggen: 'Ik ben de Messias.'" De Messias komt nooit op die manier. De Messias komt waar Hij wil. Hij is soeverein; Hij doet zoals het Hem behaagt.

     Hij zei... Nu: "Wel," zei hij, "kom en zie! Kom en kijk zelf."

204 Sta niet aan de zijkant en zeg: "Ik geloof niet in dat 'heilige roller'-spul." Kom gewoon en ontdek of het iets te betekenen heeft.

205 Hij ging dus op weg daarheen... Ik kan hen horen spreken. Laten wij... Zou u graag willen horen waarover zij spraken? Laten wij luisteren en zien wat zij zeiden. Ik geloof, terwijl zij langs de kant van de weg liepen, weet u, dat Filippus zei: "Weet je, Nathanaël, ik weet dat je een Bijbelgeleerde bent, daarom wil ik je iets vragen. Wij kijken uit naar een Messias, nietwaar?"

206 "O ja, wij komen in de laatste dagen voor deze generatie en ik geloof dat deze generatie de Messias zal zien." Luister nu. "O, maar wij zijn hier, wij zijn zelfs geen natie, wij zijn helemaal verstrooid onder de volken. Hoe kunnen wij het? Dit alles..." God komt in het uur dat u het niet denkt. Dán is Hij daar!

207 Hij zei: "Maar wacht even. Wat voor een persoon zal deze Messias zijn?"

     "O, wel, Mozes, onze leraar, zei ons dat Hij een profeet zal zijn."

208 "Ik zal je vertellen over deze Jezus van Nazareth. Herinner jij je die oude onwetende visser, waarvoor je die keer die vis kocht... waarvan je hem kocht, en waar hij het ontvangstbewijs niet van kon tekenen, want hij had er niet genoeg opleiding voor?"

209 "Ja! O, o, ja, hm, hm. Jonas, de zoon van Jonas. Ja, ik kocht ook van Jonas."

210 "Welnu, weet je wat? Petrus kwam daarheen..." of Simon liever, zijn naam was toen Simon. Hij zei: "Simon kwam naar Zijn samenkomst. En zodra hij er naartoe wandelde... En herinner jij je hoe Simon ons vroeger zei, dat zijn vader hem waarschuwde om niet misleid te worden, omdat er vele valse profeten zouden zijn voor de echte Messias? En dat is waar. Vele valse boodschappen zullen uitgaan. Maar", zei hij, "je zult het weten wanneer de echte Boodschap komt, want bedenk, wij Joden geloven dat deze Messias een profeet zal zijn. Wij geloven onze profeten."

211 Vraag het nu aan een Jood. Israël, precies nu, wanneer zij die Bijbel oppakken, komend van Iran en zo, lezen zij het. Zij zeggen: "Als die Jezus de Messias was, laat ons Hem het teken van de profeet zien doen en wij zullen Hem geloven." Jazeker. Zij weten dat die profeten waarachtig zijn.

212 Nathanaël moet dus gezegd hebben: "O, ik geloof dat de Messias een profeet zal zijn, omdat Mozes zei: 'De Here onze God zal een profeet opwekken.'"

213 "Wel, toen Hij dat zag, die Simon waarover je sprak, zei Hij: 'Uw naam is Simon en gij zijt de zoon van Jonas.' Niet alleen kende Hij hem, maar Hij kende ook die godvruchtige oude Farizeeër-vader van hem."

     "Ach, ik kan dat niet geloven. Je hebt een sprong in het duister gemaakt."

214 Hij zei: "O nee, dat heb ik niet gedaan! Kom mee en ontdek het. Kom en zie! Kom mee!" En zij liepen door over de weg.

215 Tenslotte wandelde hij in de tegenwoordigheid waarin Jezus was, misschien stond hij ergens buiten in het gehoor. Jezus stond daar en keek rond. Na een ogenblik keek Hij rond en Hij zag Nathanaël daar staan. En Hij zei: "Zie, een Israëliet in wie geen bedrog is!" Dat nam de vormelijkheid uit hem weg. Dat haalde hem de wind uit de zeilen. "Zie, een Israëliet in wie geen bedrog is!"

216 "Dat is God", zei hij. "Rabbi", wat leraar betekent, "Rabbi, vanwaar kende U mij? Ik heb U nog nooit eerder ontmoet. Ik ben een vreemdeling in deze samenkomst; ik ben hier nog nooit eerder geweest. Hoe zou U mij ooit kennen?"

217 Hij zei: "Voor Filippus u riep zag Ik u toen u onder de boom zat."

218 Dat was Jezus gisteren. Is dat juist? Als Hij Dezelfde is, dan is Hij vandaag Dezelfde. Laten wij een andere natie van mensen nemen. Er was een natie van mensen...

219 Er waren slechts drie volkeren: en dat zijn het volk van Cham, Sem en Jafeth. Zie? Zo is het precies. Daarheen ging het, met Pinksteren, waar het Evangelie naar de Joden ging, vervolgens naar de Samaritanen en daarna naar de heidenen. Ziet u, de volkeren van Cham, Sem en Jafeth zijn de drie naties. Nu, twee van die naties zagen uit naar een Messias; niet wij heidenen. Wij hadden een knots op onze rug, wij waren heidenen die afgoden aanbaden; maar niet Cham en Sem.

220 Nu, er is nu nog een ander; de andere natie waren de Samaritanen, die half Joods en heidens waren, veroorzaakt door het huwelijk van de zonde van Korach daar, en zij waren afgeweken. En zij geloofden in God. Zij keken uit naar een Messias. Jezus ging er dus heen, Zichzelf aan hen presenterend. Hij kwam tot de Joden, de Zijnen, maar Hij had er behoefte aan om langs Samaria te gaan. Johannes 4, las u het ooit? Hij moest langs Samaria gaan. Hij kwam dus bij de stad Sichar en zond er Zijn discipelen heen om wat levensmiddelen te kopen. En terwijl zij heengegaan waren...

221 Als u daar ooit was, dit is een panorama, een bron; er is zoiets als een stadspomp, waar zij het water uit putten. Weet u, de vrouwen komen en nemen de lier en laten de emmer neer, ze halen het water op en zetten hem op hun hoofd. En nu konden de slecht bekendstaande vrouwen, de slechte vrouwen, niet tegelijk met de goede vrouwen komen. Zij hadden geen omgang met elkaar in die dagen. Een vrouw die slecht was, bleef in haar eigen gezelschap. Vandaag niet; zij zijn allemaal samen, maar zij... maar zij... Het is gewoon als het middendoor prikken van een ei, u maakt dat het allemaal besmeurd wordt. Zie? Dus zij hadden toen...

222 Slecht bekendstaande vrouwen kwamen daar rond half twaalf of kwart voor twaalf, ongeveer deze tijd van de dag; zij kwamen daarheen lopen om een emmer water te halen. En zij liet de... Ik kan haar de oude spil zien neerzetten en de windas, en ze liet het neer in de put om een emmer water op te halen. En net tegen de tijd dat zij het naar boven begon te halen, hoorde zij iemand zeggen: "Vrouw, breng Mij wat te drinken." En ze keek op en daar zat een Jood. Nu, zij hadden totaal geen omgang met elkaar.

223 Een Man van middelbare leeftijd; Hij was ongeveer dertig jaar. Maar de Bijbel zegt dat Hij eruitzag als vijftig; u weet dat. Hij zei...

     "U zegt dat U Abraham zag en U bent een Man die er niet ouder uitziet dan vijftig." Hij was slechts dertig jaar. Zie? Zei... Ik vermoed dat Zijn bediening heel wat van Hem had gevergd. Hij zei dus: "U zegt dat U Abraham hebt gezien. Nu weten wij dat U een duivel hebt."

224 Hij zei: "Voor Abraham was, BEN IK." Zie, Hij is de God van Abraham. Zeker was Hij het. Hij zei: "Voor Abraham was, BEN IK." Zeker.

225 En nu zat Hij daar bij de bron en Hij zei: "Vrouw, breng Mij te drinken."

226 Zij zei: "Dat is niet de gewoonte. Wij hebben afscheiding hier." Zoals men vroeger in het zuiden had, met gekleurden en blanken, Zie? Zij zei: "Wij hebben afscheiding hier. Het is niet de gewoonte dat U mij iets vraagt; dat U, een Jood, mij, een vrouw van Samaria, vraagt, om een gunst of iets te doen. Wij hebben niets met elkaar te maken." Zij was een kleine prostituee, weet u, dus waarschijnlijk een knappe kleine vrouw. En zij stond daar, misschien met haar krullen helemaal neer in haar gezicht, weet u, en de hele nacht uit geweest. En zij zei dus: "Het is niet gebruikelijk dat U mij, een vrouw van Samaria, zoiets vraagt."

227 Hij zei: "Vrouw, als u wist Wie tot u spreekt, en als u wist tot Wie u spreekt, zou u Mij te drinken vragen." Dat is de Messias gisteren, ziet u. "U zou Mij om drinken vragen en Ik zou u water geven dat u hier niet kunt putten."

228 "Wel," zei ze, "de bron is diep en U hebt niets om mee te putten; waarmee zou U mij enig water kunnen geven?" Ze zei: "Onze vader Jakob...!" Zie, zij was een Samaritaanse, maar zij noemde Jakob ook haar vader. "Onze vader Jakob dronk uit deze bron, en zijn vee en zijn gezin. En toch zegt U dat U water hebt meerder dan dit?" Zij zei: "U zegt te aanbidden, U als Jood, U zegt te Jeruzalem. Wij zeggen op deze berg."

     Hij zei: "Vrouw, de tijd komt en is nu dat de ware aanbidders God zullen aanbidden in de Geest, omdat God een Geest is." Ziet u? "De Vader zoekt degenen die dat doen." Wat deed Hij? Hij sprak met haar om contact te krijgen met haar geest. Zie? Nu bedenk, Hij moest de Messias zijn voor die Samaritanen.

229 En onmiddellijk vond Hij haar moeilijkheid. Hoevelen weten wat dat was? Zeker; ze leefde met haar zesde man.

     Dus, ziet u, het is verkeerd als u een levende man hebt, om in, enzovoort, en uit te gaan. En gewoon om elke reden een vrouw weg te zenden, en met haar te trouwen, en met een ander te gaan trouwen, weer een ander te trouwen en nog een ander te trouwen. U behoort dat niet te doen. Dus zei Hij dat zij...

     Zei toen, geloof ik, dat ze leefde zonder zelfs met hen getrouwd te zijn. Ze was misschien nooit met hen getrouwd. Misschien was ze zelfs wel nooit getrouwd. Dus ze zei dat al die slechte dingen, weet u, al deze kwade zaken hadden gedaan.

     Dus toen, terwijl Hij daar zo naar haar stond te kijken, zei Hij: "Ga wat te drinken voor Mij halen." En zij zei... "Maar als u wist tot Wie u spreekt, zou u Mij om drinken vragen. Ik zal u water geven dat u hier niet komt... Ik zal u water geven, waar u niet hierheen voor komt om het te drinken." Toen zei Hij: "Ga uw man halen en kom hier."

     Ze zei: "Meneer, ik heb geen man."

     "O," zei Hij, "dat zegt u goed. U hebt vijf mannen gehad en degene die u nu hebt, is uw man niet. Dat zegt u goed."

230 Zij, luister, die vrouw... Nu, toen de...

     Hoe noemden de Joden Hem toen ze Hem dat zagen doen? Herkenden zij dat Hij de Messias was? Nee. Wat zeiden ze dat Hij was? Beëlzebul, een waarzegger. Ze zeiden dat die kracht Beëlzebul was. En ze noemden de Geest van God, Die deze onderscheiding deed, een onreine zaak.

     Hij zei: "Als u tegen Mij spreekt, vergeef Ik u. Maar op een dag komt de Heilige Geest om hetzelfde te doen; en als u er één woord tegen spreekt, zal het u nooit vergeven worden."

     U ziet dus waar wij vandaag aan toe zijn, als het vandaag zou gebeuren. Eén woord ertegen zal nimmer vergeven worden, noch in deze wereld, noch in de wereld die moet komen. U ziet dus wat deze generatie gedaan heeft. Nu, denk erover na. Denk diep na. Overweeg deze plechtige woorden.

231 Nu, de Joden zeiden: "Deze Man doet deze dingen door Beëlzebul. Hij is een duivel, een waarzegger." Wij weten dat waarzeggen van de duivel is. Hij zei dus: "Deze Man is een waarzegger."

232 Hij vergaf hun dat zij Hem een waarzegger noemden. Maar nadat Hij was gestorven en de Heilige Geest was teruggekomen, was het anders. Zie? En dat is voor de heidengeneratie.

233 Nu, merk op. Nu, de Joden hadden het al gezien, het veroordeeld. De Samaritaanse ontving het, en zij zei: "Heer, ik bemerk dat U een Profeet bent." Wat gaat u er mee doen, Samaritanen? "Ik bemerk dat U een Profeet bent. Wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij ons deze dingen zal vertellen." Zie, zij kenden de Messias, Wie Hij zou zijn. Zij zeiden: "Wij weten dat de Messias, Die de Christus genoemd wordt, ons deze dingen zal vertellen wanneer Hij komt. Maar Wie zijt Gij? Bent U Zijn Profeet?"

     Hij zei: "Ik ben Hem. Ik ben Hem."

234 En hierop... Luister nu. Hierop verliet zij haar waterkruik en rende de stad in en kwam en zei tot de mannen op straat, terwijl ze door de stad rende: "Kom, zie een Man Die mij de dingen heeft verteld die ik heb gedaan! Is dit niet de ware Messias?" En de Bijbel zegt dat de hele stad in Hem geloofde, omdat de vrouw dit gezegd had, dat Hij die verteld had, omdat Hij de Messias was.

235 Nu, als dat het teken was van de Messias gisteren en Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer, zou het vandaag hetzelfde teken moeten zijn. Is dat juist? Hoevelen zullen het daarmee eens zijn? Zeker, ja...?... hetzelfde. In orde.

236 Nu, zal het een ander soort mens zijn? Nee. Hij had lief, Hij huilde, Hij at, Hij sliep, Hij ging de woestijn in, ging vissen, deed gewoon zoals iedereen. Hij was gewoon een Man, zie, maar toch was Hij de gezalfde Messias.

237 Nu, wij herinneren ons daar in de Bijbel, die ons daarginds vertelt, waarbij wij vele Schriftplaatsen kunnen nemen en bewijzen dat de Bijbel beweert dat "er een dag zal zijn die geen nacht of dag zal zijn", gewoon een sombere dag, van organisaties en kerk en net genoeg om gered te worden, maar "dat het in de avondtijd licht zal zijn". Hoevelen hebben dat ooit in de Bijbel gelezen? Zeker. Zie?

238 Nu, met andere woorden, de zon komt op in het oosten en gaat onder in het westen. Dezelfde zon die in het oosten opkomt, gaat in het westen onder. Wel, toen de Zoon van God, Z-o-o-n, opkwam in het oosten, bij de oostelijke mensen... De beschaving reisde met de zon mee en wij zijn nu aan de westkust. Als u oversteekt, komt u in China, opnieuw terug in het oosten. Dus dezelfde Zoon dan Die scheen in het oosten, schijnt nu in het westen, met dezelfde doop van de Heilige Geest, dezelfde tekenen, dezelfde wonderen, dezelfde Messias. Is dat juist? "Het zal licht zijn in de avondtijd, het pad naar de heerlijkheid zult u zeker vinden." Dat is juist.

239 Wij zijn in de avond, het avondlicht. De zon gaat onder. De Messias is in ons midden. De Zoon van God, in de vorm van de Heilige Geest, is in ons midden. Gelooft u dat? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? ["Amen."] Gelooft u dat wat ik u vertel de waarheid is? ["Amen."] Gelooft u het verhaal van die engel gistermorgen, eergistermorgen? ["Amen."] Gelooft u het? ["Amen."] Laat dan de God des hemels, laat de God Die aan mij verscheen in de vorm van die regenboog, laat Hem spreken. En laat mijn lichaam aan Hem toegewijd zijn, mijn ziel, geest en verstand, toegewijd zijn aan Zijn glorie.

     Toen ik uitkeek naar die laatste eekhoorn en wist dat het de laatste zou zijn, was het precies drie minuten voor tien en ik had gezegd dat het tegen tien uur zou zijn.

     Weet u, Hij had gezegd: "Zeg wat je wilt. Het zal zo zijn." Hij heeft daarin nog nooit gefaald, met wat dan ook. "Zeg gewoon wat je wilt."

     De achtste keer dat dat ooit gebeurde, was bij een kleine vrouw. Ze zit daar nu achteraan, veronderstel ik. Ik zie broeder Wright daar zitten, Hattie Wright, toen ze vroeg voor haar twee kinderen. Daar is ze, precies daar nu. Om de redding van haar twee kinderen (was het niet zo?) die er helemaal tegen waren. Ik zei: "Ik geef je je kinderen, in de Naam van Jezus." Ze vielen zo over haar schoot.

240 Ed Dalton, een Baptist die hier zit van ginds uit Kentucky, die hier zit. Hoeveel kinderen heb je, Ed? Twaalf kinderen. Hij stond hier en vroeg om zijn kinderen. Ik wandelde het gebouw uit. Ed kwam hier naar mij toe en ik zei: "Ed."

     De Heilige Geest was op mij en zei: "Geef het hem, geef het hem."

241 Ik zei: "Ik geef je je kinderen." Elk van hen is gered en gedoopt. Daar zat zijn tiener thuis, wachtend, huilend, gered sinds hij hier was, deze Baptistenbroeder uit... O, o, hoe wonderbaar is Hij wanneer Hij spreekt!

242 Ik vraag hem nu voor Zijn glorie, Zichzelf te tonen, dat Hij Christus is, dat ik de Waarheid vertel.

243 Nu, opdat de ongelovige geen uitvlucht zal hebben, wil ik dat de mensen die hier binnen zijn, die ziek en behoeftig zijn, die iets nodig hebben van God, die ik niet ken, vreemdelingen binnen onze poorten, mensen die ik niet ken die hier in nood zijn en iets nodig hebben van God, hun handen opsteken. Mensen overal, die... Goed, zo'n beetje overal, veronderstel ik. Mensen die ik niet ken. Als ik iemand roep die ik ken en u kent mij en wij zijn bekend met elkaar, zeg dan niets, houd u dan gewoon stil. Als Hij de Zoon van God is, wat Hij is, en mijn Boodschap juist is, en die engel...

244 Toen het drie minuten voor tien was, zei ik: "O God, Die mij daarstraks verscheen in die regenboog, het is nog drie minuten. Ik zie geen eekhoorn. Het is nog drie minuten. U zult mij er een moeten brengen." En God Die mijn Rechter is, ik zeg het plechtig met mijn hand op de Bijbel. Ik geloof niet in zweren, de Bijbel zegt dat niet te doen; Hij zegt het niet te doen. Maar God is mijn Rechter. Een eekhoorn liep gewoon regelrecht in de boom naar beneden en ging daar precies zitten. Hij heeft er nooit in gefaald; dat heeft Hij nooit. Velen zijn hier aanwezig die deze dingen weten. Ik weet dat Hij, diezelfde God, hier is.

245 Er zijn gebedskaarten uitgegeven. Ik wil ze niet. Wij zullen over enkele minuten voor hen bidden; zij zullen in de rij naar voren komen. Ik wil mensen die hier zijn, of wat dan ook.

246 Ik wil vreemden. Ik wil mensen die mij niet kennen. Ik wil dat u in gedachten neemt, ik wil dat u denkt en bidt en zegt: "God, die man kent mij niet."

247 En op een dag drong een kleine vrouw zich door een menigte. Zij had een bloedvloeiing. En zij zei...

248 Toen zij allemaal zeiden: "Hier is Hij! Kijk naar Hem! Daar is die Galileeër", enzovoort. Al die rabbi's enzovoort, stonden daar en zeiden: "Rabbi, wij zoeken een teken van U", enzovoort.

249 Deze kleine vrouw zei: "Ik geloof dat Hij de Zoon van God is. En ik geloof dat als ik alleen maar de zoom van Zijn kleed kan aanraken, ik gezond zal worden." Hoevelen weten dat? Zij raakte Hem aan.

250 Niet dat Hij het kon voelen, maar Hij stopte en keerde Zich om en zei: "Wie raakte Mij aan? Iemand raakte Mij aan." Iedereen bleef echt stil. Hij zei: "Iemand raakte Mij aan. Wie raakte Mij aan?"

251 En Hij keek rond tot Hij de kleine vrouw vond. Zij kon zich niet verbergen. Kon het niet vinden... Hij vond haar en zei: "Uw geloof heeft u behouden." Het... Vertelde haar dat haar bloedvloeiing was gestopt, omdat zij dat geloofd had en haar geloof Zijn kleed had aangeraakt. Gelooft u dat? In orde.

252 Nu, is Hij vandaag een Hogepriester Die aan de rechterhand Gods zit, Die bemiddeling doet op onze belijdenis? Zegt de Bijbel niet dat Hij de Hogepriester is Die medelijden kan hebben met onze zwakheden? Is dat juist? In orde, als u ziek bent, begin te bidden en zeg: "Here God, ik heb zojuist een boodschap gehoord. Ik ken deze man niet. Ik ben hier in de tabernakel. Ik kom hier niet, dit is niet mijn thuisgemeente. Ik kom ergens anders vandaan. Ik ken de man niet. Maar hij maakt het, naar het schijnt, zo positief, dat U het bent en hij heeft gezegd dat U aan hem verscheen, dat deze boodschap juist was en hoe U deze dingen doet. Nu, ik ken de man niet, maar ik ken U. Als hij zichzelf dus aan U toegewijd heeft en U zijn lichaam gebruikt om er Uw eigen Woorden doorheen te spreken, laat hem dan tot mij spreken. Laat mij Uw kleed aanraken, Heer." En zie of Hij het doet of niet. Zie of Hij God is.

253 Als Hij nog steeds God is, kan Hij nog steeds mijn lippen gebruiken om hetzelfde Woord te spreken als dat Hij zou spreken, omdat Hij geen lippen heeft dan de mijne en de uwe. Hij heeft geen ogen dan de onze. Hij komt dus gewoon neer en laat Zijn gemeente werken door ons lichaam. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Brengt Zichzelf in werking. Dát zei Hij: "De werken die Ik doe, zult gij ook doen!" Is dat juist? ["Amen."] "Dezelfde werken zult gij doen!" Dat zijn de werken die Hij deed om te bewijzen dat Hij de Messias was. Nu, als Hij de Messias is, en Hij is het, dan, als dat waar is, dan doet Hij dezelfde werken op dit moment door Zijn gemeente die Hij destijds deed. Dat bewijst dat het juist is, ongeacht al uw denominaties. O, halleluja!

254 De kleine oude broeder Kidd en zuster Kidd, die hier zitten, zij beiden zijn in de tachtig en predikten al voordat ik geboren werd. Hier lag hij, onlangs 's morgens, stervend aan kanker, ongeveer twee jaar geleden, dat in zijn prostaat was gegaan, ginds in Ohio. Zij zijn heel dierbare vrienden van mij geweest. Zuster Kidd belde mij op en zei: "Billy, je kunt beter voortmaken. Hij sterft gewoon, sterft nu precies." En Billy en ik raasden erheen met die oude tweedehandswagen van mij, om daar te komen.

255 Toen ik daar de kamer binnenkwam, zodra ik daar kwam, sprak de Heilige Geest: "ZO SPREEKT DE HERE."

256 Daar staat hij, een getuige ter ere van God, hij maakte zijn dokter zelfs helemaal van streek. Het is gewoon... Hij is God! Zou ik dat kunnen doen? Beslist niet! Mijn woorden zijn niet meer dan die van enig ander mens. Maar dat was ZO SPREEKT DE HERE! Amen!

257 Jaren geleden, diep in de bergen van Kentucky, een kleine, oude Gemeente van God, of sommige, waar men de heuvelhellingen afzwoegde om koren uit te kloppen met een of ander iets, waar de oude moeder Kidd om een stel kinderen te voeden, waste over een tobbe, om haar man in het zendingsveld uit te zenden.

258 En hier zijn zij in hun tachtiger jaren, hier zittend vandaag, zich verheugend in het Evangelie van Jezus Christus, elke zondagmorgen, honderd en nog wat mijlen rijdend, elke zondag dat ik hier predik, als zij ervan kunnen horen. Zeker, wij zenden hun een uitnodiging om te komen als zij willen komen. Zegen hun kleine, oude harten. Dat is juist. Ik wil dat elke persoon hier binnen hen de hand schudt vanmorgen, als men kan, en ze een zegen wenst.

259 Bid nu. O, ik ben zo blij om te weten dat Hij God is. Wat een gevoel! U zegt: "Waarom rekt u de tijd, broeder Branham?" Ik wacht op Hem. Het is een... Ik heb gepredikt; dit is een andere zalving.

260 En als Hij zal komen en het doen, hoevelen hier binnen dan, die ziek zijn, zullen Hem dan als hun Genezer accepteren? Steek gewoon uw handen op, al de zieke mensen, als Hij het zal doen. Steek uw handen omhoog, iedereen die ziek is en die kan zien dat de Messias, Christus, onder Zijn volk is en spreekt.

261 Bid. Geloof. Ik zal me toewijden aan deze kant van het gebouw. Ik heb er zoveel die bidden. Ik zie de zalving.

262 Kijk. Hoeven hebben dat gehoord, die Vuurkolom daar die de wetenschap daar in Washington D.C. heeft hangen? U weet het. Hier is de foto ervan, precies hier, dezelfde Vuurkolom die Mozes leidde. Toen zelfs de wetenschap zei: "Op een dag zal het op de plank liggen van een koopjeswinkel. Het enige bovennatuurlijke Wezen dat ooit werd gefotografeerd."

263 Diezelfde engel is nu precies hier bij de preekstoel. Zoek het. Ik daag u uit om het te geloven. U mensen van buiten, geloof.

264 Nu, ik moet gewoon opletten waar ik het heen zie gaan. Wees eerbiedig, iedereen, in Zijn tegenwoordigheid, dat ontzag.

265 Ik zie een man. Hier is het. Hij zit links van mij, daar achter in de hoek. Hij lijdt aan zijn voorhoofdsholte en aan zijn maag. Geloof met uw hele hart. U bent een vreemde voor mij. Dat is meneer Wells. Dat is uw naam, meneer Wells. U komt hier niet vandaan. U komt van een plaats, genaamd Aurora, Illinois. Dat is waar. Is dat waar? Ik ben een vreemde voor u. Als dat waar is, steek uw handen omhoog. Ga staan. Jezus Christus maakt u gezond.

     Gelooft u nu? "Indien gij kunt geloven."

266 Nu, daar, die man die ik nooit in mijn leven heb gezien, en een volstrekte vreemde onder ons. Hij komt van een andere staat. En de Heilige Geest, nu, wat ik ook tot hem heb gezegd, ik zal het niet weten tot ik die band weer krijg. Het is de zalving die op je komt. Maar de man weet het.

267 Wat aan u verteld werd, is de waarheid. Klopt dat, meneer? Ja. We zijn vreemden. Daar is... laat hem zelf getuige zijn.

     Wie deed dat? Messias, Christus.

268 Hier zit een dame, precies hierachter, temidden van mensen, precies hier. Ziet u dat Licht boven haar? Zij lijdt aan een huidkwaal. Mevrouw Pitman, u komt uit Owensboro. Als u een vreemde bent, wuif dan met uw hand. Zijn die dingen waar? Wuif met uw hand. God genas u. Ik heb de vrouw nog nooit gezien, alleen in een visioen.

269 Opdat u het mag weten, recht voor u zit een vrouw, genaamd Ellis, mevrouw Ellis, een jonge vrouw. Zij heeft een vrouwenkwaal. Zij is ook een vreemde. Als dat juist is, wuif dan met uw hand. Is dat uw moeder die daar naast u zit? Het is een dame die daar zit, die lijdt aan vrees, ze heeft een complex van vrees op zich. Als dat zo is, steek uw hand op, dame. Goed. De vrees is weg. U kunt naar huis gaan en gezond zijn. Ik daag u uit om het te geloven.

270 Helemaal achterin, in de hoek, ver naar achteren, een man uit Minnesota, met rugklachten. Uw naam is meneer Carson. Sta op. U rugkwaal is weg. Jezus Christus maakt u gezond.

271 Precies hierachter, een dame die lijdt. Zij komt van buiten de stad. Zij komt van een plaats die Blue Island heet. Zij heeft last van haar hart. Dat is in de buurt van Chicago. Mevrouw Braiden, sta op, aanvaard uw genezing. Ga naar huis en wees gezond, in de Naam van Jezus Christus.

272 Gelooft u? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wat met deze sectie? Weet u dat dat de Messias is? Hoe weet een man dat?

273 Al deze mensen die geroepen zijn, tot zover, en weten dat ik niets over u weet, steek uw handen op, u allen die geroepen bent, rondom. Ziet u dat?

274 Iemand achter mij, bidt; achter, in een kamer. Het is een jonge kerel, met licht haar, die bidt voor een neef in Kansas die kanker heeft. Kom naar voren naar de deur. Heb geloof in God. Gelooft u?

275 Elmer, dat was een bekende van jou. Ik zie je vader daar, zijn vrouw. Met hoge bloeddruk. Als je gelooft, zal God je genezen. Ik weet het niet. Dat is juist, nietwaar? Geloof met je hele hart.

276 Gelooft u? Gelooft u dat Jezus Christus de Messias is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Gelooft u dat Zijn tegenwoordigheid hier is? ["Amen."] Bedenk, toen één vrouw het kleed van Jezus aanraakte, werd Hij zwak. Deugd, kracht, ging van Hem uit. Ik ben nu zo ongeveer helemaal op. Gelooft u? ["Amen."]

     Laten we dan onze hoofden een ogenblik buigen.

277 O Jezus, Messias van God, Gij zijt altijd nabij. De mensen zijn zich bewust dat U de Zoon van God bent, dat U hier nu bent. Uw grote tekenen en wonderen worden bewezen. Zegen hen, Vader. Zegen hen, bid ik. Mogen zij op dit moment geloven met hun hele hart, dat U, de Messias, Degene bent Die hier staat. Niemand zou dat kunnen doen. Dat is menselijkerwijs onmogelijk, Here. Een wonder om de kracht van de Messias te zien komen in een kleine nederige plaats als dit, omdat U het beloofde, Here. Want Uw genade is hier om ons te begenadigen. Omdat het Uw belofte is om dat te doen, hebt U het gedaan. Wij zien dat U Uw volk niet verlaat.

278 Nu, Vader, God, mogen diegenen die gebedskaarten hebben, die in de gebedsrij komen, mogen zij geloof hebben om te geloven. O, almachtige God, wanneer handen op hen gelegd worden, mogen zij hier binnengaan, zich verheugend, jubelend, God prijzend dat zij genezen zijn. Sta het toe, Here.

279 En laat dezen die gered zijn weten dat er geen geheimen voor God zijn. God openbaart de geheimen van het hart; Hij kent elke gedachte die in uw gedachten is. Sta het toe, Vader. Wij vragen het in de Naam van Jezus Christus. Amen.

280 Nu, u die gebedskaarten hebt, ginds in het gehoor, u mensen rondom te tabernakel, hier overal in het rond, die gebedskaarten hebt, gelooft u? Steek uw hand omhoog. En geloof dat een menselijk wezen dat niet kan doen. Dat moet van God komen. Gelooft u dat het een belofte van God is, dat God zei dat Hij het zou doen? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Goed. Dan weet u dat er hier Iemand is buiten de mens.

281 Ik neem dit Woord plechtig, voor God. De mensen tot wie gesproken werd, wie het ook waren, ik ken hen niet en zij kennen mij niet. Zij zijn vreemden die net hier de tabernakel kwamen binnenvallen, waar ze ook waren.

282 Ik zie enige visioenen over mensen hier die in de tabernakel zijn, maar laat ze gaan, ja, ik laat ze gewoon gaan.

283 Die mensen die geroepen werden, wie u ook was, opdat de anderen mogen zien dat u vreemden bent, steek uw hand op. Zie? Allemaal, allen onbekenden.

284 Iets blijft mij steeds bewegen. Ik zie steeds een gekleurde dame voor mij verschijnen, die artritis heeft en hoge bloeddruk. Ja. U bent een vreemde onder ons. U komt uit Memphis, mevrouw Sals. Dat is uw naam. Uw eerste keer hier. Gelooft u in de Here met uw hele hart? Dan kunt u naar huis gaan en gered zijn en genezen. God neemt het voor haar.

285 Geloof met uw hele hart, iedereen. Steek uw handen nu omhoog, iedereen. Geloof met uw hele hart. Leg uw handen op elkaar.

286 Kom hier, broeder Neville. Kom hier, ga voor in gebed.

     Terwijl we onze hoofden gebogen hebben zal broeder Neville gaan bidden.