Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Laat uw licht schijnen

Door William Marrion Branham

1 Dit is net zo onverwacht voor mij als voor u. Ik kom hier... Ik moet bekennen dat ik zo'n beetje de rol van huichelaar speelde. Ik kwam gewoon een beetje te laat. Ik zei: "Broeder Neville zal wel aan het prediken zijn als ik daar aankom, dus zal hij niets tegen me zeggen. Hij zal gewoon doorgaan."

2 Toen ik de deur binnenkwam zei Billy tegen me: "Broeder Neville is al aan het prediken, u bent precies op tijd."

     En ik zei: "Mooi."

3 Ik kwam binnen en hij zei: "Ik ben nog niet begonnen met prediken, ik heb gewoon even gewacht."

4 Dus dacht ik: "Wel, misschien kan ik..." Ik weet wat het is om twee of drie keer per dag te prediken. Het is erg vermoeiend. Dat weten we. Vooral als men zo jong is als wij weet u. En die jonge mannen, die nemen niet veel tijd. Dus we zijn zo'n beetje samen als broeders en we zetten er samen onze schouders onder en zijn eendrachtig in onze harten en onze denkbeelden, zodat we samen kunnen werken voor het Koninkrijk van God.

5 En we vinden het fijn met u samen te zijn, het is iets geweldigs. Dus ik heb de Heer gevraagd me hier een tekst te geven of een of ander om te beginnen. Ik weet nog niet wat ik zal gaan zeggen, maar we beginnen gewoon, en gaan dan waar Hij ons ook leidt.

6 Het is waar dat ik verondersteld werd een zesdaagse bijeenkomst te beginnen in Fairbanks, Alaska, de aanvang was op de vijftiende. Maar ik denk niet dat ik in staat zal zijn daar naar toe te gaan op deze tijd want ik heb een andere afspraak. Ik ga naar Brits Columbia. Dus ik denk niet dat ik tegen deze tijd in staat zal zijn daar heen te gaan om te... Ze willen ook een Zakenlieden vergadering organiseren, van de Christelijke Zakenlieden.

7 Nu verzoek ik en vraag ik zeker om uw gebeden voor de komende bijeenkomsten, die we nu proberen voor te bereiden. Ik kreeg een paar dagen geleden een uitnodiging voor iets wat me goed in de oren klonk. En ik weet niet of de Heer er in is of niet. Ik moet gewoon wachten om er achter te komen. De Zakenlieden wilden me in januari naar Phoenix laten komen om naar iedere kerk te gaan, voor één avond, door de hele stad Phoenix, en dan de conventie daarna te houden. Dat klonk interessant want het zou me een gelegenheid geven om tot alle kerken te spreken en tot alle voorgangers.

8 Gewoonlijk denken de mensen als... over mij omdat ik zo tegen de organisaties ben, dat ik tegen de mensen ben die in de organisatie zijn. Dat ben ik helemaal niet. Ik ben vóór de mensen.

9 Het is net als wanneer ik een man de rivier hier af zag komen in een boot, en die boot was vol gaten. En dat wist ik, en ik wist dat die boot nooit door de stroomversnellingen verderop zou komen. Ik zou gaan schreeuwen en die boot afkeuren zo veel als ik kon. Maar niet de man in de boot. Ik keur de boot af. Ik weet dat de boot het niet kan overleven en ik weet dat de organisatie het niet kan overleven. Maar ik weet dat de man in die boot het zal overleven als hij er maar uitkomt, zie?

10 Als u bijvoorbeeld een oude auto had en u zou een berg opgaan en ik zou weten dat als u aan de andere kant zou komen, u geen remmen had. Ik zou niet tegen de man zijn en tegen hem schreeuwen. Het is niet tegen de man; het gaat om de auto waar hij in zit. Hij gaat verongelukken.

11 En precies zo is het met de organisatie. Ik zie dat mensen aan die organisaties vasthouden alsof het God Zelf was, en ze laten het Woord van God vallen om aan de organisatie vast te houden; wel, als ze dat doen ben ik bang dat ze een fout maken van levensbelang. En het is niet dat ik iets heb tegen de individuele mens maar het is de boot waar hij in zit, zie, waarvan ik zeker ben dat die het niet haalt. De organisatie zal het nooit halen, maar Christus wel. Stap gewoon uit de lekkende boot van de organisatie in het veilige schip Sion, het oude schip dat nooit gefaald heeft om op tijd te landen, in Christus.

12 En dat is... ik denk dat het me een gelegenheid geeft om tot die mensen te spreken.

13 Nu, ik dacht misschien... vanavond is het avondmaal. En ik hoor dat ze een doop hebben gehad en er nog een zullen hebben. Ik zou graag willen komen voor het avondmaal. Ik heb het de vorige keer gemist. Omdat ik hier niet was, heb ik het gemist. En ik wist dat dit de eerste zondag was, dus heb ik voorbereidingen getroffen om hier te zijn, zodat ik het avondmaal mee kon vieren vanavond.

14 Want ik ben oprecht van mening dat het de plicht van iedere Christen is om aan het avondmaal deel te nemen. De Bijbel zegt: "Als u dit niet neemt, heeft u geen deel aan Mij." Ik geloof dat het een beslissende tijd is voor de Christenen. Als we het niet nemen, hebben we geen deel aan Hem; als we het onwaardig nemen dan zijn we schuldig aan het lichaam en de dood van Christus. Het komt er op neer dat het maakt dat de Christen zich door gebed toewijdt, als hij naar het avondmaal komt. We moeten komen met eerbied, ernstig, heilig, terwijl we onze fouten belijden, en voor elkaar bidden. Dat niet alleen, maar we moeten ook voelen... Als er een broeder of zuster onder ons is waarover we voelen dat hij of zij ergens uit het gareel is, zouden onze harten voor die persoon bezwaard moeten zijn, op de avond van het avondmaal vooral, om hem te bezoeken... zodat ze ook aan het avondmaal kunnen deelnemen, en niet met de wereld veroordeeld worden, want ze zijn onze broeders en zusters.

15 Nu, de laatste paar weken, twee of drie, twee weken, bijna drie, heb ik niet veel gesproken. Ik heb slechts gerust. Want dit is een klein seizoen van rust voor mij vóór de grote drukte begint.

16 Als we broeder Neville horen spreken over deze voorspellingen onder de politici en mannen die werkelijk verstand van deze dingen hebben, over een atoomoorlog die op handen is, en die van december tot januari zou duren. Wel, dat is zo ongeveer juist. Ze konden de oorlog verklaren, ermee beginnen, en dan een paar bommen gooien en dan is het wel afgelopen. Want het land kan geen atoomoorlog overleven. We kunnen het onmogelijk. Maar dat schrikt de Christen niet af, of het zou de Christen niet bevreesd moeten maken. We zouden ieder moment klaar moeten zijn, de komst van de Heer verwachtend.

17 En oh, vaak... zie deze... Dit komt niet op de band, dit is slechts hier thuis. Er is geen band, dus je hoeft niet zo op te passen wat je zegt, over naar iemand anders gaan en zo. We zijn gewoon onder ons.

18 Ik zal u vertellen wat ik heb gedaan. Ik ben op eekhoornjacht gegaan. En ik heb het er niet zo goed vanaf gebracht. Er zijn niet zo veel eekhoorns. En ik ga nu naar Alaska, schapen jagen.

19 En misschien zouden enkele mensen... Je kan dat niet op de band zeggen of zoiets, want er zijn veel mensen die helemaal niet in jagen geloven. Maar ik heb wel opgemerkt dat als je hen die niet in jagen geloven een stuk vlees brengt ze er best tevreden mee zijn. Ziet u?

20 Zoals die dame eens tegen me zei: "Broeder Branham, u wilt me toch niet vertellen dat u op konijnen jaagt?"

21 Ik zei: "Jawel, mevrouw." (Nu, ik praat niet over de dierbare ziel. Ze is gestorven.)

22 En ze zei: "Oh, dat is belachelijk. U moet die konijnen niet schieten." Welnu, het seizoen was nog niet voorbij of diezelfde dame zei: "Wilt u een paar van die konijnen voor mij meebrengen?" Ze zei: "Ze zijn het lekkerste wat ik ooit gegeten heb."

     Ik zei: "Wel, ik denk dat ik dit beschaving noem", Zie.

     Iemand zei: "Wat bedoelt u?"

23 Ik zei: "De dame heeft beschaving." Ik zei: "Beschaving heeft iemand die het hart niet heeft om een konijn te doden, maar ze eten wel nadat iemand anders hem gedood heeft." Dus ik geloof dat men dat beschaving noemt.

24 Oh, ik doe niet... Ik ben een natuurbeschermer. Ik geloof niet in doden en verspillen. Ik leer mijn jongens, zij die met mij jagen, nooit iets te schieten tenzij je het wilt gebruiken om te eten, zie. Laat het met rust. Schiet een vogel niet alleen om als schietschijf te gebruiken. Dat is niet juist. Neem een schietschijf, zet die op en schiet erop. Als je het wild gaat eten, dan was het hier voor dat doel. En om het te verspillen, is hetzelfde als enig ander ding te verspillen. Het is niet goed om dat te doen, dieren schieten als een schietschijf!

25 Als ik de bergen in ga, vrienden, is het niet zo zeer dat ik voor de jacht ga. Ik ga daarheen om alleen te zijn met God. Indien sommigen van u het hebben opgemerkt, de grootste ervaringen heb ik als ik aan het jagen ben, als ik God ontmoet.

26 Van al mijn ervaringen had ik er nooit één zoals onlangs op een ochtend, hier tijdens de eekhoornjacht. Ik heb vele dingen gezien in mijn leven, tekenen en wonderen enzovoort. Maar dit trof mij sterker dan alles wat ik tot nu toe heb meegemaakt. Stel u eens voor, net omstreeks de dageraad, het regent, het is dicht bewolkt, en vlak voor je zie je verschijnen... net als een beker op een heuvel, drie regenbogen die hoger en hoger opklimmen, tot je helemaal zo verstijfd bent dat je nauwelijks kan spreken; dan er naar toe lopen en Hem horen spreken, en horen bevestigen, dat dezelfde boodschap die je aan het prediken bent de waarheid is. Zie je?

27 Hij zei: "Jezus van het Nieuwe Testament is Jehova van het Oude. Hij heeft slechts Zijn sluier veranderd." Wel, ik begon dat te bestuderen en ik heb bevonden dat ditzelfde woord waar Hij Zijn gelaat veranderde, in het Grieks betekent: zijn masker veranderen, niet precies Zijn sluier maar Zijn masker. Het kwam erop neer dat Hij veranderd, getransformeerd was. Ziet u? Dat betekent dat Hij zijn manier van doen veranderde. Hij was God Jehova. En God Jehova veranderde Zichzelf van een Geest en werd een mens. Hij is dezelfde Jehova God. En dat was de Vader en dit is de Zoon, zijnde dezelfde Persoon.

28 En hoe... Toen gaf Hij mij iets om te zeggen. Zo de Here wil ben ik van plan morgenochtend rond de dageraad bij diezelfde boom te zijn. Ik hoop dat Hij weer aan me zal verschijnen. Ik vertrouw erop dat Hij dat doet, zo dat ik kan weten wat ik moet doen. Ik heb een last op mijn hart voor de mensen. Omdat ik het uur zie naderen en weet dat de mensen nog niet klaar zijn, en mijn geliefden evenmin. Ik weet niet wat ik moet doen of zeggen. Ik ga erheen om te zien wat Hij me vertellen zal. Dus wees in gebed voor mij.

29 Dan vertrek ik morgenmiddag of dinsdagochtend. Een broeder hier uit de gemeente en ik gaan naar Brits Columbia. En ik ga uit met een groep Pinkstervoorgangers die het reisje bekostigd hebben. Het kost mij geen stuiver. Zij hebben de reis bekostigd en voor de gids gezorgd. De gids is een Pinksterbroeder vervuld met de Heilige Geest. En dan moet ik enkele mensen dopen in de naam van onze Here Jezus Christus, enige jagers en zo, terwijl ik daar ben, Noorse jagers enzovoorts, die door deze bandjes die daar heen gingen het licht gezien hebben, en willen dat ik hen doop in de naam van Jezus Christus.

30 En het hoofd van de Vereniging van voorgangers van Brits Columbia zal ik aanstaande zaterdagavond ontmoeten in de Pine Lodge in Dawson Creek, Brits Columbia. Hij hongert en dorst om gedoopt te worden in de naam van Jezus Christus.

31 Dus u ziet dat het echt niet alleen jagen is, vrienden. Ik wil die gids dopen en iedere prediker die deze keer met me mee gaat, in de naam van Jezus Christus. Bidt u voor me. En ik weet dat het waar is. Het maakt dat mijn hart hongerig en dorstig is om God te zien.

32 Nu, voordat we het Woord benaderen... Ik zal niet teveel van uw tijd nemen, gewoon een beetje uit een enkel Schriftgedeelte leren tot we bij een plaats komen waar we kunnen bidden en ontvangen...

33 Ik geloof dat hier iemand staat... Ik... ik ben... Excuseert u mij. Zei iemand dat iets dichterbij? Ik hoorde niet precies wat de broeder... Zijn baby opdragen? Zeker, mijn broeder. Jawel, meneer. Breng uw baby maar hier. Ik zal dat graag doen.

34 En nu, ik geloof hierin. Nu, zodat ik het zou het kunnen verklaren aan de mensen, voordat ze komen.

35 Is broeder Arnold in de... Teddy? Goed. Misschien wil hij naar de piano komen voor ons.

36 Nu, vele mensen besprenkelen deze kleine baby's en ze noemen het een kinderdoop. Nu, als uw kerk dat doet, is dat goed. Maar ziet u, als ze dat doen dan is dat de regel van de kerk. Het staat niet in de Schrift.

37 De Schrift ondersteunt besprenkelen op geen enkele manier. Niemand werd ooit besprenkeld in de Bijbel. Iedereen werd gedoopt door onderdompeling in de naam van Jezus Christus.

38 Maar in de Bijbel brachten ze de baby's en droegen ze hen op aan de Heer. Ze brachten de kleine kinderen en droegen hen op aan de Heer, legden hen in de armen van de Here Jezus.

39 Goed, zuster, breng uw kleintje maar. En als er anderen zijn die hun kleintjes willen opdragen, wel, we zullen dat graag doen. We maken er een opdrachtdienst van voor onze kleine baby's. Nu, Jezus, in de Bijbel...

40 Nu, in deze gemeente hier hebben we allerlei organisaties door elkaar gemengd, sommigen zijn Protestant, sommigen Katholiek, en we hebben zelfs Joden, orthodoxe Joden, die hier komen. Dat is de reden waarom we onszelf uitsluitend interkerkelijk noemen.

41 En nu, opdat u dit zult begrijpen, we proberen in deze gemeente een Schriftuurlijke gemeente te zijn, slechts bij de Bijbel te blijven. Wat de Bijbel ook zegt, dat volgen we precies zo. Nu, de eerste gemeente, en alle Christenen, en u voorgangers zult toegeven dat dit de geschiedenis is van de eerste gemeente. We weten dat allemaal. Dit is precies wat er plaats vond.

42 Ik sprak onlangs met een priester, een Katholieke priester die hier verderop in de straat woont. Hij zei: "Meneer Branham, bent u een niet-Katholiek of een Protestant?"

     Ik zei: "Een Protestant."

     Hij zei: "Dan protesteert u tegen ons."

43 Ik zei: "Beslist niet, ik protesteer niet tegen de mensen; het is tegen de kerk, de leer van de kerk."

     Hij zei: "Bent u... noemt u zichzelf dan Baptist of Presbyteriaan?"

     Ik zei: "Beslist niet, gewoon een Christen."

44 En hij zei: "Wel, waar formuleert u uw vorm van leer vandaan? Om een Christen te zijn moet je een basis hebben, om een leer te formuleren."

     En ik zei: "Dat is waar." Ik zei: "Het is de Bijbel."

     "Wel," zei hij, "dat is de geschiedenis van de Katholieke kerk."

     En ik zei: "Wel, is dat... waren de apostelen Katholiek?"

     Hij zei: "Ja zeker."

45 Ik zei: "Goed, ik zal toegeven dat dit juist is." Ik zei: "Waarom blijft u dan ook niet bij de Bijbel?"

46 Hij zei: "Ziet u, Christus gaf de kerk macht om de Bijbel te veranderen wanneer ze maar wil."

47 "Wel," zei ik, "vervolgens heeft u het veranderd en het gemaakt tot wat u heden ten dage heeft."

     Hij zei: "Ja zeker."

48 Ik zei: "Dan wil ik iets vragen. Dan moet Christus er niet tevreden over zijn, want over de eerste kerk stortte Hij de Heilige Geest uit. Zij genazen de zieken en wekten de doden op en wierpen duivels uit en deden grote machtige wonderen onder de leer van de eerste Katholieke kerk. En dat is niet meer gebeurd in de Katholieke kerk sinds ze de leer veranderden."

49 Nu, laten we teruggaan en originele Katholieken zijn. Laten we teruggaan en zijn wat de Bijbel zegt dat zij waren. Christus wandelde met hen. Dat is de reden, vrienden, dat we proberen (niet om een kerk te veroordelen, de mensen in de kerken), maar we proberen het te houden precies zoals de Bijbel zegt.

50 Nu, in de Bijbel werd er nooit een baby gedoopt. Er werd nooit een baby besprenkeld, waar dan ook in de Bijbel. Maar hier staat in de Bijbel, dat ze kleine kinderen tot Jezus brachten zodat Hij Zijn handen op hen zou leggen en hen zou zegenen. En Hij zei: "Laat de kinderen tot Mij komen en hinder hen niet, voor dezulken is het Koninkrijk van God." Nu dat is precies waar. Daarom brengen we de kleine kinderen en geven ze uit de armen van de moeder of de vader aan onze hemelse Vader en dragen ze op met ernstige oprechtheid.

51 Mijn kinderen, ik heb er twee die nog nooit gedoopt zijn, want ze zijn alleen opgedragen. Ik heb een baby in de heerlijkheid die opgedragen was, niet gedoopt.

52 Want de doop is voor vergeving van zonde. Ziet u, om te laten zien dat u zich heeft bekeerd. Die baby heeft niets gedaan waar hij zich van moet bekeren. Het is een baby, net ter wereld gekomen. Hij heeft geen kracht om hier te komen, zie, en hij heeft geen zonden. Toen Christus stierf aan het kruis, stierf Hij om de zonde der wereld weg te nemen. Totdat deze baby iets gedaan heeft om zich van te bekeren, maakt het bloed van Jezus Christus een verzoening.

53 Maar nu hebben de moeder en de vader, de ouders, het recht om de baby te brengen en de baby aan God terug te geven die door God aan hen was gegeven.

54 Hanna in de tempel. Zij beloofde... Ze was onvruchtbaar. Ze was oud. Ze had geen kinderen. Ze bad zo oprecht bij het altaar dat de priester eraan kwam lopen en haar ervan beschuldigde dronken te zijn. Ze schreeuwde en huilde bij het altaar tot God om haar een baby te geven. En ze zei: "God, als U me een baby geeft, breng ik hem meteen naar deze plaats terug en geef hem aan U."

55 Moeders, dat is de manier waarop u uw baby hebt gekregen. God heeft u uw baby gegeven. Het is net zoals Hij Hanna haar baby gaf. En nu brengt u uw baby's vanavond terug naar de tempel, zoals Hanna de kleine Samuël bracht, in een opdrachtdienst. Nu wij dragen uw baby op en geven hem terug door gebed aan de God Die hem aan u gaf. En ik bid, dat deze kleine jongens en meisjes die hier vanavond staan, profeten en profetessen zullen zijn, zoals Samuël vroeger was voor de Heer, aan Wie u hen teruggeeft. Nu, als de toehoorders even hun hoofden willen buigen.

56 Liefhebbende en genadige God, we komen nu voor Uw troon van genade en barmhartigheid voor de generatie die komt nadat wij heengegaan zijn. Deze kleintjes die staan in hun... die in hun moeders en vaders armen worden gehouden, zijn het zaad van de toekomstige generatie. Om er zeker van te zijn dat ze een goed begin krijgen brengen deze moeders en vaders deze kleintjes hier om opgedragen te worden, om hun jonge levens over te geven aan de levende God.

57 Vader, de voorganger en ik stappen hier naar voren en bieden U deze kinderen aan in een gebed van opdracht. Zegen hen, onze Vader. We bidden dat U hen zult zegenen om uw kleine dienstknechten te worden. Mogen ze lange, gelukkige levens hebben hier op aarde om de komst van de Here Jezus te zien. Niet alleen dat, mogen ze ook een lang, gezond, en gelukkig leven hebben en Uw dienstknechten zijn. Wilt U ze leiden. Wilt U predikers, zangers, evangelisten, zendelingen voor de toekomst maken uit deze kinderen, als er een toekomst is. Sta het toe, Heer. We dragen hen aan U op zo goed als we weten volgens Uw heilige Schrift die U ons gegeven heeft, het heilige Woord.

58 Wat geschreven is in het laatste boek van de Bijbel: God zal uit het boek des levens nemen diegene die één woord eruit neemt of er één woord aan toe voegt. We beseffen dan dat die Bijbel het heilige Woord van God is. En we kunnen er niet één ding aan toevoegen of er één ding uit weglaten. Daarom, Heer, laten we het precies zoals U het ons gegeven heeft en leren het, en proberen ernaar te leven door Uw genade.

59 Nu terwijl we deze kinderen opdragen, zoals ze hen naar Jezus brachten in voorbije dagen... Als Hij hier op aarde zou zijn vanavond in een lichamelijke vorm, zouden deze moeders en vaders voor Zijn voeten rennen om deze kleintjes te brengen. En Hij zou Zijn handen op hen leggen en hen zegenen. U zit aan de rechterhand van de hoogste majesteit vanavond, Here Jezus, en we zijn hier achtergelaten als Uw dienaren. We leggen onze handen op hen in gebed tot U, dat U hun leventjes neemt en hen voor Uw glorie zult gebruiken. In de Naam van Jezus Christus vragen we het. Amen.

Breng ze binnen. [De pianist begint te spelen: Breng ze binnen]

60 U heeft een kleintje Hoe heet hij? John. De achternaam, zuster? Meyer. Oh! Dit is de kleine John Meyer, de kleine waar we onlangs allemaal voor baden. Hier is hij dan bij ons vanavond. Laten we onze hoofden buigen.

61 Here Jezus, Uw herder en ik staan hier vanavond samen, en nemen deze kleine baby uit de armen van zijn moeder, met een vader die toeziet, en we hebben grote verwachtingen voor deze kleine in de toekomst. Ik geef deze kleine John Meyer aan U, Heer, tot Uw dienst. In de Naam van Jezus Christus dragen we hem aan God op. Amen.

62 God zegene u. God zegene de kleine. Houdt hem gelukkig, wees een ...?...

63 Eindelijk gearriveerd. Ik geloof dat je het kleintje bijna op dezelfde tijd kreeg, maar ik wist het niet. Hoe heet zij? Collins. Elisabeth. Goed. Ik ken hem; hij laat hem vallen. Ik weet het. Zie? Maar kleine Elisabeth Collins. Zullen we onze hoofden buigen?

64 Hemelse Vader, maak deze weer een kleine Hanna. Maak haar een dienstmaagd voor de Here. Zegen haar en zegen haar vader en moeder in hun huis. Moge zij leven ter ere van God. Sta het toe, Heer. Wij geven aan U de kleine Elisabeth Collins en dragen haar leven aan u op, in de naam van Jezus Christus. Amen. God zegene u.

65 Zou je op het podium kunnen komen? Wat is haar naam? Davonna Gayle Stayton. Dat is het. Davonna Gayle.

66 Dit is de kleine Davonna Gayle Stayton. De moeder kwam pas naar deze gemeente... heeft de Heilige Geest ontvangen en werd gedoopt. Laten we onze hoofden buigen.

67 Onze hemelse Vader, we bewonderen de moed van deze jonge moeder en vader, omdat ze op deze manier gekomen is, en de vooruitgang die ze heeft gemaakt. Wat heeft U deze jonge tere harten gezegend. We geven deze kleine lieveling aan U, opdat U haar leventje kan zegenen, en moge zij een dienstmaagd van U zijn. Zegen haar vader en moeder samen. Moge ze voortdurend opgroeien in een Christelijk thuis in de vreze van God. We dragen haar aan U op in de Naam van Jezus Christus. Amen.

68 God zegene je, kleine Davonna Stayton. God zegene je, broeder Stayton.

69 Hoe maak je het, kleine lieveling. Kom eens even hier? Zou ik... Kom hier staan, lieverd, hier. Wat is haar naam, broeder? [De broeder zegt: "Hanna." – Vert] Broeder Creech... wees klein... Ja. Jij bent kleine Allen. Zo vlot, zie. Wel, dit is kleine Hannah Creech. Misschien laat ze me haar wel even optillen. Ze is een lief klein meisje. Laten we onze hoofden buigen.

70 Hemelse Vader, we geven dit kindje, dat aan moeders voeten staat, aan U. We bidden, hemelse Vader, dat U haar wilt zegenen en haar leven dienstbaar wilt maken in Uw Koninkrijk. Zegen haar vader en moeder. Moge dit kind opgevoed worden in een Christelijk gezin in de vreze van God. We leggen onze handen op haar en dragen haar en haar jonge leven op in dienst aan U, in de Naam van Jezus Christus. Amen.

     Moge u gezegend zijn vanmorgen. Gods zegen.

71 Komt hij niet? Wat is zijn naam? Wat? Don? Benjamin. Benjamin. Dit is Benjamin...?... Kleine broeder en zuster. Laten we onze hoofden buigen.

72 Onze hemelse Vader, we geven deze schat aan U. Hij is nog te jong, Heer, om te weten wat er gebeurt, maar Gij weet alle dingen. We bidden dat U dit leventje zult zegenen, Heer. Zegen zijn thuis en, Heer, moge dit kereltje tot de glorie van God een goed, lang en gelukkig leven hebben, en zo mogelijk de wederkomst van de Here Jezus meemaken. Sta het toe, Heer. We dragen hem aan U op tot Uw dienst, in de Naam van Jezus Christus. Amen.

73 En dat was een... Dat is een lief jochie. Zie? Benjamin...?... Tjonge, wat is dit een grote knaap...?... Oh, tjonge!

74 Kijk eens. De moeder kijkt nauwkeurig toe hoe ik hem vastpak. Kleine William Davis. Hij is zeker een lief, klein jongetje. Juist. Laten we onze hoofden buigen.

75 Here Jezus, we geven U deze kleine voor Uw dienst. De moeder en vader voeden hem op, Heer, opdat hij gebruikt moge worden tot eer van God. Welnu, in voorbije dagen zou de Here Jezus Zijn handen op kleintjes zoals deze leggen en hen zegenen. Onze handen zijn armzalige vertegenwoordigers van de Zijne maar we vragen het in Zijn Naam, en dragen deze baby aan U op voor een leven van dienstbaarheid in de Naam van Jezus Christus. Amen. God zegene u.

76 Mevrouw Bowers...?... Hier, lieverd, hoe heet jij? Eens kijken of ze een naam heeft. Ik zal je graag vasthouden. Je bent een best meisje. Kleine Suzy Bate. Laten we onze hoofden buigen.

77 Hemelse Vader, dit meisje met stralende ogen...?... zich niet bewust van wat voor haar ligt, niemand van ons weet het. Maar de vader en moeder willen dat zij op het rechte smalle pad blijft. En een mooi instrumentje zoals dit, zou Satan graag grijpen. Maar ze hebben haar hier gebracht, zodat Satan er vandaan zal blijven. Verberg haar leven, Heer, om U te dienen. We vragen het in de Naam van Jezus Christus. Amen. God zegene je, meisje! ...?... Goed.

Breng ze binnen, breng ze binnen,
Breng ze binnen uit het gebied der zonde;
Breng ze binnen, breng ze binnen,
Breng de kleintjes tot Jezus.

78 O, hoe... Houdt u ook zo van kleine kinderen? Als mensen kleine kinderen niet liefhebben, is er iets mis. Jezus zei: "Tenzij u zich bekeert en wordt als een van deze kleinen, zult u het Koninkrijk niet binnengaan." Niemand.

79 Een vader heeft twee kleine meisjes daar nog achterin die hij hier wil brengen. Ik zei hem ze meteen hier te brengen.

80 Tenzij we ons bekeren en worden zoals deze kleine kinderen... Weet u wat? U kunt hun gevoelens krenken. Papa en mama weten vaak, dat als ze in de problemen komen we ze een pak slaag geven. Wel, binnen twee minuten zijn die armpjes weer om je heen en zijn ze het helemaal vergeten. Nu, zo moeten wij zijn. Het geeft niet wat er gebeurt, we moeten vergevingsgezind en vriendelijk voor elkaar zijn, en net zo zijn als kleine kinderen – gewillig om te vergeven, en te vergeten, op die manier. Dat is wat we verondersteld worden te doen. En dan, als we zo doen, dan komen we dichter bij het Koninkrijk van God.

81 Ik denk dat deze twee meisjes een beetje verlegen zijn. Papa en mama moeten met hen mee komen. Nu, dat is heel goed. We houden daarvan. We houden van verlegen meisjes. Zelden zie je nog... Oh, dit zijn de zangeresjes, nietwaar? Zij dit die meisjes die zingen? Ik dacht het al. Goed.

82 Nu, hoe heet jij? Ruth. Dat is mooi. Ruth is een hele mooie naam. Ik houd ervan. Ik houd er heel veel van. Nu, de achternaam is Myers. Kleine Ruth Myers. Zij is een van onze zangeressen hier. Zijn ze tweelingen? Ze zien er bijna hetzelfde uit, nietwaar?

83 Onze hemelse Vader, we geven aan U dit kleine meisje waarvan de vader en moeder zeggen dat ze nooit is opgedragen voor de dienst en het Koninkrijk van God. We leggen handen op kleine Ruth vanavond, kleine Ruth Myers, en vragen dat de kracht van de Almachtige God, die haar een talent gegeven heeft om te zingen, zal doorgaan met haar te zegenen. En moge haar leven toegewijd zijn aan U alle dagen dat zij hier op aarde is. We geven haar aan U, in de Naam van Jezus Christus. Amen.

84 Hoe heet deze kleine zuster? Loyce. Goed zo, kleine Loyce. Oh!

85 Hemelse Vader, we leggen handen op kleine Loyce, dit kind is ook een jong talent om het Evangelie te zingen. Zegen de talenten van deze kinderen, Heer. En nu zijn hun levens door hun ouders gewijd aan U. Weldra zullen ze oud genoeg zijn om gedoopt te worden. Als ze beginnen te beseffen wat fout is en zo, en ze beginnen verkeerde dingen te doen, dan moeten ze zich bekeren en gedoopt worden. Tot die tijd komt, Heer, dragen we ze aan U op. Wilt U hun talenten gebruiken tot Uw glorie. Gebruik hun levens, moge ze een lang, gelukkig leven hebben om U te dienen. We dragen dit kleine meisje aan U op, in de Naam van Jezus Christus. Amen.

86 God zegene u. Gaat heen, en moge God met u zijn en u altijd zegenen in alles wat u doet. Oh, ik vind ze toch zo lief.

87 Dat is goed, broeder Neville. Mijn meisjes worden groot nu, dus moet ik een beetje... Ik liet ze wel eens op mijn rug paardje rijden, maar nu kunnen zij mij bijna laten paardje rijden; zo groot zijn ze. Becky helemaal – een echte grote meid.

88 Nu, laten we het Woord van de Heer openen bij Mattheüs, het vijfde hoofdstuk. We zullen een stukje lezen. Dan zal ik daar, zo de Heer wil, een kleine tekst uit nemen van ongeveer vijftien of twintig minuten. Dan zullen we het avondmaal en de voetwassing hebben, daarna de doopdienst, zodat we ongeveer half tien of wat later klaar zullen zijn. Ik zou willen beginnen in het vijfde hoofdstuk vanaf het twaalfde vers.

     Verblijdt en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u geweest zijn.

     Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buiten geworpen, en door de mensen vertreden te worden.

     Gij zijt het licht der wereld; een stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn.

     Noch steekt men een kaars aan, en zet die onder een korenmaat, maar op een kandelaar, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn;

     Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.

89 Ik zou een onderwerp willen nemen uit dat laatste vers daar, het zestiende vers: Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen. "Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat ze uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken."

90 We vinden in de Schriften dat er twee plaatsen zijn waar twee verschillende mannen spreken over rechtvaardiging. Een van hen was Paulus en de andere was Petrus. Paulus en Petrus. Paulus rechtvaardigde Abraham door het geloof; en Petrus rechtvaardigde hem door werken. Petrus zei dat hij gerechtvaardigd was door zijn werken, Paulus zei dat hij gerechtvaardigd was door zijn geloof. Nu spraken ze elkaar niet tegen – ze bezagen het van twee verschillende gezichtspunten. En Paulus sprak van Abrahams geloof, dat is wat God in Abraham zag. En Petrus sprak van zijn werken die van zijn geloof getuigden. Dus staat er geschreven: "Laat me uw werken zien zonder uw geloof en ik zal u mijn werken laten zien door mijn geloof." Nu, daarom heeft Paulus gezien... hij sprak erover hoe God het zag, en Petrus sprak erover hoe de mensen het zagen – want als een mens geloof heeft, zal hij daar naar handelen. Zijn leven zal het aan anderen tonen.

91 Dus wil ik daar vanavond over spreken: "Ons licht laten schijnen."

92 Nu slechts voor een paar ogenblikken. Ik wil hier niet slechts zijn om alleen maar gezien of gehoord te worden. Dat zou niet juist zijn. Maar misschien, zo God me wil helpen, misschien kunnen we spreken over iets dat ons op zal bouwen, dat ons allen zal helpen, hoe we ons beter kunnen gedragen en een beter leven leiden. Ik ben er zeker van dat we hier allemaal voor gekomen zijn, om correctie aan te nemen en begrip te krijgen over wat we kunnen doen om betere Christenen te worden. Als ik iets heb in mijn leven dat ik verlang, is het om een beter Christen te zijn dan ik ben. En ik ben er zeker van dat dit de hartenkreet is van iedere ziel die hier is vanavond, om een beter Christen te zijn.

93 Enige tijd geleden was ik op de weg en reed een behoorlijke snelheid en keek om me heen, zoals ik gewoonlijk doe als ik alleen rijd. En het kan eenzaam zijn als je alleen rijdt. Je kan de radio niet eens aanzetten behalve wanneer het een familie-uitzending is waar je geestelijke muziek kan krijgen, want anders zijn het allemaal dingen die de Geest uit je weg halen.

94 En waar ik dan ook ga, (nu ik een beetje ouder ben) heb ik een blocnootje bij me, en als de Heer iets aan me openbaart schrijf ik het snel op. En ik heb zelfs op mijn geweerkolf geschreven met een kogel, en zo, om een gedachte te bewaren die me aangegeven wordt. Neem een stukje etiket uit mijn kleren of zoiets en schrijf daar op, wat dan ook, om de boodschap in mijn gedachten te houden.

95 Toen ik langs deze weg reed zag ik een enorm groot mooi reclamebord. Gewoonlijk hebben ze een hoop dingen op deze borden aangeplakt, maar hier zag ik dat niet, op dit speciale bord. Gewoonlijk hebben ze afbeeldingen van halfgeklede vrouwen of zoiets, en adverteren een bepaald merk sigaretten, of whisky of bier, of zoiets, op die grote glimmende reclameborden. Maar tot mijn verbazing, bij de eerste blik erop, trok het mijn belangstelling omdat het niet helemaal besmeurd was met het een of ander. Hier was geen smerigheid. En ik keek achterom om het te zien.

96 Het was een prachtig reclamebord en stond op de juiste plaats, net waar je de hoek omgaat; je kunt het niet missen. En tot mijn verbazing stond er slechts één woord op: "HONGER?" Gewoon: "HONGER?" Dat was alles. Toen zag ik heel kleine lettertjes aan de onderkant van het bord, die zeiden: "Drie mijl verderop." "HONGER? Drie mijl verderop."

97 Wel, ik begon er over na te denken. De mensen deden niet zo zeer... Gewoonlijk als er een restaurant verderop is, proberen ze de anderen te overtroeven. De afbeelding heeft grote gebraden karbonades en zo voorts; en als je er naar binnen gaat vind je meestal niets van hetgeen er geadverteerd wordt, maar... het is gewoon een advertentie. Maar deze benaderde het van een andere kant.

98 We weten dat we heden ten dage moeten adverteren. Het loont om te adverteren. En we bemerken dat de mensen die grote vooruitgang maken in zaken gewoonlijk grote adverteerders zijn. Ze zetten het op televisie, ze smeren het op reclameborden, overal waar ze maar kunnen om hun producten te adverteren: "Rook dit merk." "Geen kuchje na een wagenvol", en "Het filter van een denkend mens" en "de aanrader van een ander", of zo iets, en "Blijf langer leven" met hun bier en al die rommel. Het is adverteren. En ze kunnen een hoop van hun inkomstenbelasting aftrekken op adverteren, en dat is zeker rendabel.

99 Dus als het rendabel is voor die zaken, begon ik te denken: "Waarom krijgt het Christendom dan geen voet aan de grond als het geadverteerd wordt?"

100 Wel, toen dacht ik: "Wat is adverteren?" Je moet iets hebben dat een beetje anders is dan een ander heeft. Want als het zo gewoon is als de rest van de wereldse dingen, trekt het nooit de aandacht van de mensen. Nu, als een man naar een auto zocht, zou hij dat bord voorbij gereden zijn. Maar als hij honger had gehad, zou hij naar dat bord uitgekeken hebben.

101 Dus ik geloof dat de Christen Gods reclamebord is. Ik geloof dat ieder van ons Gods reclamebord is. En we hoeven er helemaal niet zoveel ophef over te maken als we doen, zolang we alleen maar zo'n leven leiden dat het de mensen verlangend maakt om als u te zijn.

102 Nu, ik zag op dit reclamebord dat het nergens over op gaf... niets, het stelde alleen de vraag of u honger had. En je kunt niemand iets te eten verkopen, behalve wanneer ze honger hebben. Het eerste wat die advertentie doet is dat de persoon die voorbij gaat het moet zien.

103 Nu, de enige manier dat de wereld ooit Christus zal zien is als ze Hem in u en mij zien. Dat is de enige manier waarop ze ooit Christus zullen zien. Hun geweten is ongevoelig voor de zonsondergang, de roep van de vogels, de bladeren en het gras en de bloemen, de muziek en de boodschap en zo voort, alles waar wij van genieten nadat we Christus hebben gevonden. Maar totdat we tot een plaats komen waar we Christus laten zien...

104 Nu bedenk dat. Ieder van u. Bedenk vanaf vanavond, dat u Gods reclamebord bent. En u bent Gods adverteerder. De wereld zal naar u kijken om te zien wat Christus is. Dus we willen er niet een hele hoop rommel op smeren die getuigt van dingen die we niet werkelijk zijn. Laten we daarmee beginnen. Dan, als we daarmee beginnen dan zal de wereld Christus in u en mij zien.

105 Het eerste bij elke advertentie... men moet het zien.

106 Vervolgens moet men het willen hebben. Nu, als ze het zien en het niet willen, dan is dat anders. Maar u heeft niet voor niets geadverteerd.

107 Maar als... eerst moeten ze het zien en dan moeten we het aantrekkelijk voor hen maken. Oh, ik hoop dat we dat zien, de aantrekkingskracht van verlossing, wat het aan de persoon doet. We moeten de wereld attent maken op Christus. En het Evangelie heeft een aantrekkingskracht. Het heeft dat voor degenen die hongeren naar God. Het trekt alleen diegenen aan die honger en dorst hebben, en dat zijn diegenen die we willen bereiken. "Niemand kan tot Mij komen tenzij de Vader hem trekke."

108 Maar er zijn er zo velen die de Vader getrokken heeft en die hongeren en dorsten om God te vinden en ze weten niet waar ze Hem vinden kunnen; omdat diegenen die de reclameborden worden verondersteld te zijn zo volgekliederd zitten met de dingen van de wereld dat men niet meer kan zien dat ze meer hebben dan voordat ze tot Hem kwamen. Ze leven als de wereld. Ze spreken als de wereld. Ze zingen dezelfde liedjes die de wereld zingt. Ze kleden zich als de wereld (ik bedoel speciaal de vrouwen). En ze gedragen zich als de wereld. Ze gaan naar wereldse plaatsen. Ze gaan naar wereldse vermakelijkheden.

109 Onlangs zei iemand iets tegen mij over een bepaalde prediker... En ik houd van de man. Ongetwijfeld is hij een groot man. Hij zei: "Maar hij zei dat u heilige roller was", (tegen mij, dat ik een heilige roller was).

110 Ik zei: "Wel, ik denk niet dat ik dat ben, maar," zei ik, "ik wil heilig leven en als de Heer me ooit zei om te rollen dan denk ik dat ik wel zou rollen. Maar ik wil hoe dan ook heilig leven." Een heilig leven leiden, betekent reinheid voor God.

111 En toen zei hij: "Wel, dat u uitgaat, overzee en overal heen, en dat u uzelf een zendeling maakt, zonder dat een kerk u uitzendt. U heeft uzelf zendeling gemaakt."

112 "Wel," zei ik, "als ik uit mezelf een zendeling zou zijn, zou het nooit de aandacht van de wereld trekken, want daar kijken ze niet naar uit. Men ziet uit naar Christus."

113 En we ontdekken dat die mensen dergelijke dingen denken... Er zijn twee verschillende categorieën. God heeft twee categorieën.

114 Er zijn mannen die God gebruikt om thuis te blijven en de zieken te trouwen en de doden te begraven en de baby's te kussen en de jongelui te trouwen enzovoort. Veel van die mannen weten niet wat het is een zwaard te dragen en daar uit te gaan met een tweesnijdend zwaard aan de frontlinie. Ze weten niet wat een gevecht is, om tegen de vijand te strijden. Ze gaan hier uit, en ze zijn geleerde mannen, theologen, geweldige mannen, die daar kunnen staan en een preek kunnen houden die keurig op maat is, en die ook kunnen spreken met zo'n taalgebruik dat Webster nauwelijks weet wat ze zeggen. Ze hebben universiteitsgraden. Maar dat is goed als je tot een intellectuele groep spreekt, die gewoon een kerkthuis wil hebben.

115 Maar als je de strijd intrekt waar... Die mannen moeten meer dan dat hebben. Zij moeten de kracht van de Almachtige God in manifestatie zien, anders verkoop je het nooit aan hen. Zij moeten Christus in Zijn opstanding zien. Ja zeker.

116 Die mannen weten niet wat het is een tweesnijdend zwaard te hanteren, om te vechten in het aangezicht van de vijand, daar waar demonen en toverdokters en van alles en nog wat staan om je uit te dagen van alle kanten, waar mannen die deze Bijbel lezen zeggen: "Als Jezus Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig, laat me het dan de Heilige Geest zien volvoeren zoals Hij daar destijds deed." Zie? Dan kun je geen geleerdheid nemen, om dat te doen.

117 De kracht en opstanding van Jezus Christus is nodig om dat voort te brengen. Ja zeker. En nu, daar kijken hongerige inboorlingen naar uit. Ze moeten dat zien, en ze moeten het willen hebben.

118 En dat is ook wat deze natie nodig heeft. Dat is de reden, vanavond, dat we al die waarschuwingen hebben over een atoomoorlog, omdat de naties het gezien hebben, deze natie tenminste, en het niet willen. En daarom rust Gods oordeel op hen. Want we zijn gewogen in de weegschaal.

119 Ik heb gezien waar onze president, meneer Kennedy, John, geloof ik dat zijn naam is, Kennedy, die zoveel politie gestuurd heeft voor deze... zoveel politiemensen voor deze apartheidsoorlog. Hij heeft er vierhonderd en nog wat naar het zuiden gestuurd, om deze apartheidsoorlog te stoppen. En toen hij het volledige aantal bijeen had, en ze er niet meer konden sturen, had hij er precies 666. Het stond in TIME magazine. Oh, als de mensen maar geestelijk zouden zijn en konden ontwaken en zien wat 666 precies inhoudt. Precies zoveel had men er. Dat staat in het tijdschrift TIME van deze maand.

120 Nu, we zien, totdat de mensen God willen, totdat de mensen dorst krijgen... Jezus zei: "Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen vervuld worden." Nu, u moet ernaar hongeren en dorsten. Wij zijn de reclameborden van Christus.

121 Christus is onze sponsor, want dit wordt gesponsord door Christus. Hij geeft ons het leven, om Hem te sponsoren. Nu, wat voor persoon zou u zijn als u door iemand gesponsord wordt? Wat voor een mens zouden wij moeten zijn als we gesponsord worden door Christus? Hij geeft ons redding. Hij geeft ons onze genezing. Hij geeft ons onze gezondheid en sterkte. Hij geeft ons voedsel. Hij geeft ons onze huizen. Dan zijn we door Christus gesponsord. En Pinkstermensen die vervuld zijn met de Heilige Geest worden door Jezus Christus gesponsord. Ze zijn gesponsord door Jezus Christus en hebben de Heilige Geest gekregen om een voorbeeld te zijn voor de mensen.

122 Wat zouden wij vandaag moeten zijn? Waar behoort de gemeente vandaag te zijn? We zouden zo moeten zijn, in zo'n toestand moeten zijn, dat de hele wereld wil zijn zoals wij. Om mensen in de straat te laten zeggen: "Daar is een man waar ik het misschien niet mee eens ben over zijn religieuze leerstellingen, maar ik vertel je één ding: dat is een echte Christen." Er zouden vrouwen in de straat moeten zeggen: "Ze mag er dan wel ouderwets uitzien, ze kan dan wel niet zijn zoals de andere vrouwen die je ziet. Maar als er één Christen in deze stad is, als er eentje is, gaat ze daar wel." Omdat we gesponsord worden door Jezus Christus. Amen.

123 Oh, wat voor mensen behoorden wij te zijn als we Zijn reclameborden zijn en door Hem gesponsord worden? Dan is het in Christus waar we ons leven en onze sterkte vandaan krijgen, en alles wat we hebben komt van Christus. Hij is onze sponsor. Oh, ik ben daar zo dankbaar voor.

124 Dus we moeten zijn zoals Hij. Voorzichtig zijn met wat we doen, met wat we zeggen, met wat we in ons dagelijks leven doen, want we worden gesponsord door Christus. Hoe moeten we wandelen als we door Christus gesponsord worden? Wat moeten we zeggen als we door Christus gesponsord worden? Als iemand kwaad over ons spreekt, wat moeten wij dan zeggen als we door Christus gesponsord worden? We moeten net als Christus zijn, is dat niet zo? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

125 Nu, nu is er slechts één ding, nog iets anders dat we moeten doen – niet het enige maar nog een ding, dat wij voorgangers moeten doen: wij moeten een Evangelie prediken dat aantrekkelijk is voor de hongerigen.

126 Nu, als we een sociaal evangelie prediken en zeggen: "Nu, u moet bij mijn denominatie komen. We hebben er vorig jaar vierduizend bij gekregen in onze organisatie." Dat is het niet. Of: "Als u bij mijn kerk komt, of een lid wordt van mijn kerk, zullen wij ervoor zorgen dat u verzorgd wordt als u oud wordt. En als u een trouw lid bent is het net een verzekeringspolis, u zult goed verzorgd worden als u oud bent. Daar zorgen wij wel voor." Dat is nog steeds niet de aantrekkingskracht.

127 Datgene wat wij willen doen is een Evangelie prediken dat aantrekkelijk is voor een hongerende wereld.

128 Nu hoe kunt u aantrekkelijk zijn voor een hongerende wereld die zelfs niet ziet waar ze vandaan komen, wie ze zijn, en waar ze heengaan, tenzij u een Evangelie predikt dat Christus verheft in een levende atmosfeer hier precies rondom ons heen. Wij kunnen het niet. Er is geen enkele manier waarop wij dat kunnen doen. We zouden bij de Vrijmetselarij of de "Oddfellows" of enige andere groepering kunnen gaan. Gewoon bij een vereniging horen, dat zou net zo goed zijn.

129 Maar we moeten een Evangelie prediken dat hongerende mensen aantrekt, dat diegenen zal aanspreken die hongeren en dorsten naar gerechtigheid. "Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen vervuld worden." Nu, hoe zouden ze zijn? "De rechtvaardigen zullen vervuld worden." Vervuld met wat? Met de Heilige Geest.

130 De Bijbel zei: "Stefanus was een man vol..." Vol van wat? Vol van kracht, vol van geloof, vol van liefde. "Vol van de Heilige Geest." Dat maakte hem wat hij was, omdat hij vervuld was met de Heilige Geest. Hij was een echt reclamebord voor Christus.

131 Toen hij daar die morgen stond voor het Sanhedrin en ze hem beschuldigden... Ze zeiden: "Deze man..." en alles wat hij deed. En hij stond alleen, slechts helemaal alleen daar voor dat grote Sanhedrin. Misschien waren er daar twee- of drieduizend Joden, of vijfduizend, die daar stonden met wijzende vinger.

132 De Bijbel zegt dat toen hij daar wegwandelde zijn gezicht eruit zag als van een engel. Dat betekent niet dat er een licht uit zijn gezicht scheen. Een engel moest een boodschapper zijn die wist waar hij over sprak. Stefanus wandelde daarheen en was niet bevreesd voor de dood. Hij was bevreesd voor niets, want hij wist waar hij over sprak.

133 Zoals Paulus zei: "Ik weet in Wie ik geloofd heb, en ik ben overtuigd dat Hij bij machte is om datgene te bewaren wat ik aan Hem toevertrouwd heb."

134 Maar Stefanus wandelde daar voor dit Sanhedrin als een schaap tussen een kudde wolven die huilden om zijn bloed. En ze beschuldigden hem en wezen met een beschuldigende vinger naar hem. Wat deed hij? Hij zei: "Mannen broeders, de God van glorie is aan onze vader Abraham verschenen toen hij nog in Mesopotamië was voordat hij eruit geroepen werd." Hij ging verder en bracht de hele geschiedenis van Abraham naar voren, hoe dat door hem de heidenen binnen zouden komen. En toen hij bij een zekere plaats kwam, zie, hij was vol van de Heilige Geest. Ze konden gewoon niet wachten tot ze de hand aan hem konden slaan. Hij zei: "Gij stijfnekkigen, onbesnedenen van hart en oren, gij verzet u altijd tegen de Heilige Geest. Zoals uw vaders deden, zo doet gij." Hij was Gods reclamebord.

135 En toen ze hem ter dood stenigden – ze gooiden hem de stad uit en sloegen hem dood met stenen – toen hij stervende was hief hij zijn hoofd naar de hemel en vroeg vergeving voor diegenen die hem aan het stenigen waren, precies zoals Jezus aan het kruis deed.

136 Toen zag God dit kleine reclamebord terneer gaan. Stefanus keek op naar de hemel en zei: "Zie, ik zie de hemelen geopend en Jezus staande aan de rechterhand van God." En hij viel in slaap in de armen van God. Hij was een reclamebord voor een hongerende wereld.

137 U zegt: "Wel, hoevelen waren daar? U zei dat er misschien vijfduizend waren. Hoevelen van hen werden gered?"

138 Er was er eentje. Hij aanvaardde het wel niet precies op dat moment, maar jaren later. Halleluja! Ergens, uw invloed sterft nooit uit. Er was er eentje die de jassen vast hield. Saulus, die jonge Farizeeër, die daar stond en ermee instemde en getuige was van zijn dood. Maar toen hij die advertentie zag van de kracht van de herrezen Christus in dat mannetje, bleef het hem altijd bij. Diezelfde man, Paulus, die daar die morgen stond, leidde tientallen duizenden zielen tot Christus, omdat een man bereid was om zijn leven te geven om een advertentie, een reclamebord voor Jezus Christus te zijn.

139 Wat moeten wij vandaag doen? Het geeft niet... we hoeven geen groot publiek te hebben. We hoeven niet voor tienduizenden te preken. We hoeven niet eens te prediken. We kunnen Gods reclamebord zijn. Hoe weet u dat uw leven niet een jonge man met het Evangelie op weg kan helpen? Enigen van u oudere mannen, u oudere vrouwen, kunt een jonge man het veld op helpen daar, die tienduizend zielen tot Christus zou winnen? Het is omdat hij Christus in u zag, dat u Christus aan hem voorleefde in de eenvoudige kracht van het Evangelie.

140 Ja, ik denk dat we Christus nodig hebben, ja zeker. De enige manier dat wij Christus zien, is als Hij Zichzelf weerkaatst in ons voor elkander. Ik zie Christus in u; u ziet Hem in mij. Dat is hoe we Christus aanschouwen. Ik kom naar de samenkomst, ik begin te prediken en ik zie de mensen. U kunt zien of ze geïnteresseerd zijn of niet, al slechts na een paar minuten bezie ik de toehoorders. En het is zichtbaar of je ze verveelt of niet, zie. Weldra zie je ze daar zitten, ze houden vast aan elk woord, zijn vol verwachting, zie. Ik zie Christus weerkaatst in die persoon omdat hij hongert en dorst naar God.

141 Dan, omdat ik het Evangelie predik, ziet hij de Christus gereflecteerd in mij; ik zie de Christus gereflecteerd in hem. Dat betekent dat Christus dan in ons midden is. Hongeren en dorsten. Ik bekijk het publiek, hoe ze het nemen. Zeg iets, en zie wat voor uitwerking het op hen heeft. Zie hun gezicht oplichten, vol vreugde. Ze zijn dan meteen klaar om iets te ontvangen. Dat is Christus. Ik zie Christus gereflecteerd in die persoon omdat het Evangelie, het simpele Evangelie van Christus, een houvast vindt in dat hart, omdat ze hongeren en dorsten.

142 En ik heb hier een reclamebord laten zien, een advertentie. Wat voor een advertentie? Niet over een of andere theologie, niet over een door mensen gemaakte geloofsbelijdenis, maar over de Christus Die leeft, precies Dezelfde vandaag, en met kracht, want Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. Amen. Goed. Men kan die kracht van God zien bewegen, het door het gebouw zien gaan en de mensen eruit kiezen, de harten onderscheiden, de zieken genezen, of de geheimen van het hart openbaren, de dove oren openen en de blinden ziende maken. Wat is het? Het is aantrekkelijk. Het is het reclamebord van Christus. En de mensen zien het, ze komen ernaar toe, en zij prijzen God. Ik zie het in hen, als ze God prijzen. Zij zien het hier als het deze kant op gaat. Dus door elkaar zien we Christus Zijn licht weerkaatsen. Nu, het maakt niet uit hoezeer ik het hier kan reflecteren, tenzij het ook op u reflecteert zullen we het nooit begrijpen.

143 Het Evangelie zou zonder uitwerking zijn als er niemand was die het zou aanvaarden. Er zijn er velen, die het niet zullen aannemen, maar degenen die het wel aannemen, daar zal het zich in reflecteren.

144 Er waren er misschien vijfduizend die morgen bij de terechtstelling van Stefanus, maar er was er maar één waar het in reflecteerde. Zelfs aan het einde van zijn leven zei hij: "Ik ben zelfs niet waardig om een van de heiligen genoemd te worden," zei hij, "want ik vervolgde de gemeente van God zelfs ten dode." Zijn toestemming voor het stenigen van die martelaar, Stefanus, bleef Paulus altijd bij. Hij zei: "Ik heb de gemeente zelfs ten dode vervolgd." Zie, het ging nooit meer bij hem weg, want hij had Christus gereflecteerd gezien.

145 Hoe deed Stefanus het? Hij heeft nooit wonderen gedaan, hoewel hij wist dat Christus een wonderdoener was. Hij kende al Zijn krachten en zo, maar wat deed hij? Hij presenteerde zijn leven slechts op zo'n manier dat ze konden zien dat het de kracht van Christus was. Amen.

146 U zult misschien nooit een visioen zien. U zult misschien nooit uw handen op een zieke leggen en voelen hoe de krachtstroom van de Almachtige God een skelet van een man weer tot leven brengt. U zult Hem misschien nooit zien staan daar in drie of vier regenbogen. U zult misschien nooit Zijn beeltenis zien. U zult misschien nooit Zijn stem horen. Maar u kunt wel zeker een wegwijzer zijn die Jezus Christus reflecteert door een leven dat zo puur en onbezoedeld is van de wereld, niet besmeurd met de vuile dingen rond uw leven, maar een reine zaak, die zal maken dat het hongerende hart hongert en dorst om als u te zijn. Amen.

147 "Gij zijt het zout der aarde. Als het zout zijn smaak verloren heeft, waar zal het dan mee gezouten worden?" Dat is juist. Hongerend en dorstend. "Laat uw licht zo voor de mensen schijnen dat ze uw goede werken mogen zien, zien wat u doet, en uw Vader die in de hemel is verheerlijken." Hongerend! Reclameborden! Reflecterend! Wonderbaar! Ja zeker.

148 Nu, er is nog iets wat we niet willen. We willen er geen goedkope aanbieding uit overhouden, dat u zegt: "Wel, ik werd gisteren bekeerd. Halleluja, de hele wereld..." Dat kunt u niet doen. Dat is een te goedkope aanbieding. Als we dat doen, is het product niet zo goed. Als u alleen maar goed leeft, laten we zeggen: "Wel ik weet dat op een keer... Twee weken lang nadat ik bekeerd was leefde ik goed. Ik leefde twee weken een perfect leven." Dat is een te goedkope aanbieding. Net als deze Hadicol die we net gehad hebben. Niets dan een hoopje vitaminen die bij elkaar gepropt zijn. Het werkte maar eventjes. Tenslotte hield het op.

149 U wilt iedere dag een Christen zijn, ieder uur een Christen, ieder jaar een Christen; niet een te goedkope aanbieding. Maar laat uw licht zo schijnen.

150 Als u naar een man gaat en hem vraagt om Christus te aanvaarden, en hij lacht u in uw gezicht uit dan moet u niet verder gaan en zeggen: "Wel, er zit niks in, anders zou hij het geaccepteerd hebben." Nee, dat is een Hadicol koopje. We verkopen geen Hadicol.

151 We verkopen het Evangelie, de kracht van de levende God, Christus dezelfde, gisteren, vandaag en voor altijd. Als de wereld u haat, wel, zij haatten Christus voordat zij u haatten, want deze zelfde zaak dreef Hem naar het kruis. Maar wij zijn Zijn vertegenwoordigers. Wij zijn Zijn reclameborden. Wij adverteren Hem.

152 U hoeft niet een hoop mooie schijn te hebben, een hoop Doctor, Ds., Dr.! De grote geheiligde kerk van Zus-en-zo en Die-en-die; gesticht destijds in Die-en-die, en Zus-en-zo! We hebben Zus-en-zo en Die-en-die!

153 Zorg gewoon dat ze honger krijgen. Amen. Een eenvoudig schoon reclamebord met Christus op uw leven geschreven, zodat de mensen uw goede werken zullen zien en de Vader die in de hemelen is verheerlijken. Dat is het.

154 Wordt niet besmeurd met de rommel van de wereld. Probeer uzelf niet te adverteren, zoals iemand die zegt: "Wel, ik behoor tot Dit-en-dat, deze grote kerk. Het is de grootste kerk in de stad."

155 Wij hebben iemand in onze buurt daar, die een kleine kerk verliet hier aan de hoofdweg om naar een grotere kerk te gaan, want men zei dat daar een betere klasse mensen naar toe ging. Een betere klasse mensen? Zie, ze weten niet... hun brein wordt stoffig. Het is vervuild met de dingen van de wereld. Een betere klasse mensen.

156 Wat is een goede klasse van mensen? Mensen die geboren zijn uit de Geest van God. Al zijn ze zo arm dat ze niet weten waar de volgende maaltijd vandaan moet komen, dat is de enige klasse mensen die iets waard is. Dat zijn de mensen die wedergeboren zijn.

157 Toen Jezus kwam, wat voor soort klasse mensen moest Hij gaan halen? Ongeleerden, vissers, mensen... Petrus, de apostel, de grote heilige aan wie de sleutels tot de hemelen was gegeven, kon zijn eigen naam niet eens schrijven; stonk naar vis uit de oude visrokerij en dergelijke, met een oude vettige schort voor. Jezus nam dat type man. Vandaag zouden ze hem de kerk uitschoppen als hij binnen kwam om te aanbidden. Juist.

158 Zie, de mensen kijken naar stand. En weet u dat de duivel op stand leeft? Weet u wat de eerste oorlog in de hemel veroorzaakte? Dat was toen Lucifer een betere klasse mensen opzette, een betere klasse engelen kreeg, zo had hij gedacht. Hij wilde een groter koninkrijk bouwen, een schitterender, stralender koninkrijk dan Michaël had – en hij werd de hemel uitgeschopt. Zie waar stand vandaan komt? Blijf weg van stand.

159 De hongerenden willen geen stand; de hongerenden willen voedsel. Ja zeker. Degenen die koud zijn willen vuur. Geen plaatje; een vuur. En die hongeren en dorsten naar God willen het Evangelie en de kracht van Jezus Christus. Amen. Het geeft niet hoe eenvoudig het is, hoe impopulair het is in de wereld, zij willen realiteit.

160 Een man die aan het doodgaan is, een man die weet dat hij God moet ontmoeten, geeft niet om wat voor stand dan ook. Hij wil God vinden. Hij wil de verzekering vinden dat als hij daar bij de rivier komt daar iemand zal zijn die hem tegemoet komt en hem de weg wijst. Hij wil iets wat hem nu verankert, dat weet... "Ik weet dat mijn Verlosser leeft en in de laatste dag zal Hij op de aarde staan."

161 "Ik ben ervan overtuigd dat er niets in de tegenwoordige tijd is of in de toekomst of wat er ook mag komen, honger, gevaren, of wat dan ook, dat ons kan scheiden van de liefde van God die in Christus is." Dat is wat ze willen. Ze willen iets wat...

162 Niet een schijngeloof, iets wat snel verkoopt: "Kom maar hier en sluit je maar aan bij deze kerk." Ik wil iets wat... Zeg: "Wel, ik zal daar naar toe gaan en me aansluiten bij de kerk. Ik zal een dienst van toewijding hebben, de voorganger zal me in het geheim dopen en me toelaten tot de kerk" Nee, nee, dat is het niet. Dat is een van die goedkope aanbiedingen. Dat gaat niet lang mee.

163 Ik wil een echte ouderwetse bekering. Een man of een vrouw die bereid is om naar voren te komen en te zeggen: "Ik ben fout. Ik wil worden zoals mijn buurman. Ik wil een vrouw zijn zoals mijn buurvrouw, ik wil een man zijn zoals mijn buurman. Ik wil zo vroom voor de mensen leven dat de mensen hetzelfde van mij zullen denken als ze van hem denken. Ik wil zijn zoals Jezus Christus."

164 Nu, bedenk, tenslotte... Ik ga maar door, maar tot slot wil ik dit zeggen. Wij zijn niet Zijn verkopers; wij zijn Zijn reclameborden. Denk niet dat wij Zijn verkopers zijn. Hij heeft helemaal geen verkoop nodig; alleen maar reclameborden.

165 Ik werkte eens voor Publieke Werken. En deze Mogul lamp kwam uit. Ze hadden er een wedstrijd aan verbonden. Wie de meeste lampen verkocht, kreeg een prijs en zo voort en een bepaald percentage van de verkoop. Wel, iedere persoon, iedere werknemer moest een verkoper zijn van deze lampen. Wel, ik bedacht dit: "Als het product voor mij gegarandeerd is, dan garandeert de zaak de lampen voor mij. Nu, als die lamp goed is, zal hij zichzelf verkopen. En als het niet goed is, dan verkoop ik iets aan het publiek wat niet goed is."

166 Daar heb ik nooit in geloofd. Ik geloof niet in die radde verkooppraatjes en zo. Dat is de reden dat ik er niet in geloof wat religie betreft. Als ik een product heb, dat goed is, zal het zichzelf verkopen. Dat is juist, het zal zichzelf verkopen.

167 Dus weet u wat ik deed? Ik ging daar naar de voorman en ik zei tegen hem: "Zijn deze lampen absoluut gegarandeerd?"

     "Gegarandeerd. Precies."

     "Ze zullen het niet begeven?"

     "Beslist niet."

168 "En ze zijn gegarandeerd, degelijk en alles is gegarandeerd?"

     "Jawel."

169 Ik had gezien dat ze een mooi zacht licht uitstraalden. Iedere vrouw zou dat in de kamer waarderen. Weet u wat ik deed? Ik laadde er ongeveer twee honderd van op en ik begon iedereen die ik kende te bezoeken.

170 Ze zeiden: "Wat wil je vanmorgen, Billy? Heb ik mijn rekening niet betaald?" (Ik moest rekeningen innen.)

171 Ik zei: "Nee, u heeft uw rekening betaald. Ik wil u nu iets anders aanbieden." Ik zei: "Ik heb hier een lamp."

     "Oh, ik kan het me niet veroorloven."

172 "Nu, wacht even, alleen... Ik vroeg u nooit om hem te kopen. Ik heb er gewoon zo veel van, dat ik er een in uw huis wil achterlaten. Houdt hem gewoon een paar weken, en geniet ervan, en ik kom weer langs om hem op te halen. We worden verondersteld met deze dingen te adverteren, ze aan de man te brengen, dus installeer ik er gewoon een in uw huis."

173 "Wel nu, Billy, ik kan hem gewoon niet kopen. Ik heb het geld niet om hem te kopen."

174 "Ik heb u toch helemaal niet gevraagd om hem te kopen? Ik zei dat ik hem gewoon in uw huis achter wilde laten, voor u om ervan te genieten."

     "Houd je me niet voor de gek?"

175 "Helemaal niet. U kent mij. Ik kom weer langs en zal hem terug nemen. Ik zal hem over twee weken weer op komen halen."

     "Goed dan."

     "Ik zal weer terug komen om hem op te halen. Ik wilde alleen dat u... Ik wil hem van mijn vrachtwagentje af hebben, en een plaats geven. Ik moet er hier zo veel van afzetten. Ik wil ze van mijn wagen af hebben. Ik wilde niet dat u hem koopt. Ik heb u niet gevraagd om hem te kopen, ik heb alleen gevraagd of ik hem hier kan afzetten."

     "Wel, en als hij breekt?"

     "Dat is voor mijn verantwoording. Ik ben degene die erachter staat."

176 Ik wist dat de lamp zichzelf zou verkopen. Ik wist dat het een goed product was. Ik installeerde de lamp in het huis. Ik heb er geen tien uit die tweehonderd terug gehaald. Ik won de wedstrijd. Hoe kwam dat? Waarom? De lamp verkocht zichzelf. Als je hem eenmaal zag, en zag wat hij deed, dan wilde je hem hebben. Hij verkocht zichzelf.

177 Dit is hetzelfde. We hoeven helemaal geen grote organisaties te hebben om Christus te verkopen. We hoeven geen hooggeleerde predikers en beschaafde mensen die burgemeesters en zo zijn van de stad. Wat me moeten hebben, is Christus. En Christus verkoopt Zichzelf. Als u Christus in iemands hart legt, hoeft u hem niet te zeggen zich bij deze of die organisatie aan te sluiten. Hij is al verkocht voor het product.

178 Hongert u? "Zalig zijn zij die hongeren en dorsten." We maken ons nu klaar om naar de avondmaalstafel te komen. Voor diegenen die nog nooit... Misschien heeft u nooit Christus in uw leven binnengelaten... Als u een Christen bent, dan hongert u. Ik ben nu al 31 jaar een Christen, en elke dag honger ik meer naar Christus dan toen ik begon. Hij wordt elke dag lieflijker.

179 En ik kijk naar Zijn kleine reclameborden als ik hen door de straat zie lopen, zie hen daar in het ziekenhuis, zie hen in het uur van hun dood, zie hen als ze het moeilijk hebben, ik zie dat dametje hoe ze daar stand houdt als een echte, ware heilige.

180 Ik stond hier bij een toonbank niet zo lang geleden, en zag een dametje... [Leeg gedeelte op de band – Vert] Draaide zich om en ik zei: "Ken je Jezus als je Redder?" De jongen trok zijn hoofd terug en rende de deur uit, zie, keek nooit naar mij. Daar heeft u het. Oh, ze kende mij niet, maar ik kende haar. Ik kende haar. Ik had haar in de gaten. Ze is nu getrouwd. Ze trouwde een prediker en het gaat heel goed met hem.

181 Dus dat is het, ziet u. Ik kijk graag naar dat reclamebord. Ik vind het fijn om ernaar te kijken. Het geeft me honger om naar de plaats te gaan waar we kunnen eten – geestelijk voedsel eten. Omdat ik wist dat dit meisje niet alleen maar bij een kerk behoorde; ze was een Christen. Dat is juist. Jawel, je kunt het zo zien.

182 De Bijbel zegt dat hoewel Petrus en Johannes, nadat die man bij de Schone Poort was genezen... Hij was lam van zijn geboorte af. Hij had niet veel kracht. Hij kon niet lang overeind staan. Petrus moest hem overeind houden om hem te laten lopen – genezen. Vanaf zijn geboorte. En toen ze hem voor het gerecht brachten en hen verboden in de Naam van Jezus te prediken, zagen ze dat ze ongeletterd waren, zegt de Bijbel... Deze apostelen, Johannes en Petrus, waren onwetende en ongeletterde mannen. Ze wisten niets van enige grote theologie. Ze waren vissers; konden hun naam niet schrijven. Maar ze zeiden dat ze hadden gezien dat ze met Jezus waren geweest. Wat waren zij? Reclameborden. Reclameborden.

183 Oh, we konden wel doorgaan. God helpe ons reclameborden te zijn. Moge deze Branham Tabernakel hier, deze kleine plaats die opgedragen en toegewijd is aan God, moge het kleine reclameborden produceren door dit land hier, wat zal maken dat deze hele hongerende en dorstende natie tot Christus zal komen, is mijn gebed. Laten we onze hoofden even buigen.

184 Genadige Vader, we zijn zeer zeker een bevoorrecht volk, om Christus in onze levens en in onze harten te hebben. We zijn zo dankbaar voor Hem, onze Vader. We weten dat Hem te kennen leven is. Niet om de geloofsbelijdenis te kennen, niet het Boek te kennen, maar om Christus te kennen is leven. En Vader God, wij die Hem op die manier gevonden hebben – onze Redder, onze genezer, onze kracht, onze gezondheid – onze hulp komt van de Heer. We belijden dat we niets zijn, dat we niets weten. Er is slechts één ding dat we weten of wensen te kennen – dat is Christus, in de kracht van Zijn opstanding. Want ieder die dit gelooft, heeft eeuwig leven.

185 En we bidden, hemelse Vader, dat U deze kleine gemeente zegent en deze mensen die hier op deze hete avond zitten, op deze Sabbat avond hier, die in deze kleine houten tabernakel zitten te wachten op de zegeningen van God.

186 De weinige verwarde en hakkelende woorden die uitgegaan zijn – hongerend – en een reiziger die het reclamebord ziet. God maak ons zo hongerig en dorstig dat we zullen uitkijken naar Uw reclameborden en het Christen-leven zien. En mogen deze mensen reclameborden zijn voor U, moge U Uw leven reflecteren voor een hongerende ziel, dat ze mogen hongeren als ze het reclamebord zullen zien waarmee wij adverteren. Christus, onze Sponsor, heeft ons een vredig leven gegeven, de volle vreugde en kracht in onze zielen, om een zodanig leven te lijden dat mensen ook zo willen zijn. Sta het toe, Heer. Geef het aan ons allen.

187 En mogen er sommigen hier zijn, die dat nog niet gevonden hebben, maar het vanavond hebben bestudeerd, en hebben gekeken helemaal door hun levensreis, naar de verschillende oude geheiligde mensen, die oude moeders van vroegere jaren, die man waar ze om lachten op de hoek van de straat, waarvan ze dachten dat hij gek geworden was omdat hij daar stond te prediken. Maar nu zien ze dat die man een reclamebord was, hij was een richtingaanwijzer. Die oude geheiligde moeder die door de straat ging met haar haar op het achterhoofd gedraaid, en toch kan het best zijn dat wij jonge mensen om hen gelachen hebben en hebben gedacht: "Wat voor een antiek geval is dat?"

188 Maar wij zijn ons ervan bewust, Heer, dat dit een reclamebord naar het eeuwige leven was. We gingen er aan voorbij, Vader. Het spijt ons. Het spijt ons. Laat ons terug gaan, en dat vanavond terug nemen, Vader. Maak ons zo. Geef ons leven. We willen er uitzien als heiligen voor U. We willen zo handelen. Die man waar we kwaad tegen spraken, die man waar we moeilijk tegen deden, hij zei nooit een woord terug maar was heel lieflijk en zei: "Dat is in orde, zoon, de Heer zegene je."