Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Christendom tegenover heidendom

Door William Marrion Branham

1 Dank u, broeder Neville, de Here zegene u.

     Goedemorgen, vrienden. Het is een voorrecht om deze morgen opnieuw in de Tabernakel terug te zijn; ik voel me fris en goed. Eergisteren kon ik zelfs niet spreken. Ik had last van die kleine kiem die rondgaat, weet u wel, die in je keel gaat en je hees maakt; maar de Here hielp me en verloste me uit die toestand zodat ik deze morgen tot u kon spreken.

2 En we zijn blij dat er een fijne volgepakte Tabernakel is en er staan zelfs mensen. Ik zou graag willen dat we een paar stoelen hadden om aan deze mensen te geven die staan. We zouden het fijn vinden als we ze hadden, maar ik denk dat ze allemaal bezet zijn. Ik weet dat u niet bij deze kinderen wilt komen zitten op het altaar met uw rug de andere kant opgedraaid.

3 Nu, gedurende een paar dagen ben ik bezig geweest de geschiedenis te bestuderen en ik dacht dat ik vanmorgen in plaats van te prediken eens een poosje zou kunnen onderwijzen over het Woord van God. We zullen het waarschijnlijk een beetje laat maken, dus ik zal... Als enigen van u zouden willen omruilen met degenen die staan, of zoiets, dan zou dat beslist fijn zijn als u dat kon doen om ze een beetje rust te geven.

4 Nu, veel van de vrienden... mijn vrienden komen, sommigen van een heel lange afstand – helemaal uit Georgia, uit Ohio, Tennessee, uit verschillende plaatsen – Illinois, Missouri, Michigan. Ze komen van Chicago naar zo'n kleine samenkomst in een tabernakel zoals deze. Het maakt mij zo dankbaar voor dergelijke mensen. En niet alleen dat, maar ik zou dit graag willen zeggen, niet in het belang van... maar in het belang van Gods Woord: bijna al deze mensen kómen niet alleen, maar ze brengen hun tienden mee om het in de kerk te brengen als hulpmiddel.

5 Nu, dat zijn echt vrienden die achter je staan. Je kunt zulke mensen eenvoudigweg niet vergeten.

6 En dan, soms moet ik misschien iets zeggen wat ze in stukken scheurt, maar u begrijpt wat dat dan betekent. In je hart wil je dat niet doen, maar toch is er iets dat zegt: "Je... het moet worden gezegd", dus daarom moet je het doen.

7 En als ik ze dan van overal vandaan zie komen en proberen de Heer te dienen, gelovend in de bediening die de Heer mij heeft gegeven en mij vertrouwend dat ik Zijn dienstknecht ben die hun niets verkeerds zal vertellen, dan moet ik echt met dodelijke oprechtheid alles wat ik maar weet doen om de zielen van deze mensen te hoeden. Wetende dat zij niet hierheen komen om alleen maar te worden gezien, rijdend over beijzelde bergen en heuvels en over overvolle wegen; en hun kinderen komen voedsel en slaap te kort en hun koffer ligt achter in de auto. Je weet dat dat zwaar is.

8 Maar de Bijbel spreekt over zulke mensen in het elfde hoofdstuk van Hebreeën: "Zelfs de wereld is hunner niet waardig." Ik zeg dat, omdat ik het in mijn hart meen.

9 En velen zijn hier van New Albany, Louisville en uit de buurt, ginds in Kentucky en verschillende plaatsen die niet zo ver weg zijn, maar toch zijn zij getrouw om te komen, rijden door ijs, sneeuw en al het andere om hier te komen.

10 Nu, volgende week zondag is het Kerstavond. En ik dacht dat ik een Kerstboodschap had voor de kerk, maar ik had zo'n medelijden met die kleintjes moet ik zeggen, als ik hier zou zijn dan zouden die kleinen waarschijnlijk – velen van hen komen van ver – zouden hun Kerstfeest en dergelijke missen. Dus dan zou het nogal moeilijk zijn voor die knaapjes. Maar voordat we gaan... Nu, we...

11 Ik weet dat wij mensen hier onze kinderen niet zoiets als een mythe over de kerstman leren. Wij geloven er niet in om iemand een leugen te vertellen, dus u gaat niet liegen tegen uw kinderen. Dergelijk spul, dat is mythologie op z'n ergst, om zoiets te nemen in plaats van Christus op Kerstmis.

12 En Kerstmis heeft verloren... Kerstmis is geen aanbidding meer, het is een feest: drinken, gokken, uitgaan, op en top heidens. En het is niet... En ik wilde... Misschien zal ik na Kerstmis opnieuw over Kerstmis spreken, ziet u, zodat het de kleintjes niet zal ontgoochelen. Maar u kunt dat niet op die manier aan kleine kinderen vertellen. Ze zien hoe andere kinderen op Kerstavond kerstcadeautjes en zulk soort dingen krijgen. Ze begrijpen het niet, zie. Ze zijn gewoon te klein. En we moeten rekening met ze houden, dat ze... dat ze naar de anderen kijken. We moeten ons inleven en medegevoel hebben met deze knaapjes, omdat ze zelf...

13 (Ben ik hiermee te luid, broeder? Te veel volume? Kunt u mij daar achter, helemaal achteraan, goed horen? Wacht, ik sta er te dichtbij. Welke microfoon doet het, allebei, deze en die? Ik denk dat die daar goed is. Nu, hoe is dat, is dat beter? Welnu, fijn, goed.)

14 Nu, we moeten de kleintjes begrijpen. Weet u, het zijn kleine kinderen, en we moeten ons kunnen herinneren dat we zelf ook eens klein waren.

15 Ik herinner me toen wij klein waren, dat ze ergens een oude ceder gingen omhakken en mamma zou wat maïs poffen en er slingers van maken om er in te hangen. Dat was alles wat er aan de boom hing. Maar die oude versleten sokken hingen daar evengoed als... En misschien zou ze een... misschien een klein zakje suikergoed kopen. En die harde snoepjes (twee of drie voor mij en twee of drie voor Humpy en twee of drie voor die), gewoon stukjes snoep, we zouden daar de hele dag mee doen, er op zuigend, weet u; dan in een stukje papier wikkelen en het in onze zak doen. En als we een klein klapperpistooltje kregen of een toeter om op te blazen, was het iets geweldigs, we waren opgewonden.

16 Natuurlijk is dat vandaag anders. De arme mensen zijn in het bezit gekomen van wat geld en nu kunnen ze meer dingen voor hun kinderen kopen. Ze kleden zich beter, eten beter, leven beter. En goed beschouwd geloof ik dat ze vandaag met hun financiële toestand beter af zijn. Daarom wil je dat de kleintjes wat krijgen.

17 Maar wees hier altijd zeker van: vertel ze dat er niet zoiets bestaat als de kerstman, want het is niet waar. Op de een of andere dag zullen ze naar je toekomen en zeggen: "Hoe zit het dan met Jezus?" Ziet u? Vertel ze dus de waarheid; wees met iedereen eerlijk. Wees betrouwbaar. En in het bijzonder wil je aan je kinderen niet iets verkeerds vertellen, want ze zullen opgroeien en zeggen... Zij geloven dat u een Christen bent en ze willen dat u... Zij geloven dat wat u ze vertelt de waarheid is. Wees er dus zeker van dat u ze de waarheid vertelt, dan zult u goed uitkomen.

18 Dan wil ik ten minste nog één avond – als ik kan – of dag voor de Tabernakel hebben, voordat ik vertrek voor de komende jaren van dienst... het komende jaar van dienst, liever.

19 En als het de wil van God is, wil ik dit jaar proberen veel naar samenkomsten overzee te gaan, want ik voel de nood daarvoor speciaal voor Zweden en Noorwegen en veel van de Scandinavische landen; en ginds in Azië. Ik voel dat we wanhopig in gebed behoorden te zijn over deze dingen, dat we de weg van de Heilige Geest en de weg waarop Hij ons wil leiden moeten leren verstaan en de dingen die we zouden moeten doen.

20 Terwijl ik de vroege kerkgeschiedenis bestudeerde, van Broadbent en Hazeltine en veel van hun commentaren hierover, Nicea Vaders... En gisteren nam ik het hele leven van Martinus door, die door de Katholieke kerk werd geweigerd om heilig verklaard te worden, maar God deed dat. Dus zij... van zijn geweldig leven; en hoe dat dezelfde tekenen en wonderen het hele leven van deze man volgden; hij wekte twee dode mensen op, wierp boze geesten uit, sprak in onbekende tongen en zag visioenen en dergelijke; wat een geweldig iemand. Maar toch was hij in het verborgene van zijn kracht nederig voor God. Vandaag ontdekken we dat de kerk – hoewel zij de kracht onderwijzen en onderwijzen dat de tekenen de gelovige moeten volgen – toch vinden wij ze opgeblazen: "Grote ik, kleine jij." Het is niet hetzelfde als de vroegere kerk, ziet u. Zij waren nederig en vriendelijk tegen elkaar, en lieflijk, vol begrip. En vandaag is dat zo anders. Ik vraag me af of niet veel hiervan ons heeft afgetrokken van de ware kern van de boodschap: dat we onszelf willen vernederen. Houd jezelf... hoe nederiger u kunt zijn, des te beter kan God u gebruiken.

21 Bij het bestuderen van mythologie en al deze mythen, Kerstmis is op zichzelf een mythe. Er is niets echts aan Kerstmis. Kerstmis werd in de Bijbel zelfs niet genoemd. Ze vierden nimmer de geboortedag van Christus. Er bestond niet zoiets. Dat is een Rooms-Katholiek dogma en geen Christelijke lering. Er staat in de hele Bijbel geen Schriftplaats over en er is niets over gedurende de eerste paar honderd jaren na de Bijbel. Het is eenvoudig een mythe. De kerstman, commercieel, alles, de hele zaak is uitgelopen op een grote opeenhoping van belangen.

22 Als u zou teruggaan en het begin ervan zou onderzoeken en er naar terugzien, zou u zien waar we zijn aangeland. Er is niets overgebleven, niets kan nog helpen dan de komst des Heren. Dat is alles. Er is nu niets meer dat ons uit deze chaos kan helpen, behalve de komst des Heren.

23 (Is dit dat knopje waarmee je de banden kunt censureren? Misschien kan ik maar beter deze hele zaak censureren, het niet laten uitgaan, want het is tamelijk ruw. Maar ik zeg dit omdat... Wordt de band nu al gemaakt? Verkoop deze banden niet, ziet u, deze banden zijn niet te koop. Ze kunnen in de gemeente aan elkaar worden doorgegeven, enzovoort, want het is... het zal verwarring veroorzaken, zo zeker als de wereld bestaat. Bewaar hem dus totdat we hem hebben ingekort.)

24 Nu, voordat we de boodschap benaderen en iedereen probeert aandachtig te zijn en zoveel mogelijk in rust als u maar kunt – ik wil het niet te lang maken, maar ik wil er mijn tijd voor nemen zodat... om het vast te maken, zodat u het echt kunt zien. Laten we eerst... Nu, als alles op orde is, tot dusver is er geloof ik...

25 [Broeder Neville zegt dat er nog een paar stoelen vrij zijn – Vert] Ja, laten die dames die daar aan de zijkant staan, hierheen komen. Er is hier een plaats voor u, zusters. Ja. Hier precies vooraan is er een. Hier precies is een stoel. Er zitten hier kinderen op de rand van het altaar. Als er een zou willen opstaan, een klein kind, en z'n plaats aan iemand anders geven, een volwassene die staat, wel, er is hier bij het altaar ruimte voor de kinderen en de volwassene zou de stoel kunnen krijgen. Die dames die daar achter die pilaar staan. Als u... Het is helemaal hier in de hoek, maar het wordt vermoeiend om daar rechtop te staan. Als u liever wilt staan...

26 Hier zijn er een paar op het podium. Nu, enigen van u broeders die hier naar boven zouden willen komen, deze kinderen hebben... Hier is er een naast broeder Way. Kom nu, pak een stoel hier in de buurt zodat iedereen... u kunt zich thuisvoelen; maak dat u zich echt thuisvoelt. Hier is een plaats vlakbij, broeder Shelby, hier op het podium, als u zoudt willen komen om bij ons te zitten, precies hier. Broeder Evans en broeder Charlie en u, hier vlakbij is een stoel, een hier en twee daar. Kom hierheen, broeder die daar... Kom gewoon hierheen, maak het uzelf gemakkelijk zodat we... Laat iedereen zo rustig mogelijk worden voor de dienst, zodat u niet vermoeid en afgemat zult worden van het staan.

27 Enigen van u broeders daar achteraan... zusters daar achteraan in de hal, die daar helemaal achter in de hal staan. U bent... er is nog plaats. Hier is er nog een, hier is de pianokruk die iemand kan gebruiken, als iemand wil komen om erop te zitten. Het zal in orde zijn. Ik zie een dame achteraan die wenkt dat er een lege plaats naast haar is, dus dat is ook goed. Maak het u zo gemakkelijk mogelijk.

28 Terwijl we nu een plaats vinden, laten we... Het is ongeveer twintig minuten... drieëntwintig minuten over tien, op deze zeventiende dag van december. Hier in Jeffersonville is het vanmorgen regenachtig. We hebben slecht weer buiten, maar voelen ons goed aan de binnenkant; wonderbaar, wetende dat wij naderen... De komst des Heren is aanstaande en we naderen de eeuwigheid. En we zijn God zo dankbaar dat wij vanmorgen in staat zijn aan de gelovige en ongelovige het Woord van de levende God bekend te maken, er op vertrouwend dat het voor ons allen een geweldige dag zal zijn om de dingen van de Heer te verstaan.

29 Laten we nu onze hoofden een ogenblik buigen voor gebed. En terwijl wij onze hoofden hebben gebogen, mocht er iemand zijn die in gebed gedacht zou willen worden, steek dan uw hand op naar God, denk aan het verzoek in uw hart. Dank u.

30 Onze hemelse Vader, terwijl wij nu in de Tabernakel zijn, iedereen zit, de microfoons doen het en de recorders draaien en de Christenen bidden – verzoeken werden bekend gemaakt. En gedurende twee of drie weken heb ik voortdurend gestudeerd op deze boodschap van vandaag – voor een paar woorden die de Heilige Geest misschien zou kunnen gebruiken om het onderwerp te verankeren in de harten van de mensen, opdat ze de tijd zouden mogen zien waarin we leven, om gereed te zijn om de Here God te ontmoeten. We zouden willen bidden voor al onze zieken en aangevochtenen op alle plaatsen.

31 O Jezus, gedenk vanmorgen Uw gemeente, de universele gemeente, over het rond der aarde; sommigen in de wouden, sommigen in de valleien der beslissing, sommigen op de bergtop. En wereldwijd steunen Uw kinderen op U en roepen U aan. En zoals Johannes vanouds op het eiland Patmos zei: "Ja, kom, Here Jezus."

32 Wij zijn ons bewust dat we niet zonder de aanwezigheid van de vijand zijn. Hij is altijd in de buurt om ons te hinderen en te stoppen, en om alles te doen wat hij kan. Maar, o Heer, geef Uw kinderen deze morgen geloof, kracht om boven de vijand uit te rijzen, om hun hart te openen, en maak hun ziel een akker van vruchtbare grond waar het Woord des levens mag worden ingezaaid en grote vreugde mag voortbrengen en een geweldige oogst.

33 Ik bid, Here, dat U Uw Woord en Uw dienstknechten wilt zegenen. Kom mijn zwakke stem te hulp opdat ik in staat moge zijn het vol te houden door de zalving van de Heilige Geest. En geef dan in de gebedsrij kracht en geloof, Here, zodat er geen enkel zwak persoon in ons midden zal zijn, wanneer wij dit gebouw verlaten. Sta het toe, Here.

34 We weten dat we in de eindtijd leven. En wij vragen U of U ons nu wilt zegenen terwijl wij verder op U wachten en Uw Woord lezen. In Jezus' Naam bidden wij. Amen.

35 Ik ga nu twee of drie plaatsen in de Schrift lezen; en zoals ik vorige week zondag aankondigde zou ik vandaag over "Christendom tegenover heidendom" proberen te spreken, en dat is ons onderwerp voor deze morgen. Nu, ik ben helemaal geen theoloog, noch een Bijbelstudent – slechts een ongeletterd persoon die de Here Jezus met z'n hele hart liefheeft. Ik beweer niet dat ik een theoloog ben of probeer iemands plaats in te nemen, maar ik probeer slechts in de eenvoud van mijn hart deze dingen te verklaren waarvan ik voel dat de Heilige Geest het aan mij heeft uitgelegd en ik het aan mijn gemeente moet geven. Want het heeft mijn belangstelling dat deze gemeente groeit, dat deze gemeente geestelijk in orde is. Het heeft mijn belangstelling, omdat deze gemeente Gods belangstelling heeft, en Zijn belangstelling is mijn belangstelling. Daarom moet ik daarop toezien.

36 Ik las in de oude historische geschriften over Irenaeus en anderen hoe zij hun gemeente onbesmet hielden van de dingen van de wereld, hoe deze oude leraren daar opstonden en vastbesloten bleven staan met dat Evangelie. De Bijbel was toen nog niet geschreven in de vorm zoals wij die nu hebben, het duurde tot aan de Reformatie, toen Luther het in drukvorm uitgaf. Maar zij hadden wat zij noemden: Het Evangelie en de Apostelen. Het Evangelie en de Apostelen, en daar bleven ze bij.

37 Nu, wat betreft de twee plaatsen die we deze morgen zouden willen lezen, een ervan wordt gevonden in het boek Jeremia, het zevende hoofdstuk, vanaf het tiende tot en met het achttiende vers. De andere plaats wordt gevonden in Handelingen 7:49. En als u hiervoor de tekst wilt aantekenen, of de tekst hieruit, uit Jeremia 7, dan is dat het achttiende vers. Ik wil gaan lezen vanaf het tiende vers:

     En komt gij dan staan voor mijn aangezicht in dit huis, waarover mijn naam is uitgeroepen, en zegt: Wij zijn geborgen! ten einde al deze gruwelen te bedrijven?

     Is dit huis, waarover mijn naam is uitgeroepen, in uw ogen een rovershol? En Ik – zie, Ik heb het wel degelijk opgemerkt, luidt het woord des HEREN.

     Want, gaat naar mijn plaats die in Silo was, waar Ik in het eerst mijn naam deed wonen, en ziet wat Ik daarmede gedaan heb om de boosheid van mijn volk Israël.

     Nu dan, omdat gij al deze dingen gedaan hebt, luidt het woord des HEREN, terwijl Ik tot u gesproken heb vroeg en laat, zonder dat gij gehoor gegeven hebt, en Ik u geroepen heb, zonder dat gij hebt geantwoord,

     daarom zal Ik met het huis, waarover mijn naam is uitgeroepen, waarop gij uw vertrouwen stelt, en met de plaats die Ik aan u en uw vaderen gegeven heb, doen gelijk Ik met Silo gedaan heb,

     en Ik zal u van voor mijn aangezicht wegwerpen, gelijk Ik al uw broederen, het gehele zaad van Efraïm, weggeworpen heb.

     Gij nu, bid niet voor dit volk; zend voor hen geen smeking op en geen gebed, en dring niet bij Mij aan, want Ik hoor naar u niet.

     Ziet gij niet wat zij doen in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem?

38 Nu wil ik stoppen voordat ik hiervan het laatste vers lees. Laat me nog eens opnieuw beginnen. God bestraft deze mensen en zegt: "Bid zelfs niet voor ze." Laat me beginnen bij het zestiende vers en doorgaan tot en met het achttiende. Luister aandachtig:

     Gij nu, bid niet voor dit volk; zend voor hen geen smeking op en geen gebed, en dring niet bij Mij aan, want Ik hoor naar u niet.

     Ziet gij niet wat zij doen in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem?

     De kinderen rapen hout, de vaders steken vuur aan en de vrouwen kneden deeg om offerkoeken te maken voor de koningin des hemels en zij brengen plengoffers aan andere goden ten einde Mij te krenken.

39 Ik wil nu in het boek Handelingen het zevende hoofdstuk opslaan en beginnen met het vierenveertigste vers en lezen tot aan het vijftigste:

     De tent der getuigenis hadden onze vaderen in de woestijn, zoals Hij het geboden had, die tot Mozes zeide, dat hij haar moest maken naar het voorbeeld, dat hij gezien had.

     Onze vaderen namen die over en met Jozua brachten zij haar verder, bij de onderwerping van de heidenen, welke God heeft verdreven voor onze vaderen, (in het land), tot de dagen van David.

     Deze heeft genade gevonden bij God en gevraagd een woonstede te mogen vinden voor het huis van Jakob.

     Maar (eerst) Salomo bouwde Hem een huis.

     De Allerhoogste echter woont niet in wat men met handen maakt, zoals de profeet zegt:

     De hemel is Mij ten troon, en de aarde een voetbank mijner voeten. Wat voor huis zult gij Mij bouwen, zegt de Here, of wat is de plaats mijner rust?

40 Nu kunt u aan de hand van de Schriftlezing zien, waar ik vanmorgen mijn gedachte over afgodendom mee laat beginnen. Er is weinig geschreven over afgodendom. Er bestaan niet veel boeken over de uitleg van afgodendom – wat afgodendom is – en toch is de wereld er vol mee. Ik denk dat de reden daarvan is, omdat het nog nooit goed aan de mensen is uitgelegd, omdat ze niet weten wat het is. En het is mijn voorrecht en... het is mijn groot voorrecht in mijn leven dat ik tijdens mijn reizen enig afgodendom te zien kreeg, om te ontdekken wat het inhoudt.

41 Vervolgens door de laatste paar weken afgodendom te bestuderen – mythologie, de Griekse mythologie en Romeinse mythologie – heeft het mij de ogen geopend waarom zij diezelfde zaak nog steeds houden, waarom afgodendom hetzelfde blijft zoals het in het begin was. Door vandaag te reizen en afgodendom te zien en dan te zien hoe het begon, lezend hoe het in de vroegere tijd begon, dan zie ik dat het niet is veranderd.

42 Ik ben in India geweest. India is vol afgoderij. Ze hebben daar de "vuurlopers" en de verschillende... Ik geloof dat ik op een middag toen ik in Bombay aankwam, ik die middag werd ondervraagd door... Iemand vertelde me (ik wist niet wie wie was, ze waren allemaal in de tempel van de Jaïns) dat het zeventien of zeven verschillende godsdiensten waren. Ik ben er haast zeker van dat er zeventien verschillende godsdiensten waren die me daar ontmoetten om me over het Woord uit te dagen, en ieder ervan was faliekant tegen Christus. Zeventien verschillende godsdiensten! En ze waren... Ze lieten ons onze schoenen uittrekken bij de tempel en bij het binnenkomen werden we op kussens gezet. En het kostte nogal wat tijd om door al die poespas (zoals ik het noem) heen te komen, waar we doorheen moesten gaan. Maar de burgemeester van de stad had ons daar mee naar binnen genomen. Hijzelf was een Hindoe, wat een Mohammedaan is.

43 Mohammed was een profeet en hij kwam uit de lijn van Ismaël, die ook een zoon van Abraham was.

44 En het betrof deze afstammelingen waar deze beroemde evangelist in de hedendaagse wereld bij een van hun mannen wegliep, die hem uitdaagde om het Woord te bewijzen. En naar mijn mening had de evangelist moeten zeggen: "Ik heb geen gaven van genezing, maar er zijn er in ons lichaam van gelovigen. Als u me een paar uur de tijd geeft, zal ik er hier een brengen." Maar door dat te doen, zou die evangelist natuurlijk kleur hebben moeten bekennen aan de organisaties die hem ondersteunden en dan zouden ze hem er hebben uitgegooid.

45 De volgende gedachte die bij mij opkomt is deze: dat ik niet geloof dat ik die ongelovige over het Woord van God had laten triomferen. Als ik verslagen zou zijn geweest, dan zou ik daar blijven staan en had mijn geloof en vertrouwen in God getoond, dat Hij dezelfde blijft. Zoals de Hebreeënkinderen zeiden: "Onze God is in staat ons van deze vurige oven te verlossen, maar toch zullen we niet voor uw afgoden buigen." Ik geloof dat dat een kraniger houding was geweest.

46 Dan nog iets, als ik net als hij een doctor in de godgeleerdheid was geweest en goed bekend met de Schrift, zoals de grote evangelist is – en hij is een machtig man – dan geloof ik dat ik hem op het Woord zou hebben uitgedaagd, of Jezus de Christus was of niet, of dat Mohammed de profeet was en ik zou het hem door middel van z'n eigen Bijbel hebben bewezen. Als dat mijn roeping was geweest in de Bijbel, zoals het van de evangelist wordt verwacht dat hij het uitlegt, dan zou ik dat standpunt hebben ingenomen in plaats van er bij vandaan te rennen en het hebben verdedigd. Dat liet zien... Dat is geen toonbeeld van echte Christelijke moed, die daar zal blijven staan, leven of sterven. God is in staat om te bevrijden. Ik geloof dat ik hem daar op zou hebben aangesproken.

47 Maar ze vergaten te denken aan Bombay, waar de blinde man (de Mohammedanen) die avond in de samenkomst zijn gezichtsvermogen terugkreeg. Dat wilden ze niet noemen.

48 Maar hoe dan ook, deze mensen zijn geen huichelaars. Het zijn oprechte mensen, net zo oprecht als u en ik, en soms nog meer dan wij hier in Amerika zijn. Het zijn geen huichelaars. Ze geloven dat echt en praktizeren dat met alles wat in ze is.

49 Laat mij u een voorbeeld geven over afgoderij. Ik ben de naam van de god vergeten die de god is van de "vuurlopers", maar het is een reusachtig beeld met hele grote... het lijkt op een menselijk gezicht, een soort camee-achtig gezicht, met enorme grote oren om al hun zonden te horen, enzovoort. Hele grote robijnen in z'n oren als oorringen, die waarschijnlijk een half miljoen per stuk kosten, misschien. Dat zou overdreven kunnen zijn, het zou onderschat kunnen zijn. Maar o, zulke grote kostbare juwelen aan dit afgodsbeeld!

50 En de priester van de tempel brengt de arme boer... Hij hoeft niet... slechts een alledaagse, het hoeft niet een speciaal iemand te zijn. Het is slechts een gewoon iemand, een boer die zijn dank wil brengen aan zijn god voor een goede oogst. En door dat te doen, bewijst hij zijn geloof in god omdat hij naar de tempel komt en door zijn priester gezegend wordt.

51 Dan maakt hij zich gereed om door een bak met kolen te lopen, die een paar meter diep en een paar meter breed is en met waaiers is aangewakkerd tot ze witheet zijn. Nu, dat is geen verzinsel, dat is de waarheid. Hij gaat voor zijn afgod staan, belijdt zijn zonden aan zijn priester en ze gieten water op hem – heilig water, enzovoort, dat de priester heeft gezegend.

52 Dan nemen ze dikwijls een grote haak, vishaak, heel groot, misschien een of twee centimeter in doorsnee vanaf de punt tot het laatste stukje van de haak. En ze hangen er een balletje met water aan, zoals een kerstboombal, een balletje, en vullen die met water om het zwaar te maken. En ze nemen er letterlijk duizenden van en hangen die aan hun vlees, rekken het uit. Als ze in hun vlees gaan en er aan trekken, kwellen ze zichzelf om hun god te behagen, het afgodsbeeld. Dat zijn geen huichelaars.

53 Dan, vele keren, steken ze hun tong uit en laten zich met een priem waar een vork aanzit door hun tong steken en omhoog door hun neus om bij het elkaar te houden en naaien hun mond met draad aan elkaar, als ze iets verkeerds hebben gezegd. Zulke folteringen!

54 Dan zitten ze neer bij deze grote bak met vuur. Ze doden een geit om hun afgod te kalmeren, door een leven te offeren voor hun zonden. En u zou de geluiden moeten horen wanneer die geit gedood wordt. Ze belijden hun zonden erop en doden de geit, werpen het... nemen het bloed als een verzoening.

55 Als dan deze "vuurloper" bang wordt en door het vuur heen rent, dan brengt hij smaad op zichzelf. Maar hij moet langzaam en statig door deze vurige kolen lopen. En soms zijn ze viereneenhalve meter diep, deze vurige kolen. Misschien viereneenhalve meter diep en misschien dertig meter of vijfendertig meter lang, en ongeveer, o, misschien tweeëneenhalf of drie meter breed. En ze zijn witheet. Hij draagt niets anders dan een doek, wat niets anders is dan een soort lendendoek om zijn middel. Hij gaat daarin met dit alles aan hem hangend en bloedend met vishaken en alles aan zijn lichaam, werkt zichzelf op tot uitzinnigheid, waarbij de witte klodders schuim uit z'n mond vliegen.

56 Hier komt hij aan, lopend door dat vuur en hij loopt naar de andere kant, totaal ongedeerd, door het vuur en misschien gaan z'n voeten (benen) zo diep in het vuur. Misschien zestig centimeter of meer terwijl hij loopt, krijgt die roodgloeiende kolen tegen z'n menselijk vlees aan; loopt door dat vuur heen en komt er aan de andere kant weer ongedeerd uit. Je kunt naar z'n voeten kijken – geen blaar of schram.

57 En terwijl ik dat gadesloeg dacht ik, als een offer aan een heidense afgod met het bloed van een geit met geloof daarin een heiden tegen vuur kan beschermen, wat zou dan het bloed van Jezus Christus kunnen doen door middel van een levende God?

58 Nu, afgoderij is een vreemde zaak. Door alle eeuwen heen hebben we het gehad en sinds het begin dat tijd begon, vermoed ik. Het begin van deze afgodenaanbidding is, dat de man het afgodsbeeld neerzet, het beeld plaatst, dan gaat hij naar binnen en bereidt zich voor op deze geweldige aanbidding. Hij gelooft dat dit afgodsbeeld is gemaakt naar het beeld van een god die hij nog nooit heeft gezien. Hij is zonder vorm, dus hij gelooft dat hij uiterlijk lijkt op dit afgodsbeeld dat hij voor deze god maakt.

59 Nu, laat dit u bijblijven! Het beeld is naar het uiterlijk van de mythische god waarvan hij gelooft dat die zo is.

60 Dan gaat hij voor dit afgodsbeeld staan, strekt zich uit op de grond en gelooft dat de god, die een onzichtbare persoon is, in dit beeld komt en hij gelooft dat hij door middel van dit beeld tot god spreekt; dat god zichzelf in dit beeld verbergt en hem antwoord geeft. Velen van u leraren hier, die de mythologie doornamen... Zelfs... deze goden voerden oorlogen met elkaar en van alles, zoals zij beweerden in die dagen.

61 Met andere woorden, de god hypnotiseert zichzelf vanuit zijn bovennatuurlijke standplaats in dit afgodsbeeld en spreekt door dit afgodsbeeld terug tot de aanbidder. En de aanbidder die zich in een of andere ingebeelde emotionele toestand bevindt, gelooft dat het beeld tot zijn hart tot hem spreekt en zijn zonden of wat dies meer zij, zijn hem door dit afgodsbeeld vergeven – hetgeen duidelijk laat zien dat het de duivel is. Het is de duivel die dat doet.

62 En ze doen geen dingen veronderstellend. Sommigen van hen doen dat, maar er bestaan enige echte waarachtige aanbidders van deze dingen. Ik zou u bijvoorbeeld verhalen kunnen vertellen hoe deze duivels in deze beelden allerlei dingen veroorzaken; maken dat er bloed uit dingen komt en al het andere. Dat zijn duivels!

63 Als u niet gelooft dat er een echte duivel bestaat, gelooft u niet dat er een God bestaat. Zeker, u moet het tegenovergestelde geloven, de pro en contra. Er is dus een echte duivel en hij is een persoon. Niet een gedachte; hij is een persoon.

64 Er is een leer die rondgaat en zegt: "De duivel is alleen maar een boze gedachte die je krijgt." Nee, nee, dat is het niet. De duivel is een persoon.

65 Diezelfde mensen geloven dat de Heilige Geest slechts een goede gedachte is die je krijgt. Maar geloof dat niet. De Heilige Geest is een persoon. Het is de persoon van Christus in Geestvorm.

66 Nu, deze afgodenaanbidders... (Houd nu uw Schriftplaats gereed, of de plaatsen voor uw Schriftgedeelten. Ik zal er zo dadelijk misschien enige van aanhalen, van de Schriftgedeelten. We zouden er een paar kunnen lezen.) Nu, deze afgodenaanbidders die zich voor de afgod uitstrekken op de grond, geloven dat de god die zij aanbidden door dit beeld wordt voorgesteld. Hebt u dat begrepen, dat de aanbidder geen huichelaar is? Hij krijgt werkelijk vat op iets wat in die afgod is, want het komt tot hem terug. Hij doet iets, ontvangt het van dat beeld, hetgeen een mythische god is, geen echte.

67 En dikwijls gaat de duivel in zulke dingen. De duivel komt soms in samenkomsten en stelt zichzelf voor als God. Ik heb dat in mijn bediening gezien.

68 Onthoud nu dat dit slechts... vanmorgen onderwijzen we alleen. En ik wil dat deze gemeente, wanneer ik van hier uitga in de bediening naar de velden, dan wil ik, dat u bij uw herder blijft staan en bij het onderwijs blijft dat hier wordt gegeven. Blijf bij dit Woord, verlaat het niet! Blijf precies bij het Woord; ongeacht wat er komt of gaat, blijf bij dat Woord! En vanwege dat ik wegga... Ik ben gewoon een van de herders hier. Broeder Neville predikt hetzelfde als ik, komt u dus normaal naar de kerk en luister naar het Woord.

69 Ik weet niet waarheen Hij mij zal leiden. Ik zei vanmorgen aan tafel tegen mijn vrouw: "Er is iets in mij dat het al deze jaren heeft uitgeroepen. Ik ga uitvinden wat het is." Nu, ik weet niet welke kant het zal uitgaan, waar het zal heengaan; maar waar Hij mij heen leidt, wil ik volgen.

70 Nu, afgodendom is er vandaag nog. Ik ontdek dat er mensen naar het altaar komen, geleid door blinde uitspraken van blinde leraars die zeggen: "Open jezelf, vergeet alles, ontledig je geest. Je zult een Elia worden. Je zult dit, dat of wat anders worden." Wat een leugen! Je komt niet naar God... Dat is je ziel openen voor allerlei duivelse geesten om binnen te komen. Doet u dat niet. U moet onthouden dat er een duivel is en hij bootst Christus bijna geheel en al na.

71 Enige tijd geleden las ik over het leven van Martinus en daar was een jongeman – hij was eigenlijk een monnik – en hij zei dat God hem had geroepen om een van de oude profeten te zijn. "U moet naar mij luisteren, ik ben een van de oude profeten." En de school... Natuurlijk wilde Martinus niet naar zoiets dergelijks luisteren. Ze geloofden het dus niet, omdat het leven van de jongen er niet mee overeen stemde. Tenslotte zei hij: "Ik zal u gaan bewijzen dat ik geroepen ben om een oude profeet te zijn. Ik ben nog maar een jonge man, maar ik ben geroepen."

72 Kijk: "Gaven en roepingen zijn onberouwelijk." Ziet u, ze gaan bij het Woord vandaan, en wanneer u bij het Woord vandaan gaat, komt u in allerlei zaken terecht.

73 Deze jongen zei: "Vanavond rond middernacht zal God mij een witte mantel geven, waarmee ik bij u allen kom zitten, om te bewijzen dat ik een oude profeet ben." Die avond zaten ze dus allemaal te luisteren en te fluisteren, kwamen binnen en mensen waren onderweg. En de jongen ontving een witte mantel. Toen de bezoeker wegging, gingen ze naar de mantel kijken; het was echt, een echte witte mantel, zag er erg goed uit.

74 Maar de oude bisschop was achterdochtig. Het leek niet juist, omdat het eenvoudig niet Schriftuurlijk was (een witte mantel).

75 Toen hij dit deed, zeiden ze: "Neem deze mantel en ga voor Martinus staan, die man van God." Maar dat wilde hij niet. Hij wilde niet voor die echte profeet gaan staan. Hij wilde daar niet staan en ze dwongen hem ertoe. En toen ze begonnen hem mee te nemen, verdween de mantel en ging ergens heen, ze wisten niet waarheen hij ging. Ziet u, wanneer het tot een ontknoping komt!

76 Als u echt goud hebt, hoeft u zich geen zorgen te maken of het goed is of niet. Het zal overal de proef doorstaan. En de echte Geest van God zal de proef doorstaan omdat het is beproefd op het Woord van God. "Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen."

77 Ik heb mensen hysterisch zien worden, goede mensen. (Nu kunt u begrijpen waarom ik niet wil dat deze band wordt verkocht.) Ik heb goede mensen gezien en Pinkstermensen, voorgangers die het niet begrepen. De mensen worden hysterisch en geraken in trance en al dergelijke dingen en doen dingen en tenslotte belanden ze in een krankzinnigeninrichting. Ze openden hun hart – onschuldige mensen – en duivelen kwamen naar binnen en namen er plaats. Er bestaat een echte duivel!

78 Ik las op een plaats waar iemand kwam naar, ik geloof dat het Irenaeus of Martinus was, een van beiden. Iemand van de Bijbel-onderzoekers die hier beter van op de hoogte is dan ik... Hij droeg een gouden kroon op zijn hoofd, witte mantel aan, schoenen met goud ingelegd en hij zei: "Ik ben de Christus, belijd mij!" Die heilige wilde dat niet doen. Die echte profeet van God stond daar, wachtte. En hij zei twee of drie keer tegen hem: "Ik ben de Christus, belijd mij!"

     Hij zei: "Onze Christus komt zo niet."

79 Zo is het, je moet het Woord kennen! Blijf op het Woord staan. Kijk, de grote strijd staat voor de deur. We hebben gedurende jaren en jaren kerkje gespeeld, maar nu is het uur aangebroken dat Jannes en Jambres Mozes zullen wederstaan, zoals de Bijbel ervan spreekt dat ze zouden doen. En het zal een geestelijke strijd worden, een conflict. Er zullen enigen gewoon doorgaan, de denominationele kerk zal gewoon verder gaan in haar denominatievorm en de ingeslagen weg vervolgen. Maar ik bedoel dat de echte ware gelovige tot dat strijdtoneel zal komen en u kunt beter op de hoogte zijn met wat u aan het doen bent, anders zou u gemakkelijk een boze geest kunnen aannemen zonder het te weten. Als het in tegenspraak is met dit Woord, geloof het dan niet! Blijf bij dat Woord!

80 Afgoderij – afgoderij is oud. Het is oud, hier in de Verenigde Staten. Jaren geleden hadden de Pueblo-indianen in Arizona een afgodenaanbidding. Wat ze hadden was de regengod. En de regengod was... ze namen een moerasschildpad en ze maakten een beeld van een moerasschildpad. Ze deden er allemaal spatten op alsof hij uit de modder vandaan kwam. En ze zouden zich voor deze moerasschildpad neerwerpen, gelovend dat er een regengod zou neerkomen in dit omhulsel van de moerasschildpad die door deze moerasschildpad tot hen zou spreken. Omdat ze geloofden dat hij in de modder en in het vocht leefde en daar een god over was. Ze hadden een... het is mythologie, alleen een schijngeloof dat het waar is.

81 Ze aanbaden duivelen door dit te doen. Door een moerasschildpad te aanbidden, denkend dat het een regengod was, brachten ze een geest op zichzelf (zeker), omdat ze hun hart ervoor openden. Maar het was de verkeerde geest.

82 Er zijn vandaag aan de dag zoveel mensen die hun harten openen voor de verkeerde zaak! U krijgt wel een geest, maar dikwijls spreekt die het Woord tegen en zegt: "De dagen van wonderen zijn voorbij! Zoiets als dit of dat bestaat niet." Onthoud, dat is een duivel onder de dekmantel van Christendom. God moge ons helpen als we daar hierna iets dieper op ingaan, opdat u het moge zien dat het een boze geest is onder de dekmantel van Christendom. Maar het is niet de Geest van Christus, want de Geest van Christus komt iedere keer naar het Woord. Hij kan Zijn eigen Woord niet ontkennen.

83 Toen het Christendom naar Rome kwam – alleen al in Rome stonden binnen de muren van zeven mijlen lengte, vierhonderd heidense tempels. Vierhonderd heidense tempels en ze waren er voor goden en godinnen. Goden en godinnen, vrouwen en mannen. Goden – vierhonderd verschillende. Denk daaraan, vierhonderd!

84 Nu, dat is wat Paulus vond toen hij naar Rome kwam. Daar kwamen Aquila en Priscilla in terecht toen ze door Pinksteren werden uitgezonden en in Rome een gemeente stichtten. Daar kwamen ze in terecht, in heidense aanbidding van afgoden. Er woonden ongeveer twee miljoen mensen in Rome, in de hoofdstad Rome – dat wil zeggen met de slaven en de buitenwijken, enzovoort, meegerekend, ongeveer twee miljoen mensen. Maar de muren om de stad hadden een lengte van zeven mijlen. En binnenin die zeven mijlen, precies aan de voet van de berg, stonden vierhonderd heidense tempels voor heidense goden en godinnen.

85 Ik zou nu graag over iets willen spreken wat ik uit de geschiedenis heb gehaald, en ik heb er een van bij mij. De manier waarop zij de aanbidding begonnen, hoe ze kwamen aanbidden. Hoe kwam een heiden aanbidden? Het eerste wat hij deed was naar de tempel gaan om de priester op te zoeken, de heidense priester. Dan zou hij hem een offerande geven van zoveel geld en dan een offer, een dier, om de god tot wie hij wilde spreken, te sussen.

86 Soms waren er in één tempel meerdere verschillende soorten goden. Er waren goden, godinnen en van alles in één tempel.

87 De heidenpriester dus... Hij zou naar hem toegaan en hem wat geld geven en de heidenpriester zou hem een kaars teruggeven, gewoon een normale vetkaars. Dan nam de aanbidder deze kaars, nadat hij de priester had betaald, nam deze kaars en liep naar dit bepaalde altaar van deze god tot wie hij wilde spreken. En op dit altaar brandde vuur, waar het offer zou worden verbrand. Aan de voet van het beeld, de grote bronzen tempel... of beeld, en hij nam deze kaars en stak hem aan met het vuur van het altaar, het altaarvuur van de afgod; hij stak de kaars aan en daalde af naar de voet van het altaar voor de afgod en zette zijn kaars neer. Dan, nadat hij de kaars had neergezet...

88 Ik vermoed dat het zo was dat die bepaalde afgod temidden van alle andere goden wist in welke van de beelden hij verondersteld werd te gaan, weet u, om tot hem terug te kunnen spreken. Waar de kaars voor was weet ik niet. Maar hij zette de kaars neer die door het altaarvuur was aangestoken.

89 Daarna zou hij naar het midden van de tabernakel gaan en daar zou hij zich op de vloer neerwerpen. Daar zou hij zich met zijn gehele ziel en met al zijn kracht in zijn gebed uitstorten en bidden tot deze geweldige bepaalde god, een schijngeloof, een mythische god; bad tot deze god om in dit beeld neer te komen en tot hem te spreken.

90 Er staat dat een van de keizers zichzelf zodanig kon neerbuigen voor het beeld van Apollos, dat hij echt kon zeggen dat hij stemmen hoorde komen vanaf het afgodsbeeld, dat het tot hem terugsprak. Zichzelf neerwerpend!

91 U zou wat dit betreft kunnen zeggen: "Broeder Branham, hoorde hij een stem?" Ik twijfel er niet aan dat hij die hoorde, maar het was de stem van een duivel. Zoiets als Jupiter, een god, bestond niet, en al die andere goden die ze hadden.

92 Maar zij wierpen zich neer en ze lagen daar en aanbaden, aanbaden deze mysterieuze god waar ze niets over wisten, omdat zijn geest in het beeld was waarvan ze dachten dat hij er op leek. Ze hadden een beeltenis voor hem gemaakt en dat had zijn gunst verworven.

93 Daarna brachten ze een offer. Als hij zichzelf daarna helemaal heeft opgewerkt in deze emotie, dan gaat hij opnieuw voor het beeld staan en deze keer heeft de heidense priester wat eten en drinken bij hem gebracht en aan de voeten van het beeld neergezet. Daarna... (Ik heb het hier op dit blaadje opgeschreven en ik lees het voor.) Dan ging hij naar de voet van dit afgodsbeeld en nam iets van dit drankoffer en nipte eraan en beet een stukje af van het voedsel en goot het daarna uit op de voeten van het beeld.

94 Wat deed hij? Hij had gemeenschap met duivelen; contact met duivels, goden en godinnen. Precies een zinnebeeld van de Christelijke gemeenschap met Christus, het avondmaal etend. Dat was hetgeen de eerste gemeente of de eerste pelgrims van het Evangelie vonden toen ze in Rome kwamen: dit soort mensen in dit soort aanbidding.

95 Baäl was de bekendste god van alle tijdperken; van alle afgoden was Baäl de bekendste (B-dubbel a-l). Hij was een zonnegod. Vervolgens had hij een vrouw, de maangod – godin, Ashtoreth, I-s-h-t-o-r... Ashtoreth. Het wordt ook uitgesproken als A-s-t-a-r-t-e, Astarte. Ze staat op de Romeinse munt. Ze werd de godin genoemd, maangodin of koningin des hemels, moeder der goden, de maangod. En de zonnegod was Baälim.

96 Wel, bijna alle heidenen aanbaden deze zon. Zelfs de Indianen deden hetzelfde toen wij hier kwamen en Amerika innamen, toen Amerika werd opgericht. De vaderen kwamen hier en ze ontdekten dat ze nog steeds de zon aanbaden. Want door dit te doen aanbaden zij...

97 Op die manier aanbaden zij in Rome goden en godinnen, toen de Christenen in Rome aankwamen.

98 Tijdens mijn reizen heb ik opgemerkt dat afgoderij niet is veranderd. Evenmin is echt Christendom veranderd. Ze houden beide stand en dat zullen ze doen tot aan de komst van de Here Jezus. Hier zou ik graag wat over willen spreken zodat u er een idee over krijgt; en als u geestelijk bent zult u het zeker verstaan.

99 Omdat Baäl de zonnegod was, wel, de koeken die werden gemaakt, waarvan Jeremia sprak – waar we een paar ogenblikken geleden over spraken – de vrouwen hadden offerkoeken gebakken voor Baäl, de zonnegod. Want u ontdekt wat verderop in het hoofdstuk – als u het leest – dat ze zeiden: "Als we Baäl niet aanbidden zal onze oogst mislukken", want Baäl was de god van de vruchtbaarheid. Met andere woorden: "Wij weten dat de zon het gewas laat groeien."

100 Maar de profeet zei tegen hen: "Het komt omdat u God hebt verlaten, dat is de reden dat uw gewas niet groeit."

101 Maar zij aanbaden Baäl, zeiden dat ze hem zouden aanbidden en hem zouden offeren.

102 Nu, als Baäl een ronde god is... (Begrijp dit goed, woord voor woord en u zult de rest ervan verstaan... aan het einde van deze boodschap.) Deze god was een ronde god, een zonnegod. Ze hadden hele grote koperen borden die de zon zouden reflecteren en eruit zagen als vuur. Dan werd het brood, waarvan Jeremia hier sprak, waar de vrouwen offerkoeken van bakten voor Baäl, dit werd rond gemaakt zoals de zon. Wel, dan werd het op het altaar gelegd, het heidense altaar voor de gemeenschap en het werd rond gemaakt zoals de zon of als de maan, omdat het de zonnegod was of de maangod.

103 Zoals we zeiden is Baälim de god van alle vruchtbaarheid; hij maakt dat alles groeit.

104 Nu, de vroegere gemeente moest dit onder ogen zien toen zij in Rome kwamen. En er wordt gezegd en geloofd door de Roomse kerk, of door de huidige kerk, of de Rooms-Katholieke kerk – die 'Katholiek' wordt genoemd...

105 We zijn allemaal katholiek. Wij zijn de katholieke kerk, wij zijn de apostolische katholieken. De katholieken betekent, 'universeel'. En wij zijn de universele kerk van het apostolische geloof. Jazeker. Er is verschil tussen de twee kerken; een ervan was katholiek, universeel, apostolisch; de andere was Rooms-Katholiek.

106 Er wordt beweerd dat Petrus... of ze geloven het, dat Petrus de Roomse kerk stichtte. Ik wil de Schriftplaats, ik wil de plaats zien waardoor u kunt zeggen dat Petrus ooit in Rome was, onder welke omstandigheden dan ook. Zoals de Roomse kerk heeft gezegd: "Hij was daar van 41 tot 46."

107 Precies in die tijd was Claudius keizer in Rome, die veroorzaakte dat alle Joden moesten weggaan. Lees Handelingen, het achttiende hoofdstuk, daar zult u ontdekken dat Paulus toen hij in Efeze kwam, daar Aquila en Priscilla vond die in feite Joden waren. Ze waren eruit gezet tijdens de verdrukkingsperiode en ze waren hier opnieuw in Palestina omdat Claudius alle Joden had bevolen te vertrekken, zowel de Christen- als de Orthodoxe Joden. Aquila en Priscilla hadden de kerk in Rome opgericht en ze moesten vertrekken door de opkomst van Claudius, die de hele kerk... of de Christenen en alle Joden uit Rome zette.

108 "Petrus, die bisschop was van de kerk..." Ik kan u in de Schrift aantonen, zelfs tot minstens plus minus zeventig jaar, dat Petrus Palestina helemaal niet heeft verlaten. Rechtstreeks in de Schrift! En u zegt dat Petrus in Rome werd vermoord en dat Paulus in Rome werd onthoofd. Dat is een dogma. Ik heb alle martelarenverhandelingen gelezen die ik kon vinden en er is er niet één waarin iets wordt bevestigd over Petrus of Paulus, dat ze in Rome zouden zijn gedood. Van de vroegste, authentieke martelarenverhandelingen die we kunnen lezen is er niet één van die er iets over zegt. Het was niet zo! Het is een dogma.

109 Ik ben hier om heidendom aan de kaak te stellen, dus we gaan dat doen door de hulp van de Here en Zijn Woord, ziet u, om u te laten zien hoe de kerken... U gaat tekeer over Katholiek, maar wacht maar eens even.

110 Welnu, we ontdekken dat, nadat Aquila en Priscilla (overeenkomstig de Schrift) uit Rome moesten weggaan, de kleine gemeente als een weeskind werd achtergelaten. Allen daarin waren bekeerde heidenen die tot de Romeinse Christelijke kerk waren toegetreden, de eerste kerk die Aquila en Priscilla en een ander echtpaar hadden gesticht en gevoed.

111 Dan ontdekken we dat zij zodra zij weggingen, hun eigen bisschop aanstelden en hun eigen leer aannamen en toen aanvaardden zij... om in de gunst te komen bij keizer Constantijn en degenen die later kwamen... Om in de gunst te komen hadden ze leden nodig die een plaats hadden in de politieke leiding van het land. Ze brachten kerkleden binnen en aanvaardden hen volkomen op... slechts belijdenis, ze wisten niets meer over God dan sommigen van deze mensen die we vandaag in Amerika hebben; slechts een belijdenis, hetgeen een hele mondvol was voor hen om Christus te belijden – nog een God naast hun eigen god. En op die manier namen zij in hun grondbeginselen van de kerk heidense ceremonieën over.

112 Nu, de Romeinse priester... Toen namen zij dit over en maakten er het avondmaal van. Het eerste wat opkwam was het houden van het avondmaal. In plaats van een gebroken stukje zoals het lichaam van Christus, gingen ze het rond maken zoals de zon of als de maan. En tot op vandaag is het nog steeds rond! Beslist. Het is nog steeds een ronde wafel en niet een gebroken stukje van Zijn lichaam. Het is rond en glad. Vandaag aan de dag leggen Roomse priesters deze ronde wafel op het altaar en noemen het het letterlijke lichaam van Christus.

113 Nu, er bestaat een groot meningsverschil tussen sommigen van deze hooggeplaatste Episcopalen, enzovoort, en de Katholieke kerken over dat onderwerp; of het het echte lichaam is of dat het het lichaam vertegenwoordigt. De Rooms-Katholiek zegt dat het het letterlijke lichaam is, omdat dat het letterlijke lichaam van Baäl (de zonnegod) was, die zichzelf weerkaatste op dat stuk koper en daarom maakten ze het rond. Geen enkele Christelijke tafel heeft er rond brood op!

114 Vervolgens willen ze naar het Oosten kijken, enzovoort, zoals ze bij de heidense aanbidding deden; en ze brachten vrouwen binnen, enzovoort, precies zoals ze altijd al hebben gedaan, zoals de heidenen hun godinnen, enzovoort. Welnu, ze deden Astarte weg en zetten er Maria voor in de plaats, maakten haar de koningin des hemels. Ze namen Jupiter weg en zetten Petrus ervoor in de plaats. En ze hadden een dogma nodig om dat te kunnen doen. Ze hadden...

115 Toen Aquila en Priscilla na dertien jaar regering van Claudius terugkeerden, vonden ze hun kerk volkomen overgegeven aan afgoderij, maar het was tot een reusachtig groot iets uitgegroeid.

116 Om dit binnen te brengen moesten ze absoluut de Bijbel opzij zetten. Nu, ik ben een Ier. Ik bezit wat zij Feiten van ons geloof noemen, dat slechts aan een priester, enzovoort, toebehoort. En ik weet dit door interviews met priesters, dat de priester niet met u over de Bijbel wil argumenteren. De Bijbel is gewoon een boek voor hem. Zoals bisschop Sheen dit hier ongeveer twee jaar geleden zei, dat iedereen die probeerde de Bijbel te geloven, was als iemand die door modderige wateren liep. Zij geloven dat niet! Ze begonnen daar en ze zeiden: "God is in Zijn kerk, niet in Zijn Woord."

117 Die priester hier uit de straat, die pas geleden voor dat interview kwam, van de Heilige Hartkerk; hij zei tegen me... (Ik bedoel die kerk langs de weg, ik ben vergeten hoe het heet. Ik geloof dat het 'Heilig Hart' wordt genoemd.) Hij kwam naar me toe betreffende de doop van Mary Elizabeth Frazier, die teruggevallen was en Katholiek geworden. Hij vroeg: "Hebt u haar gedoopt?"

     Ik zei: "Ja."

     Hij zei: "Hoe hebt u haar gedoopt?"

     Ik zei: "In de Christelijke doop."

     Hij zei: "Welke manier bedoelt u?"

     Ik zei: "Er bestaat slechts één Christelijke doop."

     Hij zei: "Wat bedoelt u, door onderdompeling?"

     Ik zei: "Jazeker."

118 Hij zei: "Hebt u haar dan in de naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest gedoopt?"

119 Ik zei: "Dat is geen Christelijke doop. Christelijke doop is door onderdompeling in de Naam van de Here Jezus Christus."

120 Hij schreef het op. Hij zei: "Wilt u het zweren op deze eed, of deze verklaring, tegenover de bisschop?"

121 Ik zei: "Als hij me niet kan geloven op mijn woord, laat het hem dan maar zonder doen." Ik zei: "Ik zweer nergens bij." En hij zei... ik zei: "Niet om arrogant te zijn, meneer, maar in de Bijbel staat: 'Zweer niet bij de hemel, noch bij de aarde, want het is Zijn voetbank', enzovoort. Wij worden geacht dat niet te doen."

122 Hij zei: "Eigenaardig, de Katholieke kerk was gewoon om ook zo te dopen."

     Ik zei: "Wanneer? Wanneer?" Ziet u? Maar ze zeggen dat ze het ook deden.

123 Want uiteindelijk waren zij, en waren wij allemaal één in het begin, het origineel komt van Pinksteren. Dat is het begin van de eerste kerk waar iedereen overal over mee kan spreken. De Christelijke kerk begon op Pinksteren met een pinksterervaring, pinkstermensen, pinksterdoop. Allen komen uit de originele kerk op Pinksteren.

124 Let nu op. We ontdekken dus dat ze moesten weggaan bij de Bijbelse onderwijzing om deze dingen te hebben om de keizers, enzovoort, te behagen, door heidenen binnen te brengen.

125 Nu kijk. Petrus was een Jood. Is dat juist? Zoudt u zich Petrus kunnen voorstellen die het idee aanvaardt om afgodsbeelden neer te zetten in een kerk, een Jood die verboden was zelfs maar naar een afgod te kijken? Kunt u zich voorstellen dat hij zoiets zou doen? Petrus in geen geval! Kunt u zich voorstellen dat hij zou zeggen: "Alles wat ik daar in het begin heb geschreven is verkeerd. Ik verwerp er alles van. Ik ga verder door met te leven als een geest in deze Roomse kerk en ik zal aannemen..."?

126 Wel, hij had dan een veranderde man moeten zijn. Dus om dat te doen, moesten ze een dogma beginnen dat Petrus in de kerk werd begraven en alle leerstellingen bij hen had achtergelaten; en zij waren de originele Katholieke kerk. Dat zijn ze niet! Er is geen Schriftplaats voor, er is geen geschiedenis voor of ook maar iets om het te bewijzen, niets. Ze waren het niet.

127 En die heidenpriester van de eerste Roomse kerk is precies dezelfde als die van vandaag. Zij geloven dat dat brood het lichaam van Christus is, dat Christus op de een of andere manier naar beneden komt en in dat stukje brood springt dat op het altaar ligt (dat de muizen 's nachts zullen weghalen), ziet u. Dat is de reden dat de Katholieken geloven dat u naar de kerk moet gaan om te aanbidden, omdat God in hun kerk is. Dat is de reden dat ze buigen en een kruisje slaan in de buurt van de kerk, omdat dat stukje brood God is. Het is niets anders dan de vertegenwoordiging van een Baälim zonnegod. Er bestaat geen enkel Schriftgedeelte voor! Ja, die ronde ouwel die daar op het altaar ligt.

128 Omdat zij dus niet de Christelijke leer aanvaardden die Ireneaus, Polycarpus en deze eerste broeders, Paulus... We ontdekken dat de oudste discipel die het langst leefde Johannes was. Hij was gedurende drie jaren verbannen naar Patmos omdat hij een school had. Hij bracht het Woord van God uit of stelde het samen, bracht het bij elkaar; de brieven bij elkaar. Toen ze ontdekten dat hij en zijn leerlingen dat deden, excommuniceerden ze hem gedurende drie jaar (na de dood van de keizer werd hij teruggebracht) en toen schreef hij het boek Openbaring.

129 Sprekend over: "Is God in Zijn kerk of is God in Zijn Woord?" De Bijbel zegt dat het Woord God is. "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons."

130 Dus iedere leer van enige kerk (of het nu Baptist, Presbyteriaan, Methodist, Pinksteren of iets anders is) die niet letter voor letter bij deze Bijbel blijft, is fout! Johannes sprak op het eiland Patmos – de Heilige Geest, of Christus sprak door hem heen – zei dit: "Indien iemand iets zal wegnemen of iets zal toevoegen aan dit..." Hoe zult u dan deze heidense symbolen van afgodenaanbidding gaan toevoegen, drie goden makend uit Eén en al deze andere heidense zaken, terwijl de eerste kerk dit nimmer heeft onderwezen en er tegen was?

131 Tijdens het Concilie van Nicea was er een groot debat of Hij drie wezens was of één wezen. Die martelaren traden naar voren, sommigen met... Omdat één man, de bisschop – een Pinksterprediker – handen op de zieken had gelegd, bonden ze een hete staaf over zijn armen en trokken z'n armen zo naar achteren. Anderen die daar stonden werden met een zwaard de ogen uitgestoken. Het zag eruit als een groep martelaren die voor dit Woord stonden! Halleluja! Zij mengden hun bloed met dat van de oude profeten. Dit Woord, broeder, is Gods Woord.

132 Toen deze heidenen werden bekeerd, brachten zij deze symbolen mee in het Christendom. Ze konden deze Bijbel niet meer gebruiken omdat de Bijbel dit aan het licht bracht. En ze zeggen u vandaag rechtuit dat ze dat niet hoeven – dat ze dat niet geloven. Ze zeggen: "Het is in orde, maar de kerk is het uiteindelijke Woord."

133 Wel, we vinden dezelfde zaak bij Pinksteren. Houd maar op over Katholiek terwijl wij net zo schuldig zijn, de Methodist, Baptist en ieder van hen.

134 U Methodisten, zo heilig, waarom hebt u dan Joseph Smith gedood? Dit is Amerika, met recht op aanbidding. Ik geloof niet in wat Joseph Smith heeft gezegd, maar u had geen recht om hem, de Mormoon, te doden. Juist.

135 U Baptisten, hoeveel houdt u bedekt? De rest van u?

136 En Pinksteren – net zo schuldig als de rest – wordt opgeblazen en heeft een hoop huichelarij. In plaats van de nederigheid en de kracht van de Geest, hebt u het Woord zonder de Geest gekregen. U berokkent meer schade dan wanneer u als de overigen was gebleven, in hun heidense ceremoniën van allerlei trinitarische ideeën en al dat andere spul; u kunt het niet staven met het Woord. Het Woord weerspreekt het. Wat jammerlijk, wat jammerlijk!

137 Dus toen het Christendom de eerste kerk stichtte in Rome, moesten ze de Bijbel afschaffen teneinde deze ceremoniën in te voeren. Om dit te kunnen doen, hadden ze een bepaalde achtergrond nodig, dus ze zeiden: "Petrus was de eerste paus van Rome en dat blijft hij op die manier." Dat zeggen ze. Wel, laten we zeggen dat hij dat was. Zou Petrus terugkomen op de Woorden van Pinksteren? Zou u zich een Jood kunnen voorstellen die afgoden opricht?

138 Terwijl ik u kan bewijzen met het geschreven Woord uit de Bijbel – met exact de dag en het jaar – dat Petrus Palestina nooit heeft verlaten behalve een keer (ging naar Babylon bij de Eufraat), hij was nimmer in Rome volgens de Schrift: "Zo spreekt de Here!" Het is helemaal een heidense gedachte.

139 We gaan dat nu regelrecht doortrekken naar het Protestantisme. Kijk naar Pinksteren dat het Woord niet neemt. Als u bij dat Woord blijft, bent u altijd in orde; gaat u bij het Woord vandaan, dan komt u overal in terecht.

140 Enige tijd geleden was er tijdens een grote samenkomst van een grote Pinksterschool, een vrouw die opsprong en in tongen sprak en de altaaroproep onderbrak. Toen ik die avond aan de achterkant binnenkwam stond Billy me op te wachten en hij zei: "Weet u wat? Die vrouw zei dat ze nog een boodschap had die ze vanavond zou geven."

141 Ik keek naar de vrouw: afgeknipt haar, een jurk aan die zo strak zat alsof ze er in gegoten was, daar zittend terwijl ze haar haar in orde maakte, haar kousen optrok. Ik wist dat ze zou opspringen. En ze sprong op en ik zei: "Ga zitten!" Ze ging door. Ik zei: "Hoort u mij niet? Ga zitten!" O my!

142 Toen ik die avond naar buiten liep, kwamen er vier of vijf kerels aan met haar en zeiden: "U griefde de Geest."

143 Ik zei: "Iedere geest die ik grief met het Woord van God behoort gegriefd te worden." Ik zei: "Zegt de Bijbel niet dat de geest der profeten onderworpen is aan de profeet? Als zij getuigt, hetgeen profetie is... Spreken in tongen is profetie als het wordt uitgelegd." Ik zei: "Laat haar dus wachten totdat ik klaar ben, dan kan zij het doen."

     Hij zei: "Maar u onderwijst het Woord."

     Ik zei: "Daar sta ik voor."

144 Hij zei: "Zij had iets fris en nieuws van de hemel, iets anders dan dat." Als dat niet terug gaat naar het Rooms-Katholicisme, dan weet ik het niet meer!

145 Laat ieders woord een leugen en iedere geest een leugen zijn en Gods Woord de waarheid. Gods Woord eerst!

146 Dat is het probleem vandaag, ze hebben zoveel openbaringen en valse dingen. Het is zichzelf daar neerwerpen en hun hart openen voor duivels, in plaats van bij Gods Woord te blijven. Daar ligt het probleem, dat is er aan de hand. Mensen – eerlijk, oprecht, goede mensen – maar u kunt het ze niet vertellen.

     "Wel, we geloven dit, als Pinkstermensen."

     "Wij geloven dit, als Baptistenmensen."

147 Ik geloof dit omdat het het Woord van God is! Ik daag iedereen uit me daarover te corrigeren. Dat is juist. Dit is het Woord! Blijf hierbij, dit is waar!

148 Zo begonnen zij de eerste kerk, de eerste Rooms-Katholieke kerk. En in plaats van hem bisschop te noemen, zoals ze hem altijd hadden genoemd, noemden ze hem nu "Vader". Dat doen ze nog steeds. En ze zeggen: "U moet toegeven dat deze ouwel het lichaam van Christus is. En omdat de priester een god is, is God verplicht naar de stem van de priester te luisteren, die deze ouwel verandert in het letterlijke lichaam van Christus." Dan te bedenken dat knappe mensen dat door hun keel laten proppen! O my! O hoe...!

149 Maar de echte aanbidders, de echte bisschoppen bleven bij het Woord. Ze bleven daarbij tijdens dat Concilie van Nicea, ze hielden dat Woord daar zuiver. Jazeker. Ze kwamen binnen als martelaren en al het andere, maar ze bleven bij dat Woord. Ze wilden totaal geen afgoderij.

150 Ik wil dat iemand me laat zien dat Patricius ooit Rooms-Katholiek was. Het staat nergens! Hij protesteerde tegen die Roomse kerk. Hij was een neef van Martinus. Ik las hier – een vrouw schreef dat – Hazeltine, mevrouw Hazeltine, "Uittreksels van het Concilie te Nicea", ze zei dat ze naar het kaartsysteem in Oxford ging, om de kaart betreffende het leven van Martinus te krijgen en die man zei: "Maar hij werd niet heilig verklaard door de Roomse kerk." Zeker niet, hij was tegen die zaak! Hetzelfde deed Patricius. De mannen die bij het Woord van God bleven bouwden hun eigen scholen, ze keerden zich van zulke dingen af.

151 Nu ontdekken we dat het vandaag nog zo is. De Roomse kerk gaat gewoon door met dezelfde ronde koek, gelovend dat Christus naar beneden komt en het in bezit neemt. En luister, weet u dat de priester de wijn drinkt, terwijl ze het gezamenlijk behoren te nemen? "Hij gaf de beker door aan de anderen." Maar in de heidense vorm drinken de priesters de wijn. Ziet u, u hebt nog steeds... Het is allemaal heidens! Exact. Het kan ze niet schelen.

152 Ze vertellen u: "Ik wil in geen geval met u over de Bijbel praten." Die prediker, of priester zei daarginds tegen mij: "Meneer Branham, u probeert over een Bijbel te praten; ik praat over een kerk."

     Ik zei: "God is het Woord!" Juist. Nu, in orde.

153 We vinden dat tot op vandaag, dat is de reden dat de Rooms-Katholieke kerk naar de kerk moet gaan om te aanbidden. zij worden onderwezen dat God in deze ronde ouwel is, de hostie in de tabernakel, ziet u. Kunt u niet zien dat dat heidens is? Zeker is het dat.

154 Kunt u niet zien dat mensen die iets zullen aannemen wat in tegenspraak is met dit Woord van hetzelfde laken een pak zijn? Noemde de Bijbel niet in Openbaring 17 de Katholieke kerk een hoer? Noemde het niet de Protestanten de moeder van... dat zij de moeder der hoeren was? Dezelfde zaak! Zij gaf leerstellingen uit, uit haar beker met smerigheid van de gruwel harer hoererij – vuiligheid en smerigheid, het bedenksel van hoog aangeschreven mannen – in plaats van het Woord van de levende God, hetwelk waarachtig en zuiver is.

     "O God, wees ons genadig", is mijn gebed.

155 Irenaeus zei (ik heb hier een aantekening van wat hij zei), hij zei: "Het Woord van God is als een hoeveelheid mooie grote juwelen, die werden weggelegd om er een gestalte van te maken van een grote, machtige Koning. Maar", zei hij, "leerstellingen, dogma's en denominaties nemen deze prachtige juwelen en maken er de vorm van een hond van en verleiden de onwetenden van het Woord. Dit doen zij om de wegen van God te bederven en er smaad op te werpen." Halleluja!

156 Wanneer u probeert het Woord van God iets te laten zeggen wat passend is voor uw organisatie, neemt u de juwelen weg uit het lichaam van de grote Koning en maakt u er een beeltenis van een hond of een vos of een zeug of iets anders van. En u misleidt de onwetenden van het Woord.

157 Halleluja! Er zijn sommigen die de Geest van God hebben die hun stand innemen voor het vleesgeworden Woord. God, vermeerder onze ranken. Het Woord, niets anders dan het Woord! Neem dat Woord waarin Jezus zei: "Al de hemelen en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn Woord zal dat niet."

158 Waar staat: "Doop in de Naam van de Here Jezus Christus", maken zij er "Vader, Zoon, Heilige Geest" van, drie goden. Ze nemen allerlei dogma's aan en bedenken allerlei dingen en sprenkelen in plaats van dopen. Van alles! Maken er de een of andere door mensen gemaakte modderpoel van, in plaats van het in het Juweel, in de grote Koning, Christus, te plaatsen. O, halleluja! Dat is God in het vlees, Christus!

159 Ze bederven de wegen van God. Laten de mensen de gemeente binnenkomen, vrouwen met afgeknipt haar die make-up dragen, met jurken aan die er schandalig uitzien; mannen zijn zo verwekelijkt, dat ze zich door een vrouw aan hun oor laten rondleiden. Komen naar de kerk en spelen lotto en bingo en allerlei soorten bedorven dingen. En predikers, enzovoort, op stranden, met naakte vrouwen in zwempak gehuld en ze gaan zwemmen, roken sigaretten en noemen zichzelf dienstknechten van God; terwijl deze tempel een heilige tempel is die aan God is gewijd, niet aan het vuil van de wereld. Het is waar. Maar ze hebben de juwelen van God weggenomen en er een zeug van gemaakt of een vos of een hond of een bunzing of iets dergelijks en voeden er de ongeletterden mee, de onwetenden.

160 (Dank je, Doc. Ik had er hier een – een zakdoek – maar ik vergat hem te gebruiken.)

     Ja, dat is wat zij doen. Irenaeus had zo gelijk.

161 Hoe denkt God over al deze dingen? Is het zoals zij proberen te zeggen: "O, het maakt Hem niet uit"? Het maakt Hem wel wat uit! Het maakt wat uit.

162 Waarom vertelde hij dan aan Jeremia de dingen die Hij zou doen? Waarom zei Hij dat? Het maakt wel wat uit. God heeft een weg.

163 Wat als Mozes had gezegd: "Ik zal mijn hoed afnemen in plaats van mijn schoenen?" Dan zou hij het visioen nimmer hebben gezien. U moet op Gods manier komen. God heeft een manier.

164 Er is zoveel wat we zouden kunnen zeggen. Laten we hier één Schriftplaats nemen. Ik heb er veel opgeschreven. Laten we voor een ogenblik Numeri 25 opslaan. Numeri 25. We zullen zien of het God iets uitmaakt of niet. Laten we zien of deze geloofsbelijdenissen, dogma's, enzovoort, Hem iets uitmaken. "Hij is een goede God, Hij kijkt gewoon aan die zaak voorbij." Hij doet het niet! Hij legt een meetsnoer en een paslood aan en u zult daaraan moeten voldoen.

     Terwijl Israël in Sittim verbleef, begon het volk ontucht te plegen met de dochters van Moab. (Luister!)

     Dezen nodigden het volk tot de slachtoffers van haar goden en het volk at daarvan en boog zich neer voor haar goden.

     Toen Israël zich aan Baäl-Peor gekoppeld had, ontbrandde de toorn des HEREN tegen Israël (Geen wonder dat Hij zei: "Bid niet voor dat soort mensen." Ziet u?)

     en de HERE zeide tot Mozes: Neem al de oversten van het volk en hang hen in het openbaar op voor de HERE, opdat de brandende toorn des HEREN zich van Israël afwende.

     Toen zeide Mozes tot de richters van Israël: Ieder dode diegenen onder zijn mannen, die zich aan Baäl-Peor gekoppeld hebben.

165 "Dood ieder van hen!" God wil God zijn en als Hij God niet is, hoeft Hij geen tweede plaats in te nemen. Hij hoeft Baäl niet in Zijn weg te laten staan, noch het een of andere door mensen gemaakte dogma, of de theorie van een mens of het een of andere idee of een geloofsbelijdenis van een denominatie. Hij is God en Hij is in staat uit deze stenen kinderen voor Abraham te verwekken. Hij heeft uw denominaties niet nodig. Hij heeft uw grote verenigingen en uw scholen en zo niet nodig. Hij neemt wat Hij in Zijn handen kan krijgen, wat niets is, ademt de adem des levens erin en het wordt iets wat Hem zal dienen. Dat is het wat Hem God maakt. Zeker maakt het God iets uit.

     U zegt: "Het maakt niets uit." Het maakt wel iets uit! Beslist, het maakt iets uit.

166 Paus Leo de Grote regeerde van 440 tot 461. O, hij dacht dat hij precies datgene deed wat goed was, kwam de kerk binnen... Vóór hem was Victor en dat was ook een onderkruiper. Hoe hij daar binnenkwam en de Christenen ter dood bracht en al het andere!

167 En wie begon met dit alles, wie stelde er wetmatige moord in? Weet u wie het was? Augustinus van Hippo, dat is precies degene die het deed.

168 De geschiedenis vertelt dat Augustinus eens de gelegenheid kreeg om een groot man te worden en met de Heilige Geest te worden vervuld. Hij zat daar achter op het erf te Lyon, Frankrijk, op de voorname school waar Irenaeus les had gegeven, en Martinus. Hij zat op dit schoolerf en de Heilige Geest kwam tot hem, maar hij weigerde het aan te nemen.

169 Wat werd hij toen? Een tweevoudig meer kind van de hel dan hij was om mee te beginnen. Hij ging meteen door naar Hippo, Afrika, waar hij zijn school stichtte. En het was...

     "Toon het mij."

170 Ik kan u meenemen naar de historie. Hij was degene die met zijn woord bekrachtigde dat het in orde was om iedere ketter die het oneens was met de dogma's van de Katholieke kerk, ter dood te brengen. Augustinus van Hippo. Is hier een Bijbelgeleerde aanwezig, of iemand die over de geschiedenis heeft gelezen en weet dat dit waar is, wilt u uw hand opsteken? Ja, ziet u, zeker. Augustinus van Hippo was degene die de beslissing nam dat het in orde was ketters te doden die het oneens waren met de Roomse kerk. Stelde deze heidense leerstelling in om bij de Bijbel vandaan te gaan om een zonnegod-aanbidding op te richten. U weet waarom Christendom is...

171 Weet u hoe we aan Kerstmis zijn gekomen? Christus werd in april geboren, maar wat deden zij? De zon komt steeds verder bij ons vandaan te staan, iedere dag wordt het later... en een beetje korter licht, en tussen de twintigste tot de vijfentwintigste had de zonnegod zijn geboortedag. Je hebt ongeveer vijf dagen dat ze daar in die tijd het Romeinse circus hadden, de viering toentertijd van de geboortedag van de zonnegod. Ziet u nu wat we hebben gekregen? Ze zeiden: "Laten we de zonnegod nemen en er de Zoon van God van maken." De hele zaak is heidens om mee te beginnen! Zie de mensen op straat met hun hooggehakte schoenen die door de straten kronkelen en winkels inrennen.

172 Pas geleden zei mijn vrouw tegen me: "Iemand zei: 'Ik weet niet wat ik aan vader moet geven. M'n broer zou hem een kwart liter whisky geven en de ander zei dat hij champagne voor hem wilde kopen.' En een ander zei: 'Wel, ik zal een pokerspel voor hem kopen.'" Het vieren van Kerstmis: heidens, duivelaanbidding! In orde.

173 Maar Augustinus bekrachtigde het. Als u het wilt opzoeken in Schmuckers, het geschrift van Schmucker, S-c-h-m-u-c-k-e-r. Schmuckers, The Glorious Reformation. Hier is wat er staat: Dat het, vanaf de tijd dat Augustinus van Hippo dit oordeel uitsprak in de Katholieke kerk, de deuren wijd openzette voor hen om alles te doden wat zij maar wilden van degenen die die heidense kerk ontkenden. En vanaf de tijd van Augustinus, ongeveer driehonderd jaar na Christus, tot 1850, toen de grote slachting van Ierland plaatsvond, werden er achtenzestig miljoen Protestanten gedood door de Katholieke kerk. Dat staat op de Roomse lijst van martelaren, achtenzestig miljoen. Ruziet u maar met de geschiedschrijver, hij is degene die dat heeft gezegd. Ik herhaal slechts zijn woord. Een ieder die het oneens was met het Katholieke dogma!

174 Niet Katholiek, het woord katholiek; zij verdienen die naam niet. Het zijn Roomse heidenen.

175 Niet die dierbare mensen. Er zijn ginds tienduizenden van die mensen die net zo oprecht zijn als iedere andere afgodenaanbidder. Ze denken dat zij God aanbidden, terwijl zij (terug tot het Woord) in een plaats van afgoderij zijn met afgodsbeelden over de hele plaats. Zie!

176 In orde, het was een dogma, Roomse dogma's. En luister, ik wil hier iets naar voren brengen. Ik had dat overgeslagen.

177 In het jaar 1640, in het jaar 1640, toen die grote slachting in Ierland plaatsvond onder de Roomse Jezuïeten de priesters, werden er honderdduizend van Patricius' bekeerlingen gedood. Als Patricius een Rooms-Katholiek was, waarom doodden ze dan hun eigen mensen? Het waren fabrieksarbeiders en zo. Dat is juist. Honderdduizend op de lijst der martelaren, die zij ter dood brachten omdat zij niet instemden met de leer.

178 Ik ben in enkele kerken van Patricius geweest in Noord-Ierland. Jazeker. Ik had het voorrecht om dat te zien. Het was niets meer dan een groot, oud omhulsel. Ze hadden daar geen beelden staan waar ze spul over hun voeten goten en er voor betaalden om die mensen terug te laten keren tot dat afgodsbeeld. "Maria, heil Maria, moeder van God", dezelfde zaak die ze deden bij Astarte, de geest van Maria oproepend.

179 Precies twee of drie jaar geleden startte de Katholieke kerk een nieuw dogma dat Maria uit de dood was opgestaan en naar de hemel is gegaan. Hoevelen herinneren zich dat? O, u allemaal, zeker, de kranten stonden er vol mee. Dogma's! Het is gebouwd op dogma's en er is nergens een spatje waarheid in te bekennen.

180 Nu, u Protestanten bent net zo slecht als u weigert het Woord van God aan te nemen. Het dogma van de Protestantse kerk is hetzelfde als het dogma van de Katholieke kerk en we zijn beiden fout totdat we terugkomen tot het Woord van de levende God! Juist.

181 U, 'Assemblies of God', u, 'Foursquare', u, 'Pinkster, Eenheid, Drieheid' of wat u ook mag zijn, kom terug tot het Woord van God! Verwijder sommige van deze denominationele afgodsbeelden, denominationele sphinxen. Zij betoveren zichzelf (de geest van de duivel) in deze denominationele afgoden. Wist u dat? Denominatie is een afgod!

     U vraagt: "Bent u een Christen?"

     "Ik ben Presbyteriaan."

     "Bent u een Christen?"

     "Ik ben een Methodist."

     "Bent u een Christen?"

     "Ik ben van Pinksteren."

182 Dat betekent niets meer dan wanneer u een zwijn of een hond of een stinkdier zou zijn; het heeft er niets mee te maken. Dat is juist. Wat we vandaag nodig hebben is terug naar het Woord van God!

183 Nu, deze winkeliers en dierbare mensen in Noord-Ierland... Als Patricius... waar al zijn scholen waren. Wist u dat zijn naam niet Patricius was? Zijn naam was Suscat. Hij werd als kleine jongen gekidnapt. Zijn zusters werden gedood. En hij keerde terug naar huis omdat hij honden trainde om op zwijnen en dergelijke te jagen. Dus toen hij dat deed, vond hij zijn weg terug naar het huis van zijn vader en moeder. Hij begon een school en de school in Noord-Ierland heeft de paus nimmer aanvaard als de opperste vertegenwoordiger van God. Ze geloofden het niet. Ze bleven bij het Woord. God zegene die gezegende heilige Patricius; een groot man.

184 Hebt u ze horen vertellen dat Patricius alle slangen uit Ierland wegjoeg? Lees de geschiedenis en kijk wat het was. Patricius geloofde in spreken in tongen; Patricius geloofde in het opnemen van slangen of het drinken van dodelijke dingen. En omdat hij een slang kon oprapen en hem weggooien, zeiden ze dat hij de slangen uit Ierland wegjoeg. Het kwam omdat hij geloofde in het opnemen van slangen en dat niets hen kon deren. Ja, o beslist.

185 Zij hadden die grote relikwieënkasten niet. En wat zou een heilige...! Wat zou Irenaeus vandaag doen, wat zou Patricius vandaag doen als ze zagen hoe er voor miljarden dollars in het Rooms-Katholicisme wordt gestopt om grote kerken te bouwen en beelden die een miljoen dollar kosten enzovoort? Precies hetzelfde als wat de Protestanten aan het doen zijn.

186 Onlangs maakte ik een opmerking en iedereen viel erover. Om die reden houd ik deze band vast. Je laat ze gewoon gaan, de blinde leidt de blinde, laat ze maar in de gracht vallen. Dat is het enige wat u kunt doen, zie. Toen ik ze dat vertelde over altaaroproepen; in de Bijbel staat niets over dergelijke dingen als altaaroproepen.

187 [Leeg gedeelte op de band] Wij zijn deelgenoten geworden van Zijn heiligheid. Door onszelf te vernederen tot Zijn dood, onszelf niets achtend, komt de Heilige Geest naar binnen en heft ons op. En we vertrouwen niet op onszelf omdat wij niets kunnen doen, maar met Hem kunnen we alles.

188 Wij zijn in Zijn beeld, een levend beeld van een levende God. Wat maakt... als u zich aan God overgeeft en God in u komt, wat maakt u dat dan? Een levend beeld van God. Niet een dood standbeeld dat in een hoek wordt neergezet; niet een denominatie daarginds in de hoofdzetel te Washington, in de Confederatie van kerken. Nee, dat is een dood standbeeld, een dood standbeeld en een dode geloofsbelijdenis – maar een levend beeld, een individu.

189 Pas geleden onderwees iemand, of hij had een kleine aantekening en iemand zei dat als een man niet was gered en... "Als een man was gered en zijn vrouw was niet gered, zouden ze dan in de opname gaan? De vrouw kon niet in de opname gaan, het bestond niet dat de vrouw in de opname zou gaan omdat zij één waren." Nonsens. Jezus zei: "Er zullen er twee in een bed liggen en ik zal er een nemen en een achterlaten." Het is een individuele zaak tussen u en God. Geef uw lichaam over, of nu mamma, pappa, kinderen of iemand anders het aanvaardt of niet. Amen!

190 O God! Deze bedorven, vuile, smerige wereld; deze vuile, smerige kerken, zogenaamde kerken; deze vuile smerige organisaties; deze vuile, smerige geloofsbelijdenissen tegen het Woord van God – o God, breng een eenvoudig nederig persoon ergens en reinig hen en verhef hen in hemelse plaatsen en toon Uzelf, Almachtige God. Amen. Wat een bedorven zaak is het geworden!

191 Wij zijn deelgenoten gemaakt van Zijn heiligheid. Wij, in Zijn beeld, wij zijn levende beelden van een levende God. Als wij dan dood zijn aan onszelf, met Hem zijn opgestaan (nu luister, luister hiernaar), dan is Zijn Woord opnieuw vlees geworden in ons. (O, broeder Neville...) Kijk! Wat is het? Niet de mythische, ingebeelde god die daar staat, maar de levende God. Wat is de levende God? Het Woord in u dat Zichzelf werkelijk maakt. Oei! Prijs God! O, ik weet dat u denkt dat ik een heilige roller ben. Misschien ben ik het. Maar, o broeder, ziet u het? Getriomfeerd over iedere denominatie, getriomfeerd over iedere vorm van heidendom, een levende God die wordt gemanifesteerd in een levende tempel, en het Woord van God (hetwelk God is) is vlees gemaakt in u. Waarom? U bent gezeten in hemelse plaatsen, hebt over alles getriomfeerd in Christus Jezus. Amen! O, daar houd ik gewoon van. Ik moet iets overslaan en doorgaan.

192 Luister nu. Dan heeft de geringste van Zijn gelovigen, ongeacht hoe lang of hoe klein, of wat u ook bent, de minste van Zijn gelovigen in Hem heeft al het boze onder zich. Kijk! Christus is het hoofd van het lichaam. Is dat juist? Wel, waar het hoofd zich ook bevindt, daar bevindt zich het lichaam ook. Glorie! Waar mijn hoofd heengaat, neemt het mijn lichaam met zich mee. En waar Jezus is, is de gemeente bij Hem. Amen! Hij gaat niet buiten Zijn Woord om. Hij blijft in Zijn Woord, waakt erover om het te doen plaats vinden. Zijn gemeente is bij Hem.

193 Kijk, u zegt: "Maar, broeder Branham, ik ben de laagste van allen!" Dat zijn de zolen van Zijn voeten. Maar onthoud, Hij heeft met u overwonnen; met u overwonnen over ieder onderdeeltje, zelfs als u de zolen van Zijn voeten bent. Elke ziekte, iedere duivel, iedere kracht, zelfs de dood zelf ligt onder uw voeten, onder u. Glorie! Ik voel me vanmorgen niet als een tweeënvijftigjarige. Dit is werkelijkheid. Als ik er slechts toe kan komen dat deze kerk dat ziet, broeder, dan zullen we een triomferende kerk zijn. Gelovigen in Hem, alle boosheid onder Hem. O glorie!

194 Ik zal me een beetje intomen, de volgende keer zal ik er opnieuw over beginnen.

195 Luister, luister hiernaar. U zegt: "Broeder Branham, ik heb geen kracht." Dat heb ik net zomin. Ik heb geen enkele kracht. "Wel, broeder Branham, ik ben een zwakkeling." Dat ben ik ook. Maar ik laat het niet afhangen van mijn kracht, het gaat niet om mijn kracht. Ik laat het afhangen van mijn autoriteit, zie, de autoriteit die mij gegeven is. Het is niet dat ik sterk ben. Ik ben niet sterk; Hij is sterk en ik ben de Zijne.

196 Hier bijvoorbeeld, laten we als voorbeeld dit nemen, hier komt het verkeer aan in de straat, de Fourth and Broadway in Louisville "zoef, zoef, zoef, zoef", net zo snel als ze maar kunnen, zestig mijl per uur door die straat, iedereen aan het jagen, jachten, jakkeren. Eén kleine man wandelt er naartoe, steekt zijn hand omhoog en broeder, remmen gieren. Wel, die kleine man heeft niet genoeg kracht om een van deze auto's te stoppen, maar hij heeft autoriteit. Glorie! Het gaat niet om zijn kracht. Wel, als een van die auto's hem zou raken, zou het hem vermorzelen. Maar laat hem zijn hand eens opsteken! Waarom? De bestuurders van de auto erkennen dat uniform.

197 O broeder, zij erkennen dat uniform, remmen gieren. Waarom? Kijk naar zijn autoriteit. Kijk wat er achter hem staat. Het hele systeem van de stad staat achter hem. De uitvoerende macht van de stad staat achter hem. Dat uniform vertegenwoordigt dat. Hij is anders, jazeker, omdat hij een agent is.

198 Hij roept: "Stop!" Wel, een van die auto's gaat "zoef" en raakt hem op die manier. Maar ze kunnen dat maar beter niet proberen! Kijk naar wat er achter hem staat. Ze zullen op hun rem trappen en stoppen. Hij hoeft zelfs niets te zeggen, slechts zijn hand op te steken. Dat doet het, beslist. Zijn autoriteit rust in de uitvoerende macht. Alles staat achter hem. Hijzelf is zwak, maar wat staat er achter hem? Dat is het begin... zijn kleding, hij staat gekleed in een uniform.

199 Dat is de wijze dat de... niet het afgodsbeeld, maar hoe de individu behoort gekleed te zijn. Laten we de gehele wapenrusting Gods aandoen – de helm des heils, dit reusachtig grote schild met de afmeting van een deur, des geloofs. O, broeder. Het is niet wat hij is, maar wat hij vertegenwoordigt.

200 Dat is wat de agent... het is niet die kleine man die daar staat; hij is slechts een gewoon iemand, maar wat hij vertegenwoordigt!

201 Onze wapenrusting is Jezus Christus. Jazeker. Alle duivels trappen op hun rem als ze dat zien; als zij die volle wapenrusting van God zien, de ware doop van de Heilige Geest, amen, die zijn oorsprong vindt... die regelrecht van de troon van God komt, gekleed in de volle wapenrusting van Zijn opstanding. Amen.

202 Niet dat u sterk bent. U bent niets, maar wat staat er achter u? Waardoor? U bent dood. U hebt u bij het leger gevoegd, u hebt u bij de politiemacht gevoegd, u gaat de wet toepassen om deze duivels onder controle te krijgen. Dat is juist, u bent bij het politiekorps, de hele zaak staat achter u. Kijk, u wordt geacht dood te zijn. U bent niets, u zou niets kunnen stoppen. Maar uw autoriteit die aan u is gegeven wordt door de duivel herkend, omdat u bent opgestaan en in hemelse plaatsen zit in Jezus Christus. Alles trapt op de remmen als die handen omhoog gaan.

203 Martinus was eens in een gerechtshof. Daar was een man die verscheurde (een duivel), hij beet grote hompen vlees uit mensen en zo, en de mensen renden weg; hij probeerde ze te doden. Rukte handenvol... had reusachtig grote hoektanden, tanden, scheurde mondenvol vlees uit ze terwijl hij zo rondging.

204 [Leeg gedeelte op de band] ... in aanbidders. Hij zag van te voren de tijd en wist dat het op deze manier zou zijn, wanneer Hij Zelf uit Zijn eigen gemeente gezet zou worden, de Laodicéa kerk. Hij zei: "Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop." Die organisatie had Hem eruit gezet, en ze hebben het vandaag gedaan; maar Hij staat aan de deur te kloppen.

205 O God, mogen de leden van Zijn lichaam vandaag beseffen dat wij in de triomferende kerk zijn. Wij zijn in Christus. Wij zijn gezeten boven al deze dingen van de wereld.

206 Waarom zouden onze vrouwen hun haar willen afknippen? God, het toont aan dat er iets verkeerd is. Waarom zouden zij zich willen vertonen in sexy uitziende kleding? Waarom zouden onze mensen honger hebben in hun hart om een knaap als Elvis Presley te horen of sommige van deze Rickies, enzovoort, die daar staan met een oude gitaar en een hoop lawaai-muziek maken waardoor onze jonge meisjes heen en weer deinen en hun ondergoed uitrukken en dergelijke dingen? God, en dan beweert die jongen van Pinksteren te zijn! O God, wat is...! Kijk naar deze Pat Boone, die beweert tot de Kerk van Christus te behoren, en al deze vulgaire, smerige zaken... O God, noemt zichzelf van de Kerk van Christus.

207 God, wij beseffen dat het insigne van autoriteit niet de naam van een organisatie is, maar het is de kracht, de kracht van de opstanding van Christus in ieder individueel leven. God, mogen deze mensen hier vanmorgen ernaar streven daar naar binnen te gaan. En mocht deze band ooit het land ingaan waar mensen zijn, Here, laat ze weten dat dit niet uit kwade bedoelingen werd gezegd, omdat ikzelf dan fout zou zijn, maar opdat de gemeente triomferend zou mogen zijn en haar plaats herkennen; dat zij zouden mogen zien waar al deze afgoden... Terwijl de Katholieke kerk er ronduit voor uitkomt en er een afgod van maakt, daar maken de Protestanten er een organisatie van, wat net zo slecht is, ontkennen het Woord. "Hebbende een schijn van godsvrucht, maar verloochenen de kracht daarvan." O God, hoe waar is Uw Woord, ieder woord!

208 Wij bidden nu, Vader, dat U ons onze zonden wilt vergeven, en moge deze boodschap diep in de harten zinken. Mogen de mensen... Moge deze kerk, zoals deze kleine Tabernakel die zich nu in een bouwproces bevindt van het bouwen van een kerk, mogen zij nooit uitzien naar iets heel moois, maar juist voldoende om de mensen onderdak te bieden. God, mogen zij er nooit naar kijken en zeggen: "Wij behoren tot de grote Tabernakel waar een koepel opstaat." God, laat het een leeg omhulsel zijn. Mogen zij nimmer het voorwerp uit het oog verliezen: Jezus Christus. Moge Hij degene zijn die hun tempel vult, dan zullen de kracht en het vuur van de Heilige Geest op het altaar van hun harten vallen. Daar is het echte altaar, Here, op het hart van ieder individu.

209 Ik bid deze morgen dat dit Woord zo zwaar op het altaar van ieders hart zal liggen, dat zij nimmermeer in staat zullen zijn erbij vandaan te komen, zodat zij gezond en gevoelig zullen worden voor het Evangelie, de woorden gelovend; en dat zij hun hart niet zullen openen voor demonische krachten of sensaties of gillen of op en neer springen of enige manifestatie, een of andere lichamelijke vorm of zoiets, maar voor de echte, werkelijke liefhebbende Geest van Christus, waar Hij Zichzelf in liefde en kracht zal manifesteren.

210 Sta het toe, Here. Genees de zieken en de aangevochtenen. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

Ik min Hem, ik min Hem,
Omdat Hij mij eerst liefhad;
En mijn redding betaalde
Op Calvarie's kruis.

     [Broeder Branham begint het lied "Ik min Hem" te neuriën – Vert]

... ik min Hem,
Omdat Hij mij eerst liefhad;
En mijn redding betaalde
Op Calvarie's kruis.

211 Met onze hoofden gebogen, hoevelen willen hun hart op het altaar leggen en het een veld maken voor God, opdat Hij Zijn Woord op het altaar van uw hart zou mogen zaaien, hetgeen een leven zal voortbrengen van de opstanding van Christus? Zoudt u uw handen willen opsteken en zeggen: "God, dit verlang ik met heel mijn hart?" God zegene uw hongerige harten – dozijnen na dozijnen.

Laat het daar, laat het slechts daar,
Breng uw lasten bij de Heer en laat ze daar;
Indien wij vertrouwen en nimmer twijfelen,
Zal Hij ons zeker uitredden;
Breng uw lasten bij de Heer en laat ze daar.

212 Precies in uw hart, denk aan Christus de Redder, denk eraan dat Hij voor u stierf. Als u slechts aan uzelf sterft, zal dat uw lichaam ontledigen, uw ziel ontledigen, uw hart ontledigen van deze wereld en al haar pleziertjes, dan zal Christus... zult u met Hem opstaan.

213 Als u niet bent gedoopt in de Naam van Jezus Christus, dan is hier een basin vol met water. En wanneer u uit dat water omhoog komt, staat u op om met Christus in een nieuw leven te wandelen. U bent dan dood, u bent niet meer... drift en al het andere is weggegaan. U bent een nieuwe schepping in Christus. Dan heft Hij u op door de Heilige Geest en plaatst u in hemelse gewesten bij Hemzelf, ver boven alle krachten dezer wereld uit.

214 Ongeacht hoe onbelangrijk, of u nu een eenvoudige wasvrouw bent of dat u slechts een broeder bent die z'n ABC niet kent, het maakt niets uit wie u bent. U bent in Christus, over alle dingen triomferend. En uw autoriteit is over iedere demoon en iedere kracht die de duivel heeft. U bent in Christus, triomferend.

215 Terwijl u uw hoofden hebt gebogen: ik weet dat hier vanmorgen een broeder gekomen is, broeder Slink (geloof ik dat ze hem noemden), Sink, Jim Sink, waarvan ik meen dat onze broeders hebben erkend dat hij een leraar is van dit Woord. Is dat niet zo, broeder Sink? We zullen hem vanmorgen de handen opleggen voordat we voor de zieken bidden, om hem op te dragen als prediker – een van onze broeders, om naar de kerken te gaan om het Evangelie te prediken.

216 Broeder Jim Sink, wilt u hier naar boven naar het altaar komen? Kom broeder Neville. Broeder Junie Jackson, bent u hier? Nog enige andere predikers van dit geloof?

217 Broeder Jim Sink hier gelooft in dit Evangelie dat wij prediken, de Zoon van God, hij gelooft dat Hij werkelijk de maagdelijk geboren Zoon van God is. Is dat juist, broeder Sink? [Broeder Sink antwoordt: "Amen!"] Gelooft u dat Hij stierf en op de derde dag weer opstond, over alles triomfeerde en aan de rechterhand Gods zit, in het centrum van Gods kracht in de hoge, voor immer levend om voor ons te bemiddelen? ["Amen!"] Gelooft u in de waterdoop in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van zonden? ["Amen!"] Gelooft u in de doop van de Heilige Geest alleen zoals God het wil geven, met tekenen en wonderen die de gelovige volgen? ["Amen!"] Hij gelooft dat. En ik geloof dat hij een onbesproken leven heeft voor de mensen. Hij predikt hier dikwijls voor de mensen hier in de kerk en ik heb ontdekt... een wonderbare man van God.

218 Nu tot deze gemeente, is er een woord, een man hier die iets te zeggen heeft tegen broeder Sink? Zeg het nu of houd u voor altijd rustig. Hoevelen geloven dat met het prediken van deze boodschap en dit Woord dat broeder Sink... Gelooft u dat door de getuigenis van de Heilige Geest broeder Sink zou moeten worden geordineerd en vanuit deze kerk moet worden uitgezonden als een dienaar van het Evangelie, om deze boodschappen zoals die vanmorgen werd gepredikt overal te verkondigen en dat hij de wereld kan ingaan waar de Heer hem maar wil heenzenden? Steekt uw handen omhoog en zegt: "Ik zal voor u bidden, broeder Sink." God zegene u.

219 Laten we onze hoofden buigen. Broeder Neville, als u uw handen op broeder Sink wilt leggen, terwijl u uw hand op de Bijbel legt.

220 Onze hemelse Vader, wij brengen vanmorgen een man tot U die vanuit het bederf dezer wereld omhoog gekomen is, zichzelf voor dood heeft verklaard en Christus als Redder heeft aanvaard, gedoopt is in de Naam van Jezus Christus, is opgestaan met de belofte de Heilige Geest te ontvangen en nu in hemelse plaatsen zit en een roep in zijn leven voelt voor de bediening.

221 O God, als oudsten van deze kerk en als vergadering met de algemene opzieners, enzovoort, die moeten waken over de kudde waarover de Heilige Geest ons heeft aangesteld om die te dragen – de kudde heeft haar hand opgestoken omdat zij weten dat broeder Sink een rechtvaardig man is – daarom leggen wij, broeder Neville en ik als Uw oudsten hem de handen op; en hierbij bidden wij het gebed des geloofs en stellen broeder Jim Sink aan in de bediening van Jezus Christus. Sta het toe. Moge hij worden vervuld met de kracht van God. Moge hij nimmer compromissen sluiten. Moge hij zielen winnen voor U.

222 En God, wij bieden hem onze medewerking en broederschap aan, om hem te ondersteunen waar hij ook is; in gebed en in hulp en op iedere manier waarop wij kunnen. Neem hem aan, o God, als wij hem aan U opdragen in de naam van Jezus Christus, de Zoon van God. Amen, amen.

223 Met uw handen op het Woord, daar, mijn broeder Sink, stel ik u aan als een broeder in Christus in onze gemeenschap, in de Naam van Jezus Christus. Amen. God zegene u. En de samenkomst zei: "Amen." [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] God zegene u. Er is veel te doen in het Evangelie, het is zeer hard nodig. Wij staan voor honderd procent achter u met alles wat we kunnen doen om te helpen. God zegene u.

224 Is het niet wondervol om een...?... te zijn? O my! Ik houd ervan mannen te zien... Dat is fijn. Hij zal – zoals ik nu begrijp – hij zal de pastorale zorg overnemen van de Heiligheid Tabernakel te Utica, Indiana, waar hij niet ver bij vandaan woont.

225 Nu, laat eens zien. O, moeten we...! O, ik geloof dat we nog voor de zieken moeten bidden, is het niet? In orde, hebben ze... heb je een paar gebedskaarten uitgedeeld? In orde, laten we snel enkele gebedskaarten oproepen, laat iedereen nog een ogenblik blijven zitten. We zijn erg laat. Kunt u mij nog tien minuten geven? In orde. Gebedskaarten, laat de mensen die gebedskaarten hebben... Van waar af heb je ze gegeven, vanaf 1?

226 In orde, gebedskaart nummer 1, wilt u komen? Nummer 2, nummer 3, nummer 4, nummer 5. Gebedskaart nummer 1, 2, 3, 4, 5, sta aan deze kant, zo snel als u maar kunt, als u kunt opstaan. Als u het niet kunt, wel, laat het ons weten, dan komen we u helpen. We zullen proberen er zoveel als mogelijk is door te laten komen. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10; 6, 7, 8, 9, 10, er zijn er pas twee van opgestaan. 10, 11, 12, 13, 14, 15. Ieder van hen, alle gebedskaarten, ga aan deze andere kant staan, kom aan deze kant hier, aan deze kant als u wilt.

227 O, is Hij niet wonderbaar? Laat nu iedereen gedurende ongeveer tien minuten net zo eerbiedig zijn als u maar kunt, slechts ongeveer tien minuten. Degenen met gebedskaarten, we hebben een afkondiging gedaan dat alle mensen die voor zich wilden laten bidden met hun gebedskaart moesten komen, omdat we niet willen dat... Kijk, ze blijven terugkomen en dan proberen zij Gods gaven te gebruiken als een seance-speelbord, maar daar geloven wij niet in.

228 Wij geloven er slechts in om God Zijn werk te laten doen. Gelooft u dat? Hoevelen geloven dat deze boodschap vanmorgen de waarheid is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dank u. Dank u. God zegene u. Ik geloof het met geheel mijn hart, ziel en verstand.

229 Het ziet er naar uit dat we hier ongeveer vijftig mensen hebben om voor te bidden, zoiets dergelijks. Nu, luister. Ieder van u is in Christus. U bent in Christus Jezus, triomferend over alle ziekten. Ieder van u allen in de gebedsrij die Christenen bent, wedergeboren gelovigen, steekt uw handen op. Dan is uw positie in Christus. U bent reeds overwinnend. Het enige wat u nu moet doen is aannemen en geloven wat God heeft gezegd de waarheid te zijn.

230 Ik zou die rij nauwelijks kunnen nemen voor onderscheiding, het zou teveel zijn om dat te doen, het zou te lang duren. Niet wat mij betrof – ik geloof dat ik hier de rest van de dag zou kunnen blijven staan, ik voel me gewoon goed. Ik voel me gewoon goed. Ik weet dat dat waar is. Prijs de Heer! Maar nu zijn wij in Christus, nu zijn wij in positie geplaatst in Christus. Amen! O my! Zijn deze dingen die ik heb onderwezen de waarheid? Als het dat is, zal Hij Zichzelf produceren. Dat is juist.

231 Hoevelen van u mensen in de gebedsrij zijn vreemden voor mij? Ik ken er heel wat, maar sommigen van u zijn vreemden. Steek uw hand op als u weet dat ik niets afweet van wat verkeerd is met u, steek uw hand op. Overal in de rij. In orde. Is Hij Christus? Gelooft u het? U moet geloof hebben, u moet het geloven. Als u het niet gelooft zal het niet werken. U moet uw positie kennen, u moet uw plaats kennen. Is dat waar, broeder West? Dat is waar. Ken uw positie. Christus beloofde: "De dingen die Ik doe zult gij ook doen." Gelooft u dat met geheel uw hart.

232 De man die daar staat met iets verkeerds aan zijn heup. Gelooft u met geheel uw hart. U kunt niet in de gebedsrij komen, maar u kunt teruggaan en gaan zitten, het zal u verlaten. En het is geen kanker. Ga terug en ga zitten, het is allemaal over. Ik heb die man nog nooit in mijn leven gezien. Als wij vreemden zijn, broeder, steek dan uw hand op. Als we vreemden zijn... Wat is er aan de hand? Hij is genezen!

233 Langs het altaar hier, gelooft u? Hoe zit het met u? Wij zijn vreemden, ik ken u niet. God kent u. Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? Gelooft u deze boodschap die ik predik? Wat als ik u zou vertellen dat uw rugklachten u zullen verlaten? Gelooft u het met geheel uw hart? Meneer Burkhart, ga terug naar Ohio, u bent genezen.

234 U bent hier niet voor uzelf, u bent hier voor iemand anders. Het is een vrouw. Ze komt ook uit Ohio. Dat is juist. De naam is Alice McVan. Dat is juist. Ze heeft een operatie ondergaan. Dat is juist. Maagkwaal en vrouwenkwaal en nervositeit. Is dat juist? Geloof slechts en zij zal beter worden. Ga door en geloof met geheel uw hart. Geloof met geheel uw hart, ze zal het ontvangen.

235 Hoe maakt u het? Ik ken u niet, wij zijn vreemden. Is dat waar? Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? Gelooft u dat wij in Christus hebben getriomfeerd? Als u gelooft, dan, met uw nervositeit en met uw moeiten en dergelijke die u heeft, mevrouw Allen, kunt u naar uw huis terugkeren en gezondheid ontvangen.

236 Ik geloof dat wij vreemden zijn, is het niet? Ik heb u hiervoor nog nooit gezien. Dit is de eerste keer dat we elkaar ontmoeten, wij zijn vreemden voor elkaar. Gelooft u dat ik Zijn profeet ben? Gelooft u het? U lijdt aan een nieraandoening. Dat is juist, is het niet? U komt niet hier vandaan, u komt uit het Zuiden. U bidt voor uw ongeredde kinderen. Dat is uw man, daar achter u. Hij heeft een man op zijn hart vanmorgen, een vriend voor wie hij bidt. Zeg, ik zie iemand. U bent een vriend van mijn moeder en vader. Er verschijnt hier een man die L.C. of S.T. of zoiets wordt genoemd, S.T. of zoiets, dat is uw zoon. [Broeder Neville zegt: "J.T."] J.T... Daar bent u er, S.T. Nee, het is niet J.T., ik weet het. Het is een kleine, zwartharige man, ik zie hem nu vlak voor mij staan. Keer terug naar huis, u hebt uw verzoek ontvangen. Keer terug naar huis.

237 Is die man vanmorgen hier, een man uit Georgia? Ja, jazeker. Ik heb uw vader en moeder nooit eerder in mijn leven gezien en u weet dat dat waar is, maar ik zag u hierboven, vlak voor hen staande. Ik wist dat het zo was. U hebt uw verzoek, twijfel niet.

238 Gelooft u allen met geheel uw hart? Nu, hoevelen...?... Ieder van u allen is in Christus. U zegt: "Is dat het Evangelie?" Dat is exact wat Jezus Christus deed. Dat is exact wat de apostelen deden. Dat is exact wat Irenaeus en de overigen deden. Geheel juist.

239 Gelooft u het? Buig dan uw hoofd. Kom hier, oudste. Er zijn teveel mensen om zo door die hele rij te gaan. We hebben er twee of drie tussenuit gepikt. Kom direct hier langs. Deze broeder Neville van mij is een man van God. Dat geloof ik.

240 We zullen deze rij voorbij laten komen en voor deze mensen bidden, hun de handen opleggen. Gelooft u allemaal, ieder van u, dat u beter zult worden? Zal iedereen hier in deze rij het geloven? Buig dan nu uw hoofd, we zijn in de triomferende kerk.

241 Here Jezus, ik ken deze broeder, om die reden zei ik er niets over tegen hem. Ik weet wat hij wil. Ik bid dat U hem zult genezen, Here, en geef hem zijn verzoek. In de Naam van Jezus Christus.

242 Hemelse Vader, met handen gelegd op deze kleine broeder vanmorgen, vragen we in Jezus' Naam om zijn bevrijding. Amen.

243 Hemelse Vader, geef aan onze zuster Dauch hier, een lieflijke zuster die hier voor ons een echte vriendin is geweest, voor mijn familie en onze geliefden. Wij geloven dat zij en haar man Uw kinderen zijn. Ik bid, God, dat U vanmorgen haar verzoek aan haar wilt toestaan. In Jezus Christus' Naam. Amen.

244 God, in Jezus' Naam, zegen onze zuster hier. Wij weten, Heer, dat zij Uw dienstmaagd is en wij bidden dat U haar haar verzoek wilt schenken. In Jezus Christus' Naam. Amen.

245 O, hemelse Vader, beseffend dat U alleen zuster Blancko kunt genezen, bidden wij dat U haar wilt zegenen en dit verzoek aan haar wilt toestaan, Here. In de Naam van Jezus Christus. Amen.

246 Hemelse Vader, wij leggen onze handen op onze zuster in de Naam van Jezus Christus, vragen om haar bevrijding tot Uw heerlijkheid. Amen.

247 "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven", en we leggen onze handen op deze zuster die zal herstellen. In Jezus' Naam, sta het toe, Here. Terwijl ik hier sta met dit nerveuze, schuddende lichaam, Here, onder de kracht van de Heilige Geest, en vermoeid, maar U bent God. Genees deze jonge vrouw hier, in Jezus' Naam.

248 God Almachtig, geef aan onze broeder zijn verzoek. Sta het toe, Vader. We leggen handen op hem en bestraffen de vijand, de vijand die zijn ziel zou willen vergiftigen, of een zwart merkteken voor hem zou willen plaatsen. Moge hij daar vanmorgen triomferend bovenuit rijzen, Here, en zijn positie in Christus Jezus beseffen. En zo zal hij hebben wat hij vraagt, in Jezus' Naam.

249 Onze hemelse Vader, met handen gelegd op onze broeder, in de Naam van Jezus Christus, sta zijn verzoek toe. Amen.

250 Dit lieve kleine meisje, Vader, in de Naam van Jezus leggen we onze handen op haar, voor de glorie van God vragen wij voor haar bevrijding.

251 God, we kennen de harteroep van deze moeder en de roep van haar dochter. God, voldoe vanmorgen aan haar geloof en laat het nu omhoog komen, wetend dat zij kracht heeft over deze dingen. En het zal worden gedaan, in de Naam van Jezus Christus.

252 God, genees deze kleine jongen, bidden we in de Naam van Jezus Christus.

253 God, onze Vader, we leggen handen op onze zuster en vragen deze morgen of U haar verzoek wilt toestaan. In de Naam van Jezus Christus. Amen.

254 Onze hemelse Vader, terwijl deze kleine dame komt om haar plaats in te nemen voor genezing, leggen we handen op haar en vragen voor haar genezing. In de Naam van Jezus Christus. Amen.

255 Op dit lieve kleine kind leggen we onze handen, in de Naam van Jezus Christus en vragen voor haar genezing.

256 In de Naam van Jezus Christus, met handen op onze zuster...?..., genees haar nu.

257 Onze Vader die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd, wij leggen onze handen op deze jongen. In de Naam van Jezus Christus, moge hij genezen worden. Amen.

258 Hemelse Vader, wij leggen onze handen op onze dappere broeder hier, uw dienstknecht, een man van God, opdat Zijn verzoek mag worden toegestaan. In de Naam van Jezus Christus, moge hij zijn positie nu innemen. Nu, hier is een zoon van God...?... over alle dingen.

259 Hemelse Vader, op onze kleine zuster, die uit grote duisternis is gekomen om in het licht te wandelen, sta het toe, Here, dat haar dappere kleine ziel deze morgen hoog mag worden opgetild in een hemelse atmosfeer. En geef haar haar verzoek, in Jezus' Naam. Amen.

260 Hemelse Vader, wij leggen handen op onze broeder in de Naam van de Here Jezus en vragen dat Uw zegeningen aan hem worden toegestaan. In de Naam van de Here Jezus Christus. Amen.

261 Onze hemelse Vader, wij leggen handen op onze zuster Grady en vragen of haar verzoek aan haar mag worden toegestaan, Vader, terwijl wij onze handen op haar leggen in Jezus Christus' Naam.

262 Onze hemelse Vader, wij leggen handen op onze zuster, in de Naam van Jezus Christus. Moge haar verzoek worden toegestaan, in Jezus' Naam.

263 Onze hemelse Vader, terwijl onze zuster door deze rij heenkomt en heeft gevraagd of wij onze handen op haar willen leggen, moge de Christus Gods nu naderbij komen en de moeite veroordelen en haar gezond maken. Amen.

264 Hemelse Vader, op onze broeder; we leggen handen op hem en vragen dat hij zal geloven in Jezus Christus, opdat U hem zult genezen in de Naam van Jezus. Amen.

265 Hemelse Vader, wij leggen onze handen op dit meisje en vragen onze dierbare Heer. In de naam van Jezus Christus, vragen wij om haar genezing. Amen.

266 Hemelse Vader, wij leggen handen op onze broeder in de Naam van de Zoon van God, Jezus Christus, waarbij wij meer dan overwinnaars zijn door Hem. En wij vragen of U aan onze broeder zijn verzoek zoudt willen toestaan, in Jezus' Naam. Amen.

267 Onze Vader, ik bid, God, dat Uw Geest op de broer van onze dienstmaagd, deze kleine soldaat van het kruis, moge komen en sta zijn verzoek toe. In de Naam van Jezus Christus. Amen.

268 Onze hemelse Vader, op deze getrouwvolle soldaat van het kruis, hij stond voor Uw Woord in tijden van kritiek, enzovoort, en toch hield hij stand bij het Woord, wandelde als meer dan overwinnaar weg in Christus Jezus. Geef hem zijn verzoek, Vader. Ik bid mijn gebed en geef hem van Uw zegeningen, Heer, zodat U zijn lichaam zult genezen en geef hem zijn verzoek. In Jezus' Naam. Amen.

269 Hemelse Vader, deze baby kan zonder God niet leven, maar God kan hem gezond maken. Ik leg hem de handen op en bestraf de vijand in de Naam van Jezus Christus. Laat het vuur...?... in de Naam van Jezus Christus. Amen.

270 Van het hart tot onze zuster bij wie wij handen opleggen in de Naam van Jezus Christus die triomfeerde, de tabernakel van God die vlees werd gemaakt...?... die Zoon van God, Jezus Christus, geef onze zuster haar verzoek. Amen.

271 Zuster Kidd, God zegene uw hart. Onze hemelse Vader, terwijl ik hier deze bejaarde man en vrouw in onze handen houd, die het Evangelie heeft gepredikt terwijl ik nog maar een kleine jongen was, korte tijd geleden lag hij stervend aan kanker; ik haastte mij om bij hem te komen en de kracht van God kwam neer op een tachtig jaar oude man en genas hem op zo'n wijze dat de doktoren die...?... het niet konden begrijpen. Ik bid dat U vanmorgen zijn verzoek zoudt willen toestaan, zijn gezegende kleine vrouw, Here, die op het wasbord heeft staan wassen om haar man in de bediening te kunnen zenden om dit bloedende Evangelie van Jezus Christus te prediken. Sta het toe, Here.

272 Zegen hun zoon Junior, Heer. Wij bidden dat U hem gezond wilt maken en houd hem sterk, Here. Hij verzorgt hun vervoer van plaats naar plaats om zakdoeken op te leggen. Ofschoon zij zo oud zijn dat ze het veld niet meer kunnen intrekken, gaan zij toch van ziekenhuis naar huizen en leggen zakdoeken op de zieken. God, U zult dat eren, dat weet ik. Zegen hen en geef hun kracht voor nog veel meer dagen, Vader. In Jezus Christus' Naam. Amen.

273 God zegene u. Het zal worden gedaan, broeder Kidd, het zal worden gedaan. [Broeder en zuster Kidd spreken tot broeder Branham – Vert] Prijs God. Amen. Ja, degene voor wie wij baden over de telefoon.

274 Een man en vrouw van tachtigjarige leeftijd, en meer, ze kunnen het veld niet meer in of in de preekstoel staan, te oud om te prediken op dit moment, maar ze zullen hier iemand naartoe sturen om pakjes gebedsdoekjes op te halen en ze sturen die naar de zieken en aangevochtenen, nemen ze mee naar ziekenhuizen en dergelijke. Om ze te leggen op... Ze kunnen niet meer uitgaan en de bediening op die wijze uitdragen, maar ze gaan door op de beste manier die zij maar kunnen. Het behoorde ons jonge mensen beschaamd te doen voelen over onszelf. Dat is waar. Doe iets voor Christus.

275 Bedenk, deze oude man hier, broeder Kidd, predikte het Evangelie voordat ik geboren was. Dat is waar, bad daarginds voor de zieken, een dappere oude soldaat. En hier, oud, hoe oud bent u, broeder Kidd? Eenentachtig jaar, nog steeds actief voor het Koninkrijk van God! Te oud om in de preekstoel te staan om een boodschap uit te laten gaan op die manier, maar hij zal naar het ziekenhuis gaan naar de ziekbedden; heeft een jongen die hem met een auto overal naartoe rijdt. Ze kunnen er niet lopend heen, daarom brengen ze hem met een auto naar een plaats en die twee, dat oude stel, gaan daar naar binnen en leggen een zakdoek op.

276 Ze hadden pas een geliefde die zeer dicht de dood nabij was, een meisje. Ze vertelden me er juist over. We baden ervoor, een kleinkind. Ze gingen en legden... Het kind is nu op. Prijs God!

277 Broeder Kidd, enige tijd geleden, ongeveer twee jaar geleden geloof ik dat het was, belden ze me op dat hij kanker had in de prostaat, op ongeveer achtenzeventigjarige leeftijd, of tachtig, dicht tegen de tachtig, met prostaatkanker. De dokter liet het gaan, er was niets aan te doen. We haastten ons; Billy en ik reden om beurten om daar te komen waar hij was. De Heilige Geest had ons die morgen gezegd om te gaan. We doen dat gewoonlijk niet tenzij we worden geleid om dat te doen. En de Heilige Geest zei: "Ga", en we vertrokken daarheen en legden handen op de oude man om voor hem te bidden. En de doktoren kunnen er nergens meer een spoor van vinden, alles is weg. O! Waarom? Onze positie is in Christus Jezus, ver uitgestegen boven alle ziekten en alle vijandelijke krachten.

278 O, bent u niet blij met Hem?

Er zijn mensen bijna overal,
Wier harten zijn vol vuur,
Met het vuur dat viel op Pinksteren,
Dat maakte hen gans rein.
O, 't is brandend binnenin mijn hart,
O, glorie voor Zijn Naam!
'k Ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."

'k Ben een van hen, een van hen;
Ik ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."
Een van hen, een van hen;
Ik ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."

Deze mensen zijn niet erg geleerd,
Noch wereldwijd beroemd;
Zij ontvingen toch hun Pinksteren,
Gedoopt in Jezus' Naam.
En vertellen nu toch overal:
"Zijn kracht is nog gelijk."
'k Ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."

279 Hoevelen zijn een van hen? Steekt uw handen nu op.

... hen, een van hen;
Ik ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."
O, een van hen, een van hen;
Ik ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."

Kom nu, mijn broeder, zoek deze zegen,
Maak uw hart van zonde vrij;
Vreugdeklokken zullen luiden,
En het houdt uw ziel in gloed.
O, 't is nu brandend binnenin mijn hart,
Glorie voor Zijn Naam!
'k Ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."

'k Ben een van hen, een van hen;
Ik ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen." Halleluja!
Een van hen, een van hen;
Ik ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."

Allen samen in een opperzaal
Zo biddend in Zijn Naam;
Door het dopen met de Heil'ge Geest
Kwam kracht op allemaal.
Nu, wat Hij deed voor hen die dag,
Zal Hij voor u hetzelfde doen.
En 'k ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."

'k Ben een van hen, een van hen;
Ik ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen." Halleluja!
Een van hen, een van hen;
Ik ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."

280 Terwijl we het nu neuriën, laten we elkaar een hand geven, zeggend:

Een van hen, een van hen;
Ik ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen." Halleluja!
Een van hen, een van hen;
Ik ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."

281 Bent u dat niet? Zeg: "Amen!"

'k Ben een van hen, een van hen;
'k Ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."
Een van hen, een van hen;
Ik ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."

282 Zou ik dit vers nog eens kunnen zingen?

Deze mensen zijn niet erg geleerd,

     (Ze hebben geen enkele belangrijke titel zoals doctor in de godgeleerdheid, doctor in de filosofie, ziet u, geen geweldige grote dingen),

Deze mensen zijn niet erg geleerd,
Noch wereldwijd beroemd; (de een of andere grote organisatie),
Zij ontvingen toch hun Pinksteren,
Gedoopt in Jezus' Naam.
En vertellen nu toch overal: "Zijn kracht is nog gelijk."
'k Ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."

Een van hen, een van hen;
Ik ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."
'k Ben een van hen, een van hen,
Ik ben zo blij dat ik kan zeggen: "Een van hen."

O, nog niet voor alle aardse gouden miljoenen
Zou ik deze dierbare plaats willen verlaten.
Ofschoon de verzoeker mij overtuigde,
Het dikwijls heeft geprobeerd.
Maar ik ben veilig in Gods verblijfplaats,
Gelukkig in Zijn liefde en genade,
En ik leef aan de halleluja-zijde!

283 O my! Daar ben ik zo blij om. U niet? Bent u niet blij een van hen te zijn? Een van hen, een van die nederige mensen die zichzelf eenvoudig hebben ontledigd, zich hebben gebogen – niet voor een afgodsbeeld – voor een levende God. Niet voor een organisatie met uw naam in een boek; maar voor een levende God. Niet om een geloofsbelijdenis op te zeggen, maar om het Woord vlees te laten worden in u. Kijk, dat is het. U vernederde uzelf en daardoor verhoogde Hij u tot daar omhoog. Niet om hoogmoedig, opschepperig te zijn en te zeggen: "Ik ben dit, dat of wat anders"; maar in nederigheid, zachtmoedigheid en "hoe was het mogelijk dat Hij ooit een wrak zoals ik redde, en hoe kon Hij het ooit hebben gedaan?" Dat is de wijze waarop de echte Christen zich voelt. Gelooft u dat niet? O, Hij is zo werkelijk!

Werkelijk, werkelijk, Hij is zo werkelijk voor mij!
O, werkelijk, werkelijk, Hij is zo werkelijk voor mij!
Hoewel sommigen Hem betwijfelen,
Ik kan niet leven zonder Hem;
Daarom houd ik van Hem, en Hij is
Zo werkelijk voor mij!

Werkelijk, Hij is zo werkelijk voor mij! (Zing het!)
Werkelijk, werkelijk, Hij is zo werkelijk voor mij!
Hoewel sommigen Hem betwijfelen,
Maar ik kan niet leven zonder Hem;
Daarom houd ik van Hem, en Hij is
Zo werkelijk voor mij!

284 O, ik ben daar zo blij om! Jazeker. O, ik ben zo blij vanwege deze geweldige, oude Evangelieweg, om te leven op deze heerlijke, oude Evangeliemanier.

285 Nu vrienden, totdat we opnieuw bij elkaar komen aan Gods troon, gedenk mij als u bidt. God zegene ieder van u. Ik kan niet zeggen dat het me spijt dat ik u hier gehouden heb.

286 Wat u betreft die hier een zakdoek heeft neergelegd, ik heb er zojuist mijn handen op gelegd terwijl we voor de zieken baden, als u hebt opgemerkt dat ik het deed zodra de Geest mij trof. Ik ben niet in teveel visioenen gegaan omdat ik zwak ben, vermoeid, weet u, ben hier ongeveer twee of drie uren aan het prediken geweest en ik ben gewoon begonnen er een paar in de rij te nemen zodat u kon zien dat God God is, ziet u. Het onmogelijke, de paradox, dat de onnavolgbare dingen... De duivel...

287 Nu onthoud, ieder van u heeft kracht in Christus. U hebt geen kracht; u hebt autoriteit, uw autoriteit. U bent slechts verhoogd, heel hoog; niet om zelf verhoogd te worden, maar Christus heeft u verhoogd. Hoe meer Christus u verhoogt, hoe dieper u wilt zijn, ziet u, u voelt zich zo nederig. Dus hoe kwam Hij er ooit toe om een wrak zoals ik te redden, hoe kon Hij het ooit doen? Maar Hij deed het en daar ben ik dus dankbaar voor. Amen! Zo goed!

Buigend voor de Naam van Jezus,
Nedervallend aan Zijn voeten,
Koning der koningen zullen wij Hem in de hemel kronen,
Als onze reis is volbracht.

Dierb're Naam (o dierb're Naam!), o hoe zoet!
Hoop der aard en 's hemels vreugd;
Dierb're Naam (o dierb're Naam!), (Is Hij niet wonderbaar?)
Hoop der aard en 's hemels vreugd.

288 Luister nu, vergeet dit niet. Zingt u het koor, laat mij het vers erbij zingen. Ik weet niet of ik er kan opkomen, het lied dat ik wil zingen – het volgende.

Buigend voor de Naam van Jezus,
Nedervallend aan Zijn voeten,
Koning der Koningen zullen wij Hem in de hemel kronen,
Als onze reis is volbracht.

Neem de Naam van Jezus mede,
Als een schild in ied're strijd;
Wil de vijand u vertreden,
Adem slechts die heilige Naam in gebed.

     (Dat is alles. Steek die hand omhoog en luister hoe de remmen gieren! Ziet u?)

... adem die heilige Naam in gebed.

Dierb're Naam, o hoe zoet!
Hoop der aard en 's hemels vreugd;
Dierb're naam, (o dierb're Naam!), o hoe zoet!
Hoop der aard en 's hemels vreugd.

289 Laten we dat opnieuw zingen, allen samen. Wat zegt u? Laten we dat vers nog eens nemen over: "Neem de Naam van Jezus mede, als een schild in ied're strijd." Laten we het nu met gesloten ogen zingen:

Neem de Naam van Jezus mede,
Als een schild in ied're strijd; (Nu luister. Wat te doen?)
Wil de vijand u vertreden, (Wat moet u doen?)
Adem slechts die heilige Naam in gebed.

Dierb're Naam (dierb're Naam!), O hoe zoet! (o hoe zoet)
Hoop der aard en... [Broeder Branham spreekt zijdelings]
Hoop der aard...

     Nu, broeder Neville, uw herder.