Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Wij zouden Jezus willen zien

Door William Marrion Branham

1 Alle dingen zijn mogelijk,
Geloven alleen.

     Dank u, broeder Neville, dank u wel. Goedenavond, vrienden. Ik zei tegen broeder Neville – ik probeerde hem deze middag thuis op te bellen. Ik had vorige week tegen de mensen uit Georgia, en daar in de buurt, gezegd dat ik niet van plan was hier vandaag te zijn, omdat veel mensen komen...

2 Want je weet dat je er met Kerstmis niet bij kleine kinderen mee kunt aankomen. Ze willen eenvoudig... Het is kersttijd voor ze en ze willen, dat, als ze hun sok ophangen, er iets zal zijn... Het is een traditie, zelfs in ons land, dat ze een sok ophangen of zoiets dergelijks. Wel, ik deed het toen ik een kind was. En hoewel het kilometers ver verwijderd is van het Schriftuurlijke pad, toch zijn kinderen... Ze horen de andere kinderen zeggen: "Wel, ik heb dit voor Kerstmis gekregen en ik dat." De kleintjes staan erbij en kijken, weet je. Je kunt het ze niet aan hun verstand brengen. Ziet u?

3 Dus daarom... Kerstmis zal hier blijven en het is niet de geboortedag van onze Here, niet de tijd dat Hij werd geboren. Als u uw globe zou pakken en kijken, dan ziet u dat Judéa ongeveer net zo ver onder de evenaar ligt als dit. Dus ontdekken we dat ginds in Judéa in die bergen daarboven sneeuw ligt, oh, daar ligt meer sneeuw dan hier. Dus de herders konden op die tijd niet op de berg zijn om hun schapen te hoeden.

4 En nog iets, Hij... het zou in tegenspraak zijn met heel de natuur. Lammeren, enzovoort, worden in het voorjaar geboren, niet in dit jaargetijde. Er worden nu geen lammeren geboren, de ooien lammeren nu niet en Hij was het Lam van God, daarom werd Hij ergens in... (dat beweren ze) ergens in april geboren, in het midden van april of zoiets dergelijks.

5 Maar wat betreft de 25e december, om daar de geboortedag van te maken, wel, dit is de geboortedag van de zonnegod, de Romeinse afgod, de zonnegod. Zie? En de zon is nu precies halverwege haar loopbaan. En vanaf de 20e tot de 25e, werd het Romeinse circus gehouden om de geboorte van de zonnegod te vieren. Dus toen zeiden ze: "Welnu, om zowel de Christenen als de heidenen een plezier te doen, zullen we in plaats van de zonnegod, de Zoon van God en de zonnegod samen nemen. We doen het allemaal bij elkaar en maken er dezelfde verjaardag van en we zetten het op de 25e."

6 Het scheen dus zowel de heidenen als de gangbare kerk te bevallen, of de eerste kerk van Rome was... Wat hun betrof was het allemaal in orde, zij gaven er niet om. Dus maakten zij het zowel de verjaardag van de zonnegod als die van de Zoon van God.

7 Welnu, de langste dag van het jaar is ongeveer rond de 21e of 22e, de langste nacht bedoel ik. Deze is ongeveer rond de 21e of 22e, als in het zonnestelsel de zon op het punt staat te keren, terug te komen. Dan begint het steeds een paar seconden of minuten langer te duren en dan hebben we ergens in juni of juli de langste dag van het jaar.

8 Maar Kerstmis zal hier blijven, dus we zijn... We kunnen er niets tegen doen. Autobanden zonder binnenband zullen hier blijven. Ik haat ze, maar ze zullen hier blijven. Dat is juist.

9 Ongeklede vrouwen, ze zullen hier blijven. Shorts, ze zullen hier blijven. Dat is alles. Ze zullen de hele tijd door korter worden, er is dus niets wat ik er tegen kan doen. Ik kan alleen zeggen dat het verkeerd is en daarbij blijven. Dat is juist.

10 Zonde zal hier blijven. Dat zal hier blijven. We zullen het voortdurend hebben, dus... Het zal hier blijven totdat Jezus komt. En al deze dingen zijn hier om te blijven.

11 Nu geloof ik niet... Laat me dit duidelijk maken. Ik geloof niet dat het Jezus uitmaakt op welke dag u Zijn geboortedag viert, of dat na de 25e, 26e is of dat het april, mei, juni of juli is, of wat meer ook, al wilt u Hem op iedere willekeurige dag aanbidden.

12 Maar hier gaat het om. Ze hebben de heiligheid van Kerstmis weggenomen zodat ze er geen Kerstmis van maken – een dag van aanbidding – maar een viering. Ziet u? Wij gaan niet... Je hoort mensen zeggen: "We gaan kerstfeest vieren." Dat is verkeerd! We behoren helemaal geen kerstfeest te vieren. Kerstmis is een dag van aanbidding, geen viering.

13 We vieren Lincolns verjaardag; we vieren de verjaardag van Washington. En als u ver in het Zuiden woonde, zouden we de verjaardag van Lee vieren, of Jackson. Hun verjaardag is een feestdag. Maar ik geloof dat de geboortedag van Christus een dag van toewijding behoorde te zijn, aanbidding. In plaats dat er vanavond mensen in de kerk op hun knieën zijn die bidden en God danken voor de echte Kerstgave, zie je schoenen met hoge hakken en beschilderde gezichten en jacquets, en bokalen met whisky, waarmee geklonken wordt. En vanavond zullen er voor tienduizend keer duizenden dollars aan whisky en sigaren en sigaretten worden weggegeven terwijl er duizenden arme, kleine, hongerige kinderen op bed liggen zonder een hap eten of een plaats om hun hoofd neer te leggen.

14 Aanbidding hebben we nodig en viering is wat we gekregen hebben. Wel, dat is in orde. Dat... ze... het is niet in orde, maar we kunnen het niet tegenhouden; het zal hier blijven. We zullen evengoed met Kerstmis blijven zitten.

15 En het woord kerstmis, kerstmis komt van het woord: "een mis voor Christus"; Christus-mis; K-e-r-s-t-m-i-s (Zie?), Christus-mis. Het is een Katholieke traditie.

16 En m'n kleine... Eén van mijn dochters (ik kan haar niet meer klein noemen), Becky, moest onlangs een verhaal schrijven over mythologie, over mystiek. En ik zei: "Schrijf maar over de kerstman." Dat is het. De kerstman heeft de plaats van Christus ingenomen. En wat de kerstman betreft, zo'n persoon heeft nog nooit bestaan. Het is absoluut een Katholieke traditie, die niets met Protestantisme of iets van doen heeft, of Kerstmis, of de geboorte van Christus – totaal niets. Maar de kerstman zal hier blijven. Maar één dezer dagen zal Jezus komen om te blijven, dat is Degene naar Wie we uitzien.

17 Welnu, ik zou het veel fijner vinden als broeder Neville vanavond achter deze preekstoel zou staan, want ik zei tegen de mensen dat ik vanavond zou wegblijven; en als ik zou langskomen en iets zou zeggen, dan zou ik een band maken. En ik hoop dat ze... Staat er een bandrecorder aan? Hebt u die? Maak een band, ongeacht... Als de Heilige Geest gedurende de tijd van de samenkomst iets zou zeggen, dan zouden ze dat kunnen horen. Ziet u?

18 Ik heb hier enige Schriftplaatsen, enzovoort, opgeschreven, een kleine tekst. En ik weet het niet, maar ik vertrouw dat de Here het zal zegenen. Maar de kwestie is dat de mensen hier gewend zijn om op deze zondagavonden rond 9 uur of tien minuten later naar huis te gaan en als u geluk hebt, bent u voor 1 uur uit, dus... Maar ik denk dat er een horloge is... [Broeder Branham praat even met broeder Neville – Vert] Hij dacht dat ik misschien even in de war was, dat dit nieuwjaarsavond is. Wel, we verwachten met nieuwjaarsavond een geweldige tijd. Dat is de tijd dat we – iedere – al de broeders bij ons komen en we op nieuwjaarsavond een geweldige tijd van gemeenschap hebben.

     Maar ik plaagde u daar alleen maar mee. En ik hoop dat dit niet op de band is gekomen.

19 Nog iets, onlangs toen ik een band maakte, bonkte ik een paar keer tegen dit ding en ik had die band zowat geruïneerd, over dat "Christendom tegenover heidendom". De banden waren geruïneerd. Als de banden dus draaien of beginnen, dan zou ik het fijn vinden als iemand – wie daar ook met de opname bezig is – dat hij naar de deur komt en de deur even open doet of zoiets, zodat ik weet dat hij nu aanstaat. Dan zie ik hoe dit ding staat opgesteld als hij in werking is. Oké, in orde, dat is fijn. Ik zal er voorzichtig mee zijn, aan de andere kant gaan staan. Ik was er niet aan gewend.

20 Wel, ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om deze gemeente en haar leden te bedanken voor de fijne dingen die u mij voor Kerstmis hebt gegeven. Mijn zoon kwam daarnet binnen en gaf mij een geweldig grote doos en ik was in mijn studeerkamer aan het studeren. Ik maakte hem open en vond een nieuw kostuum van deze Tabernakel. En kleine persoonlijke dingen die mensen mij toestuurden, ook daarginds, die ik nog niet heb open gemaakt totdat Jozef vanavond binnenkomt en de zijne openmaakt en dan... Ik waardeer het echt. De Here zegene u.

21 Ik wenste dat ik aan iedereen kerstcadeautjes kon geven. Dat kan ik niet. U weet hoe het is. Je kunt het gewoon niet, dat is alles. Als je aan de één iets geeft, toon je op die manier voorkeur, dus kun je het niet doen. Een prediker kan dat eenvoudig niet doen.

22 En ik heb begrepen dat broeder Neville vanmorgen werd bedacht met een nieuwe overjas. Ik ben u allen zo dankbaar voor mijn broeder. Er zit daar een klein geheimpje achter dat Billy Paul en ik weten. Weet u, ik ben zo traag in het opmerken van dingen, hoewel, eigenlijk in alles. Billy zei laatst tegen mij: "Weet je, pa, ik liep in de supermarkt en weet u wie ik daar tegenkwam? (En z'n stem beefde een beetje.) Broeder Neville." En hij zei: "Hij had een overjas aan die er verschrikkelijk uitzag."

     En ik zei: "Zou de mijne hem passen?"

     En hij zei: "Nee, hij is een veel grotere man dan u."

     Toen zei ik: "Wel, ik ga er één voor hem halen."

23 Ik krijg mijn cheque van de kerk hier evenals hij. Dus op dat moment kwam Billy er aan zetten met een gewichtige uitdrukking en een lach op z'n gezicht: "Pa, de gemeente gaat hem er één geven."

24 Wel, ik weet dat de gemeente hem waarschijnlijk een wat betere kan geven dan ik, daarom dacht ik: "Dat is echt wonderbaar, zo moesten we het allemaal hebben." Maar we weten dat het precies op de goede plaats komt, omdat broeder Neville die jas nodig heeft.

25 Weet u, ik wil u daar iets over vertellen. Ik zat in de geschiedenis te lezen. Dat is alles wat ik de laatste paar weken, of twee maanden heb gedaan, dat was het doornemen van de Bijbelse geschiedenis.

26 Eens las ik... Mijn eerste boek was het Oude Testament – wie God in het Oude Testament was. Toen nam ik het Nieuwe Testament om te zien wie God was, om het met vandaag te vergelijken, omdat ik weet dat Hij hetzelfde moet blijven, ziet u. Toen kwam ik bij één plaats van de gemeente waar ik het miste, dat was tussen de tijd van het heengaan van de laatste apostel tot het begin van de donkere Middeleeuwen, toen de Katholieke kerk aan de macht kwam. Ze verloren al de wonderen en al het profeteren, enzovoort, in de gemeente. En ik wilde weten wat er gedurende die tijd plaats vond, daarom nam ik enige van de oudste geschiedenisboeken die er zijn, zoals van Hislop Twee Babylons en van Broadbent de Pelgrimgemeente, van Foxe Het boek der martelaren, De vaderen ná Nicéa, Het Concilie te Nicéa, Het concilie voorafgaand aan Nicéa en al deze belangrijke historici die gedurende deze tijden schreven; het leven van al deze dierbare mannen. Terwijl ik ze las, leek het alsof ik Longfellow's "Levenspsalm" kon horen:

De levens van grote mannen staan ons altijd bij;
We kunnen onze levens uitnemend maken,
Met afscheidswoorden die we achterlaten,
Voetafdrukken in het zand van de tijd.

27 Toen ik zag waar deze mannen toentertijd doorheen gingen om bij ditzelfde Evangelie te kunnen blijven; en toen ze ditzelfde Evangelie predikten, gebeurde hetzelfde als wat er in het Oude Testament en Nieuwe Testament gebeurde – en met hen precies hetzelfde – dat geeft dus één, twee, drie getuigenissen, waarbij ieder woord wordt bevestigd. Dezelfde God die met de oude profeten handelde, handelde met de apostelen en handelde met de vaderen vóór Nicéa; en hier is Hij vandaag en handelt op dezelfde wijze met Zijn volk, met dezelfde tekenen, dezelfde wonderen, hetzelfde Evangelie, dezelfde kracht, dezelfde God, alles, met drie als een getuigenis voor ons dat dit de waarheid is. Dit is de waarheid, God geeft het in drie testamenten, ziet u. Wat geschiedenis is...

28 De Bijbel is een geschiedschrijving van wat God was. Dus de geschiedenis van het Oude Testament... Het Nieuwe Testament is een geschiedschrijving van het Nieuwe Testament en The Nicene Council And Fathers en Post-Nicene Council is de geschiedschrijving van de toenmalige kerk. En nu gaat de geschiedenis verder, precies zoals het eerst was, alleen zal deze geschiedenis nooit worden beschreven. Nee, het is nu te dicht bij de komst.

29 En God moge een man in deze dagen helpen, waar mensen trachten de eer van mensen te zoeken, mannen die proberen zich populair te maken bij menselijke wezens. Weet u niet dat wanneer dat menselijke wezen vergaat, dat allemaal met hem vergaat? Maar streef ernaar de hemelse schatten te verwerven, die nimmer zullen vergaan.

30 Mogen Gods rijkste zegeningen op u allen rusten. Ik zei vanavond tegen hen dat het meestal mijn gewoonte is om op zondag ergens naar de kerk te gaan – als dat in mijn vermogen ligt.

31 Vandaag, deze ochtend, wilde ik heel graag komen om naar broeder Neville's boodschap te luisteren. Maar nadat ik die belofte had gedaan, wilde ik die niet breken. Dus toen probeerde ik naar radio-uitzendingen te luisteren, enzovoort. En alles wat ik te horen kreeg was: "Onmiddellijk na deze dienst zullen we in de eetzaal bij elkaar komen en met elkaar koffie drinken en we zullen..." Waartoe is de kerk gekomen? Het is een vereniging. Waarom zegt u niet gewoon vereniging in plaats van kerk? Gemeente, dat wordt niet van u verwacht. De gemeente is geen bijeenkomst voor koffie of maaltijden of diners, en dergelijke zaken. We hebben gemeenschap met de Heer. Een kerk is waar wij met Hem gemeenschap hebben.

32 Ik zei tegen m'n vrouw: "Lieverd, ik begin zo kritisch te worden dat ik er een hekel aan heb om naar de Tabernakel te gaan of zelfs naar de preekstoel." O, het lijkt wel dat hoe ouder ik word, hoe erger het wordt. En ik wil helemaal niet zo zijn. Maar er is iets binnenin mij dat mij drijft om zo te zijn. En toen zei ik: "Ben ik bezig mijn verstand te verliezen? Waarom kan ik niet met de rest van de groep meedoen? Waarom kan ik niet gaan zoals de andere broeders? Waarom kan ik geen organisatie krijgen en daarop bouwen zoals zij doen? Of, waarom kan ik niet ergens heengaan en stoppen met op mensen te hameren en dergelijke dingen? Waarom kan ik dat niet doen?" Toen zei ik: "Ik denk dat ik m'n verstand ben verloren." Toen kwam ik terug tot het Woord en daar is het. Ik moet bij dat Woord blijven.

33 Ik zei: "Als het niet voor het Woord van God was en dat ik wist dat er een God was, dan zou ik ergens ver weg in Brits Columbia voor mezelf een hutje bouwen, ver weg in Canada in de bergen, waar ik hoogstens één keer per jaar een menselijk wezen zou zien. Daar zou ik de stem van God horen in de kabbelende stromen en zou ik Hem horen als Hij het uitschreeuwt in de wolf boven op de berg; ik zou Hem horen fluisteren door de reusachtige pijnbomen en naar Zijn lieflijk gelaat kijken in de spiegel van het meer wanneer het de grote met sneeuwbedekte bergtoppen reflecteert. Wel, ik zou daarginds iedere dag van mijn leven God aanbidden. Ik weet dat ik daar dichter bij God kan komen dan wanneer ik luister naar koffielunches en theepartijtjes en al dit soort spul wat we vandaag hebben, de zogenaamde kerk: leerstellingen en veronderstellingen en fabels en al het andere, om de plaats van het Evangelie in te nemen."

     Ik kan beter wat uit de Schrift lezen, is het niet, en gaan beginnen. Laten we nu, voordat we lezen, tot Degene spreken die het schreef, terwijl we nu onze hoofden buigen.

34 Iedereen die vanavond een verzoek heeft – terwijl dit een vooravond is voor Kerst... Misschien is het zoiets als dit: "O, Here, ik ben in mijn hart dankbaar voor Christus en ik wil nu wat dichterbij komen dan ik ooit hiervoor was. Ik wil niet teruggaan naar een kribbe in een stal, maar ik wil van mijn hart een kribbe maken; niet voor een kinderlijke Christus maar een Christus die God is, Immanuël." Wilt u dat even bekend maken door uw hand naar Christus op te steken? Moge de Here uw verzoek toestaan.

35 Hemelse Vader, wij zijn nu vergaderd in het huis dat het huis van gebed wordt genoemd, de plaats waar wij tezamen komen om de Here Jezus te aanbidden in al Zijn grote werken en om Zijn Woord te onderwijzen en te geloven dat Hij het Woord is. Wij danken U voor deze avond met de gelegenheid die voor ons ligt om het Woord van de levende God tot een levend volk te brengen, en in het bijzonder tot degenen die in Christus Jezus levend zijn, die vernieuwd zijn geworden, wederom geboren, nieuwe schepselen geworden zijn. Ook voor de gelegenheid die we hebben om de feiten door te geven aan degenen die geen nieuwe schepselen in Christus zijn, zodat zij deze avond nieuwe schepselen in Christus kunnen worden. Geef aan al deze mensen het verlangen van hun hart en mogen zij vanavond – als zij dat hiervoor nog niet hadden gedaan – binnen komen in deze grote, universele, katholieke kerk, katholiek in de zin van "wereldwijd", apostolische, wederom geboren heiligen van de levende God. Sta het toe, Here. Moge ieder persoon daar een lid van worden, want het is een lichaam, niet een gebouw maar een lichaam, het lichaam van Christus en wij zijn de leden van dit lichaam. Sta het toe, Here.

36 Mogen vanavond grote gaven van de Christus op de mensen worden uitgestort, die in het lichaam zijn. Niet zoals een verzegeld pakje met een kerstcadeautje erin, zoals wij aardse wezens die aan elkaar kunnen geven als een uitdrukking van onze liefde voor elkaar; maar laat het dat zegel van de Heilige Geest zijn die de ziel van het menselijk ras binnenkomt om ze onsterfelijk leven te geven.

37 Zegen ze tezamen, Vader, terwijl wij vanavond – voor zover wij weten – gezond en blij zijn, een goed warm vuur om bij te zitten, een dak boven ons hoofd, terwijl wij denken aan de duizenden rondom de wereld die geen plaats hebben om naartoe te gaan. Hemelse Vader, wees ons genadig en sta dit verzoek toe.

38 Wij vragen vanavond of U Uw Woord wilt zegenen als het nu uitgaat. Zegen onze herder, zegen de beheerders en de diakenen van de kerk en een ieder die verbonden is in het lidmaatschap van het lichaam, zijnde wederom geboren, want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

39 Zoals ik een paar ogenblikken geleden begon te spreken, bij het lezen over de heiligen... Martinus liep op een koude avond buiten en vond bij de poort een arme oude man die lag dood te vriezen. En hij zag mensen passeren die in staat waren de oude man een bepaalde jas te geven, maar zij deden het niet. Toen wist hij dat het zijn plicht was om het te doen – terwijl zijn vader en moeder heidenen waren – maar hij was een soldaat, dus trok hij zijn mantel uit, greep z'n zwaard, sneed hem doormidden en wikkelde de oude kerel er in en liep toen verder. En de mensen lachten hem uit, beschimpten hem en zeiden: "Een eigenaardig uitziende soldaat; wat een fanatiekeling."

40 Maar de avond daarna werd hij gewekt terwijl hij in de barak was waar hij verbleef en hij was in een visioen. En hij keek en hij was in een kamer. En daar stond Jezus met een groep engelen die rondom Hem stond. En Jezus had dit stuk mantel, de jas, om Zich heen gewikkeld. En hij vroeg aan de engelen: "Weten jullie waar Ik dit heb gekregen?"

     En ze zeiden: "Nee, mijn Heer."

     Hij zei: "Martinus heeft Mij hierin gewikkeld."

41 Dus toen wist broeder Martinus dat dit zijn roeping was voor de bediening, want toen hij die oude man in die mantel wikkelde, was Jezus in die oude man. Als Hij dus in een oude man was, die wij een bedelaar of een zwerver zouden noemen, die op straat lag, dan kan Jezus tot ieder van ons komen. Toen wist hij: "Wat u ook aan de minste van dezen, Mijn kleintjes, hebt gedaan, dat hebt u aan Mij gedaan." God helpe ons om daar aan te denken.

42 Welnu, u die uw Bijbel hebt gepakt en de tekst wilt noteren, ik wil vanavond uit twee plaatsen van de heilige Schrift lezen – één uit Jesaja en één uit Johannes. Ik wil uit Jesaja het tweeënveertigste hoofdstuk lezen en uit Johannes het twaalfde hoofdstuk. Ik wil de Schrift voorlezen.

43 Jesaja 42 begint bij 1, het eerste vers, en gaat verder tot en met het zevende vers:

     Zie, mijn knecht, die Ik ondersteun; mijn uitverkorene, in wie Ik een welbehagen heb. Ik heb mijn Geest op hem gelegd; hij zal de volken het recht openbaren.

     Hij zal niet schreeuwen noch zijn stem verheffen, noch die op de straat doen horen.

     Het geknakte riet zal hij niet verbreken en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven; naar waarheid zal hij het recht openbaren.

     Hij zal niet kwijnen en niet geknakt worden, tot hij op aarde het recht zal hebben gebracht; en op zijn wetsonderricht zullen de kustlanden wachten.

     Zo zegt God, de HERE, die de hemel schiep en hem uitspande; die de aarde uitbreidde met alles wat daaruit ontsproot; die aan de mensen die daarop wonen, de adem gaf en de geest aan hen die daarop wandelen:

     Ik, de HERE, heb u geroepen in gerechtigheid, uw hand gevat, u behoed en u gesteld tot een verbond voor het volk, tot een licht der natiën:

     om blinde ogen te openen, om gevangenen uit de kerker te leiden, uit de gevangenis wie in duisternis gezeten zijn.

44 Nu, in het twaalfde hoofdstuk van Johannes en laten we beginnen bij het zeventiende vers en tot ongeveer het achtentwintigste vers doorlezen:

     De schare dan, die bij Hem was geweest, toen Hij Lazarus uit het graf geroepen en hem uit de doden opgewekt had, getuigde daarvan.

     Daarom ging de schare Hem ook tegemoet, omdat zij gehoord hadden, dat Hij dit teken gedaan had.

     De Farizeeën dan zeiden tot elkander: Gij ziet voor uw ogen, dat gij niets bereikt; zie de gehele wereld loopt Hem na.

     Er waren enige Grieken onder hen, die opgingen om op het feest te aanbidden:

     dezen dan gingen tot Philippus, die van Bethsaïda in Galilea was, en vroegen hem en zeiden: Heer, wij zouden Jezus wel willen zien.

     En Philippus ging en zeide het aan Andreas; Andreas en Philippus gingen en zeiden het aan Jezus.

     Maar Jezus antwoordde hun en zeide: De ure is gekomen, dat de Zoon des mensen moet verheerlijkt worden.

     Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf, maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort.

     Wie zijn leven liefheeft, maakt dat het verloren gaat, maar wie zijn leven haat in deze wereld, zal het bewaren ten eeuwige leven.

     Indien iemand Mij wil dienen, hij volge Mij,... (Luister nu!) en waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Indien iemand Mij dienen wil, de Vader zal hem eren.

     Nu is mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit deze ure! Maar hiertoe ben Ik in deze ure gekomen.

     Vader, verheerlijk uw naam! Toen kwam een stem uit de hemel: Ik heb hem verheerlijkt en Ik zal hem nogmaals verheerlijken!

45 Nu, ik neem hier uit een tekst die ik al eens anders heb gebruikt: "Heren, wij zouden Jezus willen zien." Ik heb dit onderwerp al meer benaderd, maar een beetje anders dan ik het vanavond van plan ben.

46 Dit is een ongebruikelijke scène om als kerstboodschap te gebruiken. Maar ik veronderstel dat u vandaag op de radio hebt gehoord over "De drie wijzen uit het oosten" en "Het kleine stadje Bethlehem" en "Stille nacht" en dat u predikers hoorde spreken over Zijn geboorte, enzovoort. En nu, om mijn boodschap te plaatsen – nadat u er vanmiddag al zoveel van hebt gehad en de afgelopen twee of drie dagen – daarom dacht ik eraan om het vanuit een ander gezichtspunt te benaderen, niet vanuit Zijn geboorte, maar ik zou er op een andere manier over willen spreken.

47 En dit zeer ongebruikelijke uitgangspunt... Maar het is in ongebruikelijke dingen dat we de waarheid van Gods Woord zien. Het is in het ongebruikelijke. Het was in de ongewone omstandigheden van Gods Woord dat de mensen herkenden dat Hij de Messias was, niet door de geijkte uitleg waarmee de Farizeeën en Sadduceeën aankwamen. Het was het ongewone om te zien dat de Messias in een stal werd geboren in plaats van uit de hemelse zalen te komen, zoals zij dachten dat Hij zou komen, of zoals zij zeiden dat Hij zou komen. Het was een ongebruikelijk iets toen bij de rivier de Jordaan de bergen als kleine rammetjes huppelden.

48 En de boodschapper die voor Hem uit gezonden werd, in plaats dat het een fijn, gecultiveerde priester was die er aan zou komen om Zijn komst aan te kondigen, zagen ze een man met een behaard gezicht en borstelig haar en als jas een stuk dierenhuid om zich heen gewikkeld. Liep daar misschien tot boven z'n enkels de modder in en predikte zo'n schokkende boodschap dat hij de Farizeeërs en Sadduceeërs en deze geleerden: "U generatie van slangen!" noemde. Dat was ongebruikelijk voor een man om dat te doen.

49 Maar het was ook de manier om waarheid en leven te vinden – de ongebruikelijke manier. Niet op de uitgestippelde manier, uit gewoonte, maar op de ongebruikelijke manier. En het is vanavond mijn hartsverlangen dat wij in dit ongebruikelijke Schriftgedeelte de werkelijke betekenis van Kerstmis zullen vinden – wat Kerstmis voor ons betekent, de manier waarop wij het zouden moeten doen, of hoe wij Kerstmis zouden moeten benaderen.

50 Nu zien wij hier, zoals we hebben gelezen, dat deze Grieken Hem wilden zien. Ze kwamen Jezus zoeken. Ongetwijfeld hadden zij, zoals u en ik, van Hem gehoord, de grote werken die Hij had gedaan en de geweldige predikingen die Hij had gehouden en de ongewone dingen van Zijn leven. Dus werd Hij een ongewoon persoon. En ik wil hier precies lang genoeg stoppen om dit te zeggen, dat het bijna altijd zo is, dat wanneer je God in een persoon vindt, je een zeer ongewoon persoon aantreft die op de meest ongebruikelijke manier wordt gebruikt.

51 Jezus was dus dit type persoon en de mensen werden tot Hem aangetrokken om te ontdekken wat Hij eigenlijk was en Wie Hij was. En deze Grieken waren natuurlijk ongelovige heidenen, want Grieken aanbaden afgoden. En ze waren grote... wel, ik zou ze beeldhouwers en atleten willen noemen. En ze hadden heel wat kunst, deze Grieken, de Griekse kunst is zelfs tot op deze dag niet geëvenaard, zodat hun kunstwerken... En het waren geweldig atletische mensen.

52 En omdat ze wisten dat daar ergens een God was – en ze hadden er duizenden die zij aanbaden – maar zij hadden gehoord van een historische God die grote wonderen had verricht onder de Hebreeën. Vervolgens hadden ze ook gehoord dat deze God, die vroeger de wonderwerkende Hebreeuwse God was, daar in hun land opnieuw bij hen was. Dus dat trok hun aandacht. Daarom kwamen ze om Jezus te zien.

53 En merk op, het is gewoonlijk zo, dat mensen die Jezus willen vinden, iemand zoeken die weet hoe ze naar Hem toe moeten worden gebracht. Een leider of een van Zijn dienstknechten is de manier om Hem te vinden. Als Jezus dus ooit een dienstknecht kiest, kiest Hij altijd iemand die de mensen tot Hem zal brengen, want het is Zijn bedoeling de mensen te dienen.

54 We ontdekken nu dat zij in Zijn tegenwoordigheid werden gebracht. Nu, deze Grieken... Philippus... Ze hadden Philippus geraadpleegd en Philippus zei: "Welnu, hier is iemand die onze Heer wil zien. Maar het zou niet goed voor mij zijn om alleen de eer te hebben deze Grieken aan mijn Heer voor te stellen, daarom zal ik Andreas gaan halen om met me mee te gaan." Ze gingen dus op weg en haalden Andreas op en Andreas en Philippus kwamen beiden en stelden deze Grieken aan Jezus voor.

55 Nu is hier iets belangrijks en een tekst die ongebruikelijk is. Zodra deze Grieken op Jezus werden gewezen, verwees Jezus niet naar Zichzelf, noch maakte Hij Zichzelf aan hen bekend, omdat je Jezus op die manier niet kunt kennen. Jezus wordt niet gekend op die manier. Maar zodra... We zien hier in de Schrift, dat, toen deze Grieken tot Jezus werden gebracht en in Zijn tegenwoordigheid kwamen, het er op leek dat Jezus zou hebben gezegd: "Wel, dit ben Ik. Ik ben de Messias van het Joodse ras die gedurende de tijdsperioden door de profeten door inspiratie werd voorzegd en nu ben Ik hier. En Ik kom uit Nazareth. Ik heb een Joodse moeder; Mijn Vader is God. En nu ben Ik hier om Mijzelf aan u, Grieken, bekend te maken."

56 Nu, dat zou meer lijken op een versie van 1961. Maar kijk, zodra zij in Zijn tegenwoordigheid werden gebracht... Dat is het belangrijkste; krijg de mensen in Zijn tegenwoordigheid! En zodra ze in Zijn tegenwoordigheid kwamen, zei Jezus: "Indien een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf." Wat een ongebruikelijke zaak. In plaats van hun introductie te aanvaarden, verwees Hij hen naar de plaats waar zij Hem konden vinden. "Tenzij een tarwegraan in de grond valt en sterft, blijft hij alleen."

57 Wat deed Hij hier? Hij wees ze op die grote waarheid, hoe ze Hem konden zien. Ze konden Hem niet zien in de vorm van eeuwig leven, toen Hij daar zo stond. Hij was een man.

58 Enkele dagen geleden had ik ongeveer negen uur 's morgens een visioen. Ik had tot de Here gebeden omdat ik voortdurend een dringende roep in me voelde dit jaar naar de buitenlandse velden te gaan. Om de hele wereld door te gaan en daar direct mee te beginnen. Ik wil naar Noorwegen gaan en ik wil naar Duitsland gaan, Afrika en vele naties, dit jaar als de Here wil. Ik heb eenvoudig een roep in mijn hart om te gaan.

59 En ik was tot de Here aan het bidden toen er een visioen voor mijn ogen verscheen. Ik stond en leek over de vloer te lopen en liep een kamer in waar in het bijzonder twee vrouwen waren. Eén bevond zich bij een toonbank en de ander stond bij een toonbank. Ze verkochten verschillende dingen. Wel, ik stond even stil en vroeg me af wat ermee was. Toen zag ik een man binnenkomen en hij kocht van de vrouw bij deze toonbank een flesje parfum, dat misschien voor z'n vrouw was.

60 Toen liep ik erheen en ik vroeg: "Hoe duur is die parfum? Ik zou wel iets voor mijn vrouw willen hebben, maar ik wil de seringen hebben. Ik houd van seringen."

61 En hij zei... of de vrouw liever gezegd: "Dat flesje dat die man voor zijn vrouw kocht is veertig cent, maar dat zijn geen seringen. Dit andere flesje met seringen kost $ 1,98."

62 En ik zei: "Dat zal ik nemen." En ik pakte mijn portemonnee om het geld te pakken. Ik dacht dat ik haar twee biljetten van één dollar gaf.

     Terwijl ze het teruggaf, zei ze: "Meneer, ik ken dit geld niet."

63 En ze gaf het aan mij terug en het was een Canadees biljet van vijf dollar. Ik zei: "Neemt u mij niet kwalijk. Ik dacht dat het een dollar was." Toen zei ik: "Ik ben een zendeling en tijdens mijn zendingsreizen krijg ik geld uit verschillende delen van de wereld. Daardoor heb ik een vergissing gemaakt."

64 Ze gaf me dus het vijfdollarbiljet terug en ik gaf haar het Amerikaanse één dollarbiljet. En ze gaf me het wisselgeld en zei: "Zendeling?"

     En ik zei: "Ja mevrouw."

65 En terwijl ik sprak... of naar haar keek, zag ik dat ze naar de andere vrouw keek en enigszins met haar hoofd knikte. En ze zei: "Schat, geloof jij dat broeder Branham gelijk heeft, dat wij vrouwen vandaag zo moeten leven als hij ons vertelde, wat betreft het knippen van ons haar en de kleding die wij moeten dragen, en dergelijke?" Ze zei: "Geloof je niet dat hij daar ongelijk in heeft?"

66 Ze zei: "Ja." En ze zei: "Ga door, lieverd, jij... Ruth (of wat haar naam was), jij hebt de inspiratie; zeg het."

67 Wel, onmiddellijk wist ik dat ik in een visioen was, dus ik wist dat dit die twee vrouwen waren; altijd... ziet u. De eenheids- en drieëenheidskerk stonden beiden daar. En zei: "Ja. Ik denk niet dat we dat zouden moeten doen, want we hebben Zijn ogen nog nooit gezien. We hebben Zijn uiterlijk nog nooit gezien. We weten niet eens hoe Hij eruit ziet, dus waarom zouden we het dan doen?"

68 En ik had een oud patrouille-uniform aan. En ik zei tegen de vrouwen: "Even een ogenblikje, mijn zusters. Kijk, je moet precies zo leven als het in de Bijbel staat, het maakt niet uit wat."

     Ze zei: "Maar we hebben daar toen niet geleefd en we hebben Hem nog nooit gezien."

69 Ik zei: "Ik heb Hem gezien." En ik zei: "De kwestie is..." Ik dacht: "Here, ik sta nu voor twee grote, geleerde kerken. Nu moet U mij wijsheid geven." Dus toen hoorde ik dat ik begon te spreken. Ik wil dat u het overweegt. Had er nog niet eerder in m'n leven aan gedacht. Ik zei: "Een mens vandaag moet zijn zoals hij toen was, omdat hij dezelfde mens is. Hij bestaat uit vijf zintuigen en als hij voor Hem stond en Hem recht in Zijn gezicht keek, dan zou hij nog steeds dat zesde zintuig van geloof moeten hebben om Hem te geloven. Ongeacht hoe Hij er uit zag, hij zou Hem hoe dan ook moeten geloven."

70 En zij verborgen met schaamte hun gezicht en zeiden: "We hebben het nog nooit zo gezien, meneer", en ze liepen weg. Toen keerde ik mij om en vertrok naar de zendingsvelden, omdat ik begreep dat het een roep was om naar het veld terug te keren.

71 Nu kijk, Hij wees hun – daar in Zijn tegenwoordigheid – Christus wees hun op de waarheid. Hij vertelde hun dat de wijze waarop ze Hem konden zien was om naar het kruis te gaan. Daar is het, bij het kruis. "Tenzij een graankorrel in de aarde valt, blijft zij alleen." En als Hij niet stierf, zou Hij misschien alleen Zichzelf blijven, als Hij niet stierf. Maar omdat Hij de graankorrel was die in de aarde viel... dan zei Hij, dat wanneer zij in de aarde valt, zij overvloedig zou voortbrengen – als ze in de aarde viel en stierf. In de eerste plaats moest het een bevruchte graankorrel zijn, anders zou zij niets voortbrengen. Maar ze moet leven in zichzelf hebben voordat ze in de grond kan vallen. En Hij heeft eeuwig leven in Zich omdat Hij Immanuël was. En Hij moest Zijn eigen leven geven om opnieuw leven te kunnen voortbrengen.

72 Laten we tarwe nemen. U zegt: "Hoe zou één tarwekorrel...?" Dit is wat er gebeurt: één korrel valt er in, ze brengt honderd korrels voort. Honderd korrels vallen er in, dat brengt duizend korrels voort. Duizend korrels vallen er in en brengen een miljoen korrels voort. Een miljoen korrels vallen er in en brengen een scheepslading voort en zo gaat het maar door, totdat de hele wereld erdoor wordt gevoed. Dat is wat Hij bedoelde. "Als Ik alleen voor Mezelf leef en op deze manier sterf, slechts MIJN leven voor Mijzelf leef, wel, dan zullen er na Mij geen vruchten zijn. Maar als Ik onder de wil van God in de aarde val... Dan zal Ik een nieuwe geboorte voortbrengen en in die nieuwe geboorte zal het er nog één voortbrengen met een nieuwe geboorte en nog één met een nieuwe geboorte, totdat aan de hele wereld door zendelingen het Evangelie zal zijn gebracht. 'Dit Evangelie moet aan de gehele wereld worden gepredikt tot een getuigenis van Mij. Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven.'"

73 Als wij dus zelf, in onze bediening en in onze gedachten en in ons leven, als wij blijven zoals wij zijn, dan kunnen wij geen goed doen. Wij moeten eveneens bij het altaar sterven, anders blijft ons leven op zichzelf. Dan leven we voor een denominatie of een geloofsleer, dan leven we voor een organisatie. Maar als wij aan onszelf sterven, dan zal de Heilige Geest Zich overal door onze lippen kunnen verspreiden. Wij moeten sterven.

74 Er zijn er zoveel vandaag... Het is nu dus zo, dat wij moeten beseffen dat wij móeten sterven om nieuw leven te kunnen voortbrengen. Dus Hij zei zoveel als dit: "Als u Mij wilt zien, moet u sterven. Sterf aan uzelf en dan zult u een nieuw leven voortbrengen."

75 Welnu, als wij Hem willen zien, als u ooit verwacht Hem te zien, dan zult u Hem nimmer zien door u bij enige kerk aan te sluiten, door enige wetboeken na te leven, een bepaalde geloofsleer waar u zich aan houdt. U zult Hem zien als u sterft. Als ú naar Golgotha komt en u wordt zelf gekruisigd, dan zult u Jezus zien.

76 "Wij zouden Hem willen zien." In de eerste plaats – voordat Hij iets zei – wees Hij hun de plaats waar ze Hem konden vinden. Zoals alle heidenen of alle mensen vindt u Jezus op het kruis als u met Hem wordt gekruisigd.

77 Tegenwoordig proberen we Hem in van alles te vinden. Wij proberen Hem in een kerkgebouw te vinden. Wij proberen Hem in een denominatie te vinden. Wij proberen Hem te vinden door een geloofsbelijdenis op te zeggen. Wij proberen Hem te vinden door bepaalde dagen te houden, door bepaalde rituelen na te komen. Maar we kunnen Hem niet vinden tenzij wij naar Golgotha komen. Daar worden wij gekruisigd, vallen in het stof der aarde en sterven aan onszelf en worden daarna wedergeboren. Dan vinden wij Jezus.

78 O, er zijn er vandaag zoveel die proberen zichzelf te handhaven en bij hun eigen idee te blijven: "Ik doe het op mijn manier. Ik geloof dit." Maar u kunt Christus niet vinden tenzij u sterft aan uzelf en Hem aanvaardt, het Woord, dan vindt u leven. Dat is het.

79 Wat verschillend met vandaag. Hoe anders dan vandaag, wanneer de kerken, of de discipelen van vandaag... Wat deden zij? Als je vandaag naar discipelen toe komt... Voordat deze discipelen ook maar iets deden, brachten ze deze Grieken regelrecht in de tegenwoordigheid van Jezus. En als Hij dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer, dan moet Hij vandaag hetzelfde handelen als u in Zijn tegenwoordigheid wordt gebracht.

80 Vandaag zijn de discipelen zo anders, want vandaag proberen ze u mee te nemen naar een wiegje of een kribbe of naar een kerstman of naar een paashaas of iets dergelijks, in plaats van naar Christus. Ze brengen u helemaal niet in de tegenwoordigheid van Christus. Kerstmis is Christus niet. Nee! Vandaag de dag brengen ze u naar een andere plaats, naar een paar statuten, een kerk, een organisatie, wat leerregels, maar ze brengen u nimmer in de tegenwoordigheid van Christus. Een echte ware discipel zou u regelrecht in de tegenwoordigheid van Christus brengen en vandaar af aan zou Christus u laten zien wat u moet doen.

81 Nu, iemand zei vandaag: "De geest is uit het kerstfeest weggegaan." Ik hoorde ze op de radio. Zei... iemand gaf commentaar, een prediker, over het feit dat er vandaag zoveel mensen zeggen: "Dit is geen kerstfeest en we behoorden geen kerstman en dergelijke dingen te hebben." En die kerel probeerde zijn standpunt uiteen te zetten met te zeggen dat wanneer je de kerstman uit het kerstfeest haalde, je de geest eruit haalde. Je neemt de geest van de kerstman eruit, dat is waar. En de geest van de kerstman is niet... Sint [Engels: Santa Claus – Vert] is de een of andere mythe uit Duitsland; een Duitse Katholieke traditie is niet de geest die het kerstfeest maakt. De Geest waar Christus naar verwees was de Heilige Geest, wat geen viering maar een aanbidding is van de levende God.

82 Maar hij zei: "Als je de kerstman eruit haalt, is er geen geest meer in het kerstfeest." Kunt u zich een prediker voorstellen die zoiets over de radio zegt? Maar dat zei hij! Hij zei: "Als je de kerstman eruit haalt, houd je geen geest van kerstfeest meer over." Wel, dat zou zo kunnen zijn als je het woord kerst-mis gebruikt, dan zou je er niet veel van kunnen hebben. Maar doet u de kerstman uit uw leven weg, open uw hart en laat Christus binnen komen; sterf voor deze dingen van de wereld zodat u het echte kerstfeest kunt krijgen.

83 Ja, het is heel wat anders dan wat het vroeger was, maar het is veranderd. Niet... Christus is niet veranderd.

84 De discipelen zijn vandaag heel wat anders dan de discipelen vanouds. Vandaag brengen de discipelen de sprekers... of liever gezegd de zoekenden in plaats van... De discipelen van ouds brachten de zoekende in de tegenwoordigheid van God. En tegenwoordig brengen de huidige discipelen ze in de tegenwoordigheid van een bepaalde kerkorganisatie, een bepaald lidmaatschap, een geloofsleer, een kerkleer, in plaats van ze te brengen in de tegenwoordigheid van Christus.

85 Laten we het woord Kerstmis [Engels: 'Christmas.' – Vert] nemen. Het komt maar zelden voor dat je de Naam van Christus hoort noemen. Je hoort hem niet noemen. De lichtjes en glitter schijnen allemaal op de kerstman, niet op Christus. De mensen weten nauwelijks waar het kerstfeest eigenlijk voor is. Ze hebben het zo overladen met heidendom dat het heidendom is geworden. Het is een geweldige commerciële feestdag. Welnu, als ze een commerciële feestdag willen maken voor moederdag of vaderdag of zoondag of dochterdag, dan is dat in orde, maar houd dat commerciële bij kerstfeest vandaan!

86 Ik zag niet lang geleden een bord waarop stond: "Breng Christus terug in Kerstmis."

87 Welnu, ze brengen u naar een kerk, u leert een geloofsbelijdenis. Ze brengen u naar een kerstfeest en wat doet u? U ziet een kerstman. Als ze u naar een kerk brengen ziet u een organisatie. Maar Christus bracht ze naar het kruis. En als u een echte discipel tegenkomt die u naar Christus zal verwijzen, dan zal Christus u naar het kruis brengen waar u met Hem gekruisigd bent. En Zijn eeuwig leven en uw leven ontmoeten elkaar en uw leven sterft en u neemt Zijn eeuwig leven aan en dan bent u een zoon van God. Amen! Wat een verschil tussen de vroegere discipel en de discipel van vandaag.

88 Als je tegen een discipel zou zeggen: "Ik zou de Here Jezus heel graag leren kennen..."

89 "Wel, kijk eens, wij behoren tot die en die kerk, kom mee en voeg u bij ons", ziet u. Of: "Wij behoren tot die en die gemeenschap, kom erbij." Dat is wat u hoort.

90 Maar Christus Zelf verwees de mensen naar Zijn dood en zei: "Tenzij een graankorrel in de aarde valt, blijft zij op zichzelf."

91 O, hoe anders is dat. Jazeker, hoe anders. Maar uw leven en Zijn leven vinden elkaar. Niet bij de kerk, niet in een gebouw, niet in een geloofsbelijdenis, niet in goede werken, maar in het kruis waar u met Hem bent gekruisigd, daar vindt u Christus. U vindt Hem niet door beter uw best te doen, een nieuwe bladzij om te slaan, een nieuw leven te beginnen, zo vindt u Christus niet. U vindt Christus alleen in de dood – niet in een kribbe, niet in een belijdenis. Door te geloven in bepaalde geloofsbelijdenissen en fabels, daarin vindt u Christus niet. Een waarachtige dienstknecht brengt u naar Hem toe en Hij is het Woord.

92 U zegt: "Dan, broeder Branham, als Christus vandaag op aarde zou zijn, dan zou een echte dienstknecht hem naar Hem, Christus, toe brengen." Wel, Christus is hier in de vorm van het Woord, en het Woord brengt leven omdat Hij het Woord is. Christus is het Woord. Beslist! Hij is het Woord Zelf. De ware dienstknecht brengt u altijd bij het Woord.

93 Welnu, Hij is het Woord. Hij is deze Bijbel levend gemaakt. En als u met Christus aan uzelf sterft, zoals een graankorrel, dan leeft het Woord in u en brengt het dezelfde resultaten voort als in die levende Graankorrel die in de aarde moest vallen. Amen. U bent deelhebbers in Zijn opstanding. U bent deelhebbers met Hem in al Zijn zegeningen, in al Zijn manifestaties. U bent deelhebbers met Hem in alles wat Hij deed.

94 Welnu, Hij is het Woord met Zijn ware uitlegging. Nu zegt u: "O, maar wij geloven de Bijbel, meneer. Wij geloven de Bijbel."

95 Maar nu, als u de Bijbel gelooft, Jezus zei dit in de Bijbel, in Johannes 14:12: "Wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Dat is de ware uitleg van de Bijbel, want God Zelf is in u, die Zijn eigen uitleg verklaart. Glorie! Dat is de ware uitleg – God die in u Zijn eigen woorden verklaart. Amen!

96 Zei Jezus niet: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven"? God die in u Zijn eigen uitleg geeft. U hoeft niet naar iemand anders te kijken. Zeg: "Het Woord zegt dit." Geloof het, en het zal zichzelf uitleggen, omdat God u gebruikt om Zijn eigen Woord uit te leggen. Amen! Christus is de levende verklaring van Zijn eigen Woord.

97 Laten we eens kijken naar een... hoe Hij het Woord uitlegde. Nu, als Hij de juiste uitleg heeft... Als u hier naar de Methodisten zou gaan, zouden ze zeggen: "Wij hebben de juiste uitleg."

     De Baptisten zeggen: "Wij hebben de juiste uitleg."

     De Presbyterianen: "Wij hebben de juiste uitleg."

98 De Kerk van Christus (zogenaamd): "Wij hebben de juiste uitleg." Ze hebben allemaal de juiste uitleg, maar ze verschillen allemaal met elkaar. Dan moet er ergens iets verkeerd zijn. Welnu, de enige manier die we kunnen vinden is om te ontdekken hoe Jezus de Joden vertelde hoe het Woord moest worden uitgelegd. Amen! En als Christus het zo heeft gezegd, maakt dat het vast.

     De Methodisten zeggen: "Op de manier waarop onze broeders het uitleggen, de raad..."

     De Baptisten zeggen: "De manier waarop wij het uitleggen..."

99 De Presbyterianen zeggen: "De manier waarop wij het uitleggen..." Maar de manier waarop Jezus het uitlegde is juist.

100 Laten we eens kijken hoe Hij het Woord uitlegde. Hij zei: "Als Ik de werken van Mijn Vaders Woord niet doe, geloof Mij dan niet." Dat maakt het vast. Zo legde Hij het uit. Hij zei: "Als u Mij niet kunt geloven, geloof dan de werken die Ik heb gedaan. En als Ik de werken van Mijn Vader niet doe, geloof er dan niets van." Amen! Dat maakt het vast. "Wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen."

101 Welnu, iets moet goed of fout zijn, want waar zijn we anders mee bezig, waar maken we ons druk over? Waarom gaan we hier rond en beweren we Christenen te zijn en doen we dit, dat en nog wat anders en voegen we ons bij deze leringen en schudden we de hand van deze soort Pinkstermensen of die, of met de Methodist of Presbyteriaan of Baptist of Katholiek? Waar is het allemaal voor? Waar zijn we mee bezig? Iemand voor de gek houden, kat-en-muis spelen? Waar zijn we aan toe?

102 Dan bestaat er maar één manier, slechts één fundament. Er bestaat maar één zekere manier – dat is de uitleg die Jezus van het Woord gaf. Halleluja! Dat is de uitleg die juist is. Hij zei: "Als Ik de werken waarvan God sprak dat Ik die zou doen niet doe, geloof Mij dan niet." Amen! Dat is de uitleg. De uitleg van vandaag is dat Jezus zei: "Wie in Mij gelooft, dezelfde werken die Ik doe, zal hij ook doen." En de Schrift zei ook: "Hij is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer." Jezus zei: "Op die manier kun je weten of Ik van God kom of niet." Op die manier kom je het te weten.

103 Ze zeiden: "Nu, wacht eens even. Wij hebben Abraham als onze vader." Ze zeiden: "Onze vaderen aten manna in de woestijn."

104 En Jezus zei: "Ze zijn allemaal dood!"

105 "Wij hebben water gedronken uit een geslagen rots."

106 "En zij zijn allen dood." Hij zei: "Maar Ik ben dat brood des levens dat van God uit de hemel komt. En Ik ben het niet die spreekt, het is Mijn Vader die in Mij woont. Hij is de uitlegger van dat Goddelijk Woord. En Hij bewijst opnieuw dat Hij God is, omdat Hij precies datgene met Mij doet wat Hij zei dat Hij zou doen." Amen! Dat is de Schrift. Dat is de boodschap die bij de mensen moet komen, geen wiegje, noch een kribbe.

107 Kerstmis wordt in het gehele boek van de Bijbel niet genoemd. Jezus verwees hun geen enkele keer naar Zijn geboorte maar naar Zijn dood. Geen enkele keer zei Jezus: "Voeg u bij een kerk." Geen enkele keer zei Hij: "Zeg een geloofsbelijdenis op." Maar Hij zei: "Kom tot Mij." En Hij zei: "Wie komt, hem zullen de werken volgen die Ik doe, precies zoals bij Mij. Want als Ik de werken van Mijn Vader niet doe, geloof Mij dan niet"; want het Woord had gezegd dat wanneer de Messias kwam, deze dingen zouden gebeuren. "Hij zal een profeet zijn." Ja, Hij zou een profeet zijn. Hij zou een ziener zijn, zoals Mozes was. De lammen zouden huppelen als een hert, de blinden zouden zien, de doven zouden horen en de stommen zouden spreken. Hij zou door Hem heen aantonen dat Hij de tekenen van de Messias kon doen. "Nu, als de tekenen van de Messias Mijn bediening niet betuigen," zei Hij, "geloof Mij dan niet. Maar hier is de wijze waarop u het Woord uitlegt", zei Hij. "Als Ik deze tekenen niet heb, geloof het dan niet. Maar als Ik de tekenen wel voortbreng en u kunt niet geloven dat Ik het Woord uitleg, geloof dan de tekenen, want zij spreken van het Woord." Dat is de echte uitleg ervan. Dat is het. Dat is de boodschap.

108 U hoeft niemands woord te nemen. U hoeft u bij geen enkele kerk te voegen. U kunt zich niet bij een kerk voegen. U kunt deze organisaties toebehoren, maar de kerk van God, daar wordt u in geboren via Golgotha. U zegt: "Prijs God, dat ben ik ook, broeder Branham." Dan zult u de werken die Jezus deed ook doen. Dat is wat Jezus zei, ziet u. "Werken die Ik doe..." Wat? Hij zei: "De werken die Ik doe getuigen van Mij." Halleluja! "De werken die Ik doe leggen getuigenis af. Ziet u niet (met andere woorden) de tekenen van de Messias? Kunt u niet zien wat de Messias moest doen? En als u niet gelooft dat Ik de juiste uitleg van het Woord heb waarom bekrachtigt Mijn Vader het dan? Denkt u dat Ik te hard ben tegen uw organisaties?" Hij zei: "Als u denkt dat Ik te radicaal ben en u zegt dat Ik gek ben, dat Ik van de duivel bezeten ben, Mijn verstand heb verloren..."

109 Ze hadden tegen Jezus gezegd dat Hij gek was. Gek betekent krankzinnig. "U bent krankzinnig. U behoort niet tot onze groepen en U gedraagt Zich daar als een krankzinnige. U bent Uw verstand kwijt."

110 Dan had Jezus dit tegen ze kunnen zeggen: "Als jullie dan van God zijn, waar zijn dan de tekenen van God? Als jullie in Mozes geloven, waar zijn de tekenen van Mozes bij jullie? Als jullie in de profeten geloven, waar is het teken van de profeten bij jullie? Als jullie dus niet kunnen geloven dat Ik de goede uitleg heb, geloof dan de tekenen, want zij getuigen dat Ik juist ben." Halleluja! "Zij zijn het die van Mij getuigen. Zij leggen er getuigenis van af of Ik gelijk heb of niet. Allen die de Vader Mij gegeven heeft zullen het volgen en er naartoe komen. Geen mens zal in staat zijn te komen tenzij de Vader hem heeft geroepen." Precies.

111 Toch had Hij zovele werken gedaan, zei de Bijbel. Toch konden ze Hem niet geloven, omdat Jesaja had gezegd: "Ze hebben oren maar kunnen niet horen; ogen maar kunnen niet zien." Ze zijn zo blind als een vleermuis. Toch kunnen ze het niet zien, want de profeet zei dat ze het niet konden.

112 Welnu, het is nu precies hetzelfde als toen. Ja, Hij zei: "Als je niet kunt... Ik ben het niet die de woorden spreekt, niet Ik die de werken doe, anders gezegd, maar het is Mijn Vader. En als jullie weten wat God was... God was een Schepper. God was degene die op Mozes was en God in Mozes voorzegde Mijn dag. God was in het Oude Testament", zei Hij. Of om het zo te zeggen: "Degene die op de profeten was vertelde jullie dat die Hoofdprofeet op een dag zou komen en dat de kinderen tot Hem zouden worden vergaderd. Als jullie niet kunnen geloven dat Ik het Woord aan jullie uitleg, geloof dan de tekenen, want zij spreken over Mij."

113 O, ze konden niet geloven. Ze konden het niet zien. Hij was God in het vlees. Want wat was Hij? Hij was het Woord dat werd gemanifesteerd. Hij was wat God had beloofd. Luister, Branham Tabernakel, gordt u aan op deze vooravond voor Kerst. Als Hij het niet was, zou God Hem niet hebben betuigd. Beslist. Met andere woorden, Hij had kunnen zeggen: "Wie van jullie groepen (Farizeeën, Sadduceeën of wat ze ook mochten zijn), wie van jullie mannen, wie van jullie hogepriesters, wie van jullie geleerden is het die God gebruikt om Zijn Woord doorheen te spreken en te manifesteren om te zeggen dat het juist is?"

114 Wel, ze hadden kunnen zeggen: "Onze mannen zijn opgeleid. Wij zijn knap. Wij kennen die Bijbel sedert generatie op generatie."

115 Wel dan, waarom maakt God het niet opnieuw levend in die mannen als het Gods Woord is? "Ik en Mijn Vader zijn één." Niet drie. "Wij zijn één." God is in Hem. God spreekt door Hem heen. Hij is niet meer Zichzelf maar Hij is Gods stem door menselijke lippen heen. Halleluja! En vanavond is iedere gelovige in Hem op dezelfde manier in bezit genomen, zo in bezit genomen, zo volkomen overgegeven dat zijn woorden worden als de woorden van Christus. Hij spreekt en het Woord wordt vlees gemaakt. Hij spreekt en het Woord wordt gemanifesteerd. "De werken die Ik doe, zult u eveneens doen. Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven."

116 Jesaja zei in het tweeënveertigste hoofdstuk dat we zojuist lazen: "Een groot licht is gekomen!" Licht! O, ik wil niet van het onderwerp afwijken, maar het grootste licht dat ooit heeft geschenen, scheen in die nederige, kleine Nazarener – een man waar geen schoonheid aan was dat wij Hem zouden begeren; in werelds opzicht een man zonder opleiding, een man die de rituelen en dergelijke van deze wereld niet kende; maar Hij kon demonen binden, de doden opwekken en duivels sidderden. En God bevestigde Hem vanuit de hemel en sprak terug: "Dit is Mijn geliefde Zoon." Niet bij de rijkaards, maar bij een selecte groep die Hij had geroepen. Groot licht? Waarom? Vanaf Zijn Woord scheen een groter licht. Wat was het Woord? Christus. Wat was Hij? Het Woord dat tot leven werd gebracht. En het Woord dat tot leven werd gebracht gaf een groter licht dan toen Hij zei: "Daar zij licht", in Genesis 1. Dat was een licht door een schepping, een sterfelijke schepping die moest vallen. Maar Zijn Woord was eeuwig leven en eeuwig licht. Als een man dat gelooft, heb je eeuwig licht.

117 "Licht voor degenen die zitten in de regionen van de schaduwen des doods" – Mattheüs 4 – wat licht bracht aan de heidenen die bezeten waren en die door God om hun afgoden waren veroordeeld. Maar Hij kwam als een licht. Wat zei hij? "Uw Woord is een licht op mijn pad. Een licht om het pad voor mijn voeten te verlichten, mij te begeleiden." En vandaag is het licht van God het Woord van God dat wordt gemanifesteerd, het licht gemanifesteerd. Het licht is de werken van God die door het Woord van God werden gesproken en die tot leven worden gebracht, en het is een groter licht dan het was bij het aanbreken van de schepping. Amen.

118 Licht! Hij is een lamp op mijn pad. O God! Licht, het Woord... Vandaag zijn we in duisternis, vol leerstellingen en denominaties, vol sensaties en fanatisme, geopende harten voor grafspelonken van allerlei soorten geesten, die zelfs ontkennen dat dit Woord de waarheid is, die zeggen: "De dagen van wonderen zijn voorbij. Zoiets als de doop van de Heilige Geest, spreken met tongen, profeten, enzovoort, bestaat niet. Zij stierven jaren geleden." Om dan God temidden van duisternis te zien, de duisternis van leringen, de duisternis van denominaties, om Hem Zijn Woord te zien nemen en een groep mensen die het willen geloven en Zijn licht en Zijn leven uitstralen. Het is meer licht. Het is eeuwig licht, meer dan er was bij het begin van de schepping. "Daar zij licht, en er was licht." Beslist.

119 Welnu, Jezus zei nimmer dat Hij ze naar Bethlehem zou brengen. Jezus zei nimmer tegen de Grieken toen ze er aan kwamen: "Nu, wacht even. Als u het wilt zien, dan zal Ik u mee terug nemen naar Bethlehem waar Ik werd geboren en Ik zal u vertellen wat daar allemaal is gebeurd." Zo was het niet! Hij verwees ze naar een toekomstige plaats als zij Hem wilden leren kennen. "Als u Mij wilt leren kennen (met andere woorden), dan zal Ik u niet mee terug nemen en u vertellen wanneer Ik in Bethlehem werd geboren en alles daarover. Ik zal u naar een plaats wijzen waar Ik voor u zal worden gekruisigd. En dáár, als u met Mij zult zijn gekruisigd en uw kruis opneemt en Mij volgt, dan zult u weten wie Ik ben. Op een andere manier, door uw oude letteren en geschiedenis zult u het nimmer leren. U zult nimmer..."

120 Wel, u zegt: "Broeder Branham, maar wij leren het door de Bijbelse geschiedenis." Nee, dat doen we niet. Als we het door de Bijbelse geschiedenis hadden geleerd, waarom hadden de Farizeeën het dan niet? Het wordt niet geleerd door de Bijbelse geschiedenis, omdat we teveel kunstschilders hebben die het proberen te schilderen. Maar de Bijbel is juist en God is de Kunstschilder.

121 De geloofsbelijdenissen vandaag zeggen: "Voeg u hier bij." "Zeg deze lofzang op." "Herhaal de Apostolische Geloofsbelijdenis." "Voeg u bij onze kerk." "Geef elkaar een hand." "Word gedoopt in de naam van Vader, Zoon en Heilige Geest." Dat zijn leringen van denominaties. Juist! Op die manier schilderde de kunstschilder het schilderij niet. De Kunstenaar schilderde het zo dat Jezus Christus dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer. "Wie Mijn woorden hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven. De werken die Ik doe zal hij ook doen. Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven." Op die manier schilderde de Schilder het. Als God dat dus reflecteert, dan weet u dat u op het juiste schilderij bent gestuit. Buiten dat heeft u een nagemaakte kopie. Amen! Neem die oude nagemaakte kopie van een of andere kerkleer en gooi dat ding vanavond de deur uit, en neem het Bijbelse Evangelielicht en laat de Schilder Christus in u schilderen. Amen. Dat is de manier. Dat is het.

122 Nee, Hij nam ze helemaal niet mee naar de kribbe, Hij nam ze nimmer mee naar Kerstmis.

123 Jesaja zei dat Zijn Naam genoemd zou worden... In hetzelfde hoofdstuk zei hij: "Zijn Naam zal zijn..." Nee, in het vijfde hoofdstuk van Jesaja staat: "Zijn Naam zal zijn Wonderbaar, Raadsman, de Vredevorst, de machtige God, de eeuwige Vader." Amen. Ik wou dat ik tijd had. Ik zou moeten... Ik zou graag een tekst willen nemen over elk van deze: Raadsman, Vredevorst, Machtig God, Eeuwige Vader en Wonderbaar.

124 Laten we even stilstaan bij de gedachte aan "Wonderbaar". Wonderbaar. O, Jesaja zei dat Hij wonderbaar was. Laten we aan een paar dingen denken die Hij zei wat Hem wonderbaar maakte. Wat maakte Hem wonderbaar? Toen Hij dit zei: "Ik en Mijn Vader zijn één." Wonderbaar! Vertel mij welke Farizeeër dat gezegd kon hebben. Vertel mij welke hogepriester dat gezegd kon hebben, terwijl God het bevestigt, ziet u. Hij zei: "Als Ik nu de werken niet doe, geloof dan niets van wat Ik zeg. Maar als Ik dit heb gepredikt, laat dat zien dat God Mij gezonden heeft om dit te doen." Toen zei Hij: "Ik en Mijn Vader zijn één", niet: "Ik en Mijn Vader zijn drie." Jezus zei...

125 Nu, de kerkleer zegt: "Ik en Mijn Vader zijn drie", maar de Bijbel zei en Jezus zei: "Ik en Mijn Vader zijn één." Dat is wonderbaar. Kijk hoe God vlees werd (Halleluja!) – niet een tweede of derde of vierde persoon, maar God Zelf. Jezus zei dat. Argumenteer met Hem, niet met mij. Ik zeg slechts wat Hij zei. "Ik en Mijn Vader zijn één. Ik ben het niet die de werken doet, het is Mijn Vader. Hij woont in Mij. Als u Mij niet gelooft, geloof dan het Woord, want Hij is het Woord. En het Woord werd vlees gemaakt en Ik ben... In den beginne was het Woord."

126 Deze zelfde Evangelieschrijver, Johannes, zei: "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God... En het Woord werd vlees gemaakt en woonde onder ons." Dat maakte Hem en God dezelfde Persoon, als God het Woord is en Hij het Woord is. Dan: "Ik en de Vader zijn één." O, dat is wonderbaar. Jazeker. We zouden daar zoveel dingen over kunnen zeggen. Wonderbare dingen zei Hij.

127 Hij zei nog iets: "Ik ben het licht van de wereld." Vertel mij of een priester dat kon zeggen. Vertel mij of een denominatie dat kan zeggen. Vertel mij of een kerkleer dat zou kunnen zeggen. Dat is wonderbaar.

128 "Ik ben de waarheid." Oh! Onze leringen staan mijlenver af van de waarheid. De leer kan God niet openbaar maken. De leer kan niet... Zoals Elia zei op de top van de berg Karmel: "Als God God is, laat Hem antwoorden." De leer zal dat niet doen. Beslist niet! Maar God zal het doen. Wie is God? Het Woord, het Woord gemanifesteerd. Hij zal het doen.

129 "Ik ben het licht van de wereld. Ik ben de waarheid die in de wereld is. Ik ben de weg." Geen andere weg dan Hij. Dat is alles. Kom niet door een lering; "Kom tot Mij", ziet u. "Ik ben de weg, het licht, de waarheid." Alles wat Hij was... Dit zijn wonderbare woorden die Hij sprak. "Ik ben de weg, Ik ben de waarheid, Ik ben het licht. Ik ben de eerste, Ik ben de laatste. Ik ben het begin, Ik ben het einde. Ik ben die was, die is en komen zal. Ik ben de wortel en het geslacht van David. Ik ben de morgenster. Ik ben alfa tot omega. Ik ben alles. Ik en Mijn Vader zijn één. Hij woont in Mij. Ik ben Hem; Hij is Mij."

130 Ze zeiden: "U die een man bent, maakt U Uzelf God?"

131 O, zoals Hij op een keer tegen de Farizeeën zei: "U dwaalt door niet het Woord van God te kennen, noch de kracht Gods. U dwaalt door Hem niet te kennen." Beslist.

     Wonderbare woorden, wonderbaar!

132 Laten we eens denken aan wonderbare werken. Wat deed Hij? Wat was Hij, waarvan Jesaja zei dat Hij wonderbaar was? Toen hij al de namen begon op te noemen die hij maar wist, Raadsman, Vredevorst, Machtig God, Eeuwige Vader – dit alles, toen zei hij: "Hij is gewoonweg wonderbaar." Wonderbare woorden! Nu zullen we een ogenblik gaan spreken over wonderbare werken.

133 Welke werken deed Hij die wonderbaar waren? Op een dag kwam er een begrafenisstoet uit Naïn. Een weduwe met haar enige zoon, dood, liggend op een draagbaar, een verstijfd dood lichaam, gebalsemd, op weg naar het graf om begraven te worden. Hij was de hele weg afgekomen vanaf Nazareth, met pijnlijke voeten, onder het stof, vermoeid, zwaarmoedig. En Hij hoorde dat wenen. Hij keek op. Daar kwam langs de weg een kleine snikkende weduwvrouw. Haar jongen, haar enige zoon lag dood op de draagbaar. Het kwam zo uit dat hij passeerde waar Jezus was. En dood en leven kunnen niet samengaan, weet u. Eén ervan moet weggaan. Hij zei: "Stop de draagbaar", liep erheen en raakte de jongen aan; en het leven dat in de jongen was, dat misschien al twee dagen weg was, keerde terug. Ik kan eenvoudig zien hoe de lijkwade begint te bewegen, zie de mensen die beginnen te kijken, en een man die dood was ging op zijn voeten staan, liep op z'n moeder toe en sloeg (misschien) zijn armen om haar heen. Dat zijn de werken van God. Wonderbaar, nietwaar? Dat was het zeker.

134 Ik kan Jaïrus zien, een kleine priester, het was een fijne man. Hij geloofde in Jezus maar hij moest het stilhouden vanwege zijn relaties. Er zijn vandaag zoveel van die geheime gelovigen. Ze zijn bang dat ze uit hun kerk worden gezet; lafaards, ziet u. Dat kan God niet gebruiken. God wil een man die daar kan staan. Al kost het uw dood, bezegel het. Vrees niet hem die het lichaam vernietigt, maar Hem die het lichaam vernietigt en de ziel naar de hel zendt.

135 Jaïrus, ik zie Hem naar het huis van deze prediker gaan, liep naar binnen waar een klein, enig kind van twaalf jaar oud lag, een klein meisje dat daar stijf en dood lag, neergelegd op een bank. Daar lag haar kleine levenloze lichaam. Haar bleke handjes, haar nagels waren wit geworden. Haar lippen waren omlaag getrokken, koorts of zoiets had haar gedood. Haar oogjes waren weggedraaid en gesloten, misschien was er iets overheen gelegd. Haar haar was gekamd, er lagen rozen en dergelijke, om haar heen. En de moeder en vader schreeuwden, de buren schreeuwden, zijn enig kind was heengegaan. Ik zei Hem die kamer binnenlopen. Amen. En Hij keek om zich heen. Hij zag ze allemaal. Ze begonnen Hem uit te lachen. Hij zette ze de kamer uit. Dat is wonderbaar. Kijk, één man kan de autoriteit nemen over de hele groep. Waarom zeiden ze niets? Ze waren bevreesd om iets te zeggen. Waarom veroordelen ze vandaag het Woord niet? Ze zijn bang om het te zeggen. Dat is alles.

136 Liep die kamer binnen, nam dat koude handje en sprak daarginds ergens in een onbekende taal; en de geest van dat kind kwam terug en ze leefde opnieuw. Wonderbare werken. Ja, dat waren het. Het waren wonderbare werken, het bewees dat Hij wonderbaar was.

137 Ik zou het ook van Lazarus kunnen zeggen, toen zij vier dagen daarvoor reeds zijn lichaam hadden gebalsemd; ze hadden laag na laag specerijen op hem gelegd en helemaal doeken om deze jongeman heen gewikkeld. En daar was hij, lag te rotten in het graf. Zijn neus was ingevallen, zijn lippen zakten weg in zijn gezicht, de huidwormen waren begonnen hem op te eten, en zijn ziel was daar ergens vier dagen onderweg. Ik zie Hem, Zijn smalle gebogen schouders... Oh tjonge! De wereld zou gezegd hebben: "Kijk daar eens. Kijk naar die Man. Kijk naar Hem en u noemde Hem God. Daar is Hij op weg naar het graf en huilt menselijke tranen." Er staat in de Bijbel dat Hij huilde. Tranen liepen langs Zijn wangen, water uit Zijn neus, terwijl Hij naar het graf ging. Toen was Hij een mens, maar ik zie Hem zeggen: "Rol de steen weg." Amen, amen. Hij veranderde het toneel. Lazarus die gedurende vier dagen dood was geweest, stond op zijn voeten en leefde weer.

138 Ik kan zien hoe de specerijen tussen de lakens door beginnen te verschuiven, die om hem heen gewikkeld zaten. Wat? Er was opnieuw leven in gekomen. De stank was weggegaan, er was nieuw vlees op gekomen. Een geest die ergens vier dagen was geweest, kwam in zijn lichaam terug en een man stond op zijn voeten. Gesproken over Wonderbaar te zijn, Raadsman, de Vredevorst, Machtig God – daar was Hij! Zeker was Hij dat. In orde.

139 We ontdekken de vrouw bij de bron, toen Hij daar een paar ogenblikken met haar stond te praten en haar vertelde dat ze in die tijd vijf mannen had.

140 Ze zei: "Meneer, U moet een profeet zijn. Wij weten dat, wanneer de Messias komt, dat Zijn teken zal zijn."

141 Hij zei: "Ik ben het die tot u spreekt." Wonderbaar, is het niet? Wonderbaar.

142 Op een nacht ging de zee tekeer. Hij lag als een mens van uitputting te slapen. Hij lag te slapen van vermoeidheid. De duivels hadden gezworen dat ze Hem die nacht zouden gaan verdrinken. En ze dachten dat ze Hem zo goed als hadden. Toen de zeilen waren gescheurd, de roeispanen waren gebroken, de boot vol water begon te lopen, haastten de discipelen zich naar achteren en zeiden: "Maakt het U niets uit dat wij vergaan?"

143 En Hij stond op en wreef de slaap uit Zijn ogen, zei: "O, gij kleingelovigen, hoe lang zal Ik nog bij jullie zijn? Wat gaan jullie nu doen? Wat gaan jullie hier nu doen op deze stormachtige zee terwijl deze grote Galileese boot bij iedere golf tot op de bodem naar beneden gaat? Wat gaan jullie doen terwijl de duivel daarginds op die berg zit, die golven daar aanblaast, die tornado over ons heen gooit? Het jaagt het water tot negen of twaalf meter omhoog. Wat gaan jullie doen?" Hij zei: "Hoe lang zal Ik nog bij jullie zijn?" Zette Zijn voet op de reling van de boot en zei: "Zwijg, wees stil." En de winden hielden op. Met andere woorden, Hij zei: "Wind, houd je mond. Golven, ga terug naar waar je behoort." Er was zelfs geen rimpeling meer op het water. Stond daar en keek om Zich heen, liep terug langs een groep stomverbaasde apostelen die daar stond, ging weer liggen en ging door met slapen.

144 Ze zeiden: "Wat is dit voor Man?" Wonderbaar! Amen! Wonderbaar! Gelooft u niet dat Hij wonderbaar was? Hij was beslist wonderbaar. Jazeker.

145 En deze Man verliet Zelf de hemel, terwijl het gehele zonnestelsel Zijn kroon was – al deze miljarden sterren die boven de aarde hangen – iedere ster die miljoenen mijlen ver... Als zij ginds op de berg Palomar honderdtwintig miljoen lichtjaren ver kunnen kijken en al deze miljarden en triljoenen sterren waren in Zijn kroon... En Hij liet ze achter om een doornenkroon te nemen. Wie zou dat doen? Wonderbaar! Oh.

146 Zijn kleed was eeuwig. Hij was bekleed met eeuwig leven. Hij had nimmer een begin. Hij begon helemaal niet in Bethlehem, weet u, zoals mensen proberen te denken. Hij had geen begin. Amen!

147 Bekleed met eeuwig leven en legde dat terzijde om voor u en mij een oud, vies doodskleed te nemen. Wonderbaar! De hemel was Zijn paleis. De gehele hemel behoorde Hem toe. Dat was Zijn paleis. Niets kon bij Hem in de schaduw staan. En Hij kwam naar de aarde en zei zelfs: "De vossen hebben holen en de vogelen hebben nesten, maar Ik heb zelfs geen plaats om Mijn hoofd neer te leggen." Dat is wonderbaar, denkt u ook niet?

     Vrienden, ik heb hier heel wat aantekeningen opgeschreven maar ik heb waarschijnlijk niet genoeg tijd om er aan toe te komen. Ik zal vlug opschieten.

148 Dat is de Jezus die u moet zien. Niet de Jezus waar denominaties over spreken, niet de Jezus van geloofsbelijdenissen, niet de Jezus van een of ander mythisch kerstfeest, niet de Jezus van een bepaald soort paashaas; maar de Jezus van Golgotha, de Jezus die alles aflegde, waar de profeten over spraken. We zouden hier verder kunnen gaan – wonderbare Vader, wonderbare Raadsman, wonderbare Vredevorst, wonderbare machtige God. We kunnen maar doorgaan, doorgaan, doorgaan, ziet u. Maar om opzij te leggen, daarvan zeggen we dit: We moeten zien... Dat is Jezus die we moeten zien om Zijn eeuwig leven te hebben. U kunt het niet krijgen door een geloofsbelijdenis. U kunt het niet krijgen door u bij een kerk te voegen. U kunt het niet krijgen door een soort fabeltje dat u werd verteld over de kerstman. De kerstman heeft geen eeuwig leven. Nee. Een geloofsbelijdenis heeft geen eeuwig leven. Zelfs Zijn Woord te kennen geeft u geen... het te kennen geeft u geen eeuwig leven. Hem te kennen, zei de Bijbel, "Hem te kennen is eeuwig leven." Niet Zijn Woord kennen; ken Hèm.

149 De Grieken wilden Hèm zien. Ze wilden Zijn persoon kennen. "Heren, wij willen graag Jezus zien." Welnu, u ziet niet met uw ogen; u ziet met uw hart. Kijk, u kijkt met uw ogen; u begrijpt met uw hart. Het zien is "het begrijpen." U kijkt recht naar iets en zegt: "Ik zie het niet", terwijl u ernaar kijkt. Maar u bedoelt dat u het niet begrijpt.

150 De Grieken wilden Jezus leren kennen en Hij gaf hun de wijze om Hem te kennen. Hem te kennen. Niet om Zijn geloofsleer te weten, niet om Zijn Woord te weten, niet om Zijn wonderen te weten, maar om Hem te kennen. En de enige plaats waar u dat vindt is bij het kruis, niet bij de kribbe. Nee, het is het kruis, ziet u.

151 Hij verwees ze naar een kruis. Niet naar een bepaalde geloofsleer, noch naar een wieg of een soort denominatie, maar naar het kruis. En nu vandaag is het hetzelfde, een echte discipel... En wanneer u ooit tot Jezus komt... Hij zal nimmer zeggen: "Jezus vertelde me naar die bepaalde kerk te gaan." Dat heeft Hij nimmer gedaan. Dat zou Hij vandaag ook niet doen. Nee. Als u Hem ontmoet, zal Hij u naar het kruis verwijzen. Ga daarheen en sterf, en dan zult u Hem kennen, als u Hem wilt kennen.

152 Geen enkele keer verwees Hij enige persoon naar welke geloofsleer dan ook, naar welke denominatie dan ook of naar Zijn geboorte of zelfs maar naar Kerstmis. Geen enkele keer deed Hij dat. Ik zou daar wat langer bij kunnen stilstaan, maar ik doe het niet.

153 Toch, als het niet belangrijk is, als Jezus... U kunt nergens in de Bijbel vinden waar Hij ooit iemand anders verwees om Hem te kennen dan naar het kruis. Dat is juist. En dat is aan uzelf gekruisigd worden. "Tenzij een mens opnieuw geboren wordt..."

154 Als dan de kribbe, de kerstman... Jezus schreef nimmer een geloofsbelijdenis. Hij richtte nimmer een denominatie op. Waarom leggen wij er dan zo de nadruk op en verlenen het alle verantwoordelijkheid? Ik wil u dat nu op Kerstmis vragen. Waarom benadrukken onze kerken dan zo dat u tot deze kerk moet behoren, dat u deze geloofsbelijdenis moet opzeggen, dat u dit moet doen, dat en zo meer? Waarom leggen we er zoveel nadruk op als het niet belangrijk is? Het laat zien dat wij een ander soort discipel hebben gekregen dan we eerst hadden. Zij willen u naar hun kerk brengen, naar hun denominatie of naar hun geloofsleer en niet naar de Christus.

155 Als vandaag aan mensen wordt gevraagd: "Bent u een gelovige?" Ik heb dat dikwijls gevraagd: "Bent u een gelovige?"

     Dan zeggen ze: "O, ik ben Baptist."

     "Ik ben Methodist."

156 Wel, dat bewijst dan dat u geen gelovige bent, ziet u. Dat is juist. Baptist...

157 Ze zeggen: "Ik ben van Pinksteren." Dat heeft er niets mee te maken. Beslist niet! Een gelovige is een nieuw schepsel. Maar dat maken zij er vandaag van. Waarom doen ze dat? Wat is de oorzaak dat mensen dat zeggen?

158 Onlangs op een avond was ik in het ziekenhuis. Ik zou voor een kleine vrouw gaan bidden die ziek was. Ze werd genezen. En ik zei... Er zaten daar een man en zijn moeder. Ik veronderstel dat het zijn moeder was want zij zag er uit als zijn moeder. En ik was met de dame aan het spreken. Ik zei: "We zullen nu gaan bidden." En ik keerde me om: "Vindt u het niet erg dat we bidden?"

     Ze zei: "Trek dat gordijn dicht!"

     Ik zei: "Wel, ik vroeg u alleen of u het niet erg vindt dat wij bidden."

     Ze zei: "Wij zijn Methodisten! Trek dat gordijn dicht!"

159 Ik zei: "Dan zou u hier doodsbang van worden. Dan trek ik maar liever het gordijn dicht." Ik zei: "Als u alleen maar een Methodist bent, bent u geen Christen, dus ik zal..."

160 Waarom zeggen ze dat? De een of andere valse discipel nam ze slechts mee tot zover. Dat is alles wat ze weten. De een of andere verkeerd onderwezen discipel... De discipelen van Jezus namen hen mee naar Jezus. Een Methodistendiscipel neemt ze mee naar de Methodisten, een Baptist neemt ze mee naar de Baptisten, iemand van Pinksteren neemt ze mee naar de Pinkstermensen; maar een discipel van Christus neemt ze mee naar Christus en Christus neemt ze mee naar Golgotha. Dat is de ware zaak. Jazeker. Jazeker.

161 Zij waren tot zover gebracht. Ze zijn slechts tot zover gebracht. Ze zeggen... Wel, een Baptist of een Methodist of Presbyteriaan, wat het ook is, dat is precies zover als ze zijn gebracht. Katholiek, of wat het ook is, tot zover zijn ze gebracht, dus dat is alles wat ze weten. Maar dank God, deze discipelen kenden Jezus, daarom namen ze hem mee naar... namen ze deze Grieken mee naar waar zij wisten dat waarheid was. En een echte discipel van Christus die Christus eenmaal heeft gevonden, brengt de zoekende rechtstreeks naar Jezus; en Jezus verwijst ze naar Golgotha waar zij met Hem sterven en opnieuw worden geboren; opnieuw. Oh! Dat is zover als zij zijn...

162 Maar: "Heren, wij zouden Jezus willen zien." Dat was de vraag. "Wij zouden geen geloofsleer willen zien, wij zouden geen Methodisten, wij zouden geen Baptisten willen zien. Wij zouden daarvan geen enkele willen zien. Wij willen Jezus zien!"

163 Maar wat is er aan de hand? (Ik moet echt gaan eindigen, mijn broeders. Luister nu aandachtig, nog een paar aanhalingen hier voordat we eindigen. Wat? Ik wil dat er nu inhameren als ik kan, die zaak vastnagelen.)

164 De Grieken wilden Jezus zien. Ze vonden Hem nimmer in Kerstmis, vonden Hem nimmer in een organisatie, vonden hem nimmer in een kerkleer. Hij verwees ze nimmer naar zoiets. Hebt u dat goed begrepen? Maar Hij verwees ze naar het kruis om te sterven – te sterven. Een echte discipel zegt: "U moet sterven." "Hoe weet ik dat ik dood ben?" Als u erkent dat dit gehele Woord de waarheid is, dan begint het Woord in u te leven.

165 "Wel", zegt u, "maar onze kerk leert..." Het maakt mij niet uit wat uw kerk leert, het is wat de Bijbel zegt. Waar gaat u heen? De andere kerken leren iets anders, maar deze Bijbel leert hetzelfde.

166 Zoals Jezus zei: "Zodra u dit Woord aanneemt, zal dit Woord in u worden gemanifesteerd." Het zal precies in u doen wat het zei dat het zou doen.

     "O", zeggen ze, "de dagen van wonderen zijn voorbij."

167 En de Bijbel zei: "Jezus dezelfde gisteren, vandaag en voor immer." Hoe laat u dat samen vallen? Terwijl Jezus zei: "Wie in Mij gelooft, overal, te allen tijde..." In Markus 16 staat: "Gaat in de gehele wereld en predikt het Evangelie aan alle schepselen." Hoe lang? Tot de gehele wereld. Zover is men tot nu toe nog niet gekomen. Ieder schepsel. "Wie gelooft en wordt gedoopt zal behouden worden. Wie niet gelooft zal verloren gaan. En deze tekenen zullen degenen volgen die geloven..." Daar bent u er. Het Woord zal tot licht worden. Het zal zichzelf uitdrukken als licht.

168 Niet als u naar het wiegje gaat en zegt: "Hier werd jaren geleden een klein kindje geboren." Onzin! Daar worden allerlei soorten leringen en fabels over verteld. Wij weten dat Jezus wist dat die hele zaak zou vergaan en voor verwarring zou zorgen. Maar er is één zaak die niet in de war is – dat is de Heilige Geest.

     O, één van hen zegt: "Hij werd precies hier geboren. We hebben er een kerk boven gebouwd."

169 Een ander zei: "Hij werd hier geboren." Precies zoals... Weet u hoeveel spijkers ze hebben, het kunnen bewijzen, hoeveel originele spijkers er in het kruis zaten? Negentien – ieder van die knapen heeft een spijker in zijn bezit.

170 "Dit, wij hebben het. Halleluja, wij hebben het." Ze hebben alleen maar een paar dode botten van een... "Wij hebben het; wij hebben het. Dit is de plek waar Hij werd geboren."

     Anderen zeggen: "Dit is de plek waar Hij werd geboren."

171 Zij zeggen: "Dit is de plek waar Hij werd geboren." Wat maakt het uit? Hier is het waar Hij werd geboren, in het hart. Amen. Toen ik stierf werd Hij opnieuw geboren... werd ik in Hem opnieuw geboren. Dat is het. "Heren, wij willen Jezus zien." In orde.

172 Wel, wat is er aan de hand? Hij is weer zoek geraakt. De mensen zijn Hem kwijt geraakt. Dat is juist. Maar Hij is opnieuw kwijt geraakt in de grote hoeveelheden, de hoeveelheden van geloofsleer.

173 Herinnert u zich die keer dat Zijn ouders Hem kwijt waren? Hij is opnieuw zoek. Hij is verloren geraakt. Loop door deze straten, zoals het de laatste paar dagen is geweest, kijk naar de dwaze menigten die duwen en schuiven en drinken en schelden en tieren. "Jingle bells, jingle bells..." Christus is verloren geraakt. Hij is niet verloren, maar de mensen hebben Hem verloren. Waar vonden zij Hem? Waar ze Hem hadden achtergelaten. Dat is waar wij Hem zullen vinden. Maar Hij is verloren geraakt in hun leringen en in hun menigten.

174 Hij is verloren geraakt, Christus is verloren geraakt in het winkelende publiek. Het winkelend publiek zegt: "Wij moeten kerstfeest vieren."

175 Een dame zei onlangs, toen mijn vrouw en ik ergens stonden, ze zei: "Ik heb voor m'n vader een kwart liter whisky gekocht."

176 De ander zei: "Ik ga om... Ik zal je vertellen wat ik voor pa ga halen. Ik ga een pak kaarten en wat fiches voor hem kopen. We gaan 'strip poker' spelen", zie je. Kerstmis vieren.

177 Iemand anders zei: "Ik heb een slof sigaretten voor mam. Wat heb jij voor haar?" O God, Hij is zoek.

178 Ze zijn Hem kwijtgeraakt in het kerstfeest. Ze zijn Hem in het paasfeest kwijtgeraakt – een paashaas of een nieuwe hoed; niet de opstanding, niet de geboorte van Christus. Ze raakten Hem kwijt in hun geloofsbelijdenissen toen ze drie goden uit Hem maakten, Hem in stukken hakten en afgoden maakten in plaats van te weten wie Hij is. "Ik en Mijn Vader zijn één." U raakte Hem kwijt!

179 Hij is verloren geraakt in de religieuze menigte. Hoe kon de religieuze menigte...? Hij is verloren geraakt voor Zijn gemeente. In dat van Laodicéa, het laatste gemeentetijdperk, werd gezegd dat Hij buiten de kerk stond, kloppend, proberend binnen te komen. Het meest aangrijpende gezicht van de hele Bijbel is de conditie van de gemeente in de laatste dagen voordat Hij komt. Geen enkele gemeente heeft Hem ooit buiten gezet. Ze wisten niet beter. Welnu, toen ze werkelijk de ware kracht van de Heilige Geest kenden, toen wierpen zij Hem uit hun plaats. Staat buiten op de deur te kloppen: "Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop." Zeker.

180 Zij verloren Hem in hun winkelende menigten. Zij verloren Hem in hun religieuze menigten. Dat is juist. Ze maakten er leringen voor in de plaats. Ze maakten er denominaties voor in de plaats. Zij raakten het kwijt. Ze namen de rituelen in plaats van de Bijbel. Ze namen een hoeveelheid menselijke ideeën in plaats van wat God heeft gezegd. Ze zeiden: "Plaats je naam in het boek. Schud de hand. Dat is alles wat u hoeft te doen. Word gedoopt: Vader, Zoon en Heilige Geest."

181 De hele zaak is vals. Dat is juist. Daar verloor de kerkwereld Hem. Waar raakten zij Hem kwijt? Niet in hun kerkgebouwen, niet in hun van alles en nog wat, hun groep mensen, maar zij verloren Hem toen zij het Woord verlieten. "Wanneer gij in Mij blijft en Mijn Woord in u, vraag wat u wilt en het zal aan u gegeven worden. Het zal voor u worden gedaan, als gij in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven", want het is God opnieuw vlees gemaakt, ziet u. "Wanneer gij in Mij blijft en Mijn Woord in u, vraag dan maar wat u wilt en het zal voor u worden gedaan." Dat is het. Maar vandaag blijven ze er niet in. Ze zijn vandaag een Methodist, morgen een Baptist, de volgende dag een Presbyteriaan en zijn nog nergens aangekomen. "Als Mijn Woord in u blijft... En het Woord werd vlees gemaakt en woonde onder ons." Halleluja! Broeder Neville, dat is zo waar, het Woord werd in u vlees, spreekt door u heen.

182 De Pinkstermensen verloren Hem. O ja. Ze hadden Hem een paar jaar geleden maar zij verloren Hem. Hoe deden ze dat? Door zich druk te maken over wie het grootste gebouw kon bouwen, wie de grootste kerk kon hebben, het best getrainde koor.

183 Als er iets is waar ik niet van houd dan is het wel een overtrainde stem, iemand die zal opstaan en zingen alsof ze een koliek hebben, dat "ieieie", ze houden hun adem in tot ze blauw worden in hun gezicht. Zij zingen niet – ze maken alleen geluid. Maar waar ik van houd is een goede ouderwetse, hartgevoelde, van Pinksteren wederom geboren persoon, die zingt vanuit het hart – al kunnen ze geen toon vasthouden, toch hebben ze daar de Geest; je kunt het door je heen voelen trekken. Halleluja. Daar houd ik van. Ik houd van die nawerking, de Heilige Geest die het zegent, weet u. Daar houd ik van. Dat is pas echt voor mij. Ja.

184 Maar ze zijn Hem kwijtgeraakt. Goed getrainde koren en goed getrainde predikers. Tjonge! Met allerlei soorten krulhaar, weet u, en ze buigen hun hoofd zo opzij om hun foto te laten nemen en oh... Ja, goed getraind. Dat zijn ze zeker. Dat is goed getraind.

185 Grote zondagsscholen, beslist. Iedere kerk probeert de ander te overtreffen met de zondagsschool terwijl er in de Bijbel zelfs niet over de zondagsschool gesproken wordt. Dat is een dogma van de Methodisten. Het werd eerst de "lompenschool" genoemd. Nu gaat iedereen naar de zondagsschool die niet voor de kerkdienst kan blijven, want ze namen iets anders dan wat God heeft gezegd. Juist.

186 En onthoud, ik heb nog nooit, gedurende mijn leven, iets gepredikt onder inspiratie wat ik terug moest nemen, zoals ik onlangs predikte over de altaren, en dergelijke dingen. Slangenzaad of iets dergelijks; laat iemand komen en het teniet doen met het Woord van God.

187 Nee, daar raakten zij Hem kwijt. Een grote zondagsschool of de grootste tent die er is, de best geklede groep in de stad – dat is Pinksteren. "Wel, wij behoren tot de Eerste Kerk. De beste groep in de stad gaat daar heen." Diakenen zijn drie of vier keer getrouwd – diakenen in de raad. Misschien de herder ook wel. Allerlei nonsens vandaag in de kerken. Kijk, wat deden zij? Zij raakten Jezus kwijt.

188 "Wel, weet je, onze denominatie is de grootste in Pinksteren. Onze mannen zijn daarvan de best getrainde." Dat mogen ze allemaal zijn. Dat ontken ik niet – die gaan naar verenigingen en de theologische velden. Maar ik wil iemand kennen die Jezus kent, die Hem heeft gezien en wederom geboren is en bij wie het Woord in zíjn woord weerkaatst. Je kunt zien dat het niet zijn... Hij heeft zichzelf zo volkomen overgegeven dat het Christus is die door hem heen spreekt. Zo is het! Dat is juist. De tekenen en wonderen volgen dat Woord omdat het Gods Woord is. Maar als Gods Woord iets bepaalds zegt en deze groep zegt: "O nee, nee, nee, onze organisatie zal ons er uit schoppen als wij dat geloven", dan is het afgelopen met hem. Precies daar sneed hij zichzelf af, precies daar; dat is alles. U mag iets kunstmatig opwerken, u kunt een bepaalde schijn opwekken en u dit, dat of iets anders voorstellen, maar de echte, waarachtige zaak is daar niet. Beslist. Zeker niet.

189 De kerken ruilen Christus in voor de wereld en geloofsbelijdenissen. De kerk heeft een uitwisselingsprogramma. O, zij willen beslist verwisselen. Jazeker. Ze zullen er voor gaan om te verwisselen. Ze willen een uitwisselingsprogramma. Ze willen wat God zegt inwisselen voor wat de denominatie zegt. Ze willen verwisselen wat God zegt om hun voorganger te kunnen volgen. Ze willen verwisselen wat God zegt om de organisatie te kunnen volgen. Ze zijn aan het inwisselen. Weet u wat? De mensen zijn aan het winkelen. O, er is nu een enorme handel aan de gang. Het is een ander kerstfeest, eenvoudig een nabootsing die er aan de gang is. (Als we slechts wat meer tijd hadden; ik zal op een dag op dit onderwerp terugkomen. Ik moet hier teveel overslaan wat de Heilige Geest mij pas heeft gegeven, ziet u.)

190 Terwijl de kerk uitwisselt is de kerk aan het winkelen, de mensen van de zogenaamde kerk. Beslist! Ze zijn aan het uitwisselen. Dat zijn ze beslist aan het doen. Winkelen en uitwisselen. Waar winkelen ze voor? Voor de grootste kerk, de best geklede groep, de grootste denominatie. En de mensen (ik ga iets zeggen), de mensen (zelfs Pinksteren) proberen te vinden...

191 De Pinkstervrouwen proberen een plaats te vinden waar ze ongestoord kunnen doorgaan met meer dingen van de wereld: shorts, afgeknipt haar, verf. Ze zijn aan het winkelen. "Prijs God, ik ben van Pinksteren. Halleluja, ik behoor hiertoe", en: "O, onze voorganger gelooft niet..." Kijk, u bent aan het winkelen voor degene die ze op z'n smerigst zal laten leven (God, heb genade!), degene die ze op z'n vuilst zal laten leven en zoveel als maar mogelijk is aan de wereld gelijk. Ze gaan van plaats tot plaats, keren zich van Christus af. Dat zou u kunnen grieven maar dat was ook zo bedoeld.

192 De mensen winkelen. Met kerstfeest lopen ze winkels af op koopjes, koopjesjagers. "Wel, ik ben ook van Pinksteren. Wel, wij hebben dat oude bekrompen gedoe niet." Maar de Bijbel sprak er over.

193 Als hij een echte discipel van Christus is, zal hij u naar het kruis leiden. "O, broeder Branham, ik ging weg en sprak in tongen." Dat betekent niets. Een ezel deed dat op een dag. Ik bedoel geen grappen te maken met Gods heilig Woord. Ik geloof in spreken in tongen, maar duivels spreken in tongen. Mensen kunnen in tongen spreken en elk soort leven leiden. Maar ik bedoel dat de duivel van alles wat God deed een kopie heeft. En hij kan alles kopiëren behalve de echte geboorte van Christus, en dat kan hij niet; omdat je eerst moet sterven, daarna wekt het Woord je op. Hoe weet je dat je levend bent? Wanneer dat Woord – ieder woord er van – in jou wordt vlees gemaakt. Van elke ding waarvan de Bijbel spreekt, zeg jij hetzelfde en het geschiedt precies zoals Hij het heeft gezegd. Dat is het bewijs. Als uw geest met Hem overeenstemt – Hij is het Woord – als uw geest overeenstemt met wat Hij zei en de Geest maakt Zichzelf openbaar door Zijn Woord, dan leeft u, zie. Dan bent u gestopt met winkelen en uitwisselen en al het andere. Het is allemaal beklonken.

194 Ja, de mensen zijn aan het winkelen om te ontdekken waar ze het meest werelds kunnen leven – Pinkstermensen inclusief. Drijft u, Pinkstermensen, maar niet de spot met die Baptisten en Presbyterianen. Laat de pot de ketel niet verwijten dat hij zwart ziet! Beslist niet. Nee, inderdaad. Het is allemaal hetzelfde.

195 Daarom zijn ze aan het winkelen om te ontdekken waar ze naar een kerk kunnen gaan en zich bij een organisatie kunnen voegen, waar zij populair kunnen zijn en een goede naam krijgen in de stad. De burgemeester van de stad gaat naar de kerk (en hij zou naar een kerk kunnen gaan en wederom geboren worden. Nu, ik zeg dit even vlug), de grootste kerk in de stad.

196 Ik ken vandaag mensen die hier aan de weg tot een kleine organisatie behoorden, een kleine kerk. Maar die was te klein, daarom zeiden ze: "Dan zullen onze kinderen... dan wordt er wat beter over ons gedacht." Ze lieten zich uitschrijven uit de ene kerk en gingen naar een andere, een grotere organisatie. En behalve dat, had die andere beneden in de benedenverdieping een filmvoorstelling en ze speelden bunco en al dergelijke, weet u, ze hadden die spelletjes, enzovoort, op die manier. Dus lieten ze hun kinderen daar naar beneden gaan. Ze hadden daaronder een biljarttafel, zie, zodat ze konden biljarten en zich konden ontspannen en dergelijke dingen. Hebben een zondagsschoolklas van tien minuten en een koffiepauze, en een pauze zodat de voorganger naar buiten kan gaan om sigaretten te roken. O ja, dat is waar. Ik zou dat niet zeggen tenzij ik wist waarover ik sprak. Dat is waar. O, zeker. Kijk, ze zijn aan het winkelen.

197 Als zij kunnen doorgaan en het soort leven leiden dat ze willen leven, alles doen wat ze willen en nog steeds de belofte krijgen van eeuwig leven hierna, dan winkelen ze daarvoor. Ik vertel u, als u wilt winkelen, kom dan naar Golgotha. Dat maakt het vast. Sterf aan uw smerige ik, uw zonden, en word opnieuw geboren. "En indien u de wereld liefhebt of de dingen van de wereld, dan is de liefde Gods zelfs niet in u." Dat is wat er in de Bijbel staat. Dat is juist.

198 U zegt: "Ik geloof niet in heiligheid." Geen wonder dat u het niet kunt geloven. Maar de Bijbel zei, dat, zonder dat, niemand God zal zien. God is heilig. Als God in u leeft, bent u óók heilig! Vertel mij dat u naar deze party's kunt gaan en een sociaal drankje kunt drinken. Wel, de Pinkstermensen doen dat. Bezoeken deze party's en nemen de vrouwen daar en leven ermee op die plaatsen; gaan ergens heen en u trekt uw kleren uit, een badpak aan en gaat er voor het oog van mannen in zwemmen, terwijl uw mannen... En broeders en zusters, enzovoort, en Pinkstermensen gaan in badpakken naar buiten en u noemt uzelf een lid van de bruid? De bruid van Christus doet dergelijke dingen niet.

199 O, hij is aan het winkelen, beslist! Nemen zo de gemakkelijke manier en worden eeuwig leven beloofd voor hierna. U hebt het niet tenzij het in u leeft – het Woord van God – het moet een levend getuigenis zijn dat Hij leeft en u levend bent in Hem. Tjonge!

200 "Heren, wij zouden Jezus willen zien." O, niet deze geloofsbelijdenissen, niet deze dingen die de mensen opstellen. "Wij zouden Jezus willen zien"; maar Hij is voor hen verloren geraakt.

201 Waarom? (Nog een ogenblik.) Waarom? Waarom is Hij voor hen verloren geraakt? Waarom is Hij voor Pinksteren verloren geraakt? Waarom is Hij voor de Methodisten en Baptisten verloren geraakt? Waarom is Hij voor deze organisaties verloren geraakt? Omdat zij hun graankorrel niet willen nemen en die bij Golgotha laten vallen en sterven aan hun geloofsbelijdenis om te worden geboren uit het Woord.

202 Dan zijn wij gewassen door het water van het Woord (Amen!) en worden nieuwe schepselen in Christus Jezus, en de tekenen waarvan Christus sprak dat die Hem volgen, zullen diegenen volgen. Iedere vrouw zal haar plaats vinden; iedere man zal zijn plaats vinden. De Geest van God zal Zijn plaats vinden en de gemeente van de levende God zal vlekkeloos zijn. Beslist. Amen. Jazeker, op die manier gebeurt het.

203 Geen sterven voor hun graankorrel. Zij willen hun denominatie niet laten vallen. Ze willen die niet laten sterven. Als de Baptistenorganisatie dat Baptistengraan in de grond zou laten vallen en het laten sterven, als de Methodisten hun graan er in zouden laten vallen, als de Assemblies of God en de Pinkstermensen, Jezus' Naam en de eenheid en drieheid en al de anderen, Church of God, en al deze anderen die graankorrel zouden laten vallen in het Woord en het zouden laten sterven aan hun eigen gedachten, en dit Woord zouden laten gedijen en tot leven laten komen, dan zouden ze zeggen: "Als u mij niet gelooft, geloof dan de werken die ik doe want zij zijn het die getuigenis van mij afleggen." Wat zijn de werken? Jezus zei: "Deze werken, de werken die God Mij gaf te doen." En Hij zei: "Zoals de Vader Mij heeft gezonden, zo zend Ik u." Precies de werken die God deed waren in Hem, maakten Hem en de Vader één; en dezelfde werken die Jezus deed... de Heilige Geest van Jezus in u zal maken dat u dezelfde werken doet. "De werken die Ik doe zal hij eveneens doen." Zeker. Willen het graan niet...

204 Wat hebben ze gedaan? Slechts dode lidmaten, dood in zonde en overtredingen, dood in opleiding, dood in de dingen van de wereld. Dat telt voor ze. Dat is de reden waarom ze niet wederom geboren worden. Dat is de reden waarom de tekenen hun niet kunnen volgen. Waarom niet? Slechts dode leden hoeven te... een prediker moet doctor in de filosofie zijn, doctor in de letteren voordat hij bij enige kerken herder kan zijn. En wellicht kent hij de eerste letters a-b-c niet eens: "Altijd geloven in Christus." Als hij in Christus geloofde...

205 Onlangs sprak een knaap mij aan, die zei: "Waarom laat u die mensen niet met rust, altijd dat gehamer op hen over de manier waarop zij zich kleden en de dingen die zij doen? Als u een profeet bent..." Ze zeiden: "Mensen denken dat u een profeet bent."

     Ik zei: "Dat weet ik. Dat hebben ze gezegd. Ik ben het niet. Maar", zei ik, "zij..."

206 Hij zei: "Wel, ze geloven dat u het bent. Waarom leert u hun dan niet hoe ze visioenen kunnen zien en voor God moeten wandelen?"

207 Ik zei: "Als zij het a-b-c niet kennen, hoe zal ik ze dan algebra gaan leren? Als ze de kleuterschool niet beheersen, niet weten hoe ze zichzelf moeten gedragen, niet weten hoe ze er uit moeten zien en zich gedragen en kleden en betamelijk zijn, hoe zal je ze dan profetische dingen gaan onderwijzen?"

208 Jezus zei: "Als u de dingen, de aardse dingen niet gelooft, hoe zult u dan geloven als Ik u hemelse dingen vertel?" Stop met de dingen die u zelf kunt doen, stop met deze dingen. Als u dàt zelfs niet kunt, hoe zult u, mensen, dan geestelijke dingen vinden? Is dat niet zo? Jazeker!

     Slechts dood voor hun opleiding, ze hebben... die opgeleide groep.

209 Nu zal ik gaan sluiten met dit wat ik ga zeggen, slechts deze paar woorden nog. Mijn kerstboodschap is deze, laat mij u vanavond naar het kruis verwijzen. Amen. En u, de graankorrel, val daar in Christus en sterf. Daar zult u Zijn leven in Zijn Woord vinden dat hetzelfde is gisteren, vandaag en voor immer. Laat dat aan u mijn kerstboodschap zijn. Ik hoef u niet te verwijzen naar een kribbe, naar een wieg, naar een kerk, naar een denominatie, maar: "Heren, wij zouden Jezus willen zien." Dan zal ik u naar Hem verwijzen. Hij verwijst u naar Zijn dood, begrafenis en opstanding. En als u uw eigen graankorrel daar in laat vallen en Zijn Woord werkelijkheid laat worden in u, dan zult u zien dat Hij dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer. "Heren, wij zouden Jezus willen zien." Hij is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Laten we bidden.

210 Hemelse Vader, hoewel de uren wegglijden en de Heilige Geest onder de mensen beweegt, en morgen wordt verondersteld de dag te zijn waarop gevierd wordt dat U Uw eniggeboren Zoon in de wereld hebt gezonden... En ik heb vanavond geprobeerd om de mensen niet te verwijzen naar een kribbe waar Hij werd geboren – want toen was Hij slechts een baby – maar ik probeer ze te wijzen op het doel waarvoor Hij geboren werd: dat Hij hun Redder mocht worden, dat Hij hun God mocht worden, hun Koning, hun alles in allen. Dat zij Hem mogen kennen die elke ruimte vervult. Dat zij Hem mogen kennen, niet Eén die in Bethlehem begon, maar Eén die nimmer een aanvang had; Eén die de eeuwige God is die op de aarde kon staan en zeggen: "Ik en Mijn Vader zijn één." Ik probeer zo goed als in mijn vermogen ligt te handelen als een discipel.

211 Toen mensen met hongerige harten naar de discipelen kwamen die getrouw waren – Philippus en Andreas – toen brachten ze hen in de tegenwoordigheid van de Here Jezus; en Hij verwees hun naar een dood die aanstaande was, zodat zij Hem zouden kennen en Hem konden zien.

212 En vanavond, Vader, verwijs ik ze eveneens naar een Calvarie, waar de Zoon van God – God gemanifesteerd in het vlees – de vorm van een menselijk wezen aannam en getabernakeld werd (veranderde Zijn rol, werd van de eeuwige God in de heerlijkheid, eeuwig), werd een menselijk wezen en sloeg Zijn tent op onder ons en werd een van ons om een Bloedverwant Verlosser te zijn, om ons terug te brengen tot een hereniging met een machtig God, die ons schiep. Toen stierf Hij daar op Golgotha en daar moeten wij sterven met Hem, zoals Hij deed, de Zoon van God. Om zonen van God te zijn moeten wij ook sterven en moet onze graankorrel in de grond vallen bij Hem, onze levens moeten dood zijn en verborgen in Hem. O, om dan opgewekt te worden in Zijn opstanding om Zijn werk voort te zetten, om Zijn... zodat dezelfde God die in Hem was de manifestatie van het Woord van de gemeente in deze laatste dagen kan voortbrengen, zoals Hij heeft beloofd.

213 En God, wij zijn zo blij om te zien dat Hij daar ieder deeltje van heeft betuigd. Om te tonen dat Hij God is, houdt Hij Zijn Woord. De grote Vuurkolom is nog steeds onder ons. De grote tekenen en wonderen die Hij beloofde, gebeuren nog steeds. O God, wij zijn vanavond zo blij vanwege het doel dat Hem naar de aarde bracht, dat wij het recht hebben Zijn Geest in onze levens te bezitten, die ons eeuwig leven geeft; Zijn Woord dat in ons eigen wezen wordt vlees gemaakt.

214 Laten we ons vanavond uitleveren, Here, alles van deze wereld volkomen uit handen geven, zodat wij dood mogen zijn voor de dingen van de wereld en opnieuw opstaan tot een nieuw leven in Christus, om in dit komende jaar voort te gaan (als het jaar nog zolang duurt of zelfs wanneer het hier eindigt), Here Jezus, om vernieuwde, toegewijde vaten van God te zijn, gewassen door het water van het Woord door het bloed en apart gezet voor de dienst van Christus. Sta het toe, Here. Wij geven onszelf over aan U in de Naam van Jezus Christus. Amen.

Aan Uw zij, aan Uw zij,
Aan Uw zij, aan Uw zij;
Laat mij op mijn pelgrimsreize,
Redder, wand'len aan Uw zij.

     Laten we onze handen en harten opheffen terwijl wij het zingen.

Aan Uw zij, aan Uw zij,
Aan Uw zij, aan Uw zij;
Laat mij op mijn pelgrimsreize,
Redder, wand'len aan Uw zij.

215 Laten we onze hoofden en onze harten buigen en het nu zachtjes tot Hem zingen, alsof u nu rechtstreeks naar Hem kijkt.

Aan Uw zij, aan Uw zij,
Aan Uw zij, aan Uw zij;
Laat mij op mijn pelgrimsreize,
Redder, wand'len aan Uw zij.

     Als dat uw getuigenis is, steek dan uw hand op en zeg:

Aan Uw zij...

     (Zeker, Here, niet de kerk, U; niet een geloofsbelijdenis, maar U; geen krib of een wieg, U! O God, laat Uw Woord in mij zijn, zodat ik aan Uw zij kan gaan.) ...

Laat mij op mijn pelgrimsreize,
Redder, wand'len aan Uw zij.

216 Laten we nu terwijl we het opnieuw zingen, iemands hand vastpakken en zeggen: "Ik zal voor u bidden, Christen." Als u hun hand vastpakt betekent dat zoveel als: "Ik zal voor u bidden, Christen; bidt u voor mij."

Aan Uw zij, aan Uw zij,
Aan Uw zij, aan Uw zij;
Laat mij op mijn pelgrimsreize,
Redder, wand'len aan Uw zij.

     Nu, met uw hoofden gebogen...

Lang geleden in een kribbe,
Ik weet dat het echt zo is,
Werd een baby geboren om de mensen te redden van hun zonden.
Johannes zag Hem aan de kust,
Het Lam voor immer en altijd,
O Christus, de gekruisigde van Calvarie.

Aan Uw zij, aan Uw zij;
Laat mij op mijn pelgrimsreize,
Redder, wand'len aan Uw zij.

     Hebt u Hem lief? Is Hij niet wondervol?

De verlamde kon weer lopen;
De stomme kon weer spreken,
Die kracht werd met liefde uitgesproken over de zee.
De blinde kon weer zien,
Ik weet dat het slechts kon zijn,
Door de genade van die Galileese Man.

Aan Uw zij, aan Uw zij;
Laat mij op mijn pelgrimsreize,
Redder, wand'len aan Uw zij.

     Is dat uw verlangen vanavond? Zeg: "Amen!" als het dat is. O, hoe wonderbaar.

Laat mij op mijn pelgrimsreize, (Wij zijn pelgrims.)
Redder, wand'len aan Uw zij.

217 God zegene u. Niet precies een "Gelukkig Kerstfeest", maar mogen Gods zegeningen van Kerstmis op u zijn. Moge de Christus van Calvarie u in Hemzelf verbergen, u overdekken, u zodanig in Zijn Woord wikkelen en omhullen totdat Zijn Woord in u zal worden vlees gemaakt, is mijn gebed. God zegene u. De herder nu, broeder Neville.