Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Overtuigd, dan bezorgd

Door William Marrion Branham

1 Dank u zeer, broeder.

     U kunt gaan zitten. Ik acht dit zeker een groot voorrecht om hier te zijn vanavond bij broeder Groomer, en bij zijn kerk, en ik begroet de kudde die hier verblijft in Tempe, Arizona. Ik geloof dat dit...

2 Is dit de stad die de Mormoonse mensen hier gebouwd hebben, klopt dat? [De broeders zeggen: "Nee, Mesa." – Vert] Mesa. Ik weet dat het een van deze kleine steden is. Vele jaren geleden, toen ik nog een jongeman was, was ik bij de inwijding van de Mormonentempel. Ik herinnerde me niet meer of het Tempe was of... de broeders zeiden dat het Mesa was.

3 En ik ben altijd te laat en nooit op tijd. Weet u, ze hebben me verteld dat ik een beetje over tijd was toen ik naar deze aarde kwam. Ik liet mijn vrouw lang wachten toen we gingen trouwen. Als ik nu gewoon maar te laat kan zijn voor mijn begrafenis; dat is het volgende. Dat is de keer dat ik te laat wil zijn, werkelijk laat. Maar de mensen zijn zo goed geweest om op mij te wachten.

4 Ik kwam in een sneeuwstorm terecht en werd een paar dagen opgehouden voordat ik hier kwam, en ik ben twee dagen te laat voor de samenkomst hier bij broeder Groomer. Ik had hier afgelopen dinsdagavond moeten zijn. Maar we hebben iets afgesproken zodat we het kunnen inhalen, of hoe ze het ook geregeld hebben. Ik kan het verkeerd verstaan hebben. Maar zij hebben het geregeld, dus ik zal het hoe dan ook inhalen.

5 Gisteravond hadden we een wonderbare samenkomst, ginds in de andere kerk, daar bij broeder Hatton, geloof ik, ja, broeder Hatton, een zeer fijne christelijke heer. Ik ontmoette hem gisteren, en zat een poosje met hem in zijn studeerkamer, en wij hadden een tijd van gemeenschap en begonnen met elkaar te bidden. We hadden een geweldige dienst gisteravond, maar zijn wat te lang gebleven, hielden de mensen te laat. Dat is een soort van gewoonte van mij. Maar vanavond ga ik dat niet doen. Nee, ik ben niet van plan om langer dan vier uur te prediken. Ik verwacht dat gewoon niet. Want, ziet u, dat is meestal goed voor de Tabernakel of ergens anders.

6 Ik zie sommigen van mijn vrienden uit de omgeving van Jeffersonville, die ons bezoeken. We hebben hier vanavond mensen voor ons zitten, merk ik op, die elke zondag de hele weg rijden van Macon, Georgia, om te... Dat is ongeveer elfhonderd, tweeëntwintig-... Dat is ongeveer vierentwintighonderd kilometer heen en terug om zondags naar de kerk te komen. En ze doen dat niet slechts één keer. Elke dag in het jaar dat wij een dienst hebben ginds in de Tabernakel, rijden ze helemaal vanuit het zuiden in Macon, Georgia, vandaan.

7 Ik zie broeder en zuster Dauch hier uit Ohio. Broer Dauch is hoogbejaard, maar hij is alleen met zijn vrouw samen, en de Heer is goed voor hen geweest. En ze komen elke zondag, dit bejaarde stel, van heel ver in het noorden van Ohio over ijzige wegen aan rijden. En zij, een vrouw, reed de hele weg vanuit Ohio hierheen om in de samenkomst te kunnen zijn.

8 En hier zitten de mensen uit Macon en verschillende plaatsen, die hierbinnen vergaderd zijn voor de dienst. Wij zijn blij om zulke vrienden te hebben. Zo blij om onze voorrechten samen te delen, onze gemeenschap samen, want wij belijden naar waarheid dat we pelgrims en vreemdelingen zijn. Dit is niet ons thuis.

9 Ik geloof... ik kijk net rond en zie hier een broeder die helemaal uit Iowa komt, als dat klopt. Is het niet, broeder? Is dit hier broeder Normans zwager uit Iowa?

10 Wij zijn als Abraham. Wij zijn... hebben de wereld achtergelaten. En wij zien uit naar een stad welker Kunstenaar en Bouwmeester God is. Wij geloven, dat we op een dag, een heerlijke dag, die stad zullen zien. Mijn hele hartsverlangen is om die heerlijke stad te zien.

11 Nu, we vertrouwen erop dat God ons vanavond zal zegenen en ons van Zijn tegenwoordigheid zal geven.

12 En ik zei dat nu net alleen maar om een kleine verandering te krijgen van atmosfeer, voor een kleine glimlach, toen ik zei dat ik gedurende vier uren zou prediken. Nu, ik maak me er schuldig aan dat te doen, zie, en de mensen zijn er schuldig aan dat ze zo lang blijven zitten luisteren. Maar dat is... het is een beetje hard om hen op die manier te straffen.

13 Dit is een mooi gebouwde kleine kerk. Ik kan bijna iedereen zien. Het zou hier een fijne tijd, plek, zijn voor een echte genezingsdienst, als wij er eens een zouden hebben, om die te houden.

14 Ik bemerk daar helemaal achteraan dat ik zuster Evans zie. Ik zie broeder Evans niet. Zij komen ook ginds uit Macon, Georgia, ver weg uit het warme land. Zij spraken onlangs met ons en zeiden dat ze gelijk op gingen met de Yankees in het noorden. Ze hadden tweeëntwintig centimeter sneeuw. Dus zij hadden iets om over op te scheppen, dat ze al die sneeuw hadden. Hebben jullie een goede reis hier naartoe gehad? Wel, dat is heel fijn, broeder Evans.

15 Even een klein getuigenis over broeder Evans daarachter, dat ik zou willen geven als u het goed vindt, broeder Evans. Als het...

16 Het was in de Met in Philadelphia waar ik kennis maakte met broeder Evans. Bij broeder Theo Jones – velen van u zullen van hem gehoord hebben – die een Volle Evangelie broeder is, een zeer fijne prediker. En wij ontmoetten elkaar en hij vroeg mij of ik met hem naar de Met zou willen komen voor een paar avonddiensten, en ik stemde erin toe nadat we ergens vandaan zouden komen. En broeder Leo Mercier en broeder Gene Goad hadden broeder Evans op de een of andere manier leren kennen, en ze zeiden: "Er is een man die u wil ontmoeten in een van de privégesprekken, uit Georgia vandaan."

     En ik zei: "In orde." En mijn vrouw en ons zoontje...

17 Kleine Joseph, zoals velen van u zich zullen herinneren, liet de Here mij zes jaar voordat hij geboren werd, zien. De dokter zei: "Het is onmogelijk. Hij kan er niet zijn." Maar de Here had gezegd dat het zou gebeuren, dus kwam Joseph toch, precies op tijd. En wij waren dus... Hij was toen ongeveer twee jaar oud, of drie.

18 Ik herinner mij de ochtend toen wij in het hotel opstonden. Joseph keek naar mij toen ik me stond aan te kleden om te gaan ontbijten met broeder Evans. Ik had hem nog niet eerder ontmoet. En ik zei tegen mijn vrouw: "Meda, weet je, schat, dat deze man die wij gaan ontmoeten..." Ik beschreef hem. Ik zei... Hem en zijn vrouw. "En ik zag een visioen van hem vanmorgen. Hij vist graag, maar hij is een overtreder." En ik zei: "Ik zag hem iets doen wat hij niet behoorde te doen." Ik zei: "Ik weet niet of ik het hem zou moeten vertellen of niet."

     "Wel," zei ze, "je kunt maar beter voorzichtig aan doen."

     Ik zei: "Dat zal ik doen."

19 En toen ging kleine Joseph rechtop in bed zitten. Hij zei: "Papa, weet u dat David een ongeluk zal krijgen met zijn motorfiets?"

     En ik zei: "Wat zeg je, zoon?" Zijn moeder had het gehoord en zei: "David."

20 David Wood woont vlak naast mij. Hij was een Jehova's Getuige, en zijn been had kinderverlamming gehad waardoor zijn been onder hem opgetrokken was. En zijn vader en moeder hadden hem naar een van de samenkomsten meegebracht. En de Here Jezus openbaarde alles over hem, wat hij was, en vertelde hem om op zijn voeten te gaan staan. Het werd gezond gemaakt, en daar kwam zijn been helemaal recht, normaal. En zijn vader is een aannemer. Hij gaf zijn hart toen aan de Here Jezus en verhuisde naar vlak naast mij, en woont daar nu al enige jaren. En de jongen, tenzij hij er over nadenkt, weet niet eens meer welk been het was dat verminkt was.

21 Er zitten hier vanavond mensen die de jongen kennen. Hoevelen van u hier kennen David Wood? Velen van u, zeker, die de jongen hebben gezien.

22 En Joseph zei: "Ik zag net hoe David gewond raakte op een motorfiets, ginds in de laan vlakbij het schoolgebouw."

23 Wel, ik dacht na. Een paar dagen daarvoor had hij mij verteld dat hij erop wachtte dat zijn zusje thuis zou komen. Hij zat op zijn driewielertje. Hij zei: "Papa, ik zag..." Zei: "Is daarboven een Man die een hand heeft die ongeveer zo groot is?"

     En ik zei: "Ik weet het niet. Hoezo?"

24 Hij zei: "Ik keek op." En zei: "Ik reed op mijn driewielertje naar de straat." En zei: "Ik zag een hele grote hand, het leek wel de hand van Jezus, die mij tegenhield om de straat op te gaan."

25 Welnu, we hadden er nooit veel aandacht aan geschonken. Maar toen hij ons deze profetie vertelde, dat David gewond zou raken op een motorfiets, was dat wel wat vreemd voor mij. En weet u, we waren drie dagen thuis... En hij vertelde mij welk been het zou zijn, de rechterkant; zijn kleren zouden gescheurd raken, en hij zou zijn rechterkant bezeren.

     We zeiden: "Je hebt dat vannacht gedroomd, Joseph."

26 "Nee, nee." Hij had helemaal niet gedroomd. Hij zei: "Ik zag Da-Da het nu krijgen." Zie? Wel, ik dacht dat hij gewoon iets vertelde.

27 Drie dagen nadat wij thuis kwamen, sprong David op een motorfiets. Een jongen was vanuit Louisville gekomen op de motorfiets. Hij reed door de straat en viel precies op diezelfde plek met de motorfiets en haalde zijn been aan de rechterkant helemaal open.

28 En dat was precies op de dag dat ik broeder Evans ontmoette. Dus nadat ik met hem gesproken had en had gezien dat hij een goede zuidelijke broeder was, zei ik: "Ik wil u iets vragen." Ik zei: "U gaat vissen in de moerassen daar ergens. Het zag er voor mij uit als Florida."

     Hij zei: "Dat klopt."

29 Ik zei: "Pas geleden had u een zak vol vis. U behoorde niet zoveel te hebben gehad", zei ik. En hij zei enigszins... Zijn gezicht werd rood, deed zijn hoofd naar beneden. En ik zei: "U kwam eruit vandaan, u en uw zoon, en u hebt die vissen drie keer verstopt, want u zag de jachtopziener aan het eind. U dacht dat hij het was."

30 Hij zei: "Ja, meneer. Dat is juist." Zijn gezicht was erg rood, van hem en zijn vrouw.

     Ik zei: "Je mag maar..."

     Hij zei: "Het... het spijt me. Ik had dat niet moeten doen."

     Ik zei: "Maar ik zou daar beslist graag willen gaan vissen."

     Wel, hij nam me mee. Ik ging erheen.

31 En in dat gebied zijn heel gevaarlijke slangen, alligators en krokodillen, slangen en van alles, daarginds. Ze zijn erger dan de Arizona Gila monsters. Ze hebben daar wat ze de dwergratelslang noemen, een klein kereltje, en hij is een gemene rakker. En zijn broer was er ongeveer drie of vier maanden daarvoor door één gebeten, en had nog steeds loslatende huid op zijn been met een beugel erover, had maanden in het ziekenhuis gelegen, niet wetend of hij zou leven of sterven: zijn jongere broer.

32 Dus, broeder Evans en ik waren ginds aangekomen, en ik was aan het vissen. O, ik had een geweldige dag.

33 Ik houd gewoon van vissen. Ik ben de slechtste visser ter wereld, maar ik heb een goede Gids: Hem. En Hij vertelt mij waar ze zijn, en meestal vang ik ze.

34 En ik ving een paar goede die dag. En ik had er een aan de haak die zo groot was, een hele grote baars, ongeveer tien of elf pond zou ik zeggen; ik kon hem niet houden. En hij had het kleine hommel-loodje uit zijn bek gekregen; en zijn bek was ongeveer zo groot, en het hommeltje ongeveer zo klein. Hij kon zich opheffen en het gewoon uit zijn bek schudden. Maar hij was zo boos. Ik gooide het terug, en hij kwam er voor de derde keer aan.

     En broeder Evans zei: "O, pak hem, broeder Branham."

35 Ik liet deze hengel dus op en neer gaan en probeerde deze baars het opnieuw te laten pakken, en een andere, o, een hele grote knaap kreeg het te pakken en ik liet hem zo'n beetje uitgeput raken. Hield hem weg van de vijverlelies totdat hij dichtbij de oever kwam.

36 Broeder Evans zat daar en zijn voeten waren nat geworden. Hij had net zijn broekspijpen omhoog gerold en was blootsvoets. Hij zei: "Wacht even." De biezen en dergelijke stonden hoog en verspreid op die manier. Hij zei: "Ik zal hem vangen."

37 Ik zei: "Laat maar. Ik haal hem toch wel binnen. Als hij ontsnapt, hebben wij er nog genoeg."

38 Ik begon hem dus zo binnen te halen. Hij zei: "Ik zal hem krijgen." Terwijl hij naar voren stapte, pakte een kleine dwergratelslang hem, net toen hij naar voren stapte, precies door de bovenkant van zijn voet, vlak boven zijn enkel.

39 Ik heb nog nooit zo'n gezichtsuitdrukking gehoord, of zo'n geschreeuw gehoord. Hij kwam eruit, en hield zijn handen zo, en knarste met zijn tanden. We keken, en daar was zo smal... ongeveer zo'n stukje uit elkaar zag je waar de giftanden van de slang hem in zijn been hadden getroffen.

40 Nu, u wordt de ziekste persoon ter wereld in slechts enkele minuten. En u kunt maar beter ergens naar een hulppost gaan, want u zult sterven. En dat slangengif is echt giftig van een dwergratelslang.

41 Wel, hij is een heel grote man. En ik was te klein om hem ruim drie kilometer naar de auto te dragen door die moerassen. En we zagen overal alligators, en ik ben zowieso niet al te moedig bij ze in de buurt, dus...

     En ik dacht: "Wat kan ik doen?"

42 En precies toen was het alsof iets tot mij sprak, en ik zag de Schrift van de Here waar wordt gezegd: "En zij zullen treden op de kop van schorpioenen, en op de kop van slangen, en niets zal hen beschadigen." Toen dacht ik aan zijn broer, maar zijn broer is geen gelovige. Hij is geen Christen. Maar deze man is een Christen. Hij hield zijn been dus steeds zo vast.

43 Ik legde mijn handen op hem. Ik zei: "Hemelse Vader, wij zijn in een noodtoestand en ik ben niet in staat om mijn broeder te dragen. En bovendien, hij zou zo ziek zijn tegen de tijd dat ik hem hier vandaan zou hebben, dat ik niet weet of wij hem op tijd bij de medische hulpdienst zouden kunnen krijgen. Maar er staat geschreven in Uw Woord, dat 'Niets hen zal beschadigen', en dit is een gelovige."

44 En ik merkte dat hij ophield met lijden en met het maken van geluiden. En toen ik stopte met bidden, zat hij naar mij te kijken en hij lachte. Hij zei: "Alle pijn is weg."

45 "Wel," zei ik, "zullen we verder gaan?" We gingen door met vissen, en visten die hele dag, en die avond tot rond elf uur.

46 We hadden zoveel grote baarzen gevangen, dat toen wij opnieuw in de beschaving kwamen, zij er foto's van namen toen ze ernaar keken, laat in de avond, rond elf uur.

47 En zijn broer, degene die door een slang was gebeten, was de eigenaar van een aaswinkel. En hij kwam langs, en we vertelden het verhaal, toonden de plek. En zijn broer zei: "Het is goed om religieus te zijn, maar wees niet dwaas." Hij zei: "Je moet zo snel mogelijk naar een ziekenhuis gaan om eerste hulp te krijgen."

48 Broeder Evans zei: "Als God Almachtig mij beschermd heeft sinds elf uur deze morgen tot elf uur vanavond, is dat afdoende." Kreeg zelfs geen enkele pijn meer.

49 Zou u even willen opstaan, broeder Evans, zodat de mensen kunnen zien over wie ik het had? Dit is de broeder, precies daar. Broeder Dauch...

50 En o, Hij is God waar u ook bent. Hij is de nimmer falende tegenwoordigheid van Jezus Christus. "Ziet, Ik ben met u altijd, zelfs tot de voleinding der wereld." En Hij doet een uitdaging om uw geloof, wanneer u maar wilt, in Zijn Woord te plaatsen, en Hij zal het laten geschieden. Nu ben ik...

51 Het is een voorrecht om hier vanavond te zijn bij onze goede broeder Groomer, en ik heb... Hij probeert al een lange tijd om me hierheen te krijgen, en ik vind het gewoon wonderbaar om hier vanavond te zijn, en met deze andere fijne broeders, en om broeder Ballard hier te ontmoeten, en velen van u. En we verwachten allemaal om bij het ontbijt van de Zakenlieden te zijn, ginds bij de... bij de... Hoe heet het? Ramada. Zei ik dat juist? Ramada. Is dat Spaans?

52 Ik herinner me dat ik een keer één woord in het Spaans leerde: oye. Ik spreek dat niet meer op de juiste wijze uit. Ik kan er beter mee stoppen. Ik bedoel: "Hoort u mij?" of iets dergelijks: "Oye." [Een zuster spreekt voor broeder Branham het woord uit: "Oye" – Vert] Oye, dat is het. Oye, dat is het.

53 En dan dat "Gloria a Dios", glorie voor God. Dat is het: "Gloria a Dios." Ik herinner mij dat van lang geleden, daarom roep ik nog steeds: "Gloria a Dios."

54 We zullen nu dus vanavond, zodat u niet al te lang hoeft te staan, slechts een korte tijd van gemeenschap hebben.

55 En excuseer mij dat ik dit hier op het podium sta te vertellen en mij verheug, want ik ben zo blij om hier te zijn. Ik geloof dat God wil dat Zijn kinderen gelukkig zijn. Ik geloof dat wij het tot extreemheid kunnen laten komen en er onoprecht mee kunnen worden. Maar ik geloof dat God wil dat Zijn volk echt gelukkig is, en aangenaam, vriendelijk vanuit ons hart, dat wij van elkaar houden zoals van God, om Christus' wil, of zoals Christus ons heeft liefgehad. Ik geloof dat wij daarom gelukkige Christenen zouden moeten zijn.

56 Laten we nu, voordat we het Woord lezen, even een ogenblik spreken tot de Auteur, terwijl wij onze hoofden buigen. En nu, met onze hoofden gebogen, terwijl wij nu onze korte tijd van gemeenschap om elkaar te leren kennen en onze gemeenschap te vernieuwen opzij zetten, vraag ik mij af in dit zichtbare kleine gebouw vanavond – of het buiten of binnen is – of er enige verzoeken zijn die gemeld moeten worden, en of u dat zou willen bekendmaken door uw hand op te steken. Slechts God kent uw hart. God zij genadig. God zij genadig. Nu, Hij kent uw nood. Hoevelen hebben een geestelijke nood, zou u uw handen willen opsteken? God zegene u. En nu voor de genezing van uw lichaam, steek uw handen omhoog, om te zien of er zieke mensen zijn. O my! Het is een zieke oude wereld, nietwaar? Laten wij tot Hem spreken Die alle problemen kan oplossen.

57 Almachtige God, zoals U aan Abraham verscheen in de Naam van de almachtige God, Gij zijt van eeuwigheid tot eeuwigheid de almachtige God. En wij zijn zo blij dat wij vanavond het voorrecht hebben om tot U te komen. Dit wetende: dat als wij binnenkomen op de uitnodiging van Jezus, dat wij dan de verzekerdheid hebben dat U er naar luistert; want Hij zei: "Vraag de Vader iets in Mijn Naam, Ik zal het doen." Nu, wij geloven dat, want het is een woord van God. En wij hebben zoveel behoeften vanavond, Here.

58 Wij danken U voor deze gemeente, en voor een land waarin we nog een samenkomst van dit soort kunnen hebben, voor een stad die de deuren niet wilde sluiten. Wij danken U voor haar voorganger, onze dierbare broeder, en voor heel het bestuur, de diakenen, de beheerders en alle leden. En, God, boven dit alles danken wij U voor iedere pelgrim hier vanavond, degenen die met ons hier op aarde verblijven.

59 Wij zijn bij elkaar gekomen, Vader, in oprechte aanbidding, en geloven dat Gij ons zult ontmoeten, en niet zult nalaten om ons te zegenen, en om aan ons zelfs onze geringste verlangens te geven. En Gij zag de handen van deze mensen voor geestelijke problemen. O God, laat elke angst en twijfel verdwijnen vanavond. Moge de Heilige Geest de voorrang hebben.

60 En God, wij bidden voor degenen die zich in een lichamelijke nood bevinden, belemmerd, zodat zij niet kunnen genieten van het leven, want de duivel heeft hun kwaad gedaan en hen ziek gemaakt. Laat hen vanavond weten dat wij allen genezen zijn door de striemen van de Here Jezus. Mogen wij de moed hebben vanavond om door geloof in de tegenwoordigheid van God op te klimmen; want waarlijk, God is onze Vader, en geloof is onze moeder die ons door geboorte tot God brengt. Mogen wij dus door moedergeloof in de tegenwoordigheid van Vader God worden gebracht, Die de belofte gaf. En verlos ons van alle kwaad, zoals Hij ons geleerd heeft om te bidden: "Verlos ons van de boze."

61 Nu, Here, zegen deze predikers die op bezoek zijn. De samenkomst van de Christelijke Zakenlieden komt eraan, wij bidden daarvoor dat vele zielen gered mogen worden. En wanneer wij vanavond vertrekken, mogen we dan in staat zijn om te zeggen zoals degenen die van Emmaüs kwamen: "Was ons hart niet brandende in ons toen Hij tot ons sprak op de weg?"

62 Zegen Uw Woord als wij het lezen. Uw Woord is een Lamp, een Licht dat licht geeft vanaf de aarde tot de heerlijkheid. En mogen wij een beetje hoger op de ladder klimmen vanavond, Here, vanwege onze gemeenschap met elkaar in de tegenwoordigheid van Christus Jezus. Nu, Vader, wandel vanaf dit uur binnen in onze tegenwoordigheid. Neem het Woord van de levende God en geef het aan elk hongerig hart. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

63 Nu, u die graag de teksten neemt, of met ons wil mee lezen in de Schrift, als u in uw Bijbel Johannes, het eerste hoofdstuk wilt opslaan. Ik wil een tamelijk groot deel van het Woord lezen uit Johannes, het eerste hoofdstuk. En nu zullen we beginnen met het vijftiende vers uit het eerste hoofdstuk van Johannes.

     Johannes getuigt van Hem, en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van Wie ik zeide: Die na mij komt, is vóór Mij geworden, want Hij was eer dan ik.
     En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade.
     Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden.
     Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard.
     En dit is het getuigenis van Johannes, toen de Joden enige priesters en Levieten afzonden van Jeruzalem, opdat zij hem zouden vragen: Wie zijt gij?
     En hij beleed en loochende het niet; en beleed: Ik ben de Christus niet.
     En zij vroegen hem: Wat dan? Zijt gij Elia, En hij zeide: Ik ben die niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen.
     Zij zeiden dan tot hem: Wie zijt gij? opdat wij antwoord geven mogen aan hen, die ons gezonden hebben; wat zegt gij van uzelf?
     Hij zeide: Ik ben de stem des roependen in de woestijn: Maakt de weg des Heeren recht, gelijk Jesaja, de profeet, gesproken heeft.
     En de afgezondenen waren uit de Farizeeën;
     En zij vroegen hem en spraken tot hem: Waarom doopt gij dan, zo gij de Christus niet zijt, noch Elia, noch de profeet?
     Johannes antwoordde hun, zeggende: Ik doop met water, maar Hij staat midden onder u, Die gij niet kent;
     Deze is het, Die na mij komt, Die vóór mij geworden is, Wie ik niet waardig ben, dat ik Zijn schoenriem zou ontbinden.
     Deze dingen zijn geschied in Bethábara, over de Jordaan, waar Johannes was dopende.
     Des anderen daags... (excuseer mij) ... zag Johannes Jezus tot zich komende, en zeide: Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!
     Deze is het, van Wie ik gezegd heb: Na mij komt een Man, Die vóór mij geworden is, want Hij was eer dan ik.
     En ik kende Hem niet; maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom ben ik gekomen, dopende met het water.
     En Johannes getuigde, zeggende: Ik heb de Geest zien neerdalen uit de hemel, gelijk een duif, en bleef op Hem.
     En ik kende Hem niet; maar Die mij gezonden heeft, om te dopen met water, Die had mij gezegd: Op Wie gij de Geest zult zien neerdalen, en op Hem blijven, Deze is het, Die met de Heilige Geest doopt.
     En ik heb gezien, en heb getuigd, dat Deze de Zoon van God is.
     Des anderen daags stond Johannes daar weer, en twee uit zijn discipelen.
     En ziende op Jezus, daar wandelende, zeide hij: Ziet, het Lam Gods!
     En die twee discipelen hoorden hem dat spreken, en zij volgden Jezus.
     En Jezus Zich omkerende, en ziende hen volgen, zeide tot hen:
     Wat zoekt gij? En zij zeiden tot Hem: Rabbi, (dat is te zeggen, overgezet zijnde, Meester) waar woont Gij?
     Hij zeide tot hen: Komt en ziet! Zij kwamen en zagen, waar Hij woonde, en bleven die dag bij Hem. En het was omtrent de tiende ure.
     Andréas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee, die het van Johannes gehoord hadden, en hem gevolgd waren.
     Deze vond eerst zijn broeder Simon, en zeide tot hem: Wij hebben gevonden de Messias, dat is, overgezet zijnde, de Christus.

64 Moge de Here Zijn zegeningen toevoegen aan dit lezen van Zijn Woord. En mag ik nu met de diepste interesse enige ogenblikken uw aandacht vestigen op een kleine tekst, als ik dat zo zou noemen. Toen ik daarnet rond een uur of drie, vier, vanmiddag aan het bureau zat te lezen, viel dit mij op. En om hieruit vandaan een tekst te nemen, wil ik dit, deze twee woorden nemen: Overtuigd, dan bezorgd. Overtuigd, dan bezorgd.

65 Nu, wij leven in een verschrikkelijke tijd. Wij leven in een tijd van een grote afval. Wij weten dat. We zijn ons ervan bewust.

66 Gisteravond predikte ik over het onderwerp Veronderstellen, ginds in de andere kerk. Mensen nemen een bepaald iets aan en veronderstellen slechts dat zij Christenen zijn. En het woord veronderstellen, zoals wij het gisteravond uitlegden, betekent 'het erop wagen zonder autoriteit'. En teveel mensen veronderstellen vandaag. "Wel," zeggen ze, "ik deed zo-en-zo. Ik voegde me bij een kerk. Ik werd in water ondergedompeld. Ik veronderstel dat ik een Christen ben." Dat zal niet werken. Dat... daar kunt u niet van uitgaan. U moet er zeker van zijn dat u het bent. Zie? U moet echt weten dat u een Christen bent. Dus vandaag voel ik, als ik zie...

67 Onze natie heeft meer lidmaatchristenen dan de natie ooit heeft gekend. Maar wist u dat er vorig jaar, volgens de statistieken, geen... geen seminarie... Slechts één kon zich ternauwernood meten met het jaar daarvoor. Maar elk ander seminarie of elke andere school of Bijbelschool viel onder zijn quota van predikers. Terwijl jonge mensen met een roeping in hun leven om naar het zendingsveld te gaan, enzovoort, er voor hun opleiding heen wilden gaan, enzovoort – hoe zij vroeger in de rij stonden om ingeschreven te worden op de scholen – kun je ze nu nauwelijks overtuigen om er heen te gaan. Er is ergens iets mis. Zie? Ik geloof met heel mijn hart, zonder enig... en ik hoop dat ik niets verkeerds zou zeggen; maar ik geloof dat het komt door een gebrek aan interesse, bezorgdheid; niet genoeg bezorgdheid. Er is teveel bezorgdheid voor het maken van een atoombom, teveel bezorgdheid voor wie het eerst naar de maan zal gaan. En ik geef er niet om om op de maan te komen. Ik wil in de hemel komen, dat is waar ik wil komen.

68 Weet u, ze maken steeds een hoop stampij over: "Wij hebben als eerste een man in de ruimte." Rusland blijft naar ons schreeuwen: "Wij hebben een man in de ruimte gebracht."

69 Wel, wij hebben er al tweeduizend jaar Eén in de ruimte. Zeker. Wij... ze zijn blind. Ze liggen zover achter, ze liggen tweeduizend jaar achter ons. Wij hadden heel lang geleden een Man in de ruimte, nu tweeduizend jaar geleden, Die opstond uit het graf en in de ruimte is, en Zich overal bevindt. Zeker. Dus is dat Degene naar Wie wij kijken. Hij zal ons daarheen meenemen waarvan Hij zei: "In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen, Ik ga heen om u plaats te bereiden." Daar ergens voorbij de ruimte waarvan ik niet weet, maar Hij zal terugkomen om ons te ontvangen. Dat is waar het om gaat. "Laat uw hart niet ontroerd worden, wees evenmin bevreesd." O, daar houd ik van. Dat laat mij gewoon weten dat "Er ergens een tehuis is in de Rots, ver voorbij de bergtop", zoals de dichter zei.

70 Nu, dit wegvallen is een gebrek aan bezorgdheid voor het lichaam van Christus. Ik geloof dat de juiste zaak misschien niet gepresenteerd werd. Zeer veel jonge studenten die een roeping in hun leven zouden willen aannemen, zien zoveel mislukkingen bij ons, en zien echt dat de orde en het programma van de dag hebben gefaald. Niet... Christus heeft niet gefaald, maar het systeem dat wij gecreëerd hebben, heeft gefaald. Het programma van Christus heeft niet gefaald, maar het systeem van de mensen heeft gefaald. Nu, Christus heeft een programma waarin wij moeten binnentreden.

71 Nu zouden we lang stil kunnen blijven staan bij deze paar kleine Schriftplaatsen en dingen waar ik naar wilde verwijzen. Maar laten we om op te schieten nu beginnen en teruggaan naar het boek Jesaja, en daar beginnen waar Johannes voor het eerst "een stem van een roepende in de woestijn" werd genoemd, ongeveer 712 jaar voor zijn geboorte.

72 En terwijl Zacharias, zijn vader, een priester was in zijn dag, een dienaar in de tempel des Heren... En hij en zijn vrouw Elizabeth waren op vergevorderde leeftijd. En de Heilige Geest kwam tot Zacharias en zegende hem, en vertelde hem over het kind, zoals wij allen weten. Maar het moet een vreemde zaak zijn geweest, en een gevoel in het hart van dat bejaarde stel toen deze beloofde zoon arriveerde. En zijn spraak... hij was stom geweest tot aan de tijd dat hij hem zijn naam gaf, volgens Gods Woord. Zie?

73 Gods Woord is zo volmaakt. En omdat één kleine jota of tittel op geen enkele wijze weggenomen kan worden, kan het niet voorbijgaan totdat het is vervuld. Jezus komt, en Hij komt voor een gemeente zonder vlek of rimpel. En niet één woord of één jota daarvan zal ooit falen. De gemeente zal in die toestand zijn wanneer Jezus komt. Zij wachten op ons.

74 Nu, merk op, Zacharias en Elizabeth wisten, omdat zij welbedaagd waren, dat zij niet in staat waren om lang genoeg te kunnen leven om van hun zoon te zien wat God voor hem in petto had. Maar zij wisten dat God met hem was, want de Heilige Geest had die belofte gedaan, en zij wisten dat God voor hun zoon zou zorgen. Nu, volgens de geschiedenis daar, stierven zij toen hij ongeveer negen jaar oud was.

     En Johannes... wat zijn deze kerels vreemd.

75 Nu leek het erop dat Johannes, omdat hij uit het huis van een priester kwam en een religieuze man was en wist dat er een roeping in zijn leven was, dat hij regelrecht naar school zou zijn gegaan en priester was geworden zoals zijn vader. Nu, dat zou de natuurlijke gedachtengang zijn geweest.

76 Wanneer een jongen een roeping in zijn leven krijgt, is het eerste wat in hun gedachten komt om ergens naar een seminarie te gaan, zie, je naar school te haasten of zoiets en te wachten totdat je je diploma's hebt gehaald, enzovoort, voordat je gaat prediken.

77 En nu deed Johannes precies het tegenovergestelde daarvan, in plaats van naar de school te gaan waar zijn vader vandaan kwam. Hij wist dat er een roeping in zijn leven was, en hij wist dat hij moest aankondigen... dat hij de Messias aan de wereld zou introduceren, want hij moest voor Hem uitgaan. En daar zou geen fout in kunnen zijn.

78 Dus, in plaats daarvan... hij wist dat als hij naar de school zou gaan, en hun zou vertellen: "Velen van u hier begrijpen het niet, maar ik ben degene die geboren werd uit Zacharias, de priester, die zijn opleiding hier had in deze theologische school. En ik heb... ik... U kent mijn moeder, een rechtvaardige vrouw, en u weet wie ik ben. Dus ik kom hier naartoe, bisschop, aartsbisschop, enzovoort, om te leren hoe deze Messias eruit zal zien, want ik zal moeten weten hoe Hij eruit ziet. Ik zal er zeker van moeten zijn, want Hij zal een Man zijn. Ik zal moeten weten hoe Hij eruit ziet, zodat ik Hem naar waarheid aan de wereld kan voorstellen."

79 Nu, dat is een belangrijk ambt. Mijn broeders, weet u, wij hebben ditzelfde ambt. Juist: om naar waarheid de Messias aan de mensen voor te stellen.

80 Hij wist dus dat, als hij daar naar school zou gaan, iedereen er een ander idee over zou hebben, en dat dit alleen maar verwarring zou veroorzaken.

81 Maar Johannes ging op de negenjarige leeftijd de woestijn in om alleen te zijn met God, opdat hij geen fout zou maken. Hij wilde weten wat deze Messias zou zijn, hoe hij Hem zou vinden, hoe Hij eruit zou zien, opdat hij Hem zou kunnen introduceren. En we ontdekken dat hij, in plaats van al zijn diploma's te gaan halen en zich te ontwikkelen tot een priester zoals zijn vader was geweest, en zijn vader op te volgen, dat hij zover van de school vandaan ging als hij maar kon, regelrecht de woestijn in, alleen met God.

82 Ik heb niets tegen de scholen. Ik heb daar helemaal niets tegen. Ze zijn echt fijn. Maar soms, nadat je je diploma hebt gehaald op school, moet je nog steeds ergens buiten de woestijn ingaan om de wil van God te vinden. Dat is juist. Dat is waar.

83 Nu, Johannes, die dit grote ambt droeg, ging rechtstreeks naar de woestijn en verbleef daar in de woestijn vanaf de leeftijd van negen totdat hij dertig jaar oud was, in de woestijn.

84 U kunt zijn wijze van spreken opmerken; hij was een man van de woestijn. "O, u generatie van slangen." Zie? Hij was gewend geraakt aan de slangen in de woestijn. Zie? Hij... Zie? "O, de bijl is gelegd aan de wortel van de boom." Zie? Hij was wildernis. Zie? Hij predikte zoals hij geleefd had, in de omgeving waar hij gewoond had. En hij gaf deze symbolen van de dingen die hij daar geleerd had in de woestijn.

85 Nu, waarom was Johannes zo zeker? Hebt u bemerkt dat hij niet zei: "Misschien is dit het?" Hij zei: "Voorwaar, dit is het!" Hoe kon hij zo zeker zijn?

86 Laten we nog een vers lezen. Het zesentwintigste vers, dat ik hier opgeschreven heb. Ik wil zien wat we hier uit dit zesentwintigste vers kunnen halen.

     En Johannes antwoordde hun, zeggende: Ik doop met water, maar Hij staat midden onder u, Die gij niet kent;

87 Kijk. Johannes wist het. Hoe was Johannes zo zeker dat precies onder die groep die daar toen stond ergens die Messias was? "Er staat nu Eén onder u, Die gij niet kent, en Deze is het Die met de Heilige Geest zal dopen." Zie? Hij kende Hem. Waardoor? Omdat de tijd nabij was.

88 Broeders, de tijd is nabij. Het loont de Christen om niet slechts bij de kerk te horen, of om op iets te steunen, een kunstgreep, een bepaalde sensatie of iets van dien aard, maar om er zeker van te zijn dat hij in orde is.

89 Nu, er is zoveel wat wij vandaag hebben. Sommigen beweren dat het opleiding is, sommigen beweren dat het leren van geloofsbelijdenissen is. Sommigen schrijven het toe aan kleine vreemde gevoelens. Sommigen schrijven het toe aan verschillende dingen. Wel, daar heb ik niets op tegen. Dat is in orde. Maar dat is niet waar ik het over heb. U kunt dat hebben zonder het echte te hebben. Zie?

90 En dat is wat wij proberen te zeggen. We moeten zeker zijn, omdat de tijd nabij is voor de echte uitstorting van de Heilige Geest. Hij heeft beloofd dat Hij het zou uitstorten in de laatste dagen.

91 Nu, er zijn zoveel mensen die zeggen: "Als u beeft. Houd uw ogen gesloten. Doe allerlei dingen en krijg sensaties." U krijgt geesten, vriend. Maar als uw leven niet overeenstemt met wat u belijdt, dan is er iets verkeerd met de geest die u hebt. Zie? En dat is waar. Zie?

92 U, u moet zeker zijn. De Heilige Geest zal een heilig leven voortbrengen, dat is juist, als het verlangen in uw hart is. Als u uzelf voortdurend moet dwingen met proberen voorwaarts te gaan en te doen wat juist is, en de wereld in u blijft hongeren, dan is er iets verkeerd. Zie? De Heilige Geest in u zal niet naar de wereld hongeren; Hij zal hongeren naar God. Als het moeilijk voor u is om naar de kerk te gaan, en u uzelf moet dwingen om te komen wanneer de kerk open is, dan is er iets verkeerd met die geest. Hij probeert u weg te houden van God. De Geest van God zal u rechtstreeks naar de kerk brengen, iedere keer dat de deur zich opent voor gemeenschap. Jazeker. Zie? Daarom moet u er nu zeker van zijn. De tijd is nabij.

93 Nu, Johannes wist dat de tijd nabij was, dus daarom zei hij: "Er staat hier ergens Een onder u Die u niet kent." Hij evenmin op dat moment, anders had hij gezegd: "Hier is Hij, of daar is Hij. Dat is Hem, Die daar staat."

94 Maar Johannes zou, als hij naar school was geweest, er waarschijnlijk vijftig hebben aangewezen.

95 Maar, ziet u, Johannes was naar een andere school geweest. Johannes had voor God gestaan. Aan Johannes was door God precies het Woord van God geopenbaard hoe de Messias eruit zou zien. Daarom wachtte hij erop om het teken van de Messias te zien. Hij wilde zien waar de Messias was. God had beloofd: "Ik zal die Messias aan u betuigen."

96 Ik zeg u nu – als u de Schriftplaats daarvoor wilt – dat het een schriftuurlijk teken zal zijn. Vers 33. Laten wij vers 33 hier nemen en het lezen. Nu, let op:

     En ik ken Hem... kende Hem niet;... Ik kende Hem niet; maar Die mij gezonden heeft, om te dopen met water, Die had mij gezegd: Op Wie gij de Geest zult zien nederdalen, en op Hem blijven, Deze is het, Die met de Heilige Geest doopt.

97 Zie? Dat was van God, Die er zeker van wilde zijn dat er geen verwarring over zou bestaan. God zei: "Johannes, Ik ga u een teken geven. En wanneer u dit teken op Hem zult zien, zal dat bewijzen dat dat Degene is."

98 Johannes zei: "Hij staat daar ergens, maar ik ken Hem nog niet."

99 Maar zodra hij de Geest zag nederdalen en op Hem blijven... Niemand zag het behalve Johannes. Denk daaraan. De Heilige Geest kwam neer in de vorm van een duif en rustte op Jezus, en niemand zag het behalve Johannes, want de belofte werd aan Johannes gegeven.

100 Nu, als hier een ongelovige is die niet gelooft in de doop van de Heilige Geest, en u zegt: "Ik geloof het gewoon niet", dan zult u er nooit iets over weten. U zegt: "Ik geloof niet in Goddelijke genezing. Ik kan niet zien dat het juist is." Zeker kunt u het niet. Beslist niet. Maar "wie gelooft"; het is voor gelovigen. Degene die een honger in zijn hart heeft om God te zien, die ziet het. Niemand...

101 Die mannen die bij Paulus waren, zagen dat licht niet dat daar boven Paulus hing. Zij zagen het licht niet. Maar het was zo echt voor Paulus dat het zijn ogen verblindde. Zo helder, dat het van één man die daar stond de ogen verblindde toen hij ernaar keek, en de anderen die rondom stonden, konden het zelfs niet zien. Dus u ziet dat het wordt gezonden tot degenen die geloven en die klaar zijn om het te ontvangen.

102 De wijzen, de magiërs uit het oosten, volgden de ster gedurende twee jaar, ginds over de rivier de Tigris, en door de vlakten. Ze kwamen helemaal voorbij Arabië, helemaal uit India, en kwamen naar Jeruzalem terwijl zij die ster volgden. En die passeerde boven ieder observatorium, en geen van hen schreef er iets over; zij zagen het niet. Maar zij zagen het.

103 Daarom geloof ik vanavond dat de Heilige Geest hier is. Hij is hier voor degenen die voorbestemd zijn om Hem te ontvangen, die het geloven, die erop aan het wachten zijn. Hij is hier om elk van deze geestelijke problemen op te lossen. Hij is hier om elke zieke persoon die hier aanwezig is te genezen. Hij is hier. Maar u moet komen en in de atmosfeer ervan komen, en in de houding om het te ontvangen. U moet niet komen door u emotioneel op te werken; u moet komen op basis van het geloven in een belofte die God heeft gedaan. Dat doet het. Daardoor wordt het gedaan.

104 Hij wachtte om dat teken te zien, en daarna was hij... kon hij Hem aankondigen. En hij deed het.

105 Nu, de tweede dag zag Johannes Hem opnieuw, en hij zei: "Zie het Lam Gods." Hij was er zeker van. Hij wist dat Hij het was.

     Ze zeiden: "Hoe weet u dat?"

106 Hij zei: "Hij Die mij naar de woestijn zond om te dopen met water, zei: 'Op wie gij de Geest zult zien nederdalen, en blijven, Hij is Degene Die zal dopen met de Heilige Geest en vuur.'"

107 Er stonden daar twee van zijn discipelen, en zij volgden Jezus. En toen wij... dat waren Filippus en Andreas. Maar toen ze kwamen bij... Ze zeiden: "Rabbi, waar woont Gij? Wij zouden willen weten waar U woont. Nu, wij hebben naar een profeet geluisterd die hier bij de rivier staat. En hij heeft ons nu al zes maanden verteld dat er een Messias zou komen, en dat hij Hem zou herkennen. Nu, wij weten dat die profeet een oprecht man is. Wij geloven dat hij een profeet is. Hij is een betuigde profeet. Wij weten dat hij het is. En hij zegt dat U de Messias bent. Nu, wij zouden willen weten waar U woont."

     En Hij zei: "Kom en zie."

108 En ze gingen naar binnen en verbleven de hele nacht bij Hem, want het was laat in de namiddag. Heeft u opgemerkt dat zij die nacht bij Hem bleven? En de volgende ochtend was Andreas zo volkomen overtuigd dat hij zijn broer wilde vinden. Zie?

109 Nu, dat is de enige manier die ik zie waardoor er een bezorgdheid in de gemeente zal komen – en weer terug onder de mensen – namelijk door lang genoeg te blijven totdat u overtuigd bent dat het programma juist is, en dat het God is; en niet een of andere verstandelijke illusie, of emotie, of psychologie, of iets dat wordt opgewerkt. Het is absoluut de doop van de Heilige Geest Die God beloofde uit te storten in de laatste dag.

110 Dat is de reden waarom de seminaries terugvallen. Ze zien dat alles wat zij krijgen op de een of andere manier niet... Het belooft altijd iets wat u nooit bereikt. Iets wat zij beloven, en maar blijven beloven, en beloven, en beloven. U bereikt het nooit.

111 "Maar u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als de Here onze God ertoe roepen zal", zei Petrus op de Pinksterdag. Nu, het is niet alleen voor een groep heel lang geleden in een ander tijdperk; het is voor vandaag. Tot hoever? Zovelen als de Here onze God roepen zal. De tekenen zouden de gelovige volgen, zodat zij zouden weten wie zij waren; het zou een betuiging van hen geven dat zij het waren.

112 Nu, Andreas werd zeer, zeer bezorgd, omdat hij de hele nacht bij Hem was gebleven en overtuigd was geraakt. En nadat hij overtuigd was geraakt dat Hij de Christus was, werd hij bezorgd over iemand anders.

113 En ik geloof dat iedere man, iedere vrouw, iedere jongen of elk meisje, wanneer u ooit lang genoeg blijft totdat u overtuigd bent dat het juist is, en dat het de Heilige Geest is, dat u zo'n zware last op uw hart krijgt dat u niet kunt blijven stil staan en deze mensen zo kunt laten sterven in schande en zonde. Het zal uw hart eruit branden om hier deze straten op te gaan. Dat doet het bij iedere Christen, als zij zien hoe de mensen helemaal overgegeven zijn aan de zonde: drinken, gokken, tieren, vloeken en roken. In elke auto waar u achter komt te staan zit een vrouw met een sigaret tussen haar vingers, met een van deze waterhoofdkapsels die ze tegenwoordig dragen, en al deze populaire onzin. En duizenden van hen belijden Christenen te zijn.

114 Beseft u niet, vriend, wist u – nu ik het er toch over heb – dat net als de presidentsvrouw van het land, Izebel ook de vrouw van de koning was van dat land? Zie? Zeker. Maar Elia riep het tegen haar uit. Ze haatte hem, maar hij vertelde haar waar ze thuis hoorde. Eigenlijk was hij haar voorganger. Ze wilde dat niet toegeven, maar dat was hij. Dat is juist. Hij vertelde het haar.

115 We zien nu alle zonde en de dingen zoals ze zijn, en het schrijnt in ieders hart. Om jonge kinderen te zien... Mijn vrouw sprak er vanmorgen over met mij. We gingen naar de kleine gemeente ginds bij de andere plaats. Broeder Williams bracht ons daar gisteren naartoe. En ze zei: "Bill, het was ontroerend."

116 Nadat we op straat hadden gelopen waar we jonge meisjes hadden gezien, niet ouder dan twaalf jaar die rondliepen met sigaretten in hun handen, en jongens die van school kwamen met hun armen om hen heen op de verkeerde plaats... Kinderen... Wel, de politie zou tegen zoiets moeten optreden, want dat is verderf. Wat? Dat arme kind, wat zal er van haar worden? Ginds in ordinaire kroegen en al het andere, aan het drinken en gokken en tekeer gaan met deze jongens, en niet meer dan twaalf, veertien jaar oud, en hun moeders zijn net zo slecht. Dat is juist. En ze behoren allemaal tot de kerk.

117 Ze zei over deze gemeente daar gisteren: "Het was lieflijk om een groep jonge kinderen te zien van ongeveer acht of negen jaar oud, die allemaal binnenkwamen en naar het altaar gingen om te bidden, en toen lappen oppakten om de stoelen op te poetsen voor de mensen die zouden komen die avond."

118 Gezegend zij de Naam van de Here! Er is nog steeds een tak over, ergens. Er is een overblijfsel dat God bijeen zal roepen. In orde.

119 Overtuigd en dan bezorgd. Nu, Andreas was bezorgd over zijn broer zodra hij absoluut overtuigd was dat dat de Messias was. Hoe kwam hij daartoe? Hij bleef de hele nacht bij Hem.

120 Het probleem is, dat wij geen vijf minuten bij Hem kunnen blijven. "O, we moeten naar huis. Er is een tv-programma. We moeten dat toneelstuk zien. Ik kan gewoon niet langer blijven. Dat is alles. Ik heb dat zelden gemist. Het is een serie die ze uitzenden, weet je, en daarom kan ik niet..." Ja. Dat is het. Uh-huh. "Ik zeg het u, ik moet gewoon dit of dat doen. Ik kan dit en dat niet doen." Geen tijd.

121 O, broeder, zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid. Zie?

122 Maar de zaak is, dat vervolgens bezorgdheid wordt losgelaten, en na een poosje bent u de hele...?... U bent alles kwijt. U bent dan over niets anders bezorgd dan over uzelf. Dat is waar.

123 We zijn vandaag zo bezorgd over hoe we onze kerken vol moeten krijgen. Wij willen zien of we... de... of wij Pinkstermensen niet meer dan de Baptisten kunnen krijgen. De Baptisten willen er meer krijgen dan de Methodisten. En ze verkondigen graag dat ze er steeds meer en meer krijgen.

124 Maar wat hebben ze gekregen? Ze hebben daar niets anders dan slechts het uitschot van de straten binnengehaald, terwijl er niets in de kerk zou moeten worden gebracht dan de heiligen en geheiligden en degenen die opzij gezet zijn. Geen wonder dat de zondaar een verschrikkelijke tijd heeft. Wel, de mensen, zelfs onze Pinkstermensen die veronderstellen dat ze Christenen zijn, lummelen rond in de wereld; gaan naar bioscoopvoorstellingen en feestjes en dansen, de vrouwen knippen hun haar en dragen immorele rokken.

     U zegt: "Dat doen ze niet."

125 Kom naar het ontbijt van de Zakenlieden en ontdek zelf of ze dat doen of niet. Kom naar welke Pinkstergemeente dan ook, bijna, op een zondagochtend, en kom erachter of ze het niet doen. Vrouwen die zich in die kleine vieze jurkjes persen en dergelijke, en zich zo ongepast gedragen, en al die soort dingen. Dat is een schande. U weet dat het zo is.

     En dan zegt u: "Wel, u zou dat niet moeten zeggen." Ik...

126 O God, wees genadig. God, geef ons iemand die genoeg lef heeft om het te zeggen. Het is de Bijbel. Ja. En dat is wat gezegd moet worden. Zeker.

127 Wel, de man is... voor een man die zijn vrouw dat zou laten doen, heb ik ook weinig respect. Hoe zou hij een Christen kunnen zijn, terwijl hij zijn eigen huis zou moeten regeren en het in orde houden? Wel, het is een schande. Wij behoren terug te gaan naar heiligheid, teruggaan naar het juiste, teruggaan naar God. Het is zo.

128 Maar wanneer u ziet... wanneer de wereld de kerk ziet, en wij Pinkstermensen belijden iets, dan zegt de wereld dat ze het niet hebben. Zie? U zegt: "Ze hebben het niet. Ze zijn niet anders dan de rest." Wel, dat is precies juist. Zij hebben gelijk, helemaal precies.

129 Weet u, wij proberen ons altijd te meten met de wereld. Wij proberen hen te overtreffen. Zoals ik laatst 's avonds zei, u... u... u probeert hen op hun grond tegemoet te treden. Laat hen op onze grond komen. Zie? Wij willen niet proberen te krijgen wat zij hebben. Wij hebben iets wat zij niet kunnen hebben tenzij zij een van ons worden; omdat wij, dat is juist, een vat van de Here zijn, Christus hebben.

     Christus zei: "Als Ik van de aarde verhoogd zal zijn, zal Ik alle mensen tot Mij trekken."

130 Maar, kijk, wanneer de kerk dat niet doet, dan verhoogden zij... U behoort Hem te verhogen – zoals het lied zegt – door te leven zoals het Christenen betaamt. Zie? Maar in plaats daarvan beginnen we weg te trekken; de dingen die we doen en dergelijke, bewijzen dat we het niet hebben. Zie? Dus u... ze veronderstellen dat alleen maar, zoals ik gisteravond zei. Doe dat niet. Kom terug. Neem geen vervangingsmiddel, want u zult gaan sterven.

131 En onthoud, wanneer u sterft en die ziel u verlaat, verandert die nooit meer. Absoluut niet. De dood verandert de ziel niet. Ze verandert haar woonplaats, maar het is nog steeds dezelfde ziel. Dus, als die niet wedergeboren is, en een deel van de eeuwige Geest van God, had ze een begin. Alles met een begin heeft een eind. Daarom is God het enige wat eeuwig is.

132 Tenzij u wedergeboren bent en eeuwig leven hebt (het Griekse woord Zoë daar betekent 'Gods eigen leven' in u), zult u vergaan. Maar wanneer Gods leven in u is, kunt u net zomin vergaan als dat God kan vergaan (dat is juist), want u bent een zoon, een nakomeling van God, en u hebt eeuwig leven. O, dat is de zaak die de gemeente nodig heeft. Wanneer God dan in u is, dan leeft Hij Zijn eigen leven door u heen. Zie? En zo weten wij dat we Christenen zijn. Dan bent u bezorgd over uw broeder, als uw geest in Christus is.

133 Wat dat betreft, Hij was zo bezorgd, dat Hij uit de hemel kwam, de hemel opgaf, hier beneden op aarde kwam en werd geboren in een stal vol mest en een kudde vee dat aan het blaten was, met zelfs geen kleren die zij Hem konden aantrekken. Hij verenigde Zich. Geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen; geen graf om in begraven te worden; geslagen en gewond zoals Hij was. Hij was bezorgd genoeg, en God had de wereld zo lief dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gaf.

134 En dan, met al die dingen daar, met die Geest Die in Hem was in u, en dan nog niet bezorgd zijn over elkaar en over de gemeente?

135 Mensen vertellen het mij de hele tijd. Een man zei niet lang geleden: "Broeder Branham, stop ermee om de gemeente te bekritiseren. Stop met deze dingen te zeggen. Dat is niet aan u om dat te zeggen."

     Ik zei: "Wie gaat het dan zeggen?" Zie? Dat is juist.

136 Dat, zeker, is dat onze plicht. Het is onze plicht om de mensen werkelijk de waarheid te vertellen, omdat u er opnieuw mee geconfronteerd zult worden. Dit is maar een kort verblijf; dat daar is eeuwig. Laten wij daarbij blijven, de waarheid vertellen en er eerlijk over zijn. Ja, bezorgd.

137 Voordat u bezorgd kunt worden, moet u eerst overtuigd zijn dat u juist bent. Dan, wanneer u overtuigd bent dat God juist is, en dat God in u is, en dat God zulke grote dingen voor u heeft gedaan, dan bent u zeker. Als u ziet dat uw broeder dwaalt, dan gaat u het hem vertellen. Als dat niet zo is, dan is er iets verkeerd. Nu, dat is de waarheid.

138 En als u ziet dat de gemeente verkeerd is... Ondanks dat houdt u van de gemeente. En u bent... Christus had de gemeente lief en Hij gaf Zijn leven voor haar, en wij behoren hetzelfde te doen. Niet alleen behoren wij het te doen, maar wij zullen het doen als we de liefde van Christus in ons hebben. Het noodzaakt ons en betaamt ons om dit te doen als Christenen. Ja.

139 Wat deed Andreas, zodra hij overtuigd was dat dit de Messias was? Het lijdt geen twijfel dat toen hij en zijn metgezel die avond daar in de samenkomst zaten... Toen Christus daar in het huis zat, zal Jezus ongetwijfeld direct naar de Schriften zijn gegaan en begon Hij het hem uit te leggen.

140 Nu, Andreas was een geleerde omdat zijn vader er een was. Hij, hij en Petrus waren dat. Zijn vader was een Farizeeër en hij was een goed opgeleide man. En hij wist dus wat de Messias zou zijn.

141 En toen hij de Messias de dingen zag doen die de Messias zou doen, en zag hoe Hij leefde en alles, toen was hij ervan overtuigd dat dat de Messias was.

142 Nu, wanneer u ziet hoe God een houvast op u krijgt en uw leven verandert, om u te maken van wat u niet bent tot wat u zou moeten zijn, dan bent u klaar om iemand anders erover te vertellen. U bent overtuigd.

143 Maar het probleem ervan is, dat wij naar voren komen en ons er snel van af willen maken. Zoals: "O, wij kunnen niet zo lang blijven. Nee, spreek niet tien dagen tot ons, of de hele avond. Nee, we moeten opstaan, en misschien zullen we de hand van de voorganger schudden, of onze naam in het boek zetten, of door een paar emoties heengaan." "Wij hebben het." Naar buiten, avond, de ene avond in de bar, de volgende avond het Evangelie predikend. Zie? Zie? O my! Daar ligt het probleem. Daarom zijn we in zo'n verwarring, zie, door deze dingen. Laat iemand zich eerst bewijzen.

144 Ik herinner mij de eerste prediking die ik probeerde te prediken. Ik waardeer die oude Zendingsbaptisten prediker. Ik kwam daar op het podium. En ik had gezien hoe hij predikte. Ik was nog maar een knaap, was ongeveer zes maanden of een jaar op de weg. En hij riep me opzij en zei: "Nu, ik wil dat je morgen predikt, of woensdagavond."

145 Ik stond in de kansel. Ik dacht dat ik het precies zoals een prediker had gedaan. Ik dacht dat ik het goed had gedaan. De oude moeders klopten mij na afloop op de rug en zeiden: "Broeder Billy, dat was gewoon geweldig!" De oude moeders, weet u, stonden rondom mij te huilen en zeiden: "En God zal een prediker van je maken."

     Ik dacht: "O, ik hoop dat Hij het doet." Ik dacht dat ik het geweldig had gedaan.

146 Ik ging naar de oude doctor Davis die daar met een bedenkelijk gezicht zat. Ik zei: "Hoe heb ik het gedaan, doctor?"

     Hij zei: "Het slechtste wat ik ooit heb gehoord." Zie?

147 Ik dacht: "O, my!" Ik dacht dat ik door alle emoties was gegaan en alles wat ik behoorde te doen, met de handen wuiven en al het andere, weet u, zoals de predikers het deden. Ik dacht dat ik dat alles precies had gedaan zoals zij. Ik had naar hem gekeken en precies gedaan wat hij deed.

     Hij zei: "Het slechtste wat ik ooit heb gehoord."

     Ik zei: "Broeder Davis?"

148 Hij zei: "Ik heb nog nooit zoiets in mijn leven gehoord." Hij zei: "Jongeman, ik wil dat je morgenmiddag om twee uur naar mijn kantoor komt."

149 Ik dacht: "O my!" Dus om twee uur ging ik daar naartoe, helemaal terneergeslagen, weet u. Ik zei: "Goedenavond, doctor Davis."

     Hij zei: "Hoe gaat het, Billy? Ga zitten."

     Ik zei: "Ja, meneer."

     Hij zei: "Ik denk dat je gevoelens gekwetst zijn."

150 Ik zei: "Ze zijn alleen geraakt; dat was alles." Ik zei: "Wel, wat, wat heb ik verkeerd gedaan?"

151 Hij zei: "Ik wil je een verhaaltje vertellen." Hij zei: "Weet je, ik studeerde, was een advocaat voordat ik een prediker werd."

     Ik zei: "Ja, meneer. Dat weet ik."

152 Hij zei: "Billy, op een keer bestudeerde ik de wet, en ik deed het net zoals jij de Bijbel, of hoe jij de bediening bestudeerde."

153 Hij zei: "Ik dacht dat ik een advocaat was toen ik beëdigd werd." Hij zei: "Ik kwam daar en bepleitte eens een echtscheidingszaak, mijn eerste zaak." En hij zei: "Ik had die advocaten zo op de tafel zien slaan, en ze schreeuwden: 'Edelachtbare, meneer, rechter!' en huilden, en veegden hun betraande gezicht af. 'Deze arme kleine vrouw, zij is zo-en-zo', op die manier." Zei: "En na een poosje... de oude advocaat die mijn tegenstander was aan de andere kant, zat me daar zo gedurende een lange tijd gade te slaan." Zei: "Ik huilde, ik sloeg op de lessenaar, en deed alles precies zoals de advocaten het deden." En zei: "My! De oude tegenstander zat daar, de andere advocaat aan de andere zijde, de advocaat van de man zat daar. Meteen zei hij... [Broeder Branham klopt drie keer op de preekstoel – Vert] Zei: 'Rechter, edelachtbare, hoeveel meer van deze onzin kan dit hof van u verdragen?'"

154 Zei: "Ik verloor de zaak." En zei: "Ik was helemaal verslagen." Hij zei: "Ik leerde toen iets, zie je. Hij... En ik vroeg het de rechter. Hij zei, niet... Hij zei: "De advocaat was ook een vriend van mij, maar hij kwam daar en zei: 'Roy, ik deed dat opzettelijk.' Zei: 'Zie je, jij liet je leiden door emoties. Je huilde, schudde je hoofd en sloeg ertegen.' Ik zei: 'Ik doe het precies eender zoals de andere advocaten het doen.'

155 "Hij zei: 'Maar je hebt er geen jota van de wet in opgenomen. Het zijn niet je emoties waardoor je de zaak wint; het is het vonnis van de wet. Je moet weten wat de wet erover zegt.'"

156 "En dat is vandaag hetzelfde met jou." Hij zei: "Billy, je hebt met je hoofd geschud, en je hebt gehuild en op en neer gesprongen; maar je hebt geen enkel woord uit de Bijbel gepredikt. Je ging door allerlei emoties."

157 Het is Gods Woord dat telt. Het is Gods Woord dat ertoe doet. Dat is precies juist. Het moet het Woord zijn, precies het Woord.

158 En toen zij dat Woord daar vleesgeworden zagen in Jezus Christus, was Andreas volledig overtuigd, en daarna werd hij bezorgd over zijn broer. Hij ging snel naar hem toe.

159 Is het u opgevallen? Hij zei nooit: "Kom hierheen, Simon. Ik... ik wil dat je meekomt om bij mij in de samenkomst te zitten. Misschien kunnen we de geesten onderscheiden en kunnen we ontdekken of deze Man echt de Messias is of niet." Hij zei dat niet.

160 Hij zei: "Wij hebben Hem gevonden." Er was geen stotteren bij. "Wij hebben de Messias gevonden. Kom, zie Hem." Hij was volledig overtuigd.

161 Hetzelfde met Mozes, nadat hij ginds in Egypte dacht de zaak over te nemen en een Egyptenaar had gedood, was hij onbezorgd geworden. Hij was niet... hij was er niet bezorgd over. Als God met hem zou zijn, waarom was Hij dan niet met hem?

162 Daarom ging hij weg en trouwde met een mooie vrouw. En hij kreeg dus een baby bij haar, Gersom, en ze hadden zich gesetteld. En hij zou daar een grote kudde schapen erven van Jethro, de Midianietische priester. En hij was... alles liep op rolletjes. Hij leefde met zijn vrouw, en had een huisje, u weet wel. Alles ging goed met hem: een goede baan, hij zou gaan erven. Alles was in orde.

163 Hij was onbezorgd. Hij voelde de zweep van de slavendrijver niet meer. Hij... hij was niet bezorgd over zijn broeders daarginds, over de arme vroedvrouwen; en hoe de vrouwen hun baby's kregen, hoe hun hoofdjes werden gebarsten en men ze voor de krokodillen wierp; en hoe men hen daar in harde dienst en in slavernij en gevangenschap gebonden hield. Hij was niet geïnteresseerd.

164 Hij had een huis dat afbetaald moest worden zoals wij het vandaag hebben. Dat is het eerste waaraan wij denken: voor een huis betalen. Dat is goed. U behoort dat te doen. Dat is juist. Maar iets anders behoort daarvóór te komen.

165 God komt eerst en hoe het met de gemeente gaat. Het is ieders plicht om hier in deze gemeente er op toe te zien dat de zaak goed draait. En u doet uw best om iedere man en vrouw, jongen of meisje, voor zover u kunt, op straat en in de heggen en steggen, om ze in de gemeente te brengen.

166 Mozes had zich ontspannen. "Laat ze maar. Ik veronderstel dat als dat de wijze is waarop ze het willen doen, ook goed is." Zie? Hij had nog nooit een persoonlijke ervaring gehad.

167 Dus, op een dag, aan de achterkant van de woestijn, liep daar een oude bebaarde herder over de heuvel, met een stok in zijn hand. Hij kwam van aangezicht tot aangezicht voor God te staan; Jehova God was aanwezig in een struik die in brand stond. God wist zijn aandacht voldoende te trekken dat hij erheen ging en zijn schoenen uittrok. En hij hoorde de stem van God. Toen was hij overtuigd van: "IK BEN DIE IK BEN, Ik faal nooit. Ik ben Degene Die met Abraham, Izak en Jakob was. Ik ben nog steeds dezelfde God." [Leeg gedeelte op de band – Vert]

168 Toen hij erachter was gekomen dat God geen stel geloofsbelijdenissen was, God geen hoeveelheid leerstellingen was; maar dat God een echte, in leven zijnde, levende God was, toen stond zijn hart in vuur en vlam. Niets zal hem nu nog kunnen stoppen. En hij ontdekte dat het Gods doel was om Israël te verlossen, en dat hij was geroepen voor de taak.

169 O God, geef ons zulke predikers. Dat is wat we... dat is wat wij nodig hebben, broeders. Is dat niet zo, broeders? [De broeders zeggen: "Amen." – Vert] Dat is juist. In plaats van erbij vandaan te lopen.

170 Toen was de gehele seminarie-ervaring van Mozes weg. Zie? Kijk, hij was een schrandere man. Hij werd onderwezen in al de wijsheid van de Egyptenaren; hij zou hen kunnen onderwijzen. Maar het deed geen goed. Hij had een persoonlijke ervaring nodig met God. En daar ontmoette hij Hem van aangezicht tot aangezicht en sprak met Hem. En zodra hij met Hem gesproken had en had ontdekt wat Zijn plan was, en wat Zijn programma was, werd hij onmiddellijk bezorgd over zijn broeders die in slavernij waren.

171 En om dan een man of vrouw te zien weglopen die ooit God van aangezicht tot aangezicht heeft ontmoet, en die het gemakkelijk opneemt om mensen op straat te zien die zich in zonde rondwentelen, dan doodt dat u.

172 Ik sprak tot mijn vrouw een tijdje geleden, en tot enigen van mijn broeders. Ik zei: "Ben ik krankzinnig geworden? Ben ik gek? Waarom blijf ik tegen de mensen tekeer gaan? Waarom zeg ik dit? En ik vast. Ik vast en bid om het niet meer te doen." Hoe meer ik vast, hoe lelijker de zonde wordt. Zie? Het maakt het alleen maar erger, totdat je, eerlijk gezegd, zelfs niet meer naar buiten kunt gaan.

173 Onlangs wilde mijn vrouw dat ik met haar meeging naar een bepaalde winkel. Ik ging naar de deur en daar kwam een dame doorheen. En ik weet waar de vrouw naar de kerk gaat. En ze zag er verschrikkelijk uit. Ik riep: "Ga weg, boeman, ik zal braaf zijn." Ik zag dat enorm hoog opgekamde kapsel, zoals dat, met groen-blauw uitziende verf zo in de rondte op die manier, en naar die kant. Zoals ze naar buiten kwam strompelen, zag ze eruit als een afgestroopte knakworst, met dit soort kleren aan. Ik kan u vertellen dat het verschrikkelijk was. Waar.

174 Ik was pas geleden op een ontbijt van de Zakenlieden in Los Angeles, en ik stond daar te wachten totdat broeder Arganbright binnen zou komen. En er kwam een dame naar binnen. Ik had nog nooit zoiets gezien. Ik dacht: "O my, kijk naar dat arme ding! Zij... er is iets verkeerd met haar." Dus ik begon... ik, ik begon weg te lopen.

175 Ik zei: "Nee. Ik ben een prediker; ik behoor tot haar te spreken." Ik, ik heb kanker gezien; ik heb melaatsheid gezien, maar ik heb nog nooit iets dergelijks gezien. Zij is helemaal groen onder haar ogen. En ik begon er naartoe te lopen. Nu, menselijke wezens zien er niet zo uit tenzij zij dood zijn of zoiets, of verkankerd. Dus ging ik er naartoe.

176 En ik dacht eraan, weet u, dat ik naar haar toe zou gaan en zeggen: "Zuster, excuseer mij. Ik ben... ik ben een prediker, en mijn bediening is om voor de zieken te bidden. Ik weet het niet, maar zou u willen dat ik voor u bid?"

177 En terwijl ik dat dacht, kwam hier een andere langs, en toen een andere. Het was de eerste keer dat ik het ooit zag, een zeer vreemde kleur hier bovenaan, weet u, en... en blauw hier boven, en groen hier beneden. En het zag er zeer eigenaardig uit. En dan ook nog eens een hoofd dat rondom zo groot was. Ik had nog nooit zoiets gezien. Ik voelde mij beschaamd over mezelf.

178 Wel, het is een schande! Zeker is het dat. En met kleine kleren aan, weet u, slacks [zeer strakke broeken – Vert] zoals ze worden genoemd, terwijl de Bijbel zegt dat wanneer een vrouw een kledingstuk aandoet dat aan een man toebehoort, dat een gruwel in Gods ogen is. O. De hele zaak moet een stank zijn voor God. En hoe kan uw hart daar naar kijken en niet bezorgd zijn? Wanneer u ziet dat uw eigen land, uw eigen volk, menselijke wezens in een kwelling zijn gekomen en naar de hel gaan, en u kunt er niets aan doen. Laat mij het uitschreeuwen zolang ik een stem heb om te schreeuwen. Ik geef er niet om wat iemand zegt. Er bestaat goed én verkeerd. Ik wil aan de juiste kant staan wanneer ik voor God kom te staan. Ik wil een standpunt innemen. Ja. Beslist.

179 Mozes was bezorgd toen hij er werkelijk achter kwam dat God God was. Hij was bezorgd.

180 Eens op een avond... u weet dat Jakob Laban had verlaten, en hij was onderweg. Het verlangen was in hem gekomen om zijn thuisland te bezoeken. En nu ontdekken we dat hij bevreesd was. Hij was niet... Hij was bevreesd om zijn broer onder ogen te komen. Dus kwam hij tot zakendoen voordat hij de Jordaan overstak, en hij bad de hele nacht. En hij worstelde met de Heer, worstelde de hele nacht. O, hij zei: "Ik zal U niet laten gaan."

181 Ik houd daarvan: Hem vasthouden. Dat is juist. Blijf de hele nacht bij Hem; Andreas deed het. Blijf de hele nacht bij Hem.

182 En hij worstelde de hele nacht met de Engel. En de Engel zei: "De dageraad breekt aan. Ik moet weggaan."

183 Hij zei: "Ik zal u niet laten gaan. Ik wil iets in mij dat anders is. Ik wil iets in mij dat mij zal veranderen."

184 En hebt u opgemerkt, dat zodra de Heer hem de zegen gaf waarom hij had gevraagd, dat hij gereed was om de rivier over te steken om zijn broer te gaan ontmoeten? Zie? Waarom? Hij had de hele nacht geworsteld. Hij bleef bij... hij was de hele nacht bij God gebleven en had met God geworsteld.

185 Nu, als hij gezegd zou hebben: "Hé, laat mij nu alleen. Ik ben moe." Zie? Dan zou de zegening nooit gekomen zijn. Zie? Die zou er nooit zijn geweest. Zie?

186 Maar hij bleef de hele nacht. Zie? Hij worstelde heel de nacht met Hem. Toen was hij gereed om de volgende morgen zijn broer te ontmoeten.

     Kleine David op een keer...

187 Ziet u? U moet in de eerste plaats overtuigd zijn. Dan is het volgende dat u bezorgd bent nadat u overtuigd bent. Nu, Jakob wist ervan (voordat ik naar David ga), Jakob wist, dat de God die hem van zijn broer afgescheiden had, de God Die hem naar een ander land gezonden had en met hem was geweest en hem gezegend had en hem alles had gegeven wat hij had, hem een belofte had gedaan dat Hij voor hem zou zorgen, dat Hij hem zou vermenigvuldigen als hij naar zijn eigen land zou teruggaan. Hij wist, dat als hij slechts in contact kon komen met die God, dat hij dan bezorgd zou zijn; daarom deed hij het. In orde.

188 Nu, David kwam op een dag langs om een paar vijgenkoeken te brengen en een rozijnentaart die zijn vader had ingepakt. Isaï had ze met David meegegeven. Hij was een jonge knul en zijn broers bevonden zich ginds met Israël in een oorlog. De Filistijnen hadden hen ingesloten en zij bevonden zich aan de zijkant van een heuvel terwijl de Filistijnen aan de andere kant lagen. En kleine David kwam daar naartoe met zijn kleine herdersjas aan, met de slinger ergens opgerold in zijn zak. En terwijl hij daarheen liep, hoorde hij een enorm gebrul uit een reus vandaan komen die de legerscharen van de levende God uitdaagde.

189 Wel, dat deed David iets. Zie? Welnu, David liep naar Saul toe en hij zei iets tegen Saul, nadat het nieuws was rondgegaan van wat hij gezegd had dat hij met hem wilde vechten. Hij ging naar Saul toe. En Saul zei: "Maar je bent niet meer dan een jongen. Je bent maar een kleine roodharige jongen. En hij is vele malen groter dan jij en is een strijder geweest van zijn jeugd af aan. Hoe zou jij ooit kunnen vechten met zo'n man?"

190 Nu, let op. David was ten eerste overtuigd. Amen. Hij was overtuigd, vervolgens was hij bezorgd over zijn broeders. Als zij te lafhartig waren om tegen hem te vechten, dan zou hij het doen. Amen.

191 Daar bent u er. Dat is het soort Christen. Als de anderen het niet willen doen, laten wij het doen. Amen. Laten wij het doen. Als ik alleen moet staan, sta daar. Roep het uit wat juist en fout is. Zeg het luid. Zeg het ongeacht wat ieder ander erover zegt. Sta op Gods Woord en zeg dat het waar is. O, wat een tijd!

     David was overtuigd. Hij wist dat God echt was.

192 Misschien heeft Saul iets dergelijks gezegd: "Zoon, ik bewonder je moed. Maar jij, jij bent geen partij voor die man." Zie, zij keken naar de buitenkant.

193 Maar David was overtuigd. Hij zei: "Luister. Op een dag was uw knecht hier de schapen van zijn vader aan het hoeden." En zei: "Een leeuw kwam binnen en pakte een van de lammeren en ging ermee vandoor." En zei: "Uw knecht ging hem achterna en velde hem neer met een slinger. Wel, hij sprong naar mij op, en ik pakte hem bij zijn baard en doodde hem."

194 Hij zei: "Toen kwam er op een dag een ander dier binnen, een beer, die er één greep en ermee vandoor ging. En ik doodde hem. Ik ben ervan overtuigd dat de God Die mij uit de klauwen van de leeuw, uit de klauwen van de beer kon bevrijden, mij des te meer kan bevrijden van die bluffende, onbesneden Filistijn daarginds!" Beslist. "Hoeveel te meer zal Hij dat doen? Ik ben ervan overtuigd dat dat juist is. En mijn broeders hebben de moed niet om te vechten. Dat klopt. Maar ik ben bezorgd over de legerscharen van de levende God. Ik ben er bezorgd over als ik zie hoe ze zich onttrekken aan deze kwesties." Amen.

195 Zei ik iets? Goed. Ja, beslist. Ik ben bezorgd wanneer zij zich onttrekken aan de zaak van God, door te zeggen dat "Jezus Christus niet Dezelfde is gisteren, vandaag, en voor eeuwig." Ik ben bezorgd als zij zich onttrekken en zeggen dat "heiligheid niet in de kerk thuis hoort. Zoiets als heiligmaking van de Geest bestaat niet." Ik ben bezorgd wanneer zij zeggen dat "de dagen van wonderen voorbij zijn." Wat is er aan de hand met hen? Wat is er aan de hand? Wij zijn bezorgd.

196 Als zij bang zijn om het te doen, wij hebben hier een ervaring gehad. Wij hebben de duivel ontmoet. Dat is juist. En de God die de duivel in mijn leven kon verslaan, en in mij de doop van de Heilige Geest kon uitgieten, kan die onbesneden duivel daarginds doden die probeert de legerscharen van de levende God uit te dagen. Amen.

197 David was bezorgd. Waarom? Hij was overtuigd dat God God was. Hij was overtuigd dat een God Die hem, en die slinger kon nemen en een leeuw doden, ook die bluffende, onbesneden Filistijn onder controle kon nemen. Kunt u dat niet zien, vriend?

198 Als God een man kan vullen met de Heilige Geest, kan Hij dan niet een man of een vrouw genezen van datgene wat een Christen probeert uit te dagen? O, zeker kan Hij dat. Als er een hongerig hart is dat God wil kennen – en God trotseerde die duivel en dreef hem uit mijn leven en plaatste Christus daar binnen – kan Hij dat dan ook niet doen voor die man? Zeker. Kan de God Die de verlangens van de wereld van u kan wegnemen ook niet de verlangens van de wereld van de volgende persoon wegnemen? Zeker kan Hij dat. Kijk, de zaak is dat u overtuigd moet zijn, en dan kunt u daarna bezorgd zijn.

199 Daar in Richteren vinden wij de derde richter. Velen van u hebben het nog nooit gelezen. Zijn naam is Samgar. Er staat een heel klein vers over hem geschreven onderaan de pagina's van de Bijbel, hier in mijn Scofield Bijbel. En Samgar was een Israëliet.

200 Het was gedurende de tijd van de richters, en de Filistijnen zagen er op toe dat alle Israëlieten hun gewassen lieten opgroeien. En wat deden ze dan? Ze kwamen eraan, marcheerden naar binnen – nadat ze de hele zomer hadden gewerkt – pakten hun oogst af, en keerden direct weer terug.

201 Op een dag stond kleine Samgar te kijken. Z'n schuur was vol; hij was klaar met dorsen, had zijn graan opgeslagen. Waarschijnlijk zag z'n kleine vrouw er haveloos uit, weet u, hadden z'n kleine kinderen bleke wangen. Ze moesten heel zuinig leven want het jaar daarvoor hadden de Filistijnen alles afgepakt. En daar waren zij in die toestand.

202 En ongeveer op de tijd dat Samgar alles in orde had gebracht voor de winter, hoorde hij een lawaai. Hij keek uit het venster. Wat kwam eraan? Hier kwamen zeshonderd Filistijnen aan, allemaal geharnast: speren, zwaarden die aan hun zijde hingen, helmen van koper, ongeveer tweeëneenhalve centimeter dik; zo helemaal bedekt met massief metaal en maliënkolders zoals ze dat noemen. Hier kwamen ze aan: stamp, stamp, stamp. Kwamen rechtuit aan gemarcheerd. Waarom? Om alles te pakken wat hij had. Dat was het. Weet u wat? Ik kan me goed indenken hoe Samgar achterom keek naar zijn gezin; naar buiten keek naar die Filistijnen.

203 Toen keek hij omhoog naar de hemel. Hij dacht: "Ik ben een Jood. Ik ben in het verbond. De God van Abraham, Izak en Jakob – mijn vader – is mijn God. Ik ben besneden. Ik ben geen vechter; ik weet niets over een zwaard. Maar ik ben bezorgd over mijn gezin. Ik ben overtuigd dat U God bent." Halleluja! Dat is het.

204 Niet roepen: "Hé, meneer Filistijn, wacht tot ik mijn bachelor in de kunstgeschiedenis heb gehaald, weet u, mijn doctoraal. Ik zal leren hoe ik moet duelleren." Nee, daar hebt u geen tijd voor. Weet slechts dat Hij God is. Dat is alles.

205 Hij zei: "Ik weet dat Hij God is. Ik ben overtuigd dat Hij God is. Ik weet dat ik een Jood ben. Ik weet dat ik in het verbond ben. Ik weet dat ik besneden ben." O my!

206 Vandaag zijn wij door een belangrijkere besnijdenis besneden dan die. Wij zijn besneden door de Heilige Geest, waardoor de wereld van u afgesneden is. Bent u in het verbond? Bent u een Christen? Bent u gevuld met de Heilige Geest? Bent u besneden door de Heilige Geest? Dan, broeder, behoort elke belofte in de Bijbel u toe. Amen.

207 God heeft daarin genade om ervoor te zorgen dat u vrouwen uw haar laat groeien. Heeft daarin genade om ervoor te zorgen dat u mannen het haar laat doen. Heeft daarin genade voor al deze dingen. Heeft daarin genade voor uw genezing. Hij is God.

208 Als het niet zo is, waar spelen we dan mee, waar zijn we mee bezig? Dan zijn we klinkend metaal en een luidende schel, en worden het zout dat zijn smaak verloren heeft. Beslist.

209 Wij zijn Pinkstergelovigen, nietwaar? Het volgende is, als wij dan Pinkstergelovigen zijn, laten we dan Pinkstergelovigen zijn. Als de Boodschap juist is, kom erin. Als ze niet juist is, ga er bij vandaan en ontdek wat wel juist is. Zeker. Als God God is, dien Hem. "Maar u kunt God én mammon niet tegelijkertijd dienen." Laten wij God dienen. Wees overtuigd, en dan zult u bezorgd zijn. Dan zal de gemeente echt beginnen te groeien, want u zult er op uit gaan en iedereen die u maar kunt, binnenbrengen.

210 Maar zolang u rondgaat en zegt: "Wel, dat is de taak van de prediker." Het is niet de taak van de prediker; het is de taak van iedereen. Juist. Iedere wedergeboren Christen heeft dezelfde Geest in hem. De prediker mag begiftigd zijn, maar dat is gewoon een gave van de Heilige Geest, niet de Heilige Geest; de gave van de Heilige Geest.

211 Predikers worden geroepen. Profeten, en leraars, en evangelisten, en voorgangers, enzovoort, ontvangen de Heilige Geest, en vervolgens een gave om daarmee deze dingen te doen.

212 Maar God heeft geen hele kleine kinderen of hele grote kinderen. Voor Hem zijn het allemaal kinderen. Dat is precies juist. En de positie waar u recht op hebt, is om met elke kracht nu hier te zitten in hemelse gewesten in Christus Jezus.

213 U zegt: "Broeder Branham, ik ben de minste in de gemeente. Ik ben maar een klein ventje."

214 Maar onthoud, toen Hij omhoog ging, zie, toen stond u met Hem op. U bent in het lichaam, en u bent precies nu met Christus gezeten in hemelse gewesten. Als u de huid bent aan de onderkant van de voeten, is iedere duivel onder u. Dat is juist. Dat is precies juist. De gemeente! Waar het hoofd is, is het lichaam tegelijkertijd. En als wij begraven zijn, gestorven, begraven in Christus, dan zijn wij met Hem in Zijn opstanding opgestaan en zitten in hemelse gewesten in Christus Jezus, met elk vuur van de hel onder ons. Amen. Juist. Ongeacht hoe klein u bent, iedere duivel is onder u. Waarom? Onze grote Overwinnaar heeft elke zonde overwonnen, alles, elke ziekte, elke... zelfs de dood zelf. Dat is juist. Wij zijn meer dan overwinnaars in Hem. Dat is alles; wij zijn met Hem gezeten in Zijn troon, naar Hem opziende zoals Hij naar de Vader opziet. Dat is het. Daar is het. Goed.

215 Samgar had er genoeg van. Hij zei: "Ik ben overtuigd dat Hij God is. Ik ben over mijn gezin bezorgd." Weet u wat hij deed? Hij pakte die ossenstok en sprong midden op de weg, en doodde zeshonderd Filistijnen.

216 Weet u wat een ossenstok is? Wel, het is een stok van, o, ik denk ongeveer 1,80 of 2,10 meter lang, misschien nog niet eens zo lang, met een stukje koper aan het eind ervan of zoiets, of ijzer. En wanneer de ploeg verstopt raakt, dan krabben ze de ploeg er soms mee schoon op die manier, en dan duwen ze de punt op die manier tegen de os aan: "Schiet op! Schiet op! Loop door."

217 Op die manier, met een stok in zijn hand. En hij had niets anders aan dan zijn overal, wat boerderijkleding is. En hier waren deze Filistijnen gekleed met helmen en wapentuig en speren. En die ene kleine Jood sloeg niet op de vlucht, maar hij doodde. Amen. Hoe hield die stok het uit? De eerste de beste mep die hij zou uitdelen op die Filistijn met zijn wapentuig aan – ongeveer zo groot – en die ossenstok zou in vijftig stukjes uit elkaar zijn gevallen. Maar hij sloeg de een de ene kant, en de ander de andere kant op, totdat hij het hele stel had neergeslagen en gedood. Waarom? Omdat hij overtuigd was. Amen. Hij was bezorgd.

218 Als een man op die manier voor zijn gezin zou vechten onder zulke omstandigheden, hoe zou de gemeente van de levende God wel niet moeten vechten, met de doop? Samgar had een ossenstok. U hebt de doop van de Heilige Geest. O my!

219 Wij willen vanavond geen vier uren, daarom kunnen we maar beter opschieten. In orde. Beslist.

220 Abraham. Weet u wat hij deed? Hij kreeg op een dag bezoek. Ik ben het vergeten, het staat ongeveer in het zestiende, zeventiende... nee, ongeveer in het negentiende hoofdstuk, denk ik, van Genesis. Hij ontving op een dag een aantal mannen totdat hij volledig overtuigd was wie zij waren. Hij sloeg zijn ogen op terwijl hij daar zat onder de tent. Hij zag drie mannen aankomen, stoffige kleding. Keek naar hen. Hij was...

221 Er kwam een klein eigenaardig gevoel over hem dat deze mannen een beetje anders waren dan andere mannen, daarom liep hij hen snel tegemoet en zei: "Wilt u niet langs komen en u neer zetten onder de eikenboom, en wat uitrusten? En ik zal u wat water brengen en ik zal uw voeten wassen, en ik zal u een stuk brood geven. En als u zich hebt opgefrist, dan kunt u verdergaan met uw reis." Zie?

222 Wat was het? Hij liet de gelegenheid niet zomaar aan zich voorbijgaan. Doet u dat ook niet vanavond. Zie? Hij zou die gelegenheid vastgrijpen.

223 Welnu, hij zei: "Als u nu hier gaat zitten, dan ga ik naar binnen en breng het water naar buiten." Hij waste hun voeten, weet u, oplettend. Zei: "Ik ben er nu bijna positief zeker van." Hij ging verder naar de volgende Man, keek naar Hem, weet u, en waste Zijn voeten, sloeg het stof van Zijn kleding af.

224 Sprak met Sara, zei: "Nu, maak nu snel wat brood klaar." En zei tegen de dienstknechten: "Ga dat kalf halen dat ik net heb geslacht." Zei: "Maak een paar koteletten. En nu gaan we deze mannen eten geven."

225 Hij bleef wassen. Zei: "Nu, ik ben er redelijk zeker van. Ik ben bijna zeker." En toen, na een tijdje...

     Het ging zo even door. Ze zaten te eten.

226 Misschien toen ze klaar waren, nadat ze klaar waren met eten, bleven ze naar Sodom kijken. En na enige tijd nam Een van hen het woord en zei: "Abraham." Niet Abram nu. Enkele dagen daarvoor had God zijn naam veranderd. "Abraham, waar is Sara?" Niet S-a-r-a-i, maar S-a-r-a, Sara. "Waar is Sara, uw vrouw?"

227 Hoe wist Hij dat zijn naam Abraham was, en hoe wist Hij dat hij gehuwd was? Hoe wist Hij dat hij een vrouw had, en hoe wist Hij dat haar naam Sara was? En hoe wist Hij dat haar naam veranderd was van Saraï naar Sara, en die van hem van Abram naar Abraham?

228 Abraham zei: " O my! Dat moet zijn... Ik heb Hem gezien in Geestvorm, maar dit moet Hem zijn." Hij... En Abraham zei: "Zij is in de tent." En de Bijbel zei dat de Man Zijn rug had gekeerd naar de tent. Zei: "Zij is in de tent daarginds achter U."

229 Hij zei: "Abraham, Ik ga u bezoeken overeenkomstig de tijd des levens. U hebt hier nu vijfentwintig jaar op gewacht. U bent negentig jaar oud, of honderd jaar oud, en zij is negentig. En nu zijn wij... Ik, Ik ga u nu bezoeken, en het brengen. U gaat dit kind hebben dat Ik aan u heb beloofd." Oh! "Ik" is een persoonlijk voornaamwoord. "Ik heb u beloofd."

     Abraham zei: "Ik weet nu dat het zo is. Ik weet het."

230 Maar Sara, achter in de kamer, begreep het niet. Ze zei: "Huh!" Lachte, en zei: "Ik, een oude vrouw hier van bijna honderd jaar oud, zou die genot hebben met mijn heer die ook oud is? Hoe zouden wij ooit nog familieleven kunnen hebben?" Zei: "Dat kunnen we niet." Zei: "Het zou gewoon niet kunnen." En zij lachte in zichzelf.

231 En de Man, met Zijn rug gekeerd naar de tent, zei: "Waarom heeft Sara gelachen en gezegd dat deze zaak niet zou kunnen worden gedaan?"

232 Toen wist Abraham het. Toen wist Abraham het. Toen wist Sara het. En zij kwam bevend naar buiten en zei: "Ik zei dat niet."

     Hij zei: "Ja, u zei het wel."

233 O, toen was Abraham overtuigd dat het God was. Hij noemde Hem "Here", hoofdletter H-e-r-e, hetgeen Elohim is. Niet alleen maar een mythe; Hij was God. Hij zat daar. Zei: "Oh!" Hij was volledig overtuigd dat dat God was.

     Dus toen ging Hij op weg naar Sodom.

234 En wat deed hij? Toen was hij bezorgd over zijn verloren broeder ginds in Sodom. Toen hij zag wat er ging gebeuren, zei hij heel snel: "Als ik er ginds vijftig vind die rechtvaardig zijn, wilt U ze dan sparen? Veertig?" En zo verder naar beneden: "Tien?" Zie? Hij was bezorgd over zijn broeder.

235 Dat is het, broeder. Wij zijn bezorgd over onze broeder wanneer wij overtuigd zijn dat het God is. En als wij Pinkstermensen overtuigd zijn dat dit God is, dan zullen wij bezorgd zijn over onze broeders. Dat is juist. En wij gedragen ons alsof wij niet volledig overtuigd zijn. En soms wanneer wij voor de zieken bidden, en de ziekte houdt stand, dan zeggen we: "Wel, ik weet het niet. Bid opnieuw voor mij." Zo maar door, heen en terug; wij gedragen ons alsof we niet geheel overtuigd zijn dat God Zijn belofte houdt.

236 God houdt Zijn belofte, broeder. Zeker doet Hij dat. Als het... als het niet God is, als het niet Gods belofte is, dan hoeft Hij haar niet houden. Maar als het Zijn belofte is, moet Hij haar houden om God te zijn. Er is niets mis bij God; het ligt aan u en aan mij.

237 God beloofde voor de laatste dagen wat Hij zou doen, hoe Hij Zichzelf zou manifesteren in de laatste dagen. Jezus zei in Johannes 14:12: "Die in Mij gelooft, zal de werken die Ik doe, ook doen."

238 Toen Filippus daar kwam en voor Jezus stond, en hij deze dingen zag gebeuren, rende hij weg om Nathanaël te halen.

239 Nathanaël kwam er naartoe. En toen Nathanaël in Zijn tegenwoordigheid kwam, was hij volledig overtuigd (beslist), toen Hij zei: "Ik zag u, toen u onder de vijgenboom was."

240 Hij was overtuigd dat dat de Messias was. Hij zei: "U bent de Zoon van God. Ik weet het."

241 De vrouw bij de bron was volledig overtuigd toen Hij haar vertelde dat zij op die tijd vijf mannen had. Zij was overtuigd. En zij was niet alleen overtuigd, maar zij was bezorgd. Ze rende de stad in en zei: "Kom, zie een Man Die mij de dingen verteld heeft die ik heb gedaan. Is dit niet de Messias?" Zie? Was volledig overtuigd, geloofde, wist dat het waar was.

     O God, heb genade met ons.

242 We zouden bij Hem moeten blijven totdat we overtuigd zijn (dat is juist), om te weten of het juist is. Dan, als we zien hoe Zijn belofte levend gemaakt wordt onder ons, zouden we bezorgd moeten zijn. Als wij eenvoudig Gods Boek hier zouden nemen en zeggen: "Hij heeft beloofd om het te doen", en dan zouden blijven totdat wij overtuigd zijn dat Hij de God van dit Woord is; om Hem te zien hoe Hij Zichzelf manifesteert in dat Woord, dat Woord levend maakt, dat u de belofte daarin hebt ontvangen: "Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden...", niet slechts één ervan, alle woorden, "... en Mijn woorden blijven in u, vraag dan wat u wilt, en het zal voor u worden gedaan." Dat is waar. Zie? Het moet...

243 Niet alleen vandaag en het vanavond en morgen betwijfelen. Als u het morgen verwerpt en zegt: "Wel, ik zal je vertellen dat ik niet weet of het wel juist is of niet. Misschien is het voor iemand anders geweest; voor mezelf weet ik het niet." Dan, ziet u, beklijft het niet. Dan is het weg. Zie? De vogels komen langs en pikken het op; het gevogelte des hemels.

244 Maar wanneer het geheel en al voorbij alle redeneringen, twijfels of wat dan ook valt, dan zal het honderdvoudig voortbrengen. Bezorgd!

245 Het herinnert mij aan iets. Ik heb nog enkele Schriftplaatsen hier waarnaar ik wil verwijzen, maar ik ga over een minuut stoppen. Ik wil dit zeggen. Ik zag onlangs een kleine cartoon in de krant. Ik wil hierna stoppen nadat ik dit gezegd heb. Het trof mij. En het was een zeer bijzondere cartoon.

246 Er was een kleine jongen. Hij was netjes aangekleed op een zondagmorgen, klaar om naar de zondagsschool te gaan. Z'n haar was gekamd, en hij hield zijn pet in z'n hand. Had z'n gezicht gewassen, en had ontbijt genomen en iets gegeten; had z'n tanden gepoetst en had zich klaar gemaakt om naar de zondagsschool te gaan. En hij stond aan de slaapkamerdeur van zijn slapende vader en moeder, klopte op de deur en zei: "Wie van u allemaal gaat mij naar de zondagsschool brengen?" Bezorgd. Dat is het. Dat is het gewoon, vrienden. Bezorgd.

247 Beseft u dat de verantwoordelijkheid van deze stad Tempe hier – geloof ik – dat die op uw schouders rust? Ik geloof dat God u tot vuurtorens heeft gemaakt, ieder van u. U, u draagt de verantwoordelijkheid voor de zonden van deze stad, deze rust op predikers, op de kerkmensen, de pelgrims, terwijl wij erdoor op reis zijn. Gelooft u dat niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] In orde.

248 Wat? U bent niet bang. Zeker bent u niet bang om God op Zijn Woord te nemen. God houdt Zijn Woord. God is niet een God Die zegt dat Hij iets is en dan weer iets anders. Zie? Als Hij iets belooft, dan zal Hij dat bepaalde ding doen. God houdt Zijn Woord. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

249 Gelooft u niet dat dezelfde Jezus Die was opgestaan uit het graf, teruggekomen is in de vorm van de Heilige Geest en nu in ons is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] "Nog een kleine tijd, en de wereld ziet Mij niet meer; maar gij zult Mij zien. Gij zult Mij zien, zie, want Ik zal met u zijn, zelfs in u, zie, tot aan de voleinding. Tot aan het einde van de wereld zal Ik met u zijn. Ik zal u nooit verlaten noch u verzaken. Ziet, Ik ben met u altijd, zelfs tot de voleinding der wereld. Zie? De wereld zal het niet zien; maar gij zult het zien." De wereld gelooft het niet. U bent diegene. Degenen die het geloven, zijn degenen die het ontvangen. Dat is waar.

250 O, nu, vrienden, hier is het geheim. Hier is de zaak waarvan ik wil dat u die weet.

251 Ik ben zo blij dat ik ben gekomen om tot u te spreken vanavond. U bent zo'n fijn gehoor. Als ik me niet vergis, was u een diaken of zoiets in een van onze samenkomsten, iets dergelijks, die zorg droeg voor de administratie, die het geld beheerde, enzovoort. Ik wilde altijd naar zijn kleine kerk toe komen. Hij vroeg me bij die gelegenheden: "Broeder Branham, kom toch en spreek voor ons."

252 Er is nog een groep mensen waar ik graag naar toe zou willen gaan, en dat zijn die Indianen hier boven, hier vlak boven, de Navajo of Apache Indianen, deze dierbare mensen. Ik herinner mij die samenkomsten daarginds, hoe wij ze hadden. En waar ik ook ben, ik kan mij nog steeds deze lieflijke samenkomsten herinneren, hier in de omgeving met die mensen. En ik...

253 Dezelfde Boodschap die ik predikte in het begin, heb ik nog steeds. Ik sta nog steeds op dezelfde wijze. Het is God, vriend. Ik ben volkomen overtuigd dat deze manier van de Heilige Geest, God is. Nu, dat is de waarheid. Ik geloof het met heel mijn hart. Nu. En als wij...

254 U moet overtuigd zijn. Als u het niet bent, dan bent u niet bezorgd.

255 Nu, als ik niet bezorgd was, of overtuigd dat de manier van de Heilige Geest juist was, dan zou ik nog steeds in de Baptistenkerk zijn, want ze zijn een fijn stel broeders daar in die Baptistenkerk. Ja, meneer. Die Zendelingbroeders zijn fijne broeders, sommigen van hen. Maar ik heb hen nog steeds lief.

256 Ik ben er echter volkomen van overtuigd dat de gemeente... dat het tijd is voor de gemeente om gedoopt te worden met de Heilige Geest; wat betekent dat Christus in u komt en Zichzelf bekend maakt door middel van wonderen. Nu, de Baptisten geloven dat ook, en bijna alle kerken behalve de Katholieken.

257 De Katholieken nemen die kleine ouwel, weet u, omdat "God in die ouwel is". Op een avond ga ik erover prediken, weet u: "Heidendom tegenover christendom", zo de Here wil, dus over "deze ouwel die God is".

258 Dus nu, ik geloof dat alle Protestanten, en de grote evangelische beweging dit geloven, degenen die echt geboren zijn uit de Geest van God, of iets van Godsbesef hebben. Zij weten dat de Heilige Geest komt. Maar ze zeggen niet dat Hij... Ze schijnen te denken dat wanneer Hij komt, Hij Zijn natuur veranderd heeft. Zie? Zij denken: "Wel, Hij verdraagt alleen de wereld niet, en de mensen kunnen gewoon voortgaan met te leven op de wijze zoals zij het altijd deden, weet u, gewoon naar de kerk gaan en proberen een goede kerel te zijn, je uiterste best doen." Dat is het niet, vriend.

259 Wanneer de Heilige Geest in u komt, maakt Hij u tot een nieuw schepsel. Beslist. Hij maakt u tot een nieuw schepsel. En Hij plaatst Zichzelf in u, en u bent Zijn afgod. U... Hij woont binnenin u, werkend, Zich bewegend in u op Zijn eigen manier.

260 Nu, ik las eerst het Oude Testament, en ik zag wat God was in het Oude Testament door middel van deze profeten. Ik ging door naar het Nieuwe Testament, en ik nam het Nieuwe Testament. En ik ontdekte dat dezelfde God van het Oude Testament eveneens dezelfde God was van het Nieuwe Testament.

261 Toen ging ik verder van het Nieuwe Testament naar de organisatie van de vroegere Katholieke kerk, die ongeveer driehonderd jaar na het Concilie van Nicea kwam, toen de bisschoppen de naam van paus en de Roomse kerk aannamen waardoor de dogmatische kant werd gekozen. En de Orthodoxe Katholieken geloofden de Bijbel en bleven daarbij. Maar de Roomse kerk nam de dogmatische kant en dat doen ze vandaag nog steeds. En daardoor lieten zij de wonderwerken en tekenen achterwege. Dat ging zo honderden jaren door tot aan de reformatie.

262 Toen kwam de reformatie voort. Daar kwamen Martin Luther en John Wesley, van wie ik geloof dat zij engelen van de gemeentetijdperken waren, zoals wij het tijdperk van Filadelfia en het tijdperk van Thyatira hebben doorgenomen.

263 En nu bevinden we ons in het tijdperk van Laodicea. En de meest trieste aanblik van die alle is dit Laodicea-gemeentetijdperk omdat Christus buiten Zijn gemeente werd gezet, en aan het kloppen was, proberend er weer terug in te komen. Dat is juist. Ja. Dat is zo. Het is de gemeente waarin wij komen waaruit Hij was gezet en waarin Hij probeert terug te komen.

264 O, broeder, zuster, Hij wil zo graag in Zijn gemeente komen en onder hen zijn! Hij wil zo graag onder hen bewegen! Hij wil zo graag Zich uitdrukken aan de wereld! Hij kan het alleen doen als Hij u en mij gebruikt.

265 Hoe wisten zij dat dat de Messias was? Hoe wist de vrouw bij de bron dat dat de Messias was? Toen Hij haar vertelde dat zij vijf mannen had. Hoe kon Nathanaël zeggen: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God"? Omdat Hij zei: "Ik zag u toen u onder de boom was." Zie? Daardoor wisten ze het. Dat was het teken van de Messias. Dat is waar. Vraag het maar aan wie dan ook. Kijk door de Bijbel heen. Dat is wat het is: het teken van de Messias. Nu, Hij is...

266 Ik heb dit land vele keren doorkruist. En ik... ik ben geen Messias. Ik ben... ik ben uw broeder.

267 Maar wat ik probeer te zeggen, is, dat de Messias, de Christus, dezelfde Heilige Geest Die in Christus was, Hem de Messias maakte. Christus betekent 'de Gezalfde'. Hij was een lichaam van vlees dat ontvangen werd in de schoot van een vrouw.

268 En sommigen van u goede Katholieke mensen proberen van haar een godin te maken. Bent u zich ervan bewust dat zij niets meer dan een broedmachine was die God gebruikte? [Leeg gedeelte op de band – Vert] Beslist niet. Zij is geen koningin des hemels; zij was een vrouw die God alleen koos omdat zij een reine vrouw was en een maagd, en Hij overschaduwde haar met de Heilige Geest en schiep een lichaam in haar door Zijn eigen schepping. Zij ontving er helemaal geen sperma bij, helemaal niet. Beslist niet. Het was...

269 Hij was noch Jood, noch heiden. Hij was God. Hij werd geschapen in de schoot. En dat reine, heilige lichaam, zonder sperma van een enkel menselijk wezen, was een rein geheiligd vat waarin Jehova woonde. Daarom zei Jezus: "Ik ben het niet Die de werken doet. Het is Mijn Vader Die in Mij woont. Hij doet de werken." Dat is juist. Hij kon spreken en de woorden zeggen, en wat het was. "Ik ben het niet. Het is Mijn Vader Die in Mij woont." Zie? En, Zijn Vader, dat is de reden dat Hij bad tot de Vader. Hij zei...

270 Iemand vroeg mij eens, zei: "Wel, hoe kon Hij dan bidden tot de Vader als de Vader in Hem was?"

271 Ik zei: "Hoe bidt u tot de Vader als de Vader in u is?" Zie? Daar hebt u het. U bidt tot de Heilige Geest. Want dat doet u zeker. Zie? "God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende." De grote Jehova God woonde in Christus. In ons is het met mate, maar in Hem zonder mate. Maar deze mate die in Hem is, is in de gehele gemeente gezamenlijk als een lichaam. Zie?

272 Nu ontdekken we dat het zowel dezelfde God in het Oud Testament is als in het Nieuwe Testament. Verder door tot aan het Concilie van Nicea was Hij nog steeds in de gemeente. En hier vinden wij Hem in de laatste dagen: dezelfde God, dezelfde Heilige Geest, hetzelfde teken, dezelfde wonderen, dezelfde mirakelen, dezelfde uitdrukking, dezelfde zaak.

273 Luister. U weet dat ik zendingswerk doe. Ik ben zo goed als zeven keer rondom de wereld gegaan. Merk op. Ginds in de landen waar mensen zelfs niet weten welke de rechter- of de linkerhand is, die geen enkel bepaald woord Engels spreken. Sommigen hebben zelfs geen dialect. Ze hebben geen zinnen of zoiets; ze maken een soort klakkend geluid zoals vogels. Sommigen van hen maken een klakkend geluid zoals dieren die zij in de bos horen; ratelen, murmelen, maken allerlei soorten geluiden. Hadden nog nooit van zoiets als Jezus Christus of iets anders gehoord. Maar, broeder, laat de Heilige Geest eens op hen vallen, dan doen zij hetzelfde als wat u hier doet. Dat is juist. Juist. Zij doen hetzelfde als wat u hier in Tempe doet, dat is precies juist, zonder dat u hun er iets over vertelt. Nee. Het enige is dat de Heilige Geest het doet. Zij doen hetzelfde als wat u doet. Het is de Heilige Geest, broeder.

274 Hij is God in Duitsland. Hij is God in Zwitserland. Hij is God in Arizona. Hij is overal God. Hij is God op het dak. Hij is God in de kelder. Hij is God in de gemeente. Hij is God in u. Amen. Jazeker. Ik geloof Hem. Elk woord dat Hij gesproken heeft, is ZO SPREEKT DE HERE. Ik geloof dat deze Bijbel de Waarheid is. Amen. Gelooft u het op die wijze? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

275 Waren er enige zieke mensen hier binnen om voor te bidden? Steek uw handen omhoog. Gisteravond hielden wij een kleine gebedsrij. In orde. Nu, ik kwam deze keer niet naar de gemeente... Ik kwam niet, weet u, om gebedskaarten uit te delen om de mensen naar voren te laten komen, waardoor ik er misschien zes of zeven, of tien zal krijgen of zoiets, waardoor ik zo zwak word dat ze mij er bijna uit moeten dragen. Ik kom gewoon om te bidden, handen op de zieken te leggen en dergelijk, zo doende.

276 Natuurlijk kan het op een andere manier worden gedaan. Het hangt gewoon van de mensen af, ziet u, of liever gezegd van God, wat God ook wil doen. Maar Hij is God; het maakt mij niet uit wat het is, gewoon de eenvoudige dingen.

277 Broeder Welch, toen die slang u had gebeten, was daar geen visioen over, nietwaar? Legde gewoon handen op hem. Dat was alles. Want Hij is God.

278 Op een avond, of tijdens een van de ontbijten ergens, wil ik u iets vertellen over hetgeen een paar weken geleden is gebeurd, nadat ik mijn moeder heb verloren. Ik was daar om te bidden, was de bossen ingegaan met isolerend ondergoed om in de wintertijd in de grot te gaan. Het was buiten onder het vriespunt en ik was daar gedurende dag na dag buiten, nacht na nacht, voor God levend totdat Hij neer kwam en tot mij sprak, jazeker, en ik zeker was van iets. Dat moet ik zijn. Ik moet er zeker van zijn waarover ik spreek, omdat ik zielen heb die in mij geloven. En ik heb zielen die geloven dat ik hun de Waarheid vertel die God mij gezonden heeft, en God is verplicht om achter Zijn Woord te staan en dat te ondersteunen. En dat zal Hij doen. Beslist. Als Hij u zendt, dan zal Hij bewijzen dat Hij u gezonden heeft. Helemaal waar. Amen. Ik geloof dat, u ook? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Amen.

279 Ik weet dat Hij nu precies hier is. Amen. Er is gewoon iets dat precies nu helemaal over mij uitgegoten wordt. Ik weet dat we vanavond in hemelse gewesten gezeten zijn in Christus Jezus. Gelooft u het? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Amen.

280 Ik ga van gedachten veranderen. Ik verander niet van gedachten, maar het is God die mijn gedachten voor mij veranderd heeft. Amen.

281 Ik zie geen persoon hier die ik ken, of het zou deze dame moeten zijn die precies hier zit. Deze dame hier, ik geloof dat er gisteravond voor haar gebeden werd. Allen die ziek zijn, steek uw hand omhoog. Allen die mij niet kennen, en weten dat ik niets over u weet, bedoel ik, steek uw hand omhoog. In orde, het is gewoon overal, neem ik aan. Dat is juist. Als God, diezelfde God... Amen.

282 Hier is een uitdaging. Kijk daarnaar, mensen die je niet kent, nog nooit hebt gezien. Als u ziek bent, God weet dat u ziek bent. Als uw hart gebroken is, Hij weet dat uw hart gebroken is. Als u hebt gezondigd, Hij weet dat u gezondigd hebt. Over een wonder gesproken!

283 Nu, de kracht van de almachtige God is nodig om neer te komen en te bewijzen dat Hij dezelfde God is Die Hij altijd is geweest, en dat Hij nog steeds God is. Als Hij dat tenminste drie keer zal doen in dit gebouw, precies nu, twee of drie keer als een bevestiging. Ik weet niet of Hij het zal doen of niet. Maar ik zal...

284 Ik zie op de klok dat het half tien wordt. Ik weet dat een gebedsrij met zoveel mensen ons hier zou ophouden tot half twaalf. En ik weet dat broeder Norman de hele weg naar Tucson moet afleggen, wat ongeveer 150 km of zoiets is; verschillende anderen. En de komende avonden, ik heb nog tien of twaalf diensten voor de boeg, misschien nog vijftien, om te prediken. Ik...

285 Ik geloof dat precies nu – als u het met mij zult geloven – dat wij in hemelse gewesten zijn. [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Laat mij het vragen, en aan u bewijzen dat God nog steeds evenveel God hier in dit gebouw is vanavond, als wat Hij was toen hij, Abraham, daar tot Hem sprak in dat lichaam van vlees.

     Bedenk, dat vlees, ik weet niet wat het was.

286 Ze zeiden: "Een theofanie." Predikers proberen te zeggen dat het een theofanie was. Maar hoe eet een theofanie kalfskoteletten? Nee, meneer. Een theofanie eet niet.

287 Hij was een Man in een lichaam van vlees, maar toch was het God. Waarvan was het een teken? Hij zei: "Zoals het was in de dagen van Lot en Noach, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen", dat God zou neerkomen in menselijk vlees en Zichzelf zou bekend maken, precies zoals Hij het toen deed. Dat was, bedenk, dat was het laatste teken dat werd gegeven voordat het vuur viel en Sodom en Gomorra vernietigde.

288 En deze wereld vandaag, en deze natie, en dit volk, zijn geworden als een modern Sodom. Dat is juist. En wat heeft Hij gezegd? "Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn; eten, drinken, en ten huwelijk geven."

289 "Zoals het was in de dagen van Lot." Wat gebeurde er met Lot, in de dagen van Lot? Wat gebeurde er? Kijk, een Engel kwam naar beneden, of engelen in een menselijke vorm. En deze Man, met Zijn... Hij kende Abraham niet, maar vertelde hem over zijn toestanden, en over Sara, en wat er zou gaan gebeuren, en alles erover. En daar ontdekken we dat Abraham overtuigd was dat dat God was, en hij begon voor zijn broeder te pleiten. Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] God beloofde het.

290 Het doet er niet toe, u hoeft geen grote kathedraal te hebben. U hoeft er geen duizenden in de campagne te hebben. "Waar er twee of drie vergaderd zijn, ben Ik in hun midden", als God het vanavond zal bewijzen, uw gedachten kan onderscheiden.

291 En de Bijbel zegt dit in Hebreeën, het vierde hoofdstuk, luister aandachtig: "Het Woord van God is scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling van het merg." Is dat juist? "En is een Oordeler der gedachten des harten." Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

292 Wat is het Woord van God? "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons." Door Zijn rechtvaardige leefwijze en Zijn geheiligd lichaam, Zijn puur maagdelijk bloed, wat Hij vrijelijk gaf voor ons onreine zondaars. En daardoor heeft God Zijn offer aangenomen en een gemeente geheiligd, opdat Hij Zijn Heilige Geest zou kunnen terugzenden om voort te gaan met de werken die Jezus deed. "De werken die Ik doe, zult gij ook doen." Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

293 Gelooft u dat Jezus Christus de maagdelijk geboren Zoon van God is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Gelooft u dat Zijn heilig bloed niet door een mens kwam? ["Amen."] Want wij weten dat de bloedcel van het mannelijk geslacht komt, en deze keer was het God alleen Die het bloed schiep en de Zoon Christus Jezus voortbracht. En Hij was de Zoon van Jehova God. ["Amen."] God woonde in Hem. En daarna gaf Hij Zijn leven, een losprijs op het kruis, en Hij waste de zondaar die in Hem zal geloven en Hem aanneemt, Die een verzoening voor onze zonden heeft teweeggebracht en ons heeft gewassen door het water van het Woord en ons heeft gereinigd, waardoor wij nu geheiligd zijn. Niet door onze goedheid, maar door Zijn genade, zodat de Heilige Geest het werk zou mogen voortzetten voor de gemeente, door alle eeuwen heen, om te verklaren dat "Jezus Christus Dezelfde is, gisteren, vandaag, en voor eeuwig." Amen.

294 Dat heeft dus betrekking op drie dingen: gisteren, vandaag, een voor eeuwig; drie tijden achtereen van de gemeente. Amen. Laat God dan uit alle drie de perioden benoemen. Zult u het geloven? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

     Laten we bidden.

295 Hemelse Vader, alleen U kunt dit doen, maar opdat deze mensen mogen weten, Here, dat het uur nabij is. Misschien leven we niet tot morgen. Wij weten daar niets over, maar wij moeten U ontmoeten. Daarvan zijn we zeker. "Want de mens moet eerst sterven, en daarna het oordeel." We zullen God ergens moeten ontmoeten.

296 En Vader God, ik heb vanavond onderwezen dat U nog steeds dezelfde God bent. En ik vertrouw erop, Here, dat U Uzelf op deze manier zo werkelijk zult maken voor de mensen, Vader.

297 Zij, ze hebben horen prediken. We hebben een aantal van de fijnste predikers, geloof ik, Vader, die er in de wereld zijn die in dit land wonen, en het zijn echte, heilige, toegewijde mannen aan de dienst van God, in deze fijne gemeenten overal in dit land hier. Ik geloof dat. Zij zijn mijn broeders. En ik kwam op een dag, Here, onder hen als een vreemde, en zij ontvingen mij. En ze hebben me binnen gehaald en ze houden van mij.

298 En toch moest ik ze dikwijls uitfoeteren en dingen zeggen. Zag hen soms samengaan met een organisatie, denominaties die hen wegtrokken van de gebaande weg, dan berispte ik hen. En toch zijn ze lieflijk en houden van mij, waardoor ik weet dat zij Uw dienstknechten zijn, Vader. En ze weten dat ik dit niet doe om gemeen te zijn; Here, U zou nooit handelen met zo'n persoon. Nu, Vader, we weten dat de weg terug via heiligheid gaat, en door heiligmaking van de Geest, en de toewijding van levens. Laat de mensen...

299 Misschien zijn er vreemden hier vanavond. Er kunnen Presbyterianen, Methodisten, Katholieken zijn, een groep daarvan die vanavond bij ons is. Misschien zijn er die niet geloven. En dan, Vader, als alleen het Woord gepredikt wordt, zouden ze misschien een recht hebben om weg te gaan en te zeggen: "Mijn voorganger leert het anders. Mijn priester zegt iets anders."

300 Maar, Here, terwijl zij weten dat de Bijbel, alle denominaties weten dat Hebreeën 13:8 zegt: "Hij is Dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid", nu, daardoor, Here, U...

301 Een kleine vrouw raakte op een dag Uw kleed aan toen zij zich door een menigte heen drong, en U draaide Zich om en zei: "Wie heeft Mij aangeraakt?" en iedereen ontkende het. Maar die grote kracht van God die in U was – de volheid van God – daarmee keek U over het publiek totdat U de kleine vrouw vond die het bloedverlies had. En toen U haar erover vertelde, stopte haar bloedverlies. Het stopte.

302 U bent dezelfde God. Ik bid, God, vanavond, dat U deze gelovigen hier die ziek zijn, zult heiligen. Tenminste één, of één uit elke rij, of meer, Here, ergens, achteraan, achterin, die buiten staan, waar het ook mag zijn, dat iemand het zonder enige schaduw van twijfel zal zien dat "dit de waarheid is. Dat de Heilige Geest gelijk heeft, en dat de Bijbel gelijk heeft. En dat Jezus Christus Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig." Ik vraag deze zegening in de Naam van Jezus Christus, en voor Zijn glorie. Amen.

303 Nu, tot dit kleine gehoor dat aan het wachten is, ik wil dat u gedurende een ogenblik in uw harten bidt, en ik wil dat u deze kant op kijkt. Ik wil dat u met heel uw hart gelooft dat God in dit gebouw is. Nu, Hij is in Geestvorm. Wij weten dat allemaal. "God is een... [De samenkomst zegt: "Geest." – Vert] en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in Geest en in Waarheid." Nu, wat is de Waarheid? Christus, het Woord. Het Woord is Waarheid. De Geest is de Heilige Geest. Het Woord is de Waarheid, en de Heilige Geest neemt een houvast op het Woord van belofte en doet het geschieden. Zie? "Indien gij in Mij blijft, Mijn woorden in u, dan zal iedere belofte daarin de uwe zijn." Zie? "Indien gij in Mij blijft, en Mijn Woord in u", dan bent u het niet. Het is het Woord der belofte dat het doet. Ziet u het? Ik hoop het, kinderen. Gezegend zij uw hart.

304 Een dezer dagen zullen we onze laatste prediking hier beneden hebben. Weet u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dan zullen we omhoog gaan.

305 En u zegt eenvoudig: "Vader, God, broeder Branham weet niets over mij." Misschien kent u mij zelfs niet. Wie dan ook, het maakt niet uit waar u bent, gewoon ergens in het gebouw. Zie? Zeg gewoon: "Vader, God, hij weet niets over mij, maar laat hem tot mij spreken en mij vertellen wat mijn probleem is, of iets dergelijks, en ik zal... ik zal U geloven. Ik zal U geloven omdat ik dan weet dat het Woord vlees is; met hem en mij samen in een contact met God, omdat de Heilige Geest hier is. Laat hem het doen."

306 Die dame die haar handen zo op haar schoot heeft liggen, keek omhoog en zei zojuist: "Ja", toen zij met haar hoofd knikte. Zij geloofde het. U zei precies het juiste ding.

307 Er was op een keer een vrouw, een Syro-Fenicische vrouw. Ze was een heidense. Ze kwam bij de Here Jezus, en ze zei: "Here, Gij Zoon van David, ontferm U over mijn dochter." Nu, Hij was geen Zoon van David voor haar. Zij was een heidense, zie, daarom ging Hij verder alsof Hij haar niet had opgemerkt. En zij riep Hem na.

308 En uiteindelijk draaide Hij Zich om en zei: "Het past Mij niet om het brood der kinderen te nemen en het aan de honden te geven."

309 O, dat zou sommigen van onze zogenaamde Christenen echt boos hebben gemaakt: ons een hond noemen! Zij niet. Zij wist dat dat de waarheid was.

310 Ze zei: "Dat is de waarheid, Here, maar de kinderen... maar de honden eten de restjes onder de tafel van hun meester."

     Hij zei: "Vanwege dit gezegde, omdat u dit zei."

311 De hoge bloeddruk die u hebt en het hartprobleem, zal, als u het met heel uw hart zult geloven, u verlaten. Wilt u het accepteren? Zie? Dat was uw probleem, was het niet? Het is waar. Geloof het gewoon! Geloof. Ik heb de vrouw nog nooit in mijn leven gezien. Zij is een vreemde.

312 Hier, laten we naar iemand anders kijken. Een eindje bij haar vandaan zit een kleine vrouw met een groen uitziende jurk aan. Als God die vrouw niet helpt, zal zij moeten worden geopereerd aan een tumor. Dat is juist. Steek uw hand omhoog, dame. Ik heb haar nog nooit in mijn leven gezien, maar zij heeft een tumor. Haar hart is zo zwak en bedroefd! Als u zult geloven dat Jezus Christus, de Zoon van God, die operatie zal uitvoeren en het van u zal wegnemen zonder een operatie door de natuurlijke hand van een mens, kunt u hebben waar u om vraagt.

313 Bent u overtuigd? Gelooft u? Iemand anders in het gebouw, bid, geloof met heel uw hart.

314 Hier is een kleine dame die precies hier zit te bidden. Zij heeft een rood-geruite jas aan. Zij is ziek en zwak. Zij is net hersteld van longontsteking. Dat is juist. Gelooft u dat Jezus Christus u zal genezen, dame? Als u het doet, steek uw hand helemaal omhoog, en zeg: "Ik accepteer het."

315 Hij zit vlak naast haar, de man daar met het rugprobleem; gelooft u dat Hij u gezond zal maken, meneer? Steek dan uw hand omhoog en zeg: "Ik accepteer het."

     Gelooft u? Bent u overtuigd? Wees dan bezorgd.

316 Helemaal achteraan zit een kleine grijsharige vrouw, zit daar met een sjaal om haar nek, ze heeft gewrichtsontsteking in haar handen. Ze bidt er al geruime tijd voor dat het zal genezen. Gelooft u dat God u zal genezen, dame? Ze zit precies daar, rechtuit vanaf hier. Gelooft u het, dat God de artritis zal genezen? U kunt hebben waarvoor u hebt gevraagd, als u het gelooft.

317 De man naast u daar, met het prostaatprobleem, als u het zult geloven met heel uw hart, kunt u genezen worden. Gelooft u het, meneer? U was aan het proberen het haar te laten geloven, maar u kon het haar niet laten zien. Maar God genas u van het prostaatprobleem toen Hij haar voorbijging. Nu hebt u uw genezing ontvangen. God zegene u. Het is over. Het is weg.

318 Daar hebt u het. Uh-huh. Gelooft u? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Bent u overtuigd? ["Amen."] Hoeveel zijn er hier binnen overtuigd? ["Amen." ]

319 Is er een zondaar aanwezig? Bent u bezorgd over uw bestemming? Voordat we voor de zieken bidden. Bent u bezorgd over uw bestemming? Wel, als u bezorgd bent over uw bestemming, waarom loopt u dan niet hier naar voren toe en ontvangt Christus, terwijl u bij het podium precies in Zijn tegenwoordigheid bent? Kom hier naartoe. Kom gewoon hierheen. Iedere persoon die bezorgd is en weet dat hij niet juist staat met God, ik vraag u vanavond om hier naar het altaar te komen om hier te staan voor gebed. Binnen of buiten, het maakt niet uit waar u bent, loop hier naartoe. God zegene u, dame. Dat is de manier om het te doen. Is er iemand anders die bezorgd is over de plaats waar u naartoe gaat? Als u niet zeker bent dat u in orde bent, en u bent bezorgd, kom dan.

320 Bent u er van overtuigd dat het Christus is? Bent u ervan overtuigd dat ik, een man, deze dingen niet zou kunnen doen? Bent u ervan overtuigd dat God beloofde dit in de laatste dagen te doen? Dat is Gods Woord. Hij over-... Bent u ervan overtuigd?

321 Ik zag zojuist iets anders gebeuren. God zij geprezen! Ze zullen het te weten komen. Uh-huh. In orde. Nu, prijs God! Dat is wonderbaar. Amen. Als u... Oh!

322 Bent u overtuigd, bent u dat? Gelooft u werkelijk met heel uw hart? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Als hier iemand is die niet zeker is of hij in orde is met God of niet, zou u dan niet een ogenblik hier willen komen staan voor een woord van gebed? Kom gewoon hier naar voren. Nu, als u... Of, als u er niet van overtuigd bent dat u geheel juist bent.

323 Sommigen van u vrouwen die nog steeds beweren de Heilige Geest te hebben, en u draagt kort haar, wilt u mij vertellen – met al deze predikingen – dat u nog niet overtuigd bent, terwijl de Bijbel zegt hoe het ervoor staat met vrouwen met kort haar? Huh? En u draagt kleding en gedraagt zich... Sommigen van u mannen, die nog steeds roken en zich slecht gedragen? Sommigen van u vrouwen die deze kleren dragen terwijl God zei dat het een gruwel voor Hem is?

324 U zegt: "Het vlees maakt geen enkel verschil." Waarom heeft God dan het vlees van Christus doen opstaan? Waarom wordt van ons verwacht dat we heilig leven als het niets betekent? Zeker, de opstanding zal opnieuw komen. Juist.

325 Als u gelooft dat dit de Geest van God is, dan veroordeelt het u. Dat is juist. En hoe zult u veroordeeld worden? "Die schuldig is aan het minste, is schuldig aan het geheel." U weet wel beter.

326 Iemand zei iets over een opmerking die ik gisteravond maakte. Iemand zei tegen mij: "Broeder Branham, waarom laat u die vrouwen niet met rust? Laat die mannen met rust; stop ermee om dat te doen." Zei: "U bent... De mensen denken dat u een profeet bent."

     Ik zei: "Ik ben geen profeet."

327 Hij zei: "De mensen beweren nochtans dat u er een bent. Waarom leert u hun niet hoe zij geestelijke gaven kunnen ontvangen?"

328 Ik zei: "Hoe kan ik ze algebra leren wanneer ze niet eens hun ABC's kennen? Ze hebben niet genoeg normaal fatsoen om zichzelf schoon te maken en als Christenen te handelen. Hoe gaat u hun geestelijke dingen vertellen over hemelse dingen?" Dat is juist.

329 Laat de Pinkstergemeente zichzelf in orde maken, in orde komen met God, en ik zal aan u bewijzen dat de Heilige Geest onmiddellijk zal binnenkomen. Welnu, hierdoor zal de gemeente zo vol zijn van de kracht van de Heilige Geest dat er geen lid kan zijn die én zonde kan doen. De Heilige Geest zal het er onmiddellijk uitroepen, zoals met Ananias en Saffira. Juist. Maar dat kunt u niet doen wanneer u niet eens uw kleuterschoolopleiding wilt aanvaarden. Zeker niet.

330 Kom naar voren naar het altaar zoals deze vrouwen hebben gedaan. Zeg, is het echt zo dat er maar twee vrouwen zijn in deze groep? Bedenk, het is in uw schoot, en het is op uw handen, en u zult het nooit kunnen afwassen.

331 Laten we onze hoofden buigen. Kom naar voren, zuster, terwijl we nu in Hem geloven terwijl we bidden.

332 Sta je hier ook voor redding, zoon? Hij zegene jouw hart, zoon. Blijf daar zo staan.

333 Nu, terwijl wij onze hoofden buigen, zij brengen een andere dame die misschien niet kan lopen, of zoiets, die naar voren komt om redding te aanvaarden voor haarzelf. Nu, we zullen haar laten... Dat is in orde, laat haar daar gewoon staan. Dat is in orde, zus. U hoeft niet te lopen om dat te doen. Hij zal precies naar de stoel komen waar u bent. Laten we... Zij wil slechts...

334 Nu, als een vrouw die nauwelijks kan lopen, en heen en weer wankelt, overtuigd is dat de zaak juist is, en bereid is om te komen en zich te bekeren voor wat zij verkeerd heeft gedaan, hoe zit het met u vrouwen die – en mannen eveneens – die op uw voeten kunnen staan en goed kunnen lopen? Dit zal op de dag des oordeels tegen u gehouden worden.

335 Alleen omdat we de naam "Pinksteren" dragen, betekent dat nog niets. U moet wederom geboren worden. Wanneer u wedergeboren bent, wandelt u in het licht van de Bijbel. Dan doet u wat de Bijbel zegt. Amen.

     Laten we nu bidden.

336 Hemelse Vader, Uw tegenwoordigheid is hier, en, o, wat maakt het ons vrijmoedig in het spreken wanneer Uw tegenwoordigheid hier is, omdat we weten dat wij het dan niet zijn die spreken. Het is de Heilige Geest. O Vader, en wat doet het soms pijn als je je eigen stem dingen hoort zeggen die je zelf nooit zou zeggen. Maar dan, hoe zou ooit iemand kunnen betwijfelen dat het de Heilige Geest is nadat zij Hem de werken zien doen die Hij deed toen Hij hier in een lichaam van de Here Jezus was, en ons de belofte achterliet dat Hij hetzelfde werk door ons – Zijn dienstknechten – heen zou doen?

337 En nu, Vader, zijn wij dankbaar voor Hem, omdat Hij is gekomen om de wereld te overtuigen van zonde. Zonde is ongeloof. Hoewel er mensen zijn die zeggen dat het niet kan worden gedaan, wordt toch bewezen dat het wordt gedaan. En door wetenschappelijke verslagen vandaag weten wij, door vele onfeilbare bewijzen, dat U Zelf hebt bewezen bij ons te zijn.

338 Hier staan deze mensen rondom het altaar vanavond, nadat deze oproep is gedaan en deze boodschap is gepredikt van "overtuigd en dan bezorgd" te zijn. Zij beseffen dat hun leven oppervlakkig is geweest, en dat ze niet in staat zijn geweest om de dingen te doen die zij hadden willen doen. En zij beseffen dat er geen fout lag bij U, maar ze beseffen dat de fout bij hen zelf lag. Daarom zijn ze vanavond gekomen, Here, om te belijden dat ze fout zijn.

339 Sommigen van deze nederige vrouwen staan hier met hun haar afgeknipt, zoals ze gisteravond deden, in de wetenschap dat dit de waarheid is. De Bijbel heeft het gezegd. Het is een oneerbare zaak. "Het is toch normaal voor een vrouw om te bidden met haar haar als bedekking, en dan snijdt zij haar bedekking af? Dan onteert zij haar hoofd." Hoezeer is dit de christelijke leer! En de grote leraar die ons dat onderwees, Paulus, zei in Galaten 1:8: "Als een engel uit de hemel komt en iets anders predikt dan wat ik reeds onderwezen heb, die zij vervloekt." Wij weten dat dit de Waarheid is.

340 En, Vader, deze dierbare predikers roepen dat uit, uur na uur, uur na uur, en de samenkomst strompelt nog steeds door. Wat verlangen hun harten ernaar om hun hele gemeente vervuld te zien met de Heilige Geest, dat ze daar zitten als godzalige mannen en vrouwen. En dat de Geest zo krachtig is in hun plaats, dat iedere zonde in de gemeente eruit geroepen zal worden, dat er grote wonderen en tekenen zullen plaatsvinden zoals in de vroegere dagen.

341 En, Vader, dan gaan wij van plaats tot plaats en geven ons getuigenis samen met onze broeders. En als zij dan de Heilige Geest zien bewegen door verschillende uitingen, dan weten ze dat het God is en staan zij veroordeeld. En er is gezegd, Here: "Van sommige mensen gaan hun zonden vóór hen uit; van sommigen volgen ze na." Zij belijden die van hen vanavond, Here, opdat het voor hen uit zal gaan. Ik bid dat U hen helpt, ieder van hen, Here. En terwijl zij nu hun hart aan U toewijden, geven zij U hun hart, hun leven voor dienst. Wat meer kunnen zij doen, Here?

342 Mag nu de Heilige Geest Die daardoor overtuiging bracht, door Zijn Woord en door Zijn tegenwoordigheid om Zijn Woord te bevestigen om er positief de Waarheid van te maken, mag Hij aan hen dat heiligende deel geven hetgeen hun het verlangen van hun hart zal geven om U te dienen. Sta het toe, Here.

343 Een dierbare ziel daar zei dat de vijand was... Zij probeerde slechts om gered te worden en in orde te komen, en de vijand bleef bezig haar boze woorden tegen God te laten zeggen, of boze gedachten tegen Hem. Ik bid nu, Vader, als Uw dienstknecht.

344 Ik bestraf die duivel. Ga weg van die vrouw. Laat haar met rust. Moge de God des hemels haar vullen met de Heilige Geest. En, Satan, je kunt haar niet langer binden. Laat haar los. Laat haar gaan, in de Naam van Jezus Christus.

345 Deze gemeente, de heilige gemeente van God, bidt eensgezind dat die duivel nooit meer zal terugkeren tot haar. Moge zij nu gaan in de vrede van God door Jezus Christus' Naam. Wij wijden dit aan U toe, Vader, voor Uw glorie. Amen.

346 Nu, zonder een zweem van twijfel in uw hart en gedachten, slechts op de basis dat God de belofte heeft gedaan, en u bent gekomen om uw leven toe te wijden, en u gelooft met heel uw hart – die vanavond voor dit altaar staan – en u vertelt God dat u spijt hebt van wat u hebt gedaan, en dat u een ander leven zult leven van nu af aan. Gelooft u dat God uw gebed hoort, en dat u in staat zult zijn om het te doen? Steek uw hand omhoog tot Hem, zeg: "Ik aanvaard U, mijn Heer." Amen.

347 God zegene u. Dat is goed. Nu, u mag naar uw zitplaatsen gaan in de wetenschap dat het allemaal voorbij is. Ik geloof het. Gelooft u het, iedereen hier? [Degenen die naar voren kwamen, zeggen: "Amen." – Vert]

348 Nu, hoeveel van u daar zijn ziek, en kregen niet... werden er niet door de Heilige Geest uitgeroepen? Want ik zag er vier of vijf. Het is reeds... het is nu min of meer van mij weggegaan, die onderscheiding. Maar ik heb u gezien, iemand die hier zat, of, en dan helemaal achteraan, die daar achteraan stond. Maar ik herinner me niet wat het was. Dat Licht hing over hen. Ik zag wat er gebeurde. Maar de Heilige Geest is hier, vrienden. Gelooft u het met heel uw hart? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

349 Nu, hoevelen hier hebben de doop van de Geest? Steek uw hand op. In orde. De Bijbel zei: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven." Wilt u uw handen op elkaar leggen? Laat mij voor u bidden vanaf het podium hier.

350 Het is nu dus tien uur, vijf voor tien. Heeft men de volgende dienst aangekondigd? Waar zou u... [Broeder Branham spreekt met iemand op het podium – Vert]

351 [Een zuster zegt: "Broeder Branham?" – Vert] Ja, lieverd. [De zuster spreekt tot broeder Branham.] Zeker.

352 In Jezus' Naam, moge hij gaan en genezen worden van deze astma, en moge het hem nooit meer lastig vallen. Amen.

353 God zegene je hart. Het gaat je verlaten, en je zult een goede, sterke, gezonde man worden.

354 Almachtige God, wij zijn Uw kinderen door het geloof in Christus Jezus. Wij zijn leden van het lichaam van Christus door de doop van de Heilige Geest. Wij zijn vreemdelingen hier op aarde, pelgrims, wetend dat de hemel ons huis is en dat dit niet onze verblijfplaats hier is, daarom kijken we naar de dingen die boven zijn. Nu geloven wij dat we in hemelse gewesten zijn in Christus. Laat de kracht van de almachtige God zich vestigen op dit gebouw en in ieders hart komen.

355 Satan, wij bezweren je door Jezus Christus, de levende God, dat je deze mensen verlaat. Kom uit hen, Satan, en ga weg van hen, opdat zij gezond gemaakt kunnen worden door de Naam van Jezus Christus. (Alleen die Ene.)

356 Hoevelen geloven het? Hoevelen zijn overtuigd? Hoevelen zijn bezorgd? Steek uw hand op, zeg: "Ik ben bezorgd. Ik ben overtuigd. Ik ben overtuigd dat dit de Waarheid is. Ik ben nu overtuigd dat ik door Zijn striemen genezen ben. Ik ben nu overtuigd dat de doop van de Heilige Geest juist is. Ik ben nu overtuigd dat Jezus Christus in ons midden is."

357 Wat zei Johannes? "Er staat er Eén onder u, er staat er Eén onder u Die gij niet kent."

358 Ik zal dat deel ervan moeten veranderen vanavond en zeggen dat er Eén onder u staat Die u niet ziet. Dat is de Heilige Geest. Hij is Degene (amen) Die elke belofte waar maakt. Gelooft u het met heel uw hart, heel uw ziel, geheel uw verstand? Ga dan op uw voeten staan en accepteer het als uw genezing, als uw redding, wat het voor u ook mag zijn.

359 Onthoud dat de volgende dienst morgenavond in de gemeente van broeder Outlaw is. Broeder Outlaw ginds in Phoenix, morgenavond.

360 Laten we nu onze handen opheffen en dit lied voor God zingen. Nu, ik weet niet of ik ermee kan beginnen of niet.

Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief
Omdat Hij mij eerst liefhad.

     Allemaal samen

Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief
Omdat Hij mij eerst liefhad.
En mijn redding kocht
Op Golgotha's kruis.

361 Nu, u die komt en de diensten volgt, morgenavond is het in de gemeente van broeder Outlaw. Het heet: "The Name of Jesus Church", ginds in Phoenix. Heeft u het... ja, broeder, ja. Broeder Groomer hier zal het aankondigen. In orde.

362 De Here zegene u totdat ik u morgenavond weerzie. God zij met u.