Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

De grootste strijd ooit gestreden

Door William Marrion Branham

1 Goede morgen vrienden. Ik ben blij en gelukkig hier deze morgen weer te zijn, het is voor mijzelf een beetje onverwachts geloof ik, en ik ben er zeker van dat het dat voor de gemeente ook zal zijn. Ik was gewoon aan het lezen (Dank u, zuster) en de Here scheen mij iets op mijn hart te leggen om aan de gemeente te brengen, en ik dacht dat het de tijd was om het te doen. En nu, toen ik aankwam, en toen niet wetend dat we hier deze zondag zouden zijn, heb ik aangekondigd dat ik een boodschap voor de gemeente had. En ik wil, zo God wil, deze boodschap de volgende zondag brengen. Het zal nogal lang duren, dus zal het waarschijnlijk niet afgelopen zijn voor half-één, één uur misschien, àls we om die tijd klaar zijn. Ik heb het lang op mijn hart gehad, en ik geloof dat ik de mensen een antwoord schuldig ben over waarom ik zo lang niet actief ben geweest op het veld. En ik heb het er in mijn predikingen steeds terloops over gehad, maar ik ben er zeker van dat het nooit precies rechtstreeks zo gezegd is als het zou moeten zijn; dus ik geloof, zo de Here wil, volgende zondag, dat ik er de tijd voor zal nemen en de reden en het waarom uit zal leggen en u schriftuurlijk zal laten weten wat er aan de gang is. Ziet u. Precies waar dit allemaal om gaat, omdat ik waarschijnlijk zeer binnenkort overzee zal gaan of ergens anders heen. Ik wacht er nu op, om te zien welke kant Hij mij heen zal roepen om te gaan.

2 Ongeveer drie of twee avonden geleden kreeg ik tegen middernacht een telefonische oproep, om te bidden voor de een of andere vrouw die in het ziekenhuis lag. Ze belden mij op en zeiden te bidden en ik ben de naam vergeten die ze me opgaven. Ze zeiden dat het een vriendin van mevrouw James Bell was, onze zuster hier in de gemeente, een kleurling-zuster, een erg toegewijde, fijne vrouw. Ik geloof dat de naam die ze mij gaven Shepherd was, dus ging ik uit bed en knielde neer en ik vertelde het mijn vrouw, het rinkelen van de telefoon had haar wakker gemaakt, en ik zei: "We moeten bidden voor mevrouw Shepherd, een zuster die heeft opgebeld en die bevriend is met mevrouw James Bell."

3 Dus wij baden voor haar, gingen weer in bed, en daarna tegen ongeveer tien of elf uur de volgende dag, kreeg ik weer een telefoontje; het was Billy, en hij zei dat het niet mevrouw Shepherd was, maar zei dat het mevrouw Bell zelf was. Niet mevrouw Bell's vriendin, maar dat het mevrouw Bell zelf was en dat ze in een zeer ernstige toestand in het ziekenhuis lag. En ik haastte me naar het ziekenhuis, maar ze was al overleden. De Here had mevrouw Bell naar huis geroepen.

4 Mevrouw Bell is hier jaren lang getrouw met ons samengekomen in de gemeente. Haar man James en ik werkten met mijn vader samen, vele jaren geleden – we liepen de sporen na van de Pennsylvanië Maatschappij naar Colgates hier, zo'n dertig jaar of meer geleden denk ik. Wij hielden van zuster Bell, ze was een geweldig iemand.

5 Ik heb begrepen dat zij een acute aanval van galblaasontsteking kreeg, en haar dokter, die heel goed met het geval op de hoogte was, was op dat moment buiten de stad, en een nieuwe arts kwam naar haar kijken en adviseerde een spoedoperatie, en ze heeft het niet overleefd – voor zover ik het begrijp, zou haar eigen dokter haar deze operatie niet hebben voorgeschreven, omdat zij nogal gezet was, en haar galblaas was slecht en zij had al galstenen of zoiets gehad geloof ik, en de Here was genadig voor haar geweest. Ze had die aanvallen al eerder gehad, en de Here heeft daar vele keren voor gezorgd, maar het was nu net dat... Wel, als we het helemaal goed beschouwen, dan zouden we dìt zeggen: God heeft zuster Bell geroepen, en zo moet het worden opgevat. Ziet u?

6 En hoe hij niet begreep... het aan mij over brachten, dat ik dacht dat het mevrouw Shepherd was; ik kende helemaal geen mejuffrouw Shepherd. De dame is hier vanmorgen misschien, en misschien ken ik haar van gezicht. Maar er werd gezegd dat het ene mevrouw Shepherd was; en of het nu allemaal zo gedaan werd, zodat ik... Als ik geweten had dat het mevrouw Bell was die in die toestand was, dan zou ik daar waarschijnlijk heen zijn gegaan en onmiddellijk voor haar bemiddeld hebben; en dan, ziet u, dat... misschien wilde God niet dat we dat deden. Dus we weten dat al deze dingen medewerken ten goede voor hen die God liefhebben. En ik ben er zeker van dat zuster Bell onze Here liefhad; ze was een goede vrouw.

7 Nu, zij is één van ons. We hebben hier binnen geen scheidslijnen door huidskleur; Gods kinderen trekken geen kleurgrenzen. Of we nu rood, bruin, zwart, geel of blank zijn, wat het ook is, het maakt niet uit, we zijn broeders en zusters in Christus; wij houden van haar, en wij, de tabernakel, zullen haar missen. Wat zal ik het missen, die luide 'amens' van zuster Bell daar achter in de hoek, en als ik haar mee naar huis nam, dan sprak ze over de Here Jezus.

8 En als ik het goed begrijp, tot een paar ogenblikken geleden wist ik het helemaal niet, dan geloof ik dat haar begrafenisdienst zal plaatsvinden hier in de kerk, deze komende dinsdag om één uur, en ik geloof dat u en ik daar dienst hebben bij deze begrafenisdienst. [Broeder Branham spreekt tot broeder Neville – Vert]

9 Maar in een samenkomst betekent het dat we met één minder zijn vanmorgen. Laten we uit eerbied voor zuster Bell even een ogenblik opstaan, terwijl wij onze hoofden buigen.

10 God des levens, Die leven geeft en neemt, zoals Job vroeger zei: "De Here heeft gegeven, en de Here heeft genomen, gezegend zij de Naam des Heren." Enige jaren geleden zond U zuster Bell om met ons een medeburger te zijn van het grote Koninkrijk van God. En wij danken U voor elke inspiratie die zij voor ons was, hoe zij er van hield om te zingen en te getuigen, en dat ze zo vervuld was met de Geest dat zij het kon uitschreeuwen en uitjubelen. Zij schaamde zich voor het Evangelie van Jezus Christus niet, want het was voor haar de kracht Gods tot behoud. We zagen dat haar jaren ten einde liepen, en dat de tijd kwam dat wij ons allen moeten verantwoorden. En Gij hebt haar van ons weggenomen deze morgen om in Uw tegenwoordigheid te zijn, want het is waarlijk zo, dat wanneer wij hier weggaan, we in de tegenwoordigheid van God zijn.

11 O God, wij danken U voor alles. Wij bidden U dat Gij haar man, mijn vriend James, wilt zegenen, haar zoon, haar dochters, al diegenen die... Wij hebben begrepen dat haar zoon per vliegtuig overkomt uit Duitsland, uit het leger om naar huis te komen om de laatste eer te bewijzen die hij op aarde kan geven aan zijn moeder, die heengegaan is. Wat moet het hart van die jonge man bonzen deze morgen. Ik bid voor hem, Here. God zegen hem. Zegen Jimmy, zie hoe hij daar werkt, hoe hij uren vermoeiend werk doet om een inkomen voor zijn gezin te verwerven. Ik bid dat dit grote gezin niet zal worden gescheiden, maar dat de gezinsband ongebroken zal zijn in dat land aan de overzijde.

12 Mogen wij nu, Here, de wapenrusting aangorden, en de gordel vaster aanhalen, en nu uitgaan in de strijd, om te vechten met één minder dan we vorige week hadden. We bidden dat U ons zult ondersteunen en ons kracht zult geven en ons helpen als wij voorttrekken. En mogen we allen op een dag weer samenkomen aan de andere zijde. Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen

     Nu, moge de ziel van onze zuster die is heengegaan, rusten in vrede.

13 Ik zou nog willen zeggen dat haar begrafenisdienst hier gepredikt zal worden op zondag of dinsdag, en iedereen die wil komen is welkom. En ik denk dat broeder Neville hiervoor de afspraken heeft, en... U hebt ze. [Dan spreekt broeder Branham even met broeder Neville – Vert]

14 Nu, vandaag dacht ik om... Ik zie dat er niet al te veel zijn – als er een stoel ergens vandaan gebracht kan worden voor broeder en zuster Slaughter daar achterin... Ik heb uw telefoontje door gekregen, zuster Slaughter, en ben gaan bidden voor uw – de andere zuster Slaughter, zuster Jean Slaughter, die rabbit-fever, tularemia had. [Een besmettelijke infectieziekte – Vert] Ze heeft het zeker in ernstige mate, maar wij vertrouwen op God, dat ze helemaal in orde zal zijn.

15 Nu, we willen enige Schriftgedeelten lezen, en ik wil deze morgen onderwijzen, mij de tijd nemen, omdat sinds ik teruggekomen ben uit Arizona mijn keel wat rauw is. En nu, vergeet de volgende zondag niet. Ik geloof dat Billy de bekendmakingen al heeft verstuurd, en het zal nogal een lange dienst zijn geloven we, kom dus vroeg, als u kunt. Wij willen beginnen om ongeveer 9.30 uur, of ik bedoel om 10 uur en het kan duren tot ongeveer 1 uur, of misschien 12.30, 1 uur (zoiets), drie of vier uren of langer.

16 Ik zou graag de Schriftgedeelten willen nemen (neem uw potlood en papier mee) en het gewoon uitleggen. Is er een vraag, dan vraagt u het (ziet u?) en misschien kunnen we het uitleggen; we doen wat we kunnen om te helpen.

17 Laten we nu eerst een paar Schriftgedeelten lezen. Ik heb drie stukken uit de Bijbel die ik zou willen lezen. En het eerste dat ik wilde lezen... (als u het wilt opschrijven, als u een pen hebt meegenomen...) Ik wil vanmorgen naar verschillende Schriftgedeelten verwijzen die ik zou willen aanhalen. Het eerste zal zijn: 1 Petrus 5:8–10, Efeziërs 6:10–17, en Daniël 12:1–14.

18 Nu, laten we bij het lezen de tijd nemen, bijna iedereen zit, een paar staan er nog achteraan en aan de zijkant, maar we zullen proberen om zo vlug mogelijk klaar te zijn om u weer te laten gaan. Dan zullen we gaan bidden voor de zieken.

19 Er is hier een kleine dame, die hier vanmorgen ligt, die erg ziek is. Ik heb begrepen dat ze gisteren erg ziek was. En ik wilde dat zij eerst zou toeluisteren deze morgen, voordat ik voor haar bid. Ik ken de toestand van de kleine dame, en zij is erg ziek; maar wij hebben een geweldige hemelse Vader, Die alle ziekte meer dan overwonnen heeft.

20 En ik kreeg een klein artikel (Ik vroeg mevrouw Wood of zij het wilde voorlezen, maar zij doet het niet graag), een artikel over een medicus, die zeker zeer verbaasd was. Hij bekritiseerde Goddelijke genezing, en hij wilde zelfs niet dat iemand er in zijn kantoor over sprak, evenals zijn verpleegster. En het gebeurde dat hij een patiënt kreeg, een kankergeval – een ernstig kankergeval. Hij wenste daar niets mee te maken te hebben, dus hij zond haar door naar een andere kliniek. Zij wensten er daar niets mee te maken te hebben, dus stuurden zij haar terug. Dus ze...

21 O, het was aan haar borst, en ze was in een vreselijke toestand; en heel haar huid was verkankerd en het was de borst binnengedrongen, en in de ribben. Ik geloof dat u begrijpt wat ik bedoel. (Ik heb hier onze vriend uit Noorwegen bij ons deze morgen die arts is.) En hij maakte al zijn materiaal gereed, want hij zei dat hij wist dat zij wilde dat hij zou opereren en die borst afzetten. Het was een erg bloedig karwei en hij nam al de doeken enzovoort. De verpleegster maakte de dame klaar en bracht haar de operatiekamer binnen en toen ging ze terug om de instrumenten te halen die gebruikt zouden worden door de dokter en zijn assistent om de borst te verwijderen. Dus hadden zij er al doeken en zo overheen liggen. En ze begonnen... En toen hij begon om zich om te draaien...

22 Haar man wilde weten of hij achterin de kamer kon blijven zitten om te bidden; hij was voorganger van een kerk die heiligmaking leert. En hij zat daar aan het voeteneind van het bed te bidden. Natuurlijk was de dokter daar niet al te zeer over ingenomen, weet u, dat hij daar zat. Maar zolang hij niet zou kijken en het hem geen pijn zou doen, wel, ik geloof dat het in orde was – dat hij niet flauw zou vallen.

23 Terwijl hij daar zat te bidden, kwam er een lichte trilling in de kamer en de dokter draait zich om, om met zijn instrumenten te beginnen met het afzetten van de borst, en hij verwijderde doek na doek en er was zelfs geen litteken op de borst – zelfs geen litteken! Hij zei: "Is het niet – is – is het weg?" En hij begon... En de verpleegster gaf haar getuigenis. Ze zijn beiden uitgetreden en zijn Pinkstergelovigen geworden, vervuld met de Heilige Geest en dienen de Here.

24 Zelfs geen litteken! Doctor Holbrook getuigde het zelf en zei: "Een minuut daarvoor lag de vrouw daar, en de verpleegster... en het grote zware kankergezwel puilde helemaal naar buiten uit haar borst; en één minuut later was er zelfs geen litteken te zien waar het was weggenomen." Dat is een van onze fijne doktoren in de medicijnen hier in Amerika. Hij zei dat hij op dat zelfde moment overtuigd was, en toch was hij diaken in een kerk. Ziet u?

25 Ziet u, de mensen denken dat de kerk iets is waar je gewoon heengaat, waar je leert om goed te zijn, en zulk soort dingen. Dat is het niet, vriend. Nee! God is God; Hij is vandaag even groot als Hij ooit was, en Hij ooit zal zijn, en Hij zal altijd Dezelfde zijn. We hebben Hem gewoon lief.

26 Nu, wij willen om te beginnen lezen uit 1 Petrus 5:8–10.

     Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden.

     Wederstaat hem, vast in het geloof, wetende, dat aan uw broederschap in de wereld hetzelfde lijden wordt toegemeten.

     Doch de God van alle genade, die u in Christus geroepen heeft tot zijn eeuwige heerlijkheid, Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten.

     O! Hoe zij God geprezen.

27 Nu, in het boek van de Efeziërs... We zouden hier het boek van de Efeziërs willen opslaan, het zesde hoofdstuk en ik zou het tiende tot en met het zeventiende vers willen lezen, dat heb ik aangestreept.

     Voorts, weest krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht.

     Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels;

     want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten.

     Neemt daarom de wapenrusting Gods, om weerstand te kunnen bieden in de boze dag en om, uw taak geheel vervuld hebbende, stand te houden.

     Stelt u dan op, uw lendenen omgord met de waarheid, bekleed met het pantser der gerechtigheid,

     de voeten geschoeid met de bereidvaardigheid van het evangelie des vredes;

     neemt bij dit alles het schild des geloofs ter hand, waarmede gij al de brandende pijlen van de boze zult kunnen doven;

     en neemt de helm des heils aan en het zwaard des Geestes, dat is het woord van God.

28 En nu naar het boek Daniël, waar ik nog wat meer uit zou willen lezen. Daniël, het twaalfde hoofdstuk; ik wil beginnen bij het eerste vers, en nogal een lang stuk lezen, veertien verzen.

     Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen; al wie in het boek geschreven wordt bevonden.

     Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen.

     En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos.

     Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek doen, en de kennis zal vermeerderen.

     En ik, Daniël, zag en zie, daar stonden twee anderen, de een aan deze oever van de rivier, en de ander aan gene oever der rivier,

     en de een zeide tot de man die met linnen klederen bekleed was en zich boven het water van de rivier bevond: hoelang toeft het einde dezer wonderbare dingen?

     Toen hoorde ik de man die met linnen klederen bekleed was en zich boven het water van de rivier bevond, zweren bij Hem die eeuwig leeft, terwijl hij zijn rechter- en zijn linkerhand naar de hemel hief: Een tijd, tijden en een halve tijd; en wanneer er een einde komt aan het verbrijzelen van de macht van het heilige volk, dan zullen al deze dingen voleindigd zijn. (Ik geloof, dat ik daar maar zal stoppen.)

29 Ik wil hieruit als tekst nemen (als het een tekst genoemd kan worden), wat de conclusie is die ik trek: De grootste strijd ooit gestreden. Dat zou ik als tekst willen gebruiken.

30 Nu, hoe kom ik ertoe om deze tekst te nemen voor deze morgen: wij zijn juist terug gekomen. Enigen van de beheerders hier van de gemeente en ik zelf, waren in Arizona. Wij gingen er eigenlijk heen om een samenkomst in Phoenix te hebben bij broeder Sharrit, in zijn tabernakel. Maar toen ik ontdekte dat er een broeder in de stad was die samenkomsten hield in een tent, wel, toen kreeg ik wat tegenzin om een samenkomst te houden. Ik dacht: "Misschien zal ik het houden op zondagmiddag, zodat niemand er last van zal hebben in zijn kerk"; maar ik ontdekte dat hij ook op zondagmiddag diensten had. En ik was er een klein beetje bezorgd over om een dienst te houden, dus gingen wij broeders, in plaats van overdag door te gaan, (omdat wij aan het jagen waren) naar de stad, en maakten ons klaar en gingen naar broeder Allens diensten. (Broeder A.A. Allen hield er diensten.) Dus gingen we naar de diensten en broeder Allen hield een machtige prediking. We hadden een fijne tijd met te luisteren naar broeder Allen; we luisterden naar de zangers enzovoort, hoe ze zongen en jubelden, en we hadden een geweldige dienst.

31 En dan, we hebben telkens de hand van de Here gezien. Waar we ook heengingen ontmoette de Here Jezus ons. En er is iets mee om alleen buiten te zijn, daar in de woestijn. Dat heeft iets, dat als u ooit alleen bent op die manier, dan is daar iets wat u trekt. Dat is vermoed ik één van de redenen waarom ik van die afgelegen gebieden houd. Je gaat weg van de macht van de vijand.

32 Voor zover het ons hier betreft is een duivel bijna machteloos, tenzij hij iets kan krijgen om in te werken. Hij moet... Herinnert u zich die duivelen die werden uitgeworpen uit Legioen? Ze wilden nog meer kwaad doen, dus wilden zij in die zwijnen gaan. Duivelen moeten dus iets hebben om in te werken, iemand om door te werken. En zo is het met God ook. Hij moet ons hebben; Hij is van ons afhankelijk om door ons te werken.

33 En velen kwamen met dromen, terwijl wij op onze tocht waren, en de Here Jezus faalde nooit met het geven van de correcte uitlegging, dat het precies zo was, precies op die manier.

34 Hij was zo goed om ons naar het wild te leiden en ons te vertellen waar het was, weet u, om er gewoon zo aanwezig te zijn; het is gewoon wonderbaar. Om daar dan bij het kampvuur te zitten, 's nachts, kilometers en nog eens kilometers bij iedereen vandaan, en te kijken naar het flakkerend vuur daar met die richels van rotsstenen er omheen, o het was geweldig.

35 Er was een broeder die moeilijkheden had gehad met zijn vrouw, die... Jaren geleden had zij haar hoofd opgeheven in een samenkomst waar ik een dienst leidde, en ik had hun gevraagd hun hoofd gebogen te houden. Ik had een kwade geest die een vrouw op het podium niet wilde verlaten, en de vrouw hief toch oneerbiedig haar hoofd op. En de geest ging uit van de vrouw op het podium, en ging naar haar toe, en dit gebeurde ongeveer veertien jaar geleden. En de vrouw is er zeer ernstig aan toe geweest, zo erg, zelfs geestelijk, dat ze dingen deed, die helemaal niet klopten. Zo heeft ze bijvoorbeeld haar eigen man verlaten en trouwde met een andere man terwijl ze nog woonde bij haar man; beweerde dat ze niet wist dat ze het gedaan had.

36 Men probeerde om haar hiervoor te laten onderzoeken, hoe heet dat ook weer, wanneer je...? Geheugenverlies? Amnesie? O, wat de naam ook is. Ik geloof dat het juist is, dokter. Maar dat was het niet; het was een geest. Die dame was een goede vriendin van mij, maar vanaf die avond haatte zij mij zeer beslist. (Natuurlijk, u kunt begrijpen waarom.)

37 Maar toen haar man kwam, en wij neerknielden in de kamer om te bidden, kwam de Heilige Geest neer. Dat was genoeg. Toen verscheen Hij die nacht aan haar man in een droom en Hij kwam terug met een droom; hij dacht dat het gekheid was. Maar het bleek dat het precies het juiste antwoord was voor de genezing van zijn vrouw. Hoe de Heilige Geest zich ermee bemoeide! Later, toen wij daar naar Tucson kwamen, bij broeder Norman, en de anderen, begon de Here weer te werken met grote wonderbare dingen en dingen te openbaren. Op een avond, wat mij tot deze tekst hier bracht, stond ik daar met broeder Wood en broeder Sothmann; het was ongeveer 10 uur 's avonds, en ik keek omhoog naar de hemel, en er kwam een diep ontzag over mij. En ik zei: "Kijk toch eens! Heel die grote hemelse legermacht." Ik zei: "Alles is volmaakt in harmonie."

38 Broeder Wood zei: "Kijk naar die twee kleine sterren die zo dichtbij elkaar staan, het lijkt wel één licht..."

39 Ik zei: "Maar u weet, broeder Wood, dat volgens de wetenschap, in die sterrenbeelden van de Beer (de Kleine Beer, de Grote Beer)... het lijkt alsof die sterren niet meer dan ongeveer 5 cm van elkaar staan, en ze staan verder uit elkaar dan wij van hen verwijderd zijn! En als zij zouden beginnen in de richting van deze aarde te komen, met een snelheid van duizenden kilometers per uur, dan zou het honderden en honderden jaren kosten om de aarde te bereiken." Ik zei: "In heel dit geweldige, onmetelijke systeem hier, waarvan ze ons vertellen dat ze er toch door kijkers 120 miljoen lichtjaren ver in kunnen kijken, zijn er daar dan nòg meer manen en sterren. En toch maakte God elk ervan. En Hij zetelt temidden ervan."

40 Ik zei: "Daar ergens tussen (ik liet het me een keer in een sterrenwacht aanwijzen) bevindt zich de dierenriem, beginnend met de maagd, verder gaand via het kankertijdperk, en verder door, tot de laatste de leeuw was, Leo de leeuw. Het eerste komen van Christus was de maagd; de tweede komst door de Leeuw van de stam van Juda." En ik zei: "Ik deed mijn best om die dierenriem te zien, maar ik kon hem niet zien; maar toch is hij er. Degenen die geoefend zijn, weten dat hij er is! Job zag hem; de mens keek er vroeger altijd naar; eens was het een Bijbel. Maar in die geweldige uitgestrektheid van miljoenen en biljoenen lichtjaren, daar zetelt God temidden van dat alles, en Hij ziet neer! Paulus is daar; mijn moeder is daar ergens en kijkt naar beneden."

41 Ik dacht aan de orde, bij die hemelse legermacht. Er is er niet één, die van haar plaats is; elk houdt zich volmaakt aan zijn tijd, Gods grote leger. Ik dacht aan de soldaten, hoe de aarde, als die maan toevallig uit de orde zou geraken, binnen een paar ogenblikken weer met water zou worden bedekt. De aarde zou weer precies zo zijn als ze was toen God besloot haar te gebruiken om ons er hier op te laten leven. Ze was woest en ledig, in duisternis, en er was water op het oppervlak van de aarde. En als die maan ooit in beweging zou komen, dan zou het hetzelfde opnieuw veroorzaken. Als de maan een klein beetje van de aarde afbuigt, komt de vloed op; wanneer ze neerkomt, volgt het getij. Het is Gods geweldige leger.

42 Toen ik er over nadacht, dat Gods grote leger daar was... Nu, we gingen naar bed, en toen begon ik er over na te denken, dat er niet één daarvan van zijn plaats kwam; ze staan allemaal op hun plaats. En als er ergens één zich zou verplaatsen, dan is dat voor een doel, en zal het zijn gevolgen voor deze aarde hebben. We zien er nu al de gevolgen van, doordat sommige ervan zich naar hun andere plaatsen gaan begeven. Het heeft gevolgen; het heeft invloed op alles.

43 En toen dacht ik, als die grote hemelse legermacht op haar plaats moet blijven om alles in orde te laten zijn, wat dan met de wanorde van de aardse legermacht? Als er één uit de orde gaat, wat gooit dat dan de hele zaak door elkaar. Het hele programma van God wordt verstoord, wanneer er één lid uit de orde gaat. We behoorden er voortdurend naar te streven om de orde van de Geest te houden.

44 Ik zou vanmorgen willen, voor God, dat we dit tot een echte genezingsdienst zouden maken, dat we dit deel – deze groep die onder dit dak vergaderd is vanmorgen in zo'n harmonie zouden kunnen brengen, dat de Heilige Geest elk lid van het lichaam dat hier deze morgen is in zulk een harmonie zou brengen, dat er een spontane genezing van ziel en lichaam zou plaats vinden... Als wij slechts onze positie vasthouden.

45 Nu, zoals ik in het begin zei, deze dame die het kankergezwel had dat dokter Holbrook zou gaan wegnemen... Nu, de God die veroorzaakte dat het trillende geluid die kliniek binnenkwam en dat kankergezwel wegnam zonder er zelfs een litteken van achter te laten, weet u niet dat dezelfde God hier is? Het enige waar Hij op wacht, is dat Zijn leger haar plaats inneemt, zoals de sterren hun positie innemen.

46 Nu, u weet dat we oorlog op oorlog hebben gehad, en geruchten van oorlogen, en dat we als de aarde in stand blijft, nog genoeg oorlogen zullen krijgen. Maar beseft u, dat er eigenlijk maar twee machten zijn in heel het heelal? Als we al onze meningsverschillen tussen de naties, en al onze verschillen van opvatting tussen elkaar beschouwen en alles, dan komt alles neer op twee machten. Er zijn maar twee machten en er zijn maar twee koninkrijken – twee machten en twee koninkrijken. Alle overige kleinere zaken zijn verbonden met een van die beide machten. En die machten zijn Gods macht en Satans macht. Dat is bij alles wat er opkomt; elke oorlog, elke wanordelijkheid, het wordt òf beheerst door Gods macht òf door Satans macht, want dat zijn de twee enige machten die er zijn. En dat is de kracht des levens en de kracht des doods. Nu, dat zijn de enige twee machten.

47 En Satan kan slechts... Zijn kracht die hij heeft gekregen, is de misvormde kracht van God. Het is geen werkelijke kracht; alles wat Satan heeft, is een verdraaiing van Gods kracht. De dood is slechts een verdraaiing van het leven; een leugen is slechts de waarheid die verkeerd wordt verteld. Ziet u het? Overspel is een verkeerd gebruikte handeling, een gerechtvaardigde daad die onjuist wordt gebruikt. Ziet u? Alles wat Satan heeft, is iets wat verdraaid werd, maar het is een kracht.

48 En wij zitten hier vandaag, en de ene of de andere kracht zal ons gaan beheersen; laten we dus de kwade eruit gooien. Laten we onze positie innemen, zoals de sterren des hemels.

49 Zoals de Bijbel zegt: "Dwaalsterren (daar in het boek Judas), wilde baren der zee, die hun eigen schande opschuimen." En wij willen geen dwaalsterren zijn: het je afvragen of dit of dat wel juist is, je afvragen of het zal gebeuren, je afvragen of en hoe het zou kunnen zijn. Vraag het u niet af, blijf net zoals die sterren des hemels staan als een echte soldaat op de post van zijn plicht! Houd daar gelovend stand! Leven en dood...

50 Nu, wanneer een leger van een land zich gereedmaakt om op te trekken tegen een ander land, dan behoorde het zich eerst te bezinnen op wat goed en fout is, en of ze in staat zouden zijn om tegen dat andere land op te trekken of niet. Jezus onderwees dat. En als de mensen dat zouden doen, als de naties zich zouden hebben bezonnen en gestopt waren om over die dingen na te denken, van beide kanten, dan zouden we geen oorlog meer hebben.

51 Nu, we ontdekken dat als een mens dat niet doet, als de militaire kopstukken van het land zich niet eerst bezinnen en de zaak bekijken en zien of ze in hun recht staan, of hun motieven en doelstellingen juist zijn, of ze genoeg kracht hebben en machtig genoeg zijn om het andere leger te overwinnen; dan staat het vast dat ze verliezen.

52 Daar maakte ook generaal Custer zijn noodlottige fout. Generaal Custer, zoals ik begrijp, had orders van de regering om het land van de Sioux-Indianen niet binnen te trekken, omdat ze religieuze feestdagen vierden. Het was een tijd van aanbidding; ze hadden een feest. Maar Custer werd dronken, en hij dacht dat hij het toch maar zou doen. Hij zou toch oversteken, of er nu orders waren of niet. En toen schoten ze de een of andere onschuldige neer – schoten op hen. Ik geloof dat ze enigen van hen raakten. Het waren verkenners, die uitgetrokken waren om op voedsel te jagen, om hun volk te voeden terwijl ze hun tijd van aanbidding hadden, en Custer, die overstak, zag hen, en dacht dat ze hen in de flank probeerden aan te vallen, en dus openden ze het vuur op deze verkenners. En deze verkenners ontkwamen en keerden terug. Wat deden ze? Ze bewapenden zich, en daar kwamen ze, en dat was het einde van generaal Custer – omdat hij niet eerst even nadacht.

53 Hij had daar niets te maken! Hij had geen recht om daar te zijn! Hij had de Indianen toch al helemaal van de Oostkust naar het westen verdreven. En ze hadden een verbond gesloten, maar hij verbrak het verbond. En toen hij het verdrag schond, toen verloor hij de strijd.

54 In een leger moeten bij het gereed maken voor de strijd eerst wat soldaten worden uitgekozen. Ze moeten worden gekleed om te vechten; ze moeten worden geoefend om te vechten. En ik geloof dat de grootste strijd die ooit werd gestreden nu gereed is om aan te vangen. Ik geloof dat God Zijn soldaten heeft uitgekozen; ik geloof dat Hij ze heeft gekleed, ze heeft geoefend. Het front is nu gevormd, gereed gemaakt om te beginnen.

55 Deze geweldige eerste strijd die ooit werd gestreden, begon in de hemel, toen Michaël en zijn engelen tegen Lucifer en zijn engelen vochten. De eerste strijd begon de eerste keer in de hemel; dus de oorsprong van de zonde lag niet op de aarde, ze lag in de hemel. En toen werd het uit de hemel geworpen, uit de hemel geworpen op de aarde en het viel op menselijke wezens. Toen werd het van een strijd van engelen een menselijke strijd. En Satan kwam om Gods schepping te vernietigen. Wat God voor Zichzelf had geschapen, kwam hij, Satan, vernietigen, dat was zijn doel om het te vernietigen. Toen begon de strijd hier op aarde, nu begon het in ons, en sindsdien heeft ze steeds gewoed.

56 Nu, voordat alles voor een gevecht in slagorde kan worden opgesteld, moeten ze eerst een ontmoetingsplaats kiezen, een plaats waar de strijd zal worden uitgevochten, een uitgekozen plek. In de eerste wereldoorlog werd het dus geplaatst in "niemandsland" en plaatsen waar ze vochten. Er moet een uitgekozen plaats zijn.

57 Zoals toen Israël ten strijde trok tegen de Filistijnen: er was aan elke kant een heuvel, waar ze zich verzamelden. En daar kwam Goliath naar voren en bralde tegen de legers van Israël. Daar ontmoette David hem, in het dal, toen hij de kleine beek overstak, die tussen de twee heuvels doorstroomde, en de stenen oppakte. Er moet een plaats zijn uitgekozen.

     En in dit geval is er een wederzijds grondgebied, niemandsland, en ze vechten hier op deze plaats. Het is niet: de een vecht hier, en de ander daar, en één vecht ginds; er is een strijdfront waar ze elkaar ontmoeten om hun krachten te meten; waar elk leger zijn kracht beproeft tegen het andere leger – een wederzijdse ontmoetingsplaats.

58 Nu, mis dit niet! Toen deze geweldige strijd op aarde begon, moest er een gemeenschappelijke ontmoetingsplaats zijn; er moest een plaats worden uitgekozen waar de strijd kon ontbranden en waar de strijd kon woeden; en dat strijdtoneel begint in het menselijk verstand. Daar begint de strijd. Het menselijk verstand werd gekozen tot slagveld, waar het zou beginnen; en dat is, omdat die beslissingen vanuit het verstand, vanuit het hoofd, worden gemaakt.

59 Nu, ze begonnen nooit vanuit de een of andere organisatie. Ze begonnen nooit bij de een of andere mechanische kwestie; daar lag nooit het oorspronkelijke slagveld. Daarom kan die organisatie nooit, nooit het werk van God doen, omdat het strijdperk waar u uw vijand tegemoet moet treden in het verstand ligt. U moet uw keuze maken. Het komt op u af.

60 Ik wil dat dit kleine meisje hier dat erg ziek is, hier nu zeker erg aandachtig naar luistert.

61 Beslissingen worden genomen in de gedachten, in het hoofd. Daar treedt Satan u tegemoet. En de beslissingen zijn er, omdat God een mens op die wijze maakte. Nu, ik heb... Als u hier op mijn briefje zou kijken, zou u zien dat ik een klein tekeningetje heb gemaakt. Ik had het hier niet lang geleden op het bord.

62 Het menselijk wezen is precies zo opgebouwd als een tarwekorrel. Het is een zaad, en het menselijk wezen is een zaad. Natuurlijk gesproken bent u het zaad van uw vader en moeder, en het leven komt van de vader, de stof komt van de moeder. Dus als de twee samenkomen, het ei en het bloed samenkomen, en in de bloedcel is leven, dan begint daarin de ontwikkeling van het kind.

63 Nu, elk zaad heeft een schil aan de buitenkant; aan de binnenkant zit het vruchtvlees, en binnen in het vruchtvlees zit de levenskiem. Wel, dat is de wijze waarop wij zijn gemaakt. Wij zijn lichaam, ziel en geest. De buitenkant, het lichaam, is de schil; aan de binnenzijde daarvan (het bewustzijn, enzovoort) is de ziel, en binnen in de ziel is de geest. En de geest beheerst al het andere.

64 Nu, als u zult gaan zitten als u thuis komt, en drie kleine ringen tekent, dan zult u ontdekken dat het buitenste lichaam vijf zintuigen heeft waarmee hij contact kan opnemen, en dat zijn zien, proeven, voelen, ruiken en horen; dat zijn de vijf zintuigen die het menselijk lichaam beheersen. Binnen het lichaam is een ziel, en die ziel wordt beheerst door verbeeldingskracht, bewustzijn, geheugen, redenering, en genegenheid; dat is de zaak die de ziel beheerst. Maar de geest heeft slechts één zintuig; de geest, o, laten we het begrijpen! De geest heeft één zintuig, en dat zintuig word beheerst door: Geloof of twijfel! Zo is het precies. En er leidt slechts één weg naar toe, dat is de vrije morele wil om te handelen. U kunt òf twijfel òf geloof aannemen, welke van de twee u maar wilt laten werken.

65 Daarom begint Satan bij het voornaamste deel om te bereiken dat de geest van de mens Gods Woord betwijfelt. God begon bij het voornaamste, om Zijn Woord in die geest te leggen. Daar bent u er, dat veroorzaakt het.

66 Als deze gemeente nu op dit zelfde moment zo aaneen gesloten en verbonden zou kunnen zijn, dat ieder eenstemmig was, zonder ook maar ergens een schaduw van twijfel, dan zou er binnen vijf minuten geen zwakke meer onder ons worden gevonden; er zou hier niemand zijn die verlangde naar de Heilige Geest, of hij zou het ontvangen. Als u slechts dat bepaalde ding voor elkaar kon krijgen!

67 Nu, daar begint de strijd – daar precies in uw verstand, of u zult... Nu bedenk, dat is geen Christian Science: 'de geest beheerst de stof'; dat heeft er niets... Het verstand aanvaardt het leven wat het Woord van God is, en brengt daar het leven voort. Uw gedachten alleen doen het niet, maar het Woord van God dat in het kanaal van uw gedachten wordt gebracht. Begrijpt u? Het is niet de gedachte, zoals de Christian Science het zegt, de geest die de materie beheerst. Nee! Dat is het niet! Maar uw verstand aanvaardt het en grijpt het. Waardoor wordt uw verstand beheerst? Door uw geest; en uw geest neemt het Woord van God op, en dat is de zaak waar leven in zit. Het brengt leven in u naar binnen.

68 O broeder, wanneer dat plaatsvindt, wanneer er leven in u binnenkomt door dat kanaal, dan wordt het Woord van God in u gemanifesteerd. "Indien gij in Mij blijft en Mijn Woorden in u blijven, vraag dan wat gij maar wilt en het zal u geworden."

69 Wat brengt dat dan teweeg? Uit het midden van het hart, wat de ziel is, van daaruit wordt elk kanaal gevoed. De moeilijkheid is, dat we hierbinnen met een heleboel twijfel staan en proberen te aanvaarden wat zich daar buiten bevindt. U moet daarmee ophouden, en langs dat kanaal komen met het ware Woord van God, en dan komt het vanzelf voort, automatisch. Het gaat erom wat er aan de binnenkant is. Dat telt, de binnenkant. Satans toegangspoort is van binnenuit.

70 Nu, u zegt: "Ik steel niet; ik drink niet, ik doe deze dingen niet." Dat heeft er niets mee te maken (ziet u?), het gaat om de binnenkant. Het maakt niet uit hoe goed u bent, hoe moreel u zich gedraagt, hoe waarachtig u bent – die dingen worden gerespecteerd – maar Jezus zei: "Tenzij een mens wederom geboren wordt..." Ziet u het? Er moet iets van binnen gebeuren! Als dat niet gebeurt, dan is dat een kunstmatige opmaak, want diep in uw hart verlangt u om het toch te doen.

71 Het kan niet kunstmatig zijn, het moet werkelijk zijn. En er is slechts één toegangsweg waarlangs dat daar kan komen, en dat is door de weg van vrije morele wil om te handelen; het komt uw ziel binnen door uw gedachten. Zoals een mens denkt in zijn hart, zo is hij. "Indien gij tot deze berg zult zeggen: 'Word opgeheven', en niet twijfelt in uw hart, maar gelooft dat hetgeen u zegt, geschieden zal; u kunt hebben wat u zei." Begrijpt u het? Daar bent u er. Ziet u? Daar is het strijdperk.

72 Als u maar eerst eens daarmee een begin kon maken. We verlangen er zo naar om dingen te zien gebeuren; we verlangen er zo naar om iets voor God te doen. Deze kleine dame is zo verlangend – ongetwijfeld is ze zo verlangend om te leven; ze wil gezond zijn. Anderen zijn hier die gezond willen zijn. En wanneer we over dat geval horen, zoals de dokter, de opwekking uit de dood, de grote machtige dingen die onze God heeft gedaan, dan verlangen we er naar. Maar de zaak is, we proberen om via deze zintuigen, zoals het bewustzijn, iets van hier vast te grijpen.

73 Zoveel mensen hebben vele keren het Woord verkeerd uitgelegd, en men heeft mij daardoor verkeerd begrepen, doordat ik mensen uitnodigde naar voren te komen. Ik zei dat ik er niet zo voor was om mensen naar voren te roepen; niet bedoelend dat u geen uitnodiging behoorde te doen, maar het gebeurt dat iemand een ander bij de arm pakt en zegt: "O broeder Jan, weet je wat? Jij en ik zijn altijd buren geweest; kom mee naar het altaar; kniel neer."

74 Wat is hij aan het doen? Ik wilde dat ik hier een schoolbord had, dan zou ik u kunnen laten zien wat hij doet. Hij probeert via zijn ziel op zijn genegenheid te werken. Dat werkt niet! Dat is niet de weg! Zeker niet. Misschien werkte hij wàt naar binnen? Een herinnering, via het zintuig van zijn ziel. "O broeder Jan, je had een wonderbare moeder; ze is lang geleden gestorven." – een herinnering. Ziet u? Dat kunt u niet doen, het moet komen via de lijn van de vrije wil. U, uzelf; laat het Woord van God... U komt niet omdat uw moeder een goede vrouw was, u komt niet omdat u een goede buurman bent; u komt omdat God u roept om te komen, en u aanvaardt Hem op grond van Zijn Woord. Dat Woord betekent alles.

75 Dat Woord, als u alles uit de weg kunt ruimen – heel uw geweten, alle zintuigen – en gewoon het Woord binnen laat komen, dat Woord zal het helemaal precies voortbrengen.

76 Hier, ziet u waarmee het bedekt wordt? U zegt: "Wel nu, eh..." U zegt: "Wel, dit geweten, en gevoelens enzovoort, hebben die er niets mee te maken, broeder Branham?" Zeker hebben die ermee te maken! Maar als u het Woord laat binnen komen en het bedekt met geweten, dan kan het niet groeien; het zal een misvormd woord worden. Hebt u ooit een goede graankorrel gezien die in de grond werd geplant? Laat er een stok overheen vallen en het zal geknakt opgroeien. Ieder, alles wat zo opgroeit zal dat, omdat iets het heeft gehinderd.

77 Wel, dat is er aan de hand met ons Pinkstergeloof vandaag. We hebben het door teveel dingen laten hinderen, het geloof dat ons werd onderwezen, de Heilige Geest die in ons woonde. We hebben teveel dingen – kijken naar iemand anders, de duivel probeert u altijd op iemands falen te wijzen, maar hij probeert u weg te houden van het echte getuigenis dat waarachtig is. Hij zal u soms op een huichelaar wijzen, die uitging om iets na te bootsen. Hij deed het niet, omdat hij iets nabootste. Maar als het van de ware bron van Gods Woord kwam: "Hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn Woord kan niet voorbijgaan." Het moet blijven. Ziet u het, zus?

78 Het moet worden aangenomen in het verstand; dan wordt het geloofd met het hart; dan wordt het Woord van God een werkelijkheid; dan wordt elk zintuig van ziel en lichaam gewoon gereinigd door de Heilige Geest. Dan merkt u God; bent u zich bewust van God; alles wat Goddelijk is vloeit door u. Er is nergens enige twijfel. Niets is er wat kan opkomen. Er is niets dat in uw gedachten kan opkomen en zeggen: "Wel, ik herinner me dat Juffrouw Jansen probeerde op God te vertrouwen. Mevrouw Zus-en-zo, mevrouw Doe probeerde eens op God te vertrouwen voor genezing, en ze faalde." Ziet u? Maar als dat kanaal gereinigd is, en gezuiverd, en van binnen gevuld met de Heilige Geest, dan komt dat zelfs niet meer in de gedachten op. Het maakt niet uit hoe het met mevrouw Jansen is en wat ze deed, het gaat om u en God samen, en om niemand anders dan om u tweeën. Daar bent u er; daar ligt uw strijd.

79 Dood hem bij het begin; dood hem meteen! Het gaat er niet om hoe lang u de strijd kunt rekken, het is de zaak om het op ditzelfde moment te stoppen. Als u zult komen, en u zult al die herinneringen, en het geweten, en al het denken erover, vasthouden: "Wel, misschien faal ik wel. Misschien is het wel niet goed." Doet u dat in geen geval! Gooi alles opzij en open het kanaal en zeg: "God, Uw Woord is eeuwig waar, en het is er voor mij. Al faalt de hele kerk, al faalt de hele wereld, toch kan ik niet falen, omdat ik Uw Woord neem."

80 Daar is de strijd; dat is de zaak. Waarom zou de Almachtige God een kankergezwel uit de borst van een vrouw verwijderen zonder een litteken achter te laten, en een kind daar laten liggen sterven? Zeker niet!

81 Een meisje kwam hier niet lang geleden van de middelbare school. Haar moeder belde mij op en zei: "Broeder Branham, mijn dochter heeft de ziekte van Hodgkin gekregen." (Dat is een kanker die zich vertoont als knobbeltjes.) En de doktoren namen er een stukje uit, een die in haar keel was opgekomen, stuurden het op, en het was zuiver de ziekte van Hodgkin.

82 Dus zei hij: "De volgende die doorbreekt, breekt misschien door bij haar hart; als dat gebeurt, is het afgelopen met haar." Hij zei: "Gezien de wijze waarop ze doorbreken, heeft ze niet meer dan ongeveer drie maanden te leven."

     De moeder zei: "Wat zal ik doen, zal ik haar terug naar school sturen?"

     Hij zei: "Laat haar gaan, omdat ze waarschijnlijk plotseling zal heengaan." En hij zei: "Laat haar gewoon begaan en laat haar zo normaal mogelijk leven als ze maar kan. Vertel haar er niets over."

     Dus de dame vroeg me: "Wat moet ik doen?"

     Ik zei: "Breng haar hier en laat haar in de gebedsrij komen." En ik zei: "Komt u met haar mee!" (Ik voelde een wat eigenaardig gevoel.)

83 En toen het meisje die morgen langskwam met lippen die er blauwachtig uitzagen van de make-up, zoals ze het op school hebben, en de kleine meid langs kwam (ik wist niet wie het zou zijn, ze hadden me opgebeld), nam ik haar hand. Ik zei: "Goede morgen, zuster." Daar was ze; dat was ze. Ik keek even naar haar moeder en zag dat ze beiden zonder God leefden, zonder Christus. Ik zei: "Hoe kunt u genezing aanvaarden op deze gronden? Wilt u Jezus Christus aannemen als uw persoonlijke Redder?" Ik zei: "Wilt u naar dit doopwater hier komen en gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van uw zonden?"

     Ze zeiden: "Dat willen we doen!" O, u weet wat er gebeurde!

84 Misschien zit de vrouw hier deze morgen. Velen van u kennen het geval. Broeder Mike Egan, een van de oudsten hier, heeft het geval gevolgd; dat was ongeveer vier, vijf jaar geleden. Het meisje werd teruggebracht naar de dokter; er werd zelfs geen spoor van de ziekte van Hodgkin in haar gevonden.

85 Wat was er aan de hand? Je moest eerst het kanaal openen! Je moet de Strijder nemen, de Heilige Geest, aan het front geplaatst om Gods Woord te nemen. Hij is het Woord, en Hij staat daar; en er is niets wat het dan zal tegenhouden. Er is niets – elk van de andere kanalen is gezuiverd.

86 Precies zoals een oude boiler waar de vlampijp van verstopt zit; je steekt hem aan en het ding zal ontploffen. Dat is aan de hand met zoveel ontplofte Christenen, omdat ze de kanalen niet reinigen; ze gaan niet naar de binnenkant. U moet het schoonmaken: geweten, herinnering, gedachten – alles opzij leggen en van binnenuit komen met dat onveranderlijke Woord van God – dat het de waarheid is. Het maakt niet uit of er vandaag aan die zijde tienduizend sterven, terwijl ze vertrouwden, en er morgen aan die zijde tienduizend sterven die vertrouwden, dat slaat niet op mij. Ik ben de persoon; ik ben degene die vertrouwt; ik ben degene die het gelooft!

87 En we zien ginds terug, als we dan onze kanalen willen openen, als we het kunnen, en zien, dan ontdekken we deze en die, en deze en die: duizenden zijn er die getuigen, maar de duivel zal proberen om onmiddellijk terug te komen. Ziet u, als hij daar alleen maar binnen kon komen, zou hij uw leger op hetzelfde moment op de vlucht hebben gejaagd. Als u uw zintuigen neemt – zien, proeven, voelen, ruiken, en horen – ze zijn goed, maar vertrouw er niet op, tenzij ze overeenkomen met het Woord. Ze zijn in orde, maar als ze in tegenspraak zijn met het Woord, luister er dan niet naar.

88 Nu, voorstellingen, geweten, herinneringen, redeneringen, en genegenheid, dat is in orde, als ze overeenstemmen met het Woord. Maar als uw genegenheid niet overeenstemt met het Woord, maak u er van los; u zult spoedig uw vlampijp laten ontploffen. Begrijpt u? Als uw redenering niet overeenstemt met het Woord, ga ervan weg! Zo is het. De machine... Als uw geheugen, als uw verbeelding, als uw geweten, als iets, wat dan ook, niet overeenstemt met dat wat daar binnenin is, maak u er dan van los!

89 Wat hebt u dan gekregen? U hebt een zonnestelsel. Halleluja! God stelde de sterren op hun plaats en zei: "Blijf daar hangen tot Ik je roep." Ze blijven daar. Er is niets wat hen zal gaan bewegen. Wanneer God een mens in Zijn hand kan krijgen, tot hij gevoelens, geweten, alles gezuiverd kan krijgen, totdat het er staat met God erachter in de Geest; dan is er geen duivel in de wereld die daar een twijfel naar binnen kan werken! Zo is het.

90 Als hij eraan komt en zegt: "Je voelt je helemaal niet beter", dan is uw bewustzijn daar zelfs niet meer vatbaar voor. De buis is zo schoon, dat hij een 'Halleluja' laat weerklinken. De uitlaatklep fluit: "God zij geprezen!" Hij jubelt het uit, net zo schoon en rein dat het Woord van God er door kan werken, de kracht van God. Ziet u? Dat is de hoofdzaak; daar is uw strijdtoneel. Uw slagveld is hier bij het begin, hier in de ziel, daar in uw verstand dat zich openstelt. Het verstand is de poort naar de ziel – de poort naar de geest liever gezegd. Uw verstand opent zich en aanvaardt de Geest, of verwerpt de Geest.

91 U kunt zich van kleine dingetjes bewust zijn, en kleine gevoelens en kleine sensaties, en al deze dingen hebben; dat heeft er niets mee te maken. Dat zijn slechts kleine gewaarwordingen en zo. Maar wanneer het tot de werkelijkheid komt, dan opent uw verstand zich ervoor. Uw geest [verstand] aanvaardt het, of verwerpt het. Dat is het vrienden. God, laat niemand van hen het missen! Ziet u het? Het is uw geest [verstand] die de deur opent (of de deur sluit) en luistert naar uw geweten, luistert naar uw herinnering, luistert naar uw genegenheden. Maar wanneer uw geest [verstand] zich voor deze dingen afsluit en God, de Geest van Zijn Woord, laat binnenkomen, dan blaast het de rest van het gedoe eruit! Elke twijfel is verdwenen; elke vrees is weg; elk gevoel van twijfel is verdwenen; elk gevoelen is verdwenen! Er staat daar niets dan het Woord van God, en daar kan Satan niet tegen vechten! O nee! Hij kan er niet tegen strijden. Nu, we weten dat dit de waarheid is.

92 Deze gevechten hebben gewoed sinds de dag van de hof van Eden, de strijd in het menselijk verstand. Satan begon ermee. Wat deed hij toen hij Eva ontmoette? Hij ontkende Gods Woord niet, maar hij vergoelijkte het. Hij stopte hier ergens een paar kanalen dicht. Hij zei: "God heeft zeker wel gezegd... (Genesis 3:1 Ziet u?) Zeker heeft God... Al deze dingen die Hij beloofde..." Hij wist dat het Woord juist was, maar hij wist dat hij niet maar zonder meer kon komen en het met een geweldige knal opblazen, maar hij deed er een laagje suiker over.

93 Zoals mamma ons vroeger medicijnen probeerde in te laten nemen, en probeerde om sinaasappelsap in wonderolie te doen. O, neem maar liever de wonderolie zonder de sinaasappelsap. Wat was dat huichelachtig! Ziet u? We moesten 's avonds opstaan en dan gaf ze ons ongezuiverde petroleum tegen kroep. En dan nam ze petroleum en deed er suiker op. Ziet u? Nogal huichelachtig, maar het brandde gewoon bijna je amandelen uit je keel als je het doorslikte als de suiker weg was.

94 Wel, zo is het, vrienden. Satan probeert er schijnheilig over te doen. Hij probeert om u iets beters te laten zien, een gemakkelijkere weg, een zinniger plan. Maar er bestaat geen verstandiger plan dan dat wat God in den beginne maakte – Zijn Woord! Houd vast aan dat Woord; krijg er vat op. Laat het vat op u krijgen! Blijf erbij! Daar gaat het om.

95 De strijd woedde toen Eva haar verstand openstelde om te luisteren naar haar redenering. Dat is de buis waar het binnenkwam; dat is het kanaal waardoor het verder kwam – haar redenering. In haar ziel redeneerde ze. Met haar ogen, met haar gezichtsvermogen zag zij de slang. Hij was mooi, knap, veel beter dan haar eigen man. Hij was de listigste van al de dieren des velds. En hij was waarschijnlijk een knappere man dan haar man; hij zag eruit als een geweldig mannelijk beest dat daar stond. Wat was hij geweldig, en hij probeerde haar te vertellen wat een geweldig iets het was. En het eerste wat ze deed was, dat ze haar verstand openstelde. En toen ze dat deed, kregen menselijke redeneringen er vat op. "Wel, zou dat niet sensationeel zijn!"

96 Dat is de zaak die hij vandaag met de vrouw bezig is te doen. De een of andere vrouw met een lieve man vindt de een of andere geweldige, grote mannelijk uitziende man; deze man zal proberen om het redeneren op gang te brengen. Bedenk, dat is Satan; dat is de duivel! Of omgekeerd, de man ten opzichte van de vrouw, de vrouw ten opzichte van de man, allebei. Wat doet hij? Hij richt zich op die redeneringskracht, dat bewustzijn waar iets doorheen begint te werken, maar: geef Gods Woord de eerste plaats.

97 Een mens kan er zelfs niet toe komen om... hij kan niet zondigen. Halleluja! Hier is het. Dit komt vers. Een mens kan niet zondigen tenzij hij eerst Gods Woord verwerpt! Hij kan zelfs niet zondigen (dat is ongelovig zijn), tenzij hij zich eerst ontdoet van het Woord van God, de tegenwoordigheid van God; eerder kan hij niet zondigen.

98 Eva kon niet zondigen, tot ze Gods Woord terzijde had gelegd, haar kanaal van de redenering naar haar ziel had opengesteld en was begonnen te redeneren: "Wel zeker, mijn man heeft me deze dingen nooit verteld, maar ik geloof dat u... Hij zei me dat ik dit niet behoorde te doen, maar weet u, u maakt het zo werkelijk; het is zo duidelijk. Ik geloof dat het wonderbaar zou zijn, omdat u het zo duidelijk voor me maakt."

99 Ziet u het? Daar was de eerste strijd. En door die strijd werd iedere andere oorlog die er ooit plaatsvond veroorzaakt, en elk bloedvergieten ooit; het werd veroorzaakt op dat moment in Eden. Zij betwijfelde Gods Woord.

100 En als het betwijfelen van één kleine jota van Gods Woord al deze moeite veroorzaakte, hoe zullen we dan terug gaan keren, als we het Woord betwijfelen? Dat kunt u niet. U moet al deze andere dingen afsluiten, bewustzijn, herinneringen en redeneringen, en al deze andere dingen: "Werp redeneringen terneer." We redeneren er helemaal niet over, helemaal niet. We aanvaarden gewoon het Woord op grond van dat "God het zei"; en het laat een stroom ontstaan tussen u en God. Elk kanaal tussen u en God komt dan open. Daar ligt de strijd, de allereerste frontlinie.

101 Nu, laten we geen .22 geweer gebruiken. Laten we een atoombom nemen. Laten we het werk goed doen. Laten we Gods atoombom nemen. "Wat is dat, broeder Branham?" G-e-l-o-o-f in Zijn Woord!. Dat is Gods atoombom, en dat laat ziekte en duivelen links en rechts wegvliegen. Het vernietigt ze, scheidt ze af. O, het vernietigt gewoonweg; het laat gewoon alles uit elkaar vallen wat goddeloos is. Wanneer die bom van geloof daarin valt met het Woord van God daarachter, dan slaat het elke duivel, elke ziekte, elke kwaal.

102 U zegt: "Is dat waar, broeder Branham? Nu, waarom gaat het bij sommigen wel, en niet bij anderen?" Het ligt aan het kanaal. U kunt er naar kijken en het zien, maar u zult het hierbinnen moeten hebben, die kant op kijkend. Niet van buiten erin kijken, u moet binnen zijn en naar buiten kijken. Ziet u?

103 U kunt niet komen door redenering; u kunt niet komen door deze andere dingen; u zult regelrecht via Gods kanaal moeten komen, regelrecht de ziel binnen. Hoe doet u het? Wat is het laatste kanaal? Het zal regelrecht verder redeneren en zeggen: "Gevoelens: O, ik kan het voelen. Ja, daar is het. Oei-oei. O, misschien kan ik het wel ruiken of zoiets. Die dingen zijn er, ja."

104 Vervolgens redeneert u: "Wel, het ziet er naar uit of hij zou moeten weten waar hij over spreekt. De dokter zegt dat ik niet meer beter kan worden. Dat behoorde toch..."

105 Ziet u? Op datzelfde moment bent u fout. Dat is de duivel die daar staat. Dat is de duivel die deze dingen in u naar binnen werkt; geloof het niet. Halleluja! Gods Woord sprak: "Voor alle dingen wens Ik dat gij wel vaart en gezond zijt." Zo is het. Hoe kunt u een echte soldaat zijn daarbuiten? "Voor alle dingen wens ik dat gij wel vaart en gezond zijt."

106 Daar zijn ze, die kanalen. Als u ze maar open krijgt; wil er toch niet aan voorbijgaan. Dan, als Satan daar doorheen kan komen, bij dit bewustzijn kan komen en al deze andere dingen, dan komt hij hier rechtstreeks bij het einde van de ziel in de gedachten. Nu, als hij u er maar toe kan krijgen om... U zult nooit op één ervan zien, tenzij u hem hier eerst hebt binnengelaten. U moet hem binnenlaten; dan, wanneer hij binnenkomt, kan hij macht uitoefenen.

107 Wat doet hij dan? Hij begint uw bewustzijn te gebruiken. Hij begint dit te gebruiken, begint deze uitgang te gebruiken. Wat is dat? Zien, proeven, voelen, ruiken, horen, voorstellingsvermogen, bewustzijn; geheugen, redenering, genegenheid; hij begint al die verschillende kleine kanalen te gebruiken, wanneer hij binnen kon komen in deze bovenste hier. Hij moet eerst in uw gedachten komen, en u moet het aanvaarden. Het zou...

108 Luister! Het kan tegen u op beuken, maar het kan niet bij u komen, tenzij u het aanvaardt. Toen Satan op Eva toeliep en zei: "Weet je, de vrucht is begeerlijk", toen stopte ze een ogenblik. O, toen maakte ze een fout – toen ze een ogenblik stopte. Stop nergens voor! U hebt de Boodschap! Jezus leeft; God is een Genezer; dat is de Boodschap. Stop niet, voor niets, voor geen redeneringen, nee nergens voor.

109 Maar zij stopte een ogenblik. Toen stapte Satan regelrecht die gedachten binnen. Ze zei: "Wel, het klinkt redelijk." O, doe dat niet! Neem slechts wat God zei.

110 Abraham, wat zou er gebeurd zijn als hij was gestopt voor redenering toen Hij hem vertelde dat hij een baby zou ontvangen bij Sara, terwijl zij vijfenzestig en hij vijfenzeventig was! En toen hij honderd en zij negentig was, beleed hij nog steeds dat Gods Woord waar was, en hij noemde die dingen die niet waren als waren ze er. Ziet u? Hij had zelfs geen hoop. Was er enige hoop? Hij gebruikte niet eens hoop.

111 "Wel," zegt u, "ik hoop dat het goed met me kan komen. Ik hoop dat ik gezond word. Ik hoop dat ik de Heilige Geest ontvang. Ik hoop dat ik een Christen ben. Ik hoop dat ik dit doe." U wilt dat niet! Abraham beschouwde dat zelfs nooit zo! Amen! Tegen hoop in geloofde hij nog steeds Gods Woord! Geloof gaat boven hoop uit. Geloof komt hierachter van binnen uit, geloof komt hier vandaan. Hoe komt hij binnen? Door dit verstand, deze deur, het strijdperk dat zich daar bevindt.

112 Nu, wanneer het zover is dat de strijd in slagorde is gekomen... Nu, de duivel zit vlakbij elk hart deze morgen. Hij zit bij het hart van dit kleine meisje; hij zit bij uw hart; hij zit daar overal. Hij zegt: "O, ik heb al eerder gezien dat je het probeerde; ik heb dat eerder gehoord." Gooi hem eruit! Dat is alles, gooi hem eruit. Wat zei de Bijbel hier in onze tekst? Om hem eruit te werpen; zo is het, werp hem uit.

113 Wij hebben training gehad, geloof ik. Wat is er met ons predikers, aan de hand? Ik vraag me af welk soort training we hebben gehad. God traint u voor deze grote strijd.

114 Mattheüs 24, en ook Daniël 12 spreekt ervan, dat er een tijd van moeite zou zijn zoals er nooit tevoren op aarde is geweest. En wij leven in die tijd waarin cultuur, en opleiding, en zulke zaken het Woord van God zijn gaan verstikken en we tot redenering enzovoort gekomen zijn. De strijd is nu aan de gang. Wie zal er standhouden? Halleluja! De strijd staat op het punt om los te barsten; ze staan nu in slagorde.

115 Kijk wat een geweldige tegenstander we ginds hebben staan. Wie zal zijn, zoals David zei: "Laat gij daar die onbesneden Filistijn de legers van de levende God uitdagen? Ik zal hem gaan bevechten." Amen! God wil mannen en vrouwen deze morgen die kunnen opstaan en zeggen: "Ik zal de Here op Zijn Woord nemen!" Amen! Ongeacht wat er faalt, waar deze het deed en wat die deed; dat heeft er niets mee te maken. U, Sauls enzovoort, als u bang voor hem bent, ga dan terug naar waar u hoort, maar Gods leger gaat voorwaarts. Amen! Dappere mannen, mannen met geloof, mannen met kracht, mannen met begrip. Ze hoeven niet schrander te zijn; ze hoeven niet bestudeerd te zijn; ze moeten kanalen zijn. God neemt die kleine kanalen. Zij stopte een moment om te redeneren, en te zeggen: "Welnu, laten we eens zien."

116 Wel, net zoals... Wat als deze kleine dame deze morgen... Ongetwijfeld heeft de dokter haar verteld dat ze wel zo ongeveer aan het eind van de weg is; dat er niets is wat er meer kan worden gedaan. Welnu, ik veroordeel die dokter niet. Die man is een wetenschapsman. Hij ziet dat de ziekte het lichaam van het kind heeft overwonnen. Het is buiten zijn bereik gekomen. Hij heeft geen medicijn dat het zal tegenhouden. Dus heeft die kanker die vrouw overwonnen. Zeker, de dood had die baby overwonnen, maar onze grote Bevelhebber (Halleluja!) van dit geweldige leger, Hij is de opstanding en het leven; niets kan Hem overwinnen. Halleluja!

117 Het brein van het leger vindt u in haar leiders, de intelligentie. Rommel was in Duitsland het brein van Duitsland – niet Hitler, Rommel. Zo is het. Eisenhower, een militair, Patton en die mannen die aan het front waren, het hing ervan af hoe zij de orders gaven.

118 Volgt u uw aanvoerder. Als hij de juiste soort generaal is, als hij van de juiste soort is, als hij een vier-sterren generaal is, als hij beproefd is, als het bewezen is dat hij goed is, volg hem dan! Hoewel het u verkeerd moge toeschijnen, ga door naar het front; doe zoals hij u zei te doen! Halleluja!

119 Wij hebben een vijf-sterren-Generaal, en Zijn Naam wordt gespeld: J-e-z-u-s, die ons vijf sterren geeft: F-a-i-t-h [Geloof – Vert] Hij heeft nog nooit één veldslag verloren. Halleluja! Hij heeft dood, hel en graf overwonnen. Ruim de duivels uit de weg. Hij is de grote Opperbevelhebber. Dus de duivel komt gewoon niet aan bod.

120 De grootste strijd die er ooit woedde, staat nu helemaal op het punt los te barsten. Zeker. O, Halleluja! Wanneer ik eraan denk, toen ik daar stond en Hem dingen zag doen, Hem dingen zag openbaren, dingen ontsluiten, en zei: "Het zal op deze manier zijn en op die manier", en daar gebeurt het! O, kijk hier terug en zeg: "Wie is deze geweldige Leidsman?" O, ik kijk niet om om te zien of het Doctor Zus-en-zo is. Ik zie wat de Leidsman zei; Hij is de Leidsman van onze verlossing. Halleluja! Wat is verlossing? Bevrijding! Glorie! Hij is de Leidsman van onze bevrijding!

121 Het grote uur van het bevel: "Valt aan!" is op handen. Halleluja! Soldaten met vliegende vaandels en fonkelende wapens. Geloof en twijfel stellen zich vanmorgen in slagorde in deze tabernakel op – twijfel aan de ene kant, geloof aan de andere. Soldaten, sta op uw post! Halleluja! Onze Leidsman, de Morgenster, voert ons aan. Hij trekt nooit terug. Nooit, Hij kent het woord terugtrekken niet. Hij hoeft niet terug te trekken. Amen! Zeker niet!

122 De grootste strijd die ooit werd gestreden, is nu hier binnen bezig (ja zeker!) tussen leven en dood, tussen ziekte en gezondheid, tussen geloof en twijfel (o!), tussen vrijheid en slavernij. De strijd woedt. Poets je speren, soldaten; wrijf de wapenrusting op.

123 God brengt Zijn strijders in gereedheid. Amen! God zalft Zijn leger. Amerika kleedt haar soldaten met het beste wat ze maar aan kleding kunnen krijgen: stalen helmen, en wapenrustingen, en wat ze maar hebben, gepantserde tanks, en waar ze maar in zitten. God kleedt Zijn leger. Halleluja! Wat voor soort uitrusting gebruiken wij? De Geest van het Zwaard, het Woord van God. Amen! Het Woord van God is scherper dan een tweesnijdend zwaard (Hebreeën 4), en scheidt zelfs gewrichten en merg, en onderscheidt zelfs de gedachten des harten, het Woord van God. Om Zijn Woord te geloven, dat is de manier waarop God bewapent.

124 Dat gaf Hij Eva om haar mee te bewapenen, maar zij legde haar wapenrusting af. Hoe deed ze het? Door haar verstand open te stellen voor redenering. Over Gods Woord redeneert u niet, Daarover valt niet te redeneren. U neemt gewoon Gods Woord. Er bestaat geen twijfel over; er komt geen redenatie bij te pas; het is Gods Woord, en dat maakt het vast! Dat is alles. Dat maakt dat het voor immer vaststaat. Zie je wat ik bedoel, lieverd? Gods Woord. God beloofde het. God heeft het zo gesproken.

125 Ze zeiden tot Abraham: "Hoe weet u dat u die baby zult krijgen?"

     "God zei het!" Dat maakte het vast.

     "Wel, waarom heb je hem nog niet?"

     "Ik weet niet wanneer ik hem zal krijgen, maar ik zal hem krijgen. God heeft het gesproken. Dat houdt me geen moment tegen!" Hij vatte...

     "Waarom ga je niet terug naar je huis waar je vandaan komt?"

     "Ik zal een pelgrim en een vreemdeling zijn in dit land." Amen. ...?... "God deed de belofte; God zal de baby hier geven in dit land waar Hij me heen zond."

126 Halleluja! God zal u genezen, hier in deze atmosfeer van de Heilige Geest, waar Hij u heenzond. God zal het aan u geven; geloof het slechts! Amen. Open die kanalen van de ziel en van het lichaam, en zintuigen en bewustzijn, en... Laat Gods woorden er gewoon in doordringen. Neem eerst dat verstand; daar bevindt zich het strijdperk. Zeg niet: "Wel, als ik het zou kunnen voelen... Als ik zou voelen dat de heerlijkheid van God viel..." O, dat heeft er niets mee te maken, helemaal niets. Open dat verstand, dat is het strijdperk, daar maken de slagorden zich gereed, hier in de frontlinie, uw verstand. Open het en zeg: "Ik... Elke twijfel, ik betwijfel mijn twijfels." Amen! "Ik betwijfel mijn twijfels nu; ik geloof Gods Woord. Hier kom ik, Satan!" Er zal iets gaan plaats vinden. Zeker. Ja zeker!

127 Hij zalft Zijn dienstknechten met Zijn Geest; Hij zendt hun engelen. De mensen maken soms gekheid over engelen. Laat ik hier even een ogenblik iets met u opslaan. Laten we hier even naar Hebreeën gaan, Hebreeën het vierde hoofdstuk. Het vierde hoofdstuk, en laten we – ik bedoel het eerste hoofdstuk van Hebreeën, en laten we nu het veertiende vers opslaan:

     Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven?

     "Tot wie van de engelen heeft Hij ooit gezegd: 'Zet U aan Mijn rechterhand'?" – al de engelen van God.

128 Nu, hier komt de Bijbel zelf en vertelt ons dat God engelen uitzendt. Glorie! Wat zijn ze? Dienende geesten. Glorie! Dienende geesten die van waaruit worden gezonden? Vanuit Gods tegenwoordigheid. Om wat te doen? Om Zijn Woord te bedienen. Amen! U bent er niet om de een of andere theologie van de een of andere denominatie-groep te prediken, maar om Zijn Woord te bedienen. Dat zijn Zijn dienende geesten die worden uitgezonden.

129 Hoe weten we dat ze het zijn? De Bijbel zei dat het Woord van de Here tot de profeten kwam. Is dat juist? Deze engelen bedienen Zijn Woord door Zijn Geest, prediken het Woord door de Heilige Geest; en de Geest en het Woord kwamen tot de profeten; en de profeten hadden het Woord van God. Dat is de reden dat zij de wonderen konden doen die ze deden. Het was niet de mens, het was de Geest van God in de mens, de Geest van Christus in de mens. Want het Woord van God...

130 Wat had hij gedaan? Hij had elk kanaal gereinigd. God had hem gekozen, en hij was gezalfd met de Heilige Geest, en hij was het zelf niet. Hij deed nooit iets, totdat hij het in een visioen zag. Elia zei op de berg Karmel: "Dit alles heb ik gedaan op Uw bevel. Nu, Here, moge bekend worden, dat Gij God zijt." O, God zij geprezen!

131 Ik heb het zoveel keren gezien. Wanneer je ziet dat de Geest van God een plaats beroert, en die plaats onder de zalving komt. Als deze kleine groep hier binnen vanmorgen alleen maar deze gezindheid kon aannemen, en elke twijfel uit de weg kon ruimen. Hoe kunt u nog steeds twijfelen, wanneer u ziet dat de doden worden opgewekt, dat de lammen lopen, de blinden zien en de doven horen?

132 De Engel des Heren, Zijn foto hangt hier zelfs aan de muur, heeft de wetenschap overal in verlegenheid gebracht. Wat doet Hij? Blijf zuiver bij het Woord. Amen! Het velt elke duivel. Ja, dat doet het. Wat is het? Het zijn de dienende geesten die uit de tegenwoordigheid van God worden gezonden om de sprekers van het Woord, die bij het Woord blijven, te zalven, en Hij bevestigt het Woord met de tekenen die volgen. Het brengt Jezus voort als Dezelfde, gisteren, heden en voor immer. Daar is Hij.

133 Hoe zouden we kunnen twijfelen, terwijl het zowel wetenschappelijk, stoffelijk, geestelijk, op elke mogelijke wijze, is bewezen dat Hij hier is. Wat is er aan de hand? Het ligt aan onze gedachten. We openen ons verstand voor de dingen, we zeggen: "Wel, ik weet nog zo net niet of het zo zou kunnen zijn. Misschien, als ik me morgen beter voel..." O, dat heeft er helemaal niets mee te maken!

134 Zoals ik al dikwijls heb gezegd: Abraham zou tegen Sara hebben mogen zeggen... Ze was al voorbij de leeftijd dat ze een vrouw was... (u weet wat ik bedoel?), de tijd van leven, haar achtentwintig dagen. Ziet u? Ze was vijfenzestig jaar oud; ze was er waarschijnlijk al vijftien, twintig jaar overheen. En hij had misschien tegen haar gezegd na een paar dagen: "Voel je je al wat anders, lieveling?"

     "Helemaal niets anders."

135 "Dat heeft er helemaal niets mee te maken; we zullen toch doorgaan. Wel nu, als jij weer opnieuw begint als een jonge vrouw, dan weten we dat door dat levensbloed... wel dan zullen we ontdekken dat het de baby zacht zal ontvangen en alles zal in orde zijn. Nu, voel je je vandaag al een beetje anders? Het is een maand geleden sinds Hij het me beloofde. Voel je je al een beetje anders, lieveling?"

136 "Helemaal niet, Abraham. Er is geen enkel teken, niets. Ik ben nog precies zoals ik nu de laatste paar jaren ben geweest; er is helemaal geen verschil."

     "God zij geprezen, we zullen hem hoe dan ook krijgen!"

     "Bedoel je, Abraham, als het... Kijk, als Hij het je beloofde, zou Hij ons zeker een teken in deze richting hebben gegeven. Zeker zou Hij ons een teken hebben gegeven!" Ha! Halleluja!

137 Een zwak en overspelig geslacht zoekt naar tekenen. Zo is het! Hij had een teken. Wat was het? Gods Woord, dat was een teken. Hoe kon God Zijn kind genezen? Gods Woord had het gesproken. Of ik nu wel een gevoel ervaar of geen gevoel, het maakt niet uit wat er gebeurde, God heeft het zo gezegd, en dat maakt het vast.

     Abraham zei: "Haal je hoeden en alles bij elkaar, we gaan het land uit."

     "Waar ga je heen?"

     "Ik weet het niet (Amen!), maar we gaan hoe dan ook. Daar gaan we!" Ze pakten in en gingen. Halleluja! Dat is het werkelijke Woord van God. Wat haalde hem eruit? De belofte Gods, het Woord van God. "We zullen hem gaan krijgen."

138 "Kom uit van onder uw volk, Abraham, want het zijn twijfelaars en ongelovigen, en ze zullen u in dezelfde situatie brengen. Kom er uit en scheid uzelf af en leef voor Mij." Wat is het? "Laat alles los wat u zich bewust bent, en uw gevoelens, en tekenen die u... op die manier; open uw verstand, en bedenk dat Ik het ben. Kom, leef met Mij." Amen!

139 God roept elk zaad van Abraham deze morgen tot datzelfde soort leven. De geweldige strijd is nu aan de gang, over de hele wereld. God wil dat Zijn kinderen zich afscheiden, van wat? Van zien, proeven, voelen, ruiken, horen, verbeelding, bewustwording, redeneren, genegenheid, alles. Om hun verstand te openen en het Woord te laten binnen komen en door te marcheren met het Woord. Dat is een werkelijke soldaat.

140 Dat is de manier waarop de sterren staan. Het zonnestelsel is niet veranderd. De dierenriem, de morgenster komt elke morgen op, om op zijn post te staan, helemaal precies zoals ze het deed toen de aarde werd geschapen. De Avondster neemt haar plaats in. Elke ster, de kleine beer – precies op het goede moment in het seizoen staat ze precies op de plek waar ze wordt verondersteld te staan. De Poolster staat onbeweeglijk en verroert zich nooit. Halleluja! De hele zaak draait om de Poolster – heel de rest, omdat deze precies in de as van de aarde staat; dat is Christus. Amen!

141 Hij staat daar, beveelt Zijn leger als een geweldig veldheer. Zoals Mozes op de berg stond met zijn handen opgeheven en Israël vocht, ze sloegen zich er een weg doorheen; en hij stond daar met zijn handen opgeheven. Hij stond daar met zijn handen opgeheven tot de zon onderging; ze moesten zijn handen omhoog houden. Dat was Mozes; hij was een type van Christus. Om er zeker van te zijn dat Zijn handen omhoog bleven, werden Zijn handen aan het kruis genageld. Halleluja! En Hij beklom de bolwerken van de heerlijkheid vandaag met Zijn bebloede klederen, voor God, aan de rechterhand van Zijn Majesteit daar. En de strijd voor elke soldaat is om zijn weg erdoorheen te slaan (het maakt mij niet uit wat er plaats vindt) met het Woord van God zal hij zich een weg hakken naar de vrijheid. Amen!

142 Zoals een kuiken in een ei: wat als hij bang is om te piepen? Wat als hij bang is om in het ei te pikken? Wat als het kuikentje binnen in het ei, als dat vogeltje bang was om aan de eierschaal te komen? Wat als hij daarbuiten een geluid zou hebben gehoord, dat sprak: "Kom niet aan die dop; je zou je kunnen verwonden?" Maar de natuur in de vogel zelf zegt hem: "Pik ertegen! Sla er een gat in!"

143 Laat al de oude organisaties zeggen: "De dagen van de wonderen zijn voorbij. Je zult je pijn gaan doen. Je zult tot fanatisme komen."

144 Pik regelrecht op de dop in, zo hard als u kunt. Halleluja! "Satan, ga uit de weg; ik kom hieruit vandaan; ik blijf hier niet langer liggen; ik blijf hier niet langer zitten; ik blijf hier niet langer op het grondgebied van de oude duivel; ik pik mij een weg naar buiten vanmorgen! Amen! Ik ben een adelaar!" Amen! Halleluja!

145 Die kleine adelaar, die daar met zijn nek als van een mechanische hamer tegen die dop pikt, ongeacht hoe hard de schaal is, hij pikt zich er regelrecht doorheen. Het eerste wat hij kon, weet u, was dat hij zijn vleugels een beetje kon uitslaan. Het was in orde met hem.

146 Pik uw weg naar buiten; zo is het. Hoe doet u het? Beukend met ZO SPREEKT DE HERE, ZO SPREEKT DE HERE, ZO SPREEKT DE HERE; tenslotte begint hij wat frisse lucht te ruiken. ZO SPREEKT DE HERE! U hebt uw hoofd al buiten. ZO SPREEKT DE HERE! Druk nu hard door, u komt naar buiten! Hij gaat nooit meer terug in de dop. Amen! Hij is vrij. O, dat Woord, wanneer het zich eenmaal heeft vastgezet, door al die gevoelens, en dat bewust worden en al die dingen, tot het zich hier heeft vastgezet, en dat verstand zich opent en het binnen laat (o God, heb genade), dan is er nooit iets in staat om het weer tot slavernij te brengen. U bent vrij. Hij die de Zoon heeft vrijgemaakt is uit de schaal.

147 Uw denominatie kan u nooit meer terugroepen; de duivel zou nooit meer iets met u kunnen beginnen; hij sist en huilt tegen u, maar u bent op de hoofdweg, u loopt met hoge snelheid op de hoofdweg. O, voorttrekkend op de koninklijke hoofdweg, een gezalfde strijder van het kruis. Al u arenden, verkondig met geloof dat Jezus "het licht der wereld" is, omhoog marcherend op de koninklijke hoofdweg.

148 Zeker! Ja zeker! Dit zijn dienende geesten die gezonden zijn uit de tegenwoordigheid van God om dienaren te zijn. Om wat te bedienen? Zijn Woord – niet de een of andere theologie, maar Gods Woord. Zij zijn dienende geesten, uitgezonden van God om te dienen, dienende geesten. O! En bedenk, als hij iets verkondigt dat buiten het Woord is, dan kwam het niet van God, omdat Uw Woord in de hemel altijd wordt bevestigd. Altijd waakt God er in de hemel over, over het Woord, en Hij zal nooit een geest zenden om iets te prediken dat niet het Woord is.

149 Hij zal nooit een geest zenden met een geweldige titel zoals Dr., Ph.Dr., één met zijn boord achterstevoren en al dat soort dingen, die zegt: "Wel, natuurlijk, de dagen dat er wonderen gebeuren zijn verleden tijd. Dat weten we allemaal." Nee, nee! Dat kwam niet van God, het is in tegenspraak met het Woord. Amen! Hij zendt degenen die de Geest van het Woord prediken. Amen. (O, ik had nog ongeveer vier of vijf dingen, maar ik zal het deze keer laten liggen, en het volgende zondag nemen. Goed!)

150 Satan en zijn demonen zijn gezalfd. Als deze geesten van de engelen gezalfd zijn om u het Woord te brengen, om te maken dat u het Woord gelooft... Nu, zou u kunnen begrijpen dat u ooit een profeet, een werkelijk profeet van God, zou kunnen horen die Gods Woord ontkent? O nee! Wat gebeurde er toen de organisaties van hun dagen opstonden en zeiden: "Nu, hij is fout." Toen stond hij alleen, in zijn eentje. Hij zei: "Het is juist."

151 Kijk eens naar Micha daar vroeger, de kleine heilige roller (begrijpt u?), de zoon van Jimla. Er stonden daar vierhonderd gezalfde – dat werden ze verondersteld te zijn – gezalfde profeten, allemaal goed doorvoed en verzorgd, met geweldige academische graden, zeer bestudeerde en verfijnde geleerden, en ze zeiden: "Trek op, onze trouwe koning. De Here zal met u zijn. Dat hoort ons toe; Jozua gaf het aan ons, trek dus op en neem het. Dat is precies in orde. Trek op en neem het in."

152 Wat zei hij? Wel, weet u, Josafat zei: "Is hier niet nog een profeet des Heren?" Wel, ze hadden er vierhonderd; waarom de vierhonderd niet geloven? Hij zei: "Maar u hebt zeker ergens nog wel een andere."

     Hij antwoordde: "Wel, we hebben er nog een. Er is er nog een, maar o, ik haat hem."

     "Dat is de man naar wie ik graag zou luisteren." Ziet u? Hij zei: "Breng hem hier. Laten we zien wat hij zal zeggen."

153 En dus gingen ze heen en zeiden hem: "Nu luister! Zet je preek heel goed in elkaar deze morgen, omdat je voor de koning moet prediken. Je moet prediken voor heel de raad van predikanten van Zus-en-zo (ziet u?) van Palestina, de voltallige raad van predikanten." Nu, u herinnert het zich, hier is wat ze zeiden: "Zegt u hetzelfde; gelooft u hetzelfde!"

154 Die kleine... Daar had hij de verkeerde man te pakken! Die man had dat redeneren al overboord gegooid. Hij had de kanalen al schoongemaakt (ziet u het?), zijn bewustzijn, en...

155 "Wel, wel, weet u wat ze zullen doen? Als u hetzelfde zult zeggen, kan ik me voorstellen dat ze u districtsoudste zullen maken, waarschijnlijk doen ze dat. Ze zullen u aanstellen tot algemeen hoofd van het plaatselijke district hier, als u alleen maar met hen wilt instemmen." Dat was geen echte man Gods.

156 Wel, zijn kanalen waren gezuiverd, heel zijn geweten en alles was rein; zijn geest was open voor het Woord van God; alleen het Woord van God zou hij geloven. Dat zijn dienende geesten; dat is een dienende geest. Hij zei: "Ik weet nu niet wat te zeggen, maar ik zal u dit vertellen: ik zal alleen zeggen wat God mij vertelt te zeggen." Dus wachtten zij die nacht af; hij kreeg een visioen.

157 De volgende morgen, ik zou me kunnen voorstellen dat Micha de Schriften doorkeek en zei: "Nu, laten we eens kijken, is dat visioen... Nu, al die mannen... Er klopt hier ergens iets niet, omdat dit in tegenspraak is met wat zij hebben gezegd. Maar wat zou er geschreven staan? Laten we eens zien wat Elia, de profeet, vroeger heeft gezegd, want we weten dat hij een profeet was. Eens kijken welk Woord van de Here tot Elia kwam, ja, en wat stond er? 'En de honden zullen Izebels bloed lekken. De honden zullen haar verslinden vanwege de rechtvaardige Naboth.'" Toen hij dat zag, zag hij dat zijn visioen helemaal klopte met het Woord van God. Die oude Achab stond wat te wachten.

158 Hij liep daar regelrecht heen en zei: "Trek op,... maar ik zag geheel Israël..." Ziet u, toen schaamde hij zich niet om zijn visioen te vertellen, omdat het het Woord van de Here was. Hij wist dat hij die zaak gewoon volmaakt kon aanvaarden. Waarom? Hij had zijn hart en zijn verstand geopend voor het Woord van God, en het Woord van God had zich daarop geopenbaard, zodat hij wist dat het volmaakt het Woord van God was.

159 Nu zegt u: "O, als ik maar een Micha zou kunnen zijn!" Dat kunt u; u bent het! Jij bent het ook, lieverd. U bent een Micha, de profeet. Wat kunt u doen? Uw verstand openstellen. Wat probeer ik u deze morgen te vertellen? Het Woord van de Here. Ziet u? Open uw verstand; zeg: "Nu, weet u, ik geloof zeker dat ik genezen kan worden."

160 "Wel, wat is het dan? Is het het Woord van de Here?"

161 Zeker is het het Woord van de Here! En deze vent hier zegt: "De dagen van de wonderen zijn voorbij, u kunt dit niet maken..." Vergeet dat! Stel God op de eerste plaats! Hier komt het Woord van de Here, en hij sprak het, en zo was het.

162 Nu, wat deed Satan? Satan had de anderen gezalfd. Nu, Satan zalft zijn dienstknechten. O zeker, zeker! Hij zalft zijn dienstknechten. Waarmee zalft hij hen? Met ongeloof. Satan en zijn demonen zalven de mensheid om het Woord van God niet te geloven. Nu, als u daar de bevestiging van wilt zien, slaat u dan Genesis 3:4 op.

163 Laten we daar even naar terug gaan en hier even een ogenblik naar luisteren om te zien of dat niet zijn eerste tactiek was. Dat was het eerste wat hij deed; hij verandert nooit deze tactiek; hij gebruikt het altijd. Nu, kijk of dat gebeurt. Nu, hij was het niet oneens over het Woord; hij maakte alleen maar dat zij dat wat verkeerd uitlegde, weet u, om het gewoon een beetje te laten klinken op de manier dat hij wilde dat het klonk – niet het hele Woord nemen. Nu, Genesis, ik heb hier Genesis 3, vers 4. Laten we kijken wat daar staat. Goed.

     De slang echter zeide tot de vrouw; gij zult niet zekerlijk sterven,...[King James vertaling – Vert]

     ... niet zekerlijk sterven: ziet u hoe hij er met zijn citeren omheen draaide? "O, wij geloven dat de dagen van de wonderen voorbij zijn. Wij geloven niet dat er zoiets bestaat, dat mensen de Heilige Geest ontvangen zoals ze het met Pinksteren ontvingen. O, hoe u ook wordt gedoopt, maakt geen enkel verschil." Ziet u de duivel? Ziet u zijn list?

164 "Wel, als de dokter u zei dat u niet gezond kunt worden, dan is er niets meer aan te doen."

165 Nu, niet om de dokter in een verkeerd daglicht te stellen of niet te geloven, de dokter werkt op het vlak van de wetenschap. En de dokter heeft alles gedaan wat hij kan om het leven van die persoon te redden, maar het leven kan niet worden gered, omdat hij niets anders meer weet te doen; hij is aan het einde van zijn kunnen. De man is eerlijk.

166 Maar nu, de boom van kennis is in orde, maar wanneer u zover bent gegaan als hij reikte, stap dan over op de Boom des Levens en blijf gewoon doorgaan. Amen. Dat is het. Het zal slechts tot zover werken. Ja!

167 Nu, wat doet deze tactiek van Satan nu? Wat werd hier gezegd? Nu kijk, het eerste en het tweede vers. Nu, laat ik vers 1 tot en met 3 lezen:

     De slang nu was listiger dan al het gedierte des velds, dat de HEERE God gemaakt had; en hij zeide tot de vrouw: Is het ook, dat God gezegd heeft: Gij zult niet eten van alle boom van deze hof?

168 Luister nu naar hem, hoe gemeen hij wordt en hoe hij dat Woord verbloemt. Ziet u? Wat probeert hij te doen? Door te dringen in haar gedachten. Ziet u het? Hij spreekt tot haar nadat het Woord daar al verschanst was, Nu, laat Satan geen enkele versterking bouwen. Ziet u? Houd Gods Woord verschanst in uw hart. Begrijpt u? Doet u hetzelfde. Nu kijk, u Micha's.

     Toen zeide de vrouw tot de slang: Van de vrucht van het geboomte in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom, die in het midden... (midden, ziet u?) ... die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: Gij zult daarvan niet eten noch die aanraken; anders zult gij sterven.

     Ziet u het? Nu, dat is het Woord; zij citeerde het weer terug aan hem. Let nu op!

     De slang echter zeide tot de vrouw: Gij zult niet zekerlijk sterven,...

169 Ziet u zijn tactiek? Ziet u het? Wat probeert hij te doen? Dat eerste menselijke wezen, hij probeert die dierbare vrouw daar, Gods dochter, te zalven met ongeloof in Gods Woord. Dat is precies wat hij probeert haar te laten doen. Zo probeert hij het met jou te doen, lieverd. Zo probeert hij elk van u daar te krijgen, u te zalven. En het enige wat u hebt te doen... Nu, u hebt een vrije keuze; u kunt het aannemen als u het wilt, maar schop het eruit!

170 Als Eva dat moment maar niet was gestopt om te luisteren! Stop voor niets! Sta niet stil!

171 Toen Eliza tegen Gehazi zei: "Neem mijn staf, ga heen en leg mijn staf op de dode baby. Als iemand tot je spreekt, spreekt niet terug. Als iemand je probeert tegen te houden, blijf gewoon doorgaan."

172 Kijk naar de vrouw toen ze haar knecht riep. Ze zei: "Zadel een muilezel en drijf hem aan, en houd niet op voor ik het u vraag." Dat is het! Wanneer u de Boodschap hebt ontvangen, blijf dan doorgaan. Amen! Ze zeggen: "Ik kan niet nog eens lopen. Nu – o, ik word zwak." Blijf gewoon doorgaan; stop niet! Leg alles opzij, en blijf doorhakken. Broeder, u hebt het Zwaard in uw hand gekregen, blijf slechts doorhakken.

173 Ik ging eens naar een voetbal-stadion en zou gaan prediken, en ik stopte bij de deur en keek omhoog, daarboven stond: "Het is niet de grootte van de hond in het gevecht, het is de grootte van de vechtlust in de hond." Dus dat doet de strijd winnen. Ziet u?

174 U zult zeggen: "Wel, kijk naar al de grote kerken die hier tegen zijn." Het maakt mij niet hoe groot ze zijn, het is de strijdlust in de hond die telt. Het is het geloof dat in ieder persoonlijk is. Als u een lafaard bent, ga dan terug naar moeders pappot. Wel, broeder, als u een soldaat bent, houd daar stand, er is een strijd aan de gang. Goed en kwaad zijn in een strijd gewikkeld. Laten we vechten.

175 Zoals toen Peter Cartwright een stad binnenging, en zei: "De Here zei me om hierheen te komen en een opwekking te houden." Hij huurde een oud pakhuis, ging er binnen, en begon het schoon te maken.

176 En de grote tiran van de stad, met een pistool op zijn heup, kwam eraan en liep de deur binnen... Iemand had gezegd: "Wat is die kerel ginds aan het doen?"

     Ze zeiden: "Hij is prediker. Hij zal een samenkomst gaan houden, zei hij."

     "Wel", zei hij, "ik vermoed dat ik er even heen zal gaan om hem op straat te smijten, en hem daaruit te jagen. Dat is alles. We willen hier in onze buurt geen samenkomst."

177 Dus hij gaat daarheen en stopt bij de deur; en Peter Cartwright had zijn jas aan, weet u, en hij was net bezig de ramen en de muren te wassen – een klein ventje, weet u. De oude prediker lachte hem uit, weet u, omdat hij kip at met zijn handen (wat tegenwoordig etiquette is, weet u). Dus hij was net bezig om de ramen te wassen en van alles in orde te maken. Die bullebak liep erheen, trok aan zijn jas, pistool op zijn heup, en zei: "Wat ben jij aan het doen?"

178 "O", zei hij, "ik ben aan het ramen zemen." Hij bleef gewoon doorgaan met ramen te zemen, weet u. Hij had maar één doel: God had hem gezegd een opwekkingsdienst te houden. Ziet u? Hij bleef gewoon doorgaan met ramen zemen. Ziet u?

     Hij zei: "Wij staan hier geen opwekkingen toe."

     Hij antwoordde: "O, maar de Here heeft me gezegd om deze opwekking te houden." Ziet u, Hij bleef gewoon doorgaan met zijn werk. Ziet u?

     Hij zei: "Er is iets wat je moet begrijpen." Hij zei: "Ik deel hier in deze stad de lakens uit."

     Hij zei: "O ja?" en bleef gewoon doorgaan met ramen zemen, weet u.

     Hij zei: "Voor je een opwekkingsdienst houdt zul je mij er eerst uit moeten slaan!"

179 Hij zei: "O, moet ik dat? Wel, dan zal ik dat maar als volgende doen!" Hij trok zijn jas uit, liep op hem af en pakte hem bij de kraag, sloeg hem tegen de vloer, sprong boven op hem, en zei: "Ik zal moeten vechten, wil ik regeren. Vergroot mijn moed, Heer." Hij sloeg hem bont en blauw, en vroeg: "Genoeg gehad?"

180 Hij zei: "Ja." Hij stond op en schudde hem de hand; hij werd die avond gered in de kerk. Daar hebt u het. Ziet u? Neem gewoon het Woord van God en sla u een weg door elke twijfel! Ziet u het? Zeker, dat is het! Als dat het volgende karwei is, laat het worden gedaan. Zo is het! Het volgende wat ik heb te doen is mijn twijfels kwijt te raken, ze neer te slaan.

181 Dat is mijn volgende karwei: om al mijn opgewonden verwardheid uit de weg te ruimen. Als mijn zintuigen mij vertellen: "Wel, je voelt je slecht", dan is het volgende: die zaak af te kappen. Zo is het.

182 U zegt: "Wel, ze vertellen me dat uh... Weet u, mijn geweten zegt me, broeder Branham, dat ik kan..." Wel, u kon maar beter die zaak weghakken, anders zult u nooit verder komen dan zover. Zorg gewoon dat uw volgende werk wordt gedaan. Trek uw jas uit en stort u er meteen in. Blijf gewoon doorgaan. Eén doel: "Ik zal gaan winnen." Amen! "Ik kan niet verliezen. Ik zal winnen." Amen!

183 Satan zalft. Ziet u? Wat was zijn eerste tactiek? Wat was de eerste plaats die hij moest veroveren? Het verstand. Ze stopte een ogenblik om te luisteren naar wat hij zei.

184 "O, zegt u dat niet!" Daar maakte menige vrouw haar fout, en maakte menige man zijn vergissing. Zo is het. Een ogenblikje stoppen, even stoppen.

185 Hoeveel keren heb ik er geen echtscheidingen en dat soort zaken van zien komen? "Wel, ik zeg u, broeder Branham, hij floot net als... [Dan maakt broeder Branham het geluid van een jongen die naar een meisje fluit – Vert] weet u, en ik stopte; en eerlijk, ik was niet van plan om het te doen." Uh huh, daar hebt u het.

186 "O, ze... ik zat vlak tegenover haar aan de tafel; ze had de mooiste ogen..." Ziet u, ziet u? Ziet u het? Dat is het. De duivel doet hetzelfde.

187 "O, de dokter zei me dat ik niet gezond kon worden, dus ik..." Daar hebt u het. Precies hetzelfde. Ziet u? De grootste strijd die ooit werd gestreden!

188 "Wel, ze zeggen me... Ik zag dat Die-en-die beweerde de Heilige Geest te hebben..." Ja, u keek naar de een of andere huichelaar. Maar wat met hen die het werkelijk hadden? Ziet u? Ja, de duivel zal u op de een of andere kraai wijzen, maar hij zal u niet de echte duif wijzen. Zo is het. Hij zal u die ene niet tonen; voor die zal hij uw ogen verblinden.

189 O, hij is óók een strijder. Bedenk echter, dat Hij Die in u is, groter is dan hij die in de wereld is. Houd dus vast aan Gods Woord; geloof het, u kapiteins van het leger hier. Houd uw vesting, broeder. Zo is het goed, ga door op de plaats van uw plicht!

190 Eens had ik hier een meisje. De dame zit hier nu misschien; haar naam was Nellie Sanders. Een van de eerste keren dat ik ooit zag dat een duivel uitgedreven werd. (We woonden een... Nu, als ik me de plaats nog goed herinner – het zal net ongeveer drie blokken verderop zijn geweest, van hieraf gerekend, aan de andere kant van de begraafplaats.) Ik was juist prediker geworden, en ik was hier op deze hoek aan het prediken in een tentsamenkomst. En dat meisje was een van de beste danseressen. Ze ging daarginds naar de middelbare school. Zij en Lee Horn (velen van u hier in de stad kennen Lee Horn van hier ginds, hij exploiteert de biljartzaal daar) – dus zij en Lee Horn waren de beste dansers van de staat. Hij is zelf Katholiek; natuurlijk betekende de godsdienst niets voor Nellie en de anderen. Zij was geweldig goed in het dansen en hij ook, en ze voerden deze dansen hier uit die ze de "black bottom" en de "jitterbugs" noemden en al die dingen; en zij tweeën waren de besten in de staat.

191 Op een dag wankelde ze hier (op een avond) de samenkomst binnen. Daar viel ze neer voor in de samenkomst, kleine Nellie; de beste meid. Ze lag daar bij het altaar, ze hief haar hoofd op en ze huilde; de tranen liepen over haar wangen, ze zei: "Billy..." (Ze kende mij.) Ze zei: "Ik wil zo graag gered worden."

192 Ik zei: "Nelly, je kunt gered worden; Jezus heeft je al gered, meisje. Je moet het nu aanvaarden op grond van Zijn Woord." En ze bleef daar en ze huilde en ze bad, en ze vertelde God dat ze nooit meer zou luisteren naar de dingen van de wereld. Plotseling kwam er een lieflijke, zoete vrede over haar ziel. Ze stond op van waar ze was, jubelend en God prijzend en verheerlijkend.

193 Ongeveer zes of acht maanden daarna kwam ze op een avond door Spring Street (nu, ze was nog maar een jong meisje, ze was nog maar een tiener, ongeveer achttien jaar oud), en ze kwam naar me toe, en ze zei: "Hope..." (Dat was mijn vrouw, die overleden is.) Ze zei: "Ik wilde dat ik eruit zag als Hope en Irene." Ze zei: "Weet je, zij zijn nooit in de wereld geweest." Ze zei: "De wereld zet een stempel op je." Ze zei: "Ik heb een ruw uiterlijk gekregen. Nu, ik ben ermee opgehouden om make-up en dat spul te gebruiken, maar ik zie er zo ruw uit. Zelfs mijn gezichtsuitdrukking, ik zie er zo ruw uit." Ze zei: "Zij zien er zo onschuldig en teer uit. Ik wilde dat ik dat nooit had gedaan."

194 Ik zei: "Nellie, het bloed van Jezus Christus reinigt ons van alle zonde, lieverd. Ga door, geloof het."

195 Wayne Bledsoe (velen van u hier kennen hem, hij was jarenlang een boezemvriend van mij), hij dronk, en hij kwam hierheen met mijn broer, Edward. En hij werd dronken hier in de straat, en ik pikte hem op, omdat anders de politie hem zou pakken. Ik nam hem mee hierheen; ik was prediker en woonde bij pappa en mamma voor ik was getrouwd. En ik nam hem mee en ik legde hem daar op bed; ik sliep op het vouwbed. Er zijn een heel stel Branhams, weet u (we zijn met ons tienen), en we hadden ongeveer vier kamers, en we moesten een beetje woekeren met de ruimte. Daarom sliep ik op een oud vouwbed; en ik klapte het zo uit en ik legde Wayne op mijn bed, dronken. Ik moest hem mee naar huis nemen en hem neerleggen. Ik lag daar en ik zei: "Wayne, schaam je je niet om zo te zijn?"

196 Hij: "O, ooi, Billy, spreekt niet zo tegen me." Weet u? [Broeder Branham doet een dronkeman na – Vert] Ik legde mijn hand op hem en ik zei: "Ik zal voor je bidden, Wayne. God zegene je."

197 En ik was ongeveer, o, ik vermoed dat ik ongeveer een jaar daarvoor was gered. En toen stopte plotseling een taxi buiten, het portier sloeg dicht en er klopte iemand heel hard aan: "Broeder Bill! Broeder Bill!" [Broeder Branham klopt op de preekstoel – Vert]

198 Ik dacht: "O, goedheid, er moet iemand op sterven liggen." Ik sprong op, liep naar de deur, greep mijn oude jas, sloeg die zo om mijn pyjama, dekte Wayne onder, en rende naar de deur. Het klonk alsof het een vrouw was. Ik opende de deur, en dit jonge meisje stond voor de deur, ze zei: "O, kan ik binnenkomen?"

     Ik zei: "Kom binnen", en ik draaide het licht aan en...

     Nu, ze huilde gewoon maar, en ze zei: "O, Billy – Billy, het is afgelopen, het is afgelopen met me!"

     Ik vroeg: "Wat is er aan de hand, Nellie? Heb je een hartaanval gehad?"

     Ze zei: "Nee." Ze zei: "Broeder Bill, ik kwam door Spring Street. Eerlijk, broeder Bill, eerlijk, broeder Bill, ik bedoelde er niets slechts mee; ik bedoelde er niets slechts mee."

199 Ik zei: "Wat is er aan de hand?" Ik dacht: "Wat moet ik nu met haar aan?" Ziet u? Ik wist niet wat te doen. Ik was nog maar een jongeman, en ik dacht...

     Ze zei: "O, broeder Bill, ik word gewoon helemaal in stukken gescheurd."

     Ik zei: "Nu, kom tot bedaren, zus. Vertel me er alles van."

     En ze zei: "Wel, ik liep door de straat, en bij de Redman's Hall..." (En vroeger hadden ze daar op zaterdagavond altijd dansen.) En ze zei: "Ik had wat stof; ik zou naar huis gaan om een jurk te maken." En ze zei: "Ik hoorde die muziek, weet u, ik stopte een ogenblik, en het bleef steeds beter worden. Dus ik dacht: 'Weet je, het zal je geen kwaad doen als je hier staat!'"

200 Daar maakte zij haar vergissing: ze stopte een ogenblik.

201 Ze luisterde alleen maar, en ze zei: "Wel, ik zal gaan denken." Ze zei: "O Here, Gij weet dat ik U liefheb. O, Gij weet dat ik U liefheb, Here, maar ik kan me nog zo goed de tijd herinneren, dat Lee en ik gewoonlijk de bekers en zo wonnen. Wel, ik herinner me die oude muziek die me vroeger zo aantrok; het doet me nu niets meer." Oh, oh! Oh, oh, u dènkt dat het u niet aantrekt, maar het heeft u daar al te pakken. Dat is net goed genoeg, zoals hij het daar wil hebben. Ziet u?

202 Hoevelen kennen Nellie Sanders? Wel, ik vermoed heel wat van u. Ja zeker! Ze zei: "Wel, weet je wat? Als ik de stoep daar opga, kan ik misschien nog tot een paar van hen getuigen." Ziet u, u bevindt zich precies op het grondgebied van de duivel. Blijf er vandaan! Schuw elke vorm van het kwade!

203 Maar zij liep tot boven aan de stoep en stond daar een paar ogenblikken, en voordat ze het wist, lag ze in de armen van de een of andere jongen op de dansvloer. Toen kwam ze tot zichzelf, en ze stond daar te huilen en te doen en zei: "O, nu ben ik voorgoed verloren."

204 Ik dacht: "Wel, ik weet niet al teveel over de Bijbel, maar ik geloof dat Jezus dit zei: 'In Mijn Naam zullen ze duivelen uitwerpen.'" En Wayne was een beetje ontnuchterd en zat het aan te kijken. Ziet u? Dus ik zei: "Nu, duivel, ik weet niet wie je bent, maar ik zeg je nu, dat dit mijn zuster is, en je hebt niets met haar te maken om haar vast te houden. Ze bedoelde dat niet; ze stopte alleen maar voor een ogenblik." (Toch maakte ze daar haar vergissing.) Ik zei: "Maar je zult uit haar moeten komen. Hoor je me?" En de Here helpe mij (God zal het weten bij de rechterstoel), maar die glazen deur begon vanzelf open en dicht te gaan – pieeep en pats, daar bij de deur. Pie-pats, pie-pats, pie-pats, ik dacht... En ze zei: "Bill, kijk daar eens, kijk daar es!"

     En ik zei: "Jaah. Wat is dat?"

     Ze zei: "Ik weet het niet."

205 Ik zei: "Ik evenmin!" En de deur ging van piep, pats, piee-pats, zo dichtslaand, ik dacht: "Wat is hier aan de hand? Wat is er aan de hand?" En ik keek zo naar binnen, en ik zei: "Verlaat haar, Satan. In Jezus' Naam, kom uit van haar!" Toen ik dat zei, leek het alsof een geweldig grote vleermuis, van ongeveer zo lang, van achter haar omhoog kwam, met lang haar dat vanuit zijn vleugels naar beneden hing en van zijn poten net zo; en het ging van: "Whrrrrrrr", kwam recht op me af, zo hard mogelijk. Ik zei: "O, Here God, het bloed van Jezus Christus bescherme mij daarvoor!"

206 En Wayne sprong op in het bed, keek; en daar hing het als een grote schaduw, cirkelde rond, kwam voorbij, en dook neer achter het bed. Daar kwam Wayne uit bed, naar de volgende kamer zo hard hij maar kon.

207 Ik nam Nellie mee en bracht haar naar huis, en kwam terug, en ik kon niet... Moeder ging daar naar binnen en schudde de lakens uit en alles; er was niets in dat bed. Wat was het? Er was een duivel uit haar gegaan! Wat gebeurde er? Ze stopte een ogenblik. Dat is alles.

208 Sta helemaal niet stil! God laat Zijn Woord in uw hart zinken, neem gewoon dat Zwaard en begin te hakken en te snijden! Halleluja! "Ik heb geen tijd om ergens anders op te wachten. Ben net overgestoken. Ik heb zelfs geen tijd om te acclimatiseren."

209 Hij zei: "Neem mijn staf en leg die op de baby, en als er iemand tot u spreekt, spreek zelfs niet tegen hem. Als de duivel zegt: 'Hé, weet je wel wat je voelt...?' Spreek zelfs niet met hem. Blijf gewoon doorgaan."

210 De duivel – weet u, de duivel zegt: "Maar weet je wat? Je kent Die-en-die wel, herinner je je nog dat toen zij de Heilige Geest ontvingen, ze bijna hun verstand verloren?" Spreek zelfs helemaal niet met hem, blijf gewoon doorgaan. U weet niets over Die-en-die, het gaat tussen u en God. Zo is het. Houd vast aan God!

211 Hij zalft Zijn dienstknechten. (Ik moet voortmaken.) God zalft Zijn dienstknechten. Ziet u? (Nu, ik moet hier een paar aantekeningen overslaan, maar ik zou dit graag willen zeggen.) Hier... Luister nu aandachtig, kleine dame. Luister nu aandachtig.

212 Hier zien we de tactiek van de duivel. Hoe zien we het? Ik heb hier nu een heleboel Schriftgedeelten over profeten en zo, waar hij tot hen kwam, en over verschillende mensen door de hele Bijbel bij wie hij hetzelfde deed. Het is altijd zijn tactiek om te proberen de mensen ertoe te krijgen Gods Woord niet te geloven.

213 Luister, u soldaten van het kruis! Als u één Woord van Gods geschreven Bijbel niet gelooft, bent u ontwapend. Geloof je dat, lieverd? Dan ben je ontwapend; dan geef je je over. Jij zwakkeling, doe de volledige wapenrusting Gods aan! Amen! We bevinden ons in een strijd. Wat God sprak is waar, en elk mensenwoord is een leugen. Ziet u?

214 Maar zodra hij u ertoe krijgt om naar één ding te luisteren, dat is zijn tactiek, dan bent u ontwapend. Naar hoeveel dingen moest Eva luisteren? Naar één; op datzelfde moment was ze ontwapend.

215 Wat deed de duivel? Vloog regelrecht naar binnen via haar gedachten in haar geest, en daar werd ze bedorven. Is dat waar? Ze werd bedorven, op hetzelfde ogenblik dat ze werd ontwapend, toen ze Gods Woord niet geloofde. Goed! Hier zien we zijn tactiek.

216 Gods soldaten wordt opgedragen om de volledige wapenrusting Gods aan te doen. Is dat waar? Nu, als u dat Schriftgedeelte wilt opschrijven, u vindt het in Efeziërs 6:10–13. Ziet u? We lazen het een tijdje geleden; het is onze tekst. Goed.

217 Let op, doet aan de volledige wapenrusting Gods. Laten we... (hebt u even nog een paar minuten de tijd?) Laten we hier even een ogenblik teruggaan. Laten we even kijken wat de volledige wapenrusting Gods is. Goed. Laten we beginnen bij het tiende vers. Nu, luister nu aandachtig. Laten we de volledige wapenrusting van God ontdekken:

     Voorts, mijn broeders...

218 Nu, ik weet dat ik zal gaan... Het is nu ongeveer twintig voor twaalf. Ik wilde u vandaag niet al te lang onderwijzen, maar ik kan misschien nog maar net één boodschap prediken voor ik één van mijn reizen voor de zomer maak (ziet u?) en...

219 Weet u wat? Weet u waarom ik dit doe? Ik zal het u zeggen. Onlangs had ik een droom. Ik zou dit niet vertellen maar ik denk er gewoon aan; ik zou het evengoed kunnen doen.

220 Nadat de Here mij de uitleg had gegeven... Ik droomde dat ik op het punt stond om een grote rivier over te steken om zendingswerk te doen. En ik... Maar eerst, ik was daar met mijn vrouw. Hoevelen hebben er George Smith gekend, "Zes-seconden"-Smith, hier uit de stad? George Smith, zijn zoon is hier bij de politie. De arme George is nu alcoholist. Maar hij was een van de beste boksers. Hij was het die mij trainde, voor ik zelfs nog naar de YMCA of waar dan ook heenging. Hij trainde ons gewoonlijk. En hij was snel, zeer snel, en hij was maar een weltergewicht van 65 kilo, en hij trainde me. Hij was gewoon daar dan te staan, en hij kon dan zo met zijn vuist recht naar voren stoten en me in mijn maag raken, en me optrekken tegen de muur omhoog (ziet u?), maar – en het deerde me niet. Hij had me gewoon zo geoefend, dat ik niets anders meer was dan training.

221 Toen ik onlangs 's nachts droomde, zag ik "Zes-seconden"-Smith (nu, het was geen visioen, het was een droom), en ik zag "Zes-seconden"-Smith – jonge kerels kwamen om met hem te worstelen. En die oude man van ongeveer – o, ik denk zo, ik ben tweeënvijftig; hij is ongeveer achtenvijftig, zestig – er was geen enkele van die jonge knapen die hem ook maar enigszins kon aanraken. Hij pakte ze in tot een kluwen, en vloerde ze zo en hield ze vast met zijn hand. Ik dacht: "Dat is vreemd", en ik dacht dat mijn vrouw bij me was en ik zei: "Dat is vreemd. Weet je wat, Meda? Hij was vroeger mijn trainer."

222 Zij zei: "Ik herinner me dat je me erover vertelde."

     Ik zei: "Ja zeker! Door zijn goede training heb ik vijftien gevechten als professional gewonnen tot ik ermee ophield om het Evangelie te prediken."

223 Op dat moment veranderde het en ik stond op het punt een water over te steken. Maar toen ik ging, ging ik met een motorboot. Ik keek ernaar, en daar zaten twee van mijn broeders in een kano, zich klaarmakend om met mij mee te gaan. Ik zei: "Jullie kunnen dat niet doen, broeders. Ik moet alleen gaan."

224 En de botenverhuurder kwam eraan en hij zei: "Hier is jullie boot", een heel witte, plastic kano.

     Ik zei: "Nee, o, dat niet."

     Hij zei: "Wel, u kunt er zo in die richting vijftig mijl per uur mee varen."

     Ik zei: "Maar ik moet naar die kant oversteken." Ziet u?

     "Wel", zei hij, "ga met die knapen mee."

     Ik zei: "Dat zijn geen roeiers. Ze weten er niet genoeg vanaf, ze zijn enthousiast. Ze kunnen daarmee niet oversteken; ze zullen daar allebei verdrinken; ze kunnen het gewoon niet doen!"

     En hij zei: "Bent u ermee vertrouwd...?"

225 Ik zei: "Luister, ik weet meer over boten dan zij, en ik zou het niet proberen met alleen dat soort materiaal." Ik zei: "Er is een motorboot voor nodig om dat over te steken. Er zal iets groters voor nodig zijn."

     En ik zag hem omkijken naar een van de broeders, en hij vroeg: "Bent u roeiers?"

     De broeders zeiden: "Ja." Ziet u?

     Ik zei: "Dat klopt niet."

     En de botenverhuurder kwam terug; hij zei: "Ik zal u zeggen wat u doet." Hij zei: "Zij hebben u lief; zij geloven u, maar", zei hij, "als u probeert om over te steken in de motorboot, zullen zij proberen u te volgen in die kano; ze zullen allebei sterven." Ziet u? Hij zei: "Zij kunnen u niet volgen."

     En ik zei: "Wel, wat moet ik doen?"

226 En deze botenverhuurder bij de haven zei: "Gaat u daarheen terug. Er is maar één klein pakhuis in heel dit land, één klein pakhuis. En leg gewoon een overvloed aan voorraden aan en zij zullen hier blijven. Ze zullen hier blijven, terwijl u weg bent, maar", zei hij, "u zult voorraden moeten aanleggen."

227 En ik bestelde gewoon allerlei soorten kool en knollen, en radijsjes, en dergelijke, en stapelde ze daarbinnen zo op; en ik werd wakker. Ik wist niet wat het betekende, maar ik weet het nu wel. Ziet u? We zijn bezig de voorraden aan te leggen, vrienden. Dit is een leven dat u alleen zult moeten wandelen.

228 Leo, herinner jij je de droom die je had, die keer toen je voor de eerste keer hier kwam, over de piramide, en je dacht dat je daarin omhoog kwam; en ik zei: "Leo, geen mens komt hier boven; God moet een mens hierboven neerzetten. Je klom omhoog in elke lichamelijke sfeer die beklommen zou kunnen worden." Ik zei: "Je kunt hier niet komen, Leo. (Ziet u?) Ga terug naar beneden, vertel de mensen slechts dat het van God komt. (Ziet u het? Begrijpt u?) Het is iets wat u – u kunt niet afgaan op..."

229 Hoe goed broeders, en zusters, en mijn gemeente, en alles ook zijn; en hoe goed andere gemeenten ook zijn, en de broeders overal...

230 Nu, ik kan niet wegblijven van de kerk daarbuiten. Iemand zegt: "Wel, waarom gaat u naar die mensen, die Drieëenheidsmensen, al dit, dat en nog veel meer, de Oneness-kerk, en de Jesus' Name-kerk, en al deze anderen. Waarom gaat u toch met hen om?" Zij zijn de mijnen. Ongeacht wat ze hebben gedaan, ze zijn de mijnen. Zij zijn mijn preekstoel.

231 Toen Israël zo kwaad had gehandeld dat God zelfs tot Mozes zei: "Scheid u af; maar u zal Ik tot een groot volk maken", wierp Mozes zich in de bres en zei: "Neem mij, voordat Gij hen neemt."

232 Ongeacht wat zij hebben gedaan, tot hen ben ik gezonden. Hij zendt een licht, niet om daar te schijnen waar licht is, maar daar waar duisternis is; dat is de plaats waar het licht hoort. En je moet tot de mensen komen; je moet ze bijstaan hoe dan ook. Je moet...

233 In hun verkeerde... Israël was zo fout als fout maar kon zijn. Zij waren zo fout dat God hen opgaf, maar Mozes... Ik heb me altijd afgevraagd hoe dat toch ooit kon, maar het was de Geest van Christus in Mozes. Ziet u, ziet u? Wij zijn allen fout. Hij stond in de bres voor ons allen, toen wij in het kwade leefden.

234 Ongeacht hoe verkeerd ze zijn, laten we onze gemeenschap met niets, wie dan ook, verbreken. Zolang we één ziel kunnen winnen, laten we dan binnengaan, "voorzichtig als slangen en argeloos als duiven" (ziet u?), en laten we proberen om elke ziel die we kunnen te winnen.

235 Nu, dit wat ik deze morgen zeg, is het opslaan van voedsel, het opslaan van Voedsel, zodat u iets zult hebben te eten, zodat u iets zult hebben om u aan tegoed te doen. Neem het op uw geluidsbanden; ga in de koelte van de kamer zitten. Misschien wanneer ik ver weg ben, dat u zich nog steeds kunt herinneren dat deze dingen waar zijn. Ga in uw kamer zitten en luister. Ziet u? En dit is Voedsel, het opslaand in de voorraadschuur. Ik weet niet waar de reis heen is, maar waar het ook heen is, Hij weet waar Hij heenleidt; ik niet. Ik volg slechts.

236 Nu, wat zei hij hier nu? Luister aandachtig!

     Voorts, weest krachtig in de Here en in de sterkte Zijner macht. (Weest sterk, in de sterkte van Zijn macht.)

     Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels;

     want wij hebben niet te worstelen tegen vlees en bloed,... (het afschieten van kogels en steken met messen, ziet u, dat is het niet...) maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis,... (de wereldbeheersers der duisternis...)

237 Wie beheerst de wereld? De duivel. Zeker. Van wie komen al deze dingen die gebeuren, al deze goddeloze dingen die hier overal gebeuren, en deze regeringen, enzovoort? Het is allemaal de duivel; de Bijbel zegt het. De duivel beheerst de Verenigde Staten; de duivel beheerst Duitsland; de duivel beheerst elk land in de wereld. (Ik kom daar over een paar ogenblikken op terug.) En we zullen ontdekken of hij dit beheerst of niet, of niet elk koninkrijk dat er ooit was en er ooit zal zijn – totdat God Zijn Koninkrijk vestigt – wordt beheerst door de duivel. Ik bedoel nu niet dat ieder die zich erin bevindt van de duivel is. Er werken godvruchtige mannen op de kantoren van de regeringen.

238 Over een paar avonden zal er hier een komen, om een film te laten zien met broeder Arganbright, hier in het gebouw. Hij is een diplomaat geweest onder ongeveer vijf verschillende presidenten, broeder Rowe, en hij is een... (Hij zal hier omstreeks de tweede week van april zijn, geloof ik. Broeder Neville zal het aankondigen.) Hij is een wonderbare man.

239 Hij zei dat hij acht verschillende talen kon spreken (geloof ik), maar toen hij de Heilige Geest ontving, had hij geen taal waarin hij tot de Here kon spreken; dus gaf de Here hem er gewoon een, zei hij, zodat hij tot Hem kon spreken met die ene – Hij gaf hem een nieuwe taal die hij nooit had geleerd. Goed.

     ... tegen de boze geesten in de hemelse gewesten.

     Neemt daarom... (Nu, luister, al u soldaten, vlak voor we met de gebedsrij gaan beginnen.) Neemt daarom de gehele... (g-e-h-e-l-e) ... de gehele... (niet slechts een gedeelte ervan) ... de gehele wapenrusting Gods, om weerstand te kunnen bieden in de boze dag... (Dat is de dag waarin we leven.) en om, uw taak geheel vervuld hebbende, stand te houden.

     (Standhouden! Amen! Begrijp u dat? Zie je lieverd, als je alles hebt gedaan wat je kunt, houd dan stand, ga er niet vanaf!)

     Stelt u dan op, uw lendenen omgord... (Luister hiernaar, luister naar wat hier wordt gezegd.) ... uw lendenen... (Dat is uw middelste gedeelte hier. Ziet u?) omgord met de waarheid,... (Wat is de waarheid? Het Woord van God. Zo is het. "Uw Woord is de Waarheid." Goed.) bekleed met het pantser der gerechtigheid,... (Dat is om te doen wat juist is – het Woord van God dat in u gekomen is, dat doet wat recht is.) ... bekleed met het pantser der gerechtigheid,

     de voeten geschoeid met de bereidvaardigheid van het Evangelie des vredes;

     (Waar u ook heengaat, naar welke plaats ook, op welk moment ook; de voeten geschoeid met het Evangelie. Ziet u? En kijk!)

     neemt bij dit alles... (bij alles) het schild des geloofs... (Dat laat de pijlen afketsen. Ziet u?) ... het schild des geloofs ter hand, waarmede gij al de brandende pijlen van de boze zult kunnen doven;

     en neemt de helm des heils aan... (Dat is de ziel, het verstand – het verstand hierbinnen – het hoofd – het bedekt het hoofd.) en het zwaard des Geestes, dat is het Woord van God.

240 Hoe zou u deze helm kunnen weglaten? Wat doet hij? Het is een bescherming. Waar is de helm van gemaakt? Van brons! Brons kan zelfs niet worden gehard – het is hard, harder dan ijzer. Een bronzen hoofddeksel – van wat? Het heil, de kennis van dit te weten: "Dat mijn genezing van God komt; dat mijn redding van God komt; dat mijn Geest overeenstemt met Zijn Woord", niet met de opvatting van de kerk, maar met het Woord. Amen! Daar hebt u het. Bedekt met een bescherming. De helm des heils, bevrijding, neem die, en marcheer dan voorwaarts. O nu! Nu, dat is wat we worden verondersteld te doen.

241 Satans leger, nu let op: (Nu, ik moet voortmaken, maar ik moet dit laten doordringen.) Satans leger brengt ziekten. Dat is Satan, hij is een vernietiger. Satan – het hele koninkrijk van Satan is ziekte, dood, smart, nervositeit, en gepieker – dat komt allemaal van Satan. God is hier leven, geloof, vreugde, vrede. Ziet u?

242 Nu, dat zijn de twee grote krachten die op dit moment bij elkaar komen. Ze zijn in een strijd gewikkeld; ze strijden hier op dit moment in het gebouw. Ze strijden dag aan dag bij u. Elke kracht... Satan volgt u steeds, die geweldige grote koninklijke, priesterlijke Goliath die probeert uw hart ineen te laten krimpen van angst, hij is precies... Door God bent u verschanst (Amen!) met het Evangelie, met het Woord der Waarheid om uw lendenen. Glorie! Prediker, dat is het: de helm des heils, het schild des geloofs, en het Zwaard dat u in uw hand zwaait. "Satan, ik kom je tegemoet. Gij treedt mij tegemoet in de naam van de wetenschap; gij treedt mij tegemoet in de naam van de cultuur; gij treedt mij tegemoet in de naam van de organisatie; gij treedt mij tegemoet in de naam van dit, dat en weer wat anders; maar ik treed u tegemoet in de Naam van de Here God van Israël! Ik kom je achterna. Laat los!" Zelfs de dood zelf kan daar geen stand houden. Hak er een gat dwars doorheen. Zo is het.

243 Satans leger brengt ziekten, en Gods leger is opgedragen om ze uit te werpen. Amen! Daar hebt u het. Elke keer dat Satan iets op u werpt, zal Gods leger hem eruit werpen. Amen! Eruit werpen, dat is dezelfde tactiek die God gebruikte. Satan gebruikte het leger van vernietiging om Gods Woord niet te geloven, en een beter koninkrijk te vestigen dan Michaël had, maar God wierp hem eruit.

244 Gods methode is om het kwade uit te werpen, om redenering uit te werpen, om bijgeloof eruit te werpen, om matheid eruit te werpen, om ziekten eruit te werpen, om zonde eruit te werpen. Amen! U staat erboven, opgestaan in Christus Jezus, zittende in hemelse gewesten met elke duivel onder uw voet. Als hij begint zijn kop op te steken, wat...

245 Weet u, u bent dood; uw leven is verborgen. Wat is dood? U bent dood voor uw gevoelens; u bent dood voor uw geweten (Uw eigen menselijke wil zou zeggen: "Ja, ik vermoed dat ik..."), dood voor uw redenering, dood voor al die dingen, en u bent begraven in de Naam van Jezus Christus en met Hem opgestaan. En waar Hij is, daar bent u ook.

246 Wat gebeurde er toen een van die twijfelaars in de hemel kwam? God schopte hem eruit. En wat zei hij tegen de soldaten die zijn opgestaan in Christus? Als de duivel binnenkomt; schop hem eruit. Werp hem uit!

247 Toen Jezus Zijn leger trainde en hun opdracht gaf om heen te gaan naar de uitersten der aarde: "Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het Evangelie aan de ganse schepping – Wie gelooft en zich laat dopen zal behouden worden; maar wie niet gelooft zal veroordeeld worden. En deze tekenen zullen de gelovigen volgen, Mijn soldaten; in Mijn Naam zullen zij duivelen uitdrijven; in nieuwe tongen zullen zij spreken; slangen zullen zij opnemen; en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden."

Voorwaarts Christen-strijders,
Trekt ten strijde op,
Achter 't kruis van Jezus,
Dat gaat steeds voorop!...

248 "Ik ben met Hem gekruisigd; toch leef ik; maar niet ik leef, maar Hij leeft in mij." Het Woord gaat voorop, God baant een weg met Zijn scherp tweesnijdend Zwaard. ...?...

249 Geen wonder, toen generaal Grant Richmond innam, en die kleine vrouw daar in het zuiden Grant zag binnentrekken, dat de inspiratie op haar kwam en ze zei:

Voor mijn ogen zag ik de heerlijkheid van 't komen van de Heer;
Hij treedt de druiven van Gods toorn, die allen zijn vergaard;
En flitsend schoot de weerlicht van zijn vrees'lijk snelle zwaard;
Zijn troepen trekken voort. (Amen!)

250 Hoe nam Grant Richmond in? Precies zoals hij er op aan kwam marcheren. Amen! Zo nam hij Richmond in. Dat is de manier waarop Gods soldaten zonde en ziekte innemen, precies zoals ze er op afkomen. Amen! Dat is de manier waarop ze hun twijfels, en angsten, en die dingen overwinnen. Wanneer er een de kop opsteekt, dan kappen ze hem af, ruimen hem uit de weg. O, dat is het.

251 God wierp ze eruit, zoals Hij het in de hemel heeft gedaan. Onze grote Opperbevelhebber toonde ons hoe het moet worden gedaan.

252 Roy Roberson, broeder Funk, velen van u oude veteranen hier, u weet wat een echte commandant is.

253 Eens was ik gewoon een beetje... de brandweer van Jeffersonville hier... In het gebouw van Fowle brak brand uit, en daar was de brandweer van Jeffersonville, en de commandant liep heen en weer en zei: "Spuit hier een beetje water." [Broeder Branham doet dan het geluid na, van water dat uit een kleine brandslang spuit – Vert] – net als zo'n kleine waterslang buiten. Daar komt die van Clarksville: "Spuit hier een beetje water." [Broeder Branham doet het geluid na van water dat uit een kleine slang spuit – Vert] Het gebouw van Fowle brandde af.

254 Ze belden Louisville; daar kwamen getrainde mannen. O, wat loeiden die sirenes! En hier staan de commandanten van deze brandweerkorpsen en zeggen: "Spuit hier een beetje water; spuit hier een beetje water" – ongeoefende mannen. Broeder, zodra die wagen stopte, wie stond er aan het einde van de ladder? De commandant! Toen de ladder werd uitgeschoven, ging hij méé naar boven. Toen ze het raam raakten (hij was nog niet door het raam heen), greep hij zijn bijl en sloeg hem door het raam en zei: "Kom op, jongens." Het vuur was in een paar ogenblikken bedwongen. Een commandant! Hij was geen commandant die zei van: "Spuit hier een beetje water; probeer hier eens een beetje", maar van: "Kom, jongens." Amen. Hij ging voorop; hij toonde ons hoe het moet worden gedaan.

255 Ik dacht: "Dat goed geoefende brandweerkorps had dat vuur in een paar ogenblikken bedwongen." Waarom? Zij hadden daar een commandant die wist wat hij deed.

256 Broeder, spreek over al uw theologie als u dat wilt, uw mensengemaakte denominaties, uw organisaties. Speel ermee! Ik heb een Opperbevelhebber die mij zei hoe ik het moet doen. Zeggen: "Wel, als ik het kan ruiken, als ik het kan voelen..."

257 O, nonsens! Hier staat wat de Opperbevelhebber zei hoe het moet worden gedaan, in Lukas het vierde hoofdstuk. Ik heb de tijd niet om het te lezen; leest u het zelf door vanmorgen, Lukas het vierde hoofdstuk te beginnen bij het eerste vers. Hij heeft nooit gezegd: "Nu, ik zal het u vertellen. Ga heen en sticht u een geweldige organisatie; neem oudsten, en diakenen, of neem kardinalen en bisschoppen en neem dit." Dat heeft Hij nooit gezegd.

258 Toen Satan Hem tegemoet trad, zei hij: "Nu, u bent hongerig; verander deze stenen in brood."

     Hij zei: "Er staat geschreven."

     Hij zei: "Kom hierboven, we zullen u hiermee naar boven nemen en u iets laten zien."

     "Maar er staat geschreven...!"

     "Ik zal dit doen, als gij zult..."

     "Er staat geschreven...!"

259 Dat is hoe de Opperbevelhebber zei dat het werd gedaan. Hoe wordt het gedaan, zuster? Er staat geschreven: "Als u op zieken de handen legt zullen zij genezen worden." Er staat geschreven: "In Mijn Naam zullen zij duivelen uitdrijven." Amen! Wat is het? Er staat geschreven. Dàt zijn de orders van de bevelhebber. Er staat geschreven: "Wie Mijn Woord hoort, en Hem gelooft die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven." Er staat geschreven! Er staat geschreven! Er staat geschreven! Dat zijn de orders; dat is de soldaat; dat is de manier; dat is de artillerie die we in stelling brengen.

260 Wat deed hij? Hij liep daar regelrecht op een Goliath toe. Hij toonde ons... Hoe toonde David het leger hoe het werd gedaan? Hoe liet David Israël zien dat het werd gedaan? David betekent: geliefde, redder. Ziet u? Hoe deed David het? Hij zei: "Hier komt de manier waarop het wordt gedaan; vertrouw in het Woord van de Here."

261 En Goliath kwam daar aan, en zei: "Weet je wat? Ik zal je op het eind van deze speer prikken, en je opvoeren aan het gevogelte."

262 Hij zei: "Gij treedt mij tegemoet als een organisatie; gij treedt mij tegemoet als een modern geleerde; gij treedt mij tegemoet met uw geweldig groot vier meter lang zwaard; gij treedt mij tegemoet met een helm van brons en met een schild dat ik nog niet van de grond zou kunnen tillen; gij treedt mij tegemoet als een geoefend strijder; gij treedt mij tegemoet met een Ph.Dr.-titel, en met Mr. en Mr.Dr.; gij treedt mij tegemoet in al déze dingen; maar ik kom in de Naam van de Here God van Israël, en ik zal u verslaan en u het hoofd afhouwen." Amen!

263 Dat kleine ventje, dat daar op die reus afging, wist echter waar hij stond. Israël dat daar op een afstand gewoonweg bevend toekeek: "O, arme kleine kerel."

     Goliath zei: "Ik zal je laten zien wat ik zal doen", en daar kwam hij aan.

264 Hij had F-a-i-t-h ['geloof' – Vert] in J-e-z-u-s, vijf stenen, vijf rotsen. Eén kleine steen erin gedaan om mee te beginnen. Slingerde hem zo rond, de Heilige Geest nam de steen over en weg ging hij; en Goliath ging tegen de grond. Dat is de manier waarop het wordt gedaan.

265 Dat is hoe Jezus het zei, toen Hij zei: "Nu, als gij, broeders, uitgaat op het veld, en wilt weten hoe deze duivelen te overwinnen, dan zal Ik u tonen hoe het wordt gedaan."

266 Satan zei: "Ik zal u tegemoet treden (Goliath); ik zal u laten zien wat ik kan. U hebt honger; indien Gij de Zoon van God zijt; zal ik U uitdagen. U zegt dat U de Zoon van God bent; ik zal U uitdagen. Indien gij de Zoon Gods zijt, verander dan deze stenen in brood. Eet, U bent hongerig. En indien Gij de Zoon van God zijt, dan hebt Gij macht om het te doen."

     Hij zei: "Maar er staat geschreven: 'De mens zal niet leven van brood alleen.'" O, dat is de manier waarop de Opperbevelhebber het deed.

267 Hij nam Hem mee naar de rand van het dak van de tempel, en zei: "Indien gij Uzelf naar beneden werpt," zei hij, "er staat immers geschreven..."

     Hij zei: "Ja! Maar er staat óók geschreven: 'Gij zult de Here uw God niet verzoeken.'" Ziet u hoe Hij Zichzelf noemde? De Here uw God. "Gij zult de Here uw God niet verzoeken." Op die manier: er staat evenzo geschreven. Ziet u?

268 O! Wat deed Hij? Hij versloeg hem met het Woord van God. De tactiek van de duivel is om u ertoe te krijgen om Gods Woord niet te geloven, en de Opperbevelhebber zei om Gods Woord te nemen en het te doen. "In Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen."

269 O, Satan, hun opperbevelhebber, weet u, sommige van deze denominaties proberen u ertoe te krijgen om te geloven dat hij gespleten hoeven heeft, weet u, en een gevorkte staart, en al dat gedoe. Geloof het niet! Uh, uh! Zo is hij niet. O nee, broeder; hij is een geslepen iemand. Gelooft u toch niet dat hij dat heeft. Ze doen dat alleen om u af te schrikken; dat is de duivel niet. Om te beginnen heeft de duivel geen hoeven. Dat betwijfel ik ten zeerste. Hij is gewoon een geest; de duivel is een geest. Hij heeft geen gespleten hoeven en dat soort dingen, zoals ze hem proberen uit te beelden. Nee, nee! Maar hij is schrander. Broeder, hij is een werkelijk wijs man, bestudeerd tot in de puntjes (hij is het altijd geweest), in wereldlijke wijsheid. O ja! Hij heeft schoonheid. Hij organiseerde zijn leger met wereldlijke wijsheid, en broeder, probeer maar niet om uw eigen woorden te spreken. U kunt maar beter weten waar u over spreekt, wanneer u een van deze mensen ontmoet die zeggen: "De dagen van wonderen zijn verleden tijd."

270 Nu, dat heeft hij niet, hij heeft geen gespleten hoeven. Hij komt regelrecht van het seminarie; verfijnde broeder; ik bedoel dat hij knap is – Ph.Dr., Mr., Q.U.S.D. en wat er nog maar meer is. Ziet u? O, hij is daarin zo knap als hij maar kan zijn. Wijs? Zeker is hij dat, de slang – de listigste van hen allemaal. Zijn haar keurig gekamd, broeder, ik bedoel goed gekleed en geen vouwtje in zijn jas, knap – net zo wijs en listig als het maar kan. Zo is het. Spot niet met hem, tenzij u weet waar u over spreekt. Dat is waar. O, maar wij kennen zijn oude tactieken. Wij weten wat hij probeert te doen: ons er toe te krijgen Gods Woord niet te geloven. Hij heeft geen gespleten hoeven, nee, nee! nee!

271 Nu, we ontdekken, dat als hij geen gespleten hoeven heeft, hij iets anders moet zijn. Hij is geslepen; hij heeft wijsheid, bestudeerdheid, is georganiseerd. Broeder, hij heeft zijn leger zo...

272 Kijk! Eens in Zwitserland (ik kan gewoon geen moment vinden om te stoppen, mensen), daar in Zwitserland, daar kwam het Duitse leger aan – de vijanden vielen binnen. Wel, het leek wel een stenen muur! Elke soldaat getraind, elke speer priemde zo naar voren, twee-en-een-half of drie meter voor hen uit. En ze trokken op tegen die arme Zwitsers daar. Wat hadden zij? Zij waren gewapend met zeisen, stokken, en stenen. En daar stonden ze; dat was hun steun. Vlak achter de heuvel stonden hun huizen. Hier trok het Zwitserse leger uit om tegen hen op te trekken. Zij hadden hen niets gedaan. Ze kwamen gewoon binnenvallen om hun land af te nemen.

273 Wat ter wereld heeft dit kind hier gedaan? – het is nog maar een kind. Satan, hij is het die haar leven zou willen nemen als hij zou kunnen. Zeker! Daar is hij, vóórtijdig.

274 Ziet u? De Zwitsers hadden niets gedaan. Zij waren goede mensen; zij probeerden hun huizen te verdedigen, zij stonden daar om zich te verdedigen. Na een poosje kwam er een die Arnold von Winkelried heette.

275 Daar kwam dit leger opzetten; ze waren helemaal omsingeld. Ze zeiden: "Wat kunnen we doen?" Overal kwam een vloed van welgetrainde mannen opzetten. Zo doet Satan het. Goed geoefend, hun speer recht vooruit priemend, elke man precies in de pas, een-twee, een-twee, oprukkend tegen dit kleine legertje. Ze bleven gewoon doormarcheren, dat is alles wat ze hoefden te doen, en ze gewoon stuk voor stuk opprikken op hun zwaard; de speren dwars door hen heen stoten. Dat zou het einde van het Zwitserse leger zijn; dat zou alles zijn geweest.

276 Vlak over de heuvel bevonden zich hun huizen en geliefden. Er waren vrouwen ontvoerd en onteerd, en hun jonge dochters en kinderen gedood en hun huizen verbrand en alles. Hun voedsel weggenomen, vee en alles weg. Daar kwamen ze. Wat gebeurde er?

277 Inspiratie trof iemand die Arnold von Winkelried heette. Hij zei: "Mannen van Zwitserland, heden sterf ik voor Zwitserland!" Amen! "Heden sterf ik voor Zwitserland!"

     Ze zeiden: "Wat ga je doen?"

     Hij zei: "Volg mij slechts, en vecht met alles wat u hebt!"

     Hij stond daar, gooide zijn speer neer (zijn kleine stok die hij zo in zijn hand hield); en hij schreeuwde met zijn handen zo omhoog gestoken, er op af stormend, roepend: "Maak een weg voor de vrijheid!" Hij rende zo hard hij kon recht op het leger in; en terwijl hij dat deed, greep hij elk van de speren die hij maar kon krijgen en drukte ze zo in zijn borst, en stierf.

278 Daarvóór had hij hen gezegd: "Er staat daar ginds een klein huis, daar wonen een vrouw en een paar kleintjes." Hij zei: "Ik verlaat een klein thuis dat ik pas heb gekocht. Ik heb ze lief, maar vandaag sterf ik voor Zwitserland." Hij gaf mij – hij zei: "Ik geef mijn leven om het land te redden." En dat was een held, die... Sindsdien hebben ze geen oorlog meer gehad; dat maakte er een einde aan. Het joeg dat leger op de vlucht, door dat heldendom dat werd tentoongespreid, tot er geen... Dat leger raakte zo in de war, de Zwitsers lieten rotsblokken op hen rollen, en joegen hen het land uit, en sindsdien zijn ze er nooit terug geweest. Dat is honderden jaren geleden gebeurd. Ziet u? Waarom?

279 Dat was een geweldige daad, maar o, broeder, op een dag toen onwetendheid, bijgeloof, twijfel, verwarring en vrees Gods volk in een hoek hadden gedreven, was er Iemand, Jezus Christus genaamd, die zei: "Heden sterf Ik voor het volk." Zo is het.

280 Wat zei Hij tegen Zijn leger? "Volg Mij en vecht met alles wat u hebt. Als u een knuppel hebt, vecht met een knuppel, wees niet bevreesd! Als u een stok hebt, vecht met een stok. Als u een steen hebt, vecht met een steen, wat u maar hebt!" Dat zegt onze Opperbevelhebber vandaag. "Ik heb het Woord van God genomen en ik versloeg de duivel in zijn kracht. "Hij hakte hem in stukken (Amen!) met dat Woord.

281 Nu, wat u maar hebt, als u slechts één Woord hebt: "De Here uw God, die al uw krankheden geneest." Hak op hem in! Volg Hem (Amen!), volg onze Bevelhebber. O ja, Hij hakte hem in stukken.

282 Satan, met zijn grote prachtige koninkrijken, en meer schoonheid, en alles, alles modern... heeft met ons niets te maken. Zo is het. Hij is nog steeds de listigste van al de dieren des velds. Ja zeker! Jezus zei dat de kinderen van deze wereld wijzer waren dan de kinderen van het Koninkrijk Gods.

283 Nu, deze twee grote partijen (we zullen gaan... ik moet sluiten), deze twee grote tegenstanders komen op dit zelfde moment op elkaar af. Op ditzelfde moment is het het uur dat ziekte en dergelijke dingen de aarde hebben beroerd, zozeer, dat de medische wetenschap in verlegenheid is gebracht, en alles is in verlegenheid; er is niets... We zijn gewoon... En het leger, het kleine leger van God wordt in een hoek teruggedrongen en alles. Broeder, het is opnieuw tijd voor een Arnold von Winkelried.

284 Het is tijd, tijd dat er opnieuw een man van God opstaat; het is tijd dat er een Elia verschijnt. Het is tijd dat er iets gaat plaatsvinden. Leger van God sluit uw gedachten toe; stop geen ogenblik om aan iets te denken wat de duivel u heeft aan te bieden door uw zintuigen. Maar bedenk, Gods Woord kan nooit falen. Deze twee grote legers...

285 Als de vijand zal binnenkomen als een vloed – zoals hij vandaag komt – wat zei God dan dat Hij zou doen? Dan zou de Geest van God er een banier tegen oprichten. Hoort u ook bij hen? Ja zeker!

286 Er wordt ons geleerd in Jakobus 4:7 (Ik heb geen tijd om het te lezen), Jakobus 4:7, om de duivel te weerstaan, en hij zal niet alleen weg wandelen, maar hij zal vlieden. Weersta de duivel! Hoe weerstaat u de duivel? Op dezelfde wijze als dat onze Opperbevelhebber ons zei het te doen. Neem het Woord van God; Zo weerstaat u de duivel, door het Woord van God. De Opperbevelhebber vertelde ons hoe het te doen. Goed.

287 Nu, tot slot, wil ik dit zeggen: denkt u dat die oude duivel onbeschaamd is? Denkt u dat hij een kind zal aanvallen? Hij zal alles aanvallen; hij viel Jezus Christus aan. Hij stormde op Hem aan in drie wilde aanvallen. Wist u dat? Satan viel niet slechts één keer aan. Hij zal u aanvallen met een ziekte, dan zal hij terugkomen, aanvallen en zeggen: "De dagen van wonderen zijn voorbij. U kunt niet genezen worden; dat stelt niets voor." Weet u dat het zo gaat?

288 Hij viel Jezus drie keer aan. Drie woeste aanvallen voerde hij op Jezus uit met zijn ongeloof in Gods Woord. Jezus was het Woord. Zeker, hij geloofde het niet. "Indien gij het zijt. Indien gij het zijt." Daar kwam hij, met woeste aanvallen, zoals de vijand het soms doet. Daar komt hij aan en zegt: "Indien Gij de Zoon van God zijt, toon mij dan een wonder; laat me het zien gebeuren. "Broeder, drie wilde aanvallen voerde hij uit: "Indien gij – indien gij het zijt."

289 Nu, wat deed Jezus? Jezus was het Woord van God; Hij was het Woord. Hij viel het Woord aan. Glorie! Ik begin me nu gewoon goed te voelen om te prediken; eerlijk, zo voel ik me. Jezus is het Woord. "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God." En het Woord werd vleesgemaakt en woonde ... Jezus was het Woord. Wat deed Hij? Hij scheurde hem in stukken. O, wonderbaar! (Ik zal gaan ophouden.) Wat deed Jezus? Hij was het Woord, dus sloeg Hij Satan bij zijn wilde aanvallen met het Woord. Hij stormde er op in als een stel para-stoottroepen of zoiets dergelijks, vloog Jezus aan, het Woord, op die manier, en Jezus nam dat Woord en hakte hem in mootjes. Halleluja, hakte hem in mootjes, versloeg hem met het Woord.

290 Ziet u zijn aanval? Let op! Luister aandachtig terwijl we sluiten. Wat houdt zijn aanval in? Gods Woord niet geloven, dat is zijn aanval. Daar, kunt u de grootste strijd zien die ooit werd uitgevochten? Er zijn maar twee machten: Satan en God. En wat is Satans wapen tegen u? Het is om te proberen u het vertrouwen in úw Wapen af te nemen. Hij ontwapent u. Laten we nu heel rustig luisteren.

291 Als hij u ertoe kan krijgen om niet te geloven dat uw Wapen gelijkwaardig is, als hij u ertoe kan krijgen te geloven dat uw Wapen niet sterk genoeg is, dan heeft hij u ontwapend. O broeder Neville, ik hoop dat u uw geloof daarin nooit verliest! Maar, hij ontwapent u, wanneer hij u ertoe krijgt om dat Wapen te wantrouwen. Wanneer u dat neerlegt, dan is daarmee uw strijd afgelopen; het is afgelopen met u. Houd dat Wapen vast; leg het niet neer! We zien zijn ongeloof. Laat... Nog één ding wil ik nu in een ogenblikje zeggen.

292 In Rusland... Ik ga dit zeggen ten gunste van de veteranen, enzovoort, en voor u, Bijbel-bestudeerders. Wat maakt u een drukte en wat roept u over Rusland? U hoort mij niet zeggen dat u een bomvrije schuilkelder moet bouwen, is het wel? Wat redetwist u toch over Rusland? Rusland is niets; ze zal geen oorlog gaan winnen; ze zal de wereld niet gaan veroveren. Het Communisme zal de wereld niet gaan overwinnen. Wat is er met de mensen aan de hand? Kan Gods Woord falen?

293 Luister, het staat nu op de band. Ik spreek tot de wereld, of waar deze banden ook heen mogen gaan. En tot u mensen hier, ongeacht wat er ooit met mij gebeurt, gelooft u dit: Rusland, het Communisme zal niets overwinnen! Gods Woord kan niet falen. Het Romanisme zal de wereld gaan veroveren.

294 Laten we het visioen van Daniël nemen; dat is het Woord van God. "Gij, o Daniël – of gij, o koning, Nebukadnezar, ... gij zijt dat gouden hoofd", Babylon. "Een ander koninkrijk zal op u volgen, wat het zilver is (ziet u?), wat de Meden en Perzen zijn; een volgende was Griekenland, Alexander de Grote; vervolgens kwam Rome" – en er werd niets gezegd over het Communisme! Rome veroverde de wereld.

295 Jezus Christus werd geboren in het Romeinse koninkrijk en vervolgd, toen Hij hier de eerste keer kwam, door het Romeinse koninkrijk. En nu bij Zijn tweede komst die op handen is, wordt Zijn Boodschap vervolgd door de Roomse denominatie, wat de moeder is van hen allemaal. En wanneer Hij terugkeert, zal Hij terugkomen om dat Romeinse koninkrijk te vernietigen, waarnaar de Joden altijd hebben uitgezien, dat Hij zou komen om het Romeinse koninkrijk te vernietigen. De Katholieke hiërarchie met al de denominaties in de wereld, komen juist nu bijeen als een organisatie, de Raad van Kerken die hen samen verenigt. Het is Rusland niet, het is Rome! ZO SPREEKT DE HERE.

296 Toon me één Schriftgedeelte waar het Communisme of wat anders ook zal regeren naast Rome. Hebben de Meden en Perzen Nebukadnezar opgevolgd? Zeker. Heeft Griekenland hèn opgevolgd? Ja! Heeft Rome het van hen overgenomen? Is het uiteengevallen in tien Ottomaanse machten zoals we nu hebben? Hadden Eisenhower, wat ijzer betekent, en Chroestsjov wat klei betekent, hier niet hun vergadering en Chroestsjov trok zijn schoen uit om er een duidelijke open zaak van te maken; hij sloeg er zo mee op de lessenaar [Broeder Branham slaat op de preekstoel om het te illustreren – Vert] om het de mensen te tonen. Wel, wat is er tegenwoordig met de mensen aan de hand?

297 Waar is het met het geloof aan toe? Waarom gelooft u niet dat het Woord van God de Waarheid is? (Ik zeg dat niet...?... hier.) Wat is er aan de hand met de predikers vandaag? Het Communisme, elke prediker hier buiten probeert het Communisme te bestrijden. Niet het Communisme! De zaak is, dat de duivel vlak voor uw neus bezig is, en u weet het niet. Het is Romanisme, denominationalisme; en Rome is de moeder van de denominaties. De Bijbel zei dat zij een hoer was en haar dochters waren hoeren, tegen God, tegen Zijn Woord. Soldaten, neem het Woord op. (God heb genade.) Blijf bij dat Woord!

298 Ik zal op een dag vergaan, maar dit Woord kan niet vergaan. En jongere mensen, als het niet in mijn generatie gebeurt, zult ú het zien. Daar is de zaak.

299 Hebt u het nieuws vanmorgen gehoord? Mevrouw Kennedy gaat de paus bezoeken, en wat zei de paus? Ziet u? Al de religies van de wereld? O wel, misschien zullen we er de volgende zondag wat meer over krijgen.

300 Ziet u? Maak u geen zorgen over Rusland. Rusland is een klein steentje op het strand. Maak u niet bezorgd over het Communisme; let op het Romanisme, wanneer het zich verenigt met de kerken. Er staat in de Schrift niets geschreven over het Communisme dat de wereld regeert. En ik blijf bij het Woord, ongeacht wat iets anders ook doet. Ik geloof het Woord.

301 Het is het Romanisme wat de wereld overneemt, en het Romanisme is de moeder van de organisatie. Er was nooit een organisatie tot Rome kwam, en elk ervan kwam uit haar voort, en de Bijbel heeft het zo gezegd. Zij was de moeder der hoeren! (Ik zou er een halve dag bij kunnen stilstaan, maar ik denk dat ik maar door ga.)

302 Wanneer de vijand ons aanvalt, dan... "O, ik zeg je, je zou echt lid moeten worden van onze..." Wat gaat u doen? Terugtrekken? Het op een akkoordje gooien? Een echte soldaat zou dat niet doen. O nee! Wat doen we dan? De gezindheid; laat de gezindheid die in Christus was... Is dat wat de Bijbel zei? Laat de gezindheid die in Christus was in u zijn. Welke soort gezindheid had Hij? Blijf bij het Woord. Zo is het! Blijf bij het Woord, het Woord van de Vader, en Hij versloeg de vijand elke keer.

303 Nu, wanneer de vijand aanvalt en probeert te zeggen dat u dit moet doen, en dat moet doen, wat zult u dan gaan doen? Blijf bij het Woord. Zo is het! Wat zult u dan gaan doen? Neem het Woord! Wat is het Woord? De Bijbel zei hier, we lazen het zojuist: want de Geest van God is het Woord. Ziet u? Kijk eens hier. "En neemt de helm des heils aan, en het Zwaard, het Zwaard des Geestes." Het Zwaard van de Geest. Wat de Geest is die binnenkomt door uw verstand, en in u binnenkomt; en het Zwaard van die Geest is het Woord van God! Waarmee strijdt die Geest? Waarmee strijdt de Heilige Geest? Met sensaties? Met gevoel? – met het Woord! Glorie! Glorie!

304 Waar strijdt Hij mee? Genezing, Woord! Woord! Laten we het zeggen: "Woord! Woord!" [De samenkomst herhaalt dan: "Woord." – Vert] De Geest strijdt met het Woord van God.

305 De Geest van God loopt regelrecht op de duivel toe en zegt: "Er staat geschreven!" Amen! "Er staat geschreven!" en de duivel trekt terug.

306 Wat doen we? We nemen het Zwaard, wat het Woord van God is, om het met wat te hanteren? Met een hand van geloof, een sterke hand van geloof, het tweesnijdend Zwaard. De Bijbel zei in Hebreeën 4, dat het een tweesnijdend Zwaard is, dat zowel snijdt bij het komen als bij het teruggaan.

307 Broeder, wat doet hij? Neem het Woord... Neem de Geest, laat de Geest in uw hart komen, open uw verstand, en zeg: "Uw Woord is de Waarheid." (En doet u dit ook, zuster.) "Uw Woord is de Waarheid. Heer, ik zal er geen aandacht aan besteden hoe ik me voel, wat iemand anders zegt; ik doe mijn oren dicht, ik blaas al mijn kanalen leeg. Al de zenuwachtigheid, twijfel, en ongeloof die ik ooit heb gehad; elk gevoel dat ik ooit heb gehad; al de ziekte die ik ooit heb gehad; al het andere wat ik ooit heb gehad; ik blaas het er allemaal uit; ik ga daar allemaal aan voorbij en kom regelrecht tot mijn geest. O Here, daal neer; U hebt gezegd, dat U mij schiep met de vrije wil om te handelen."

     "Dat ben je, Mijn Zoon."

308 "Goed, ik open mijn hart en mijn verstand. Kom binnen, Heer Jezus"; en grijp het geloof, dat Zwaard van de Geest: ZO SPREEKT DE HERE! Roep het uit: "Halleluja! Amen!" En sla dan elke vijand neer die voor u staat. Dat is het.

309 Sla elke vijand neer. Als een oude akelige geest u zich helemaal laat voelen of u... Sla dat uit de weg met het Woord van de Here. Onze kracht is, dat de vreugde van de Here mijn sterkte is. Ga bij me vandaan! Sla hem en houw op hem in met het Woord.

310 Of het nu een demon is; of het nu een vijand is; of het nu ziekte is; of het nu een kwaal is; wat het ook is; neem dat Woord en neem het met het Zwaard: en als u de eerste keer slaat en het schijnt zich niet te bewegen, sla hem opnieuw, en sla hem opnieuw, en sla hem opnieuw! En sla net zolang tot u er een gat door hebt gehakt, zoals een kuiken zich door de schaal werkt – of een adelaar, wat u bent. Werk u regelrecht door die oude schaal van ziekte, hak er uw weg doorheen naar buiten, en zeg: "Halleluja, waar is de volgende?" Amen! Dat is de strijd; dat is de soldaat. Dat is de soldaat van het kruis. Ja zeker.

311 Sla elke vijand eruit. Waarom? Waarom? Wij zijn een voorbestemd koninklijk zaad van Abraham. Toen Abraham alles ontkende wat tegen Gods Woord was, hakte hij zich regelrecht een weg door elke hindernis die voor hem opdoemde. Ze zeiden: "Uw vrouw is te oud." Hij hakte dat gewoon uit de weg.

312 De duivel zei: "U kunt dit niet doen, en u kunt dat niet doen."

313 Abraham hakte het uit de weg. Hij sloeg ertegen, en sloeg ertegen, tot hij zichzelf er een weg doorheen had gebaand. "Waar is de volgende, Heer?"

     "Sla hier uw tent op." Hij ging heen en bouwde zich daar een altaar.

314 Hij kwam daar en Satan kwam eraan en zei: "Nu, ik zeg je dat dit niet de juiste plaats is."

     "Hier zal ik blijven; ga van mijn grondgebied af!" Halleluja!

315 Lot zei: "U kon maar beter hierheen komen; we hebben hier een goede tijd. We hebben hier allemaal een organisatie. Wel, mijn vrouw is het hoofd van het letterkundig genootschap en zo in de stad. Ik zeg u, eigenlijk hoorde u hierheen te komen."

     Sara zei: "Abraham..."

316 "Houd je stil, Sara! (Halleluja!) Blijf hier! Dit is de plaats waar God me neerzette; op deze plaats blijf ik. Hier heeft God me geplaatst."

Alle lof zij de kracht van Jezus' Naam!
Engelen vallen terneer;
Brengen het koninkrijk diadeem,
En kronen Hem, de Here van allen.

Op Christus, de vaste Rots, houd ik stand;
Al' and're grond is zinkend zand,
Al' and're grond is zinkend zand.

317 Zelfs de dood zelf, al het andere is zinkend zand. "Op Christus, de vaste Rots houd ik stand." Het koninklijke zaad van Abraham, het koninklijke zaad.

318 Wel, het meest uitgelezen leger van Engeland is de koninklijke garde van Engeland, koninklijk bloed, alles. En het koninklijke zaad van Christus is een met de Heilige Geest vervulde gemeente, vervuld met de Heilige Geest. Wat? Het koninklijke zaad door de belofte, niet door sensaties, maar door de belofte van God. Zij staan vast door het Woord van God en hakken zich er een weg doorheen, terwijl ze uitroepen: "Halleluja!" Zelfs de dood komt naar u toe, en zegt: "Het water stijgt tot de lippen."

319 Zeg dan: "Wijk, Jordaan, ik steek over." Sla uw weg er regelrecht doorheen naar het beloofde land. Amen!

320 Wat gebeurt er? Wanneer de strijd helemaal voorbij is (ik ga nu sluiten, heel zeker), wanneer de strijd helemaal voorbij is, en de heiligen komen naar huis gemarcheerd... Ik wil u iets vragen. Wat gebeurde er toen Hitler Frankrijk binnentrok? Wel, ze zeiden dat je zelfs de lucht niet kon zien vanwege al de vliegtuigen. De Duitsers gingen in de paradepas (ziet u?), ze trokken zo aan hem voorbij, een overwinning vierend.

321 Toen Stalin naar Rusland kwam, reden er kilometers lang tanks achter elkaar, de een vlak na de ander; ze hadden Berlijn gebombardeerd tot er niets meer van overeind stond. Dat is alles. En toen ze heengingen en deze Russische soldaten feest vierden, trokken ze zo binnen, weet u, op die enigszins eigenaardige manier waarop ze doen. Ik zag het een keer op een film in Londen, hoe ze kwamen binnenrijden (de echte film van wat er is gebeurd) – ze trokken feestvierend binnen. O! Toen wij hoorden dat de oorlog voorbij was, schreeuwden we. We bliezen op de fluiten. Toen de helden terugkwamen, gingen we ze tegemoet; ze schreeuwden en juichten.

322 Ik had een neef, die daar was geweest. Hij zei, toen hij terugkwam: "Al de oude veteranen waren zo gewond, dat ze niet uit bed konden; dus rolden zij ze naar boven op het dek van het schip toen ze binnen voeren, om het Vrijheidsbeeld daar te zien staan." Hij zei: "Die grote, sterke kerels die daar stonden, huilden gewoon en vielen zomaar op de grond, toen zij dat Vrijheidsbeeld zagen." Ze waren vier jaar van huis geweest, vechtend, geschokt door de strijd en al het andere, maar ze wisten dat vrouw en geliefde, moeder en vader, en de kinderen, en allen die ze liefhadden zich daar achter dat Vrijheidsbeeld bevonden; het was de verpersoonlijking van dat waar ze voor hadden gevochten. O, de scheepshoorns loeiden, en New York werd één grote jubel, dat is alles, toen hun helden kwamen binnenmarcheren. Dat zal er niet mee te vergelijken zijn!

323 Eens, toen Caesar na een grote veldslag terugkwam, zei hij: "Ik wil dat mijn beroemdste strijders langs mij trekken in deze grote feeststoet ter gelegenheid van de overwinning over onze vijand." Alle officieren borstelden hun pluimen en ze poetsten hun schilden, en ze marcheerden voorbij (weet u, op die manier) als echte soldaten, op die manier. Na een poosje kwam er een kleine oude makker voorbij. Verwond? O! Hij keek gewoon zo'n beetje op, en liep zo door. Caesar zei: "Wacht een ogenblik; wacht een ogenblik!" (Hij was zelfs niet gekleed als officier.) Hij zei: "Kom hier." Hij zei: "Waar hebt u die wonden opgelopen?"

     Hij zei: "Ginds op het slagveld."

     Hij zei: "Klim hier naar boven; u bent de man die ik naast me wil hebben zitten." Waarom? Hij toonde dat hij in de strijd was geweest.

324 O, God hebbe genade met een man die zijn hand kan openhalen aan een sardineblikje en daar een litteken van overhoudt. Ik wil getekend zijn door de strijd! Paulus zei: "Ik draag de littekenen van Jezus in mijn lichaam." Dat is de reden dat ik op het veld wil strijden.

325 Op een dag, wanneer onze grote Opperbevelhebber zal komen, Die ons wapende, Die ons de wapenrusting Gods gaf, de Heilige Geest, Die ons Zijn Woord gaf om mee te vechten, om daarginds mee te staan; wanneer onze grote Opperbevelhebber komt binnenrijden, dan wil ik op de wagen stappen, en met Hem naar huis rijden; u niet? Dan, wanneer ik mijn kleine beste vrouw bij de arm neem, en hier rondkijk en mijn broeders zie, en hun vrouwen en hun kinderen; als we dan door die paradijzen van God beginnen te wandelen, en de engelen erboven de lucht vervullen met gezangen... over een feest gesproken!

326 Wanneer de strijd voorbij is, zullen we de kroon dragen. O, wonderbaar! O, soldaten van het kruis, strek vanmorgen die arm des geloofs uit, en grijp dit Wapen vast.

327 Wat denkt u ervan, zuster? Bent u gereed? Trek dat Wapen, en zeg: "God, het kan mij niet schelen wat de duivel tegen mij heeft gezegd, wat iemand anders ook allemaal tegen me heeft gezegd, vanmorgen geloof ik. Ik geloof."

328 Zoals ik onlangs zei, ik geloof een paar zondagen geleden, dat er een man was die een droom had. Hij droomde dat de duivel een heel klein, oud iets was, dat op hem afrende, en dat hij: "Boe!" zei. En hij sprong achteruit en de duivel werd groter. "Boe!" En hij sprong achteruit en de duivel werd groter. Tenslotte werd de duivel net zo groot als hij was en zou hem gaan overwinnen. Hij wist dat hij hem met iets moest bevechten, dus hij keek in het rond; hij kon niets vinden om hem mee te bevechten; en hij pakte gewoon de Bijbel, en de duivel zei: "Boe!"

329 Hij zei onmiddellijk "Boe!" tegen hem terug, en de duivel werd kleiner, en kleiner, en kleiner, en tenslotte sloeg hij hem dood met het Woord.

330 U bent een soldaat, is het niet, zus? Neem dat Woord en zeg: "Er staat geschreven. (Amen!) Ik zal niet gaan sterven; ik zal gaan leven. Ik zal hier regelrecht deze kerk inlopen en God met de anderen prijzen voor Zijn goedheid." Gelooft u dat, heiligen? [De samenkomst antwoordt: "Ja." – Vert] Amen! Laten we onze hoofden buigen.

331 O, Here God, Schepper van hemel en aarde, laat het heden bekend worden dat Gij nog steeds God zijt. Ongeacht hoezeer ik zou prediken, hoeveel dingen ik zou zeggen, Here, één Woord van U beslist het.

332 Deze zakdoekjes die hier liggen vertegenwoordigen zieken. Ik bid, hemelse Vader, dat Uw zegeningen en kracht op elk ervan zal rusten, als ik er mijn handen op leg. God, in Jezus Christus' Naam, bid ik dat Gij deze zakdoekjes zult zalven met Uw heilige tegenwoordigheid; want er staat geschreven in het Woord – het is niet iets tégen het Woord – maar er staat in het Woord dat zij van het lichaam van Paulus zweetdoeken of gordeldoeken namen; en boze geesten voeren uit de mensen, en hun verschillende kwalen weken van hen.

333 Nu, wij zijn Paulus niet, maar Gij zijt nog steeds God, en Gij zijt nog steeds dezelfde Heilige Geest. Ik leg mijn handen op deze zakdoekjes in de Naam van de Here Jezus, en vraag dat Gij ieder van hen zult zegenen en genezen.

334 En God, hier in een bed dat hier staat, ligt nog maar een kind, een mooi klein meisje. Ze kan niet leven, Here. Satan heeft haar kwaad gedaan, en de geliefde doktoren van deze aarde hebben ongetwijfeld hun best gedaan om het kind te redden; maar ze kunnen het gewoon niet. Ze zijn aan het eind van hun kunnen; ze weten niets anders meer te doen. Maar Here, ik ben zo blij dat er nòg een hoofdstuk geschreven is. We kunnen een andere bladzijde opslaan, en op deze bladzijde zien we de grote Heelmeester binnenkomen. Wij roepen Hem om raad vanmorgen.

335 Nu, Here, staat er niet geschreven hier in Uw Woord: "Deze tekenen zullen de gelovigen volgen?" Here, als ik geen gelovige ben, maak me er dan nu een. Als dit kleine meisje geen gelovige is, maak haar er dan nu een. "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven: op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen." Er staat eveneens geschreven: "In Mijn Naam zullen zij duivelen uitdrijven." Here, dat zijn Uw Woorden; Ze zijn van U, het is Uw Woord.

336 En nu, als Uw dienstknecht, zoals U zei: "Als er twee of drie bijeen zijn in Mijn Naam, dan ben Ik in hun midden; en als twee van u op aarde iets eenparig begeren, zult u het ontvangen."

337 God, dit kind is waarschijnlijk de ziekste in het gebouw vanmorgen, omdat zij zonder U niet veel langer kan leven, en zij is het ziekste. Dus wij allen, wij zijn eenparig, terwijl we hier als soldaat staan, en in deze groep staat het koninklijke zaad van Abraham. Wij marcheren nu op Satan in. Je zou je evengoed gereed kunnen maken om te gaan, Satan, omdat onze wapens blinken, de vaandels wapperen, mannen en vrouwen hanteren zwaarden, marcheren nu op je aan voor dit kleine meisje. Kom uit van haar, Satan! Verlaat dit kind! Als het leger van de levende God dagen we je uit! Verlaat haar in de Naam van Jezus Christus! Ik ga haar de handen opleggen.

338 Nu Satan, je hebt dit kind gebonden; jij hebt dit kwaad aangericht. Ik weet dat een menselijk wezen helemaal geen partij voor je is, maar je kunt niet op tegen mijn Heer, dus kom ik in Zijn Naam. Ga uit van haar, gij geest van de duivel. Gij demon van ziekte, kom uit dit kind, en moge ze vrij heengaan van deze dag aan. Ik zal dit uitspreken in de Naam van Jezus Christus.

339 Nu, Here God, U Die de doden opwekte en bewees dat U God was, doe deze jonge vrouw weer gezond en sterk opstaan, zodat ze in dit gebouw hier zal staan. De duivel is van haar geweken. Gij zijt Degene die haar gezond kan maken. Moge zij leven tot eer en glorie van God. Het is gesproken, laat het nu geschieden!

340 Zijn er hier anderen die hun hand willen opsteken en zeggen: "Ik wil dat er voor mij wordt gebeden. Ik ben ziek; ik heb God nodig." Ik weet niet hoeveel tijd we nog hebben. We hebben genoeg tijd om die mensen hier voorbij te laten komen. Ik voel vanmorgen dat ik vol vertrouwen ben. Ik wil dat je hierheen komt Billy, en neem misschien deze kant van de zaal hier, alleen deze kant hier. Laat gewoon dit gedeelte eerst komen, dan zullen we daarna het achterste gedeelte nemen, tot aan dat pad daar. En dan zullen we hen op die manier nemen, dan zult u geen...

341 En nu wil ik dat broeder Neville en een paar van mijn predikende broeders bij mij komen staan, hier, zodat u ze weer regelrecht door het pad terug kunt laten gaan. Goed.

342 Goed. Nu, ik... Hoevelen van u hebben de wapenrusting aan? Ze is nu anders; ga naar huis en wees in orde. Amen! O, wonderbaar!

343 O, u soldaten, trek het Zwaard, trek het Zwaard, soldaten van het kruis. Trek nu op, trek nu op!

Op Christus, de vaste Rots houd ik stand;
Al' and're grond is zinkend zand.

344 Goed! Kom hierlangs, langs de zijkant van het podium. Laat ieder nu in gebed zijn, terwijl ze voorbij gaan. Trek nu uw Zwaard (ziet u?) ga regelrecht door, blijf gewoon roepen. [Dan gaan de mensen door de gebedsrij, waar voor hen wordt gebeden – Vert]

Voorwaarts Christenstrijders,
Trekt ten strijde op,
Achter 't kruis van Jezus;
Dat gaat steeds voorop.

345 Ruim het veld, Satan! Wat is er aan de hand, soldaten? Denkt u niet dat we kunnen overwinnen? We hebben al overwonnen. Wij zijn meer dan overwinnaars in Christus Jezus. Elke duivel is uitgeworpen, al het andere. [Broeder Branham gaat door met voor de zieken te bidden – Vert]

346 Ik wil dat de kleine dame... Er is iets aan de hand met deze kleine prediker hier. Kom hier naar boven! Deze man werd onlangs uit het ziekenhuis naar huis gestuurd, stervend, verteerd door kanker, een jaar geleden – twee jaar geleden, aan de prostaat. De doktoren gaven hem nog maar een paar dagen te leven. Op een morgen gingen we daar heel vroeg heen; baden voor hem dezelfde morgen, net als met u, en ze kunnen er zelfs geen spoor meer van vinden. Hij verzet nu meer werk dan hij ooit heeft gedaan. Hij en zijn vrouw zijn op de velden van het Evangelie geweest, misschien nog wel voor ik was geboren. [Broeder Kidd zegt: "Vijfenvijftig jaar." – Vert] Hoort u dat? Vijfenvijftig jaar. Voor ik zelfs op de aarde kwam, predikten zij het Evangelie. En hier staat hij, genezen toen hij ongeveer vijfenzeventig, of eenentachtig was. [Dan spreekt broeder Kidd even met broeder Branham – Vert] Een serie opwekkingsdiensten van twee weken, hield gewoon een opwekkingscampagne van twee weken en predikte elke avond. Eenentachtig jaar oud, genezen van kanker.

347 Goed zuster, nu is het uw tijd. Gelooft u? ("Voorwaarts Christenstrijders") Goed zuster, u, en tot ieder van u, wat zullen we gaan doen? ZO SPREEKT DE HERE. Wat hang je hier nog rond, Satan, je hebt verloren. We trekken nu door. We marcheren het beloofde land binnen. Wat is dat? Wat is dit voor een berg die ze daar voor ons aan het bouwen zijn? Wie is dit die daar voor staat, zul je geen vlakte worden? Waarom? Met een tweesnijdend Zwaard zullen we het met de grond gelijk maken. Zo is het. Goed!

Voorwaarts Christenstrijders,
Trekt ten strijde op,
Achter 't kruis van Jezus;
Dat gaat steeds voorop.

Onze Koning gaat ons voor;
Op de vijand aan. (Met Zijn Woord.)
Hoor het overwinningskoor;
Zie Zijn banier vooraan.

Voorwaarts, Christenstrijders,
Trekt ten strijde op;
Achter 't kruis van Jezus
Dat gaat steeds voorop.

348 Halleluja! Wat deden ze? Wat was het eerste wat uittrok in de strijd bij Israël, wat ging het eerst? Eerst kwamen de zangers. Wat volgde er dan? De Ark, dan de strijd! Goed! Gelooft u het nu? We zullen zingen: "Voorwaarts Christenstrijders"; we schuiven elke twijfel aan de kant. Terwijl we nu gaan staan, trekken we op ten strijde. Laten we nu gaan staan, iedereen.

Voorwaarts, Christenstrijders,
Trekt ten strijde op,
Achter 't kruis van Jezus;
Dat gaat steeds voorop.

Onze Koning gaat ons voor;
Op de vijand aan. (Hoe verslaan we hem? Met het Woord.)
Hoor het overwinningskoor,
Zie Zijn banier vooraan.

Voorwaarts, Christenstrijders,
Trekt ten strijde op,
Achter 't kruis van Jezus
Dat gaat steeds voorop.

Wij zijn niet gescheiden,
in Zijn lichaam één;
Eén in hoop en lering,
In liefde saâm vereen'd...

349 Laten allen die God geloven 'Amen' zeggen. [De samenkomst antwoordt: "Amen!" – Vert] Halleluja! Gelooft u dat? Wij zijn overwinnaars. Waar is elke vijand? Onder onze voeten. Bent u gereed? Verrezen in Christus! Nu, het is over, zus. Geloof je dat? Je kunt nu naar huis gaan. Voel je je goed? Ze zegt dat ze zich nu goed voelt, het zal in orde gaan zijn. Hoevelen voelen zich daar in de zaal in orde?

     Toen ze jubelden, vielen de muren in en namen ze de stad in (Amen!); ze namen de stad in. Amen! Amen! Gelooft u Hem?

350 Vergeet u de dienst van vanavond niet. Broeder Neville zal hier vanavond zijn en zijn boodschap brengen, en zal de komende zondag, zo de Here wil, hier zijn. Nu, laten we, als we het gebouw verlaten, zingen: "Voorwaarts Christenstrijders"; en steek vanaf deze dag, nooit meer dat Zwaard in de schede. Trek het eruit; laten we overwinnen. Zij gingen uit overwinnende en om te overwinnen. Goed opnieuw het eerste vers:

Voorwaarts Christenstrijders,
Trekt ten strijde op,
Achter 't kruis van Jezus,
Dat gaat steeds voorop.

Onze Koning gaat ons voor;
Op de vijand aan.
Hoor het overwinningskoor;
Zie Zijn banier vooraan.

Voorwaarts Christenstrijders,
Trekt ten strijde op,
Achter 't kruis van Jezus,
Dat gaat steeds voorop!