Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Alle dingen bezittend

Door William Marrion Branham

1 Ik ben gewoon zo dankbaar om hier te zijn. Ik stelde uw gebeden op prijs toen u hoorde over het kleine ongeval dat ik had. Het toont gewoon aan dat Satan u niet kan pakken, totdat God klaar is. En ik denk dat velen van u zich afvragen hoe en wat er is gebeurd. Ik ben altijd bevoorrecht geweest... Zoals u weet is mijn hobby of dat waardoor ik ontspan òf te gaan vissen òf naar de schietbaan te gaan om te schieten òf te gaan jagen of zoiets. Ik ben daar blij mee. Als ik golf gespeeld zou hebben, zou het daar buiten geweest zijn waar vrouwen halfnaakt zijn. En als ik een balspeler zou zijn geweest, dan weet u wel wat dat zou zijn geweest. Maar ik ben blij, dat het buiten in de natuur was, zoals vissen, jagen en zo.

2 En ik heb altijd gehouden van één van deze Weatherby Magnum geweren. En ik geloof dat iemand hem voor mij gekocht zou hebben als ik er iets over gezegd zou hebben, maar ik hield het voor mijzelf, omdat het teveel geld kost als zij het daarvoor willen uitgeven, terwijl ik zendelingen ken zonder schoenen aan hun voeten. En dan iemand daarvoor laten betalen, zoveel geld laten nemen om een geweer te betalen? Broeder Art Wilson gaf Billy niet lang geleden een model 70 Winchester, een 257 Roberts. De heer Weatherby gaf een krantje uit, dat hij van dat geweer, door slechts een kleine verandering erin aan te brengen, een Weatherby Magnum kon maken, die volmaakt veilig was. Dus broeder Rodney, die hier naar de gemeente komt, broeder Rodney Armstrong, zond het op en liet het veranderen in een Weatherby Magnum. Maar het werd toevallig niet juist veranderd. Dus toen ik het afvuurde... De Winchester Company zegt, dat hun geweer 6900 pond druk zal doorstaan. U weet wat dat zou zijn.

3 Ik had het geweer pas ontvangen. Broeder Wood ging met mij mee en het was ongeveer tweeëneenhalve centimeter vanaf mijn oog, op die manier. En de druk, die 6900 pond bedroeg voor vijftig yards, de loop van het geweer kwam terecht bij de vijftig yard-lijn, de grendel ging zo terug en het geweer sprong uit elkaar in mijn hand. Gewoon een vuurvlam ongeveer zo hoog als het plafond daar, en dat was alles wat ik wist gedurende een seconde of twee. En toen ik bijkwam, spoot het bloed er zo uit en ik dacht dat ik gedood was, dus pakte ik mijn hand zo'n beetje op gedurende een ogenblik. En broeder Wood... ik probeerde te kijken en ik kon uit dit oog niet zien en kon helemaal niet horen. En ik voelde mij of ik daar boven in de lucht liep. En ik zag broeder Wood naar de schietschijf gaan om te zien waar de kogel geraakt had en ik probeerde zijn aandacht te trekken. Toen kwam hij daar en wij gingen door naar boven. En een ring van granaatkartets was precies rondom mijn oog gekomen. En mijn gezicht zag eruit alsof hij er zojuist een hamburger in gegooid had, waar het gewoon in mijn gezicht ontploft was. En een groot zwaar stuk raakte mij precies boven het oog en maakte een cirkel precies rondom het voorhoofdsholtebeen en het schedelbeen hier. Dokter Adair haalde ze eruit.

4 Een paar dagen later natuurlijk, de volgende dag was de dokter zelf in het ziekenhuis. Zij stuurden mij door naar een specialist voor het oog. Hij vond een ring, net onder het gezicht, van ongeveer dertig stukken ijzerdeeltjes, die diep in de oogappel gegaan waren. Ze konden er niet uitgehaald worden. Ze hadden precies het gezicht gemist en maakten er een ring rondom of zoiets. Hij zei: "Het enige wat ik weet", schreef hij in een brief aan dokter Adair, "is dat de goede Here bij hem op de bank moet hebben gezeten om Zijn dienstknecht te beschermen, anders zou hij zelfs geen hoofd meer gehad hebben." Alles wat broeder Wood zou hebben gevonden, zou net van hier naar beneden zijn geweest. Wat sloeg die druk terug! Ik weet niet hoe het gegaan is. Maar die grote zware grendel uit een model 70 geweer was helemaal teruggeslagen, als u weet waar de Conservation Club is, helemaal tot aan het hertenpark. En een deel van het geweer hebben wij nooit gevonden.

5 Dus dit gebeurt gewoon om iets aan te tonen. Ik heb er op een zekere dag een prediking over, zo de Here wil, luidend: "Een bekering is in orde, maar je kunt maar beter simpel blijven. Als het niet voorbestemd is voor de lading, die het nodig heeft, zal het elk ogenblik ontploffen." Zo is het. Dus probeer niet te... Het is beter om oorspronkelijk te zijn. Niet namaken van... [Een zuster spreekt vanuit de samenkomst – Vert] Nu, zie... Het is... O, natuurlijk zou je je kunnen voorstellen, dat de dingen zo gezegd zouden worden.

6 Maar zover ik weet is er niet één ding... Natuurlijk kunt u zich indenken, dat mijn oren nog rinkelen als deze microfoon echoot. Dat is de reden waarom ik hier vanmorgen niet was. Je spreekt en je hoort het geluid van alle kanten. Maar ze brachten mij naar een specialist en hij zei: "Het trommelvlies is zelfs niet gezwollen. En dan het oog", zei hij, "u zult precies hetzelfde gezicht hebben als dat u altijd had." Hij zei: "Die ijzerdeeltjes gingen erin onder het gezicht. Het vormde precies een ring rondom de oogbal en zette zich vast." Hij zei: "Je zult daar altijd ijzerdeeltjes hebben."

7 Ik zei: "Dat heb ik al gehad vanaf mijn tweede jaar, dat is van een andere keer."

8 Broeder Roberson, daar achterin, belde ik op en vertelde hem erover. Hij zei: "Maak je daar geen zorgen over, ik heb twee of drie pond in mij zitten." Hij is een oorlogsveteraan. "Dus zal het je geen kwaad doen, ik heb er genoeg van gehad."

9 En ik herinner mij het visioen van de Here niet lang geleden. Herinnert u zich, dat ik het hier vertelde? De lieflijkheid van de Here die morgen, zei: "Vrees niet waar dan ook heen te gaan of wat dan ook, want de nimmer-falende tegenwoordigheid van Jezus Christus is met u waar u ook heen gaat." Dus Satan kan mij niet doden, totdat God zegt: "Het is voorbij." Ziet u? Hij mag het proberen, maar hij zal er nooit in slagen.

10 Dus toen, vreemd genoeg, ging ik toch door; ik ging naar mijn samenkomst. Ik kon uit dit linker oog goed zien, en ik ging hoe dan ook naar de samenkomst. En toen moesten zij, de broeder die naar het Indianenreservaat ging, de samenkomst laten vervallen of uitstellen totdat ik terugkwam naar de Westkust en langs de Westkust omhoog zou gaan. Dus zullen wij de samenkomst daar gaan houden. En gedurende die tijd ben ik ter beschikking van broeder Arganbright en dan als die samenkomst voorbij is, ga ik naar Anchorage, Alaska. De reden waarom ik zo zeer afhankelijk was...

11 Velen van u herinneren zich het visioen dat ik had, waarin ik de grizzly beer schoot, een grizzly beer van ruim tweeëneenhalve meter (en de gemeente herinnert zich, dat ik het hier vertelde) en de caribou. Ik had er nog één. Herinnert u, dat het hier op de band is, ik zag een geweldig grote bruine beer. Het kan een kodiac-beer geweest zijn en het zou daar in Canada niet hebben kunnen gebeuren, omdat ze daar niet zijn, ziet u. Maar waar hij ook zal zijn, hij zal er zijn. Hij zal er zijn. Dat is ZO SPREEKT DE HERE. Hij zal er zijn. Ziet u?

12 En nu, ik dank u dat u voor mij gebeden heeft. Ik wist dat velen van u zouden bidden als u zou horen dat ik gewond was. En één kleine groep die slechts... Mijn dochter Rebekka, daar achterin, schreef aan zuster Dauch, die hier naar de gemeente komt, een brief en vertelde haar erover. En ze belde Meda een paar avonden daarna op en zei: "Ik weet niet of het hielp of niet, maar allen van onze groep hier kwamen tezamen." De Methodistenprediker en broeder Brown, hun bloedverwant, en zij allen kwamen tezamen en baden de hele avond voor mij. Zij zei: "Ik weet niet of God het hoorde of niet, maar daar wij wisten dat broeder Branham voor zovelen bad, dachten wij voor hem te zullen bidden." Dat is het soort, dat Hij hoort, zie. Ja beslist, dat soort!

13 Broeder Crase, een van onze broeders hier, toen Satan onlangs achter hem aan zat, raakte een buis van een riool... het sneed gewoon compleet zijn... Ik kan niet begrijpen hoe hij er ooit levend vanaf kwam. En zo lag hij daar in het ziekenhuis en zei dat er een kleine broeder uit New Albany, genaamd Medcalf, was binnengekomen, die zei: "Broeder Crase, ik ben niet waardig voor u te komen bidden, maar", zei hij, "de Here legde het gewoon op mijn hart, dus kan ik het niet helpen." En hij kwam naar voren en knielde neer, en zei een klein gebed en ging naar buiten. God genas broeder Crase precies daar. Ziet u? Maar, kijk, het is de gave van genezing in het lichaam van Christus, ziet u, het ene lid voor het andere.

14 Denk niet omdat u maar een lekenlid bent, dat... U bent net zoveel lid als iemand anders. Dat is evengoed mijn vinger, als deze arm mijn arm is, of dit oor mijn oor is. Ziet u? Het is gewoon een lid van het lichaam. En wij allen... Als één lid lijdt, lijden alle leden mede. Een eenheid, wat een gezegende eenheid! Nu ik...

15 Nu, toen heb ik daarna een paar samenkomsten meer genomen en ik ging daar een korte tijd weg voor nog een avond met de Tabernakel, zo de Here wil. En zo de Here wil, wil ik aanstaande zondagmorgen spreken over Het spoor van de profeet, en dan... in de Tabernakel.

16 Morgenavond of zondagavond zal ik hier in de Gospel Tabernakel zijn, bij een van onze broeders, broeder Ruddell. Ik wil spreken over het onderwerp Stoom afblazen, zo de Here wil.

17 En dan moeten wij de daaropvolgende dinsdag vertrekken naar Wisconsin voor de gewestelijke Conferentie van de Volle Evangelie Zakenlieden. En ik zal daar gedurende drie avonden zijn. Dat is in de... Billy, wat is de naam van die stad? Green Lake, Wisconsin. Wanneer? Donderdag, vrijdag en zaterdag, de zeventiende, achttiende en negentiende in Green Lake, Wisconsin, de regionale Conferentie.

18 En dan ben ik op zondag, de twintigste, in Chicago in de Aula van de Hoge School, dezelfde aula als waar wij de laatste keer waren. Herinnert u zich hoe die naam is? Stephen Mather High School aula, voor zondagmiddag.

19 Dan op maandag ben ik daar in de... Ik vergat de naam van de plaats waar de Here mij toentertijd de conventie toonde van de Vereniging van Predikers van Chicago, een samenkomst om met mij te discussiëren over de onderwerpen, weet u, en ik zei: "En de Here toonde mij daar die plaats." Het is een afscheidssamenkomst van broeder Joseph Boze, die hier morgen naar toe komt per vliegtuig om mij te ontmoeten, en een afscheidsfeestje voor hem op maandag.

20 Dan komen wij regelrecht naar huis en vertrekken dan, want het zal dan tijd zijn om naar Southern Pines, Zuid Carolina of Noord Carolina te vertrekken. En dan naar Columbus, Zuid Carolina. En dan naar het Cow Palace aan de Westkust. En dan door naar Grass City en verder omhoog naar Spokane, verder in Canada en dan naar Alaska. Wees dus in gebed voor ons, we hebben uw gebed werkelijk nodig.

21 En ons wordt in de Schrift geleerd, dat alle dingen ten goede meewerken voor hen die God liefhebben. En ik geloof dat sinds dit gebeurde, en ziende de trouw van de mensen enzovoort... Iemand zei: "Hoe kon het gebeuren en waarom liet God het geschieden?" Ik had onderweg gedood kunnen worden of zoiets, toen ik daar naartoe ging. Hij had iets om het voorbij te laten gaan. Bedenk, de Schriften kunnen niet falen. "Alle dingen werken mede ten goede voor hen die God liefhebben." En als ik mijn hart ken, heb ik Hem lief. Ik heb Hem lief met mijn hele hart. En het brengt ons een beetje dichter bij elkaar.

22 En nu te bedenken, dat ieder die erover gehoord heeft, niet kan begrijpen hoe ik zelfs hoofd en schouders overgehouden heb, ziet u, en dan te zitten in die grote explosie. Daar het zo dicht bij mij was, zou het waarschijnlijk bijna 2000 pond luchtdruk recht in je gezicht zijn. Zie, dat is genoeg om je gewoon uit elkaar te laten ploffen, zie, om je gewoon weg te vagen. Als het dat zware stalen geweer uit elkaar doet springen en die loop vijftig meter verderop blaast, en de lade. U zou alleen maar het geweer moeten zien. Het ziet er niet meer uit als een geweer, alleen maar bijeengeraapte stukken.

23 En er dan uit te komen zonder één afwijking. Geprezen zij de levende God! Net genoeg om mij te weerhouden om daar naar boven te gaan, totdat er bericht van Eddie kwam, dat ik niet verondersteld werd op die tijd te komen. "Verbazingwekkende genade, hoe lieflijk het geluid, dat een wrak als ik redde!" En het laat ons weten, doet ons beseffen dat God met ons is. God is met ons en wat zijn wij dankbaar.

24 Nu, ik vertelde vanmorgen dat ik dacht om te komen, toen de dierbare broeder hier, toen ik terugkwam... Ik zei tegen zuster Wood vandaag, ik denk dat broeder Neville... Billy belde mij op en zei: "Luister naar de boodschap als u kunt." En ik geloof dat een klein stukje van dat metaal eruit gewerkt was en ingegaan was onder mijn oog daar. Het had mij werkelijk lelijk te pakken, maar het is er nu uit, ze hebben het eruit gewassen. En dus zei hij toen... Vanavond dacht ik te zullen gaan en die dierbare broeder had waarschijnlijk zo gepredikt, ik weet wat het is als je één grote dienst hebt, dan ben je echt schor, weet u, en je keel brandt en doet pijn. Dus dacht ik te zullen gaan en ik nam een paar Schriftgedeelten om te lezen. Ik dacht: "Avondmaalsavond." Ik wil altijd avondmaal nemen.

25 Dan had ik een paar vrienden, die hier ergens zijn. Ik zie niet al te goed, zoals u begrijpt. Er zit nog 'Belladonna' in dat oog, dat opengesperd is, het is gewoon wat mistig. En zo zijn zij hier, vrienden en verwanten van mijn dierbare goede broeder, F.F. Bosworth, die in de heerlijkheid is. De Here zegene die mensen; we baden zojuist voor hen in de achterkamer.

26 Nu, vergeet niet dat woensdagavond onze gebedssamenkomst in het midden van de week is. En ik geloof dat die van broeder Jackson op donderdagavond is. En broeder Junior hier boven is op... Of broeder Ruddell's samenkomst is op woensdagavond. En de Tabernakel in Utica is op woensdag-, op donderdagavond. En dan hier terug op zondagmorgen voor een samenkomst.

27 En dan nu en zondagavond moet ik bij broeder Ruddell zijn. Ik wilde het op een woensdagavond doen volgende week, maar ik kan dat niet doen, dus moest ik het op zondagavond stellen. Maar nu tot de mensen hier in de Tabernakel: blijf gewoon hier in de Tabernakel, zie, omdat ik alleen maar voor die avond naar broeder Ruddell's samenkomst ga om te spreken, niet voor een genezingsdienst. Maar, bedenk dat u hier op uw post van plicht blijft, hier in de Tabernakel. Dit is uw plaats, zie. En wij verwachten een goede tijd. En bid dan allen voor ons als wij voortgaan.

28 Wij vertrouwen dat God ons nu vanavond voor het avondmaal zal ontmoeten. En ik geloof... Zijn dat alle aankondigingen, waarvan wij weten? [Broeder Neville zegt: "Ja." – Vert] Nu, het pad bereidend... ["Begrafenis, morgenmiddag."] Wat broeder? ["Begrafenis, morgenmiddag om twee uur."] Een begrafenis. ["In Edmonton. De moeder van J.T."] O, ja. De begrafenis van... één van onze broeder-evangelisten uit deze Tabernakel is hier juist... Wel, hij is één van ons hier. Hij gaat het veld in en doet het werk van een herder en predikt, broeder J.T. Parnell. Zijn dierbare kleine moeder stierf onlangs, een kleine gebogen grijze moeder. En de rouwdienst zal morgen gehouden worden in Edmonton, Kentucky. Nu, ik weet dat velen van u bloemen voor haar wilden brengen, maar wij konden het niet. En de enige wijze waarop de gemeente daar een krans kon brengen, was door op te bellen en de brievenbesteller hem te laten bezorgen. En dat zou morgen moeten gebeuren, dus of de bloemen er komen of niet, dat was erg moeilijk. Maar wij willen zeker ons medeleven betuigen, broeder, met onze broeder Parnell, die zijn moeder verloor, zoals ik onlangs eveneens. En ik ben er zeker van, dat zuster Spencer en vele anderen hier ook hun medeleven betuigen, die nog maar kort geleden gingen door de schaduwen en smarten.

29 Laten wij nu onze hoofden gewoon een ogenblik voor gebed buigen in Zijn tegenwoordigheid. Nu, ik wil dat u voor mij bidt. En het is wat moeilijk hier vanavond, terwijl ik probeer te zien met deze floers voor mijn ogen. Mijn oog is in orde, maar ze deden er wat 'Belladonna' in om het open te sperren. U weet wat het is. En het is nu al ongeveer zes dagen zo geweest, zie, en hij zei, dat het nog een week of tien dagen zou kunnen duren. Dus, bidt u voor mij. En dan de echo uit deze microfoon tegen de muren, bidt u voor mij. En zou ik uw hand kunnen zien voor God, als u een verzoek hebt, hef dan gewoon uw hand op. God, beantwoord het gebed, als wij plechtig samenkomen en nu buigen.

30 Onze hemelse Vader, U hebt verkozen dat wij zouden samenkomen. Het is de wil van God dat wij zouden samenkomen naarmate wij de dag zien naderen, en dat regelmatig, Here, om onszelf dichter tot U en tot elkander te brengen, in een band van gemeenschap, door het vergoten bloed van Jezus, dat het mogelijk maakt.

31 Wij zijn vanavond zo dankbaar, Here. Ik was nog nooit zo dankbaar om hier te zijn. Ik ben U gewoon zo dankbaar. Ik kan gewoon de woorden niet vinden om uit te drukken hoe dankbaar ik ben om het gezicht van mijn ogen en mijn gehoor te hebben en onder de levenden hier op aarde te zijn om door te gaan met het Evangelie. Het geeft ons zo'n besef, Here, als wij zien hoe dichtbij slechts... Wanneer mensen met een groot verstand gewoon op hun hoofd krabben en zeggen: "Hoe was dat ooit mogelijk? Alleen de hand van God!" Dan buig ik mijn hoofd in nederigheid, Here, om te zien, dat het wonder mij werd toegestaan, dat het verricht werd rondom de plaats waar uw dienstknecht stond. Ik ben zo dankbaar. En nu, Vader, ik wijd mijn leven opnieuw aan Uw dienst, na daar gelopen te hebben. Nooit kan ik in het leven dichter bij de dood geweest zijn dan toen, en dan toch leven. Daarom ben ik dankbaar.

32 En nu bid ik voor al deze mensen, die hun hand vanavond opstaken, waarvan elk van hen een verzoek had. En velen van hen hebben dankzegging in hun hart, bijna allen, Here, voor wat u ook voor hen gedaan hebt.

33 Nu zijn wij vanavond gekomen om te vergaderen voor een zeer speciale gelegenheid, dat is om te nemen wat wij noemen de 'communie' of het 'avondmaal des Heren'. Communiceren is 'praten met of converseren met'. En dat doen wij nu, Here, spreken met onze Here, gemeenschap hebben, spreken en wachten op Hem voor een antwoord.

34 En nu, Vader, wij bidden, dat U vanavond tot ons terug wilt spreken door het geschreven Woord, En geef ons iets in onze harten, stel onze reis vast, Here, en geef ons nieuwe moed. En zegen onze herder, Here, onze dierbare broeder, Uw dienstknecht, en zijn vrouw en gezin; en de diakenen en de beheerders en elke persoon die naar de gemeente komt. O, God, trek ons dichter tot U. Moge het zijn, zoals de dichter zei: "Gezegend zij de band, die onze harten bindt in Christelijke liefde. Onze gemeenschap zij van gelijke gezindheid als die hierboven." Sta het toe, Here. Zegen alle andere aanbidders over de hele wereld. En nu, Vader, breek het Brood des levens voor ons als wij wachten op U. In de Naam van Jezus Christus, Uw geliefd Kind, vragen wij het. Amen.

35 Nu, veel mensen houden ervan de woorden op te tekenen, die een prediker zou lezen. En ik heb... Deze middag, nadat ik buiten was met broeder en zuster Wood... Wij waren daar geweest om onze broeder Gobel Roberson te ontmoeten, en wel in zijn tentoonstellingsruimte. Wij kwamen terug en ik dacht... zuster Wood vertelde mij wat een wonderbare boodschap onze herder vanmorgen had. En ik dacht toevallig aan de arme kleine kerel, die misschien een zere keel heeft en ik heb er ook één, maar ik dacht dat wij dit misschien samen kunnen delen als hij mij zou vragen om te spreken. En ik schreef hier een paar notities op, waar ik graag over wilde spreken.

36 Ten eerste, laten wij opslaan II Korinthe 6:7–10. Het zesde hoofdstuk, het zevende vers tot en met het tiende vers. En dan Genesis 14:18–19 Daaruit halen wij, zo de Here wil, de samenhang van de tekst. En nu wil ik ten eerste lezen uit II Korinthe 6:7–10:

     In het woord der waarheid, in de kracht van God, door de wapenen der gerechtigheid aan de rechter- en aan de linkerzijde;
     Door eer en oneer, door kwaad gerucht en goed gerucht; als verleiders, en nochtans waarachtigen;
     Als onbekenden, en nochtans bekend; als stervenden, en ziet, wij leven; als getuchtigd, en niet gedood;
     Als droevig zijnde, doch altijd blijde; als arm, doch velen rijk makende; als niets hebbende, en nochtans alles bezittende.

     Genesis 14:18 en 19:

     En Melchizédek, koning van Salem, bracht voor brood en wijn; en hij was een priester van de allerhoogste God.
     En hij zegende hem, en zeide: Gezegend zij Abram Gode, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit!

37 En als ik het een tekst zou willen noemen, zou ik willen spreken over het onderwerp: Alle dingen bezittend. Zoals in de Korinthe-brief hier, wij... Er staat dat wij arm zijn en toch alle dingen bezitten. Alle dingen bezittend. Nu, daar houd ik van. In Genesis lezen wij, dat Abraham deze grote man, genaamd Melchizédek, ontmoette, Die de Bezitter was van zowel de hemelen als de aarde. Toen was Hij de Bezitter van alle dingen, Bezitter van de hemel en van de aarde, dat is van alle dingen.

38 Nu, wij kennen het verhaal van Abraham en wat er gebeurde. Hij was geroepen tot een plaats van plicht. Hij was uit zijn land geroepen, het land der Chaldeeën en de stad Ur, waar hij was geweest met zijn vader en zijn familie. En het was daar in de vallei van Sinear, waarschijnlijk een rijk, vruchtbaar land. En Abraham was, zoals wij begrijpen, geen speciaal persoon in het oog van de wereld. Of anders gezegd, hij was geen koning of een monarch of een potentaat. Hij was gewoon een man. En hij had zijn halfzuster, Sara, getrouwd. Hij trouwde haar waarschijnlijk toen zij een jonge vrouw was. En God had hem geroepen op de leeftijd van vijfenzeventig tot een leven van dienst, en dat sloot ook zijn hulpe in.

39 En precies hier zouden wij kunnen beginnen. Ik geloof dat wanneer God een man roept tot dienst, als hij een getrouwd man is en een hulpe heeft, Hij zijn vrouw met hem roept, omdat deze twee één zijn. Ergens vinden wij later, dat God mogelijk Sara gedood zou hebben toen zij de boodschap van de engel betwijfelde, vijfentwintig jaar later, toen zij die dag onder de eikenboom zaten. Maar toen lachte zij toen de engel haar vertelde, of aan Abraham vertelde, dat zij moeder zou worden, en Sara lachte in zichzelf en zei: "Hoe zou ik, oudje, dat kunnen?" Negentig jaar oud en haar man honderd jaar oud. Haar baarmoeder was al jaren opgedroogd en zijn lichaam was zo goed als dood. Hoe zou zij dan weer met haar man wellust kunnen hebben? En zij lachte in zichzelf.

40 En de engel zei, met Zijn rug gekeerd naar de tent: "Waarom lachte Sara?"

41 En zij ontkende het. Nu, dat is God in Zijn gezicht vertellen dat Hij 'verkeerd' is. Zie? En dat zou haar het leven gekost hebben, maar God kon Sara niet nemen, omdat zij een deel van Abraham was. Zie? En zij was in het verbond met hem, dus moest zij met hem gaan. Dus kon Hij niet Abraham nemen... of Sara nemen, zonder een deel van Abraham te nemen, want deze twee zijn één.

42 Een mooi type van ons vandaag, onwaardig, de dood waardig als wij zondigen, maar God kan ons niet doden, omdat wij een deel van Christus zijn. Zie? Dat is door genade, omdat wij in eenheid zijn met Christus. Is dat geen mooie gedachte, eenheid met Christus? Daarom behoren wij dus onze zonden, als wij ze doen, snel te belijden, dat 'ze verkeerd' zijn, omdat God ons leven zou nemen. Maar het bloed antwoordt in onze plaats, en God kan dat bloed gewoon niet voorbijgaan. Zie? Hij kan het gewoon niet doen, omdat het een belofte is, dat Hij het niet zou doen. Dus kan Hij Zijn eigen belofte niet breken. Zie? Dus God heeft Zichzelf als het ware daaraan verbonden. Zie, Hij kan Zijn belofte niet breken. En Hij beloofde het door dat bloed, dat wie geloofde, eeuwig leven had, en Hij kan die belofte niet breken.

43 Wij vinden dus, dat Abraham in gehoorzaamheid zijn huis, zijn land verliet en zich afscheidde van alles, heel zijn aardse positie, bezittingen, om te reizen naar een vreemd land als een tijdelijk verblijf. Een type van de gemeente. Ons wordt gevraagd alles te verzaken wat in deze wereld is, om Christus te volgen.

44 Nu, wij zien dat Abraham volgde, jaar na jaar. En hij nam een deel met zich mee, wat zijn vader was, en deze stierf onmiddellijk. En toen nam hij zijn neef Lot mee, en Lot scheidde zich af tengevolge van twist, en ging in Sodom wonen, hoewel hij een deel van Abraham was. En God gaf het land en alles wat in het land was, aan Abraham. Hij erfde alles. God zei: "Kijk naar het oosten, westen, noorden en zuiden en alles daarvan behoort aan u en uw zaad na u. Het is allemaal van u."

45 Nu. op een zekere dag had Abraham het nogal zwaar, maar Lot had het gemakkelijk, zich wadend in de zonde. Hoe gemakkelijk is het en hoe plezierig schijnt zonde te zijn en hoe onschuldig ziet deze er uit. Nu, als Lot dit zegt: "Zolang ik geloof! Ik geloof in God, dus waarom kan ik niet hier in Sodom gaan en het zal in orde zijn. Ik ben een gelovige." Maar het was niet in orde.

46 Zie, toen God Abraham riep, riep Hij hem om zich van alles af te zonderen. En dat is wat we moeten doen. God roept ons tot een totale afscheiding van zonde. "Komt uit van haar, hebt geen deel aan haar!" Mijd zelfs de schijn van kwaad. Afscheiding, volledige vernietiging ervan! Blijf er een heel eind vandaan. Treed niet op haar grondgebied, het doet er niet toe hoe aardig het er ook uitziet.

47 U mensen, u zou hier nu kunnen denken, hier is het: "Broeder Branham, soms word ik verzocht om te stelen of soms om te roken." Of soms denken de vrouwen: "Ik word verzocht om mij te kleden als de mensen van de wereld", weet u, de onzedelijke kleding en zo. "Ik word verzocht", de jongedames. Nu, u denkt dat dat verzocht worden is, maar wat dan hier in een bediening waar je op elke kleine beweging moet letten, ziet u. Wat een groter iets is het hier en waarvoor ze meer verantwoording af moeten leggen. Omdat u verantwoording moet afleggen voor uw eigen ziel, maar wíj moeten ook verantwoording afleggen voor iedereen tot wie wij spreken. Ziet u? Dus Satan... gewoon voortdurend... Wel, u zegt: "Is dat geen aardige kleine jurk? Het is wel helemaal verkeerd om haar te dragen, maar is ze niet prachtig? Ze zou mij gewoon precies passen." Waar het is aan mij... Nu, u weet dat dit verkeerd is. Maar bij een prediker is het: "U zou naar deze samenkomst hier moeten gaan, deze is het precies. Ze zeggen dat zij zo groot is, de gemeente." En toch moet u wachten en God horen zeggen: "Ga." Zie. "O, zou u hierheen willen gaan en deze persoon hier opzoeken? Dit is zus-en-zo." En je moet waken, voorzichtig zijn. Zie? O, het is zo sluw. En nu, wij moeten voor die dingen oppassen.

48 Nu, Abraham moest ook waakzaam zijn. Maar in plaats van met Lot Sodom in te gaan, scheidde hij zich af en ging de woestijn in, nam de weg met de verachte weinigen des Heren. Dat zou onze houding moeten zijn. De weg gaan met Gods volk, ongeacht of het moeilijk of gemakkelijk is, ga hoe dan ook. Wees bereid om elk ogenblik te gaan, nu, waar Hij u ook zou roepen.

49 Nu, nadat dit gebeurd was, kwam er een koning, die op het oorlogspad ging met een kleine stam mensen daarboven, en raasde door de vallei en ruimde al de kleine groepen, kleine koninkrijken uit de weg, kwam in Sodom en nam de koning van Sodom en Gomorra gevangen, nam Lot mee (de neef van Abraham), zijn vrouw, zijn dochters, zijn kinderen allemaal, en al hun bezit en alles wat zij hadden. Hij trok er helemaal doorheen en roofde al gaande het hele land leeg. O, wat een verschrikkelijke zaak, het loon van de zonde is de dood! Lot besefte dit ongetwijfeld terwijl hij daar liep, misschien met een touw of ketting om zijn nek, als een slaaf; zijn kinderen, jonge meisjes, zouden worden verkracht; en zijn vrouw en alles, en waarschijnlijk zou hij elk moment kunnen sterven. Hij was ongehoorzaam aan één opdracht en ging misschien naar het een of andere koninkrijk om de rest van zijn dagen een slaaf te zijn.

50 Maar toen Abraham ontdekte dat Lot weggevoerd was, die een deel van Abrahams bezit was... Abraham zou dit gezegd kunnen hebben: "God, U vertelde mij dat als ik U zou gehoorzamen en in dit land zou wandelen, U dit aan mij zou geven. Het behoort aan mij. En Lot is een deel hiervan en ik ga achter hem aan." Dus mobiliseerde of verzamelde hij zijn dienstknechten en bewapende hen. En hij nam zijn knechten en trok uit, totdat hij deze koning op het spoor zat en hem vond met al deze andere kleine koninkrijken. Zie wat een groot leger zij toen waren! Maar onder de leiding van God, de Hoofd-Generaal, verdeelde hij zich, viel op hen aan en slachtte de koningen en bracht Lot en al de kleine koninkrijken terug, bracht ze tot hen terug, weer naar hun thuisland.

51 Wat een beeld van Christus in Abraham daar, de vijand achterna komend, die alles gevangen genomen had, en Christus kwam en bracht ons weer terug.

52 Nu, wij ontdekken in dit geweldige verhaal, dat Abraham op de terugweg, toen hij terugkwam nadat de overwinning behaald was, de Bezitter van hemelen en aarde, Melchizédek, ontmoette, die de Koning is van Jeruzalem, Koning van Salem, wat Jeruzalem was, die Vredevorst is, die Koning der gerechtigheid is. Hij had geen vader, Hij had geen moeder. Hij had geen begin en zal nimmer een einde hebben, dus dat was niemand anders dan de Almachtige. En hij ontmoette Hem op de weg naar huis, na het slachten van de koning. Hij ontmoette de Bezitter; Hij, Die alle dingen bezat, ontmoette hem op de terugweg. Wat een heerlijke zaak! Nu, Abraham...

53 Ik houd hiervan. Abraham was door de belofte erfgenaam van alles, dus kon hij aanspraak maken op alles wat in zijn land was en op het land zelf. Aan Abraham was de belofte gegeven. Nu, wij begrijpen dat Abraham de armste man was in het hele land, omdat hij daar in de woestijn woonde, en leefde in vrede met God. En Lot, rijk, woonde in de stad en werd bestuurder van de stad; hij zat in de poort, was een rechter en richtte de stad, en had al de rijkdommen en dergelijke. Maar Abraham was in de woestijn en misschien de armste man in het land, en toch maakte hij er aanspraak op alles te bezitten. Amen! Daar houd ik van.

54 O, wij, vanavond, mogen dan niet rijk aan wereldse goederen zijn, maar wij bezitten alle dingen. De gemeente zelf bezit alle dingen. Hoewel arm, toch rijk en alle dingen bezittend. Ik houd daarvan. Hij... Wij zijn... Het oude lied dat wij jaren geleden zongen luidde: "Mijn Vader is rijk aan huizen en land. Hij houdt de rijkdom van de wereld in Zijn hand! Robijnen en diamanten, en zilver en goud, Zijn koffers zijn er vol van, Hij heeft onnoemelijke rijkdommen." En wij zijn er de bezitters van, omdat wij een kind van de Koning zijn. Amen. Het kind is altijd erfgenaam, dat weten wij. Goed.

55 Abraham kon er beslag op leggen, hoewel hij arm was, zijn vee verhongerde. Lot nam de beste grond. Hij had een tekort aan water. Hete dagen, en de herders hadden met elkaar overhoop gelegen en alles zag er voor Abraham uit of het verkeerd ging, toch bezat hij de hele zaak.

56 En vandaag wordt de ware gelovige uitgeworpen van onder de mensen en een 'fanaticus' genoemd, 'heilige roller' of een of andere soort beledigende naam, de een of andere soort godsdienstige fanaticus, en toch is hij erfgenaam van alle hemelen en aarde. "Zalig zijn de zachtmoedigen, zij zullen de aarde beërven." O my! Zij spreken erover om u daar buiten in een hutje of waar dan ook te stoppen, en u hebt nauwelijks genoeg geld om uw huur te betalen, toch bezit u alles. Amen. U moet werken en zwoegen en zweten voor een paar dollars om een eerlijk bestaan op te bouwen, om de voeten van uw kinderen te schoeien en hun hongerige mond te voeden en toch bezitter, erfgenaam van alles wat hier is. "De zachtmoedigen zullen de aarde beërven." Zij bezitten hem. O my, daar houd ik van! Bezitter van de aarde! Wie is dat? De gelovige. De gelovige heeft een eigendomsrecht, de overdrachtsakte, zo is het, door Jezus Christus, dat Hij de Bezitter van dit hele universum zal zijn. Zo is het. "De zachtmoedigen zullen de aarde beërven."

57 Abraham kon dat land bezitten, want... en wat erop was. God gaf het hem. En Lot was een deel van dat land. Dus Abraham had er een recht op. Hij kon zich beroepen of er beslag op leggen. Hij zei: "Nu, God, U gaf mij de belofte, dat dit land en al wat erin was, van mij was, en U gaf de belofte. Nu is mijn bloedverwant gepakt, en al wat hij heeft, is weg."

58 Met andere woorden, als ik het op vandaag zou toepassen, zou ik zeggen, zou de gemeente kunnen zeggen: "Here God, hier is mijn broeder, hij ligt hier, aangetast door de kanker, hij is getroffen door tuberculose, hij heeft zus-en-zo. Ik beroep mij op de belofte, het is mijn bezit. U, U hebt het mij verteld!" Amen! Daar bent u er. Dan kunt u gewoon achter die vijand aan gaan, die duivel, en hem verslaan precies op dezelfde wijze als Abraham de koningen versloeg en zijn bezit terugbracht. Amen. Daar houd ik van. Het is voor de gelovige.

59 Hoewel Abraham recht had op de belofte en de belofte voor hem was, moest hij toch vechten om hem te bezitten. Amen. Daar bent u er. Hoewel de gelovige vandaag een erfgenaam is van alles, erfgenaam van elke geestelijke zegen, elke lichamelijke zegen, elke zegen die de Bijbel belooft, moet u toch vechten voor elke centimeter ervan. Dat is de wijze waarop God het ingesteld heeft. Het is altijd zo geweest. U moet vechten om dat te bezitten waarvan u weet dat het van u is. U moet vechten om het te bezitten. En dat is wat we nu moeten doen.

60 U zegt: "Broeder Branham, ik heb genezing nodig."

61 De belofte is voor u. Maar als u hem ooit krijgt, krijgt u hem niet gemakkelijk, dat zal ik u vertellen. U gaat hem afnemen van Satan. Satan neemt uw gezondheid af, u hebt een recht om tegen Satan te zeggen: "Geef het terug! Overhandig het. Ik kom in de Naam van de Here, de Bezitter van hemelen en aarde en ik ben Zijn erfgenaam. Geef het terug. Je nam mijn kind af, je liet haar omgaan met de verkeerde jongen. Je nam mijn jongen af door hem te laten omgaan met het verkeerde meisje. Ik eis hen op! Zo is het. Ik eis mijn kinderen op, ik eis mijn broeder op, ik eis mijn zuster op. Ja, Satan, je hebt hen uit Gods huis genomen, met vleiende woorden bewoog je hen eruit te gaan, maar ik kom achter hen aan. Ik eis hen op."

     "Wel, hoe weet u dat?"

62 Ik ben een erfgenaam van alle dingen. Amen. Het is mij gegeven. Ik ben erfgenaam, ik kan alles opeisen wat God mij beloofde. Amen. Daar bent u er. My! Hoe krijgt u het, door iets wat u deed? Zeker niet. Het is de onverdiende gave die God ons gaf en hij is van ons, hij behoort aan ons. Satan kan het niet vasthouden als u naar hem gaat met geloof in het Schriftuurlijke, gezaghebbende Woord en zegt: "Het is van mij! Laat het los!" Amen. Glorie! Ik houd daarvan. "Satan, je laat het los. Je nam het van mij af. Je geeft het terug, omdat ik het je nadrukkelijk aanzeg. Ik heb de kennisgeving hier in het Woord geschreven: "Hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar deze kennisgeving niet." Dus ik kom met deze kennisgeving tot je, dat Jezus Christus zei, dat wat ik de Vader ook zou vragen in Zijn Naam, Hij het mij zou geven. Als ik tot deze berg zeg: "Word opgeheven", en niet twijfel in mijn hart, maar geloof dat wat ik gezegd heb zal komen te geschieden, kan ik hebben wat ik zei. Leg het neer!" Dat doet hem schrikken. Het doet hem niet schrikken, het doet hem op de loop gaan. "Laat het los, omdat ik gekomen ben met het schriftuurlijk gezag. Ik ben een gelovige." Begrijpt u het? Jazeker. Ja, beslist.

63 Wat moest Abraham eerst hebben, teneinde dit te doen? Hij moest zijn geloof leggen op de vaste rots-fundering van Gods beloofde Woord. Kijk, het enige wat hij had was een kleine groep knechten, waarschijnlijk een dozijn. En daar waren waarschijnlijk een paar duizend gewapende mannen. En zijn mannen waren geen soldaten, het waren knechten, veehoeders, schaapherders, hoeders, waarschijnlijk met oude roestige messen, die ze ergens opgepikt hadden en die daar buiten bewaard werden, en heel wat regen was erop gevallen, zodat ze roestig waren. Maar Abraham keek geenszins naar het roestige mes noch naar een schild. Hij legde zijn geloof in Gods Woord. Daar bent u er. Dat doet het hem. Dat is wat.

     "Hoe gaat u hen bevechten als u daar bent?"

64 Dat is niet aan mij. Het is aan mij om mijn geloof te leggen in wat God zei. Het is van mij. Ik ga achter hetgeen aan wat mij behoort. Amen. Nu, wanneer mensen die ziek zijn dat kunnen zien, dan is de ziekte zo goed als direct voorbij. Zie? Zeker.

65 Als een zondaar kan zien dat je niet behoeft te zondigen! Heel wat mensen zondigen, omdat ze moeten zondigen. Dat is een jammerlijke houding, als je zegt dat je 'zondigen moet'. Maar als u zich realiseert dat u niet meer hoeft te zondigen! Er zijn mensen, die gewoon opstaan en vloeken en je in je gezicht uitlachen en je een 'idioot' noemen en al het andere, het zijn moedwillige zondaars. Zie, dan is er geen hoop voor hen. Maar die man, die iets voortdurend doet, heeft... Zij willen het niet doen. Hij steelt, maar hij wil het niet. En hij liegt, hij wil het niet. Hij doet dingen, die hij niet wil doen, hij wil geen zondaar zijn. Er is hoop voor hem als u hem kunt laten zien wat de Waarheid is. Zie? Voldoe aan Gods belofte en leg uw geloof daarop en ga dan op de vijand af. Hij kan het gewoon niet langer houden, dat is alles, omdat het van u is.

66 Laten wij nu naar deze man kijken. Hier zei Abraham: "Ik ben erfgenaam. Dit behoort aan mij, alles in dit land behoort aan mij. Omdat God... ik heb het nog niet." Maar hij had het, het was van hem hoe dan ook.

67 Nu, wij zijn erfgenamen van alle dingen. Klopt dat? Wij zijn erfgenamen van alle dingen. De Bijbel heeft het hier zojuist gezegd. Wij zijn erfgenamen van alle dingen, van alles. Wij bezitten het nog niet, maar het is van ons. Amen. O, glorie! Ik bezit geen centimeter land, maar het is allemaal van mij, hoe dan ook. Zeker. Het is allemaal van ons, het behoort aan de mensen, de gemeente, de gelovigen, de bruid van Christus is eigenaar van elk stofje ervan. Rusland vecht ervoor, de Verenigde Staten vechten voor dat en die vecht voor dit en dit hier en dan noemen zij ons 'gek'. Blijf gewoon zitten; u bent er eigenaar van, hoe dan ook. Amen. Alles zullen wij beërven, dus laten zij dan maar twisten en elkaar opblazen. Het behoort aan ons. Wij zijn degenen die het krijgen. Zij zouden het zelfs nooit denken, maar wij zullen het in ieder geval. Wij zullen het in ieder geval!

68 Wie zou gedacht hebben dat die kleine oude man daarboven, met dat kleine oude broodmagere vee daar boven op de heuvel, alles bezat? Heel Palestina behoorde aan hem. Jazeker. Dus toen hij kwam tot de plaats dat de ontknoping kwam, bewees God met hem te zijn. Hij nam dat kleine handjevol mannen en trok er op uit en versloeg ieder van hen en bracht zijn bezitting terug. Amen. Daar houd ik van. Waarom? Hij legde zijn geloof op Gods Rots-belofte. Dat is er nodig. Hij bouwde op geen ander fundament, sloot zich niet bij een organisatie aan of iets dergelijks. Hij legde zijn geloof op die belofte! Amen. Dat is het, op die belofte, en daar marcheerde hij voorwaarts. Wel een roestig zwaard of geen roestig zwaard, het maakte voor hem geen verschil, hij had zijn geloof op de belofte liggen.

69 En als u naar voren komt om voor u te laten bidden, als u verlossing wilt, als u Goddelijke genezing wilt, het doet er niet toe wat, als u een gelovige bent, bent u een erfgenaam van elke belofte. Leg dus uw geloof op de belofte en ga voorwaarts, en vertel Satan: "Geef het terug! Geef het terug! Het is van mij." Laat hem u niet afbluffen. Blijf daar vastberaden staan, hij zal het teruggeven. God zei dat hij het zou doen, dus moet hij het doen. Dat is uw autoriteit. Zo is het, erfgenaam van alle dingen!

70 Hij bleef op dat fundament staan, het beloofde Woord, en hij had een erfenis. Hij was de erfgenaam, dus hij wist het. Goed, meneer, nadat de belofte aan hem bevestigd was, toen had hij gemeenschap met de Beloftegever (ik houd daarvan), nadat God de belofte gedaan had. En toen, zie, Abraham had nooit tevoren een test gehad van dat soort. Dus hij wist dat het allemaal aan hem behoorde en dat was de belofte, toch had hij nooit tegen een leger moeten vechten. Hij wist er niets van. Hij was geen geoefend man om te vechten. Abraham was geen vechter, hij was een boer. En Abraham kon niets doen, omdat hij geen soldaat was. Zijn mannen waren geen soldaten, het waren boeren. Dus het enige wat hij kon doen was gewoon Gods belofte nemen, zijn geloof op die belofte plaatsen en er op uit trekken, er achteraan gaan. Toen Abraham dat zag en die belofte nam en uitvond dat God het aan hem bevestigd had, dat Hij zijn belofte houdt... Amen! Daar is het.

71 Als u nooit de Heilige Geest hebt ontvangen, er niets over weet, en iets in uw hart u vertelt dat u het nodig hebt, blijf er bij staan. Dat is eeuwig leven, daar bent u erfgenaam van. Blijf erbij staan en kijk Satan recht in zijn gezicht en zeg: "Jij bent de rover, dat ben je! Ik ben gekomen om datgene te bezitten waarvoor Jezus Christus stierf, opdat ik het zou hebben, geef het nu terug! Ga uit de weg!"

72 Het eerste wat u dan weet is, dat de Heilige Geest Zich over u zal uitstorten. Dan gebeurt er iets. Er zal iets gebeuren. Wat is het? God bevestigde dat Hij Zijn Woord houdt. Dat is het precies. Dan zie, nadat u ziet dat het Woord aan u bevestigd is, dat u gered bent, dat u werkelijk de Heilige Geest hebt, wat dan? Abraham had de overwinning behaald, hier komt hij terug marcheren; hij was erheen gegaan met zijn geloof liggend in het Woord, dat hij terug zou kunnen brengen wat hij verloren had, en hier kwam hij ermee terug, de overwinningsmars marcherend. Dat is hetzelfde wat u kunt doen. Als u geen eeuwig leven hebt, vraag het God. Belijd uw zonden, geloof in de Zoon van God, aanvaard de doop met de Heilige Geest en zeg: "God, ik kom er om, ik ben hier om het te ontvangen." Dan komt u terug met de overwinningsmars. U hebt het. Amen. Gewoon stralend, my, de vogels zingen anders, en iedereen. U hebt dan iedereen lief. Die oude haat, boosaardigheid, twist is voorbij. U hebt iedereen lief! O, u hebt gewoon een geweldige tijd, zingend, juichend, God prijzend. Het kan u niet schelen wat iemand over u zegt. Het is in orde. Zeker, op de overwinningsmars!

73 Wie kwam hem daar tegemoet? Wie kwam daar tevoorschijn om hem daar te ontmoeten? Melchizédek. Melchizédek kwam eraan en ging hem tegemoet, nadat hij Zijn Woord bevestigd had gekregen. Melchizédek is Degene Die hem het Woord gaf. Vervolgens plaatste hij zijn geloof op het Woord, behaalde de overwinning en keerde terug, toen had hij gemeenschap. Amen. Nu, dat zult u ook. O, Zijn Woord zal iets nieuws voor u worden, wanneer u eenmaal de doop met de Heilige Geest ontvangt. O my!

74 O, u zegt: "Ik kan deze dingen niet zien. Ik geloof niet in juichen. Ik geloof niet in spreken in tongen. Ik geloof niet in Goddelijke genezing." Het laat gewoon zien dat u nooit de overwinning had. Zo is het. Maar als u eenmaal de overwinning krijgt dan hebt u het. Dan hebt u het. Jazeker, dan kunt u juichen. Ik...

75 Eens, ziet u, vroeger had ik mijn gedachten over het dansen in de Geest, als ik iemand zag staan dansen in de Geest... Nu, ik heb er een schijnvertoning van gezien, maar ik heb ook het echte gezien. Hoe ik er achter kwam waarom de mensen konden dansen in de Geest? Wel, ik heb er nooit één uit de pas zien raken, ik heb nog nooit iemand onzedelijk zien handelen. Ik zie altijd dat het net zo fatsoenlijk en in orde en lieflijkheid is, dat zelfs zondaars naar het altaar rennen om gered te worden wanneer het aan de gang is. Wel, ik vroeg mij af waarom het gebeurde en ik kwam tot de ontdekking dat het overwinning was.

76 David danste voor de Here toen de ark teruggebracht werd naar zijn rustplaats. Amen. Toen David het Woord zag, zoals het toen was met de stenen tafelen, teruggebracht naar zijn juiste plaats, verheugde David zich en danste in de Geest, rond en rond en rond. Waarom? Hij zag het Woord terug op zijn plaats. Amen.

77 Wat het Woord nodig heeft, is niet iets uit het een of andere seminarie, het een of ander theologisch mengsel, maar een ouderwetse, door God gezonden prediker achter de lessenaar, met het Woord, ziende dat God het bevestigt, bewijst.

78 Toen zei David: "God zij geloofd, dit is het!" En daar ging hij weer, rond en rond en rond en rond. Zijn kleine hooghartige vrouw daar, die de dochter van de koning was, zei: "Wel, hij brengt mij in verlegenheid."

79 En David zei: "Houd je daar niet van? Let hierop!" En daar ging hij weer, rond en rond. Ja! O, mensen, wat had hij een goede tijd!

80 Weet u, God zag neer uit de hemel en zei: "David, je bent een man naar Mijn eigen hart." Zie? Zie? Waarom? Hij had al zijn trots verloren, hij was dat allemaal kwijtgeraakt. Ja, hij was getrouwd met een koningsdochter, maar dat werd toen zelfs niet in acht genomen. Hij wist dat hij bekend was bij de Bezitter van hemelen en aarde, en hier was het Woord van God weer regelrecht onder hen teruggekomen, en David was zo gelukkig dat hij danste. Hij danste gewoon zo hard als hij kon.

81 Mirjam pakte de tamboerijn en liep dansend langs de oever aan de andere kant. Nadat zij door de Rode Zee gekomen was en gezien had dat haar vijanden verdronken waren, kon zij dansen in de Geest. Toen zij zag dat de vijanden die haar gemarteld hadden, dood waren, danste zij in de Geest. Zo is het. Nu, zie, daarna! Nadat de strijd gewonnen was kwam de heerlijkheid van God neer.

82 Nu, wij ontdekken dat Hij hem ontmoette. En nadat de belofte bevestigd was had hij gemeenschap. Melchizédek trok uit om Abraham te zegenen en Hij zei: "Gezegend zij Abraham en gezegend zij de God van Abraham, de Bezitter van hemelen en aarde."

83 O, wat houd ik daarvan, de belofte voor de gelovige! U zegt: "Wat heeft dat met ons te maken?" Voor elke gelovige! De belofte voor de gelovige is eeuwig leven. De belofte voor de gelovige is leven, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, geduld, vruchten van de Geest, Goddelijke genezing, een dozijn dingen die ik hier heb opgeschreven – dat is uw bezit. Het behoort aan u, maar u kunt het niet hebben tenzij u er voor vecht. Het is van u. Alles wat gezien wordt, elke tijdelijke zaak die gezien wordt, behoort aan mij. God gaf het aan mij, omdat Hij het door Christus aan mij gaf. En de ongeziene dingen behoren aan mij. Amen. Ik houd daarvan! Wat u kunt zien, zoals Goddelijke genezing en dergelijke, dat is goed, wij stellen dat op prijs; maar het ongeziene!

84 Nu, de wetenschap kan hier een onderzoek instellen en zeggen: "Wel, laat ons zien, laat mij deze man nemen. U zei dat hij genezen was, laat mij hem meenemen en hem onderzoeken. Laat mij zien wat er gebeurde. En u zegt dat u daar eens een tumor had?"

     "Ja, precies daar."

85 "Wel, laat mij een wetenschappelijk onderzoek instellen en zien of hij niet alleen maar ingezonken is en niet weggegaan is. U zegt dat u eens blind was en nu ziet. Hoe weet ik het? Laat mij wetenschappelijk kijken en het zien."

86 Nu, zij mogen het wetenschappelijk onderzoeken, maar toch ben ik er een erfgenaam van, van al het fysieke. En dan ook erfgenaam van alle dingen die niet gezien kunnen worden, wat de wetenschap niet kan onderzoeken. Amen. Amen. Ongeziene dingen, amen. Daar ben ik erfgenaam van. Jazeker. De dingen die niet gezien kunnen worden, daar ben ik erfgenaam van. Van deze aarde zelf ben ik erfgenaam; u bent er erfgenaam van. Elke gelovige is erfgenaam, hij is erfgenaam, hij is er erfgenaam van. Goed, dan het ongeziene! Bezitter van wat? Hemel en aarde. Amen. Alle dingen! Gelooft u dat?

87 U zegt: "Broeder Branham, hoe staat het dan met dat wat u niet zien kunt? Hoe weet u dat?" Het is toch van mij. Amen. De hemel behoort aan mij. Die is van mij. God zei het. En dat is juist. "Wel, u hebt het nooit gezien, hoe weet u dan dat het daar is?" Ik weet dat het er is, in ieder geval. God zei het. "Hoe weet u dat u er erfgenaam van bent, als u het nooit gezien hebt?" Ik geloof Zijn Woord. Amen. Zie? Ik ben een erfgenaam, u bent een erfgenaam met mij, wij zijn allen tezamen erfgenamen door Christus Jezus.

88 Hebt u hier in de Korinthe-brief opgemerkt, in de tweede Korinthe-brief, dat Paulus zei, zelfs van de dood, dat wij de dood bezitten? Denk daarover na. De dood bezitten? Jazeker, hij gehoorzaamt ons. Amen. Wel, glorie! Ik ben nu helemaal de explosie van het geweer vergeten, zie. Waarom kon hij mij niet doden? Omdat hij het niet kon. Daarom. God was niet klaar. Hij zou kunnen komen zoveel als hij wil, maar hij kan u niet nemen. Amen. Glorie! Ik betaalde mijn schuld daarvoor lange tijd geleden, toen ik geloofde in Jezus Christus, Die eeuwig levend is. Nu luistert de dood naar wat wij zeggen. Amen.

     U zegt: "Een bezitter van de dood?"

89 Zo zei Paulus het in de Korinthe-brief. Wij bezitten zelfs de dood. Wel, toen zij op het punt stonden zijn hoofd af te hakken, zei hij: "O, dood, waar is uw prikkel? Waar is uw prikkel? Toon mij waar u mij vrees kunt aanjagen."

90 De dood zei: "Ik zal u dood drukken en u in het graf brengen, en u zult verrotten en verteren."

91 Hij zei: "O, God zij gedankt, Die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus." Jazeker. De dood, het dodenrijk en het graf, ik bezit ze alle, omdat Hij het allemaal voor ons overwon. Bezitter!

92 Evenals Jozua en Kaleb het bewijs van een ongezien land terugbrachten, dat aan het volk gegeven was door een belofte. Jozua en Kaleb brachten een bewijs terug dat er zo'n land was. Nu, hier hadden zij de belofte ervan. God gaf hun de belofte en zij gingen nu naar het land, maar ze hadden het nooit gezien, en Jozua en Kaleb staken over naar het beloofde land en brachten het bewijs terug dat het land er was en dat het een goede plaats was, vloeiend van melk en honing. Amen. Wat was het? Zij gingen het land bezitten. Zij hadden de belofte. Zij waren daarheen onderweg en zij waren bijna bij de Jordaan en Jozua stak over en bracht het bewijs terug dat het een goed land was.

93 Wat Jozua deed voor de kinderen Israëls (Jozua betekent 'Redder', het woord Jozua) is precies hetzelfde als wat Jezus deed voor de gemeente toen zij Hem doodden. Hij overwon de dood. Hij overwon het dodenrijk. Hij overwon het graf. En Hij stond weer op met het bewijs, de doop van de Heilige Geest, dat er een land is achter de rivier, dat zij de heerlijke eeuwigheid noemen. Amen. Hij kwam terug en bracht ons een bewijs. Wat doet het, broeder Branham? Het maakt dat je stopt met liegen, stelen, drinken, vloeken, onzedelijk zijn, alles. Het maakt een nieuwe schepping van u. Ik, die eens dood was in zonde en overtredingen, leef, nochtans niet ik, maar Christus leeft in mij. Ik ben een nieuwe schepping in Christus Jezus, amen, erfgenaam van de belofte. Halleluja! Jazeker. Dat land behoort aan ons. Hoe weet u het? Jozua stond op uit de dood, bracht het bewijs, de Heilige Geest, terug. Ik heb het. Amen. Whew! Glorie! Ik ben een erfgenaam. O, een kind van de Koning, een kind van de Koning, erfgenaam van alle dingen! De Bijbel zegt het. Dezelfde God – dezelfde God Die aan Israël de belofte gaf van dat beloofde land (het was een ongeziene zaak voor hen), diezelfde Bijbel, diezelfde God gaf ons een belofte van eeuwig leven, en de Heilige Geest legt er getuigenis van af. Christus leeft. Hij is niet dood. Hij leeft precies onder ons, leeft in ons, door ons, en wij zijn omringd. Amen.

94 Hij zat daar onlangs op die bank toen Satan een kans zag om mij te doden, maar hij kon het niet. Amen. En hij zal het nooit kunnen, tenzij Christus zegt dat het voorbij is. Amen. Ongeacht hoeveel keren hij komt, hij zal met lege handen terugkeren, tenzij Christus een bevel geeft. Amen. Een belofte, God beloofde het. Het is Gods Woord dat het beloofde en wij geloven het, omdat wij erfgenaam zijn.

95 Ik ben een erfgenaam van Goddelijke genezing. Ik ben een erfgenaam van vreugde, ik heb een recht om gelukkig te zijn. "Dus wat maakt u zo gelukkig?" Ik heb het recht om het te zijn. "Hoe weet u het?" Omdat ik er erfgenaam van ben. Amen. Nu voel ik mij gezegend. Kijk: ik ben erfgenaam van het geluk. Ik ben erfgenaam van blijdschap. Ik ben erfgenaam van vrede. Ik ben erfgenaam van eeuwig leven. Ik ben erfgenaam van de Heilige Geest. Amen. Ik ben erfgenaam van elk bewijs dat het heeft. Amen. Ik ben erfgenaam van het gezag van God. Amen. "Wie maakte u dat?" Niet ik; Hij deed het. Elk van u is een erfgenaam van hetzelfde.

96 Een erfgenaam van de troon! "Hij die overwint zal met Mij zitten op Mijn troon, zoals Ik overwonnen heb en zit op Mijn Vaders troon." Amen. Een erfgenaam van alle dingen. Niet slechts één ding; alle dingen. Alles is onder uw voeten. Zelfs de dood is onder uw voeten, het graf is onder uw voeten, het dodenrijk is onder uw voeten, de zonde is onder uw voeten, alles is onder uw voeten. U bent een erfgenaam! U bent dood en uw leven is verborgen in God door Jezus Christus, en u bent opgestaan tot eeuwig leven en zit in hemelse gewesten in Christus Jezus. O my! Whew! Noem ons alles wat u wilt, noem ons wat u wilt, zeg dat wij gek zijn als u dat wilt, maar wij zijn erfgenamen. Erfgenamen van wat? Alle dingen.

97 "Bent u erfgenaam van de Branham Tabernakel?" Nee, ik ben erfgenaam van alle dingen. Zowel van het geziene, het tegenwoordige, het toekomende, van alles ben ik een erfgenaam.

98 En elke zonde en goddeloosheid is onder mijn voeten geplaatst, door de genade van Jezus Christus. Hij verrees op Paasmorgen, triomfeerde over de dood, het dodenrijk en het graf, en maakte mij een erfgenaam en zei: "Wacht ginds en Ik zal u de belofte geven." En Zijn gezalfde, met gezag beklede dienstknecht zei: "De belofte is voor u en voor uw kinderen, voor hen die ver weg zijn, zelfs voor zovelen als de Here, onze God, er zal roepen." Ik ben een erfgenaam. Amen. Amen. Jezus bewees het aan ons bij Zijn opstanding. O my!

99 Toen wij dat slagveld tussen dood en leven binnentraden! "Ik ben een zondaar, broeder Branham." U behoeft het niet te zijn. U bent een zondaar, omdat u het wenst te zijn. U behoeft het niet te zijn. De schuld is al betaald.

100 "Broeder Branham, ik wenste dat ik blijdschap had." U kunt het hebben. U laat u alleen maar door Satan beroven van de voorrechten waar Christus voor stierf. Ik ben er erfgenaam van. Het is alles van mij. Alles waarvoor Hij stierf, behoort aan mij, behoort aan u. Wij zijn Zijn kinderen, wij zijn erfgenamen van alles waar Hij voor stierf.

101 Nu, als u dat slagveld betreedt. "Ach, er is niet zo iets als de doop van de Heilige Geest. Weet u, u zult vreemd gaan handelen. En er zal iets zijn, er gaat iets anders gebeuren." Het maakt mij niet uit hoe anders het is. Ik ben er erfgenaam van. Dat is leven en ik kom er om. Zo is het.

102 Dat behoorde de beweegreden van elke zondaar te zijn. "Ik kom het ontvangen op de basis van de Heilige Geest, Die hier nu staat en mij vertelt om het te komen ontvangen. Het is van mij. Ik zal nooit opstaan, totdat ik het ontvang. Ik wil geen fanaticus zijn. Ik blijf hier gewoon. Het maakt mij niet uit hoe iets gaat. Ik zal nooit ophouden te bidden, totdat U mij de Heilige Geest geeft, Here, en ik weet dat U het nu zult doen. Als er iets verkeerds in mijn leven is, vertel het mij en ik zal het doen. Wat het ook is, Here, ik zal het in orde gaan maken."

103 Als God niets openbaart, zeg dan: "Satan, ik kom er om. Je kunt daar niet langer staan, ga mij uit de weg!"

104 Daar bent u er, erfgenaam van alle dingen. Erfgenaam van eeuwig leven, erfgenaam van Goddelijke genezing. O! Erfgenaam van verlossing, gekocht door God, geboren uit Zijn Geest, gewassen in Zijn bloed. Dit is mijn verhaal, dit is mijn lied, mijn Heiland de hele dag prijzend. Volmaakte onderwerping, alles in de rust, ik ben in mijn Heiland, gelukkig en gezegend; wakend en wachtend en naar boven ziende, gevuld met Zijn liefde. Halleluja! Daar bent u er. Dit is mijn verhaal en dit is mijn lied. Ik ben een erfgenaam van verlossing. Wat is verlossing? Iets dat aan u gegeven wordt. Het is een gave. Ik ben een erfgenaam van verlossing. Wat voor soort? eeuwig leven. Verlossing voor mijn ziel, verlossing voor mijn lichaam, verlossing voor mijn vermoeidheid, verlossing voor alles. God maakte mij erfgenaam van alles door Christus, en Hij stierf, stond op en keerde terug en bracht het bewijs en goot het uit op ons. O my! Glorie! O my!

105 Nu, als u daar heen gaat, wat doet u dan? Wanneer u net als Abraham gaat, ga daar dan heen met die belofte: "God, U vertelde mij dat het voor mij is. Ik heb geloof in Uw belofte. Ik breng Uw Woord. U beloofde dit. U zei: "Vraagt en u zult ontvangen. Zoekt en u zult vinden. Vraagt, het zal u gegeven worden. Klopt en er zal geopend worden." Hier ben ik, Here, hier ben ik. Ik klop, zoek, vraag. Ik móet het ontvangen." Daar bent u er. Dan vindt er iets plaats, o, als u dat Woord vastlegt.

106 Zie wat Satan deed toen Jezus het Woord voor hem plaatste: "Er staat ook geschreven." Hij sprong weg bij die draad, zoals ik onlangs zei. Jazeker. Wat dan nadat u hebt overwonnen? Hoe overwint u? Zou u het ooit uit uzelf kunnen doen? Nee. Iemand ging voor u en overwon voor u. Het is Christus. Ik ben er gewoon erfgenaam van. Ik behoef niets te doen. Ik ben een erfgenaam van de belofte. Het enige wat ik moet hebben, is mijn geloof in Zijn belofte te plaatsen. Ziet u het?

107 "Broeder Branham, bent u dat waardig?" Nee. "Denkt u dat ik waardig ben?" Nee. "Denkt u dat de bisschop waardig is?" Nee. "Is er iemand waardig?" Nee. "Wel waarom?" U bent een erfgenaam.

108 Al was u de grootste dronkaard ter wereld en uw vader liet u een miljoen dollar na, of u het waard bent of niet, zijn... zijn erfgenaam, u bent de erfgenaam van uw vaders erfenis. Wat hij u ook naliet, het is van u, of u het waard bent of niet. Hij liet het u na. Amen.

109 Ik was een zondaar, maar een erfgenaam. Ik was niet goed, nog niet, maar toch ben ik een erfgenaam. Ik zou moeten sterven en naar de hel gaan, maar ik ben een erfgenaam. Waarvan ben ik een erfgenaam? Eeuwig leven. "Hoe weet u dat u het zult krijgen?" Ik voel het. De Heilige Geest bracht het. Jezus stond op uit de dood, opdat het kon komen. En nu is het gekomen en het legt getuigenis af en bevestigt helemaal precies wat het zei dat het zou doen. Ik ben overgegaan van dood in leven. Ik ben een nieuwe schepping in Christus Jezus geworden. Dan ben ik erfgenaam. Jazeker. Nu ben ik op mars. Amen. Dingen zijn verslagen. Wat is er dan met al die gemene dingen, die ik deed? Kijk terug, net als Mirjam deed, daar zijn zij, dood, begraven in de zee der vergetelheid, in het boek van Gods grote boek in de hemel. Het is voorbij. Mijn naam is geplaatst in dat boek en is verzegeld en geworpen in de zee van vergetelheid, en een nieuw boek, met een nieuwe naam, geschreven in heerlijkheid. En het is van mij. Ja. Nu zijn wij dan erfgenaam van alle dingen.

110 Zoals toen met Abraham, wat vertelde God hem? "Dit land behoort aan u. Wat erin is, is van u. Kijk naar het oosten, noorden, westen en zuiden, het is allemaal van u, alles hier. Ik wil dat u gaat reizen naar een vreemd land en Ik zal u erfgenaam maken van dat land. Ik zal u dit geven, aan u en aan uw zaad na u, voor eeuwig." Nu, het enige wat Abraham moest doen, was zijn geloof in die belofte plaatsen, zijn zwaard opnemen en erop uitgaan. Toen het kritieke moment kwam, was hij daar en God voerde zijn strijd. En toen hij de strijd streed, slachtte hij de koningen.

111 En hier kwam hij terug, amen, terwijl nu alles voorbij was. En, broeder, hij kon juichen. Hoor al de jonge mannen juichen en de Here prijzen! Hier komt Abraham en Wie kwam daar te voorschijn om hem te ontmoeten? Melchizédek, Koning van Salem. En kijk wat zij deden. Nadat de strijd voorbij was konden zij gaan zitten en brood en wijn nemen. De Koning bracht brood en wijn. Waarom deed Hij het? Nadat de slag voorbij was, nadat de overwinning behaald was, konden zij gaan zitten en de communie met elkaar nemen, met elkander spreken en tezamen het avondmaal nemen. O, zo wil God dat Zijn kinderen vanavond zullen doen.

112 "Wat dan met u, broeder Branham? Wat dan met die gemeente waar u over spreekt?" Wij zijn het zaad van Abraham, zij zijn het Koninklijke zaad van Abraham. Wij zijn het zaad van Abraham, door de belofte, door Christus Jezus worden wij Abrahams zaad en zijn met hem erfgenamen overeenkomstig de belofte. Als Abraham dan een erfgenaam was, ben ik ook een erfgenaam. Ik ben een erfgenaam met Abraham, en u ook. En hoe kwam het? Door het Koninklijke Zaad van Abraham, hetwelk Jezus Christus was, de Beloofde, door geloof. Abraham ontving een zoon, als één uit de dood. En wij ontvingen een Zoon, Die zelfs geen zoon was en er was geen weg om hier te komen, en God maakte Hem en zond Hem naar ons. En Hij kwam en betaalde de straf voor onze zonden, en door Zijn dood werd ik een erfgenaam. O my! Daar bent u er. En al de boosheid van de duivel ligt achter mij. Geprezen zij God!

113 Overwinnen! Hoevelen hebben vanavond overwonnen? Laat ons uw hand zien. "Door de genade van God heb ik overwonnen." Geprezen zij God. Weet u wat ik denk dat wij nu zouden moeten doen? Ik ben nog maar net begonnen en houd u de halve avond. Laten wij nu een goede toewijdingsdienst hebben, onze levens opnieuw aan God toewijden. Hoevelen gevoelen dat wij dat zullen doen? O, ik heb er meer dan één nu, ik hef mijn beide handen omhoog en mijn hart ook. Ik wil dat mijn leven spreekt voor Christus. Ik wil mijzelf opnieuw toewijden aan Christus. Ik wil dat Zijn wil gedaan wordt, de mijne aan de kant wordt gezet en Zijn wil gedaan wordt. Ik wil de overwinningsmars hebben. Niet omdat ik het ben; omdat ik weet dat het Evangelie dat Hij predikte, vandaag lijdt vanwege denominationele, door mensen gemaakte dogma's en al het andere. De grote overwinning die wij zouden moeten hebben, is teruggehouden door de vijand. God, laat mij dit Zwaard trekken, laat het schitteren en glanzen en laat mij voorwaarts gaan. Laat mijn wil achteraan en Zijn Woord zo voorop gaan, een scherp tweesnijdend Zwaard dat de weg baant.

114 Laten wij nu op onze voeten gaan staan en onszelf opnieuw toewijden. Elk wijde zich op zijn eigen wijze toe aan de Here. Laten wij nu ieder onze handen tot God opheffen.

115 Onze hemelse Vader, vanavond wijden wij onszelf aan U toe naar ons beste weten. Wij weten dat wij erfgenaam zijn van alle dingen. U beloofde het, Here Jezus, en wij geloven het. Nu, wij zullen nooit in staat zijn het te doen tenzij U, Here... tenzij wij ons geloof plaatsen in Uw belofte. Nu, U zei in de Bijbel: "Hij die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft eeuwigdurend leven en zal niet in het oordeel komen, maar is overgegaan van dood in leven. Hij die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en Ik zal hem opwekken op de laatste dag." Dat is de belofte. Zo zei U het. Dat geloven wij.

116 En, Here God, o, Heilige Geest, beweeg op ons. O, beweeg, God! Beweeg, o Here, in ons. Geest van de levende God, ontvang ons, Here. In Christus' Naam, ontvang ons. Reinig mij, kneed mij, vorm mij, o God, in het beeld van de Zoon van God. Neem mij, Here, ik ben de Uwe. Ik geef U deze gemeente. Ik geef elke ziel hier aan U, met de mijne, Here. Kneed ons nu en vorm ons, en laat ons onze zondige boze weg vergeten en weten dat zolang wij ons geloof, het geloof dat wij hebben, leggen op Uw beloofde Woord, U ons door de moeilijkheden zult helpen van overwinning tot overwinning. U hebt het beloofd.

117 Satan kan ons niet schaden, Here. Hij zou alles kunnen doen wat hij kan doen, maar hij kan ons niet aanraken. Toen U hem eens op Job losliet, zei U: "Neem zijn leven niet." Hij nam alles behalve dat. Maar hij kon het niet, omdat Uw belofte er voor Job nog was.

118 En, God, U bent nog dezelfde God vandaag. U beschermt de Uwen. Wij weten dat het de Waarheid is, en wij wijden onszelf opnieuw toe. Was onze zondige zielen, Here, terwijl wij ons geloof belijden. En, Christus Jezus, ontvang ons. En als wij dadelijk dit avondmaal des Heren nemen, God, spreek in onze harten tot ons. Vertel ons nu waar wij verkeerd zijn. Toon ons waar onze fouten zijn, Here. Wij doen er nederig belijdenis van. Ik leg nederig al mijn zonden op het altaar, Here, ik plaats mijzelf nederig in Uw Woord, Here, en bid om genade.

119 Hier ben ik, Here, doe met mij zoals het U goed dunkt. Dat is de kreet van deze gemeente, Here. "Doe met ons zoals U het passend vindt." Ik kan alleen maar voor mijzelf spreken, Here, maar ik geloof dat zij in hun harten hetzelfde geloven. Doe met ons zoals het U goed dunkt. Wij geloven. Wij willen erfgenamen zijn en wij weten dat wij erfgenamen zijn, zolang wij in Christus Jezus blijven. Wij zijn erfgenamen met Hem voor de troon.

120 Wees nu met ons. Genees de ziekte in ons midden, Here. Als er hier vanavond een ziek lichaam is, raak het aan, genees het, moge het juist nu genezen worden. Sta het toe, Here. Als er een zieke ziel is, moge deze juist nu genezen worden. Laat die kreupele ziel rechtgemaakt worden. Mogen die zwakke knieën die slap zijn en die zwakke handen opgewekt worden, in heerlijkheid en gejubel tot God. Mogen de kromme paden recht gemaakt worden. Moge er een gebaande weg gemaakt worden in de wildernis voor onze God.

121 Here, wij geloven dat U spoedig komt, en laat ons Uw Woord uitbazuinen, Here, en een gebaande weg maken in de wildernis, de kromme plaatsen recht, voor onze Here. Laten wij elke denominationele wortel uittrekken. Laten wij elke wortel van bitterheid uitroeien, alle boosaardigheid, nijd en twist, zodat het ware Woord van God moge vloeien als rivieren van vreugde. Sta het toe, Vader. Wij geven onszelf nu aan U, juist voordat wij dit avondmaal des Heren nemen. In Jezus Christus' Naam. Amen.

122 Terwijl... Zuster Spencer wil gebed voor haar lichaam! Hemelse Vader, deze arme oude heilige vrouw! Deze die zit ...?... kreupel, "moest deze dochter van Abraham niet vrijgemaakt worden op de sabbatdag?" En nu, misschien zijn de meesten van haar vrienden, Here, de vrienden uit de oude tijd die zij gastvrij heeft ontvangen, die predikers, als zij in haar huis waren, overleden, zij zijn de grote weg naar de hemel gegaan. Zij is alleen over, Here, als een getuigenis. Niemand nu behalve haar kinderen en misschien een vriend hier en daar, Here, een bloedverwant nu en dan. Maar zij staat alleen als een groot bos dat omgewaaid is en waarvan één boom overgebleven is. God, ik bid dat U wilt zien op Uw barmhartigheid, Here, dat zij diep wortel geschoten heeft. En staande op de heuvel van Golgotha, Here, geworteld en gegrond in het Geloof van Christus. Ik leg mijn handen op deze dierbare oude heilige en veroordeel deze knobbel onder haar tong, dat hij haar verlaat en zij gezond gemaakt wordt. In de Naam van Jezus Christus. Amen. God zegene u. Dank u, zuster Spencer. Het zal gedaan worden. Betwijfel het totaal niet. In orde.

Mijn geloof ziet op naar U,
U, Lam van Golgotha,
Goddelijke Verlosser;
Hoor mij nu terwijl ik bid,
Neem al mijn zonden weg,
En laat mij nooit wegdwalen
Van Uw zijde.

     Luister, zing het nu met mij mee.

Terwijl ik 's levens donkere doolhof betreed,
En smart rondom mij zich uitspreidt,
Weest Gij mijn Gids;
Gebied de duisternis in dag te veranderen,
Wis de tranen van smart weg,
O, laat mij vanaf deze dag,
Geheel de Uwe zijn!

123 Vanaf de bodem van uw hart nu, alleen God weet het, vanaf de bodem van uw hart, meent u dat echt: "Laat mij vanaf deze dag, Here, geheel de Uwe zijn"? Laten wij dat laatste gedeelte nog eens zingen.

En laat mij nooit weglopen
Van Uw zijde.

124 Nu, allen tezamen. Grote Herder van de kudde, U leerde ons dat wij aldus zouden bidden. [Broeder Branham en de samenkomst bidden tezamen – Vert] "Onze Vader, Die in de hemel zijt, Uw Naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede op aarde zoals ook in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood. En vergeef ons onze overtredingen zoals wij vergeven hen, die tegen ons overtreden. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze; want van U is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen." U kunt gaan zitten.

125 Ik vraag gebed voor het kind van zuster Shepherd. Het komt mij juist in de gedachten dat zij een poosje geleden opbelden om gebed voor het kind en ik bad ervoor. Ik had een persoonlijk gesprek met iemand die ik hier zou ontmoeten, en ik kon niet naar het huis gaan, maar zij zeiden dat het kleine meisje ziek was en koorts had en een soort verstijving, wat ongetwijfeld gewoon een virus is dat rondgaat. U weet ervan. Soms trekken spieren op zo'n wijze, dat je ze heen en weer los moet werken met je handen, zoals mevrouw Haley en velen hier. Het is een virus dat rondgaat. En zij... zond een gebed op. En ik zei dat als de baby niet wat beter zou zijn tegen negen uur of de tijd dat wij de dienst sluiten, zij hier heen op zou bellen en wij langs zouden komen; als de baby beter was, in orde. Dus laten wij nu gewoon nederig, voordat wij het avondmaal nemen, bidden voor dat kind.

126 Here Jezus, die kleine baby, ik weet er niets van hoe oud het is, maar het is één van Uw geliefde discipelen hier, één van onze gelovigen. Het is hun kind, van broeder en zuster Shepherd, een klein juweel, dat U hun gegeven heeft, Here. Wij bidden dat U er over waken wilt en het zegenen en beschermen en gezond maken. Wij eisten het juist nu op. Na deze boodschap eisen wij het op. Wij eisen het op voor Gods heerlijkheid, overeenkomstig Zijn Woord. In de Naam van Jezus Christus, moge de ziekte dat kind loslaten. En moge het kind herstellen en gezond zijn, voor de heerlijkheid van God. Nu het gesproken is, zal het gedaan worden. Amen. Gelooft u?

Als wij vertrouwen en nooit twijfelen,
Zal Hij u er zeker uit brengen;
Breng uw lasten bij de Here en laat ze daar.

Laat ze daar, o, laat ze daar,
Breng uw lasten tot de Here en laat ze daar;
Als u vertrouwt en nimmer twijfelt,
Zal Hij u er zeker uit brengen;
Breng uw lasten bij de Here
En laat ze daar. (Dat is alles wat u doet.)

Als uw lichaam een wrak is met pijn,
En u uw gezondheid niet kunt herwinnen,
Bedenk dan slechts, dat God in de hemel
Het gebed beantwoordt.
Nu, Jezus kent de pijn die u voelt,
Hij kan redden en Hij kan genezen;
Breng uw last naar de Here en laat hem daar.

127 Laten wij nu elkander de hand schudden, terwijl wij dit laatste vers zingen:

Laat het daar (gemeenschap, weet u, communie)
Laat het daar (Prijs de Here!)
Breng uw last naar de Here en laat het daar.
Als wij vertrouwen en nimmer twijfelen,
Zal Hij u er zeker uit brengen;
Breng uw last naar de Here en laat het daar.

128 O, is Hij niet wonderbaar? Nu, met onze belijdenis, ons geloof, onze belijdenis van zonden, geloven wij dat al onze zonden in de zee der vergetelheid zijn. Voor hem die zijn zonden belijdt is God rechtvaardig om ze weg te doen. Zie? Ze zijn in de zee van het bloed van Jezus Christus om nooit meer gedacht te worden. Hoevelen van u, vrouwen, weten wat bleekmiddel is? U allemaal. Nu, laten we gewoon een grote wastobbe vol met chloor nemen, dat is een bleekmiddel, een grote tobbe, vol met chloor. Dan neemt u een kleine oogdruppelaar en u doet een druppel zwarte inkt in die oogdruppelaar, dat zijn uw zonden. Ga recht boven de tobbe staan en knijp het erin uit, kijk dan in de tobbe en zoek het. Wat is er van geworden? Wat werd er van de inkt? Toen het dat bleekmiddel trof, was dit zo krachtig dat het gewoon de kleurstof eruit nam en het kan er nooit meer zijn. Wat is het? Het is weg, het is voor eeuwig weg. Wat is het? De inkt zelf wordt chloor. Dat is het bloed van Jezus Christus voor elke beleden zonde. Wat is het? Het is vergeten, het is weg, er is een eind aan gemaakt, het is weggelaten, afgescheiden, weggedaan. Het kan nooit meer tegen u in herinnering gebracht worden.

129 [Een zuster spreekt vanuit de samenkomst – Vert] Iemand roept mijn naam ergens. [De zuster getuigt zojuist genezen te zijn.] Wel, prijs de Here. Halleluja! Dank de Here! Wij danken de Here. O God, wij prijzen U voor Uw goedheid! Ja, die kleine nederige ziel daar raakte... de Here raakte haar aan. Goed. Hij is de Hogepriester Die kan worden aangeraakt door het gevoel van onze zwakheden.

130 Bedenk, elk Woord is een anker, stevig en zeker. Er is geen... Ziet u? Leg uw geloof er gewoon regelrecht in en beweeg niet, blijf daar gewoon bij. Nu, u kunt het daar niet neerleggen en het dan weer opnemen en zeggen: "Ik zal het weer proberen." Leg het daar neer. Blijf er precies daar bij. Jazeker. Zoals Abel deed, sterf aan uw eigen gedachten. Zeg gewoon: "God, het is Uw Woord, het is niet wat ik denk. Het is Uw Woord. Daar is het." En Abel stierf op de rots. En, dat, Hij zal u aanraken, zoals Hij het daar bij de zuster deed. Net zo eenvoudig.

131 Wij proberen het ingewikkeld te maken... Wij doen het niet, Satan probeert het zo ingewikkeld te maken, weet u, en zegt: "O, weet u, dat was voor een vroegere tijd" en al dergelijks. Dat zijn gewoon ongelovigen.

132 Maar voor u die gelooft is Hij dierbaar. Niet slechts een Here in de nood, maar Hij is een kostbare steen, komend tot een levende steen, een kostbare steen, de voornaamste hoeksteen. O my! O, hij die deze steen aanraakt, is genezen! Dat is alles. Amen.

133 Nu, zijn wij de Here niet dankbaar? Ik ben blij, ik ben zo blij dat de Here God is. Amen. Zo blij dat Hij een tedere Vader is, vol van barmhartigheid, Die Zijn Woord eert, Zijn verbond houdt, het nooit vergeet. Hij houdt Zijn verbond. Hij moet het wel, Hij is God. Hij maakte het. Hij is de fontein van alle waarheid. Ziet u? Er kan niets anders zijn dan onvervalste waarheid al de tijd. Elk Woord dat Hij spreekt, is onfeilbaar. En dit is Zijn Woord. En, o God, laat mijn geloof daarin onfeilbaar zijn, amen, dan kan het onfeilbaar worden zoals het Woord onfeilbaar is, want het Woord in dergelijk geloof zal alles voortbrengen wat het Woord zegt dat het zal doen. Amen. Dus reinig mij, Here. Beproef mij, reinig mij, genees mij, bescherm mij, zegen mij en geef mij Uw barmhartigheden, is mijn gebed tot God. Amen.

134 Nu, ik zal nu iets uit het Woord lezen, wat gevonden wordt in I Korinthe 11, vers 23.

     Want ik heb van de Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in de nacht, in welke Hij verraden werd, het brood nam;
     En toen Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt: doet dat tot Mijn gedachtenis.
     Evenzo nam Hij ook de drinkbeker, na het eten van het avondmaal, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij die zult drinken, tot Mijn gedachtenis.
     Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en deze drinkbeker zult drinken, zo verkondigt de dood des Heeren, totdat Hij komt.
     Zo dan, wie op onwaardige wijze dit brood eet, of de drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren.
     Maar de mens beproeve zichzelf, en ete alzo van het brood, en drinke van de drinkbeker.
     Want wie op onwaardigewijze eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren.
     Daarom zijn onder u vele zwakken en kranken, en velen slapen.
     Want indien wij onszelf oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden.
     Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij van de Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden.
     Zo dan, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, verwacht elkander.

135 Nu, moge ik dit zeggen. Jezus gaf ons dit gebod, voordat Hij Zijn dood in ging, wetend dat Hij daarheen zou gaan. De discipelen vroegen zich nog af waar Hij over sprak toen zij dit opschreven. Maar Hij zei: "Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dit, zo dikwijls als gij het eet en drinkt, verkondigt gij Mijn dood totdat Ik kom." O, die kostbare woorden!

136 De discipelen vroegen zich ongetwijfeld af: "Wat bedoelt Hij met 'Zijn dood verkondigen'? Hoe kunnen wij dit doen?" Hier was alles een geheim voor hen, maar niet voor Hem. Hij was God. Hij wist wat Hij moest doen. "Verkondigt..." Dus zei Hij: "Als gij samenkomt om te eten..."

137 Nu, "Hij die onwaardig eet en drinkt", die hier komt en belijdt een Christen te zijn, het lichaam van de Here neemt, en dan uitgaat en leeft met de wereld en Christus verloochent en Zijn kracht en dergelijke dingen... U doet God een grote smaad aan. U doet Christus smaad aan, dus neem het dan niet. Maar als u probeert met alles wat in u is, recht te leven en te verkondigen dat u een Christen bent, dat u de Here Jezus Christus lief hebt, dan is het uw plicht om het te doen.

138 En nu in... ik geloof dat het Johannes, het zesde hoofdstuk is, dat Jezus zei: "Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en ik zal hem opwekken ten laatste dage." Nu, die belofte, is dat geen heerlijke zaak? "Ik zal hem opwekken."

139 Hebt u er ooit aan gedacht waarvoor u hier bent? Waarvoor gaan jullie naar school, kinderen? Waar werkt u voor, papa? Wat doet u en moeder 's morgens opstaan en de kinderen naar school brengen, hun gezicht wassen en de bedden opmaken en koken, waarom doet u dat allemaal? U komt 's avonds uitgeput thuis en de volgende dag begint hetzelfde opnieuw. Waarvoor doet u het? Waarom werkt en slooft u, papa, en doet u dat allemaal? U komt 's avonds thuis en u bent vermoeid, en één van de kinderen wordt ziek en u ijsbeert rond en roept en bidt en strijdt, en ze worden gezond; en dan begint u weer opnieuw. En elke zondag wast u hun gezichten en laat ze naar de kerk gaan. En, wel, waar is dat allemaal voor? Waarom bent u hier? Is dat alles wat er is? My, dat zou ellendig zijn, en dan te weten dat u hoe dan ook moet gaan. Zie? Waarom is het allemaal? O!

140 Broeder, het is tijd om u te onderzoeken, het is een gelegenheidstijd! Het is de gelegenheid om dit aan te nemen. Vertel mij iets wat Zijn plaats kan innemen. Vertel mij iets beters dan dat. Breng iets voort in de wereld, wees de koning van de aarde, regeer het heelal, wees een Chroestsjov of een Kennedy of wat u ook wilt zijn, u zult evengoed sterven. Dat is juist! U weet niet op welke tijd het zal komen, het kan elke minuut zijn. Maar hier, als de dood toeslaat, hebt u eeuwig leven en u kunt niet sterven, met een garantie van de God van de hele schepping, Die de Bezitter is van hemelen en aarde: "Ik zal hem opwekken ten uiterste dage."

141 Komt U mijn ongeloof te hulp, o God, vul mijn ziel, o God, reinig mij, vul mij, zend mij uit. Laat mij niet sterven, laat mij leven om het Verhaal te vertellen. Laat mij gaan naar elke uithoek van de aarde om het Woord te prediken en het zaad te zaaien, jazeker, opdat er een oogst mag zijn in de laatste dag van het ware onvervalste Woord, met gelovigen in Christus.

142 Zijn vanavond uw zonden onder het bloed, door geloof in Christus Jezus? Wij zullen nu het avondmaal nemen. Niet het avondmaal, u hebt gemeenschap terwijl u met elkander eet. Heb gewoon gemeenschap met God. Het avondmaal is niet het brood, niet de wijn, het avondmaal is 'heen en terug spreken met God'. En dit is een symbool dat wij nemen, dat wij geloven in Zijn dood, gebroken lichaam, Zijn begrafenis en opstanding, wij geloven in de tegenwoordigheid van de Heilige Geest. En wij geloven dat Hij ons eeuwig leven gegeven heeft en dat wij niet kunnen sterven; wij zijn overgegaan van dood in leven. En op de een of andere dag, als wij hier van elkaar scheiden, zullen wij weer opstaan in de opstanding met elkander, tezamen verenigd met Christus Jezus, als een lichaam. Amen. Op deze basis en de belijdenis van mijn zonde, en mijn geloof in de Zoon van God, neem ik mijzelf en de gemeente voor deze artikelen, die God voor ons naliet om te doen, om Zijn dood te verkondigen totdat Hij komt.

143 Jezus zei: "Dit is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt. Eet, doe dit ter gedachtenis aan Mij."

144 Onze hemelse Vader, nadat wij onze zonden beleden hebben, Uw Woord horend, nadat wij hebben beleden dat wij onwaardig zijn, vertrouwen wij alleen maar in de verdiensten van de Zoon van God. Wij zijn onwaardige schepselen. Vergeef ons, Here, voor alles wat wij gedaan hebben. En nu komen wij door geloof naar de tafel des Heren. En nu, daar dit brood aangeboden wordt om het lichaam van onze Here te vertegenwoordigen, bid ik, Vader, dat U het wilt heiligen voor het bestemde doel. En moge iedere persoon die eraan deelneemt, eeuwig leven hebben in hun ziel. En moge het zijn, dat iedere persoon die dit neemt, genezing in zijn lichaam heeft en de vastgestelde tijd zal leven, die U hem gegeven hebt. En mogen zij U dienen al de dagen van hun leven en opgewekt worden in de laatste dag in de opstanding, om vergaderd te worden met de stammen van de aarde, die verlost zijn door het bloed van Christus. Sta het toe, Here. In Jezus' Naam vragen wij het. Amen.

145 De Bijbel zegt: "Desgelijks nam Hij ook de drinkbeker, na het eten van het avondmaal, en zei: 'Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament... Doet dat, zo dikwijls als gij die zult drinken, om de dood des Heren te verkondigen totdat Hij komt.'"

146 Hemelse Vader, wij houden vanavond de vrucht van de wijnstok voor U, deze wijn. En wij bidden, hemelse Vader, dat U deze wijn wilt heiligen, die het bloed vertegenwoordigt dat voor ons op Golgotha vergoten werd. Door dit bloed hebben wij vergeving van onze zonden, door geloof in het volbrachte werk van Jezus Christus. Vergeef ons al ons ongeloof, Here, en geef ons geloof en begrip, en maak ons Uw dienstknechten, Here, opdat wij al onze dagen U kunnen dienen. Wees met ons, Vader, als wij ons verenigen rondom deze tafel en zegen ons in deze fijne gemeenschap en communie met U. En moge U spreken tot ons hart en ons ons werk aanwijzen dat wij moeten doen. Sta het toe, Here. Heilig deze wijn voor het bestemde doel. In Jezus Christus' Naam vragen wij het. Amen.