Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Stoom afblazen

Door William Marrion Branham

1 Dank u, broeder Ruddell. Ik ben zo blij te weten dat ik een zoon in het Evangelie heb. Ja! Wel, fijn; dat is goed. Ja, ik waardeer broeder Ruddell zeker. En ik geloof dat Paulus eens een zoon had, Timotheüs genaamd. Hij noemde hem zijn zoon in het Evangelie.

2 En ik ben er niet zeker van, is dit de vroegere Flossy Ford? Tjonge! Flossy, ik... Dat is een lange tijd geleden. Jazeker. Ik herinner mij toen ik een jongen was; haar broer Lloyd en ik trokken vroeger samen op. En zij bakte altijd grote cakes, weet u, en wij kwamen dan daar boven binnen en aten tot wij ongeveer misselijk waren. U weet wel.

3 Ik herinner mij een keer dat zij mij vroegen te komen; Lloyd deed het en wij... Flossy had gebakken... Zij was toen nog maar een kind. Zij had een cake gebakken en wij aten gewoon tot wij niet meer konden. En ik dacht: "Nu, ik zal heel de avond bij Lloyd blijven." Het was donker aan het worden, weet u, en ik had bij mezelf besloten dat ik toen gewoon naar huis moest gaan. Ik ging dus weg en rende heel de weg en doodsbenauwd probeerde ik thuis te komen.

4 En ik herinner mij haar vader. Je moeder is nog steeds in leven veronderstel ik? Wel, dat is fijn. Er is al veel water naar zee gestroomd sedert die dagen. Ja. Hier zij wij nu, beiden mensen op middelbare leeftijd, grootouders, en... Wel, er is een land waar wij nooit oud zullen worden. Ik ben zo blij te weten, Flossy, dat je uitkijkt naar dat land met de verzekering het te vinden.

5 En Jim, hoe gaat het met Jim, is hij... Ja, ik herinner mij dat. Jim (dat is haar man) en ik herinner mij hem zeer goed. En ik kende enkelen van de kinderen; wij... Tegen die tijd kwam ik op het veld toen zij gehuwd waren en hun kinderen opgroeiden. Wij groeiden zo'n beetje uit elkaar, weet u.

6 Ik zie broeder Lloyd af en toe, schreeuw naar hem ginds op straat. Zij kookten menigmaal een maal voor mij en ik houd echt van een echte broeder en zuster.

7 Nu, ik ben zo blij te zien dat broeder Ruddells eerste aanzet was, in deze plaats hier een verandering te beginnen, van een groot wegrestaurant tot het huis des Heren. Dat is erg fijn.

8 En natuurlijk, weet u, soms als u iets kunt voorzien, weet u... En dat maakt het dan beter. Wij konden voorzien dat er iets was in deze jongen. Hij was verlegen; zijn vader en ik werkten vroeger, jaren geleden, samen. En ik wist dat zijn vader iemand was die er tegenaan ging en een doorzetter was; dus waarom zou dat niet in zijn zoon zijn. Ik wist dat hij een lieve moeder had. Hij stamde dus juist af; er moest dus iets goeds in hem steken. Begrijpt u het? En dat verlangen in zijn hart om de Here te dienen... Wanneer de diepte roept tot de diepte, moet er een diepte zijn om die roep te beantwoorden. En ik ben zo blij om te zien dat broeder Ruddell doorgaat.

9 Deze wonderbare groep mensen hier... En het is een groot voorrecht voor mij vanavond hier te komen en tot deze groep heiligen te spreken die hier verblijven. Wij zijn niet... Dit is onze blijvende plaats niet, weet u. Wij zijn pelgrims. Wij zijn hier niet thuis.

10 En ik herinner mij, zuster Ruddell, hoe u met hem mee kwam en daar zat. En hij liet zijn hoofd hangen. Maar u had veel vertrouwen. Zij hadden het zeker; zij geloofde dat hij het Evangelie zou prediken. En dus met een dergelijke goede vrouw en een vader en een moeder en allen die voor hem baden, moest er iets gebeuren, broeder Ruddell. Hier is het dus. En ik bid, broeder Ruddell, dat dit gewoon een standplaats voor je zal zijn, waar je van vreugde tot de hoogste hoogten kunt springen voor de glorie van het Evangelie.

11 Ik weet dat broeder en zuster Ruddell, Max daar, er echt gelukkig over zouden zijn vanavond. Hoe graag zou ik gehad hebben dat Billy Paul achter de kansel zou staan. En ik hoop dat ik leef om op een dag Jozef achter de kansel te zien staan. Dat is machtig fijn.

12 Onze inspanningen en moeilijkheden die wij hebben bij het opvoeden van jonge kinderen door de tienertijd heen en zo, maakt dat wij ons dan fijn voelen. Kijk terug en zie de grijze haren van uw vader en dergelijke en bedenk dat sommige van uw verkeerde handelingen hen daar gebracht hebben. Dat is juist.

13 Wel, het is goed hier te zijn en ik ben alleen een beetje hees. Ik heb gepredikt... Broeder Gene Goad en ik hebben gisteren een kleine tocht gemaakt en zijn weggegaan. En de vis beet. Wij hadden dus een goede tijd en kwamen laat thuis. En wij hadden het buiten op het water wat koud, maar ik vertrouw erop dat u geduld met mij heeft.

14 Nu, wij staan op het punt om te vertrekken voor een zomercampagne, een campagne van ongeveer negentig dagen. Wij zijn alleen terug aan het eind van augustus, begin september. En wij gaan nu over... Deze week begin ik te Green Bay, Michigan. Kom terug via Chicago voor de zondagnamiddag in de 'High School' op een conventie. Ik zal spreken op de originele conventie van de Christelijke Zakenlieden te Green Bay, Wisconsin. En vandaar gaan wij naar Chicago en maandag ben ik dan te Chicago op een conventie-samenkomst, een zendingsbijeenkomst voor broeder Joseph Boze. En dan weer naar huis om te vertrekken naar het zuiden, Southern Pines, North Carolina, en verder South Carolina in, en naar het 'Cow Palace' te South Gate, Los Angelos. Wij hebben daar zo'n veertig eenheidskerken, die deze samenkomst ondersteunen. Het is de eerste keer dat de eenheidskerken ooit mijn samenkomst ondersteunen.

15 Dan van ginds in Californië door Oregon voort naar Canada en vandaar naar Anchorage, Alaska en dan weer terug deze herfst. Broeder Joseph Boze gaat naar Kenya, Tanzania, Oeganda en Afrika, Zuid-Afrika om samenkomsten op te zetten voor later in de herfst.

16 Om nu te zeggen dat ik een leiding heb om naar enige van deze plaatsen te gaan, dat heb ik niet, maar ik voel dat het zaaien van zaad ergens gedaan moet worden, om te doen wat ik maar kan voor het Koninkrijk.

17 Laten wij nu onze hoofden buigen voor een woord van gebed, niet dat wij er niet voor gebeden hebben, maar ik houd er gewoon van de Here te vragen mij te helpen om hier nu voorzien in enige woorden voor u.

18 Onze hemelse Vader, wij naderen nu Uw troon van genade in de Naam van de Here Jezus, Die ons de toegang heeft gegeven en ons verzocht heeft te komen en dat ons de dingen zouden toegestaan worden waar wij om vragen als wij u naderen. Nu, wij zouden helemaal niet vragen in Uw oordeel te staan, maar wij willen bij de genadetroon staan zodat wij barmhartigheid kunnen krijgen, belijdend dat wij verkeerd zijn en dat er geen betrouwbaarheid in ons is. Maar wij bieden onszelf aan, Here, niets kunnen wij aanbieden dan het gebed van de Here Jezus en de uitnodiging dat Hij dit zei: "Hij die Mijn Woorden hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft Eeuwigdurend Leven en zal niet in het oordeel komen, maar is reeds overgegaan van dood in Leven." Wij geloven dat Hij ons zei te komen, iets in Zijn Naam te vragen, en het zou worden toegestaan. Wij geloven dat.

19 Op basis van ons geloof komen wij vragen dat U deze gemeente zegent en onze vriendelijke broeder, broeder Ruddell en zijn gezin, en al de gezinnen die hier vertegenwoordigd zijn.

20 Als ik rondzie en mevrouw Morris hier zie vanavond en denk aan de voorbije dagen... En God, zoals ik haar zei, veel water is naar de zee gestroomd en door vele gevaren, inspanningen en strikken hebt U ons reeds gebracht, Here, en ons vertrouwen is in U dat wij tot het eind van de weg in U gaan.

21 Zegen deze plaats. Plaats Uw Naam hier binnen, Here en geef hen het beste dat voor deze plaats toebedeeld is. Moge het kwade, zoals de broeder hier vanavond bad... Deze jongeman bad dat U alle hindernissen zou wegnemen. Sta het toe, Here. Beantwoord zijn gebed.

22 Genees de zieken die onder ons zijn. Geef redding aan de ziel van degenen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid. En nu, Here, heilig de stem en de inspanning van Uw onnutte dienstknecht. Zegen Uw Woord en moge Het niet ledig terugkeren; maar moge Het zo zijn dat Het datgene zal vervullen waarvoor het bedoeld is. Moge de Heilige Geest de dingen van God vanavond nemen en onze harten bemoedigen van de grootste tot de kleinste. In de Naam van Jezus Christus vragen wij het. Amen.

23 Nu, ik heb vanmorgen lang gepredikt. En ik wist niet waarover ik moest prediken; ik was gewoon een beetje een zondagsschool les aan het onderwijzen. Op een dag onderwees ik zes uren. Ik ben er zeker van dat het niet zo erg zal zijn vanavond.

24 Maar ik heb hier een kleine tekst waarbij ik enkele Schriftplaatsen zou willen lezen omdat ik weet dat Zijn Woorden niet zullen falen. De mijne kunnen het wel. En ik zal proberen mijn woord juist te houden met het Zijne en Zijn Woord te nemen, mijn woord te nemen om een samenhang rond Zijn Woord te bouwen, zoals wij als tekst gebruiken.

25 Ik wil twee plaatsen lezen vanavond. Ik wil lezen in het boek Spreuken, in het 18e hoofdstuk en het 10e vers als eerste plaats. En een andere plaats die ik wil lezen is Jesaja 32:2. Nu, in Spreuken 18:10.

     De Naam des Heeren is een Sterke Toren; de rechtvaardige zal daarheen lopen, en in een Hoog Vertrek gesteld worden.

26 En in het boek Jesaja, het 32e hoofdstuk, het 1e en 2e vers.

     Ziet, een koning zal regeren in gerechtigheid, en de vorsten zullen heersen naar recht.

     En die man zal zijn als een verberging tegen de wind, en een schuilplaats tegen de vloed, als waterbeken in een dorre plaats, als een schaduw van een zware rotssteen in een dorstig land.

27 En nu, als mijn tekst wil ik dit gebruiken: Stoom afblazen. Dat is een eigenaardige tekst: Stoom afblazen. Ik heb dit gekozen, want voordat ik naar een samenkomst ga probeer ik altijd te bidden en de Here te zoeken, om niet voor een gemeente te staan, hetzij klein of groot, van één tot een miljoen, om daar niet te staan om gezien of gehoord te worden, maar om iets te doen om mijn Here te verheerlijken. Daarom, de nood van het volk ziende...

28 En ik zou hier niet komen om gehoord te worden, omdat ik niet veel ben om naar te luisteren, een slechte stem, geen geleerde man en nooit bij mijn tekst blijvend, het allemaal overslaand van Genesis tot Openbaring. En ik ben geen welsprekend redenaar, maar ik heb de Here echt lief. En ik kan Christus niet liefhebben tenzij ik eerst Zijn volk lief heb. Ziet u? Ik moet Zijn volk liefhebben. Als ik dus Zijn volk liefheb, dan heb ik Hem lief.

29 En dan wil ik zijn zoals Hij. Ik wil mijn doel tot hetzelfde doel maken als Hij had. En dat was: altijd proberen goed te doen, iemand te helpen.

30 En deze dag ziende waarin wij leven, wetend dat deze gemeente hier een groot voorganger heeft...

31 Nu, ik zeg dat niet om te vleien; ik zeg dit vanuit mijn hart. Als ik iets anders zou zeggen zou ik een huichelaar zijn. Ik geloof dat deze gemeente een voorganger heeft die bij de Waarheid zou blijven ongeacht wat er komt of gaat. Ik geloof dat. Dat is mijn vertrouwen in mijn zoon. Ik geloof dat. En ik... Hij is zo onbevreesd als onbevreesd kan zijn. En u... Ik geloof dat hij een eerbare, heilige man is, gezonden van God, met een bediening voor deze laatste dag. En hij predikt hetzelfde deel van het Woord dat ik predik: dat is van Genesis tot Openbaring, gewoon zoals het werd geschreven. Ik houd daarvan, geen compromissen sluiten, gewoon precies bij het Woord blijven. Ik houd daarvan.

32 Maar dan bedacht ik met een dergelijke man, hoewel een jonge man, wat zou ik kunnen doen achter zijn kansel, wat zou ik kunnen zeggen dat zijn samenkomst zou helpen, want daarom wilde hij dat ik kwam. Hij is een herder en hij let op zijn schapen. En hij zou misschien mogen denken dat enige verandering zijn mensen misschien enigszins kan helpen. Hij is in u geïnteresseerd; hij stelt belang in uw welzijn. Dag en nacht zal hij op elk ogenblik gaan, waarheen dan ook, om te helpen, om te doen wat hij maar kan. Wel, dat is een echte dienstknecht van God.

33 En zoals hij zei, hij plaagde mij of stoorde mij of viel mij lastig, of iets... Hij doet dat niet. Dat maakt dat ik hem des te meer liefheb wanneer hij blijft vragen omdat ik daarvan houd, omdat hij vertrouwen heeft. Hij zou mij niet voor zijn schapen brengen als hij dacht dat ik hen zou kwetsen. Neen, geen herder zou dat doen, omdat hij zou denken dat ik zou doen wat juist was. En het is een groot voorrecht dat hij mij betaalt wanneer hij mij echt vraagt om te komen. Ik houd van zijn doelstelling; dat is er zich aan vastklemmen tot het gebeurt. Dat is een man van geloof. Ik houd daarvan.

34 Dan dacht ik dus: "Waarover zou ik tot deze samenkomst spreken? Wel, zij zijn waarschijnlijk juist getraind in alles, zonder twijfel." Maar er ìs een druk op de mensen vandaag En die druk heeft geen beperking of enige denominatiegrenzen; het heeft geen leeftijdsgrens; het heeft geen aanziens des persoons. Het is op jong en oud, goed en slecht, er is op iedereen een druk.

35 Wij leven in een neurotisch tijdperk, nerveuze spanning. Iedereen snelt hierheen en gaat daarheen en gaat nergens heen. Het is juist voor dat soort tijdperk. En ik weet dat deze gemeente ermee geplaagd wordt zoals men er overal mee geplaagd wordt. De Tabernakel, overal, de gehele wereld, wordt ermee geplaagd.

36 Het is een dag van druk. Haast, haast, haast, haast; voortmaken en wachten. Men rijdt honderdveertig kilometer per uur om thuis te zijn voor de avondmaaltijd en moet dan twee uur wachten tot het klaar is. Dat is juist! Het is de tijd. En dat gejacht en gejaag brengt u in een nerveuze spanning. Uw vrouw zegt iets wat u niet aanstaat; u zult opvliegen, uw humeur verliezen. Uw man zegt iets en u zult met uw voet stampen en hem zeggen de kamer in te gaan. Ziet u? "Wel, man, ik wil geen woorden met je hebben; ga hieruit."

37 "Vrouw, ik ben zo nerveus." Ziet u? Waarom? Wat is er aan de hand? Ziet u?

38 Dit alles samen, deze spanning die zich opstapelt, heeft als gevolg dat u iets verkeerds doet en misplaatst reageert. Dat is juist! Het zal de armen op die manier doen handelen; het zal de middenklasse op die manier doen handelen; het zal de rijken op die manier doen handelen. Het zal de verkeerde op die manier doen handelen; het zal de tamelijk goede op die manier laten handelen; en het zal de goede op die manier doen handelen, omdat het spanning is, stoom onder druk. Het moet ergens een uitlaatklep hebben. Ziet u? Als u het niet doet, ontploft de ketel.

39 Nu, wij ontdekken dat. Het stapelt zich op naarmate de dag voorbij gaat. U spreekt met uw baas als u werkt: "O, wel, zo-en-zo!" En als u tot het kind spreekt: "Kom hier binnen!" "Mama, ik ben..." Ziet u, daar hebt u het. Het stapelt zich op. Oh my! Ziet u? U voelt zich alsof uw hoofd zal barsten. Ik weet het, ik zit er elke dag mee. Ik weet dus wat het betekent. Het stapelt zich op.

40 Ik dacht hier onlangs 's avonds aan. Ik was in een bepaald hospitaal. En ik dacht dat onze voorganger ziek was; maar hij was gewoon uitgeput. Hij liep, liep, liep, liep, tot hij gewoon uitgeput raakte. En sommigen van hen zeiden, belden mij op... Men belde op uit het kantoor daar en vroeg of ik zijn oproepen wilde doen. Wel, ik was heel de dag met zakenhandelingen bezig geweest en met predikers van verschillende plaatsen en ik zei: "Ja."

41 Wel, ik ging heen om zijn oproepen te doen. En ik ging naar een bepaald ziekenhuis. En men gaf mij de naam van een vrouw op en een nummer waar zij lag. Ik ging naar boven naar deze kamer; ik ging naar de dame toe... Het was ongeveer vijftien, twintig minuten vóór de bezoektijd, dus ging ik naar de dame toe en zei haar dat ik een prediker was en graag deze bepaalde vrouw zou willen opzoeken. Zij keek mij aan in het gezicht - zij was iets aan het doen - draaide zich eerst om en zei: "Wat wilt u?"

     En ik zei: "Ik zou graag willen weten waar een bepaalde dame is op deze zaal."

     Zij zei: "Ik weet het niet."

     Ik zei: "Wel, er werd mij een nummer gegeven, een bepaalde plaats, en ik dacht dat ik het eerst zou vragen."

     Zij zei: "Wel, als u een nummer hebt, ga maar kijken."

     "Dank u." Ik ging daarheen en vroeg bij de deur van de zaal: "Is hier een dame binnen, zo-en-zo genaamd?"

     "Neen!"

     Wel, ik ging terug en keek naar mijn kaartje; daar stond het op. Ik ging dus terug, en de dame stond daar; ik zei: "Dat was het verkeerde nummer."

     "Hoe zei u dat haar naam was?" Ik zei... Zij zei: "Zij is niet op deze verdieping."

     "Dank u", zei ik, "dan zal ik naar boven gaan."

     Ik ga dus naar boven naar de volgende kamer en ik ging naar de... Eerst was er een dokter die aan een schrijftafel op zijn hoofd zat te krabben. Ik zei: "Hoe maakt u het?" Hij keek even op, keek weer naar beneden. "Wel", dacht ik, "ik kan hem maar beter alleen laten." Ik liep dus een beetje verder de gang af en ik trof een dame aan een schrijfbureau, een verpleegster. Ik zei: "Excuseert u mij."

     Zij zei: "Wat wilt u?"

     En ik zei: "Is er een dame hier met deze bepaalde naam?"

     En zij zei: "Ik weet het niet." En ik... Ze zei...

     Ik zei: "Ik meende dat ik kamernummer 321 of 221 moest hebben. Ik ging naar die kamer en er was niemand daar. En de dame zei: "Er is niemand hier beneden die zo heet, misschien is het boven."

     En zij zei: "Wel dan, waarom gaat u dan niet naar 321?"

     Ik zei: "Dank u!" Ik ging naar beneden naar 321 en ik zei: "Is er hier een dame binnen met die naam?"

     "Neen."

     Er was een dame, die daar lag, die zei: "Zij was aan de overkant, in de kamer aan de overkant, eenendertig."

     Ik zei: "Dank u, dame." Ik ging naar de overzijde. Ik zei: "Is dame zus-en-zo hier?"

     "Neen, men heeft haar weggebracht; zij is beneden."

     Ik dacht: "My!" Ik ging weer opnieuw naar beneden. Ik... En men gaf mij het kamernummer. En ik ging naar beneden en keek helemaal... Ik was bang opnieuw naar die schrijftafel te gaan, ik keek dus overal rond, proberend dat kamernummer te vinden. En ik keek, maar kon het niet vinden. Men had kleine vleugels en de dingen verdeeld in dit ziekenhuis; hier kwam dus deze dokter aanwandelen met zijn stethoscoop in zijn hand en dokterstas. En ik heb nooit een man gezien die één meter dertig lang en één meter dertig breed was, maar hij paste zo ongeveer bij... Hij wandelde daar langs; ik zei: "Goedenavond meneer, zou u mij kunnen zeggen waar kamernummer zoveel is!"

     Hij zei: "Deze kant op en die kant uit."

     Ik zei: "Dank u voor de informatie."

     Dat is de waarheid. Hij zei: "Deze kant op en die kant uit."

     En ik zei: "Dank u!" Ik dacht: "Ik ben nog niets verder gekomen."

42 Ik keek om en daar was een enigszins vriendelijk kijkende dame, die opnieuw bij de schrijftafel stond. Ik ging naar haar toe en zei: "Goedenavond."

     Zij zei: "Hoe maakt u het?"

43 Ik zei: "Dame, ik ben helemaal in de war." En ik vertelde haar mijn verhaal. Ik zei: "Er is een dame hier ergens die morgen geopereerd wordt en zij is de dood nabij. Ik ben een prediker en onze voorganger daarginds kon zijn oproepen niet afhandelen en men gaf mij dit nummer."

     Zij zei: "Een ogenblikje broeder Branham, ik zal het uitzoeken." Zij...

     "Wel, ik dank de Here."

     Zij legde alles neer en wandelde daar ginds en kreeg... "O", zei zij, "ja, broeder Branham, zij is in kamer zoveel aan uw linkerzijde, precies daar."

44 Ik zei: "Dank u zeer." Ik keerde mij om en keek en ik dacht: "Dat is het, stoom afblazen."

45 Iedereen... Het wordt gewoon een neurotisch tijdperk. Iedereen is helemaal opgewonden. Men heeft geen tijd. En dat stapelt zich op tot een plaats dat het dingen stukmaakt. Het veroorzaakt dat mensen wrevelige gevoelens hebben wanneer men hen afsnauwt en dingen zegt die u niet bedoelt te zeggen.

46 Nu, iedereen is er schuldig aan. Ik ben schuldig; u bent allemaal schuldig. Wij doen onder spanning dingen die wij anders niet zouden doen. Er wordt dus een buitengewone spanning opgebouwd vandaag. Ik geloof, voor ik verder ga, dat ik misschien dit kan zeggen: Ik geloof dat het de vijand is die er aan komt en op de hielen zit. Ik geloof dat het de duivel is.

47 Wij weten dat de komst van de Heer nabij is en de Bijbel zegt dat in de laatste dagen de duivel zou rondgaan als een briesende leeuw. En als hij u onder een spanning kan krijgen - door haast, door iets over te slaan - zult u beslissingen nemen die u niet zou nemen indien u zou gaan zitten en het overdenken.

48 Ongeveer drie jaar geleden was ik op een jachttocht en ik had een Indiaanse gids. En ik jaag echt snel. Dat is iets wat mij gewoon te pakken heeft (ziet u), één van die druk-opbouwers.

49 Ik jaagde dus met de Indiaan en ik sprong van mijn paard. En er waren wat elanden boven in de bergen en ik ging meteen weg, de bocht om. En de oude Indiaan was ongeveer tien jaar ouder dan ik; hij kwam gewoon puffend achter mij aan. Ik zei: "Kom op, opperhoofd, kom aan!"

     Hij zei: "Te snel, te snel!"

     Ik dacht: "O, wel..." Ik zei: "Kom op!"

50 Ik begon te lopen en hij zei: "Te snel." Ik schakelde in een lagere versnelling: "Te snel". En ik kwam tot wandeltempo: "Te snel".

     Oh my! Ik zei: "Opperhoofd, de eland is daarboven."

     Hij zei: "Hij blijft daar wel; hij werd daar geboren."

     Ik zei: "Ja, dat klopt."

     "Hij blijft daar wel; hij werd daar geboren." Hij zei: "Prediker jaagt te snel, jaagt al het wild weg. Doe zoals de Indiaan: eenmaal stappen, negenmaal kijken."

51 Wel, ik vroeg mij af in welke versnelling ik zou moeten lopen om daar te komen. Waar ik de berg oprende, zei hij: "Eenmaal stappen, negenmaal kijken. Kijk negenmaal overal rond voor u weer een stap doet." Oh, my! Maar ziet u, hij is niet gehaast.

52 Ik dacht daaraan. En mijn dierbare oude moeder, die vanavond in heerlijkheid is... Iemand zei: "Waarom draagt u geen witte bloem vandaag?" Wat betekent dat je moeder dood is.

53 Ik zei: "Mijn moeder is niet dood; mijn moeder leeft." En als ik dan een rode bloem zou dragen, dan zouden de mensen zeggen: "Ik dacht dat uw moeder dood was?" Om hen dus voor verwarring te bewaren en nog meer opwinding te stichten, liet ik het gewoon allemaal weg. Ziet u? Zij is niet dood; zij slaapt. Zij is bij Christus.

54 En dan de nerveuze, neurotische tijd waarin wij leven... Weet u dat voor dit alles de dokters het antwoord niet hebben, omdat zij er ook mee geplaagd worden. Zij hebben het antwoord niet. Zij weten niet wat te doen.

     U zegt: "O, dokter, ik... ik sta zowat op het punt om overstuur te raken. Ik weet niet wat te doen. Ik..."

     "Wel", zal hij zeggen, "ik ook. Wel, er is niets dat u kunt doen." Hij zal u een kalmeringsmiddel geven en wanneer dat uitgewerkt is, bent u nerveuzer dan in het begin, zoals een dronken man die een extra drankje neemt om over zijn dronkenschap heen te komen. Ziet u het? U kunt het dus niet doen. Er is geen antwoord; zij hebben het niet.

55 Maar God heeft het antwoord. Dat willen wij nemen, daarover spreken. Men heeft het antwoord, God heeft het antwoord. Hij ìs het antwoord. Christus is het antwoord op ieder probleem dat wij hebben.

56 Wij zullen nu over Hem spreken. In het Oude Testament was er een tijd wanneer iemand in spanning zou kunnen geraken, vroeger in die tijd. En dat was wanneer hij iets verkeerds deed. Als hij onschuldig bloed vergoot, wel, dan moest hij op de vlucht. Want zodra hij die man gedood had, zou hij worden opgejaagd door sommigen van de familie van de man die hij gedood had tot zij hem vonden. En daar zouden zij hem doden. Het was tand om tand, oog om oog. En ziet u, een man had geen plaats om te stoppen.

     Als hij per ongeluk iets had gedaan en, natuurlijk, de mensen het niet wilden geloven, wel, dan moest hij beginnen te lopen. Want zodra hij dit had gedaan, zouden de verwanten van deze man of vrouw, wie het ook was, hem beginnen op te jagen en wanneer zij hem vonden was het tand om tand en oog om oog. Dat is de manier waarop zij leefden.

57 Hij zou nergens kunnen stoppen. Hij was een vluchteling. Hij wist niet wat te doen, hij was op de vlucht. Een echt type van vandaag. Ik denk dat daardoor zoveel spanning wordt veroorzaakt: wij zijn op de vlucht. Dat is er met de wereld aan de hand. Men weet dat men verkeerd is, dat de komst des Heren nabij is en de druk groter wordt. Men is op de vlucht. Wegrestaurant, goktent, weelde, zonde, moreel verval, alles om stoom af te blazen; naar de televisie luisteren, schuine moppen, van alles de vrije loop laten. Men is op de vlucht. Er staat iets op het punt te gebeuren en men weet het. En men drinkt zichzelf dood in genoegens en heel de rest; op de vlucht!

58 Men weet dat er iets op het punt staat te gebeuren. De wereld spreekt ervan. Wij weten dat er iets op het punt staat te gebeuren. Deze wereld zou opgeblazen kunnen worden voor daglicht. Elke natie is onder spanning. Waarom?

59 Op een keer was ik in Afrika en ik zag hoe men een schaap weidde. Het was een lam, o, een middelgroot opgegroeid schaap. En de kleine makker at zeer vredig, maar plotseling werd hij rusteloos. En hij zou een hap nemen, hij zou rondkijken; dan nam hij weer een hap. Toen hij rustig was, hield ik hem in het oog: hij leek gewoon net zo kalm. Ik dacht: "Is dat niet vredig daar? Kijk naar die kleine makker." De herder die over hen gewaakt had was naar de kraal gegaan, terug... een inlander, kleurling.

60 En ik keek naar die kleine makker en na een poosje werd hij nerveus. Ik dacht: "Wat is er toch aan de hand met die kleine kerel?" Ik hield hem natuurlijk door een verrekijker in het oog. En hij werd zo nerveus dat hij dan deze kant en dan die kant opkeek. Hij begon te blaten; hij wist niet wat te doen. "Wel", dacht ik, "wat maakt die kleine kerel plotseling zo opgewonden?"

61 Nu, hij bevond zich in een klein weideveld. Maar in de verte merkte ik op dat er iets oprees en weer naar beneden ging: ongeveer een halve mijl bij hem vandaan, goed verborgen tussen het zeegras, sloop een leeuw toe. En iets in die kleine kerel werd steeds meer gewaar, dat er ergens gevaar was; hij kon het niet zien. Maar de leeuw had het schaap geroken en hij moest nu snel zijn om hem te pakken vóór de herder hem kreeg, hem weghaalde.

62 Ik lette zo op hem en zag dat de spanning werd opgevoerd. In de verte sloop de leeuw heel gemakkelijk toe. En toch kon het schaap de leeuw niet zien, maar er was iets binnen in hem dat hem vertelde dat er gevaar nabij was.

63 En zo is het vandaag, is er iets in de mensen wat hen laat weten dat er iets op het punt staat te gebeuren. Wij weten het. De Christen weet het. De wereld weet het. De dronkaard weet het. De gokker weet het. De zakenman, de regeringen, de VN, zij allen weten dat er iets op het punt staat te gebeuren. Het heeft een spanning opgebouwd.

64 Vrouwen, moeders, gewoon de ene sigaret na de andere... Ik zie hen wanneer zij naar de school komen. Zij rijden door onze straat, in een 30-kilometer-zone met 120 kilometer per uur, zodat ik op mijn kinderen en mijn hond moet letten; vrouwen die hun kinderen naar school brengen, sigaret in hun hand, uit het portier hangend, ruziënd met hun kinderen en daar ginds dan de remmen of de wielen doen gieren of met de banden door de straten scheuren... En hier komen zij weer terug... Ik zag onlangs de wind vier of vijf kleine kinderen recht van de weg blazen door een of andere neurotische moeder. Waar gaat zij heen? Wat is er aan de hand? Misschien komt er een bepaald televisieprogramma dat zij wil zien.

65 Maar dat is het, spanning. Er is iets wat het veroorzaakt. Men deed dat vroeger niet. Iets nadert. Dood en vernietiging zijn onderweg hierheen; het is niet ver weg. Iets nadert.

66 Nu, in het Oude Testament voorzag God in een deel van deze ellende, als het per ongeluk was gedaan... Dus, als u onschuldig bent en niet schuldig, maakt God een weg voor u.

67 Nu, als een mens gewoon een mens opzettelijk doodde, vooraf beraamd, was hij verloren. Hij kon niet tot deze plaats komen. Maar als hij het per ongeluk deed, hij het niet bedoelde te doen, dan was er een stad van toevlucht (vrijstad). Eén was te Ramoth-Gilead. Er waren vier plaatsen, geloof ik. Jozua bepaalde deze vrijsteden.

68 Nu, de mensen konden naar deze vrijstad komen. Als hij per ongeluk iets verkeerds gedaan had, hij het niet bedoelde te doen, zou hij naar de vrijstad kunnen komen en naar de poort gaan. De poortwachter zou hem vragen waarom hij kwam, wat de reden van zijn komst was. Dan werd zijn zaak bepleit. En wanneer zijn zaak bepleit werd bij de poort en de man onschuldig werd bevonden, hij het niet vrijwillig deed, dan werd de man in de stad toegelaten als een plaats van toevlucht. Dan kon de vijand hem niet krijgen. Maar als hij loog en verkeerd deed en in de vrijstad kwam, had zijn vijand het privilege en het recht hem van het altaar af te trekken en hem te doden ofschoon hij de horens van het altaar vasthield. Jazeker! Omdat hij schuldig was, met voorbedachte rade, en hij moest gestraft worden.

69 Nu, er was iets dat er mee samenging. Natuurlijk zou die man nerveus zijn; mensen, misschien een dozijn mannen achter je aan. Ergens, bij elke rots, elke heuvel, elke struik kon de vijand zijn, iemand die voor hem gereed stond. Hij was nerveus. En dan wanneer hij eenmaal in de stad kwam, kon hij stoom afblazen. Hij was veilig. Hij was in orde want er was een toebereide plaats voor hem gemaakt, Gods toebereide weg, opdat die onschuldige man niet zou gedood worden, maar vrijgesteld zou kunnen zijn van de doodslag omdat hij het per ongeluk deed.

70 Nu, als hij het niet bedoelde te doen... Als hij het opzettelijk deed moest hij de omstandigheden onder ogen zien. Er was echter geen kans voor hem indien hij het opzettelijk deed.

71 En er zijn twee klassen van mensen vandaag. Moge ik dit zeggen: er zijn mannen en vrouwen in de wereld vandaag, broeder Ruddell, die eigenlijk de dingen niet willen doen die zij doen. Er zijn mannen en vrouwen in de wereld vandaag die niet willen zondigen. Ik voel medelijden met hen. Zij willen niets verkeerds doen maar zij doen het toch. Zij worden er toe gedreven. Nu, er is een plaats voor die persoon die juist wil doen. Er is een plaats om die druk te laten ontsnappen. Het is waar. Maar er zijn er die er niet om geven.

72 Onlangs gaf broeder Hickerson mij een pas van de bewaker van de federale gevangenis te La Grenge, Kentucky, om binnen te gaan, om te gaan vissen. En ik ontmoette daar een gekleurde jongen van Louisville en hij zei mij... Ik zei: "Een fijn uitziende, intelligente man zoals u, wat doet u hier binnen?"

73 Hij zei: "Wel, dominee, dit is het geval. Het is niemand anders schuld dan de mijne. Ik, ik behoorde eens aan de Here." Zijn naam was Bishop. Hij zei: "Men noemde mij heilige Bishop, omdat ik de Here diende. Ik en mijn vrouw hebben een klein dochtertje. Op een keer kon ik er gewoon niet langer tegenop zodat ik met de wereld meeging, wegging van de Here. Ik had een Christen-vader en -moeder. Ik diende vier jaar overzee in Korea." Hij vertelde in hoeveel gevechten hij geweest was, militaire ordes en dingen. Hij zei: "Maar daar buiten was hetgeen wij deden, gewoon naar dansen gaan en zo."

74 "Ik raakte gemengd in verkeerd gezelschap en op een dag kwamen er twee jongens aan en zeiden: 'Bishop, wij willen naar de Quaker Maid gaan en wat kruidenierswaren halen. Zou je ons daar naartoe willen rijden?' Ik zei: 'Mijn vrouw heeft mij juist geroepen voor het avondeten.' En ik zei... Zij riep mij daar binnen en zei: 'Schat, ga niet met hen mee, er is geen goed in die jongens. Wij moeten hen mijden en weer opnieuw naar de kerk gaan.'" En hij zei: "Wel. Ik zei: 'Ik zal hen mijn wagen laten hebben.' Zij zei: 'Doe het niet. Zij zullen hem aan stukken scheuren! En zei: 'Rijd hen daar naar toe en kom dan terug.'"

75 Hij zei: "Ik reed hen daar naar toe en stopte op het parkeerterrein. Ik zat daar te wachten en plots ging het alarm af en alles, en hier kwamen deze knapen aan, elk met pistolen in hun hand. En ik sloot de deur. Ik zei: 'Jullie komen hier niet binnen.'"

     En één van hen mepte hem tegen het hoofd en rukte hem weer recht en wierp deze revolver binnen en zei: "Jij neemt deze..."; wierp de revolver binnen en zei: "Als je geen gat door je wil... En wij zullen je er uitgooien en weggaan."

76 Hij zei: "Je kunt nergens heen. Je zult gegrepen worden. Jullie, jongens, zegt hun dat ik vrij was; ik bedoelde dit niet. Ik zat hier; ik ben buiten schuld." En omstreeks die tijd had de politie hen.

77 Men bepleitte de zaak en hij zei: "Eerst dacht ik slecht over de aanklager omdat hij zei... Hier zijn de vragen. 'Is dit uw wagen?'"

     Hij zei: "Ja meneer! Maar ik..."

78 Hij zei: "Beantwoord mijn vragen." O, broeder, de duivel heeft een manier om het te doen. Hij zei: "Beantwoord mijn vragen. Is dit uw wagen?"

     Hij zei: "Ja, meneer!"

     "Is dit uw kenteken?"

     "Ja, meneer!"

     Hij zei: "Was u daar op het parkeerterrein?"

     Hij zei: "Wel, ik zeg u..."

     Hij zei: "Beantwoord mijn vragen!"

     Hij zei: "Ja meneer!"

79 Hij zei: "Daar hebt u het!" En op aanwijzingen gaf men hem tien jaar en de andere kerels levenslang.

80 Nu, hij zei: "Ziet u, broeder, ik raakte gewoon in verkeerd gezelschap. Het is mijn eigen schuld." En dat is juist! Nu, hij heeft tien jaar om de stoom af te blazen. Ik bad voor hem, broeder Wood en ik, wij zaten buiten aan het water en namen de jongen bij de hand en baden voor hem buiten aan het water dat God hem voorwaardelijke in vrijheidstelling zou geven. En ik ben nog steeds aan het bidden voor hem dat God het zal doen.

81 Wat is het? Druk, onschuldig, een man die onschuldig is. Nu, die man zou een kans moeten hebben.

82 Nu, als u juist wilt doen, ben ik zo blij vanavond u te zeggen dat er een vrijstad is: dat is Jezus Christus. Als u niet verkeerd wilt doen en de vijand achter u aan zit, dan is er een weg ter ontkoming: en die ontsnapping is Jezus Christus. Er is een plaats waar u kunt komen en stoom afblazen. Maar als u het zondigen liefhebt en u God niet wilt, dan zal de vijand u ergens inhalen. U hebt geen... U kunt niet tot Christus komen omdat u niet wilt.

83 En wanneer deze man tot Christus komt, deze vrijplaats... Wanneer een man binnen kwam in het Oude Testament, was het eerste, dat hij moest komen door zijn eigen vrije wil. En dat is de wijze waarop u tot Christus moet komen.

84 Nog iets is dat u tevreden moet zijn terwijl u daar bent. U... U kunt niet elke dag rondhangen en roepen: "Ik zou hier graag uit gaan, ik zou hier graag uit gaan." Men zet u er uit. U moest vrijwillig willen blijven. Het moet zo zijn dat u in die stad moet willen blijven.

85 En als u tot Christus komt, kunt u niet omkijken naar de wereld. De Bijbel zegt: "Hij die de hand aan de ploeg slaat en zich keert om om te kijken is niet waardig te ploegen." Nu, daar maken zo vele zogenaamde Christenen hun fout. Ziet u, zij handelen alsof zij gaan ploegen, maar bij het eerste kleine ding dat langs komt, ontploffen zij er over.

86 Onlangs had ik daar een ervaring mee, zoals u allen weet. En ik dank u voor uw gebeden. Daar ik jaag en vis en op doelen schiet en zo, heb ik altijd een 'Weatherby magnum' geweer gewild. Wel, sommigen van mijn vrienden zouden het voor mij gekocht hebben. Ik ken mensen, die, als ik het maar gezegd zou hebben, het met genoegen gedaan zouden hebben. Ronduit gezegd, twee of drie wilden het doen. Maar ik zou niet kunnen toezien dat zij zoveel geld in een geweer staken terwijl ik zendelingen ken die geen schoenen aan hun voeten hebben. Ik zou dat niet kunnen doen. En broeder Wilson gaf Billy Paul een kleine .257 Roberts. En een broeder vriend van mij zei: "Broeder Branham, Weatherby kan dat geweer uitboren; ik kan het gedaan krijgen tegen een zacht prijsje als u mij zult toestaan het voor u te doen." Wel ik liet het hem doen.

87 Het kwam terug, ik stak een patroon in het geweer en ging schieten en het ding ontplofte in mijn handen. En de loop vloog bijna tot aan de 45 meter lijn, de grendel daarginds achter mij. Het is een wonder dat het mij niet gewoon in tweeën reet. Er was ongeveer vijf of zes ton druk zo dicht bij mij.

88 Een van de dokters zei: "Het enige wat ik weet is dat de goede Heer daar zat om Zijn dienstknecht te beschermen."

89 Nu, de zaak waaraan ik dacht: hier is waar het op aankomt. Als dat een 'Weatherby magnum' geweest zou zijn om mee te beginnen... Wat was er aan de hand? Er was een fout in het geweer. De hoofdruimte was te los geboord. Dat is er aan de hand met velen van ons in onze bekering: onze hoofdruimte is te los geboord. En...

90 Nu, als dat een 'Weatherby magnum' was geweest vanaf het prille begin, vanaf het staal dat gegoten werd om de loop te maken, zou het uitgeboord zijn en als een 'Weatherby magnum' zijn gemaakt. Het zou niet uiteengesprongen zijn. Maar omdat er geprobeerd was het te veranderen in iets dat het eigenlijk niet was, ontplofte het. En zo zal elke man die beweert een Christen te zijn, die niet de juiste start krijgt door de nieuwe geboorte, hetzelfde uitvinden. Hij zal ergens uit elkaar springen. Er komt te veel druk op. Hij zal er niet tegen bestand zijn. Hij zal zichzelf ergens uit elkaar gesprongen vinden.

91 Mensen proberen u te zeggen iemands bediening na te bootsen die er niet toe geroepen is. Tenslotte zal het uit elkaar springen. U moet van God verordineerd zijn. Het moet God zijn, geen handdruk, geen sentimenteel verhaal, maar het komt op basis van het gestorte Bloed van Christus en uw geloof in wat God voor u deed door Jezus Christus. Indien niet, zult u ergens uit elkaar springen. Iemand zal op uw tenen trappen, en weg bent u. Ziet u? Ziet u, het is een druk die heel de tijd opgevoerd wordt, en weldra zal het uit elkaar springen.

92 De man moest in de vrijplaats willen blijven. Hij kan daar niet klagend binnengaan. Hij moet willen blijven, zonder er over te klagen. Uitwendig sterft hij, inwendig is hij veilig.

93 Wel ik wil iets zeggen tot de mensen hier, als u geen Christen bent. Ik kwam ongeveer eenendertig jaar geleden tot deze vrijstad. En broeder, ik heb er nooit willen uitgaan. O, ik kwam in Christus. Alles waarnaar ik verlangde was hier. Ik wil er niet uitgaan. Ik bid dagelijks: "O, God, ik ben zo gelukkig hier. Laat mij gewoon blijven." Ik wil nooit vertrekken en ik weet dat Hij mij niet zal verlaten. En als de druk groot wordt, dan is Hij onze Uitlaatklep. Wij hoeven ons er dus geen zorgen over te maken.

94 Als u helemaal onder spanning staat en u weet niet waarheen u gaat, wat er met u zal gebeuren na de dood - en u weet dat u eens zult sterven, u moet sterven - dan is het de zaak om te komen tot Christus, de Toevlucht, en stoom af te blazen. Leg het vast, voor eens en altijd.

95 Ongeacht wat er plaatsvindt, Christus is onze Toevlucht. En wanneer wij tot Hem komen, kunnen wij stoom afblazen. U kunt stoppen u er zorgen over te maken. "Wel, wat zal er met mij gebeuren als ik sterf? Wat gaat er met mijn vrouw gebeuren? Wat zal er met mijn man gebeuren? Wat zal er met de kinderen gebeuren?" Kom gewoon tot Christus en blaas de stoom af. Neen, Hij geeft ons alle dingen. Alle dingen zijn van ons door Christus; laat de druk dus gewoon ontsnappen.

96 De enige manier waarop u het kunt doen... Iemand mocht u misschien een miljoen dollar geven, het zou de spanning doen stijgen. U kunt misschien tot een kerk toetreden en de spanning stijgt nog steeds, omdat de Methodisten zullen zeggen dat zij juist zijn en de Baptist verkeerd is. En de Baptisten zeggen: "Zij zijn fout en wij zijn juist." Het bouwt dus gewoon meer druk op omdat u niet weet waar u staat. Maar als u ooit tot Christus komt, kunt u de stoom afblazen. Omdat het dan allemaal over is, maak het gewoon vast.

97 Het is Gods voorziene plaats van veiligheid waar God zei: "De Naam des Heren is een sterke toren; de rechtvaardigen snellen daarheen en zijn veilig." In een tijd van ziekte, wanneer ziekte toeslaat en de dokter zegt: "Er is niets meer dat ik er aan kan doen", laat de druk niet oplopen. Laat de druk ontsnappen. Roep uw voorganger; laat hem u zalven met olie en voor u bidden. Het gebed des geloofs zal de zieke behouden. Blaas de stoom af. Ziet u?

98 Hij is onze Toevlucht. Terwijl u in dit Toevluchtsoord bent, hebt u recht op alles wat in dit toevluchtsoord is. En Christus is ons Toevluchtsoord, en alles waaraan u behoefte hebt is in Hem. Amen. Bouw geen druk op in ziekte, blaas stoom af.

99 U zegt: "Wel, ik vraag mij af, broeder Branham." Vraag u niet af! Laat u gewoon de druk ontsnappen. Vertrouw uw zaak aan God toe en ga voort alsof het allemaal voorbij was. Het bouwt geen druk op, het laat de druk afnemen.

100 "Wel", zegt u, "ik ben zo bezorgd, broeder Branham, ik weet gewoon niet..." Blaas de stoom af. Amen! In de vrijstad nam Hij uw zorg op Zich, zodat u het niet hoeft te hebben. Werp uw zorgen op Hem, want Hij zorgt voor u. Pieker niet over uw zorgen; dat is Zijn zaak.

101 Ik ontmoette een vrouw hier enkele jaren geleden in een bazar. Zij was ongeveer zestig jaar oud en zag er uit als ongeveer dertig jaar oud. Ik zei: "Hoe doet u het, zuster?"

102 Zij zei: "Broeder Branham, ik heb twee zonen die dokter zijn, die ouder zijn dan u bent." En eerlijk waar, zij zag er niet ouder dan dertig jaar uit. Zij zei: "Hierdoor komt het. Toen ik tot Christus kwam was ik ongeveer twaalf jaar oud... En ik ging zitten en dacht er over na. Ik bestudeerde andere godsdiensten, maar toen ik de ware vond..." Ze zei: "Ik kwam tot Christus en nam mijn zaak, mijn ziel, mijn alles mee naar Hem en sindsdien hoefde ik er nooit meer over te piekeren. Nu, Hij beloofde voor al mijn moeiten te zorgen. Als Híj niet groot genoeg is om dit te doen, weet ik wel dat ík niet groot genoeg ben om het te kunnen; wat voor nut heeft het dan dat ik mij er zorgen over maak?" Ziet u? Dat is het.

103 Christus beloofde dat Hij al onze zorgen zou dragen. Werp al uw zorgen op Hem. Waar maakt u zich dus zorgen over? Zorg bouwt druk op; druk doet u exploderen. Werp dus uw zorgen op Hem en stop met piekeren. In orde!

104 Nu,... "Wel", zegt u, "hoe doe ik het?" Vertrouw gewoon Zijn belofte. Hij deed een belofte dat Hij het zou doen. Zelfs ten tijde van de dood wanneer de doodsengel in de kamer komt... "O, broeder Branham, ik weet dat ik nerveus zal zijn." O, neen! U bent in de Vrijstad. Neen, neen! U weet dat u zúlt sterven; u moet op de een of andere manier gaan, kom dus gewoon in het Toevluchtsoord; voel u veilig. U bent veilig zolang u in de Vrijstad bent. U herinnert zich dat Hij stierf voor u. Hij geeft om u. Hij stierf voor u.

105 Nu, laten wij een kijkje nemen... U zegt: "Broeder Branham, bedoelt u dat als de doodsengel aanklopt u het nog steeds niet benauwd krijgt?" Neen, totaal niet. "Wel, waarom doet u dat?" Kom tot de Vrijstad; dat is alles.

106 "Wel", zegt u, "broeder Branham..." Wel, wacht nu even. Laten wij Israël en Egypte nemen. Er kwam een tijd dat God zei: "Ik zal de doodsengel door het land zenden en Ik zal elk van de oudsten van het gezin nemen, tenzij er bloed aan de deur is!" Op die grote avond van het Pascha. Nu, hier is Israël, een volk met een belofte dat naar een beloofd land ging, en men...

107 Het is de avond van het Pascha. De doodsengel is in het land. En wij horen een schreeuw die vanaf de straat komt. Wij kijken naar buiten; twee grote zwarte vleugels zweven boven de straat. Denkt u dat Israël helemaal opgewonden was? Neen, meneer!

108 De dood was bij de deur. De kleine jongen keek door het raam; hij was de oudste van het gezin. Hij ziet die grote zwarte engel. Hij kijkt en zegt: "Papa, heb je mij lief?"

     "Zeker, zoon, ik heb je lief!"

     "Wel, papa, ben ik niet uw eerstgeborene?"

     "Ja, je bent het, zoon."

     "Kijk daar, papa, die engel greep die kleine jongen. Ik ken hem, ik speelde met hem. O, papa, hier komt hij naar het huis."

     "Maar zoon, zie je wat op die deurpost is?" Halleluja!

     "Papa, zal hij mij pakken?"

     "Neen, zoon. Hij kan je niet krijgen."

     "Waarom?"

109 "Dat is Zijn belofte." Wanneer Ik het Bloed zie, zal Ik u voorbij gaan! "Ga terug en haal je speelgoed en begin te spelen, zoon. Het is niet nodig je zorgen te maken. Wij zijn in Gods vrijstad. Blaas stoom af."

110 Israël kon gaan zitten en de Bijbel lezen. Terwijl de rest van hen schreeuwde en stoom opbouwde, was Israël ontspannen. Waarom? De dood was vlak bij de deur, wat verschil maakte het uit? Het kon hen niet deren.

111 Wanneer de dood dus naar onze deur komt (God zij geprezen!), zo lang Gods eis, het Bloed op de dorpel van de post van mijn hart is aangebracht, wat verschil maakt het uit; het kan mij niet deren.

112 Als de dokter zegt dat u morgen zult sterven, wat verschil maakt het uit, het Bloed is aan de post. U moet hoe dan ook sterven. Maar als dat Bloed is toegepast heb ik een opstanding in het vooruitzicht. Amen!

113 Israël kon kalm zijn. Geen stoom opbouwen voor hen, want zij wisten dat de doodsengel hen niet kon treffen. Zij waren onder het Bloed. Het was Gods voorziene weg.

114 Merk op. U zegt: "Kan ik daarvan verzekerd zijn?" Nu, Christenen, hier zijn wij. "Kan ik daarvan verzekerd zijn?" Ik sprak erover zondagavond jongstleden.

115 Nu, Israël was een beloofd verbondsvolk, Gods volk. Er werd hun een land beloofd dat overvloeide van melk en honing. Zij hadden dat land nooit gezien, niet één van hen was daar ooit geweest, maar zij hadden er de belofte van. Zie, zij waren daarginds nooit geweest. Zij wisten niets over het land. Maar dat land werd hun beloofd en zij kwamen uit hun slavernij door de hand van God door Zijn profeet. Zij hadden geen vaste plaats, beleden dat zij pelgrims en vreemdelingen waren en naar een land gingen dat zij nooit gezien hadden, of geen van hen ooit had gezien. Denk er aan! Zij kwamen toen dicht bij de grens. En er was een groot krijgsman onder hen, Jozua genaamd. Jozua betekent 'Jehova Redder'. En Jozua stak de Jordaan over, het beloofde land in, en kwam terug met het bewijs dat het een goed land was. Zij brachten een druiventros mee die twee mannen moesten dragen. Het was precies wat God gezegd had. Het was overvloeiend van melk en honing. Dat zou ieder van hen hebben moeten verheugen. Waarom? Jozua bracht het bewijs terug van een land waarover niemand iets wist, dat God had beloofd hun te geven. Ziet u? Omdat zij een belofte op een land hadden, er naar op weg waren.

116 Nu, op een dag raakte het menselijk ras in een val en er kwam Iemand naar de aarde met de Naam van Jezus Christus. Jezus betekent 'Jehovah Redder'. En Hij daalde af naar de Jordaan des doods, stak de Jordaan over in de dood en stond op Paasmorgen op met het bewijs dat een mens kan leven nadat hij sterft. Hallelujah! De dood is niet het einde. Jezus bewees dat een mens kan leven nadat hij gestorven is.

117 Hij stond voor hen en Hij zei... Voor Hij vertrok zei Hij: "In Mijn Vaders huis zijn vele woningen. Als het niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. En Ik zal gaan en een plaats bereiden... Ik zal oversteken en een plaats in orde brengen en terugkeren en u tot Mijzelf ontvangen, opdat waar Ik ben gij ook moogt zijn." En op Paasmorgen nadat Hij stierf, zodat de maan en de sterren en de zon voor zichzelf beschaamd waren... Hij stierf, zodat toen de Romeinse soldaat Zijn hart doorstak met een speer, water en bloed zich hadden afgescheiden. Hij was de doodste van de doden. Hij ging naar het graf zoals elke man ging. Zijn ziel ging naar de hel zoals de Bijbel zegt. Maar op Paasmorgen kwam Hij terug van de dood, de hel en het graf en zei: "Ik ben Hij die dood was en Ik leef voor eeuwig en heb de sleutels van dood en hel. Ik ben een Mens."

     Men zei: "Hij is een geest."

118 Hij zei: "Geef mij een broodje vis." En Hij at vis en brood. Hij was een mens die stierf, en naar het land ging en terugkeerde met het bewijs dat een mens kan leven na de dood. Wat heeft de dood met ons te maken? Amen! Blaas de stoom af.

119 Nu, niet alleen dat, maar Hij heeft ons de belofte gegeven. Wat was het? Hij gaf ons het onderpand van onze erfenis! Hij zei: "Nu, om dit aan elke gelovige te bewijzen. Nu, u wandelt hier in ongeloof. U gelooft het Woord niet. U wandelt in zonde in de dingen van de wereld. Maar hij die in Mij gelooft, heeft Eeuwig Leven, een Leven dat niet kan sterven."

120 Nu, merk op, wanneer wij Zijn Geest ontvangen, wij die eenmaal dood zijn in zonde en overtredingen, geeft Hij ons de wedergeboorte, nieuw leven. En wat doet Hij? Hij... Wij sterven en worden begraven in Jezus. Wij verrijzen in de Geest, uit de wereldse dingen in de hemelse dingen. En vanavond zitten wij samen in hemelse gewesten in Christus Jezus.

121 Hoeveel Christenen hier binnen hebben nog steeds de wereld lief? Als u dit doet, bent u geen Christen. U bent een belijder van het Christendom en geen bezitter. Want wanneer een mens eenmaal van Christus smaakt, is hij dood voor de dingen van de wereld en hij heeft in geen geval enig verlangen om daarin terug te gaan.

122 Wat doet het? "Het leven", zei Paulus, "dat ik eens leefde, leef ik niet meer. Toch leef ik; niet ik, maar Christus in mij." Waarom? Hij wekte hem op van zijn lage niveau van wereldse zonde tot een plaats dat wij kunnen omkijken en zien waar wij vandaan komen (glorie!), omkijken en zien waar wij eens leefden. Nu leven wij anders. Wat is het? Het is de verzekerdheid dat wij dood zijn en onze levens verborgen zijn in Christus door God, en wij door de Heilige Geest zijn verzegeld en boven deze dingen uit zijn gestegen. Dan zijn wij levend met hetzelfde bewijs waarmee Hij terugkwam om het ons te bewijzen.

123 Het land is heerlijk en dit is de aanbetaling. Dit is het handgeld van onze redding. Het is het eerste geld dat het contract vastmaakt (glorie!), dat Gods contract vastmaakt. "Hij die Mijn woorden hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft Eeuwig Leven en zal niet in het oordeel komen maar is overgegaan van dood in Leven." Blaas de stoom af broeder. Ja, meneer! Amen! Begrijpt u het?

124 Kijk zoals Elia, die grote profeet, een type van Christus, Elisa, het type van de Gemeente, met een dubbel deel van de Geest die op de profeet kwam... Hij ging op een dag naar de Jordaan toe, een type van deze dag, deze regering en dergelijke die men nu heeft, Achab, Izebel enzovoort, als u zich mijn prediking over Izebel herinnert. Merk op, toen Elisa Elia volgde met een reden... Amen! Waarheen bracht hij hem? Naar de Jordaan, naar Ramoth-Gilead, naar de school der profeten, en vervolgens naar de Jordaan. Dat is de weg waar Hij u heenbrengt, door rechtvaardiging, heiliging en afsterven om Leven te ontvangen (amen!), niet naar een denominatie of een geloofsbelijdenis, maar naar de dood aan uw geest, zodat u wedergeboren kunt worden.

125 En Elisa... Elia sloeg op dat water, wandelde door de Jordaan en Elisa volgde hem. En toen Elisa weer naar het land terugkeerde aan de andere kant, kwam hij terug met een dubbel deel. Vandaag volgen wij Jezus naar Zijn dood, begrafenis en doop-dood, begrafenis en opstanding liever gezegd, door de doop. Wij geloven Hem; wij sterven af aan de dingen van de wereld, belijden dat wij niets zijn, gedoopt in Zijn Naam, begraven met Hem in de doop, opgestaan met Hem in de opstanding. Onze geesten leven boven de dingen van de wereld uit; dan zijn wij in Christus. Nu hebben wij één deel.

126 Wanneer wij terugkeren van de andere kant van de doodslijn der Jordaan, zullen wij een ander deel hebben: de lichamen die wij nu hebben, met de geesten die wij hebben, we hebben het Onderpand, de Heilige Geest die niet kan sterven, omdat Hij deel is van God... En de lichamen waarin wij leven... "Hij die Mijn vlees eet en Mijn Bloed drinkt heeft Eeuwig Leven, en Ik zal hem opwekken ten jongste dage." Amen! Blaas stoom af!

127 Wat maakt het uit als atoombommen of iets anders toeslaan. Laat hen doen wat zij maar willen. [Slecht gedeelte op band.] ...van dit ene ding: dat wij Eeuwig Leven hebben door Jezus Christus onze Heer. Wat maken wij ons dus bezorgd over wat de wereld te zeggen heeft? Wat maken wij ons bezorgd over spanning? Het maakt geen verschil voor ons uit. Waarom? Omdat wij de stoom kunnen afblazen. [Leeg gedeelte op de band.]

Komt vanwaar de dauwdruppels der genade schitteren.
Schijn om ons heen bij dag en bij nacht.
Jezus, het Licht van de wereld.

128 Nu, met onze hoofden gebogen, laten wij onze handen opheffen.

Wij zullen wandelen in het Licht, wonderbaar licht;
't Komt vanwaar de dauwdruppels der genade schitteren.
Schijn geheel om ons heen bij dag en bij nacht.
Jezus, het Licht van de wereld.

129 Onze hemelse Vader, Satan heeft de strijd verloren. Wees gewoon geduldig. Bouw geen stoom op. Ik sta hier te preken over stoom afblazen en dan dacht Satan dat hij mij van de kansel kon jagen, mij uit deze altaaroproep krijgen. Neen, Here, in mijn hart brandde iets, dat zei: "Er is iemand hier. Er is iemand die zoekt naar die Rots." Wij danken U, Vader, voor de overwinning, en toen die laatste persoon naar het altaar ging, gingen de lichten aan. Hij zag dat hij verloren had, zodat hij even goed de strijd kon opgeven.

130 Hier staat vanavond het getal der genade, vijf dierbare zielen. Vijf: J-e-z-u-s, t-r-o-u-w, (geloof): ook genade [in het engels: g-r-a-c-e – Vert] O, God, U bent God. U faalt nooit. U hebt altijd gelijk.

131 Ik kijk, aan deze kant staat zuster Wilsons dochter. Ik kan mij dat kleine meisje herinneren. Ik herinner het mij toen U haar riep. Ik herinner mij die avond te New Market vele jaren geleden. Die avond daarginds, ik herinner het mij, Here.

132 Aan haar zijde hier staat een dame die van New York komt om met ons te verblijven.

133 Hier staan een jonge man en een jonge vrouw net op dit keerpunt, wanneer de wereld allerlei immorele dansen doet en maar doet. Zij hebben gewandeld, naar die Rots gezocht.

134 Aan het eind van het altaar staat een jonge kerel, zijn handen opgeheven. Hij wil de Rots vinden. Jezus, U bent die Rots. En U zei dit: "Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, zal Ik in hun midden zijn." Dan is die Rots precies hier.

135 Het mag erg vreemd lijken, Vader, erg eenvoudig. U maakt dingen zo eenvoudig zodat wij ons niet zullen vergissen. Maar omdat zij van hun zitplaats opstonden en kwamen op de uitnodiging, omdat Satan probeerde hen ervan te weerhouden het te doen, elke krachtsinspanning die hij kon doen probeerde hij, maar hij verloor. Nu, als Uw dienstknecht ga ik mijn handen op hen leggen en Uw zegeningen uitspreken. En God, moge het volgen. Omdat zij eerlijk en oprecht zijn om de leiding van de Geest te volgen, doe ik hetzelfde.

136 Nu, ik vraag dat de ziel van mijn zuster nooit zal omkomen, dat haar het verlangen van haar hart naar Eeuwig Leven zal toegestaan worden. Door Jezus Christus' Naam.

137 Ik leg mijn hand op mijn zuster en weet dat vele beproevingen haar omringd hebben. Ik weet dat zij bidt voor haar lieve jongen. Ik ken de vader, toen de tranen vanavond langs zijn wangen liepen, als hij dat kleine beetje tiende gaf. En deze morgen toen wij baden en de jongen aan de Here God opdroegen... deze moeder en vader hebben het kind lief. En God, zij willen een plaats waar zij gewoon stoom kunnen afblazen en weten dat alles in orde is. Vader, wij hebben het U opgedragen. U zult het toestaan; wij hebben geen vrees. Geef haar nu gewoon die verzekerdheid, Vader, in Jezus' Naam bid ik het.

138 En Vader, deze jonge man en jonge vrouw komen samen, ik leg dus mijn handen op hen. Zij komen om stoom af te blazen. Een jong paar zoals dit, knappe jonge mensen, wij weten dat zij een echt aas zijn voor de duivel als hij hen slechts kon gebruiken. Maar zij zijn gegrepen als een stuk brandhout. Zij komen, Here, omdat zij die Schuilplaats willen vinden. Zij willen tot de plaats komen waar zij stoom af kunnen blazen, ontspannen en zichzelf tot rust brengen voor God en weten dat Hij God is. Ik bid, Vader, dat U hun deze gezegende verzekerdheid nu wilt geven. Moge elke kleine eierschaal er precies nu afgeklopt worden.

139 Deze jonge kerel hier, Here, die met zijn handen omhoog staat, de allerlaatste. En zodra hij opstond om te komen, gingen de lichten aan. Dat was het getal dat U wilde, dat was Uw roepen. "Allen die de Vader Mij gegeven heeft, zullen komen." Het enige wat wij moeten doen is daar het Woord vasthouden en degenen die de Vader heeft verordineerd tot Leven, zullen volgen. En nu komt hij. Hij wil die rotskloof vinden, Here, zodat hij kan gaan zitten om een poosje te rusten. Ik bid, God, dat U hem precies nu naar die rotsholte zal leiden.

140 Moge elke keten gebroken worden. Moge alles, elke tegenstand die iemand van dezen lastig viel, moge het nú van hen afvallen. Moge dat kleine ding, kleine humeur, het kleine wat het ook is, kleine temperament, die kleine zorg, die twijfel, die kleine omringende zonde, weggaan, Here, als hun broeder en Uw dienstknecht kom ik tussenbeide voor hen, als staande tussen de levenden en de doden. God, ik eis hun zielen op. Ik eis hun overwinning op in gehoorzaamheid aan de altaaroproep. En wij weten dat Satan het probeerde te stoppen. Maar wij eisen hen op, ik doe het nu als Uw dienstknecht en ik bied hen aan Jezus Christus als trofeeën van Zijn genade, de trofeeën van de tegenwoordigheid van de Heilige Geest vanavond, Die hen riep onder moeilijke omstandigheden en hen naar de rots bracht. Mogen zij nu de stoom laten ontsnappen en weten dat Jezus zei: "Niemand kan komen tenzij Ik hem geroepen heb. En allen die komen, zal Ik Eeuwig Leven geven en opwekken ten jongste dage." Het staat vast, Here. Ik bied hen U nu aan in de Naam van Jezus Christus. Amen!

141 God zegene u, zoals u hier staat. Als u naar uw zitplaats terugkeert, ga in de wetenschap dat alles wat u verlangde en elke zonde die u omringde en zo voorts, wat verkeerd was, onder het Bloed is. Het is afgedaan. Gelooft u het? Gelooft u het? Gelooft u het, broeder? Gelooft u het, zuster? Gelooft u het? Dan is het niet, het zal zijn, het ìs gedaan. Zo is het. Het is verleden tijd.

142 God zegene u! Het allerbeste in het leven en Eeuwig Leven dat u nú bezit. U bent dan boven de zonde uitgeklommen. Zonde ligt onder uw voeten. Wat goed zou het mij doen om hier te staan en u iets verkeerds te zeggen? Ik zou gerekend worden als een misleider aan het eind van de weg. Ziet u? U ontving Eeuwig Leven, omdat u geloofde in de Here Jezus Christus. Nu, leg elke zonde en elke keten terzijde, ga vrijuit, blaas stoom af. U bent een Christen. U bent opgerezen boven de zonde en u hebt het Onderpand van uw eeuwige verlossing gekregen, omdat Christus u aangenomen heeft.

143 Nu, zei Hij niet: "Niemand kan komen tenzij Mijn Vader hem trekt; en allen die komen zal Ik Eeuwig Leven geven en opwekken ten jongste dage"? Dan is het vastgemaakt. Amen! Het is allemaal voorbij. God zegene u nu, zij u genadig. Hebt u Hem lief, daarbuiten?

Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn redding kocht,
Op Calvaries kruishout.

144 Hoevelen voelen dat de druk weg is?

Ik heb mijn ziel geankerd in een haven van rust,
Ik bevaar de wilde zeeën niet meer.
De storm moge woeden over de wilde stormige diepte,
Maar in Jezus ben ik voor altijd veilig.

145 Zoals het verhaal van Charles Wesley op zijn plaats bij de kust op een dag... Hij had een klein huisje; hij studeerde, de Here leidde hem daarheen. En hij studeerde, o, God bewoog hem tot een lied. En hij kon niets vinden om mee te beginnen. Hij wilde over iets beginnen, maar de inspiratie had hem verlaten. Hij ging dus langs de zeekust wandelen, luisterde naar de golven en dacht dat hij inspiratie kon vinden in de golven die kabbelden. Eensklaps stak een storm op. Niets gebeurt bij toeval; alles is van God verordineerd. Ongeacht wat er gebeurt, alle dingen werken mede ten goede.

146 En hij ging terug naar zijn kleine hut. Toen hij op weg ging, begon de wind te blazen. Hij dacht: "O, ik zal van het strand worden weggeblazen voor ik daar ben. En hij trok zijn jas op en begon te rennen en er vloog iets in zijn boezem. En hij keek naar beneden en het was een musje dat zijn toevlucht daar zocht. Hij hield het gewoon in zijn boezem tot de storm voorbij was en de zon tevoorschijn kwam. Hij zette de kleine makker op zijn vinger en liet hem wegvliegen. En toen hij weg vloog trof de inspiratie hem:

Rots der eeuwen, gekliefd voor mij.
Laat mij mijzelf in U verbergen.

147 O, ik houd daarvan. Rots der eeuwen, die Rots in een dorstig land, een Schuilplaats in de tijd van storm. Die Rots in een dorstig land, verbergt Gij mij. Verberg mij, o Rots der eeuwen, gekliefd voor mij.

148 De grote geïnspireerde schrijvers van de liederen en de dingen waarover wij ons vandaag zo verheugen... U zegt: "Zijn die liederen geïnspireerd?" Jezus verwees naar hen toen Hij hier op aarde was. Hij zei: "Staat er niet geschreven in de Psalmen, dat David dit bepaalde ding zei?" Zeker zijn zij geïnspireerd. Net zoals prediken en iets anders, is het geïnspireerd.

149 Ik ben zo blij dat ik een Toevlucht heb. Een andere toevlucht heb ik niet.

Toch is mijn hoop op niets anders gebouwd,
dan Jezus' Bloed en gerechtigheid;
Wanneer alles rondom mijn ziel zwicht,
Dan is Hij geheel mijn hoop en steun.

Want op Christus, de vaste Rots, sta ik.
Alle andere gronden zijn drijfzand (ongeacht wat het is).

150 God zegene u; uw voorganger nu, broeder Ruddell. Het spijt mij dat Satan het licht uitdraaide, maar God heeft de overwinning hoe dan ook.