Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Vragen en antwoorden

Door William Marrion Branham

1 Goedenavond vrienden, het is fijn om hier vanavond te zijn. En de reden waarom dit mij te beurt viel was, omdat ik deze morgen aan mijn broeder dacht, en omdat ik weet wat twee diensten per dag betekenen.

2 En ik had een kleine "sss" in mijn keel. Ik predik veel. En dan, zodra ik de stad, deze vallei, binnenkom, begint mijn gehemelte hier achterin zo'n beetje, wat ze noemen... Dit klimaat hier in de vallei veroorzaakt dat dit zo gezwollen blijft, dat ik de hele tijd moet slikken, terwijl ik hier in de vallei ben. En wanneer ik een paar dagen weg ben is het over. Kom ik terug dan begint het weer van voren af aan.

3 En ik had een bepaald gevoelen voor broeder Neville, omdat ik weet dat wij waarschijnlijk een beetje verder op de weg zijn dan enige van jullie jonge kerels, en daarom bekijken wij het anders. Zo voelen wij enigszins voor elkaar en dat des te meer als de dagen naderbij komen; de boze dagen nader komen. En dan weten wij dat wij nu zo direct weggaan, als de Here wil.

4 En, weet u, ik dacht dat broeder Boze hier volgende week zondagavond zou zijn; geloof ik. Wist u dat? Ja, volgende week zondagavond. Hij heeft een film die hij aan u wil laten zien, over zijn zendingswerk overzee, waar... Hij had jaren geleden een droom gekregen over het komen naar Chicago. En de arme kerel voelde zich op een keer zo verscheurd, omdat, zei hij, zijn opdracht nog nooit was vervuld. En ik verklaarde aan hem hoe de Here het al had vervuld. Toen begreep hij het.

5 Dus toen gaf de Here hem een andere droom. En toen de uitleg kwam, vertelde het hem waarheen te gaan en wat te doen. En hij ging erheen en my, o my, naar Kenya en Tanganjika en Uganda en daar die landen in; het is gewoon geweldig wat de Here voor hem heeft gedaan tijdens hun zendingswerk. En hij wil de film laten zien, om te tonen wat de Here doet onder deze mensen, de Afrikaanse stammen daar. Als de Here wil zal ik hem daar in januari bezoeken onder deze stammen voor een samenkomst, precies voordat ik Rhodesia inga en opnieuw naar Zuid-Afrika.

6 Dat is deze komende zondagavond, dus onthoud het nu. En bid hard voor broeder Jozef, het is een fijne, kleine broeder geweest. Ik heb hem erg gewaardeerd, zijn gemeenschap, enzovoort.

7 Dan vertrekken wij deze komende week naar Southern Pines en dan verder door naar Columbia, South Carolina; en dan vandaar naar het Cow Palace, de Westkust, dan naar boven naar Grass Valley en naar de Wereldtentoonstelling en opnieuw terug naar Oregon; dan naar boven in British Columbia, enzovoort, zo doorgaande tot laat in de herfst. Dan hopen we deze herfst, zo de Here wil, nog enige samenkomsten hier te hebben, als de Here voorziet.

8 Toen dacht ik dat het een goede zaak zou zijn om, voordat ik wegga de gelegenheid te geven een paar vragen te stellen. Weet u, je ontdekt wat er op het hart van de mensen is als je vragen laat stellen. En zo dacht ik dus, weet u, om vanavond een soort "van hart tot hart gesprek" te hebben met de kleine kudde, met de mensen hier, om met u vanuit ons hart te praten. Soms denk ik dat dat meer goed doet dan het prediken van een preek, eenvoudig om elkaar wat beter te begrijpen.

9 Wij zijn God dankbaar voor wat wij Hem deze week hebben zien doen in het beantwoorden van gebed, het is overweldigend. En wij zijn dankbaar, eenvoudig zo dankbaar.

10 En wij zien de tijd en de eindtijd naderen, wetende dat er iets op het punt staat te gebeuren. En er is niemand of hij weet dat dat waar is, als hij een denker is. Wij weten het, wij zien het door de eeuwen heen, iedereen heeft erop gelet. Maar, ziet u, er gebeurt nu teveel. Wij weten dat dat waar is, het kan niet ver weg zijn. En misschien zal ik over enige ogenblikken over een paar van die dingen spreken.

11 Maar laten we nu om mee te beginnen onze hoofden buigen voor een woord van gebed. En terwijl onze hoofden gebogen zijn, vraag ik mij af, of er iets in onze harten is, waarvoor wij in gebed gedacht zouden willen worden voor God. Als dat zo zou zijn, steek dan uw hand op. Hij zal het begrijpen, Hij weet er alles over. Een verzoek waarvoor u zou willen zeggen: "God, denk aan mij." De Here zegene ieder van u.

12 Onze hemelse Vader, wij komen vanavond om te naderen tot die troon der genade, waarnaar Gij ons zo genadevol hebt gevraagd om met vrijmoedigheid te komen, voor de troon van God en Zijn genade, om ieder verzoek te vragen waar wij behoefte aan hebben. U vertelde ons, dat wanneer wij met zovelen als twee of drie in Uw Naam zouden samen komen en vergaderd zijn, dat U in ons midden zou zijn. En dan zouden wij, wat wij ook zouden wensen, als wij het vroegen het ontvangen, als wij slechts zouden geloven dat wij het zouden ontvangen.

13 Gij kent de omstandigheden van de dag en de omstandigheden van de kerk en van de mensen en onze verzoeken voor U. U hebt de handen gezien, Here. U kent de harten van de mensen en hun verlangens en hun noden. En wij zien dat de tijd naderbij komt, het hoopt zich nu steeds meer op, de grote wolken pakken samen. Dingen waarvan de profeten vele honderden jaren geleden hebben gesproken, waarvan wij zien dat ze nog niet hebben plaats gevonden tot deze tijd, en hier zien wij het precies in onze dagen.

14 Wij bidden nu, Vader, dat U ons deze zegeningen wilt toestaan die wij vragen. Genees de zieken en de aangevochtenen. Herstel aan Uw gemeente, Here, levendmakende kracht van de Heilige Geest, levend geloof om te geloven waar wij om vragen. Wij geloven dat wij het ontvangen, want wij zijn er zeker van dat het de wil van God is om het aan ons te geven voordat wij vragen. Wij vragen niet iets kwalijks, wij vragen het voor de zaak van Gods Koninkrijk, dus wij bidden dat U het aan ons wilt toestaan.

15 Zegen ons samenzijn, onze herder, de medewerkers van de kerk, ieder persoon, de leden van het lichaam van Christus die aanwezig zijn. Mogen degenen, God, die geen leden zijn van het lichaam van Christus, die vandaag ergens een schuilplaats zoeken, die een bomvrije schuilkelder kopen voor de achtertuin, mogen zij komen in de beschermende schuilplaats van de Here Jezus, wetende dat wanneer dit leven teneinde is, er leven is hierna. Dank U voor de belofte.

16 Geef aan ons vanavond het antwoord op deze vragen, opdat wij ieder hart met Uw Woord tevreden mogen stellen. Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

17 Om te naderen tot de komst des Heren, wat een grote zekerheid is dat!

18 Niet lang geleden was ik bij de Zakenlieden in één van hun conventies, een internationale conventie, en ik sprak met iemand die iets zei over verzekering. Ik bezocht er pas een in de regio. Ik spreek wereldwijd voor de Volle Evangelie Zakenlieden. En deze conventie was aan de Westkust en al de hoogwaardigheidsbekleders zaten daar van over de hele wereld, zo gekleed en deftig. Eén van hen zei tegen mij: "Ik hoorde iemand u 'Eerwaarde' noemen."

     Ik zei: "Ja meneer."

     Hij zei: "Bent u een prediker?"

     Ik zei: "Ja meneer."

     Hij zei: "Wat heeft u te maken met deze zakenmensen?"

     Ik zei: "Ik bén een zakenman."

     "O?" Hij zei: "In welk soort zaken doet u?"

     Ik zei: "Zekerheid."

19 Hij begreep me verkeerd, hij dacht dat ik verzekering bedoelde. Dus hij zei tegen mij: "Bij welke maatschappij hoort u?"

     Ik zei: "De Hemelse Maatschappij."

     Hij zei: "Ik geloof niet dat ik die ken." Hij zei: "Welk soort verzekering verkoopt u?"

20 Ik zei: "Ik heb helemaal geen 'verzekering' gezegd, ik zei 'zekerheid'."

     Hij zei: "Wat bedoelt u?"

     Ik zei:

"Gezegende zekerheid, Jezus is de mijne!
O, wat een voorsmaak van goddelijke heerlijkheid!
Erfgenaam van verlossing, door God vrijgekocht,
Geboren uit Zijn Geest, gewassen in Zijn Bloed."

21 Dus toen ik die avond voor de televisie werd voorgesteld, vertelde ik het. En ik zei: "Nu, ik heb hier polissen, als hier iemand van u of in het land geïnteresseerd is in een polis; ik zou er direct na de dienst met u over willen praten. Zekerheid, gezegende zekerheid!"

22 Nu, ik dacht dat dit vragen stellen mij een kleine toegang zou geven tot uw gedachten. Ik heb er twee. Toen ik de deur binnenkwam zei Billy dat er meer waren, maar ik heb natuurlijk niet de kans gekregen om ze in te zien. En ik wil er zeker van zijn dat ik het Schriftuurlijk juist heb voordat ik het beantwoord, want u wilt het op die manier; of voordat ik ze beantwoord. Dus misschien kan ik deze bewaren voor een andere keer. Nu, een van de... En bedenk, dat ik bij het beantwoorden van deze vragen het op de beste wijze doe die ik ken.

23 Buiten in de diensten beantwoord ik geen vragen. Ik probeerde het een keer en kwam in problemen. Zij begrepen mij verkeerd. Het ging over meneer Allen, of over het bewijs van bloed en olie, enzovoort, in handen en gelaat, als zijnde het bewijs van de Heilige Geest. Ik zei: "Wel, ik weet daar niets over", ik zei: "Ik heb er nog nooit iets over in de Schrift gezien." Ik zei: "Maar ik geloof, dat als ik op die manier kon prediken, broeder, dat ik het niet zou laten aankomen op sensaties. Ik zou alleen het Evangelie prediken", en ging door.

24 En op die manier kregen zij internationaal een brief: "Dierbare broeder Branham..." het ging zo overal naartoe. En zij begrepen het slechts verkeerd. En wij stuurden ze de banden en lieten ze het opnieuw afdraaien en kijken of ik... Zeiden dat ik de man veroordeelde. Dat deed ik niet. Ik heb nog nooit een broeder veroordeeld. Soms verschil ik met hen van mening, maar dat is op vriendschappelijke basis.

25 En dan, niet lang geleden, schreef een man een boek over deze man over 'Biting of Devils'. Toen dacht ik dat er misschien een tijd zou komen om het recht te zetten of om het hem te laten weten. En de man die het boek schreef had iedere evangelist op het veld bekritiseerd behalve mij, en hij zat midden in mijn samenkomst, dus ik zei: "Ik waardeer het, de kritiek niet, maar..." Ik zei... Eerlijk gezegd, de broeder gaf in 'Christian Digest' een compliment, hij zei dat ik iemand was die nooit offers ophaalde en bij de mensen bedelde om geld, enzovoort, op die manier, en hij waardeerde dat. En de man zat daar. Maar ik had een kans omdat ik wist dat de man iets over broeder Allen had gezegd dat niet juist was.

     Hij zei: "A.A. Allen schreef dit boek 'Biting of Devils'."

26 Nu, A.A. Allen heeft dat boek helemaal niet geschreven. Ik kende de schrijver van dat boek. En ik zei: "Nu, als de man die het schreef niet oprecht genoeg was om uit te gaan zoeken wie het boek schreef voordat hij broeder Allen bekritiseerde, hecht ik ook niet zoveel geloof aan zijn kritiek op deze broeders." Ziet u? En daar zat de man die het voor mij had opgenomen. Maar het was mij er om te doen hem te laten weten dat zijn uitspraak verkeerd was, ziet u, dat broeder Allen dat boek nooit had geschreven; het schrijven van 'Biting of Devils'.

27 Deze vragen beantwoord ik naar mijn beste weten. En als... Ik zal ze proberen te beantwoorden door de Schrift.

28 Nu, ik geloof dat de eerste wordt gevonden in 1 Corinthiërs, het 7e hoofdstuk en het 15e vers. Wij zullen nu proberen over te gaan naar dat Schriftgedeelte en zien wat er staat en zien of wij deze dierbare persoon kunnen helpen die de vraag heeft gesteld. Nu, 1 Corinthiërs, het 7e hoofdstuk, het 15e vers. Ik veronderstel dat de persoon nu aanwezig is. Nu, het staat aldus:

     Maar indien de ongelovige haar verlaat, laat hij haar verlaten. De broeder of zuster is in dit geval niet gebonden; tot vrede heeft God u geroepen.

169 Nu, 1 Corinthiërs, het 7e hoofdstuk, vijftiende vers.

     (De vraag die zij stelden):

     Broeder Branham, betekent dit dat een zuster of broeder vrij is om opnieuw te trouwen?

29 U begrijpt zijn vraag daar niet en wat hij zegt. Zij zijn niet vrij. Ziet u, dat zou een tegenspraak veroorzaken in de Schrift en de Schrift spreekt zichzelf helemaal niet tegen. Ziet u? Zoals u kunt maken dat de Schrift (door slechts één vers te lezen) ieder antwoord zegt dat u het wilt laten zeggen, om bij uw gedachte te passen. Maar u moet de gedachte volgen waar zij over spreken.

30 Bijvoorbeeld als ik aan het praten was met broeder Neville en u zou mij het woord "board" [raad] horen zeggen.

31 En dan zou u weggaan en u zou zeggen: "Weet je waar hij over sprak? Wij verveelden hem ["bored" – Vert] vanavond." Ziet u? "Nee", zou de ander zeggen, "dat is verkeerd, het betekent dat hij een rekening voor het eten ["board bill" – Vert] verschuldigd was en hij ging het betalen." De andere zegt: "O, nee, dat bedoelde hij niet. Hij bedoelde het bord ["board" – Vert] aan de zijkant van het huis." En weer een ander zegt: "Nee, ik zal je eens wat vertellen, ik geloof dat hij probeerde te praten over het boren ["boring" – Vert] van een gat." Ziet u? Ziet u?

32 U moet uitvinden waar de conversatie over gaat, dan weet u waar u over praat, omdat Paulus hier soms hun vraag beantwoordt.

33 Soms zeggen zij: "De Bijbel spreekt zichzelf tegen." Ik moet het nog ontdekken. Dat doet het niet. Ik sta tweeëndertig jaar achter de kansel, ik heb nog nooit een tegenstrijdigheid gezien. Het spreekt zichzelf niet tegen! Het is zo... U bent het die het tegenspreekt en het niet begrijpt. De Heilige Geest is een Openbaarder, de Openbaarder van het Woord. Daarom, de tegenstrijdigheid...

34 Ziet u, Paulus schrijft aan deze mensen, bijvoorbeeld: "U vroeg een dergelijk iets." Alleen, hij zegt niet dat men dat vraagt, hij beantwoordt het slechts. Dan richt hij zich tot hen en geeft hun antwoord terug, hetgeen tegengesteld is aan wat zij vroegen.

35 Zij vroegen: "Wij doen zo en zo en zo." En Paulus richt zich tot hen en zegt iets anders, ziet u, het lijkt of het een tegenstrijdigheid is. Dat is het niet. Als u slechts het hele vers zou lezen, het hele hoofdstuk, dan zou u ontdekken dat hij probeert uit te leggen wat zij hem hebben geschreven.

36 Dit hier zou er uit kunnen zien alsof het zou... En dat is de wijze waarop u tegenstellingen in de Bijbel krijgt, maar het is niet zo. Nu, het lijkt er hier op of de persoon wil weten, of de vraag die zij willen weten:

     Is een broeder of zuster in de Here, kan men trouwen of hertrouwen en vrij zijn, als zij hun metgezel verlaten om opnieuw te trouwen?

     Nee.

37 Laten we nu bij het 10e vers beginnen:

     ...hun, die getrouwd zijn, beveel ik niet, maar de Here, (ziet u?) dat een vrouw haar man niet mag verlaten –

     is dit tòch gebeurd, dan moet zij ongehuwd blijven of zich met haar man verzoenen – en een man moet zijn vrouw niet verstoten. (Dat is de Wet des Heren)

     Maar tot de overigen zeg ik, niet de Here: (Ziet u?) heeft een broeder een ongelovige vrouw,...

38 Nu, let op zijn onderwerp. En als u dit hele hoofdstuk doorleest, zult u ontdekken dat zij dachten: "Als wij met een vrouw waren getrouwd en zij was... Ik trouwde en ik werd een gelovige en mijn vrouw was geen gelovige, laat mij haar wegsturen." O nee. Dat is het niet. U kunt dat niet doen. Kijk:

     ...heeft een broeder een ongelovige vrouw, die erin bewilligt met hem samen te wonen, dan moet hij haar niet verstoten. (Dat is niet om reden van het huwelijk, dat is om reden van het ongeloof. Niet "opnieuw trouwen". Ziet u, blijf bij haar!)

     En een vrouw moet, als zij een ongelovige man heeft, en deze er in bewilligt met haar samen te wonen, die man niet verstoten.(Dat is juist! Ziet u?)

     Want de ongelovige man is geheiligd in zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd in de broeder. Anders zouden immers uw kinderen onrein zijn, doch nu zijn zij heilig.

     Maar indien de ongelovige haar verlaat, laat hij haar verlaten...

39 Nu, als de ongelovige zegt: "Je bent een Christen geworden, ik wil niet meer met je samen wonen." Een man vertelt zijn vrouw: "Omdat je bent gered en de wereld waar je eens in was de rug toekeert, ga ik je verlaten." Nu, daar kunt u niets aan doen, laat hem weggaan. Zie?

40 Of de vrouw zegt tegen haar man: "Ik ben niet van plan om met dat stel heilige rollers om te gaan. Ik ben dat niet van plan! Ik ga scheiden en bij je vandaan." Verlaat u de kerk niet, laat haar weggaan. Zie?

41 In zo'n geval is een broeder of een zuster niet gebonden, in die zin dat als uw metgezel u in de steek wil laten en u wil verlaten, hoeft u niet aan ze vast te houden. Wanneer zij u willen verlaten en zij gaan u verlaten omwille van Christus, laat ze weggaan. Maar u kunt niet hertrouwen! "Maar God heeft ons tot vrede geroepen." Zie? Niet dat u opnieuw kunt trouwen, dat heeft hij al bevestigd; maar u hoeft niet met een ongelovige man of een ongelovige vrouw te leven als zij dat niet willen.

42 Als zij het wel willen, bijvoorbeeld: "Nu, ga maar naar de kerk. En als je daar heen wilt gaan is dat jouw zaak. Als je naar jouw kerk wilt gaan, ga je gang. Wat mij betreft, ik geloof er niet in. En ik zal alles voor je doen, ik zal je niet in de weg staan, ga je gang", dan blijft u gewoon daar, niet wetende of uw geheiligde leven die gelovige zal heiligen, of zal veroorzaken dat zij gaan geloven. Ziet u? Beiden, man of vrouw.

43 Maar om iets dergelijks te zeggen: "Broeder Branham, ik ben getrouwd en mijn vrouw is een ongelovige en hier is een zuster die ik kan trouwen. Ik zal deze verlaten en die andere trouwen." O nee! Nee, beslist niet! Uw eed is totdat de dood u scheidt, en niets anders ter wereld staat u toe te trouwen (in de Bijbel) totdat uw metgezel dood is. Dat is juist. De enige grond! Er is geen enkele sprake van hertrouwen, behalve bij een dode partner. Dat is alles. Zie?

44 U kunt het zichzelf niet laten tegenspreken. Lees dus de verzen ervoor en erna en dan zult u begrijpen waar hij over spreekt. Nu, dit betekent hier niet...:

     Betekent dit dat een zuster of broeder vrij is om opnieuw te trouwen?

45 Beslist niet. Kijk, hij legt dat eerst uit:

     ...hun, die getrouwd zijn, beveel ik niet, maar de Here, dat een vrouw haar man niet mag verlaten –

     is dit tòch gebeurd, dan moet zij ongehuwd blijven of zich met haar man verzoenen... (Zie?)

46 Er bestaat niet zoiets dat een gelovige, die eens verzoend is geweest, kan hertrouwen; met een levende echtgenoot.

     Nu, hier is een andere. De tweede luidt als volgt:

170 Wat voor soort lichaam zullen de onrechtvaardigen hebben bij de laatste opstanding bij het grote witte troongericht?47 Die zondaar zal in de opstanding opstaan om te worden geoordeeld in het lichaam waarin hij gezondigd heeft. Hij zal door het oordeel moeten gaan in de opstanding.

48 Opstanding betekent niet vervanging, het betekent "omhoog brengen van datgene wat naar beneden ging." Toen Jezus opstond uit de dood, was Hij hetzelfde lichaam dat naar beneden ging; Hij stond in datzelfde soort lichaam op. Wij staan op in hetzelfde lichaam waarin we naar beneden zijn gegaan; het is een opstanding, geen vervanging.

49 Nu, de Bijbel zegt dat wij zullen worden geoordeeld overeenkomstig de zonden die wij in het lichaam hebben gedaan. En wanneer de onrechtvaardige opstaat, zal hij in hetzelfde lichaam waarin hij heeft gezondigd worden geoordeeld; hetzelfde ding.

171 "Adam bekende zijn vrouw Eva; en" (voegwoord) "zij werd zwanger, en baarde Kaïn." Ik geloof alles wat u onderwijst, maar hoe moet ik iemand antwoord geven die zegt dat zij niet zwanger raakte nadat Adam haar bekende, vanwege het voegwoord "en"? "Adam bekende zijn vrouw; en zij werd zwanger, en baarde Kaïn."50 Nu, wij volwassenen weten wat "bekennen" betekent. De vraag betreft het verbindingswoord. Als u oplet, vrienden, ziet u dat u de Bijbel niet op één plaats iets kunt laten zeggen en ergens anders iets anders. Het moet de hele tijd hetzelfde zeggen. En wanneer u het hier één ding laat zeggen en elders iets anders, dan is uw uitleg verkeerd. Ziet u? Dat kunt u niet doen. U kunt niet maken dat Eva door de slang werd verleid en dan ontdekken dat zij ergens anders weer werd verleid. De eerste keer dat zij werd verleid raakte zij zwanger. U kunt niet maken dat zij twee keer werd verleid.

51 Laat mij u iets aantonen wat betreft die voegwoorden. Bij het lezen van de Bijbel moet u weten hoe de voegwoorden worden geplaatst. Voegwoord houdt in: de zin samenvoegen. Ziet u? Let nu hier op. In Genesis 1:26, let op dit voegwoord, en legt u dit dan uit en dan zal ik u vertellen hoe hij... wanneer Adam zijn vrouw bekende. Genesis, het eerste hoofdstuk, te beginnen bij het 26e vers. Luister goed. God heeft Zijn schepping nu gemaakt en God laat de aarde de kruipende dingen voortbrengen en alles wat de aarde heeft voortgebracht. Nu, het 26e vers van het eerste hoofdstuk van Genesis:

     En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij (de mens, niet hem: "zij", meervoud) heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over... (ziet u de "en, en, en" het tezamen voegen?) ...over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.

     En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen (zowel man als vrouw).

     En God zegende hen (na Zijn schepping) en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar èn (en) wordt talrijk; èn vervult de aarde èn onderwerpt haar...

52 Voegwoord na voegwoord van wat... Mensen moeten zich vermenigvuldigen. En, na het vermenigvuldigen, onderwerp dan de aarde; dat is regelrecht tot in het Duizendjarig Rijk. Ziet u? In orde: "Onderwerp de aarde." In orde.

     ...opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over... elk levend dier dat beweegt op de aarde.

53 Nu, God schiep de mens in Zijn eigen beeld, schiep, laat hen (de mens) heersen over de hele aarde, haar onderwerpen en alles, en laat ze dit doen en heerschappij hebben over de vissen der... en alles wat Hij deed. En dan ontdekken wij in Genesis 2:7... Luister hier naar. Nadat God de aarde had gemaakt, de mens had geschapen, hem heerschappij over de aarde had gegeven, hem alles wat hij kreeg had gegeven, en God hem had geschapen, hem had verteld zich te vermenigvuldigen en de aarde te vervullen en al deze dingen, en na nog zeven verzen van dingen die Hij had voleindigd – de hemelen en de aarde en alles: "En de Here God formeerde de mens van stof uit de aardbodem." "En!" En hier ("en", voegwoord) maakt Hij een mens die Hij al heeft gemaakt. Zie? Maakt een mens:

     En... (verbindt Zijn zin tezamen) God formeerde de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem (de adem) in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen.

54 Denk daar aan! Nadat Hij de mens heeft gemaakt (vrouw en man) in Genesis 1:26 tot en met 28 – Hij maakte de mens naar Zijn eigen gelijkenis – schiep hem en gaf hem... om koninkrijken te onderwerpen en gaf hem al deze krachten en alles, en toch had Hij tot nu toe nog geen mens geschapen.

55 Kijk, Satan had Eva al verleid. Natuurlijk bekende Adam haar, maar zij was reeds verleid. Want precies hier voor... toen zij... voordat zij kwamen... Toen zij in het oordeel kwamen, zei Hij... en God bracht ze bij elkaar en zei: "Wie deed dit?" Stelde hun de vraag.

     Adam zei: "De vrouw die U mij gegeven hebt."

     En de vrouw zei: "De slang verleidde mij."

56 En God legde een vloek op hen, en al dergelijke dingen. En toen bekende Adam zijn vrouw, zie, nadat zij al verleid was en moeder geworden was. Op dezelfde manier als God ver terug in Genesis 1:26 de mens had gemaakt en toch was hij nog helemaal niet gevormd. Ziet u? In orde.

57 Let op, laten we hier verder gaan en ook lezen:

     En Adam noemde zijn vrouw Eva, omdat zij de moeder van alle levende dingen is geworden... of, moeder van alle levenden. Noemde zijn vrouw... noemde de vrouw, 'echtgenote' omdat zij... of vrouw, omdat zij de moeder was van alle levende dingen.

     En de HERE God maakte voor de mens en voor zijn vrouw klederen van vellen en bekleedde hen daarmede.

58 Let nu opnieuw op, in Genesis 1:21: God schiep in de zee de walvissen. Hij deed alles en maakte de schepping, maakte de mensen naar Zijn eigen beeld. Maakte mensen, niet "één" mens, de mensheid, hen allen, naar Zijn eigen beeld. Ziet u? Naar de gelijkenis van God maakte Hij hen; man en vrouw, schiep hem op die manier beide.

59 En nu ontdekken wij hier opnieuw dat Hij, nadat Hij de mens heeft gemaakt naar Zijn eigen beeld, nadat Hij hem hier zowel mannelijk als vrouwelijk heeft geschapen, Hij hier de mens maakt uit het stof der aarde.

60 En dan, nadat Hij dit deed, nadat Hij hem mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt, dan komt Hij hier terug en maakt een vrouw voor hem; nadat Hij hem al had gemaakt. Zie?

61 Kijk, uw voegwoord verbindt die zin tezamen. Precies hetzelfde als waar staat, hier: "God schiep een mens in Zijn eigen beeld, naar Zijn eigen gelijkenis schiep Hij hem", dat is God die in Zijn gedachten spreekt, in Zijn verstand, wat Hij had. Hier is het waar Hij de handeling feitelijk deed.

62 Jezus was het Lam, geslacht voor de grondlegging der wereld; Hij werd niet eerder geslacht dan vierduizend jaar erna. Ziet u?

63 Dus de slang had Eva verleid. Dat is echt zo. Dan, nadat het oordeel voorbij was, bekende Adam zijn vrouw. En toen werd zij zwanger en bracht een zoon voort, Kaïn. Begrijpt u het? Kijk, het voegwoord gaat verder met wat Adam deed, niet met wat was gedaan vóór Adam.

64 En kijk hier, als u dat zou willen uitvinden, hier in deze grote uitspraak; ik geloof dat wij het hier vinden in het vierde hoofdstuk; geloof ik dat het is.

     De mens nu had gemeenschap met Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger en baarde Kaïn; èn (een voegwoord) zij zeide: Ik heb met des HEREN hulp een man verkregen.

65 Dan was het niet echt van Adam, dan was het hier door Gods Zoon. Zie? Zie? Als u uw voegwoord daar wilt plaatsen (opnieuw bij "en"): "Ik heb een man verkregen van God." Zegt u dan dat God haar dat minderwaardig geval, genaamd Kaïn, gaf? Hoe kon die bron van al die slechtheid en vuil en dergelijke die Kaïn had, van God komen? Dat zou niet kunnen! Ziet u? Zij was verleid door de slang, en de slang... zij was al moeder geworden. Toen bekende Adam haar, zeker deed hij dat, hij nam haar en leefde met haar als zijn vrouw, maar zij zou al moeder worden van dit kind.

66 En toen tenslotte Adams zoon werd geboren, was hij een vriendelijk, lieflijk, nederig, zachtmoedig persoon zoals Adam.

67 Maar deze knaap, waar kwam die klinkklare leugen... Waar kwam die zonde vandaan? Vanwaar deze knaap, Kaïn, die moordenaar? En de Bijbel zei dat de duivel een moordenaar is. Waar kwam die leugen vandaan? (De duivel is de vader der leugen; hij is een leugenaar en de vader der leugen.) Het moest uit een bron komen buiten God om. Dus Kaïn was de boze, en zijn vader was Satan; en hij bracht deze boze voort.

68 En toen bekende Adam zijn vrouw, zeker.

69 En ja, misschien als u het op deze manier zou zeggen. Ik zou mijzelf nu kunnen nemen en dit zeggen; wel, Rebekka werd geboren en na een poosje kwam...

70 Op een dag las ik de geschiedenis van Jozef, en ik was zo ontroerd door het verhaal van Jozef. Ik ging een klein kamertje binnen en knielde neer, daar in Minneapolis, en ik zei: "Here God, hoe dank ik U voor een man zoals Jozef!" En ik dacht: "Als ik... ik wou dat ik Billy Paul, 'Jozef' had genoemd, naar dat grote, edele karakter." Er is nergens in de Bijbel één aanmerking op hem te vinden, een perfect type van Christus op iedere wijze. Ik dacht: "Wat zou ik het heerlijk vinden..." Ik zei: "O, als ik een jongen had zou ik hem 'Jozef' noemen."

71 Precies toen kwam dat Licht het gebouw binnen zweven en zei: "U zult een zoon krijgen en zijn naam 'Jozef' noemen.

72 Ik bekende mijn vrouw, zeker, zij bracht Sara voort. Daarna bekende ik mijn vrouw en zij bracht Jozef voort. Ziet u wat ik bedoel? Kijk, het had niets te maken met de eerste. Gods belofte was 'Jozef', Sara kwam daar tussen. Niet om Sara in dat soort geval te plaatsen, maar slechts om u aan te tonen wat ik bedoel. Ziet u, dat... Sara werd ook door God gezonden. Op die manier weten wij dat.

73 Maar kijk nu. Toen God het oordeel plaatste op Adam en Eva, had zij de zonde al gedaan, voordat Hij het oordeel kon voltrekken. En luister, hebt u ooit geweten dat het eerste kind dat ooit in de wereld werd geboren was "geboren in zonde, gevormd in ongerechtigheid, leugen sprekend ter wereld gekomen"? De allereerste die ooit werd geboren werd op die wijze geboren.

74 U zegt: "En wat dan met Adam en Eva?" Zij werden niet geboren. Zij werden geschapen. Zie?

75 Maar het eerste kind dat ooit ter wereld kwam werd geboren in zonde, dus het moet die lijn zijn. "Een mens uit een vrouw geboren is kort van dagen en vol van onrust." Hij is geboren in zonde. Dat is de reden dat hij wederom geboren moet worden, ziet u, door de Geest; niet door een geestelijke gedachte; door geestelijke geboorte, die hem herboren doet worden, hem een nieuwe schepping maakt. De eerste mens die geboren werd, werd geboren in zonde.

76 Dan moest er Eén komen zonder sex. Nu, als sex niet het eerste was, waarom moesten zij er dan Eén hebben in sex om het hele menselijke ras te verlossen? Waarom bracht Hij er niet eenvoudig een naar beneden door de hemelse gangen en zei: "Hier is De Rechtvaardige die juist denkt"? Het moest door sex komen, door de vrouw komen, omdat het daar in de eerste plaats vandaan kwam. Door sex bracht het onrechtvaardigheid; en door sex bracht het rechtvaardigheid. Ziet u? God, zonder overspel, zonder sexueel verlangen, bracht Jezus Christus voort door onbevlekte ontvangenis, door Maria, die door sex kwam, te overschaduwen en in haar deze baby te scheppen. En Zijn heilig Bloed verloste daardoor het hele gevallen ras. Zie? Zo moet het zijn, op geen enkele andere manier.

77 Ieder die uit een vrouw geboren is, is ten dode opgeschreven, hij is dood wanneer hij geboren wordt. Dat is juist.

78 Dat is de reden waarom ik onlangs sprak over hoe wij nu die gezegende zekerheid hebben.

79 Toen Israël... Is het niet... Ik zeg zoveel dingen die niets om het lijf hebben, maar soms geeft de Here me iets en het ontroert me diep. Dus toen Hij mij dat gaf, ontroerde het mij meer dan enig ding gedurende jaren. Toen Hij mij dat onlangs gaf, toen ik zag dat Israël (een slaaf) geen thuis had, Gods kinderen. Ze wierpen hun beschimmeld brood toe, wat ze maar wilden! O, als zij maar een huis konden hebben waar zij in vrede konden leven, hun eigen brood konden verdienen in het zweet van hun aanschijn!

80 En op een dag, kwam er uit de woestijn een profeet aan, geleid door een Vuurkolom, en hij vertelde hun over een beloofd land. Niemand was er ooit geweest, zij wisten er niets over. Maar het was een belofte. Op basis hiervan geloofden zij en volgden deze profeet totdat zij vlakbij het beloofde land kwamen.

81 Dan is daar een getuige, genaamd Jozua, hetgeen "Jehova-Redder" betekent, die stak de Jordaan over naar dat land en kwam terug met het bewijs, dat dit land precies was zoals de profeet had gezegd met het Woord van God. Zij hadden een tros druiven bij zich, waar twee mannen voor nodig waren om hem te dragen, en zij konden de oorspronkelijke vruchten van het land proeven. Niemand wist dat het land daar was; zij geloofden het slechts. Zij gingen op weg door geloof en geloofden het.

82 Nu, wat waren ze gelukkig toen ze hun land in bezit namen! Ieder kon in vrede leven, zijn tuintje hebben, zijn kinderen hebben en alles. Maar toch, de ouderdom kreeg hem tenslotte te pakken en de dood dreef hem in het nauw en nam hem.

83 Toen kwam uit de hemelse gangen – door een vrouw – een andere grote Strijder, de Grootste van hen allemaal: God Zelf, gemanifesteerd in het vlees, Jezus Christus. En Hij vertelde aan Israël wat een geweldig volk zij waren geweest, maar de dood stond tegenover hen; Hij zei: "Maar Ik vertel u van een ander land. In Mijn Vaders huis zijn vele woningen. Als het niet zo was zou Ik het u hebben verteld. U bent gelukkig in uw land, u hebt uw huizen, u hebt uw kinderen. Maar u begraaft elk van hen daarginds en het lijkt het einde te zijn."

84 Job zag het en zei: "Als een boom sterft, leeft hij weer. Maar de mens gaat liggen en geeft de geest; waar is hij? Zijn zonen komen om hem te eren en hij merkt er niets van. O, of Gij mij wildet verbergen in het graf, mij in de geheime plaats bewaren totdat Uw wraak voorbij was!" Hij zei: "Als een mens sterft, zal hij dan opnieuw leven?"

85 Vierduizend jaar daarvoor keken ze al uit naar iets voorbij dat graf. God had hun alle grote dingen gegeven: een huis, een familie en kinderen, en een kerk en alles, en profeten en grote mannen tot aan die tijd; maar toch stierf een ieder van hen en ging naar zijn graf. Maar hier komt Eén en zegt: "In Mijn Vaders huis zijn vele woningen en Ik ga heen om u een plaats te bereiden."

86 Zoals Jozua, hij kwam bij zijn Kades-Barnéa. Toen Israël bij Kades-Barnéa kwam... En Kades was in die tijd de oordeelstroon van de wereld; zeven bronnen uit een grote hoofdbron, hetgeen oordeel betekent, zoals het huis van God en de kerken die daaruit voortvloeien. En vanuit Kades-Barnéa stak Jozua over naar het beloofde land om het bewijs mee terug te brengen.

87 Nu, Jezus ontmoette Zijn Kades. Wat was het? Oordeelstroon! Waar was het? Op Golgotha, waar God Hem oordeelde voor de zonden van de wereld. Wat deden zij? Hij stond oog in oog met de dood, de vergelding van God. Om zondaren terug te herstellen tot God, stierf Hij de dood en stak de rivier de Jordaan (de doodsrivier) over. Zij begroeven Hem.

88 Hij stierf zodanig dat de maan en sterren beschaamd waren over zichzelf. Hij stierf zodanig dat de aarde er een zenuwinzinking door kreeg. Zij schokte zodanig, dat de rotsen uit de bergen rolden. Zij schokte zodanig, dat de sterren niet wilden schijnen, de maan niet wilde schijnen en de zon onderging op het midden van de dag. Hij stierf! Zo dood dat een Romein een speer van tien pond opnam en hem geheel en al dwars door Zijn hart stootte; water en bloed. Hij was dood! Hij stak de Jordaan over. En zij legden Hem in een graf en rolden er een rotsblok voor; er waren wel honderd man voor nodig om het te doen. Hij was dood! Zij plaatsten er een Romeins zegel op.

89 Maar op Paasmorgen kwam Hij terug van de overkant van de Jordaan en zei: "Ik ben het Die dood was; en leef weer voor altijd!"

     Sommigen van hen zeiden: "Wij zien een geest."

90 Hij zei: "Betast Mij. Heeft een geest vlees en beenderen zoals Ik heb?" Hij zei: "Hebben jullie iets te eten? Breng Mij iets." En zij gaven Hem vis en brood. En Hij at het. Hij was een man!

91 Wat deed Hij? Bracht het bewijs terug dat er een land is waar wij heengaan. Wat deed Hij? Hij deed zoals Jozua, Hij bracht het bewijs ervan mee. Hij zei: "Nu, als u het bewijs ervan wilt: 'Bekeert u, een ieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van zonden, en u zult de Heilige Geest ontvangen.' Dat is het bewijs dat Mij opwekte. Ik zal u het onderpand van uw erfdeel geven." En wat gebeurde er toen? Op de Pinksterdag kwam de Heilige Geest op de gelovige.

92 Wat doen wij nu? Belijden onze zonden, houden onszelf voor dood, zijn met Hem begraven in de doop, stonden met Hem op in Zijn opstanding. Om wat? "Te zitten in hemelse gewesten met Hem." Daar zitten wij vanavond, zittend (niet lichamelijk) geestelijk, onze gezindheid, onze gedachten; onze zielen zijn op dit moment ver boven de zorgen van de wereld. Waar zijn we? "In hemelse gewesten IN Christus Jezus." Hoe komen wij er in? "Door één Geest", 1 Corinthiërs, het twaalfde hoofdstuk, "door één Geest zijn wij allen door de Heilige Geest gedoopt in één lichaam van gelovigen." Het mystieke Koninkrijk van God!

93 Van daaruit kijken we terug en zien hoe we gewend waren om te liegen en te stelen en te bedriegen en te roken en dingen te doen die verkeerd zijn. Wij zijn daar bovenuit gekomen. Wij zijn in hemelse gewesten. Wat is het? Het bewijs dat wij op een dag een lichaam zullen hebben zoals Zijn eigen verheerlijkte lichaam. Het is het exacte bewijs van de opstanding, want potentieel zijn wij al met Hem opgestaan, potentieel zijn wij al gestorven.

94 William Branham die eens leefde, leeft niet meer, hij is al dertig en nog wat jaren dood; nu is hij een nieuwe schepping. Orman Neville die eens leefde, leeft niet meer, hij stierf vele jaren daarvoor; dit is een nieuwe schepping. Orman Neville is dood, de man van de paardenraces, gokker, of wat hij maar was; de man die eens leefde is dood. Ik weet het niet, broeder Neville was dat niet; maar wat het ook was, hij is er allemaal schuldig aan: "Schuldig aan het geringste is schuldig aan alles." Wat je ook bent geweest, je bent een zondaar; Dàt ben je!

95 En je bent dood omdat je de dingen van de wereld liefhebt. En zolang je de wereld nog liefhebt – ongeacht hoeveel je belijdt hier boven te zijn, je bent niet hier boven, je bent nog daar, beneden. "Hij die de wereld liefheeft of de dingen van de wereld, in hem is de liefde van God nog niet binnen gekomen."

96 Maar wanneer je daar bovenuit rijst tot hemelse dingen, dan zet je je verlangens op dingen van omhoog, want je bent met Christus opgestaan en zit nu tezamen in hemelse gewesten. Geheel verzekerd van rust, niets kan u kwaad doen, geen enkel ding. Zelfs de dood heeft geen... kan u niets doen! U bent al verankerd in Christus. De zekerheid, het onderpand, de aanbetaling is al betaald, u hebt het aanvaard. Wat deed u? Stond met Hem op in de opstanding.

97 Ik kijk terug naar waar ik eens was. Nu ben ik daar boven. Waardoor? Door Zijn genade tilde Hij mij op, en nu ben ik hier, gezeten in hemelse gewesten in Christus. O my! Daar bent u er. De Bijbel wordt een nieuw boek. Dan leest u het door geestelijke ogen en geestelijk begrip. Dan ziet u de zelfstandige naamwoorden en voornaamwoorden, en dan ziet u de verbindingen... en voegwoorden, bedoel ik, enzovoort, in de Bijbel.

98 O, waar het zegt... Zij zeggen: "Het spreekt zichzelf tegen"; dan bent u hier beneden aan het lezen. Kom hier omhoog en lees het, dan is het helemaal anders. Ziet u? Dat is juist. Zeker. Zeker, het betekent iets geheel nieuws wanneer u het in de Geest leest. Ja.

     Deze andere vraag is eigenlijk geen vraag, het zegt alleen:

172 Ik leefde vele jaren in zonde totdat ik de Here vond. Alstublieft, broeder Branham, ik heb opnieuw gezondigd en ik ben niet waardig om in deze heilige plaats voor u te komen. Alstublieft, vertel mij of ik weer geheel terug hersteld kan worden. Alstublieft help mij, broeder Branham, ik heb een duivel in mij. Help mij! Wilt u uw handen op mij leggen en mij weer terug herstellen?99 Nu, daar is een vraag: ik heb hem helemaal niet opgemerkt toen ik het een poosje geleden las. Daar is een vraag. Nu, als die persoon aanwezig is... Laat mij het nog eens aan u voorlezen:

     Ik heb vele jaren in zonde geleefd totdat ik de Here vond. Alstublieft, broeder Branham, ik heb opnieuw gezondigd en ik ben niet waardig om in deze heilige plaats voor u te komen. Alstublieft, vertel mij of ik weer geheel terug hersteld kan worden.

     Ja.

100 U hebt niet zo diep gezondigd, mijn vriend, in God, dat u niet meer terug hersteld zou kunnen worden! Als u zo diep zou hebben gezondigd dat u niet terug hersteld zou kunnen worden, zou u nooit meer terug hersteld willen worden. Ziet u? Zie? Maar zolang daar iets is dat met uw hart handelt, komt u nog steeds in aanmerking voor herstel.

101 "Schuldig aan het minste is schuldig aan alles." Ik heb vele malen gezondigd; iedere dag doet ieder van ons dingen die wij niet willen doen.

102 Het is in ons hart... U wilt niet op die manier zijn, anders zou u die vraag niet stellen. Ziet u? Dat is op zichzelf een bewijs dat God nog steeds met u handelt. (Misschien bent u nerveus geworden, misschien vertelt Satan u dat u niet kunnen worden terug hersteld. Hij liegt, zeker doet hij dat.) Want kijk, als daar een diepte is die roept, moet er een diepte zijn die antwoord geeft aan de roep. Als daar een honger is naar iets, moet dat iets ergens zijn, anders zou u er geen honger naar hebben. Ziet u?

103 Zoals ik al vele keren heb gezegd: voordat een vis een vin op z'n rug had, moest er eerst water voor hem zijn om in te zwemmen, anders zou hij geen vin nodig hebben. Voordat er een boom was om in de aarde te groeien, moest er eerst een aarde zijn voordat er een boom was, want de aarde moest er eerst zijn om de boom te laten groeien.

104 Nu, voordat er een schepping kan zijn, moet er een Schepper zijn om de schepping te scheppen. Ziet u wat ik bedoel? Nu, zolang u verlangend bent, en hongerig om terug te komen tot God, is daar ergens een God die u roept, zie, anders zou u er niet naar hongeren. Er is een Schepper!

105 Nu, als u... Er is een plaats die u kunt oversteken waarvan u niet kunt terugkeren, maar als dat zo is, bent u weer terug in de oude toestand waarin u eerst was. Het bewijst dat u slechts van genade vandaan viel. Terugvallen is niet verloren zijn. Ik wil dat iemand mij vertelt waar terugvallen verloren zijn betekent, en het bewijst met de Bijbel. De teruggevallene is niet verloren, hij staat slechts buiten de gemeenschap.

106 Israël viel terug, maar zij verloren hun verbond nooit, zij verloren hun lofprijzingen en vreugde.

107 David verloor de vreugde van zijn verlossing toen hij Bathseba nam, Uria's vrouw, maar hij verloor zijn redding niet. Hij zei nooit: "Herstel aan mij mijn verlossing", maar: "herstel aan mij de vreugde van mijn verlossing."

108 O, er is vandaag zoveel van dat wettische, van dat "raak niet, smaak niet." Je doet dingen niet wettisch.

109 Ik kwam vanavond niet wettisch naar de gemeente. Ik voel me vermoeid, ik ben nerveus, ik ben in de war, ik vraag me iets af over iets wat voor mij ligt, m'n hart brandt, zelfs zo erg dat m'n hart er van bonst. Ik kreeg zojuist kramp, pijn, die heen en weer, van boven naar beneden door mij heengaat. Zwak, nerveus, beverig; het heeft hier vat op me gekregen en drukt me; het laat me m'n tenen in m'n schoenen krommen. Ik voelde van alles, behalve om hierheen te komen. Waarom kwam ik dan? Omdat ik God liefheb. Leven of sterven, ik moet hier voor Hem staan. Niet omdat ik het moet. Het zou Hem niet uitmaken of ik het deed of niet. Als ik zou sterven zou ik hoe dan ook naar de hemel gaan. Maar ik kom omdat ik Hem liefheb. U dient God omdat u Hem liefhebt, niet alleen omdat u het moet doen. Omdat u genoeg van Hem houdt.

110 Ik ben niet trouw aan mijn vrouw omdat ik bang ben dat zij van mij zal scheiden. Ik ben trouw aan haar omdat ik haar liefheb. Er bestaat in de wereld geen andere vrouw dan zij. Dat is de reden dat ik haar trouw ben. Niet omdat... Als ik een fout zou maken en ze dachten dat ik iets fout deed, dan zou ik naar haar toegaan, zeggen: "Meda, lieveling, ik bedoelde het niet om dat te doen." Zij zou mij ervoor vergeven, ik weet dat zij dat zou doen. Ik zou haar vergeven, ik houd van haar. Ik zou haar vergeven, zij zou mij vergeven. Maar ik zou het voor geen prijs willen doen, ik houd teveel van haar om het te doen. Het is in de eerste plaats het idee dat ik teveel van haar houd om het te doen en het is niet omdat ik niet denk dat zij mij er voor wil vergeven. En zolang ik haar op die wijze liefheb, zal ik het nooit doen; en als zij mij liefheeft op de wijze waarop zij wordt verondersteld het te doen, zal zij het óók niet.

111 En als u de Here met uw hele hart liefhebt, hoeft u zich over deze dingen niet bezorgd te maken. Als u een fout maakt zondigt u niet met opzet, u hebt slechts iets verkeerd gedaan. Ziet u, u bent weggegleden. Zeker, u was hier boven in gemeenschap, u bent hier teruggevallen, opnieuw terug in die rommel beneden.

112 Maar wat is het? Het is hetzelfde als een arend. Op een keer zag ik hier in de Cincinnati dierentuin... ik had Sara ermee naartoe genomen. Als er iets is dat mij pijn doet dan is het wel iets dat zit opgesloten.

113 Ik kan het niet verdragen om iets in een kooi te zien, zelfs vogeltjes niet. En ik weet dat u vrouwen die vogeltjes hebt; laat u ze los.

114 Toen ik een kleine jongen was placht ik te zeggen: "Als ik ooit een kans krijg, als ik een man ben, dan sluip ik elk huis binnen en laat die arme beestjes los." Jazeker. Ik zei... zitten daar in de hete zon en snakken: "Hah, hah, hah", en de vrouw hangt ergens bij het achterhek en rookt een sigaret; en dat arme vogeltje zit daar te verbranden. Hij kan er niets aan doen, hij moet daar maar zitten. En hij was daar niet voor geboren! Ik dacht: "Jongen, als ik daar naartoe kon sluipen om hem los te laten, zou hij daar niet erg lang meer zitten." Zie?

115 Ik haat het om iets te zien dat zit opgesloten. Ik haat het om een man te zien die zichzelf Christen noemt en dan zit vastgeklonken met de een of andere kerkleer: "Ik kan geen 'Amen' zeggen; ik kan daar niet in geloven. De voorganger zegt: 'Geloof het niet.'" O, mijn goedheid! U bent vrij geboren.

116 Wat dan met een grote adelaar? Hij is een hemelse vogel. Hij leeft ver boven de wolken. Daar vertrekt hij op een morgen naartoe, zo ver weg dat niets anders hem kan volgen! Geen enkele vogel... hij zou in de lucht uit elkaar spatten als hij hem probeerde te volgen. Hij is een speciaal toebereide vogel.

117 En toen had iemand hem gevangen in een door mensen gemaakte val, hij had deze grote arend gevangen en hem in deze kooi gezet. En de arme kerel... Ik keek naar hem en mijn hart brandde gewoon. Hij keek op die manier naar die kant en hij wist niet hoe hij uit die kooi moest komen. Hij zou er schuin uitgaan en hij wist hoe hij zou opvliegen en hij begon met z'n vleugels te slaan. En hier ging hij, hij sloeg met z'n kop tegen de tralies en sloeg de veren uit z'n vleugel, de slagveren hier, en over heel zijn kop, totdat hij bloedde. Hij raakte die tralie zo hard dat het hem keihard op zijn rug deed belanden. En hij lag daar en rolde met die treurige uitdrukking, z'n ogen heen en weer, keek op naar die hemel: "Daar behoor ik. Daar is mijn thuis. Daarvoor werd ik geboren. Maar kijk, tussen mij en daar is een kooi. Wel, het enige wat ik weet om te doen is om mijn gedachten erop te zetten en daar ga ik" en 'beng', hij zou regelrecht weer terugvallen.

118 Ik dacht: "O my, is dat niet verschrikkelijk! Ik wou dat ze hem aan mij wilden verkopen. Ik zou mijn Ford ervoor verpanden om hem te kopen, zie, slechts om hem los te laten." Ziet u? O, het liet mij me zo slecht voelen, die arme grote vogel daar; sloeg de veren... Ik dacht: "Dat is het afschuwelijkste wat ik ooit heb gezien."

119 Nee, ik neem dat terug, het meest afschuwelijke wat ik ooit heb gezien is een mens die geboren is om een zoon van God te zijn en die dan wordt opgesloten in een of andere leerstelling. En hij kijkt daar omhoog en ziet een God die hij echt wil dienen, alleen hij kan het niet doen. Zij willen het hem niet laten doen, ziet u, hij is opgesloten. Dat is een verschrikkelijke zaak.

120 Ja, ja, zuster, broeder, wie dit ook schreef, als u hier gevallen bent, betekent het niet dat u verloren bent. U bent net als een arend die in een hok is terechtgekomen, dat is alles. U bent hier beneden opnieuw in zonden opgesloten. U wilt daar niet zijn, dat is de reden dat u omhoog kijkt. Daar bent u er: "O, broeder Branham, eens leefde ik daar boven, is er een uitweg hier?" Ja.

121 Het doet mij denken aan een dag (o, als kleine jongen) dat ik achter een boerderij langs liep, en daar was... iemand had een oude kraai vastgebonden om hem bij het graan vandaan te houden. En die arme, oude knaap was ongeveer op sterven na dood. Ik zou niet zo gemeen kunnen zijn om dat te doen. Hij bond de oude kraai vast bij zijn poot en die knaap had alles opgegeten wat in de buurt was, hij kon niets anders meer te pakken krijgen. De boer had hem gewoon achtergelaten. En hij was zo vermagerd dat hij zelfs niet kon opstaan. En de kraaien zouden overvliegen en zeggen: "Kauw, kauw, kauw." Met andere woorden: "Kom op, Johnny Kraai! De wintertijd komt eraan, laten we naar het zuiden gaan!" Maar hij kon het niet, hij was vastgebonden.

122 Dus op een dag kwam er iemand voorbij en zag die arme, oude kraai, en hij liep er heen en ving hem en maakte hem los, zei: "Ga maar, jongen, je bent vrij." Ziet u? En het eerste wat hij deed, weet u, was in de rondte lopen.

123 Hier komen de kraaien overvliegen, roepend: "Kom aan, Johnny Kraai! Kauw, kauw, kauw! Laten we naar het zuiden gaan, de winter komt eraan. Je zult gaan doodvriezen."

124 Als hij zou kunnen omkijken zou hij zeggen: "Ik kan het niet." Ziet u, hij was er zo aan gewend geraakt om vastgebonden te zijn, dat hij dacht dat hij nog steeds vastzat.

125 U zou mogen denken dat u ook bent vastgebonden, broeder, zuster, die deze vraag opschreef. U zou mogen denken dat de duivel u daar heeft vastgebonden, maar hij liegt. Er was een tijd dat een Man naar de aarde kwam, Jezus Christus, de Zoon van God, Hij maakte u los. Gelooft u het niet; u hoeft daar niet beneden te blijven, beslist niet, u bent vrij. Dat is juist. Hij stierf in uw plaats om uw zonden weg te nemen. Geloof slechts in Hem, sla met uw vleugels en vlieg weg met de rest van hen. Blijf niet in die kuil van de duivel. Zeker niet.

     Nu, wilt u mij de handen opleggen en mij daar van bevrijden?

126 Dierbare zuster of dierbare broeder, natuurlijk zou ik u de handen willen opleggen, maar dat zou u niet bevrijden. Wat u zou bevrijden, u bent... is het begrijpen dat u al bevrijd bent. U bent al losgemaakt. U hoeft zich geen zorgen te maken over vrij te zijn, u bent al vrij! Jezus maakte u vrij. Wees niet opnieuw verstrikt in het juk van slavernij. U bent zo vrij als maar kan. U hoeft niet verstrikt te zijn. Het opleggen van mijn handen op u is slechts een traditie. Wij zouden dat kunnen doen. Dat, wel, ik zou dat kunnen doen, maar dat zou u nog steeds niet vrijzetten, totdat u aanvaardt wat Híj voor u heeft gedaan; dat zou alleen ik zijn die zei: "Here, ik geloof het."

127 Wel, legt u slechts door geloof uw handen op Hem, zeg: "Here, ik geloof het", en u komt omhoog. Dat is juist, belijd uw zonden. Ziet u, "Hij die zijn zonden verbergt zal niet voorspoedig zijn, die zijn zonden bedekt. Maar wie zijn zonden belijdt..." Dat is de plaats waar u vrijheid en rechtvaardiging krijgt, wanneer u gewillig bent om te zeggen: "Ik heb gezondigd, ik ben fout." Dat is wat u hier zei:

     Ik ben gevallen, ik heb gezondigd. Ik ben totaal fout! Bestaat er een kans voor mij om weer in orde te komen?

128 Absoluut! Op hetzelfde moment dat u het verlangt; dat bewijst dat God de reddingslijn naar beneden heeft laten vallen om u op te pikken. Sta slechts op bij Zijn reddingslijn van geloof en gebed, beweeg u zo regelrecht naar boven naar de rest van de arenden, vlieg weg. Dat is juist.

129 Ja, het opleggen van handen is een geweldige zaak, ik geloof daar in. Ik geloof in het opleggen van handen, zeker doe ik dat. Maar dat is niet wat het doet. Ik zou week in, week uit, handen op mensen kunnen leggen en toch zou het geen goed doen, totdat u aanvaardt wat Christus voor u deed. Dat is slechts mijn bekrachtiging, het opleggen van handen. Zij legden handen op de oudsten. Zij deden deze dingen, het was hun bekrachtiging voor God dat zij hun geloof eraan hechtten, zij hechtten er hun geloof aan. Ziet u? Soms, zoals...

130 Ik word zo vaak verkeerd begrepen. Ik ben... gisteravond. Ik hink op twee gedachten en ik weet niet welke richting ik moet opgaan. Wat mij betreft, ik zit er tussenin, ik weet niet wat te doen. Ik hoop dat dit slechts de natuurlijke gemeente is, of liever gezegd, de geestelijke gemeente, die hier zit, ik neem niet aan dat zij dit opnemen dus ik kan gewoon zeggen wat ik wil.

131 Ik wilde een klein van hart tot hart gesprek met u hebben en ik geloof dat ik het hoe dan ook zal doen. Ik had hier een notitie met een Schriftgedeelte, of... Als ik het niet had gedaan, zou ik hebben gesproken over De Eindtijd Evangelisatie, wat de eindtijd evangelisatie is. Misschien stel ik het uit tot een andere dag. Ik zou graag met u willen praten vanuit mijn hart, gewoon vanaf de bodem van mijn hart.

132 Ik hang tussen twee meningen in, ik weet eenvoudig niet welke richting ik moet inslaan. Ik vraag uw gebed. Dit wat ik u ontlokte over deze dingen, was slechts om de gelegenheid te krijgen om een paar minuten met u te praten. Ik wil u iets anders vertellen, zie. Ik realiseer mij dat wij heel dicht bij iets zijn. Nu, begrijp me niet verkeerd, doe dat niet. Zie?

133 Onlangs kwam een man naar mij toe en liet mij me erg slecht voelen. (Ik dacht: "Zo loslippig ben ik toch zeker niet geweest in de onderwijzing." Ziet u?) Hij zei: "Broeder Branham, over zoveel dagen moet ik worden geopereerd; de volgende vijftien, twintig dagen." Hij zei: "Denkt u dat Jezus hier zal zijn, dat ik die operatie zelfs niet hoef te ondergaan?" Ziet u? Kijk, u begrijpt het verkeerd. Doe dat niet! Doe dat niet. Het kan nog wel vijfduizend jaar duren voordat Jezus komt. Ik weet het niet. Hij zou hier vanavond al kunnen zijn. Hij zou morgen kunnen komen. Ik weet niet wanneer Hij komt, niemand anders weet het. Eerlijk gezegd weet Hij het Zelf niet. Zo zei Hij het. Niemand weet het.

134 Maar wist u dat Paulus iedere dag naar Zijn komst uitkeek? Johannes, op het eiland Patmos, dacht dat hij zou leven totdat hij het zou zien. Irenaeus dacht beslist dat het in zijn dagen zou plaats vinden. De overigen, Polycarpus, Martinus, allen gedurende het tijdperk. Luther dacht: "Dit is het beslist!" Wesley zei: "Dit is de tijd." Charles Finney, John Knox, Calvijn, Spurgeon, ieder van hen zei: "Dit is de tijd!" Billy Sunday, tot aan deze tijd toe, iedereen zei: "Dit is de tijd!"

135 Wij kijken er naar uit. Wij weten niet wanneer de tijd er is. Ik geloof dat het deze tijd is, en ik wil de toorts, het licht, omhoog houden. En luister, ik... Vat dit goed! Ik wil ieder moment van mijn leven zo leven dat ik het volgende moment naar Hem uitzie, maar ik wil doorgaan alsof het van nu af aan nog tienduizend jaar zou duren. Ik wil nog steeds zaden zaaien, de oogst binnen halen. Ik wil het Evangelie prediken en doorgaan zoals ik altijd deed. Doorgaan op die manier, met mijn ogen omhoog, oplettend, de eg voorttrekkend... de schoven binnenhalend, het graan. En dan zal ik volgend jaar opnieuw mijn zaad uitzaaien: "Here, ik dacht dat U hier vorig jaar zou zijn, maar als U het niet bent, zou U dit jaar kunnen komen. Ik zal dus mijn zaad zaaien om mijn kinderen groot te brengen. Als U wegblijft, zullen zij iets hebben om te eten; als U het niet doet, zal ik naar U uitzien." Daar bent u er, ziet u, ga gewoon normaal door.

136 Als ik zou denken dat Hij morgen zou komen, zou ik vanavond dezelfde boodschap prediken die ik nu predik. Als ik zou denken dat Hij morgen zou komen, zou ik niet weggaan en mijn auto verkopen, ik zou niet dit, dat of wat anders gaan doen. Ik zou doorgaan zoals ik normaal doe, want ik kijk ieder moment naar Hem uit. Want misschien komt Hij alleen voor u, uw uur zou vanavond kunnen zijn. Misschien is het vanavond mijn uur. Ik weet het niet. Maar één ervan zal ons uur gaan zijn.

137 En wat voor verschil maakt het of ik hier leef of dat ik daarginds begraven lig? Want voor mij is de doodstraf al betaald, ik zal daar zijn vóór iemand die nog leeft. Dat is juist. "Ik zeg dit", II Thessalonicenzen, hoofdstuk 5, [I Thessalonicenzen, hoofdstuk 4 – Vert] "ik zeg u dit met een woord des Heren. Wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan. Want de bazuin Gods zal klinken en de doden in Christus zullen eerst opstaan", het voorrecht van degenen die dood zijn, zij zullen eerst opstaan. Op die wijze weten wij dat het op handen is, ziet u. "Daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, veranderd worden in een ogenblik, een oogwenk, en samen met hen worden weggevoerd, de Here tegemoet in de lucht."

138 Dus wat voor verschil maakt het of ik stierf in de tijd van Noach, of ik stierf in de tijd van Abraham, of ik stierf in de tijd van de apostelen, of ik twee weken geleden stierf, of op dit moment? Wat maakt het uit? Ik zal daar zijn in een ogenblik, in een oogwenk, ik rust slechts tot die tijd.

139 Nu, het vergaderen zal zijn tot de Here. Zoals Jakob zei in het 49e hoofdstuk van Genesis; hij zei: "Totdat Silo komt, en tot Hem zal de vergadering zijn. De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt", sprekend over Juda, "en Hem zullen de volken gehoorzaam zijn." [In het Engels staat: "En tot Hem zullen zij vergaderd worden" – Vert]

140 Nu, heel veel mensen zien uit naar een kerk, een grote groep mensen die samen zal worden opgenomen; een kerk, een denominatie, de een of andere leerstelling of zoiets die zal worden opgenomen. Dat is het niet. Dat is het helemaal niet.

141 Het vergaderen van het volk – wanneer God Zijn kudde tezamen roept – Hij zou er twee uit Jeffersonville kunnen nemen, twee uit Indiana, twee uit Kentucky, twee uit Mississippi. Dat is precies wat Hij zei; niet met die woorden, maar Hij zei: "Er zullen er twee zijn op het veld", dat is waar het dag is, "Ik zal er één aannemen en één achterlaten. Er zullen er twee zijn in bed", aan de andere kant van de aarde is het nacht, "Ik zal er één aannemen en één achterlaten." Ziet u?

142 Het vergaderen van de mensen zal niet groepsgebonden zijn, voor een groep hier. Het zal een universele opstanding en samenroeping zijn, en de opname zal op dezelfde manier plaats vinden. Want Hij zei: "Toen ontsliep de één in deze wake, één in deze wake, één in... zo doorgaande tot de zevende wake. En toen de bruidegom kwam ontwaakten zij allen, ieder van hen, vanaf het begin van de tijd van Genesis tot aan het eind van Openbaring. Ieder van hen ontwaakte, dat is juist, om gereed gemaakt te worden om in te gaan."

143 Nu ziet u, dat Hij aantoont dat al de doden uit het graf zullen opstaan bij Zijn komst, de rechtvaardigen, de bruid, degenen die in het graf slapen zullen bij de opstanding opstaan. Dan toont Hij dat er van de mensen die op aarde leven er één van hier zal zijn en één van daar, het zal niet een hoeveelheid mensen zijn die in een groepje zijn samengekomen. "Want er zal er één in het veld zijn, of twee in het veld: Ik zal er een aannemen en een achterlaten", daar komt er één uit de gemeente waar het dag is. Aan de andere kant van de aarde: "Er zullen er twee in bed liggen; Ik zal er één aannemen en één achterlaten." Is dat juist?

144 Dus het vergaderen tot Christus zal plaats vinden of ik nu in Jeffersonville ben, of in Zweden, of dat ik... En waar het ook is, het vergaderen zal zijn tot de Herder. Ziet u? En dan zullen wij bij de opstanding tezamen worden opgenomen in de lucht om de Heer te ontmoeten. Mensen die leven zullen van alle delen der aarde komen. Mensen die dood zijn, enzovoort, zullen opstaan. En de gehele gemeente zal (samen) worden opgenomen in de lucht om de Heer te ontmoeten. Ziet u?

145 Zijn komst zal universeel zijn. Het zal er niet slechts voor Louisville zijn. Zijn komst zal niet slechts voor de Baptisten zijn, voor de Presbyterianen. Het zal zijn voor "de reinen van hart, die zullen God zien" en de opstanding en het vergaderen zal van overal vandaan zijn.

146 En nu, wanneer komt het? Misschien vanavond, misschien morgen, misschien dit jaar, misschien over vijftig jaar, misschien over honderd jaar, misschien duurt het nog duizend jaar. Ik weet het niet. Niemand anders weet het. Maar laten wij – u en ik – vanavond zo leven alsof het vanavond nog zou plaats vinden.

147 Maar om nu te doen waarover u sprak: "Ik moet een operatie ondergaan." Wel, als u een operatie moet ondergaan en u hebt geen geloof voor bevrijding, ga door en onderga uw operatie.

148 Als ik een... zou gaan kopen... Onlangs kwam iemand mij een geschreven notitie brengen, een lange brief en zei: "Broeder Branham, ik weet niet wat ik moet doen." Hij zei: "Mijn vrouw en ik zijn zo getrouw aan God geweest als wij maar konden. Wij hebben onze kinderen grootgebracht." En hij zei: "Wat ik mij nu afvraag is, wij hebben gespaard voor een boerderij, kochten een boerderij." Maar hij zei: "Wij houden er zoveel van! Er is daar een bron; er stroomt een beek door die plaats." Het was ergens in Oregon. En hij zei: "Wij hoorden dat u naar Oregon zou komen. Ik zal u vertellen wat wij hebben besloten te doen. Wij weten dat... Wij waren van plan het op te sparen voor de kinderen, want geen van hen is Christen." Hij zei: "Wij waren van plan het voor hen op te sparen voor als zij hier moeten blijven gedurende de grote verdrukking en het voor hen te bewaren en om hen iets te laten hebben, want wij geloven dat we in de opname zullen gaan. Dus we weten niet wat we ermee aan moeten; dus misschien geven wij de boerderij wel aan u wanneer u komt, en dan kunt u ermee doen wat u wilt."

149 Ik schreef terug, ik zei: "Wat is het attent van u om aan uw kinderen te denken."

150 Hij zei: "Moeder en ik gaan daar 's avonds naar buiten als ik klaar ben met het werk, en wij hebben zulke fijne uurtjes als we over de boerderij lopen, bij de beek kijken en daar buiten staan om God te prijzen."

151 Ik zei: "Ga op die manier door, leef gewoon op die manier, lichamelijk, materieel. Ga gewoon steeds zo door totdat Hij arriveert. Ziet u, blijf hier gewoon, ga door totdat Hij arriveert."

152 Maak plannen, ga door, doe het: "Zo de Here wil! Zo de Here wil! Ik zal dit doen, zo de Here wil." Hij zou vóór die tijd mogen komen. [Leeg gedeelte op de band – Vert] Maar ga door op de manier zoals u bent totdat... Maar houd uw ziel op orde, omdat Hij op ieder moment zou kunnen komen. Wees gereed. Want, ziet u, Hij zou voor u op elk moment kunnen komen, iedere seconde, de volgende hartslag, de volgende ademtocht; Hij zou voor u kunnen komen. Maar ga gewoon door met wat u ook maar van plan bent om te doen, zolang het waarachtig is en eerlijk en oprecht; ga verder en doe het.

153 Nu, wij weten dat wij naar iets uitzien. Ik weet het; u weet het. Ik weet niet welke kant ik op moet. U herinnert zich dat op een dag, ongeveer vier jaar geleden, in Chicago de Geest des Heren op mij kwam en ik zei: "Dit is het! En de opwekking is voorbij en Amerika heeft haar gelegenheid afgewezen." Het staat op de band. "En er zal geen andere meer komen. Zij heeft haar laatste gelegenheid afgewezen."

154 Ik wil dat u oplet. Weet iemand welke dag dat op de band werd opgenomen? We hebben het. Leo en Gene hebben het. Ik hoorde het niet lang geleden hier. Boze zette het in zijn tijdschrift. Let er dus op wat er sinds die tijd is gebeurd, ziet u, de opwekking is opgehouden.

155 Ik zei dat ook onlangs 's avonds in Blue Lake, en een kleine knaap stond de volgende morgen op en zei: "Broeder Branham mag dan wel zeggen dat de Pinkstermensen het hebben gehad, maar zo is het niet met mij! Glorie voor God! Halleluja" en zo doorgaande, ziet u. Maar de knaap wist eenvoudig niet aan welke kant van de hoorn hij stond te blazen. Ziet u, hij begreep het niet; hij wist het niet. Het is in orde, enthousiast; dat is helemaal in orde.

156 Maar kijk in het rond! Wat zijn ze aan het doen? Wat is er aan de hand met de mensen? Wat is er gebeurd met de opwekking? Wat is er gebeurd met Billy Graham, Oral Roberts, de overigen? Waar gaat de opwekking door? Het is afgelopen! De rook is opgetrokken. De zaden zijn gezaaid. De samenkomst is voorbij. De vuren zijn gedoofd. (Als de vuren uitgingen op de altaren in de oude tempel van Vesta in Rome, gingen de kooplieden naar huis.) [Vesta was de godin van de haard en het vuur – Vert] Nu, wij zien dat de opwekking er niet is. Er is geen enthousiasme.

157 Dan denk ik aan de rivier in 1936; ik denk aan wat Hij zei. Wat gebeurde daar? Velen van u weten het. Ik was nog maar een jongen en voor de eerste keer aan het dopen toen die Engel van de Here naar beneden kwam en daar boven stond waar ik was. Sommige mensen zeiden: "Je hebt het niet gezien." Toen bewees de wetenschap dat het wel zo was. Ziet u? Zie?

158 Nu, wat zei Hij daar? "Zoals Johannes de Doper werd gezonden om de eerste komst van Christus vooraf te gaan, zo zal uw boodschap de tweede komst vooraf gaan."

159 Ik heb het gadegeslagen rondom de aarde; het ging wereldwijd. Binnen de kortste tijd braken overal opwekkingen uit. Overal brandden opwekkingsvuren, het is de grootste opwekking geweest waar we ooit van hebben gehoord. Maar bestond daarvóór al iets? Helemaal niets! Twee weken daarvoor hoorde ik in New Albany een man een speech afsteken en hij zei: "Mensen hechten meestal geloof aan die drukte over opwekkingen, wat betreft Billy Sunday en dezulken." Zei: "Wij weten dat er niets meer is van dergelijke dingen; mensen willen een duidelijk bewijs. Zoiets bestaat niet!" Toen zij die grote drukte maakten, liet God tegelijkertijd de grootste opwekking starten die we hebben gehad sedert de vroegste eeuwen; meer mensen zijn gered, miljoenen.

160 De statistieken wijzen uit dat iemands boodschap drie jaar duurt, bij ieder van hen, dan leeft hij de rest van zijn tijd op zijn reputatie, totdat God hem roept. Nu, dat is sedert Christus; de Zijne duurde drieëneenhalf jaar, zie. En het bewijst dat zij allemaal, Spurgeon, Knox, Calvijn, de hele weg terug, het bewijst dat drie tot drieëneenhalf jaar de limiet is voor een man zijn bediening. De rest ervan... Zijn kaars is opgebrand, hij leeft op zijn vroegere reputatie. Als hij slecht is geweest – zijn werken volgen hem na; als hij goed is geweest, volgen zijn werken hem na. Dat is alles.

161 Nu, wat betekende dat? Ik heb tot deze gemeente gepredikt en u verteld dat: "Ik geloofde dat er een grotere komende was." Ik geloof en heb u verteld dat: "Ik geloof dat de Schriften vermelden dat er een boodschapper zal zijn voor het laatste gemeentetijdperk." Ik geloof dat ik heb uitgekeken naar het verschijnen van die persoon, ik heb voortdurend uitgekeken.

162 En dan zie ik een man opstaan, ik hoor van hem, een groot man begint rond te gaan; ik bemerk dat zijn boodschap ver bij de Bijbel vandaan is. Ik zie hem in een hoek belanden. Ziet u? Ik let op een ander die opstaat, die daar omhoog vliegt, maar hij begeeft zich niet onder de arenden; hij blijft temidden van de denominationele kraaien, blijft hier beneden, zijn organisatie; en een andere brengt meer leden binnen, enzovoort. Ik let er op, ik zie hoe het doodbloedt.

163 Ik denk: "God, waar is diegene die het geloof van de vaderen zal terugherstellen tot de kinderen? Waar zijn die zaden die moeten worden geplant? Waar zijn we aan toe? Wat gaat er gebeuren?"

164 Nu, het komt tot dit. Als die boodschap daar bij de rivier op die dag, als dat het was – dan is het komen van de Here aanstaande – dan moet het ongeveer hier zijn. Als het niet zo is, is het een stilte voor de storm. Ik weet het niet. Hij heeft het niet aan mij geopenbaard. Ik probeer me af te vragen: "Was dat Zijn officiële boodschap? Was dat alles wat Hij mij wilde laten zeggen? Was dat het wat Hij mij opdroeg? Was dat alles ervan? Als dat zo is, zijn wij erg, erg dichtbij." Het is later dan u denkt. Als het dat niet was, is het een stilte voor een storm.

165 Nu, iemand schreef mij hier niet lang geleden en vroeg mij: "Als u niet gelooft dat de gemeente door de verdrukkingsperiode gaat, wat dan met Openbaring 13, hoe overwinnen zij dan door het bloed van het Lam en hun getuigenis?" De persoon stelde die vraag. Ik vraag het mij af. Beseft u dat de eerste drie hoofdstukken van Openbaring handelen met de gemeente in de gemeentetijdperken? Dat is de verdrukkingsperiode, niet het gemeentetijdperk; de Gemeente gaat in de opname en wordt in het vierde hoofdstuk van Openbaring opgenomen, komt helemaal niet meer terug tot het negentiende hoofdstuk wanneer zij terugkomt met Jezus. Dat is juist. Dat is de verdrukkingsperiode; het heeft helemaal niets te maken met de gemeente.

166 Al die grote beloften en grote zaken die u in de Bijbel hebt gezien, zoals wat zal gaan plaats vinden, dat gebeurt in het Joodse koninkrijk, niet hier onder de Heidenen. Ik geloof dat zij een bijeenkomst zullen hebben met diegene die verondersteld wordt te komen om het geloof van de mensen te herstellen, hetgeen is beloofd. En de enige manier waarop ik het kan begrijpen is, omdat Hij zei: "Onmiddellijk na deze boodschap zal de aarde worden verbrand met hitte, vuur." Laat mij dat voor u lezen nu wij er aan toe zijn, en let op wat hier staat.

167 En misschien zou ik volgende week zondagmorgen kunnen prediken over deze kleine boodschap van het Koninkrijk, indien de Here wil, ziet u, als de Here het wil.

168 Let hier nu op, hier is de komst van Johannes, Maleachi 3:

     Zie, Ik zend Mijn bode, die voor Mijn aangezicht de weg bereiden zal; plotseling zal tot Zijn tempel komen de Here, dien gij zoekt, namelijk de Engel des verbonds, die gij begeert. Zie, Hij komt, zegt de HERE der heerscharen.

169 Ziet u dat: Maleachi 3. Nu Mattheüs, let op Mattheüs het elfde hoofdstuk en luister hiernaar, het zesde vers. Laten we nu Mattheüs 11 lezen, waar Jezus spreekt. Laten we beginnen bij het elfde hoofdstuk:

     En het geschiedde, toen Jezus Zijn bevelen aan Zijn twaalf discipelen ten einde had gebracht, dat Hij vandaar vertrok om te leren en te prediken in hun steden.

     Johannes nu hoorde in de gevangenis de werken van de Christus en liet Hem door zijn discipelen de vraag overbrengen:

     Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten?

170 Ziet u die somberheid van die profeet? Hij wist dat er iets moest plaats vinden, maar hij was er niet zeker van waar het plaats vond. Zie? Kijk, wat vond er plaats: "Zijt Gij Hem?" nadat hij Hem had aangekondigd.

     En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij hoort en ziet:

     blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het Evangelie.

     En zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt.

     Terwijl dezen heengingen, begon Jezus tot de scharen te zeggen van Johannes: (Luister nu!)... Wat zijt gij in de woestijn gaan aanschouwen? Een riet, door de wind bewogen? (Nee, dat was Johannes niet, met Johannes kon je geen compromis sluiten.)

     Maar wat zijt gij gaan zien? Een mens in weelderige kleding? (Met andere woorden, het boord achterstevoren, weet u, en geleerd en een groot man.) Zie, die weelderige kleding dragen, zijn aan de hoven der koningen. (Degene die de baby kust en de jongelui trouwt en de doden begraaft en, u weet wel, rond koningen hangt. Dat is dat soort, hij hanteert geen zwaard voor twee handen. Zie?)

     Wat zijt gij in de woestijn gaan aanschouwen? Een mens en zijn kleding, en door de wind bewogen?

     ... Een mens in weelderige kleding? Zie, die weelderige kleding dragen, zijn aan de hoven der koningen.

     Maar waarom zijt gij dan gegaan? Om een profeet te zien? Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet.

171 Let op! "Deze is het..." Luister nu, dit zijn Jezus' eigen woorden:

     Deze is het, van wie geschreven staat: Zie, Ik zend Mijn bode voor Uw aangezicht uit, die Uw weg voor U heen bereiden zal.

172 Let nu op Maleachi 3:

     Zie, Ik zend Mijn bode, die voor Mijn aangezicht de weg bereiden zal; ... (Maleachi 3, niet Maleachi 4.)

173 Let nu op Maleachi 4:

     Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken – zegt de HERE der heerscharen – welke hun wortel noch tak zal overlaten. (Dat betreft de verdrukking en vernietiging die zal komen.)

     Maar voor u, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen; (het komen van de Here) gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. (Dat is zoals het naar buiten gaan, naar de wei.)

     Gij zult de goddelozen vertreden, want tot stof zullen zij zijn onder uw voetzolen op de dag die Ik bereiden zal, zegt de HERE der heerscharen.

174 Anders gezegd, de rechtvaardige zal, bij de terugkeer met Christus naar de aarde, de as vertreden. Wanneer u deze mensen ziet, hooghartig, arrogant, verachtelijk, bemoeizuchtig en toch beweren zij Christenen te zijn, zij zijn niets anders dan as. Dat is alles. Dat is wat de Schrift zegt. Ziet u? Nu, let op.

     Gedenkt de wet van Mozes, Mijn knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israël, inzettingen en verordeningen.

     Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. (Vlak vóór die dag, de terugkeer van de Here, zal Elia eerst komen.)

175 In orde, bedenk, dat is nog toekomst. Nu, het kon niet de komst van Johannes zijn geweest. Hij was de Elia, maar hij komt vijf keer. J-e-z-u-s [Jesus], g-e-l-o-o-f [Faith], g-e-n-a-d-e [Grace]. Kijk, vijf is het getal van "genade". Elia verschijnt vijf keer: één keer is hij Elia; dan als Eliza; als Johannes; aan het einde van de Heidenen; en tenslotte met Mozes voor de Joden. Een volmaakt getal, de perfecte profeet, perfecte boodschapper; streng, onbevreesd. Ziet u? Merk op:

     ...Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.

     Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban.

176 Ziet u, niet de eerste komst van de aankondiging; dat was Johannes, want de aarde brandde helemaal niet als een stoppel, de rechtvaardigen wandelden helemaal niet over de as van de goddelozen. Maar juist voordat dit plaats vindt zal Elia komen. En wat zal hij doen? Het geloof van de kinderen terugvoeren tot de vaderen, het originele geloof van de Bijbel.

177 Wanneer ik een man zie komen, denk ik: "Dat moet hem zijn. Daar staat een man op die bekend wordt, kijk naar hem, de kerken gaan er achteraan." Wat doet hij? Duizend mijl bij de Bijbel vandaan. Wat doet hij? Dwaalt rond, de kracht gaat er af en hij staat stil. Kijk: "Hebbende een vorm van godzaligheid en ontkennen de kracht ervan; verloochenen het geloof." Geloven niet wat de Bijbel zegt, houden vast aan leerstellingen, denominaties, verkrijgen denominatie-kinderen. Het moet wel vallen. Daar gaat hij weer terug.

178 Waar is diegene die dat zaad moet gaan zaaien voor die eindtijd gemeente? Waar is dat rijpende zaad, die beloofde Elia? En onmiddellijk na zijn dagen zal de grote verdrukking inzetten en de aarde verbranden.

179 En dan, bij de terugkeer van de gemeente en de bruid, de bruid en Christus, zullen zij over hun as wandelen, in het Duizendjarig Rijk, als de aarde is gereinigd door vuur. En zij zullen daar regeren. En de heidenen die het Evangelie nog nooit hebben gehoord zullen worden opgewekt in die tijd en de zonen van God zullen worden gemanifesteerd. Als hij moet regeren zal hij iets moeten hebben om over te regeren, hij heeft een domein. "En zij heersten en regeerden met Christus", en Christus heerste met een ijzeren staf over de naties. Dan zal het Evangelie... Dan zullen de gemanifesteerde zonen van God, met de autoriteit zoals Hij had toen Hij hier was, dan zal het Duizendjarig Rijk komen in die regering, ziet u, op de as.

180 Dus ik heb naar iets uitgezien. Is het langs ons heengegaan in nederigheid en hebben wij het gemist? Is het voorbij en is de gemeente in haar zonden achtergelaten? Als dat zo is, is het later dan u denkt. Zo niet, dan komt er één met een boodschap die regelrecht bij de Bijbel blijft, een snel werk zal om de aarde gaan. De zaden zullen in kranten komen, leesbaar materiaal, totdat ieder uitverkoren zaad van God het heeft gehoord. Geen van hen zal komen tenzij de Vader hem heeft getrokken, en een ieder die de Vader heeft getrokken zal het horen en komen. Dat wil zeggen, het voorbestemde zaad zal het Woord horen.

181 Dan wanneer dat zal plaats vinden zal er een samenroepen zijn. En Jezus zal verschijnen en daar zal op die manier de gemeente van over de hele wereld met de opstanding omhoog gaan.

182 Zal het zijn zoals toen Johannes kwam, en zelfs de uitverkoren discipelen het niet wisten? Zij zeiden: "Waarom zeggen de Schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?"

183 Hij zei: "Hij is al gekomen en u wist het niet." Maar Hij zei: "Zij deden met hem wat zij zeiden dat zij zouden doen." Zijn boodschap was zo snel, kijk, voor geheel Israël en het gebeurde maar op één kleine plaats... twee kleine plaatsen, in Jeruzalem en daar beneden bij Aenon waar Johannes heenging om te dopen, en precies daar bij de rivier waar hij doopte droogde de rivier op. Precies zes maanden en de hele introductie van de Messias kwam voort. Ziet u?

184 Hebben we iets over het hoofd gezien? Is het later dan wij denken? Dit is nu een van hart tot hart gesprek. Het is hier vanavond... Ja, het is hier gewoon een gesprek tussen ons. Is het later dan u denkt? Was dat inderdaad die boodschap daar bij de rivier op die dag? Is het voorbij gegaan en hebben de mensen het gemist? Is dat het? Dan is het inderdaad later dan wij denken. Wanneer zal het gebeuren? Ik weet het niet. Misschien vanavond. Misschien over nog eens vijftig jaar. Ik weet niet wanneer het zal gebeuren, ik zal gewoon doorgaan zoals ik nu doe. Wel, wat is het? Zie ik naar iets uit?

185 Afgelopen nacht had ik een vreemde droom, het heeft me de hele dag bezig gehouden. Gewoonlijk droom ik niet zo veel. Maar ik had een droom...

186 Het zag er naar uit dat ik overal heenging en dat ik die boodschap uitbazuinde en ik zag dat er één hier en één daar het ontving. Ik zou daar weer heengaan en de boodschap uitbazuinen en zij zouden hun neus optrekken en wegwandelen. Wat is er aan de hand? Hebben zij hun dag van genade weggezondigd? Is de laatste binnengekomen? Is het voorbij? Wachten wij nog slechts op de vernietiging? Zijn al die kleine oorlogen die oprijzen bijna aan het eindigen?

187 Iets staat op het punt te gebeuren. Voordat het gebeurt is de gemeente weggegaan. Wat ben ik het ermee oneens dat de gemeente in de verdrukking zal zijn! Hoe kun je iets typeren door het van een anti-type af te laten wijken? Ziet u? Noach was in de ark voordat er ooit een druppel water viel. Lot was buiten Sodom voordat het vuur ook maar viel. Ziet u? Jezus zei: "Zoals het was in die dagen, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen." De gemeente hoeft niet in het oordeel te staan, het is reeds in Christus volbracht.

188 Wat wij nodig hebben is een vervolmaking van de heiligen. De heiligen begrijpen het niet, zie, zij worden... Zij weten niet wat ze moeten denken, zie. Nu, wij zijn...

189 Als dat waar is... Als het niet zo is zal er heel snel iets komen, er zal een uitbazuinen zijn. Ik let op, ik weet niet welke richting ik op moet gaan.

190 Onlangs 's nachts droomde ik een droom. (Dan ga ik sluiten.) Ik droomde een droom en het vreemdste...

191 Ik lag daar te praten met mijn vrouw over de aanstaande... We hadden zojuist gebeden en ik... Iemand, de kleine oude Dallas had opgebeld omdat hij iets in zijn oor gestoken had, en ik ging in... Het bloedde en hij moest zich naar de dokter haasten. En ik ging in gebed en de Heilige Geest zei: "Dat is in orde." Ziet u?

192 Hier komt hij, het is helemaal over. De dokter zegt: "Wel, ik dacht dat u..." Hij zei: "U had uw trommelvlies beschadigd, gebarsten, en bloed liep eruit en wat al niet meer." Toen we er de volgende keer heengingen zei hij er niets over. Weet niet wat er aan de hand is, zie, geen infectie, niets.

193 Dus iemand had opgebeld en ik was in de kamer gegaan en bad. Ongeveer een dag later belden ze op, zeiden: "Het is helemaal over. Alles prima in orde! Het gaat goed!"

194 En ik sprak met mijn vrouw; ik zei: "Lieveling, ongeveer gedurende een jaar en vier maanden heb ik nauwelijks geweten naar welke kant ik mij moest bewegen." Ik zei: "Ik weet niet wat ik moet doen." Ze zei... We spraken over de opwekking. Ik zei: "Ik weet niet wat te doen, ik sta het mij af te vragen. Kijken wij uit naar... Is die ene grote profeet van Gods komst op het toneel om die zaak uit te bazuinen? Zal het publiekelijk worden bekend gemaakt?"

195 Ik dacht: "Dat is in tegenspraak met de Schrift, want 'Hij komt in het uur dat u het niet verwacht.'" Ziet u? En ik weet niet wat te doen. Hebben we het over het hoofd gezien? Ik dacht: "Ik wil hier niet om het huis rondhangen." Ik dacht... En ik hoop dat dit niet op de band komt; als het zo is, vernietig de band of leg hem terzijde. Zie? Ik zei: "Als dit het is, zijn we dichterbij dan we denken."

196 Er is één ding dat moet gebeuren. Of er moet nu iets met mij gebeuren. En ik begrijp niet waarom Hij mij niet liet gaan toen ik onlangs op die bank zat, zie, als er niet iets anders is te doen. Waarom? Waarom ging ik niet? Wat gebeurde er? Is er iets anders te doen? Ik dacht: "Wel, als het mijn boodschap is, zullen de mensen er hun neus voor optrekken."

197 Dan, iets roept mij naar de buitenlandse velden. Ik hoor de roep van overzee, overal vandaan komend.

198 Pas geleden kwam er een brief binnen van broeder Ligger die een boek schreef over de Durban-samenkomst. Hij zei: "Het valt met niets te vergelijken. Afrika heeft nog nooit een beweging gehad als deze. In een ogenblik tijds heeft dit donkere land van Afrika een beweging gehad zoals zij nog nooit in hun leven hebben gehad." Dat is juist, daar onder de heidenen.

199 Ik keek daar rond, ik zag de manier waarop deze arme negers – dierbare mensen – door die mensen werden behandeld, zoals... erger dan slaven. Ik zag een kleine, arme jongen die daar werkte, en ik zei... Die jongen, u... U vrouwen zou in twee of drie dagen niet zoveel kunnen doen, hoe hard u ook zou werken, als die jongen moest doen in één dag. Hij moest daar opgerold op een vlonder slapen bij een klein, oud washok (ongeveer 1 meter 20 in het vierkant). En hij kreeg een pond per maand, dat is twee dollar en tachtig cent. En hij kreeg niet de restjes van de tafel te eten, maar een emmertje maïsmeelpap; voor het ontbijt een derde; voor het warm eten een derde; en bij het avondeten een derde. Werkte tot tien of elf, twaalf uur; stond de volgende morgen op om voor de baby te zorgen en al het andere en om de stoeptreden te boenen en de auto van de baas te wassen. En de grote, oude, vette moeder doet niets dan daar te zitten en klikt met haar vingernagels en drinkt thee: lui, niets-waard.

200 Die arme jongen moest werken als ik weet niet wat. Hij had een hoest en hij zag er uit alsof hij het koud had, huiverde zoals: "Huhuhu, huhuhu." En op een dag keek ik ernaar, ik zei: "Bent u wel eens met die jongen... Waarom brengt u hem niet naar de samenkomst?"

201 "Hij is een Kaffer." [Leeg gedeelte op de band – Vert] Dat betekent een "schurk". Geen wonder dat ze boos worden om die naam. Ik zou het ook zijn. Die man is mijn broeder. En dat is hij. Hij is geen slaaf. Zijn kleur heeft er niets mee te maken. Hij is mijn broeder. En daar was hij op die manier.

202 Ik liep naar buiten, ik noemde hem "Thomas". De jongen kon drie talen spreken. En ik zei: "Thomas?"

203 Hij draaide zich om, viel op z'n knieën en stak zijn handen omhoog, hij zei: "Ja meester."

204 Ik zei: "Sta op, ik ben jouw meester niet, ik ben jouw broeder." Ik legde mijn arm om hem heen. Hij keek mij zo aan en grote, dikke tranen liepen over zijn wangen. Ik zei: "Thomas."

205 En de Heilige Geest kwam en er was een visioen. Ik vertelde hem iets. En hij zei: "Ja, meester. Dat is waar. Zo was het precies."

206 Ik zei: "Thomas, de hoest heeft je verlaten, je zult het nooit meer hebben." En hij had het niet meer.

207 Mensen stopten geld in mijn zak, ik had ongeveer honderdtachtig van deze "pond" bankbiljetten (ze zijn twee dollar en tachtig cent waar). En ik durfde ze niet aan hem te geven; bang dat zijn baas hem daarmee zou aantreffen; zij zouden denken dat hij het had gestolen en dan zouden ze hem doodslaan. Toen zei ik tegen de baas: "Ik houd van die jongen. Laat mij hem wat geld geven."

     "O nee! Nee! U zult hem bederven."

208 Ik zei: "U bent al aardig bedorven." Ziet u? "Wat hangt u hier rond? U doet niets. Die jongen doet al het werk en u laat hem half doodhongeren. Hij heeft een moeder die weduwe is en een zieke zuster en dan geeft u hem één dollar... twee dollar en tachtig cent per maand." Ik zei: "U zult daar op een dag voor oogsten! Er zijn twee miljoen blanken en ongeveer honderd miljoen kleurlingen. U zult een opstand krijgen."

     Hij zei: "Vertel dat niet in Amerika, hoe het hier gaat."

209 Ik zei: "Wie zal mij vertellen dat ik mij rustig moet houden? Alleen God." Ik zei: "Geen wonder dat de mensen een complex krijgen als ze op die manier behandeld worden." [Leeg gedeelte op de band – Vert] Daar bent u er. En ik nam het voor ze op.

210 Op een dag kwam er een groep predikers naar Rhodesia, de boorden achterstevoren, snorretje.

211 Een kleine, oude, groene piloot vloog met mij in een van die tropische stormen, ging toen naar het leek ongeveer twee mijl omhoog de lucht in... om zijn as ronddraaiend. We wisten niet of we onder of boven waren; het vliegtuig ging over en over de kop. En tenslotte... We wisten niet of het naar beneden ging of omhoog. En tenslotte wierp het ons boven de storm uit. Ik was zo ziek in mijn maag toen we uitstapten!

212 Een paar van deze predikers, Pinksterpredikers, stapten in een auto en reden me naar Pretoria toe. Ik kwam uit het zuidelijk gedeelte van Rhodesia; en ik ging daar naartoe en ik was ziek, hoe dan ook. En broeder Baxter zat daar, ziek; en Billy Paul, ziek. En hier reden wij dwars door het kampement; dat is de plaats waar de gekleurde mensen verblijven die iets hebben gedaan waardoor zij hun stam moeten verlaten, een zonde in hun stam, en zij gaan daarheen. En zij laten ze niet toe in de stad, dus zij leven daar slechts onder blik of wat zij maar kunnen krijgen, erg vies, enzovoort, dat is waar. En daar reden zij doorheen en ik zag een bord waarop stond: "Twintig mijl per uur." En die man reed vijfenzestig mijl per uur. Die arme moeders renden naar buiten en grepen die kleintjes, peutertjes, naakt, van de straat; en vanaf ongeveer twee jaar tot vijf of zes; grepen die kleine baasjes en gilden. Hij had er bijna vier van hen tegelijk gedood.

213 Ik tikte hem op de schouder, ik zei: "Hee! Wat is er met u aan de hand?"

     Hij keerde zich om, zei: "Wat zei u?"

214 Ik zei: "Ik zei 'Wat is er met u aan de hand?' Ga langzamer rijden!"

     Hij zei: "Wij hebben orders gekregen u daar op tijd te brengen."

215 Ik zei: "Ik geef u orders ermee op te houden." En hij zei... Ik zei: "Hebt u geen gevoel voor die mensen?"

     "Welke mensen?"

     Ik zei: "Die kleine baby's daar waar u bijna overheen reed."

     Hij zei: "Dat zijn kaffers!"

216 Ik zei: "Schaam u! Noemt u zichzelf een Christen?" Ik zei: "Weet u niet dat die moeder evenveel om haar baby geeft, als u het had gedood, als uw moeder om u zou hebben gegeven?" Ik zei: "Zij mag onwetend zijn en ongeschoold, maar de liefde van een moeder roept het uit voor haar kind. U behoort dat helemaal niet te doen. En u noemt zichzelf..." Ik zei: "Nog iets, dat bord zei, 'twintig mijl per uur', mijn Bijbel zei, 'Geef de keizer wat des keizers is.'" En hij dook in elkaar. Ik zei: "U gaat langzamer rijden, tot twintig mijl per uur en behandelt die mensen alsof ze uw broeder zijn." Ik zei: "Schaamt u om zoiets dergelijks te doen." O my, zij wonden zich op tot zij bijna ontploften! Maar het maakte mij niet uit, ik had mijn zegje gezegd.

217 Toen we daar rondtrokken wisten de mensen dat ik vóór hen was, om ze de boodschap te brengen van het Evangelie. En God zou op het toneel komen.

218 En gemengd, zetten zij de blanken aan de ene kant en de kleurlingen aan de andere, en de kleurlingen konden daar zelfs geen woord met hen wisselen of iets. De Heilige Geest zou daar onder hen gaan en de zieken en de aangevochtenen en de kreupelen eruit halen en hen genezen, en zij lieten hen hier zitten met hun grote minderwaardigheidscomplex, dat zij daar hadden opgebouwd. Toont hoe God handelt met de nederigen van hart!

219 Nu, dat is een persoon die de boodschap nog niet heeft ontvangen en hij schrijft dat boek.

220 Nu, wat moet ik doen? De zaak, wat moet ik... Moet ik daarheen teruggaan? Als God mij roept tot evangeliseren, kan ik niet Zijn ziener en evangelist tegelijkertijd zijn. Je kunt... het... De bedieningen kunnen niet worden vermengd, ik ben slechts... Ik vecht tegen de wind. Als ik een evangelist moet worden, zal ik een evangelist moeten zijn. Als ik Zijn ziener moet worden, zal ik mij ergens in de bergen terugtrekken en wegblijven; geen kerk, geen samenkomst, totdat ik van de Here hoor; dan kom ik tevoorschijn, geef het uit en verdwijn weer. Ziet u? Een van deze dingen; het hangt in de weegschaal. Of het is voorbij. Wat mij betreft is het een van deze drie dingen. Of de boodschap is voorbij, of ik krijg een van deze twee dingen te doen. Ik weet niet wat te doen.

221 Vorige nacht droomde ik een droom, en ik droomde dat ik naar een samenkomst ging en ik heb nog nooit zo'n grote groep mensen gezien! Zij waren vergaderd als een groot stadion, zover als ik het kon zien. En iemand kwam mij halen en dat was niet Billy en hij nam me mee. En ik was in de kamer in gebed geweest en ik was gekomen onder de zalving; iets, zoals zij het noemen om het u te laten begrijpen, als een versnelling waarin ik kon voelen dat het kon overgaan in onderscheiding. En op de weg er naartoe begon een man tegen mij te praten en toen hij dat deed verliet de onderscheiding mij. Ik kon het niet voelen. En toen probeerde ik mijzelf erin terug te trekken; ik kon het niet. Ik kon het eenvoudig niet. En ik werd bedroefd.

222 En ik begon naar de menigte te kijken terwijl zij aan kwamen rijden. En toen ik dat deed, zei ik: "Wel, ik heb een tekst in mijn gedachten, dat ik weet van deze organisaties en de wijze waarop zij die mensen behandelen, dan zal ik dat Evangelie zo hard als ik kan tot hen prediken." En toen ik naar het podium liep, verliet dàt mij.

223 Geen onderscheiding, geen enkele van deze boodschappen; en ik stond daar en toch waren de mensen aan het wachten. En ik zei: "Wat zal ik doen?"

224 En iets zei: "Ga door. Ga gewoon door"; er zal in worden voorzien als ik daar kom. "Blijf gewoon doorgaan." Ziet u? Toen stond ik daar op het podium, en ik werd wakker.

225 Het is mogelijk dat ik zo'n droom droomde omdat ik erover aan het denken was. Dat is mogelijk. Het is mogelijk dat de droom geestelijk is. Ik weet het niet. Ik heb er geen uitleg over; ik weet niet wat het betekent. Ik kan het u niet vertellen en ik weet niet wat het is. Maar, ongeacht wat het is, ik sta ergens op een kruispunt. Zie? Er is iets, ergens iets.

226 En ik kan iets zeggen en word zo vaak verkeerd begrepen. Of het op deze manier zeggen, het is op deze manier of die manier; iemand helt over naar deze kant. En de manier waarop het is, je zegt iets dat regelrecht op het doel afgaat en de één hoort het op deze manier, dus hij vertelt het aan een ander en helt een stukje verder over, en de volgende helt nog een stukje verder, de volgende weer een stukje verder, dan is het opeens helemaal uit zijn verband. De één hoort het op deze andere manier; hij gaat deze kant op, die kant en die kant. Zie, en je raakt de weg kwijt. En zo is het in de samenkomsten, enzovoort, wanneer je echt op een punt hamert. Nu, de uitverkorenen zouden dat punt horen. Zij begrijpen dat punt! Zij weten het, want ik zei het precies zoals het was bedoeld (zie?); precies de boodschap, helemaal precies.

227 Nu, en dat zeg ik, het lijkt of er voortdurend meer onbegrip komt. Wat is het? Is... Heb ik alle zaden geplant die verondersteld worden te worden geplant? Is de tijd nabij? Staat deze grote boodschapper nu op het punt om op het toneel te verschijnen? Is het komen van de Heer nabij? Is dit het oproepen van dit land naar het andere? Heeft Hij mij uit de evangelisatie weggeroepen?

228 Onthoud, ik ben... Ik haalde het aan bij mijn vrouw. Velen van u in het boek... Op de dag dat ik die hoeksteen daar neerlegde, ongeveer dertig jaar geleden, precies daar in de hoek, daar staat in geschreven... Die morgen toen Hij mij wakker maakte en ik daar in de kamer zat, zelfs voordat ik was getrouwd of iets dergelijks – nog slechts een jongeman als prediker – zei Hij: "Doe het werk van een evangelist." Niet: "Je bent een evangelist", maar: "Doe het werk van zo een", haalde een Schriftplaats voor mij aan. Toen ik terugliep en die twee bomen zag, brak ik er hier een van af... eenheid en drie-eenheid. Ik kruiste ze nimmer, ik plantte ze op die manier. Toen liet Hij de vruchten in mijn hand vallen en bracht mij naar Golgotha. Luister nu, Hij zei: "Als je hier uitkomt, lees II Timotheüs 4, II Timotheüs 4."

229 En het verliet mij terwijl ik in de kamer zat. Ik wist zelfs niet dat het een visioen was. Ik wist toen nog niet hoe ik het moest noemen. Ik legde die dag de hoeksteen daar op de fundering. Het is opgeschreven en ligt daar nu in die hoeksteen, er staat:

     ... doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst ten volle.

     Want er komt een tijd, dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen, maar, omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich tal van leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren. (Dat zijn zowel de eenheids- als drieëenheidsmensen, zij misten de...)

230 Nu, Hij zei helemaal niet: "Je bent een evangelist", Hij zei: "Doe het werk ervan." Zie? Nu, is de tijd aangebroken? Zal ik daarmee doorgaan of is de tijd aangebroken voor iets anders? Dat weet ik niet.

231 En dat is wat ik wilde: een gesprek met u van hart tot hart. En op dit moment is mijn tijd voorbij, om u naar huis te laten gaan, het spijt me dat ik u zo lang heb gehouden.

232 Maar, zo de Here wil, zou ik zondagmorgen kunnen komen, voordat broeder Boze zondag komt, om te spreken over dit onderwerp van De Eindtijd Evangelisatie, of iets dergelijks; als het in orde is wat u betreft, voorganger. [Broeder Neville zegt: "Fijn! Prijs God!" – Vert] Zo de Here wil, volgende zondagmorgen. Ik zou daar vanavond over hebben gesproken en ik was van plan om op een andere keer een gesprek te hebben van hart tot hart, maar ik had het gevoel dat het beter zou zijn op deze manier, misschien, als dat de wil van de Here is.

233 Ik bid voor u. Bidt u voor mij. Zeg niet alleen: "Broeder Branham, dat zal ik." Doet u het! Zie? Daar ben ik afhankelijk van. Ik ben degene die gebed nodig heeft, zodat Hij mij ergens heen kan dirigeren. Onthoud, ik ben een menselijk wezen, ik ben God niet. Ik ben slechts een menselijk wezen zoals u, proberend de wil van God te vinden, zodat ik er in kan wandelen. Niemand kan het weten totdat... "En hij die in wijsheid te kort schiet, laat hem aan God vragen." En dat doe ik ook, het aan God vragen. En ik leg dat bij u neer als mijn gemeente, een gesprek van hart tot hart. Wat, waar zijn wij? Waar staan wij? In welk uur leven wij? Ik geloof dat we in de eindtijd zijn. Ik geloof dat we precies hier aan het einde zijn.

234 Nu, het kan de ene kant opgaan of de andere. Het is dat mijn werk is geëindigd, òf ik word geroepen naar de velden overzee, òf Hij maakt van mij een evangelist of een ziener. Een van deze dingen moet plaats vinden, want ik ben aan het einde. Ik weet niet wat ik moet doen. Ik weet niet welke richting ik moet inslaan. Zelfs voor deze samenkomsten die ik tegemoet ga, heb ik gebeden, ik zei: "Here, ik ga het niet doen zoals ik het heb gedaan. Ik zal het gaan benaderen zoals ik vroeger deed, ik zal terugvallen op dat evangeliseren, totdat U mij die roep geeft om dat te doen wat ik verondersteld word om te doen."

235 Ik heb het zaad overal gezaaid, de banden zijn wereldwijd gegaan, mijn boodschappen zijn de wereld rondgegaan, alle kerken weten er van, overal in het rond, en wat de Vader heeft uitverkoren zal Hij roepen. Zie?

236 En nu lijkt het erop of het een aanstoot wordt voor hen. O, zij willen er niet mee te maken hebben. Beslist niet. Zal ik eenvoudig verdergaan en voor de zieken bidden en een kleine eenvoudige boodschap daarover en zien op welke manier de Heilige Geest mij leidt? Dat is in mijn gedachten om te doen, totdat Hij een andere roep doet uitgaan. Want men weet niet wat te doen, totdat je begrijpt van God wat je moet doen, totdat je je bevestiging krijgt.

237 En ik wil niet om het huis rondhangen. Deze boodschap is op mijn hart. Mensen sterven, vallen weg, gaan de Eeuwigheid tegemoet. Wat kan ik doen? Laat mij het uitbazuinen, overal waar ik kan, en over de Here Jezus vertellen totdat Hij de positie verandert. Bidt u voor mij, ik zal voor u bidden. Ik hoop dat u dat doet.

238 Nu, onthoud, woensdagavond gebedssamenkomst en vrijdagavond broedervergadering. Zal het hier zijn? Misschien ben ik hier om u allen te ontmoeten; ik vertelde u dat ik zou komen en u op een vrijdagavond zou ontmoeten. In orde, dan zal ik op zondagmorgen, zo de Here wil, spreken over Avondtijd Evangelisatie; als de Here wil, het zou kunnen veranderen, ik weet het niet. Maar daar denk ik nu op dit moment aan, welke soort evangelist er zal zijn in de avondtijd. En onthoud nu, zondagavond broeder Boze's film. En bid voor ons, want volgende week gaan we het veld in om te oogsten, zo de Here wil.

Hebt u Hem lief? Amen!
Wilt u Hem dienen? Amen!
Wilt u Hem geloven? Amen!
Amen, Amen!

Hij is de Vader. Amen!
Hij is de Zoon. Amen!
Hij is de Heilige Geest. Amen!
Amen, Amen!

Nog steeds zingend. Amen! Amen! Amen!
Amen, Amen!

Hebt u Hem lief? Amen!
Is Hij komende? Amen!
Bent u gereed? Amen!
Amen, Amen!

Zou het vanavond kunnen zijn, bent u gereed? Amen!
In de morgen, bent u gereed? Amen!
Op ieder moment, bent u gereed? Amen!
Amen, Amen!

Nog steeds zingend. Amen!
En jubelend. Amen!
En biddend. Amen!
Amen, Amen!

Kom Here Jezus. Amen!
Maak Uw kerk gereed. Amen!
Wij maken onszelf gereed. Amen!
Amen, Amen!

Ik wil mijn moeder zien. Amen!
Ik wil mijn vader zien. Amen!
Ik wil mijn Redder zien. Amen!
Amen, Amen!

O, hebt u Hem lief? Amen!
Wilt u Hem dienen? Amen!
Hebt u Hem lief! Amen!
Amen, Amen!

239 Onze hemelse Vader, dit is ons kleine "Amen" lied. Wij houden van Uw onderwijzing, wij zeggen allen: "Amen!" Wij houden van de Geest, "Amen!" Wij geloven dat Hij komende is "Amen!" Ieder Woord dat U spreekt in Uw Bijbel, Here, bevestigen wij met "Amen!" Wij geloven er ieder Woord van, onderwijzen het naar het beste van ons weten, precies zoals het is geschreven, iedere punt, ieder verbindingsteken, alles, iedere komma, precies zoals het is geschreven, naar het beste van ons weten.

240 O God, herstel aan ons, Here. Geef aan ons de grote bevrediging waar wij naar verlangen, dat wij op een dag het geluid zullen horen van de engelen, wanneer zij door de hemelen heen breken in een Hallelujakoor, en Jezus daarginds zal verschijnen en de gemeente zal worden opgenomen.

241 De ongelovigen zullen zich afvragen: "Wat is er gebeurd, wat is er aan de hand met die mensen? Waar zijn ze heengegaan?" O God, zij zullen het niet begrijpen, zij zullen Hem zelfs niet zien. Maar de gemeente zal Hem zien, dat wil zeggen, de uitgeroepenen, de uitverkorenen, de wederom-geborenen, zij zullen eenvoudig verdwijnen. Ze zullen niet weten waar zij gebleven zijn, ze weten alleen dat zij worden vermist; zij zullen bij hun Heer zijn.

242 Zal het dan niet, Here, op die tijd een verschrikkelijke zaak zijn om hier achtergelaten te zijn, wetende dat de tijd van redding voorbij is? Geen redding meer! De Schrift zei: "Laat hem die vuil is, vuil blijven; laat hem die onheilig is, onheilig blijven." O, wat een uur zal dat zijn!

243 Mogen we ons nu toebereiden, Here. Wat een wonderbare tijd zal het zijn, wanneer we ons slechts toebereiden om U te ontmoeten, Vader, en onze harten dagelijks toebereiden. En als wij een fout maken en vallen, zoals deze arme ziel vandaag schreef in deze vraag, laat hun weten dat het Bloed van Jezus Christus alle zonden reinigt. Die persoon wil dat niet doen, Here. Zij zijn hongerend en dorstend, proberend om terug te komen in die gemeenschap van de Geest. Breng hen terug, Here. Laat hen uitstijgen boven deze bewolkte, sombere wereld; daar boven, waar opnieuw het zonlicht op hun zielen kan schijnen. Zij zijn neergevallen achter de grote horizon van de wolken en zij liggen in de modder, onder in die zonde. Maar eens hebben zij daar boven in het zonlicht geleefd. Zij willen weer teruggaan, Here. Neem hen vanavond terug, Here. En als er hier iemand is die niet kan getuigen dat hij ooit daar boven is geweest en weet dat...

244 Al deze projectielen en alles is precies in overeenstemming met Uw Woord, precies zoals het wordt verondersteld dat het moet gebeuren. En wij zien hoe de kerkwereld heeft gehandeld. Wij zien dat het net zo is als in de dagen van Noach, precies zoals het was in de dagen van Sodom; precies zoals Jezus zei dat het zou plaats vinden: de vloedgolven; hoe gekleed de vrouwen zouden rondlopen en hoe zij bemoeiziek zouden zijn en lopen op de manier waarop zij doen, uitdagend en ronddraaiend en... precies zoals de profeet het zei. Precies zoals Daniël zei: "Het ijzer en leem konden zich niet vermengen." En o, alles is vervuld, Here. We zijn precies in de eindtijd. De schaduwen vallen, Here. De rode lichten flitsen, de bellen rinkelen.

245 O God, laat Uw volk zich realiseren dat de Engel spoedig zijn voet zal zetten op het land en de zee en zijn handen opheffen en zeggen: "Tijd zal niet meer zijn!"

Dan, o, wat een wenen en weeklagen,
Wanneer de verlorenen hun noodlot wordt verteld;
Zij zullen roepen tot de rotsen en bergen,
Zij zullen bidden, maar het gebed is te laat.

246 Nu is het de dag van redding. "Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt." Sta het toe, Here.

247 Moge er hier geen persoon worden gemist op die dag van de opname. Mogen wij zodanig zijn gevuld met de liefde van God en de Geest van God, dat de Heilige Geest ons zal wegnemen met de wachtenden, of zelfs wanneer wij rusten in ons lot. Zoals U tot Daniël zei: "Ga het einde tegen, Daniël, en gij zult rusten en opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen."

248 O God, U zei: "Zij die velen van zonde tot gerechtigheid hebben gebracht zullen helderder schijnen dan de sterren, voor eeuwig en altoos." Wat een dag! Maar die bozen zullen worden overgegeven aan vernietiging. O God, mogen mensen op dit moment hun positie in dit leven beseffen, opdat zij zich tot de Rechtvaardige mogen wenden, voordat het eeuwig te laat is. Sta het toe, Vader.

249 Nu met onze hoofden voor een ogenblik gebogen, zou er iemand in het slotgebed gedacht willen worden, die zegt: "Broeder Branham, ik steek mijn hand op, niet tot u maar tot God. Moge God mij genadig zijn en ik wil op die dag aanwezig zijn, gewassen in het bloed van het Lam." God zegene u. God zegene u, u, u, u, u, vele handen.

250 Nu, hemelse Vader, God, zegen een ieder, iedereen. U hebt hun handen gezien. U kent hun harten.

251 En wij beseffen, Here, dat iets op het punt staat te gebeuren. De wereld weet het, zij zingen liedjes, en de televisie staat bol van de nerveuze grappen en liedjes. Wat doen zij? Zoals een kleine jongen die in het donker fluit, terwijl hij voorbij een kerkhof loopt, doodsbang, die probeert zijn zenuwen te kalmeren door te fluiten. Hij houdt zichzelf alleen voor de gek. Zo doet deze natie, ze lachen maar, maken grappen en gekheid! Precies zoals er staat dat de tijd zou komen dat zij dat zouden doen: "Zich wenden van de waarheid tot fabels", en hoe dat "er spotters zouden komen in de laatste dagen en mensen die erom lachen", en hoe deze dingen zouden zijn in de eindtijd, "roekeloos, opgeblazen, die met een schijn van godsvrucht zich afkeren van de waarheid", en wij zien het precies nu.

252 O God, maak de mensen wakker! Laat hen beseffen dat zij op dit moment verzekerd kunnen worden, dat zij zijn overgegaan van dood in leven. Wanneer wij Christus ontvangen, de Heilige Geest, stijgen wij eenvoudig boven de wereld uit. Dan weten wij, dat we alreeds met Hem zijn opgestaan en we wachten slechts op die verandering waarbij de dood zal ophouden en de sterfelijke sferen (deze kleine raderen van sterfelijk leven die in onze zintuigen bewegen) zullen worden verlost. O God! En dan zullen wij een lichaam hebben zoals het Zijne en zullen eeuwig met Hem leven, omdat we het bewijs hebben van het grote, beloofde land.

253 Laat niemand het missen, Here. Mogen degenen die hun handen opstaken vanavond het Koninkrijk binnen stromen. Misschien zegt de man, wanneer zij naar huis gaan, tegen zijn vrouw: "Lieveling, iets trof mij vanavond"; of de vrouw zegt tegen haar man: "Lieverd, ik voelde me heel vreemd." "Ja, lieveling, laten we hier naast ons bed neerknielen. We hebben dit nog nooit eerder gedaan, maar laten we vanavond bidden. Laten we God vragen om ons genadig te zijn en ons mee te nemen. Ik houd van je, schat."

254 En de ander, de man zegt het tegen de vrouw, hoe zij elkaar liefhebben. "Ik wil met jou in de hemel zijn. Ik wil het niet missen. En op een dag zullen we thuis welkom worden geheten en ik zal je bij de arm nemen en door de brede gangen wandelen en de eeuwige tuinen, waar het lam en de leeuw tezamen zullen neerliggen, en de wolf en het rund zullen tezamen neerliggen. En daar zal geen dood meer zijn en geen smart. En als we daar doorheen lopen en de aanbiddingsliederen van de engelen vullen de lucht, de koren boven ons, als de engelen ons welkom heten thuis, dan wil ik daar met jou zijn, lieveling. Ik houd van je." Misschien begint u oud te worden: "Ik herinner me jouw knappe gezichtje toen ik met je trouwde." "En jij, ik herinner me jou, lieveling, toen je een knappe jongeman was."

255 Maar dit alles zal worden hersteld. Hij, die uw knappe gezicht eens schilderde, heeft de schets ervan in Zijn gedachten. Hij kan het daarginds opnieuw schilderen waar het nooit meer zal verdwijnen. O God, laat mensen weten dat dit geen mythische droom is, maar het is een Waarheid, en God, de Heilige Geest, is hier om daar getuigenis van af te leggen. Zijn Woord heeft er gedurende de tijdperken over gesproken. Laten we terugkijken en zien, onze geschiedenis lezen. En iedere man die ooit iets heeft bereikt op aarde, zijn mannen, Godvrezende mannen; zelfs als het onze presidenten betreft zoals Washington, Lincoln, enzovoort; Jozua's en Mozessen, en degenen die... Grote mannen van de wereld zijn mannen geweest die daarin geloofden, en zij hebben hun getuigenis bezegeld en wachten daarginds op die opstanding. Wij hebben de eerste vruchten ervan, het onderpand.

256 Ik bid nu dat U door mijn gebed deze mensen wilt ontvangen met hun gebed en neem hen in het Koninkrijk. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

257 God zegene u, zij u rijkelijk genadig, make Zijn aangezicht lichtend over u en beware u en zegene u met alle hemelse zegeningen.

258 Nu, ik zeg dit niet wreed, maar uit liefde. Ik bid, dat u die Hem niet kent, dat uw kussen zo hard zal zijn dat u niet meer zult kunnen slapen, dat uw voedsel zo vies zal zijn dat u niet meer kunt eten, totdat u ergens aan de kant gaat zitten en zegt: "Here, wees mij genadig." Dat is niet u iets slechts toewensen. Dat is voor uw welzijn, broeder, zuster. Ik bid dat het op die manier met u zal gaan.

Nu tot wederzien, nu tot weerzien,
Zij het hier of aan de Gods-rivier; (tot dan!)
Nu tot wederzien, nu tot weerzien,
God zij met u, nu tot wederzien!

God zij met u, tot wederzien!
Dat Zijn raadgevingen u leiden en schragen,
Sla de dreigende doodsgolven voor u neer;
God zij met u, tot wederzien!

259 Laten we nu doen zoals we vroeger deden, laten we iemand de hand schudden [Broeder Branham schudt mensen de hand gedurende de drie volgende verzen – Vert]

Nu tot wederzien, nu tot weerzien,
Zij het hier of aan de Gods-rivier; (tot dan!)
Nu tot wederzien, nu tot weerzien,
God zij met u, nu tot wederzien!

Nu tot wederzien, nu tot weerzien,
Zij het hier of aan de Gods-rivier,
Nu tot wederzien, nu tot weerzien,
God zij met u, nu tot wederzien!

Nu tot wederzien, nu tot weerzien,
Zij het hier of aan de Gods-rivier,
Nu tot wederzien, nu tot weerzien,
God zij met u, nu tot wederzien!

260 Herinnert u zich dat wij gewoon waren om deze liederen te zingen? En deze andere waren we gewend om te zingen, lange jaren geleden, ik weet niet of er iemand hier is of niet, toen we gewoon waren elkaar een hand te geven om een oude kachel hier, en modder op de grond. Herinnert u zich dat? We zouden zingen:

Wij trekken naar Zion,
Naar 't heerlijke, heerlijke Zion;
Wij trekken op naar Zion,
De heerlijke stad onzes Gods.

261 Weet u wat in het Duizendjarig Rijk Zion zal gaan zijn? Er zal een licht zijn over Zion en het zal zijn als een schaduw tegen de zon overdag en als een licht bij nacht, want daar zal geen nacht zijn. O my!

Juicht steeds met hart en stem,
Al vullen tranen 't oog,
Wij reizen naar Immanuëls land,
Wij reizen naar Immanuëls land,
Naar d' eeuw'ge stad omhoog,
Naar d' eeuw'ge stad omhoog.

     Allemaal samen nu:

Wij trekken naar Zion,
Naar 't heerlijke, heerlijke Zion;
Wij trekken op naar Zion,
De heerlijke stad onzes Gods.

262 Daar houd ik van, ik geloof dat het zo mooi is. Nu, houdt u niet van die ouderwetse liederen? Ik denk dat het een stuk beter is dan die afgebeten rommel die we vandaag hebben, wat ze liederen noemen. Ik houd daarvan. En ik was gewend in de gemeente een oud lied te zingen, u herinnert het zich:

Plaats, plaats, ja daar is plaats,
Daar is plaats bij de Bron voor u.

263 O my! Deze goede, oude liederen, ik geloof dat de pen van degene die die liederen schreef, werd geleid door de Heilige Geest.

Nader, mijn God, tot U,
Nader tot U!
Zelfs al zou het het kruis zijn
Dat mij nader brengt;

264 Ja, Charles Wesley en die grote schrijvers die deze liederen schreven, zij waren dichters. Het is prachtig, ik vind dat ze zo goed zijn. En dan waren we gewend om... Herinnert u zich dat:

O, Beulah Land, heerlijk Beulah Land!
Als ik op uw hoogste berg sta,
Zie ik ver weg over de zee,
Waar paleizen zijn bereid voor mij;

265 Herinnert u zich de eerste keer dat de engel des Heren verscheen, beneden aan de rivier? Wij zongen:

Staand' op 't stormig strand van de Jordaan
Richt ik zo graag 't gezicht
Naar dat blij en goed land Kanaän,
Waarin al mijn rijkdom ligt.

'k Ben op reis naar 't beloofde land.
Wie komt en gaat er met mij mee?
'k Ben op reis naar 't beloofde land.

266 Terwijl we dat aan het zingen waren, riep er een stem vanuit de hemelen en hier kwam die grote Vuurkolom naar omlaag cirkelen en zei: "Zoals Johannes de Doper was gezonden om Zijn eerste komst vooraf te gaan, zo zult u een boodschap hebben die de tweede zal vooraf gaan." Kijk waar ze is heengegaan. Dat is eenendertig jaar geleden. Kijk waarheen het van toen af aan is heengegaan, de wereld rond in een opwekkingsvuur. En nu zien we het afkoelen. De tijd is op handen.

     Laten we nu onze hoofden buigen; denk aan al de aankondigingen.

267 Grote Herder van de kudde, we zien ernaar uit om U op een dag te zien komen, onze harten verlangen naar dat uur waarop wij Hem zullen zien. Op een dag zat U op de berg en U onderwees Uw volk, U zei: "Bid op deze manier:" [Broeder Branham en de samenkomst bidden tegelijk – Vert]

     Onze Vader die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd;

     Uw Koninkrijk kome; Uw wil geschiedde, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.

     Geef ons heden ons dagelijks brood;

     En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;

     en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.

268 De Bijbel zei: "En zij zongen een lied en gingen weg."

Neem de Naam van Jezus mede,
Kind van kommer, zorg en smart;
Die schenkt u de ware vrede,
Draag die Naam steeds in uw hart.

Dierb're Naam, o hoe zoet!
Hoop der aard en 's hemels vreugd;
Dierb're Naam, o hoe zoet! (Hoe zoet!)
Hoop der aard en 's hemels vreugd.

269 Klinkt dat niet fijn? Laten we het nogmaals zingen, zo hier en daar en hiernaar luisteren terwijl we het weer zingen.

Wil op Jezus' Naam vertrouwen,
Val ootmoedig voor Hem neer. (Zie?)
Spoedig zult gij Hem aanschouwen,
Jezus, aller heren Heer.

     O, is dat niet prachtig? Laten we zien:

Neem de Naam van Jezus mede,
Als een schild in ied're strijd;
Wil de vijand u vertreden,
't Is Zijn Naam die u bevrijdt. (Zie?)

     O dierbare Naam! Laten we het zingen:

Neem de Naam van Jezus mede,
Als een schild in ied're strijd;
Wil de vijand u vertreden,
't Is Zijn Naam die u bevrijdt.

O dierb're Naam (dierb're Naam!),
O hoe zoet! (O hoe zoet!)
De hoop der aard en 's hemels vreugd;
Dierb're Naam, o hoe zoet! (Hoe zoet!)
Hoop der aard en 's hemels vreugd.

270 Als wij nu onze hoofden zullen buigen, zal onze herder de samenkomst sluiten met gebed. God zegene u, broeder Neville.