Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

De zijde van Jezus kiezen

Door William Marrion Branham

1 Een bepaalde gelegenheid in Louisville waar u eet... laten wij eens kijken, het wordt "Dogpatch Restaurant" genoemd. Ik nam er een vandaag. Wanneer iemand daar iets eet, dan nemen zij het geld dat u hun gaf en zenden de tienden ervan naar de gemeente. Het is ergens bij 319 West Jefferson Street. Ik denk dat dit de reden is waarom Billy het hier had liggen, zodat men het zou kunnen zien. Dat is erg fijn.

2 Nu broeders, ik ken uw procedure van samenkomsten van mannen niet, wat u doet of hoe u uw samenkomsten leidt. En als ik van het schema hier afraak, van de normale routine, wel, brengt u het onder mijn aandacht.

3 Het werd bepaald voor vanavond, dacht ik, toen ik niet lang geleden bij onze zeer geliefde voorganger, broeder Neville, at en ik iets tegen hem zei dat op mijn hart was. En ik dacht als wij een groep mannen bijeen konden krijgen, en de predikers, die onze collega's hier zijn van het Evangelie, en mannen, dan zouden we tot elkaar kunnen spreken zoals wij niet voor het publiek zouden kunnen. Omdat wij allen... Wij zijn mannen die begrijpen als mannen, Christenmannen. En op die wijze... gewoonlijk als u iets in een samenkomst zegt, in een groep, zal de een wat naar deze kant overhellen en de andere wat naar de andere kant en dan gaat het allemaal fout. Maar waar wij om komen vanavond is om te proberen u te vertellen wat er in mijn hart leeft betreffende de gemeente, haar plaats en haar positie. En als wij dan op tijd klaar zijn, zou ik u gewoon wat over het Woord willen spreken, als dat in orde is. Gewoon dat een beetje vastmaken, zodat wij ons zakelijk deel zullen krijgen of het deel dat ik graag eerst aan u zou willen uitleggen. En ik denk dat u misschien op de normale tijd weggaat, ongeveer half tien of zoiets, zoals elke avond. Wel, ik zal proberen u niet lang te houden. Morgen is het zaterdag en het is een belangrijke koopdag, maar nu... Wij moeten onze levensmiddelen halen, enzovoort.

4 Ik wil het publiekelijk tot broeder Neville zeggen. Nu, ik wil het tot ieder van u zeggen, net alsof ik persoonlijk tot u sprak, gewoon tot elk van u. Omdat u een groep bent die... Ik denk echt en geloof en onderwijs dat God mannen heeft gemaakt voor het leiderschap over Zijn gemeente, over Zijn volk. Ziet u? En het is een... Zoals ik predikte bij broeder Junie Jackson gisteravond, over hoe God Zijn volk versterkte met Zijn Woord. En het was een vrouw die deze grens doorbrak en ruimte gaf aan redenering, en toen dit gebeurde, heeft God het voor altijd aan de man voorbehouden om Zijn gemeente versterkt te houden door het Woord.

5 Nu, ik wil broeder Neville gewoon een beetje bemoedigen, door persoonlijk tot hem te spreken. Ik merkte gisteravond op dat de onderscheiding mij twee of driemaal trof terwijl ik achter de kansel stond. En ik draaide mij om, omdat ik probeer er zover mogelijk van weg te blijven als ik kan, tot ik uitvind wat de droom voor mij betekende hier niet lang geleden, enkele weken geleden. Het bleef mij gedurende lange tijd bij; ik vertelde het hier in de gemeente, iets over de Boodschap en de onderscheiding, enzovoort. Het kwam gewoon niet juist uit. Volgens mij is die tijd voorbij, en ik kan daarin misschien verkeerd zijn, maar ik merkte op dat broeder Neville wat vermoeid en van streek was.

6 En toen wilde ik dat u gewoon weet, broeder Neville, dat u daarmee slechts anticipeerde in deze gemeenschap. Hebt u opgemerkt wat Satan geprobeerd heeft te doen in de laatste paar dagen aan predikers die met deze gemeenschap verbonden zijn? Sta er even enkele ogenblikken bij stil en vraag het u af. Hier zit broeder Crase vanavond, bijna gedood daarginds op de weg. Ziet u? En mij werd bijna mijn hoofd weggeblazen met een jachtgeweer of een geweer. Ziet u? Satan probeerde ons te pakken. En daarop kreeg u een botsing en zou het uzelf en ook een vrouw gedood kunnen hebben. Ziet u, alleen de predikers. Kijk alleen maar naar de predikersgroep, ziet u? Het is Satan en hij probeert van ons af te komen.

7 Nu, wij beseffen dat wij hier niet vergaderd zijn om te spreken over een of andere zaak; wij zijn hier om te spreken over Christus en de teugels vast te pakken en wat te doen in deze huidige tijd. En ik wil u bemoedigen, broeder Neville. Wees moedig. Ongeacht wat er opkomt, wat er gaande is, wat er gebeurt, laat gewoon niets u tegenhouden. Sta daar gewoon als een rots der eeuwen en God zal alles juist doen uitkomen. Hij heeft dat aan u bewezen. Natuurlijk had dat u van streek kunnen maken; dat zou die vrouw gedood kunnen hebben en dat zou de rest van uw dagen in uw gedachten zijn geweest en het had heel wat teweeg kunnen brengen. Maar God is nog steeds op de troon. Hij laat die dingen ten goede uitwerken. Hij zou ons ook kunnen nemen. En... dus vecht Satan tegen de gemeente.

8 Nu, toen ik die hoeksteen op die morgen daar legde, voelde ik nooit dat ik ooit een voorganger zou zijn. Het was helemaal mijn roeping niet in het begin. En mijn eerste roeping was om op het veld van evangelisatie te zijn. Dat is vele jaren geleden. En het begon hier in een tent, aan de overkant van de straat.

     En ik herinner me broeder Roy Davis, en dat zijn kerk daarginds afbrandde. Die groep mensen was net als verstrooide schapen zonder herder; zij hadden geen plaats om heen te gaan.

     En meneer Hibstenberg was toen hoofd van de Politie en hij riep me daar naartoe. Hij zei tegen mij: "Wij zijn er om u te helpen. Ik ben zelf Katholiek, maar die mensen... waarschijnlijk hebben zij geen kleren." Het was gedurende de tijd van de depressie. Hij zei: "Zij gaan naar andere kerken en zij voelen zich daar niet thuis en zij zijn goede mensen. Ik ken velen van hen." Hij zei: "Billy, als je een gemeente wilt beginnen, wil ik dat je weet dat wij achter je staan in alles wat wij kunnen doen om je te helpen." En ik bedankte hem daarvoor.

9 Wij hadden een 'speldjesdag' [Een actiedag om geld in te zamelen – Vert]. Eerst baden wij en vroegen wij de Here. En de mensen kwamen naar mij toe en wilden een kerk bouwen zodat zij een plaats konden hebben om naar toe te gaan. En wij besloten tot deze plaats en op een avond rond deze tijd (of hier wat verderop) in een veldje paardenbloemen, precies hier, en water in deze greppel en het was zoiets als een stortplaats hier. Wel, de Here sprak absoluut tot mij en zei: "Bouw het precies hier." Geen stuiver hadden we. We hadden bij elkaar ongeveer tachtig cent of één dollar. En dat is... natuurlijk zou u daar nu om lachen, maar broeder, dat was toen wat geld!

10 Als een buurman een pot bonen had gekookt, terwijl de buurman al drie of vier dagen niets te eten had gehad, kwam hij en at er een paar van, dat waren moeilijke tijden. Veel jonge mensen hebben dat nooit gezien, maar dat was een hard leven. Ik heb de tijd meegemaakt dat je in deze gemeente een collecteschaal kon doorgeven, twee- of driemaal, en dertig cent ophaalde uit een volgepakte zaal, en dat je erom bedelde. Het zou... Wanneer je waarschijnlijk dertig cent ophaalde, dan had je een goede collecte gehad. Ziet u? Het was werkelijk een moeilijke tijd.

11 En wij hadden niets om mee te bouwen, toch was het het verlangen van de mensen om een kerk te bouwen zodat wij een plaats zouden hebben om naartoe te gaan. Omdat in die dagen de Boodschap... wel, u denkt dat er nu slecht over gedacht wordt. U zou het toen gekend moeten hebben toen er niemand was. En dan deze waterdoop in de Naam van Jezus Christus en de zegeningen en de dingen waarin wij geloven en waarvoor wij staan.

12 Ik deed dus een belofte aan God in mijn hart dat wij hier zouden blijven en de tabernakel zouden bouwen. De ochtend dat wij de hoeksteen legden, ontmoette Hij mij daarginds in een visioen om ongeveer acht uur 's ochtends, toen ik daar naar de opgaande zon zat te kijken, net rond deze tijd van het jaar. En Hij had mij verteld, nadat Hij mij daarmee daar bij de rivier had ontmoet, toen de Engel des Heren in dat licht verscheen... Ik zag het van een afstand. Het zag eruit als een ster. En het kwam precies neer boven de plaats waar ik was, en die gedenkwaardige woorden werden gesproken. Dus toen nam ik mij voor om een plaats te krijgen voor de mensen om in te aanbidden.

13 Nu, ik dacht bij mijzelf: "Het is niet voor mij. Het is niets voor mijzelf." Maar toch, alles wat aan God behoort, is een deel van mij, ongeacht of het... Alles wat voor Gods kinderen is, is voor mij, of het mijn plicht is dit te doen of dat te doen. Het is mijn plicht om zorg te dragen voor Gods erfdeel ongeacht waar het is. Zie?

14 Net als wanneer u zou zeggen: "Wel, mijn..." Zoals toen u een kleine jongen was en zei: "Mijn taak is alleen om hout te hakken, niet om het naar binnen te brengen. Laat John het maar naar binnen brengen. Het kan me niet schelen of de sneeuw er op valt, of het nat regent. Laat hij het maar buiten gaan halen." Nee, het is uw plicht als een kind van dat huis, erop toe te zien dat dat hout niet nat wordt voor uw moeder. Ziet u? Breng het naar binnen.

15 Als men zegt: "Wel, Frank had het water moeten halen; het zijn mijn zaken niet." Maar als Frank het water niet haalde is het uw taak om voor het water zorg te dragen. Dat is alles. Nu, dat is gewoon de manier waarop het gaat.

     En dat is de wijze waarop het ook in Gods familie gaat. Als sommigen zeggen...

16 Ze zeiden niet lang geleden: "Stop met prediken zoals je doet. Mijn goedheid, je zult elke vriend kwijtraken die je hebt en dergelijke." Ze zeiden: "Laat dat toch gaan; ik weet dat het verkeerd is, maar wel, het zijn onze zaken niet."

     Wel, wiens zaken zijn het dan wel? Als het verkeerd is, moet iemand het doen. Laten wij het dus gewoon doen. En dat is de wijze waarop ik voel over de gemeente.

17 De bouwprogramma's enzovoort, zijn af en aan gekomen en gegaan, en er zijn pro's en contra's over de gebouwen, enzovoort. De een wilde het wel en de ander wilde het niet en dit en dat. U vindt het op die manier.

18 U ontdekt dat als u onder predikers komt, onder zakenlui, onder afdelingen, overal waar u heen gaat. Waar u een groep mensen hebt, hebt u verschillende ideeën. En daarom moet u één persoon hebben waarin u vertrouwen kunt stellen en kies dan die persoon en werk allen daarmee.

     Net zoals in het leger, u moet één hebben die de generaal is; dat is het hoofdkwartier. De kapitein zegt dit; hij is de kapitein van die groep, maar de generaal kan zijn bevelen wijzigen.

     En de Opperbevelhebber is natuurlijk Jezus Christus, in de gemeente. En Zijn predikers zijn Zijn kapiteins van de bedrijven die Hem hier op aarde vertegenwoordigen.

19 En men heeft vele dingen geprobeerd, de kleine tabernakel hier, en tenslotte... Ik hield me stil, gewoon om te zien, nadat ik het gebouwd had... En toen riep de Here mij ongeveer vijftien of zestien jaar geleden naar het veld, en ik verliet de gemeente. Maar nog steeds kan ik het niet van mij afzetten. Ik ben altijd mijn naam er aan blijven verbinden, zodat ik er soms een stem in kon hebben als het verkeerde hier op zou komen. Ik zou het recht hebben om te komen en het te stoppen, omdat ik het gedurende vele jaren uitgezweet heb achter deze kansel, zeventien jaar, om de zaak hier recht te houden. Wanneer allerlei 'ismen' en 'ins' en 'outs' en elke vorm van sekten... Omdat wij interdenominationeel zijn vloog alles wat binnenvloog zo naar binnen, en met de hulp van God stonden wij hier met het onvervalste Evangelie en zij staat er hier nog steeds mee vanavond. Juist. Dus wij... Maar er zijn tijden geweest dat men geprobeerd heeft deze gemeente onder mij uit te verkopen en allerlei dergelijke dingen. Als mijn naam er niet aan verbonden was daarginds, wel, het zou vanavond zeker in een verschrikkelijke toestand zijn geweest. Niet... En ik was het niet natuurlijk, het was God Die het deed.

20 En dan, zoals ik het nu zie, tot de plaats komend waar het is, en wij leven in een groot uur, ben ik er nog steeds in geïnteresseerd om iets over deze gemeente te zeggen, zie, omdat het een deel van mij is. Ongeacht of ik hier ben of niet, het is nog steeds een deel van mij. En het is mijn plicht erop toe te zien dat het zuiver opereert, helder, en naar het beste dat ik kan voor het Koninkrijk van God.

21 En ik ben zeer dankbaar dat in deze dagen... Ik zie dat het kleine satellieten erbij gekregen heeft, waarvoor ik dankbaar ben. Broeder Crase, die hier is en zijn Sellersburg-groep en de broeder daar achteraan die pas de plaats van broeder Snelling te Utica heeft ingenomen, en broeder Ruddle hierboven en broeder Junior Jackson en die dierbare knapen die fijne mannen zijn, wonderbare mannen Gods; zij prediken deze Boodschap. Nu, zij kunnen... Men mag misschien over een kleinigheid of zo verschillen; dat is slechts menselijk, ook onder de groep predikers. En als predikers een klein verschil hebben... Er zal geen schaduw van verschil in zijn.

     Misschien zou de een zeggen: "Ik geloof dat het millennium zal komen en dat Jezus op een wit paard zal zitten." De ander zegt: "Ik geloof dat als Hij komt, Hij op een witte wolk zal komen." Wel, zolang zij maar geloven dat Hij komt, dat is de hoofdzaak, zie, het doet er niet toe hoe Hij komt; gewoon... Zij geloven dat Hij komt en maken zich er gereed voor. En op die wijze...

22 Ik heb geprobeerd het nu te vinden en ik heb het bestudeerd. Ik heb het de samenkomst uitgelegd. Ik heb de eerste gemeente bestudeerd en ik heb op de wijze gelet waarop die gezalfde mannen het huis des Heren toebereidden, en de orde van de aanbidding des Heren in het huis en het trof mij werkelijk. En ik predikte hier enige tijd geleden over het onderwerp van Joël 2: "Ik zal herstellen, zegt de Here, al de jaren die de knager heeft gegeten en de kaalvreter en verslinder, enzovoort." En ik begon dat te bestuderen, wat deze mannen deden en de wijze waarop zij zorg droegen voor de gemeente waarover God hen als opziener had gesteld.

23 Nu, wij zullen beginnen met de vroege gemeente en laten gewoon zien (voor ongeveer vijf minuten nu) wat zij deden en dan kan ik u de visie tonen die ik voor de toekomst heb. Nu, in het begin werd de gemeente ingewijd op Pinksteren. En daar, waar Jezus er twaalf had gekozen, viel de Heilige Geest op hen. En een van hen was gevallen en zij hadden Matthias gekozen in zijn plaats. En de Heilige Geest wachtte tot dit alles in orde was voor Hij kwam. Zij moesten er een kiezen om het opzienerschap van Judas op zich te nemen, die viel door overtreding om de Schrift te vervullen.

24 En ik geloof dat al deze dingen een tijd van toeven, van wachten hebben; maar het wachten is op een tijd dat de Schrift kan worden vervuld, tot alles goed komt, alles in orde, wachtend. Vele malen worden wij ongeduldig, zoals een kind. Wij hebben grote verwachtingen en vele keren lopen we ver vooruit en dat hindert het werk gewoon, tot het werk weer ingehaald wordt. Zie? Wij moeten ons gewoon eerbiedig bewegen, we moeten een doel in het hart hebben, zodat God, als Hij zou verlangen ons te gebruiken op een bepaalde wijze... maar wacht tot Hij de opening maakt, want Hij moet voor ons uit gaan.

25 Herinnert u zich dat David die avond ging strijden? Hij was bezorgd over dat gevecht en hij lag onder die moerbeibomen tot hij de Here voor hem uit hoorde gaan in het geruis van de bladeren. Toen ging hij met moed, omdat hij wist dat God voor hem uit gegaan was. En als wij dat slechts doen, broeders, wetend dat de strijd moet komen; maar wij moeten wachten tot wij de hand van God voor ons uit zien bewegen om een weg te banen.

26 Nu, ik merkte op hoe de gemeenten door evangelisatie zich overal begonnen te verspreiden. En dan zullen wij Paulus als voorbeeld nemen, die een groot zendeling werd voor ons volk. Wij ontdekten dat hij overal heenging waar de Here hem leidde, en dat hij een gemeente vestigde. En het was een nieuw geloof. De kerken van die dagen, zoals in Klein Azië, door heel Europa, geloofden die Boodschap niet. En toen hij de Boodschap moest prediken en er velen toe bekeerd waren, toen was er geen een... Als hij de mensen in die toestand achter zou laten, zouden zij regelrecht weer afdwalen naar hun heidense goden en naar het Judaïsme en wat dan ook, omdat de mensen niemand hadden om hen te onderwijzen. De bekeerlingen, zij hadden nergens om naartoe te gaan, zodat Paulus gemeenten vestigde in verschillende delen van het land.

27 In elk van deze gemeenten liet hij iemand achter die in orde was, een man die betrouwbaar was, een man die erkend werd als voorganger, herder, of een... Nadat deze gemeente dan werd... Andere kleine gemeenten kwamen er uit voort. Jonge mannen en oude mannen stonden op en er ontstonden daaruit gemeenten. De man die over de eerste gemeente stond, werd de opziener [Engels: "bisschop" – Vert] genoemd. En de zijnen die van hem uitgingen, zijn kinderen, werden herders of voorgangers genoemd. En dan zou deze groep van kleine gemeenten geheel terugkomen tot deze opziener.

28 Zoals in de tijd van Irenaeüs; hij zette dezelfde zaak voort. Martinus zette diezelfde zaak voort, Polycarpus zette hetzelfde voort. Regelrecht door het tijdperk hadden zij dat. En dan de apostel van de gemeente, de apostel, dat was Paulus... En toen Paulus heenging nam Johannes de gemeente over. En toen Johannes heenging, nam Polycarpus haar over. Toen Polycarpus heenging, nam Irenaeüs haar over en verder door, Martinus, enzovoort.

     Het bleef gewoon voortgaan tot de Roomskatholieke kerk de hele zaak aan stukken brak en hen verbrandde en verspreidde: en de knager at dit en de verslinder at dat, enzovoort, at dat en at dat, tot het helemaal afgevreten was tot een stengel.

     Nu, maar God beloofde dezelfde zaak weer te herstellen.

29 Ik geloof echt met heel mijn hart dat wij in de laatste dagen leven. Ik geloof dat er niet teveel is dat dit zou breken... iets... (en mijn interpretatie van de Schriften kan verkeerd zijn) dat Jezus vanavond niet zou kunnen komen. Ik geloof, dat het weinige dat er over is om vervuld te worden, vervuld zou kunnen worden voordat het daglicht aanbreekt en ik het zou zien. En ik kan verkeerd zijn omtrent het tijdstip van die vervulling, maar zij is nabij. Ik geloof dat.

     En bedenk dat Paulus dat geloofde, Johannes dat geloofde, Polycarpus dat geloofde, Irenaeüs dat geloofde; Martinus dat geloofde, heel de rest van hen het geloofde.

30 Wat als God tegen Johannes de Openbaarder gezegd zou hebben: "Nu, het zal twee duizend jaar duren tot Mijn komst?" Johannes zou teruggekomen zijn en het de gemeente verteld hebben: "Wel, ik denk dat wij evengoed kunnen eten, drinken en vrolijk zijn, omdat het nog vele generaties zal duren." Zie? "Jezus komt pas over twee duizend jaar." Ziet u? Dus... Ziet u, de gemeente zou het 'kalm aan' hebben gedaan; er zou geen 'weest gereed' geweest zijn, er zou geen verwachting zijn geweest. En uiteindelijk is het uw verwachting. Als u dan in die wake in slaap valt, wordt u wakker met diezelfde verwachting, want niets kan het verhinderen, u zult hoe dan ook daar precies op tijd zijn. Ziet u? Ziet u wat ik bedoel?

31 Nu, wanneer Martinus in de opstanding ontwaakt, Paulus, al de overigen, zal het gewoon even fris zijn alsof zij regelrecht in de strijd waren, gewoon verder strijdend, omdat zij heengingen onder diezelfde verwachting, uitziende naar Zijn komst. En er zal een schreeuw komen en de gehele gemeente zal hogerop komen. Ziet u? Dat zal het zijn. Het doet er dus niet toe. Zie?

32 Wij moeten nu precies naar Hem uitkijken. Zelfs... Wij weten het niet. Het zou mogelijk kunnen zijn dat het honderd jaar vanaf nu is. Het zou vijfhonderd jaar kunnen zijn, duizend jaar, tien duizend jaar. Ik weet het niet. Niemand weet het. Maar laten wij bijvoorbeeld zeggen, dat wij elke dag zo leven alsof Hij die dag kwam. Zie? Als wij leefden alsof Hij deze dag kwam, zou het wanneer wij ontwaken (als wij ontslapen en wij wakker worden in de opstanding) net zo fris zijn alsof wij net in slaap waren gevallen, alsof wij gewoon wakker werden. "De bazuin zal weerklinken en de doden in Christus zullen eerst opstaan; wij die levend zijn en overblijven zullen samen met hen opgenomen worden om de Here in de lucht te ontmoeten." Zie? Het zal dus gewoon net zo vers zijn.

33 Maar nu, tot die tijd, tot Hij komt, willen wij elke dag leven alsof Hij de volgende minuut kan komen omdat het het einde van uw leven kan zijn in die ene minuut. U weet niet wanneer u heengaat. Dit kan een van onze laatste ademtochten zijn; wij hebben haar nu in ons, dus u wilt leven alsof het zo is.

34 Maar nu, om verder te gaan, moeten wij hier voetafdrukken zetten in het zand van de tijd die anderen kunnen zien. Als Paulus niet de weg was gegaan die hij liep, dan zou Johannes niet geweten hebben hoe hij moest volgen. Als Johannes niet was doorgegaan, zou Polycarpus niet geweten hebben hoe te volgen. Als Polycarpus niet doorgegaan zou zijn, zou Irenaeüs niet geweten hebben hoe te volgen. Als Irenaeüs niet doorgegaan zou zijn, zou Martinus niet geweten hebben hoe te volgen. Ziet u wat ik bedoel? Iedereen moet voetafdrukken in het zand der tijd zetten.

35 Wel, als ik dacht dat er een denominatie of een andere groep gelovigen was, die iets beters hadden dan wij hier, broeders, dan zou ik gewild hebben dat dit kleine lichaam er onmiddellijk helemaal in mee zou gaan. Ik heb gewacht, ik heb ernaar verlangd, ik ben onder verwachting geweest en heb geloofd dat op een dag een groot iemand zou komen of misschien dat de grote profeet Eliza, waarover ik spreek, zal komen. Ik heb altijd geloofd en gedacht dat ik misschien zou leven om die dag te zien, wanneer ik zou kunnen veranderen, als ik zou zien dat die persoon op het toneel verscheen; dan zou ik mijn kleine gemeente kunnen nemen en zeggen: "Broeders, dit is de man waarnaar wij uitgekeken hebben. Deze man, dat is hem." Ik heb daarop gewacht.

     En als dat werkelijk is gebeurd, dan zie ik ernaar uit om van hieraf te zeggen: "Broeders, dit is de man." Komend van hier boven. Ziet u? En ik wil zien dat de gemeente zich zo onderhouden heeft.

36 Ik moet op iets getrapt hebben of iets gedaan hebben en een hoop meer leven in dat ding gebracht hebben. [Broeder Branham stapt op microfoonkabels van het audio-systeem – Vert]

37 Nu, ik zou dit dus willen zeggen, dat nu dit een gevestigde gemeente is...

38 Laat mij gewoon even opnieuw stoppen. Toen ik naar Bombay ging... (Ik reken dat als mijn grootste samenkomst vanwege het effect die hij op de mensen had.) En ik... Als men zegt dat er in Afrika dertig duizend mensen in een keer tot Christus kwamen, dan waren het er daar een honderdvijftig of tweehonderd duizend in één keer die tot Christus kwamen uit die half miljoen daar. Zie? Wat zou ik kunnen doen? Er was niets. Wellicht, misschien, laten wij zeggen dat er honderd duizend waren. Er was geen gemeente, niets wat ik kon doen. Er was niemand om aan hen te geven. De Boodschap die ik geloof... Er was zelfs geen pinksterdenominatie die met mij wilde samenwerken. En al die zielen zijn wellicht gewoon teruggedwaald tot de Sjiieten, Jaïnieten, Boeddhisten, waar zij ook maar vandaan kwamen. Geen plaats om hen heen te brengen. Nu, dat is een schande; dat is een oneer, zie, omdat ik geen samenwerking had vanwege het standpunt dat ik inneem. Zie?

39 Wel, in Afrika ging ik onder toezicht van de A.F.M. (de Afrikaans Faith Missions) en toen ik het deed... Natuurlijk kan ik het niet met hen eens zijn. Zij dopen de mensen in een drieënige doop, driemaal, met het gezicht naar voren. En een ander doopt weer driemaal achterwaarts: één voor één God, de Vader; de ander voor een andere God; de Zoon; de ander voor weer een andere God, de Heilige Geest; en hen drie verschillende keren dopend voor drie verschillende goden en al zulk spul. En wellicht had de Durban-samenkomst het niet juist; en de mensen zagen zo'n versnippering onder de pinkstergeloven, enzovoort, dat de mensen niet wisten wat te doen. Zij hadden geen plaats om heen te gaan.

40 Wellicht, wat als wij hier een opwekking hadden, broeders... Laat mij het zo stellen. Wat als wij net een grote opwekking gehouden hadden, en u broeders, u was net bekeerd en er was nergens een gemeente van dit type in het land. En ik zou de evangelist geweest zijn en nu zou ik weggaan en u zou mij misschien nooit meer weerzien? Wat zou u doen? U zou zich voelen als... U zou niet weten wat te doen. U kunt niet weer terug naar de modderpoel gaan. U kunt daar niet naar teruggaan met uw vrouwen die weer shorts dragen en uw... en terug naar uw kaartavonden en danspartijen en dergelijke, en ooit opnieuw tevreden zijn.

     U bent tot leven gekomen, u bent boven die zaak uitgestegen. U bent tot een plaats gekomen waar u in plaats van te zeggen: "Dit is onze geloofsbelijdenis", zegt: "Dit is Gods Woord." En u bent gekomen om hierbij te leven wat hier staat, en niet wat...

     En u gaat daarheen en luistert naar hen en hoort dat zij bingo gaan spelen en gaan dansen en dit, dat en nog wat en een klein beetje boodschap die niets inhield (over een burgemeester of zoiets die herkozen ging worden, of een of ander politiek zaakje) bekort tot tien of vijftien minuten. Nadat u hier dag na dag gezeten had en geweldige gastronomische jubelfeesten van het Woord en zo had gehad, zou u niet weten wat te doen!

     U zou er zo'n last van hebben, dat sommigen van u, leken, ervoor zouden voelen om een gemeente te beginnen, en het zelf te gaan prediken, omdat uw hart zou branden voor het Woord van God en u zou zich schuldig voelen tegenover de mensen die zich op dezelfde wijze als u zouden voelen. Nu, is dat niet juist? [De broeders zeggen: "Amen." – Vert]

41 Hoewel u weet dat Jezus komt, denkend dat Hij morgen zou komen, toch zou u vandaag iets willen doen voor die mensen, die medeburgers zijn van het Koninkrijk Gods, om samen te komen. U zou gemeenschap met hen willen hebben. Dat is juist. Dus, als het op deze wijze is...

42 Nu, ik geloof met heel mijn hart dat de Here mij geholpen heeft en mij gebruikt heeft om als speerpunt van een grote opwekking te dienen, een van de grootste die de wereld ooit heeft gehad sedert de eerste dagen, over de hele wereld. Wij weten dat. Dat is juist. Het was allemaal uitgegaan tegen die tijd dat Hij mij daarginds ontmoette bij de rivier en mij vertelde dat de Boodschap die ik had de tweede komst van Christus zou voorafgaan. En ik veronderstel dat hier vanavond niemand is die daar die dag was. Dat is ongeveer tweeëndertig jaar geleden, toen dat licht verscheen en daar stond, terwijl ik er recht naar keek. Honderden mensen stonden ernaar te kijken; het kwam recht naar beneden en die stem sprak.

43 Jaren later – vreemd dat de camera's hetzelfde beeld opnamen, lijkt het op dezelfde zaak, precies wat ik u zei, ginds bij de rivier. Nu, ik kan mij misschien in heel wat dingen vergissen, broeders, maar ik wil geen huichelaar zijn. Ik wil eerlijk en oprecht met u zijn.

44 En dan nog iets, als ik zou zijn weggegaan, wat dan? Dan zouden wij nooit een dergelijke gemeente hier hebben opgebouwd. Het is moeilijk te zeggen wat wij gehad zouden hebben, zie, als ik gewoon zou zijn weggegaan. Maar de God des hemels legde het op mijn hart deze kerk hier te bouwen. En toen Hij mij riep in de evangelisatie... Wij hebben voorganger na voorganger, enzovoort, gehad, maar nu hebben wij een dierbare broeder hier die van het geloof is, die de Boodschap gelooft. Wij hebben andere broeders hier gehad die de Boodschap geloven, dingen hebben...

45 (Spreek ik te luid, broeder Beeler?) [Broeder Beeler zegt: "Een beetje." – Vert] In orde, laten we eens kijken. ["Nee, ga door."] Ja, had...

     Wij hebben het materiaal.

46 En nu zegt u: "Wel, broeder Branham, als zij deze tekenen en wonderen van de grote God des hemels niet horen, hoe zullen wij het dan horen?" Welnu, wat als Paulus datzelfde idee zou hebben gehad? Zie? Wat... Maar dat had hij niet. Die opzieners bleven gewoon even trouw aan de Boodschap! En zij... en zo dikwijls als Paulus zijn ronde had gemaakt... U hebt de Bijbel gelezen, hoe hij deze gemeenten weer bezocht, met de voorgangers en de opzieners sprak, enzovoort, en vertroosting van de mensen ondervond en hoe hij gewoon een grote tijd van gemeenschap had, zoals een opwekking of grootse tijd van vreugdebetoon. En de Heilige Geest viel op hen en boodschappen kwamen voort.

47 Kijk toen hij daarginds naar Filippus ging, profeteerden zelfs zijn dochters en zeiden: "Er wachten onze broeder ketenen en de gevangenis wanneer hij daar naartoe gaat." Hij was nog maar net de tuin uit en hier kwam Agabus, een profeet, op hem af lopen; hij keek de straat over. En hij had Paulus nog nooit gezien, de algemene opziener van deze hele groep gemeenten in Azië. En hij liep er naartoe en trok de riem van zijn zijde waarmee hij zijn kleed vastgebonden had, bond zijn handen en zei: "ZO SPREEKT DE HERE: ketenen en gevangenissen wachten degene die deze hier droeg." Ziet u, profeterend.

48 Paulus zei: "Ik weet het, ik weet het, maar breek mijn hart nu niet. Laat mij mijn loop beëindigen." Hij was vermoeid; hij was aan zijn einde en hij ging voort en liet zijn opzienerschap over aan Timotheüs.

49 Nu, wij moeten aan de jonge mensen denken. Wij hebben kinderen. De meesten van ons hier, gehuwde mannen, hebben kinderen. Wel, wat met hen die opgroeien? Ziet u?

50 Zoals ik daar vroeger tekeer ging over diegenen die werpnetten uitwerpen in de rivier en die baarzen eruit trokken; en de drank, dronkaards en zo... Ik heb de baarzen zo hoog als het plafond opgestapeld zien liggen, grote fijne baarzen die daar lagen; de stank was over de hele rivier. Ik ging daarheen als een jachtopziener om hen tegen te houden. Ik kreeg een brief: "Laat hen met rust. Wat wilt u doen, het behoort aan Kentucky." Nu, de jachtopziener van Kentucky kan hier niet komen, omdat hij dan buiten zijn gebied komt. De jachtopziener van Indiana heeft er niets tegenin te brengen, omdat het water aan Kentucky toebehoort. Daar hebt u het; er is niets dat er aan gedaan kan worden.

51 Ik zei: "Ik heb een opgroeiende jongen die ook nog graag zou willen vissen. Wel, zij zouden zijn foto over twintig jaar nog in de krant zetten als hij een voorntje ving, maar dat laten ze toe – die netten, vallen en al het andere." En het wordt nu praktisch al zo. Ziet u? Wat is er aan de hand? U moet denken aan degenen die opgroeien!

52 Wij moeten dus denken aan de anderen die na ons opgroeien, aan deze jonge mensen, enzovoort, en aan een plaats voor onze kinderen. Wij willen onze dochters niet buiten in de wereld in dergelijke dingen; wij willen dat die meisjes opgevoed worden als hun moeders. En wij moeten daarvoor regelingen treffen. En wij weten niet of er geen morgen is. En als er geen morgen is, hebben wij niets anders gedaan dan bezig te zijn in de zaken van de Meester en worden op onze plaats van plicht gevonden, wanneer Hij echt komt. Zie?

53 Ik zou dit dus willen voorstellen; ik stelde het broeder Neville voor. Laten wij dit voortzetten zoals wij het nu hebben. Laten wij het gewoon laten zoals het is.

     Ik ben dankbaar voor deze jonge predikers. Zie, op de dag des oordeels zal er werkelijk geen excuus zijn voor deze complete valleien hier, omdat wij kleine gemeenten hebben uitgezet, overal, buitenposten, luisterposten die wachten.

54 Gisteravond was ik in de gemeente van een broeder en ik vroeg of allen daarbinnen waren verschanst achter het Woord en elke hand ging omhoog. Nu, dat gaf me een goed gevoel. Ziet u?

55 Nu, wat ik zou denken is dit, broeders, dat er zoals in de gemeente hier... Mijn bediening heeft naar het beste wat ik kan bedenken, vier dingen die gedaan kunnen worden: misschien zal het geen van de vier zijn, maar dat is het enige vooruitzicht dat ik kan bedenken... Als Diegene Die tot mij sprak daar bij de rivier... Als dat alles is wat was overgelaten voor de heidengemeente, wat wij ons realiseren in Openbaring, het zijn maar een, twee, drie hoofdstukken betreffende de gemeente... De gemeente gaat omhoog in het vierde hoofdstuk. Zij keert niet eerder terug dan in het negentiende hoofdstuk, dat is na de verdrukkingsperiode wanneer God de Joden eruit roept. Dat is juist.

56 En zoals Henoch omhoog voer voor er ooit een regendruppel op de aarde viel... Hij was verdwenen; toen zette de verdrukking in. Zie? Noach was in de ark voor er enige verdrukking begon. Lot was uit Sodom voor enige verdrukking inzette. Zie? En de gemeente zal weg zijn vóór enige verdrukkingsperiode.

57 Nu, gedurende de verdrukking die er zal zijn, zal de slapende maagd door de draak opgejaagd worden, die water uit zijn mond spuwt, wat menigten en volken betekent, legers die zullen doorzoeken en deze vrouw zullen nemen, het overblijfsel van haar zaad, en haar zullen doden. Nu, dat zal in de verdrukkingsperiode zijn.

     Maar de gemeente zal naar huis gaan. Nu, als dat morgen plaats zou vinden, zou het ons vandaag niet verhinderen om gewoon door te gaan. Laten wij rekening houden met vandaag.

58 Nu, wat ik daarbij bedenk is dat die engel, die deze woorden tot mij sprak, zei: "Zoals Johannes de Doper gezonden werd om de eerste komst van Christus vooraf te gaan (zie?) zal uw Boodschap..." Ik moest deze Boodschap brengen en het zou de tweede komst van Christus voorafgaan. Wel, als dit het geweest is, dan zijn we er echt heel dichtbij, broeders, omdat het uur en het licht van de Boodschap zo ongeveer voorbij is.

59 Merkte u op toen Pinksteren viel en die broeders met Pinksteren werden vervuld met de Heilige Geest, dat het nauwelijks enige tijd duurde voor de Boodschap begon te verflauwen en dat men kerken begon op te richten om het fort te behouden voor Christus, verwachtend dat Hij zou komen. Wel, dat is hetzelfde als wat er vandaag gebeurt. Als de Schrift waar is: "Ik zal herstellen, zegt de Here, al wat de rups en de kever opgegeten hebben", nu, als dat het is, als dat de Boodschap is (en God vergeve het mij, ik weet het niet) als dat het is, dan is de tijd zeer nabij, werkelijk, omdat de Boodschap voorbij is.

60 En onlangs 's nachts droomde ik dat ik onderscheiding zou hebben, waar een grote schare van mijn vrienden zich in een samenkomst verzameld hadden, duizenden van hen. Een knaap kwam mij daar halen... Billy komt gewoonlijk om mij op te halen, omdat hij niet tegen mij praat. En deze man praatte gewoon honderd uit en voor ik daarginds kwam, was de hele zalving die op mij was daardoor verdwenen. En toen zei ik: "Wel, ik zal daar gewoon heengaan en de Boodschap prediken door die mensen te vertellen: 'Flirt niet met die denominaties' enzovoort en 'Kom eruit', en zo." En toen ik bij het podium kwam, had dat mij verlaten.

61 Ik weet niet wat het betekende, maar ik ging voort. Ik weet het gewoon niet. Het zou het einde van mijn weg kunnen zijn; het zou de komst van de Here kunnen zijn; het zou de verandering van de dag kunnen zijn; het zou de komst kunnen zijn van die machtige, als het een ander moet zijn buiten wat reeds gekomen is; het zou dat kunnen zijn. Al die dingen waar wij uit hadden moeten trekken, het zou er zijn. En zoals ik hier vanavond voor God sta en voor u, broeders, ik weet het niet. Ik zou het u niet kunnen zeggen. Als ik het wist, zou ik het u zeggen, anders zou ik niet iets als dit naar voren hebben gebracht, als ik niet wist in welke richting... Als ik wist in welke richting de zaak uitging, zou ik het zeggen, maar ik weet het niet. Ik kan het niet vertellen. Ik ga nu door met samenkomsten zonder enige leiding. Ik ga, omdat ik daar niet stil wil zitten. Ik houd even goed als ieder ander ervan om de bossen in te gaan. Als ik hier fout in ben, God vergeve het mij.

62 Er zijn drie dingen die met mij zouden kunnen gebeuren. Het is òf het einde van mijn weg en laat deze andere opkomen; ik heb de weg geopend zodat hij hem over kan nemen, want bedenk, degene die komt prediken, zal op het Woord staan: "Het geloof van de kinderen herstellend naar dat van de vaderen." Het zou het einde van mijn weg kunnen zijn. Het zou kunnen zijn dat Hij mijn bediening weer verandert in dat van evangelisatie overzee. Of het zou kunnen zijn dat Hij mij niet meer als evangelist zal roepen en dat Hij mij ergens in de woestijn brengt om mij te zalven en mij uit te zenden als de 'beloofde' die moet komen, denk ik. Het zou elk van deze dingen kunnen zijn.

63 Ik kan niet voortgaan op de wijze waarop ik gegaan ben. Omdat ik... De mensen hebben mij geloofd. Ik moet dit zeggen. Ik zeg het voor mannen. Vele keren hebben de mensen mij als een profeet beschouwd. Ik beschouw mijzelf zo niet. Beslist niet, ik doe het niet. Ik heb... Ik zeg dit niet om nederig te zijn. Ik zeg dat om waarachtig te zijn. Ik beschouw mijzelf niet als een profeet van de Here. Ik heb die eer niet.

64 Ik geloof dat de Here mij gebruikt heeft in kleine speciale dingen om misschien te helpen een fundament te leggen voor een profeet die zal komen. Maar een profeet is niet werkzaam op de manier waarop ik werk; nu, u weet dat. Een profeet is geen evangelist en een evangelist is geen profeet. Een herder is geen evangelist en een evangelist geen herder. Maar God heeft in de gemeente gezet, ten eerste apostelen, dan profeten, dan leraars, dan herders, enzovoort. God zette hen in de gemeente en God gaf hun een ambt.

65 Maar de morgen toen ik die hoeksteen legde! Want, nu, als u geestelijk bent, snapt u het. Vanwege het uitroepen van de mensen! Als u dat eruit zou kunnen breken of het boek kon nemen en het lezen, staat er: "Doe het werk van een evangelist." Hij riep mij niet als evangelist, maar zei: "Doe het werk van een evangelist, want de tijd zal komen dat men de gezonde leer niet zal verdragen, maar zichzelf leraars zullen vergaderen, kittelachtig van gehoor zijnde, en zich van de waarheid af zullen wenden naar de fabelen." Zie? Hij citeerde die Schriftplaats en zei mij waar het stond; zei het driemaal. En ik nam de Bijbel en sloeg hem op waar Hij mij vertelde en daar stond het. En dan weet u over de twee emmers van de Pinkstereenheidsmensen en de Pinkster-Assemblies; ik heb hen nooit gekruist. Ik plantte hun eigen bomen precies waar zij waren, omdat ik geloof dat zij beiden verkeerd zijn. Maar ik was erbuiten, bij het kruis, bij de oogst.

66 God respecteert iedereen die oprecht is. Petrus zei dat. Hij merkte op dat God zonder aanziens des persoons was. Hij riep alle naties, toen zij ten huize van Cornelius de Heilige Geest ontvingen, zoals in het begin. Zie? God is zonder aanziens des persoons. Wij zien een persoon in diepe oprechtheid, die oprecht verkeerd kan zijn; maar als hij oprecht is zal God hem ergens tot het licht leiden. Hij zal ertoe komen omdat God verplicht is dat te doen.

67 En wij denken over de komst des Heren dat het zo'n geweldig iets is; en de Boodschap die nog maar net is uitgegaan; bedenk, er zal hier een voorbestemde groep zijn wanneer de Here terugkeert en het zouden er misschien niet meer dan een dozijn kunnen zijn. Zie? Wij weten het niet; het zouden er honderd miljoen kunnen zijn; misschien tien duizend. Maar als... De voorbestemden zullen de Boodschap horen en het geloven, als het de Boodschap is die God heeft gezonden, wat wij geloven dat het is.

68 Nu, hier zijn wij dan, precies hier helemaal aan het eind van de tijd, wanneer... Als God mij riep (luister nu, dit is niet om herhaald te worden), als Hij mij daadwerkelijk riep om Zijn profeet te zijn, dan oefen ik er zeker niet de taak van uit. Profeten evangeliseren niet. Een profeet verbergt zichzelf in de wildernis, alleen met God, tot Hij exact direct doorkrijgt wat God wil dat hij doet. En hij stampt er gewoon uit en geeft zijn boodschap en gaat opnieuw terug de wildernis in. Hij is geen evangelist die samenkomsten houdt en samenwerking verkrijgt en al deze dingen zoals evangelisten doen. Hij onderwijst niet zoals evangelisten. Hij heeft het ZO SPREEKT DE HERE en dat is het en dat is alles. Hij geeft het, werpt het uit en laat de spaanders vallen waar zij vallen en dan gaat hij weer weg. Niemand weet waar hij is. Hij is ergens in afzondering.

69 Nu, ik kan niet... of als Hij mij geroepen heeft om dat te zijn, dan kan ik geen evangelist zijn. En als Hij mij geroepen heeft om een evangelist te zijn, kan ik geen profeet zijn. Nu, vat u wat ik bedoel? Ik weet niet wat te doen. Ik heb eerbiedig gedaan toen Hij mij eerst vertelde over het vasthouden van de handen der mensen en voor hen te bidden en vervolgens het geheim van hun hart te kennen en al deze verschillende dingen. En broeders, dat is onfeilbaar! U weet dat dit de waarheid is. Ieder van u weet dat. Zie?

     En hoe Hij mij vertelde dat het door de wereld zou bazuinen. En dat heeft het helemaal gedaan. Elke natie onder de hemel heeft het gehoord, overal, kranten, bandopnamen, overal. Ik weet niet hoe het ooit gekomen is, maar vanuit heel de wereld komen brieven binnen, van mensen helemaal uit Thailand, en de Hottentotten daar, hoe die zendelingen daar met die banden zijn doorgedrongen en die uitleg van het Woord hebben gegeven. En nu horen wij ervan van over de hele wereld, zie, rondom de wereld. Nu, zij, de gemeente is universeel voorbestemd, overal. Er zullen er twee in het bed zijn, twee in het veld. Ziet u? Eén wordt opgenomen en één achtergelaten.

70 Nu, zoals ik het werk heb gedaan van een evangelist. En hier is mijn motivatie. Indien dat God behaagt en ik het werk goed heb gedaan, erop vertrouwend dat ik Hem behaagd hebt, vergiffenis vragend voor al mijn fouten, dan is Hij mij misschien van het evangelisatieveld aan het roepen om Zijn profeet te zijn. Als het zo is, zal ik de evangelisatie verlaten. Maar als Hij mij roept om Zijn profeet te zijn, kan ik geen evangelist zijn. Als ik een evangelist moet zijn kan ik geen profeet zijn.

     Ik vermeng anders de twee ambten; dat is waar ik mij altijd druk over heb gemaakt. Op het podium staande... Het is nooit goed geweest, succesvol. God heeft het gebruikt, maar ik heb nooit gedacht dat het Zijn directe wil was; het is Zijn toegestane wil geweest. Als je op het podium staat, zal een visioen of twee je bijna bewusteloos doen raken. Zie? En als je dan deze persoon vertelt hoe hij zichzelf in orde moet maken en wat hij moet doen, dan staat daar de volgende persoon; hij verwacht hetzelfde. En u kunt het hem niet vertellen tenzij Iets u zegt het hem te vertellen. En de andere mensen vinden dan dat u een verrader of een teruggevallene bent, of een demoon of zoiets, omdat u hun niet zegt wat zij willen weten. Zie, dat is niet het ambt, de wijze waarop een profeet werkt.

71 Een profeet blijft op de achtergrond tot hij regelrecht het ziekenhuis binnenmarcheert, of waar hij ook heengaat, met ZO SPREEKT DE HERE, en het zegt en weer terugmarcheert. Hij is helemaal geen evangelist. Hij houdt geen samenkomsten en bespreekt dingen, hij heeft het Woord des Heren voor ieder tot wie hij gezonden is.

72 Als hij naar het Witte Huis gezonden wordt, marcheert hij regelrecht naar het Witte Huis en zegt: ZO SPREEKT DE HERE. Als het tot de Gouverneur van de staat is, wie het ook is, het is ZO SPREEKT DE HERE. Hij lummelt niet rond met een groep kerken om te proberen hen ertoe te krijgen binnen te komen om het Woord te nemen en deze dingen te prediken zoals evangelisten; hij is geen evangelist.

73 U ziet dus, broeders, dat is de reden waarom ik mijzelf geen profeet noem. Ik ben zelfs niet in het ambt van een profeet. Ziet u? Nu, begrijpt u wat ik bedoel? Nu, ik zou zo een lange tijd door kunnen gaan, maar ik hoop dat ik niet teveel van uw tijd neem, zodat ik een beetje van dit Woord kan nemen dat ik vanavond wil lezen.

74 Nu, hiermee ben ik bezig. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik in Indiana zou moeten wonen. Ik ben een zwerver. Ik ben niet... Ik zal naar een plaats gaan en ik denk: "Ik zal hier naartoe gaan en mij hier vestigen. Dit is het." Ik kan het niet. Wanneer ik ergens anders kom, denk ik: "Ik zal hierheen gaan." Wanneer ik het doe...

     Mijn vrouw noemt mij (hoe heet dat lied dat men zingt?) Rusteloze winden. U hebt het gehoord, denk ik. De meesten van u hebben het horen zingen. Wel, zo noemt zij mij: "Rusteloze winden".

     Omstreeks de tijd dat ik hier kom, denk ik: "Jongen, ik moet gewoon naar huis. Ik moet m'n vrouw en kinderen zien. Ik moet gewoon meer naar de gemeente gaan en prediken." Als ik hier ben en hierheen kom en één keer predik, mijn vrouw kus en al de kinderen omhels, buiten in de tuinen het gras eens maai, komt er een vliegtuig overvliegen. Ik stop en veeg het zweet van mijn gezicht en ik wil ermee meegaan. Ik moet weer ergens anders heen. Wel, ik denk dat ik daarheen moet gaan en ik ga daarheen en ik predik daar een poosje en kijk rond... Daar vliegt er weer een andere over; ik moet met hem meegaan. Ziet u, er is geen vaste plaats voor mij. Ik kan het gewoon niet. Ik ben rusteloos, wisselend van plaats tot plaats... iets... Ik kan het niet helpen. Het is iets in mij – en ik weet dat ik het moet doen.

75 Nu, zoals de gemeente in haar tegenwoordige staat is, zou ik het verschrikkelijk vinden om hier weg te gaan. En te denken aan u allen, mensen, die hier zit waarvan ik geloof dat ik er een eeuwigheid mee zal doorbrengen ginds in het heerlijke land. Wij hebben fijne mensen, fijn materiaal, degelijk, oprechte mensen. Onlangs was er een opwekking uitgebroken in de gemeente hier onder de mensen. De Geest kwam onder hen en begon gaven te geven. Ik hield het in de gaten om te zien of het zou vervallen tot fanatisme. Telkens wanneer het zich in die richting begon te bewegen, zette de Geest het recht en bracht Hij het weer hiernaar terug. Ik dacht: "Prijs de Here." Zie? Houd gewoon uw plaats daar vast, dat is fijn. Zie?

76 Nu, wat mijn gedachte is, is dit... Als het mogelijk zou kunnen zijn dat wanneer ik ergens heen zou gaan... Ik weet niet waar ik heenga. Maar ik kan niet stilzitten en ik zal hier niet blijven. Ik kan het gewoon niet. Ik moet ergens heen bewegen. En ik zal daar waarschijnlijk niet langer dan een paar dagen blijven en weer ergens anders heengaan. Ik moet ergens heen; ik weet niet waar ik heen ga. Abraham wist evenmin waar hij heen ging. Hij stak gewoon de rivier over en trok weg. Dat is alles.

77 Ik voel dat wat wij behoorden te doen hier in deze tegenwoordige tijd... Ik geloof dat wij een gemeente nodig hebben. Ik geloof dat het Huis van God... U zegt: "Wel, waarom al dat geld erin steken als de Here zal komen?" Wel, wat goed zal het doen om het geld te houden als de Here komt? Zie? En als de mensen het geld bestemmen voor de kerk, is het onze plicht (met honderd procent van de stemmen hier die ik op die avond kreeg om de kerk te bouwen); bouw het dus! Ik zou zeggen: bouw het! Jazeker.

78 Ik heb dit voorheen nooit gezegd, maar ik wil het doen voor u, mannen. Ik wilde de vrouwen hier niet bij hebben, omdat de ene naar deze en de andere naar die kant overhelt. Nu, ik probeer u de reden te vertellen waarom ik het wil doen. Ik denk dat als de Here volgende week komt, laten wij dan deze week met de kerk beginnen. Zeker, laten wij het Hem tonen. Laten wij op onze post van plicht staan. Jazeker. En dan, als wij... wanneer de kerk opgetrokken is...

79 Wel...? Wat als Hij over tien jaar komt? Wat als Hij over twintig jaar komt? Of wat als het nog honderd jaar duurt? Wat het ook is, het doet er niet toe wanneer Hij komt. Wij weten dat Hij voor ons zal komen vóór die tijd, omdat wij geen honderd jaar meer kunnen leven, Hij zal voor ons komen, maar wij moeten ophouden met scheidingen te maken. Dan bedacht ik dit: waarom dan niet het kerkbestuur (ik spreek nu tot hen) die kerk laten bouwen? Maak hem hier; maak hem mooi en een fijne plaats waar de mensen kunnen komen.

80 Ik zou voorstellen dat broeder Neville de voorganger van de gemeente is zolang de gemeente aanduidt dat hij voorganger is; dat is de stem van de gemeente. Zolang hij die post van plicht vasthoudt en bij het geloof blijft en wil komen, de leiding van de Here voelt; dan is het de leiding van de Here voor hem om te blijven, als de samenkomst hetzelfde stemt.

81 Dan zou ik tot elk van deze mannen hierbuiten zeggen, deze andere mannen, zoals broeder Crase en broeder Junior en hen allemaal, zolang zij het als hun plicht voelen op die post en zij hier samen geassocieerd zijn... U kunt niet heengaan en met een Methodist samenkomen; u hebt geen gemeenschap met hen. De Baptisten zouden u er meteen uitschoppen als u gaat praten over spreken in tongen en de doop in Jezus' Naam. [Broeder Branham knipt met zijn vinger – Vert] Dat is juist. Als u daar zit, zou u als een duif zijn temidden van een troep kraaien. U zou totaal geen gemeenschap hebben. U zou sterven. Ik steek nu niet de draak met Methodisten en Baptisten, bedenk dat. Dat zeg ik niet. Ik maak slechts een vergelijking. Er zijn daar velen van die Methodisten en Baptisten, die goede mannen zijn, godvruchtige mannen, maar ik spreek over de gemeenschap. Er is een broeder (wat is zijn naam ook al weer?) daar achteraan vanavond, de evangelist die daar achteraan zit, broeder J.T. Parnell. Broeder Beeler, geloof ik, deze broeder die hier zit. Sommigen... Velen van u hier zijn mannen van God, met een roeping in uw leven; u kunt iets doen. Ga er niet bij zitten. Laten wij iets doen. Al kunt u maar één ziel redden, red die ene dan – ieder van ons.

82 Nu, ik denk dat deze kerk... als u mannen zou willen, wanneer u deze kerk bouwt, maak dit als uw hoofdkwartier en broeder Neville die hier is, als de senior oudste onder u. Zie? En soms krijgt u een vraag die u niet met uw gemeente ginds kunt bespreken, breng de vraag dan hier bij broeder Neville en bespreek het dan allemaal samen. Als u niet tot enige beslissing kunt komen; ik zal vrij spoedig langs komen, dan zullen wij er allen tezamen over komen.

83 En ga daarin vervolgens in uw eigen groepen ook andere predikers opleiden – mannen van wie u ziet dat zij een roeping in hun leven hebben voor de bediening. Train die jonge mannen; breng hen hier binnen bij de oudste. Komt u allen tezamen in een predikerssamenkomst en onderwijs daar de diepere dingen van God. Ga niet de verkeerde kant op. Neem iemand in wie u vertrouwen kunt hebben en die een soort leider voor u kan zijn. En als je het dan soms niet precies hetzelfde ziet als hij, dat is in orde; u bent hoe dan ook in het geloof, ga gewoon door. Misschien zullen we dan, wanneer wij dan samenkomen, allen tezamen bidden; de onderscheiding van God komt neer en Hij zal gewoon exact aangeven wat het is (ziet u?) en ons laten weten hoe het te doen.

84 En daarin kunnen gemeenten het gaan horen. En een groep mensen opleiden... En als ik ergens evangelistisch werk doe, zijn er plaatsen waar ik hen kan plaatsen over de hele wereld.

85 Wat als ik in India was... terugga naar India? En daar zou ik tot deze mensen zeggen... Misschien zou men er duizenden hebben; daar voor een week of twee blijven, en zij zouden de bediening zien; zij zouden het liefhebben; zij zouden geloven dat het de Waarheid is; zij zouden uit het heidendom komen. Dan moet ik... en in twee of drie weken misschien... Toen ik daar twee avonden was en er misschien een honderdduizend tot Christus bekeerd waren, konden zij nergens heengaan. De volgende dag nam ik een vliegtuig en ging terug naar Rome en vervolgens naar de Verenigde Staten; liet hen gewoon als schapen achter te midden van de wolven.

     Wat als ik een groep mannen, jonge mannen, had getraind in de Boodschap (zie?) om te zeggen: "Nu, wacht even, voor ik hier vertrek, zullen wij deze gemeenten op orde zetten. Ik zal een man hebben, die ik reeds een telegram gestuurd heb. Men heeft het geld, ze zijn nu op weg hierheen om dit over te nemen – een goede man. Er zijn twee of drie jonge mannen bij hem die zijn helpers en assistenten zullen zijn"?

86 En een gemeente van dit geloof kan daar uitgezet worden, welke een buitenpost zal zijn in India, en Duitsland, in Zwitserland. Wel, we zouden ze nu gehad moeten hebben in al de naties waar ik geweest ben. En de Boodschap... van daaruit komt dan een andere voort, van een andere komt weer een andere. Ziet u wat ik bedoel? [De broeders zeggen: "Amen." – Vert]

87 Nu, morgenavond of overmorgenavond zult u Mattson Boze hier zien komen die mijn vriend is. U zult gewoon zien wat één kleine gebrekkige Zweed daarginds deed in Tanganyika. Hij ging daar binnen en... Nu, Mattson Boze is een goed man, maar hij gelooft niet het soort geloof dat wij geloven.

88 Ik heb hem gewoon meegenomen en hem gewoonweg vastgepind aan de Schrift. Ik zei: "Mattson, je bent mijn vriend. Je springt nu niet op of zet het op een lopen. Wij zullen hier gewoon blijven staan en elkaars hand vasthouden als Christenbroeders en praten." Ziet u?

89 En ik legde de Boodschap gewoon aan hem voor en hij stond daar gewoon en zei: "Broeder Branham, je hebt zeker gelijk."

90 Ik zei: "Nu Mattson, je gelooft dat niet, anders zou je het accepteren."

91 "Wel broeder Branham, ik geloof dat wat je zegt de Waarheid is."

92 "Waarom accepteer je het dan niet?" Zie? Duwde hem er met z'n neus bovenop. En hij... Zodra hij dan weg is, is hij het kwijt. Zie?

93 Maar let gewoon op wat die man deed in zijn zendingspost daarginds – slechts één man; omdat hij meteen bericht naar Chicago kon sturen en Burton kon laten komen en heel de rest van hen, en hen zo daarginds heen kon zenden om het werk te beginnen, tot zij nu in de tienduizenden komen uit één kleine opwekking. Geen man met gaven, slechts een man die genoeg moed had om erheen te gaan en te beginnen.

     Wat zou er gedaan kunnen worden met dit hier? Het zou zijn gekomen tot miljoenen. Zeker. Wij hebben die tijd verloren. Dat zou mijn suggestie zijn.

94 Bedenk nu, als u zo doet zult u ontdekken dat er tijden kunnen zijn dat u het oneens zult zijn met broeder Zo-en-zo. U zult het hier niet over eens zijn. En bedenk, zolang u tot de plek komt dat u zegt: "Wel, omdat hij het niet hetzelfde gelooft als ik, zal ik geen..." Dan is er iets verkeerd met u! Er is niets verkeerd met die ander, er is iets fout met u! Wanneer broeders proberen samen vast te houden.

95 Er is één ding; wij Branhams, we zijn met z'n negenen, en wij konden vechten als honden. Maar nadat wij klaar waren met vechten, waren wij nog steeds Branhams. De een wist dat de ander een Branham was en ik wist dat hij een Branham was en hij wist dat ik een Branham was. Zie? Maar wij konden vechten. U doet dat in uw familie, maar zij zijn nog steeds uw broers.

     En zo is het. Wij mogen verschillen, dat is in orde, maar wij zijn nog steeds één. Wij zijn één in Christus. Wij geloven deze Boodschap en laten wij er bij blijven.

96 En ik geloof dat dat de zaak is om te doen, om te blijven voortgaan tot Jezus komt. En dat is wat ik op deze wijze wilde zeggen. En ik geloof dat als u het zou hebben als...

97 Ziet u, u moet er enthousiast over zijn. Als u er niet enthousiast over bent, dan is er iets verkeerd. Er is iets verkeerd. U moet niet alleen zeggen: "Wel, vorige maand was ik erg enthousiast, maar nu weet ik het niet." Zie, dan is er ergens iets verkeerd. Ziet u? U moet altijd enthousiast zijn, en gewoon doorstoten, het is de duivel die probeert u te pakken...

     Zoals ik altijd van onze laatste president heb gehouden, meneer Eisenhower. Ik had grote bewondering voor generaal Eisenhower. Hij zei: "Wanneer wij vochten, kwam het vaak voor dat wij een patroon pakten en in het geweer deden en hem spanden, de trekker overhaalden en hij ketste. Hij ging niet af." Hij zei: "Wij gaven ons niet over. Wij pakten misschien een andere en misschien ketste deze ook. Wij gaven het niet op. Wij bleven doorketsen tot er een afging."

98 Dat is het, dat is de manier om de oorlog te winnen. Blijf proberen! Stop de patroon erin en haal over. U hebt een streven, een doel om te treffen. En als hij niet afgaat, gooi hem eruit en doe er een ander in en probeer het opnieuw. Doe hem erin en probeer het opnieuw tot er een afgaat. Eén van hen daarbinnen zal in leven zijn. En één zal afgaan. Maar dat is de manier waarop wij het moeten doen. Blijf gewoon afvuren en afvuren tot er iets gebeurt.

99 Wat doe ik? Ik vuur nu gewoon. Ik ga daarheen zonder het zelfs te weten – zonder enige leiding. Wat een verantwoordelijkheid! Miljoenen mensen kijken naar u: "Wat gaat u doen? Wat is de volgende zet?" Sommigen denken dat ik dood ben; sommigen denken dit. Zelfs toen dat geweer onlangs afging en men zei dat ik probeerde zelfmoord te plegen – van alles, zie, door het hele land en alles. Zie? Maar u hebt dat allemaal om tegen te strijden. Dan hebt u de last van het volk.

100 En stelt u zich eens voor, wat als God het op ú zou plaatsen dat u het hart van de mensen kende waar u mee sprak? Denk daarover na! Zie, broeders, misschien... Ik weet dat u lasten hebt, maar u begrijpt het niet. En behalve dat, heb je de verantwoordelijkheid hier.

101 U zegt: "Wel, dat behoorde gemakkelijk voor u te zijn, broeder Branham. God vertelt u gewoon alles wat u moet doen." Nee, dat doet Hij niet. Ik zweet het uit net als u en nog heel wat harder. Zeker. Ik moet het veel harder uitzweten dan u.

     En er zal meer van mij vereist worden. Waar u zich moet verantwoorden voor een gemeente, waar u zich moet verantwoorden voor uw gezin of gewoon misschien voor uzelf, ziet u, zijn er miljoenen zielen waar ik me voor moet verantwoorden. En ik moet weten welke stappen ik onderneem. En als Satan u slaat om één ziel of een paar zielen die u zult vangen, wat dan hier buiten waar het miljoenen betreft? Hoeveel meer harde klappen geeft hij daar? Ziet u? Dus u hebt een hele hoop om te overdenken, broeders. Geen wonder dat ik soms nerveus word. Zeker.

102 Maar nu... Ik sla er gewoon op los nu. Ik werp er een patroon in; als hij afgaat, daar is het. Als hij niet afgaat, zal ik niet ophouden. Ik zal die ene eruit gooien als een blindganger en een andere proberen. Eén zal afgaan, dat is alles. Een zal ergens afgaan. Dan wil ik op het doel gericht zijn, zodat als hij afgaat, ik het voorwerp zal treffen waarop ik schiet. Nu, u weet wat ik bedoel, daar ben ik zeker van. Zie? Er is ergens iets. Ik vertrek naar deze samenkomsten, gewoon ginds mezelf erin stortend, ik streef er niet naar deze grote dingen aan hen te leren die ik aan u onderwijs.

103 Herinnert u zich die droom waarvan ik de uitlegging kreeg? "Ga terug en sla voedsel op." Waar was de voorraadschuur? Deze tabernakel. Waar is er iets dergelijks over het land hier waar dan ook dat zich kan meten met de Boodschap die wij hebben?

     Nu natuurlijk, onze kleine broeders hier die hierin mee betrokken zijn, deze andere kleine gemeenten, zijn de onzen. Wij zijn één.

     Waar zou u heengaan om het te vinden? Toon iets vergelijkbaars waar dan ook. U komt regelrecht in denominationele geloofsbelijdenissen terecht; u zult gewoon regelrecht weggaan van de Naam van de Here Jezus; u zult gewoon regelrecht weggaan van deze andere dingen. Zie? En hier is het waar het voedsel is opgeslagen.

104 Wel, één boodschap die ik hier tot u allen predikte... Kijk, ik heb van één tot zes uur lang tot u gepredikt over één boodschap. Wel, als ik een van die boodschappen moest gebruiken, zou ik gewoon een week nemen om gewoon een beetje hier en een beetje daar te nemen, zie, omdat het hier is opgeslagen.

105 Het is op banden; het zal wereldwijd op de banden uitgaan waar mensen in hun huizen... Die banden zullen regelrecht in de handen vallen van de voorbestemden van God. Hij kan het Woord richten; Hij zal alles gewoon precies naar zijn loop leiden. Dat is de reden dat Hij mij terugzond om dit te doen. "Sla het voedsel hier op." Hij verbood mij om overzee te gaan.

106 Broeder Arganbright zei: "Wel, kom; ga. U hebt één avond, maar wij zullen u op een toeristische reis meenemen door het hele land." De wijze waarop ik zag dat broeder Fred en broeder Banks probeerden te gaan.

107 Ik zei: "Ik zou niet op die manier willen gaan." Zie? Het toonde dat er iets anders was.

108 Ik heb er nu gewoon mijn uiterste best voor gedaan, maar ik weet niet welke kant op te gaan. Maar er ligt overal ammunitie om mij heen. Riep Hij mij terug naar de evangelisatie? Heeft Hij mij geroepen voor buitenlandse zendingsreizen? Heeft Hij mij geroepen om Zijn profeet te zijn? Moet ik ergens herder zijn? Wat ik ook moet doen, ik zal gewoon patronen in blijven steken en de hamer spannen. Een ervan zal afgaan! Maar ik zal niet blijven kijken en zeggen: "Here, doet U de patroon maar in het geweer." Ik zal de patroon in het geweer doen en zelf de trekker overhalen. Laat Hij het afvuren doen. Hij is Degene om daar zorg voor te dragen. Laat mij gewoon blijven voortbewegen.

109 Wanneer ik nu naar deze samenkomsten ga, ga ik gewoon uit. Ik weet het niet, ik zou misschien niet één ding over deze Boodschap zeggen zoals ik die hier predik; ik kan misschien zelfs niet één avond van onderscheiding hebben. Ik weet het niet. Ik ga slechts uit, niet wetend wat ik zal doen. Ik zou het u niet kunnen zeggen; ik ga gewoon, en dat is alles.

110 En dat is de wijze waarop u het moet doen. U hebt iets in gedachten. De mensen hier willen een kerk. Bouw haar! Bouw haar op, zo vlug als u kunt. Verkrijg uw leraars en zo.

     U broeders ginds met uw kleine gemeenten, en u wilt het, u doet een werk; God zal u daarvoor belonen. Ga daar uit! Predik! Doe alles wat u kunt. Komt u allen tezamen, u groep mannen; en houd samenkomsten en spreek over diepe dingen van de Schrift.

     En bid. Kom hier niet gewoon samen tenzij u slechts komt voor een gebedssamenkomst. Bid in het verborgene. Blijf buiten op de plaatsen, ga in uw kamers, ergens in het verborgene, en kniel gewoon neer en sta slechts voor God en blijf daar. Als u dan ontdekt, dat het ernaar uitziet dat er iets oprukt, o, u gaat gewoon heen en u ontdekt dat het een beetje van het Woord afgaat, wees dan voorzichtig! Ongeacht hoe goed het eruit ziet, stop precies daar! Een verkeerde geest trof u, omdat de Boodschap van deze dag naar het Woord is, zie?

111 Als u zegt: "O my, broeder Branham, ik zeg u zo-en-zo. Wel Zo-en-zo stond onlangs 's avonds op en dit andere ding gebeurde zo."

     Houd het in de gaten! Houd het scherp in het oog! Verwerp niets. Wacht gewoon en zie hoe het zich ontwikkelt en leid het dan tot het Woord en zie hoe het met het Woord overeenkomt. Als het dan overeen komt met het Woord en alles in orde is, dank God en blijf dan gewoon voortbewegen, zie, zolang het in het Woord blijft. Dat is mijn mening wat ik denk dat u zou moeten doen.

112 Broeder Neville, broeder Ruddle, broeder Crase en broeder Beeler en u allen broeders hier, Junie, waar u ook bent, en de rest van u broeders, God zegene u rijkelijk.

     Ik zie Terry, Lynn, Charlie Cox, David, een hoop van u jonge mannen hier, God zalve u. My! Wat zou ik graag een handvol van u oppikken om evangelist te zijn en u ergens uit te zetten, zie, wetend dat u bent opgewassen. U kunt staan, kent de Boodschap en bestudeert het om uzelf te bewijzen. U voelt een roeping in uw leven... Ik zie twee of drie jonge mannen, en vier of vijf die op een andere rij hier achteraan zitten en ik houd daarvan. U bent een jonge man; ik word oud. Broeder Neville wordt oud. Wij zijn mannen van middelbare leeftijd. Als de tijd voortschrijdt. zullen wij na een poosje van het toneel verdwijnen; u moet dan in onze schoenen gaan staan. Zie? En zo ziet u... En misschien dat het in die dag zelfs groter uitgegroeid zal zijn, als er een morgen is.

113 Maar terwijl er een heden is, laten wij werken terwijl het dag is. Morgen zal misschien nooit komen. Als het komt, laten wij er gereed voor zijn. Ziet u wat ik bedoel? Nu, dat is wat ik bij u als gedachte zou willen achterlaten.

114 Zou het niet wonderbaar zijn om daar een broeder te zien uit Utica, broeder Crase, en al u andere broeders hier, die samenkomen, elkaar ontmoeten, op één plaats bijeenkomen? Komt u dan samen, u predikers, en bespreek de dingen. U zult ergens gemeenschap moeten hebben. U moet iets hebben om samen te komen, om er zo'n beetje over tot elkaar te komen. U komt allen samen als een groep mannen en gelooft met elkaar en dergelijke, bespreekt deze problemen en zet ze uiteen, misschien eens per maand, slechts de predikers alleen. Ontmoet elkaar ergens in één van uw gemeenten. Zit daar en bespreek het en praat erover, ieder van u voorgangers en evangelisten en wat u ook bent.

     En als er dan een groot probleem oprijst waar u niet uit kunt komen, dan, als ik geroepen ben op het veld der evangelisatie... Ik weet niet of dat zo zal zijn; en als het zo is, weet u dat ik steeds telkens zal terugkomen. En als u dan te maken krijgt met deze dingen, zullen wij, wanneer ik hier terugkom, bij elkaar komen en ervoor gaan zitten. Als één van u een roeping in zijn leven heeft... Wij zullen niet iets als persoonlijke gesprekken hebben zoals we gehad hebben. Wij zullen gewoon samenkomen en daar blijven tot wij het ZO SPREEKT DE HERE hebben.

115 En als u de predikers recht kunt krijgen, en hij de goede kant op gaat, kijk wat hij zal doen. Hij zal invloed uitoefenen op een... Het zou zorgen voor honderden van deze dingen. Dat is het. Wij banen slechts de weg, ziet u? U moet het in een systeem krijgen, Gods systeem.

116 Zoals Jethro zei tot Mozes: "Wel, jij kunt het niet allemaal uitzoeken." En God stelde oudsten aan, zo'n zeventig stuks, en nam van de Geest Die op Mozes was en zette Hem op die zeventig oudsten. En zij profeteerden en het verzwakte Mozes niet in het minst. Het versterkte hem. Hij had nog evenveel profetie in zich als voordat men de Geest der profetie van hem afnam. Zie? Hij scheidde slechts af en zei: "Nu, Mozes, laat hen de kleinere zaken oordelen, maar wanneer het tot de grote zaken komt, kom jij dan met hen binnen en help hen zo."

117 Nu, dat is de manier. Dat was Gods wijze daarginds; dat was Gods manier in het eerste gemeentetijdperk, en ik geloof dat het Gods wijze nu is (dat is juist) voor ons om het zo te doen. Dus laten wij het doen. Stop gewoon met erover te praten en doe het. Dat is alles. Wij kunnen het doen door de genade van God. Gelooft u niet?

     Nu, laten wij zien. O, ik heb mijn tijd verbruikt, maar...

118 Billy schreef een notitie hier. Even een ogenblik, dan zal ik zien wat het is. "Ik ben van New Albany... dochter, Grace... Memorial Hospital... brak haar arm... wil gebed voor haar... T-r-o-u-b, W.C. Troub." Troub, zoiets dergelijks. Laten wij bidden voor deze jongedame.

119 Onze hemelse Vader, terwijl wij nu spreken... En ik denk dat misschien toen Irenaeüs uitkeek over zijn kleine groep mannen, het wellicht een heel wat kleinere groep was dan er hier vanavond is. En zij hadden geen stoel om op te zitten. Zij zaten op oude koude, platte rotsstenen en zij zaten daar terwijl hij tot hen sprak. Die mannen gingen uit, zelfs wanneer zij wisten dat zij door te gaan aan de leeuwen gevoed konden worden, hun hoofden afgehouwen. Maar het geloof van onze vaderen is nog steeds levend, ondanks kerker, vlam en zwaard.

120 Ik dank U voor deze mannen, Heer. Ik bid dat U hen zult zegenen. Zegent U ieder van hen nu in Uw Naam, zodat U hen in het geloof zult houden dat eens aan de heiligen werd overgeleverd, opdat zij daar nooit van zullen afwijken. En moge U uit deze groep voorgangers, leraars en evangelisten zenden. O God, sta het toe. En mogen zij overal het fort bewaken, waarheen zij ook gaan. Mogen zij voortdurend werken totdat Jezus komt.

121 En nu, Vader, bid ik voor elk van deze verzoeken die hier vanavond binnengekomen zijn en vraag of U deze kleine dame daarginds wilt gedenken die net haar arm heeft gebroken. Moge de kracht van God Almachtig haar genezen en haar gezond maken. Sta het toe, Here. Ik bid dat U haar zult helpen en zegenen. Zegen haar geliefden voor het opbellen. En moge de kracht die Jezus uit het graf deed opstaan, dit meisje doen opstaan. Moge haar arm gezond worden.

122 Al deze verzoeken die vanavond werden vermeld: die arme jongen die daar ligt, die dit heeft, ik hoorde de broeder het aankondigen, dat de ziekte van Hodgkin hem heeft verteerd tot zijn gezicht verbrand is van de radium en dergelijke die men hem gegeven heeft. God, wees barmhartig voor die jongen; laat hem leven.

     Wij denken aan die man die niet toebereid was om U te ontmoeten en nu is heengegaan. Zijn vrouw met een verbrijzeld hoofd, het geadopteerde kind, al deze anderen!

     Zuster Bruce die dat water droeg; zij wordt oud, Vader. En zij heeft daar haar armen verbrand en het is over haar lichaam gegaan. Wij bidden voor haar. Zij ligt waarschijnlijk in het ziekenhuis en wij bidden dat U haar zult bevrijden en haar daaruit zult brengen. Sta het toe, Vader. Wij vragen deze zegeningen in de Naam van Jezus Christus. Amen.

123 Nu, ik wil u iets vragen. Ik vraag u of u vindt dat wij nog wat tijd hebben voor een klein beetje van het Woord. Hebt u dat? [De broeders zeggen: "Ja." – Vert] Gewoon voor... Ik weet dat het wat laat is, maar ik had een klein iets hier dat ik vandaag uitdacht, waarover ik graag even zou willen spreken en wat u misschien kan helpen. En ik dacht eerst dat ik dit zou aankondigen. Nu, het is op deze band, en als iemand er ooit naar zou willen verwijzen, zal Jim hem hebben, zie, over wat ik denk dat er gedaan behoorde te worden, en nu wat er gedaan zou moeten worden aan de... voor u, broeders.

124 Nu, weet u, toen die mannen vanouds uitgingen, dat zij soms slechts met zes of acht samen waren? En zij deden het land schudden. Wel, u weet, toen Aquilla en Priscilla bij die grote opwekking kwamen die Apollos daarginds had, waren er slechts ongeveer zes of acht mannen en vrouwen in die groep. Die hele gemeente bestond uit zes of acht mensen. U hebt er vijf-, zes- of zevenmaal zoveel hier vanavond als zij toen hadden.

125 U weet dat Jezus slechts twaalf apostelen had. Wij denken altijd aan iets groots, maar God handelt niet met die grote aantallen. Hij doet het in deze kleine groepen. Zie? Kijk terug door heel het tijdperk, telkens als Hij een ontmoeting met de mens had, was het in kleine groepen, zie, en sprak met hen en verordineerde hen. Het is Gods welbehagen om dat te doen. Hij houdt ervan het zo te doen. Nu, wij willen gewoon God in ons midden houden en deze dingen gaan doen.

126 Zondagmorgen, zo de Here wil, wil ik tot u spreken over "Avondtijd evangelisatie". En dan zal ik, indien de Here het toelaat, waarschijnlijk tot laat in de herfst vertrekken, en voor ik weer terugkom zal het waarschijnlijk rond september zijn.

     En ik hoop dat tegen die tijd alles wonderbaar voor u zal gaan, broeders, en dat uw samenkomsten zullen groeien in aantal en dat de genade Gods op u allen moge zijn tot wij elkaar weer ontmoeten. En ik vertrouw erop dat u voor mij zult bidden, en voor het succes.

     Gedenk mij in uw gebeden. Dat betekent dat u mijn collega's bent, dat u mijn maat bent, mijn helper; en samen zijn wij helpers in de Here. En nu, wanneer ik daar buiten voor de vijand sta, wil ik die getrouwe, echte soldaten gedenken, die gebed beantwoord krijgen voor de zieken en aangevochtenen, en dat die mannen voor mij bidden. Ik ben degene die het daar buiten nodig heeft. Ik heb het echt nodig; bid dus allemaal voor mij wanneer u samenkomt. Vergeet mij niet in enige samenkomst. Bid voor mij.

127 Nu, in Johannes, het negende hoofdstuk, wil ik nu slechts enkele minuten lezen vanaf het zesentwintigste tot en met het vijfendertigste vers. En dan zullen wij sluiten over twintig of dertig minuten, of misschien voor die tijd, zo de Here wil. Ik wil deze Schriftplaatsen nu lezen van Johannes, Johannes 9:26–35. Ik heb het hier opgeschreven, gewoon iets waaraan ik dacht.

     En zij zeiden weer tot hem: Wat heeft Hij u gedaan? Hoe heeft Hij uw ogen geopend?
     Hij antwoordde hun: Ik heb het u reeds gezegd, en gij hebt het niet gehoord; wat wilt gij het weer horen? Wilt gij ook Zijn discipelen worden?
     Zij gaven hem dan scheldwoorden, en zeiden: Gij zijt Zijn discipel; maar wij zijn discipelen van Mozes;
     Wij weten, dat God tot Mozes gesproken heeft; maar van Deze weten wij niet, van waar Hij is.
     De mens antwoordde, en zeide tot hen: Hierin is immers wat wonders, dat gij niet weet, van waar Hij is, en nochtans heeft Hij mijn ogen geopend.
     En wij weten, dat God de zondaars niet hoort; maar zo iemand godvruchtig is, en Zijn wil doet, die hoort Hij.
     Van alle eeuw is het niet gehoord, dat iemand de ogen van een blindgeborene geopend heeft.
     Indien Deze van God niet was, Hij zou niets kunnen doen.
     Zij antwoordden, en zeiden tot hem: Gij zijt geheel in zonden geboren, en leert gij ons? En zij wierpen hem uit.
     Jezus hoorde, dat zij hem uitgeworpen hadden, en hem vindende, zeide Hij tot hem: Gelooft gij in de Zoon van God?

128 Nu, ik zou graag slechts gedurende enkele minuten tot u, broeders spreken, wetend dat mijn praatje hier... Ik weet niet wat eruit zal voortkomen. Ik vertrouw erop dat God het op de een of andere wijze zal gebruiken. En hierin nu, op Zijn Woord... Ik weet dat broeder Sink, broeder Neville of een van u predikers gewoonlijk predikt. En daar ik hier bij u ben, als u mij niet kwalijk neemt, zou ik graag op deze wijze een beetje tot u willen spreken.

129 Nu, ik wil hier het onderwerp nemen van De zijde van Jezus kiezen. De Farizeeërs en leiders van Zijn dag probeerden Hem altijd te kleineren voor de mensen. Dat was gewoon een manier van werken van de duivel. Al de Farizeeërs en de leraars van Zijn dag probeerden voortdurend Jezus te vernederen. Zij bekladden Hem met alles wat zij maar op Hem konden afgeven. Zij hielden Hem steeds in het oog om te ontdekken waar zij een fout konden vinden. En zij spraken nooit van Zijn goede dingen, zij waren er altijd op uit iets te vinden waarmee zij Hem konden kleineren en zouden kunnen zeggen: "Ziet u dit, kijk hier eens. Als Hij een Man van God was, zou Hij zo niet doen", of: "Als Hij een Man van God was, zou Hij het niet op die manier doen." Zij probeerden Hem in een slecht daglicht te stellen om de mensen ertoe te krijgen Hem niet te geloven. Dat is het werk van de duivel.

130 En dat oude plan is nooit opgehouden. Vele keren zal een prediker een fout maken. En als hij in een omgeving komt, een dierbare broeder die probeert te doen wat juist is en de mensen juist te leiden, zal de duivel alles doen wat hij kan om de ongelovige of de zogenaamde Christen in die omgeving te wijzen op de slechte kant van die man.

     Weet u dat de echte christelijke weg is alles te verbergen wat u kunt van een broeder. Vertel niet zijn slechte dingen, vertel slechts zijn goede dingen. Vertel slechts wat u over hem weet wat goed is. Als er iets slechts is, laat het met rust. De arme kerel heeft hoe dan ook genoeg tegen zich. Probeer niet een stok te pakken om iemand verder in de put te duwen. De christelijke houding is om hem op te beuren en hem uit de put te trekken. Zie? Probeer hem nooit verder naar beneden te duwen; hij is al beneden. Probeer hem er bovenop te helpen. Maar teveel van ons vandaag, teveel mensen vandaag, kan ik zeggen, proberen dat te doen. Als zij maar het een of ander kunnen krijgen dat zij zouden kunnen zeggen dat heel slecht was...

131 Nu bijvoorbeeld, als één van u broeders een fout zou maken en iets verkeerd zou doen, waaraan u onderworpen bent; ik ook, ieder van ons. Maar als wij voortgaan, laten wij wel bedenken dat wij broeders zijn; wij zijn broeders. En als wij enige strijd hebben, laten wij met elkaar vechten. Breng het samen. Breng het voor onze broeders en los het op.

132 Nu, vroeger in de Branham-familie, als één van de kleintjes iets had gedaan, gingen ze Bill erover vertellen, omdat ik de grootste was. En ik moest daar staan en bepalen wie goed of verkeerd was. Wel, mijn beslissing was dat als zij... wie goed of verkeerd was. Als zij het nog steeds niet geloofden dan gingen zij het achter mijn rug om uitvechten. Maar zij waren nog steeds broeders. Ziet u? Zij zouden in de achtertuin met elkaar vechten en in de voortuin vóór elkaar vechten. Zo ging dat, zie, en wij waren nog steeds broeders.

133 Wel, zo moeten wij dit doen. Zie? Als u iets tegen iemand hebt, uw broeder, vertel niet iemand anders erover. Als het fout is, ga naar hem toe en zeg het hem. En als hij dan tegen u zal argumenteren, neem dan iemand anders met u mee. Breng het dan naar voren op de manier waarop de Bijbel het zei.

134 Maar wat Jezus betreft, zij probeerden Hem gewoon steeds in een slecht daglicht te stellen om Hem te kleineren voor het oog van de mensen.

     En dat is wat de duivel wil. Dat willen zij. Zij willen uw invloed voor de mensen kapot maken. Zo gaat dat. U moet zorgvuldig letten op wat u doet. Wandel als echte mannen van God, spreek als mannen van God. Zie? Handel als mannen van God, leef als mannen van God, omdat de duivel, uw tegenstander rondgaat als een brullende leeuw die probeert te verslinden wat hij kan.

135 Waarom deden zij dit? Zij waren jaloers op Hem. Dat was de reden waarom zij probeerden Hem te vernederen. Zij waren jaloers op Zijn bediening. En dat is de reden waarom zij probeerden Hem te kleineren. Wel, Hij had de bediening van God en zij wisten dat, maar het was in tegenspraak met hun geloofsbelijdenis; zij probeerden Hem dus te kleineren. Elk klein dingetje dat zij konden vinden, gebruikten zij om Hem uit de weg te krijgen. Zij wilden Hem stoppen; zij wilden dat de mensen Hem afkeurden.

     Zij wilden zeggen: "Nu, deze kerel is niets. Kijk eens hier. Nu, daar is Hij en Hij heeft dit gedaan. En u weet dat dit niet juist is. Ons werd heel ons leven onderwezen dat wij de oudsten zouden geloven. En hier is Hij, stond daar precies en kafferde die oudste uit. Hij was het oneens met de traditie van onze vaderen en wij behoorden de traditie van onze vaderen te geloven. Dat werd ons al die jaren geleerd door elke rabbi. En hier komt deze Man langs en is het oneens met hen." Zie? "Wel, zo'n man is niet geschikt om prediker te zijn." Zie? Zij probeerden Hem te kleineren.

136 Maar in dat alles werden degenen die Hem geloofden en Hem liefhadden en Zijn schriftuurlijke wondertekenen gezien hadden, er door hen niet van afgehouden. Zeker niet. Zij die Hem geloofden, geloofden Hem. Zij die Hem liefhadden, stonden achter Hem. Zij wilden niet zien wat anderen onder hun aandacht wilden brengen.

137 O, als wij zo konden zijn. Als wij slechts niet konden zien. Als iemand hier langs zou komen en zeggen: "Weet u wat? Men zegt dat u een Pinksterman bent."

     "Niet door denominatie."

     "Wel, u was de... u bent van die soort die doopt in Jezus' Naam."

     "Ja, dat is juist."

138 "Wel, laat mij u iets vertellen. Ik kende eens een man die zo gedoopt was en hij deed zus-en-zo."

139 Maar kijk, dat heeft er niets mee te maken. Het is een duivel die probeert u in een slecht daglicht te stellen. Zij zullen u altijd trachten te wijzen op een oud schip dat op de kust schipbreuk heeft geleden, maar zij wijzen u niet op degene die de reis veilig volbracht. Dat is juist. Zie? Dat is juist.

140 Zij proberen altijd een stinkend voorval naar voren te brengen en te zeggen: "Dit is het voorbeeld, dit is wat er gebeurde. O, ik weet van een bepaalde prediker die een heiligheidsprediker was en hij deed dit, dat of wat anders." Maar zij brengen anderen niet onder de aandacht die geen heiligheidspredikers waren en dat ook deden. Ziet u? En zij wijzen niet op de grote dingen die God deed.

141 Zoals wanneer iemand zou zeggen: "O, deze man hier ging te ver. Hij ging te ver." Hij mag dat gedaan hebben. "Hij leed zelf schipbreuk; hij ging te ver, hij werd een fanaticus." Hij kan dat gedaan hebben. Maar als zij wijzen op hoeveel er – of op degene die te ver ging, wat met deze miljoenen die nooit ver genoeg gingen? Dat zagen zij niet. Ziet u wat ik bedoel? [De broeders zeggen: "Ja." – Vert]

142 Dus de mensen probeerden het, die Farizeeërs en Sadduceeërs en huichelaars, en Herodianen en allen probeerden Jezus in een kwaad daglicht te stellen; maar die ware gelovigen die voorbestemd waren om de Boodschap te horen, hoorden het en zagen er totaal geen fout in.

143 Hetzelfde gebeurt nu. Degenen die Hem geloven, hebben Hem lief. Degenen die Hem geloven zien helemaal geen fout in Hem. Zij zien geen enkele ketterij; zij zien niets verkeerds; zij zien niets verkeerds met Zijn Woord; zij zien niets verkeerds met Zijn mensen; zij zien slechts Jezus en dat is alles. Zij zijn voorbestemd tot eeuwig leven, dus kiezen zij gewoon de zijde van Jezus en blijven daarbij.

144 Vroeger zongen wij een liedje, broeder Roy Roberson. En wij zongen hier vroeger een liedje; ik denk in de tijd dat je hier kwam:

Ik zal de weg nemen met de weinige verachten des Heren,
Ik ben met Jezus begonnen en ik ga door.
Ik zou liever met Jezus alleen gaan,
En zoals Jakob een steen als kussen hebben.

145 U hebt het liedje wel gehoord. Dat is juist. Ik zou liever de weg van de onenigheid nemen, de weg van de verfoeiden nemen, de weg nemen van degenen waarover gekletst wordt, en met Jezus wandelen. Ik zie er totaal geen fout in. Zie de fout van een ander niet, blijf gewoon voortgaan. Dat is alles.

     Nu, dat is de manier waarop zij met Jezus deden. Zij... En u moet uw mensen onderwijzen, u voorgangers, om hetzelfde te doen.

146 Als er iemand langs komt die zegt: "Weet u, uw kerk, zij waren zus-en-zo. Zij..." Jazeker.

147 Er kunnen dan een dozijn van hen daar zitten, maar wat met degene die in orde is en daar zit? Zie? U bent... U kunt gewoon door de bomen het bos niet zien; dat is alles. Nu, dat is het, opnieuw terug. Ziet u het nu?

148 En dus probeerden zij... Zij waren niet bereid toe te geven dat Hij het werk van God deed, dus probeerden zij tweedracht te zaaien en de mensen ertoe te brengen niet te geloven, maar de mensen die Hem geloofden, bleven gewoon bij Hem; zij kozen partij.

149 Weet u, ik dacht hier... Een paar mensen heb ik hier opgeschreven... De blinde man zou niet door hen veranderd kunnen worden, die man aan wie Hij net zijn gezicht gegeven had; wij kennen het verhaal. En Hij stelde hun bovendien een zeer prikkelende vraag. Nu, zij kwamen eraan.

150 En Jezus liep voorbij en Hij was een Man Die veracht en gehaat werd. De Bijbel zei dat Hij zou worden verworpen; er zou geen schoonheid aan Hem zijn dat wij Hem zouden begeren. En wij allen dwaalden als schapen. Hij was een Man van smarten en vertrouwd met ziekte. En hoe de hele Bijbel sprak van wat Hij zou zijn. Hij zou veracht zijn en verworpen. En wij zien die Man.

     Nu, degenen die het Woord geloofden, wisten dat die dingen die Jezus deed, en de dingen uit Zijn leven... zij wisten Wie Hij was. Zij konden dus geen enkele blaam op Hem werpen, omdat zij het niet konden zien. En u weet dat liefde hoe dan ook blind is voor die dingen; liefde bedekt menigerlei zonden, weet u. Perfecte liefde werpt vrees uit en zonde en alle onenigheid, zo werkt liefde.

151 Nu, deze blinde man zat daar en Jezus en Zijn discipelen kwamen langs; en ik denk dat Jezus hun hier een lesje gaf. Toen zij deze arme, blinde man zagen, dachten zij: "Wel zeker, daar steekt ergens een zonde achter."

     Wanneer wij iets met een mens zien gebeuren, zeggen wij altijd: "Wel, hij zondigde; hij raakte ergens uit de wil des Heren." Toen broeder Crase tegen de paal reed, was hij uit de wil des Heren geraakt volgens iemands gedachte. Toen het geweer bij mij explodeerde: "Wel, hij was uit de wil des Heren." Broeder Neville reed tegen de wagen: "Hij was uit de wil des Heren." Dat is niet helemaal waar. Beslist niet. Dat is het niet. God laat deze dingen toe.

     Jezus keerde Zich om en leerde hun een les.

152 Zij zeiden: "Zijn vader moet gezondigd hebben, of zijn moeder; of zondigde hijzelf?" Jezus zei: "Geen van hen zondigde, maar het was opdat de werken van God bekendgemaakt mochten worden." Amen! Zie? God laat gewoon dingen gebeuren opdat de werken Gods gemanifesteerd worden. Nu, Hij sprak dus tot de man en gaf hem zijn gezicht en Hij ging weg.

153 En hier kwamen de Farizeeërs toen dat gerucht zich verspreidde. Hier was een man die blind was, die daar zat te bedelen, en nu kon hij zien. En dat was een gerucht dat onder hen rondging, en o my, dat wekte iets op! En hier kwamen zij aan en zij zagen dat de blinde kon zien.

     En eerst wilden zij een manier vinden om al de mensen vrees aan te jagen, omdat zij reeds gezegd hadden: "Als iemand achter deze nieuwe leer aangaat en achter deze nieuwe Profeet, Jezus van Nazareth genaamd, zal hun onmiddellijk hun lidmaatschap en de gemeenschap van de kerk worden geweigerd. Zij kunnen niet meer naar de synagoge gaan. Als u zich met Hem associeert, één van Zijn samenkomsten of zo bijwoont, kunt u niet meer komen."

154 Zij wilden er dus een grote vertoning van maken, omdat zij Hem haatten. Zij dachten niet aan die arme blinde man, maar zij wilden er een groot vertoon van maken om de mensen bij Hem te doen wegblijven.

155 Zij zeiden dat zij zijn vader en moeder wilden vragen; zij gingen er dus heen en haalden de vader en moeder. Zij zeiden: "Is dit uw zoon?"

     Hij zei: "Jawel."

     "Was hij blind geboren?"

     "Ja meneer."

     "En waardoor ziet hij?"

156 En de vader en moeder waren bang, zegt de Bijbel, omdat zij wisten dat zij uit de synagoge gezet zouden worden als zij toegaven dat het zo was. En u ziet, daar vernederden zij Hem! Zij zeiden: "Nu, wij weten dat dit onze zoon is."

157 O, waarschijnlijk stonden daar een paar duizend mensen. Maar als hij kon... Als die stinkende Farizeeërs alleen maar een smet op Zijn Naam konden brengen, of iets konden doen om de mensen af te schrikken, zodat zij Hem daar voor die samenkomst konden wegjagen. Zie? Al Zijn invloed zou verdwenen zijn.

158 Dus zeiden ze... Een groep van hen kwam daar naar voren met hun priesterlijke gewaden aan, en zij zeiden: "Spreek voor hem."

159 Zij zeiden: "Wij weten dat dit onze zoon is; wij weten dat hij blindgeboren is, maar hoe hij nu ziet, weet ik niet. Vraag het hem, hij is oud genoeg." Zie? In orde.

160 Zij gingen hem dus halen. Zij zeiden: "Wie gaf u uw gezicht? Hoe heeft Hij u genezen?"

     Hij zei: "Iemand, genaamd Jezus van Nazareth, gaf mij mijn gezicht."

161 En zij zeiden: "Geef Gód de eer. Wel, wij weten dat deze Man een zondaar is. Van waar is Hij?"

162 Hij zei: "Ik weet het niet. Hij kwam langs en genas mij en dat is alles wat ik erover weet. Eén ding weet ik wel. Of Hij een zondaar is of niet zou ik u niet kunnen zeggen; ik weet het niet, ik ontmoette de Man vandaag. Maar als Hij mij mijn gezicht kon geven, weet ik dit ene ding, dat waar ik eens blind was, ik nu kan zien. Daar ben ik zeker van, want een half uur geleden was ik blind, en nu kan ik gewoon net zo goed zien als jullie allemaal. Ik weet dus dat ik kan zien."

163 O, wat stak hen dat! Zij dachten dus: "Wel...?"

164 Hij zei: "Wel, wilt u ook allemaal Zijn discipelen worden?" Dat is goed. Dat is een goed solide getuigenis. Dat, dat... dat is goed. Dat is een goede achtergrond. Dat is echt goed getuigen, zou ik zeggen. Hij zei: "Wilt u ook allemaal..."

165 Hier is een lekenlid, een blinde man, die op straat staat, na Jezus ontmoet te hebben en die nu de discipelen vraagt... de Farizeeërs vraagt of zij Zijn discipelen willen zijn, de bisschoppen, de leidslieden. "Wilt u ook Zijn discipelen worden?"

166 Zij zeiden: "Nee, u bent Zijn discipel, wij zijn Mozes' discipelen." Helemaal terugkijkend in de geschiedenis, weet u. "Wij zijn Mozes' discipelen. Wij weten niets over deze Man; wij weten niet waar Hij vandaan komt. Wel, wij hebben geen aantekening dat Hij ooit enige van onze scholen bezocht. Hij is nooit gekomen om ons over deze dingen te vragen, zie. Wij weten er niets over. U mensen daar buiten, beseft u dat die Man niet verordineerd is? Die Man is een waarzegger of zoiets; hij is Beëlzebul. U bent betoverd. Wel, Hij heeft geen enkele autoriteit; wij hebben het Hem nog niet gegeven, ziet u? Wij weten zelfs niet waar deze Man vandaan komt."

167 Deze oude knaap die daar stond kon zien en zei: "Nu, dit is een wonderlijke zaak." Zie? Hij... die Farizeeërs stonden op het punt de mensen neergeslagen te krijgen door hen bang te maken. Zie? Maar hij had Jezus' zijde gekozen, zie, dus zei hij: "Dit is een wonderlijk iets."

     Laat mij het uitleggen met enkele woorden die hij gezegd kan hebben. "Nu, u makkers hier hebt al honderden jaren de religieuze dingen beheerst en u spreekt van een komende Messias en iets dat er zal gebeuren in de schaduwen der tijd wanneer de Bevrijder komt om ons te bezoeken. En u vertelt ons wat Hij allemaal zal doen wanneer Hij komt. En hier, u, de geestelijke leiders, de hogepriesters en priesters van deze gemeenschap, staat hier tezamen voor deze mensen en probeert Zijn Naam zwart te maken, probeert iets kwaads tegen Hem te zeggen; en de Man kwam en opende mijn blinde ogen. Ik werd blind geboren. Hier zijn mijn vader en moeder die getuigden dat ik blind geboren werd en ik heb hier gewoon al deze jaren bij u gezeten, blind geboren. En dit is nog nooit gebeurd sedert de wereld begon. En hier kan een Man een wonder komen verrichten dat nog nooit is gedaan sedert de wereld begon, en u, de geestelijke leiders, weet er niets over!" Whew! Hm! Hij zei: "Ik zeg dat dit een wonderlijke zaak is."

168 Hij koos de zijde van Jezus. Zie? Er werd toegestaan dat hij blind was, zodat de werken van God gemanifesteerd konden worden, zie, opdat Hij aan de kant van de Here Jezus kwam. Hij koos Zijn zijde.

169 Nu, hij gaf ze een gevoelige slag. Weet u wat zij deden? Zij zeiden: "Nu, wij weten dat u in zonden geboren werd en probeert u ons te leren?" En zij gooiden hem de kerk uit; sloegen hem eruit; stootten hem eruit, wierpen hem eruit.

     Maar zodra hij uitgeworpen was, merkt u op, vond Jezus hem opnieuw! Amen, amen! Jezus vond hem opnieuw. Wees dus niet bezorgd als men u eruit gooit. Hij zal u opnieuw vinden. Zie? In orde.

     En Hij zei tot hem: "Gelooft gij in de Zoon van God?"

170 Hij zei: "Here, Wie is Hij?" Hij wist het zelfs niet, maar het enige wat hij wist, was dat waar hij eens blind was, hij nu kon zien.

171 Nu er is één ding dat ik weet, broeders. Zij mogen dit fanatisme noemen en wat zij ook maar willen; maar waar ik eens een zondaar was, ben ik nu in genade gekomen. Er is iets met mij gebeurd. Zie? Dit ene weet ik nu: door Zijn Woord te vertrouwen, door Hem te geloven. Ik ben uit elke organisatie geschopt onder het aangezicht des hemels. Er is geen van hen die mij nog wil ontvangen. U weet dat. Sommigen van hun mannen willen wel, hier buiten, goede mannen die het accepteren, maar elke organisatie wijst mij af. Dat is juist. Maar Hij heeft mij gevonden. Hij zal mij hier of daar ergens vinden. Dat is juist. Zie? Dat is juist. Op die manier komt Hij langs.

172 En het zal dus allemaal in orde zijn, omdat wij de zijde van Jezus willen kiezen. En de enige manier waarop u de zijde van Jezus kunt kiezen is de kant te kiezen van wat Hij zei; Zijn Woord te geloven. Laten wij dus Zijn kant kiezen.

173 De blinde man gaf hun een echt getuigenis. In orde. Wij ontdekken opnieuw dat zij probeerden Zijn Naam te gronde te richten. (Nog even, ik moet hier enkele dingen overslaan.)

     Dus op een keer was er een Farizeeër. Ik predikte er hier enige tijd geleden over en noemde het "Jezus' voeten wassen". Ik geloof dat u mij allen daarover hoorde prediken, toen een Farizeeër Jezus vroeg om naar zijn huis te komen. Een grote oude, stijf-vormelijke Farizeeër vroeg Hem te komen. En u weet dat ik er een klein toneelspel van maakte, hoe de bode kwam en Hem vond en dat Hij kwam. Toch wist Hij dat Hij gehaat werd, maar Hij ging hoe dan ook. En toen zij Hem binnenbrachten, wasten zij nooit Zijn voeten. En zij lieten Hem daar zitten, stinkend en al, van de rommel van de weg, en daar zat Hij.

174 En een kleine vrouw kwam binnen. Zij dachten: "O my, de Heer is goed voor ons, want kijk, dit máákt ons grote feest gewoon!" Zij hadden Hem daar gebracht om de draak met Hem te steken. Zij brachten Hem daar om zich met Hem te vermaken. En nu dachten zij dat de Here gewoon met hen meewerkte, omdat deze slecht bekendstaande prostituee, daar huilend Zijn voeten met haar tranen waste en ze afdroogde met haar haar. En de oude Farizeeër en al de andere priesters stonden daar in de hoek en zeiden: "Broeder, alles... De Heer zet het gewoon exact voor ons in elkaar. Hier kunnen wij nu precies Zijn Naam bekladden. Hij noemt Zichzelf een profeet en de mensen denken dat Hij een profeet is. En zij noemen hem de Galilese Profeet. En Hij beweert zelfs de Messias te zijn en wij weten dat de Messias een Profeet zal zijn. En hier zit Hij daar achteraan. Zie je waar wij Hem gebracht hebben? Kijk daarnaar. Jongen, wij hebben Hem nu precies in de val! Daar zit Hij achteraan als een geslagen hondje of zo, en een prostituee van Zijn eigen soort kwam langs om zo Zijn voeten te wassen. En nu weet Hij het zelfs niet. Als Hij een profeet was, zou Hij weten wat voor soort vrouw dat was. Nu, jongens, hier zullen wij er eentje op drinken, omdat kijk daar..." Zie?

175 Zij deden alles om Zijn Naam te ruïneren, alles om het vertrouwen van de mensen te ruïneren, niet wetend dat zij van de duivel bezeten waren om dat te doen. Zij werkten in harmonie met de duivel om te proberen de Naam van de Zoon van God zwart te maken.

176 Waarom deden zij dit, broeders? Omdat zij nooit de Schriften onderzochten. Jezus zei: "Onderzoek de Schriften waarin gij denkt eeuwig leven te hebben en die zijn het die van Mij getuigen." O, wat een bediening had Hij! Zie? Jazeker. "Als Ik niet de werken doe van Mijn Vader, geloof Mij dan niet." Zie?

177 Maar hier zei deze Farizeeër: "Nu hebben wij Hem. O, kijk hier, er zijn waarschijnlijk vijftienhonderd mensen hier op dit feest. Nu, kijk Hem daar zitten. Daar zit Hij samen met een prostituee!"

178 En o my, wat was dat in die dag iets verschrikkelijks! Whew! Hm! En daar was Hij bij een slecht bekendstaande vrouw; binnengeglipt, het leek alsof hij was binnengeglipt. Hij was de voetwasknecht voorbijgelopen en al het andere, en zat daar.

179 En zij zeiden: "Hier is zij daarginds Zijn voeten aan het wassen. Nu, als Hij een profeet was... Ziet u wel, broeders, die Man is geen Profeet. Als Hij een Profeet was, dan zou Hij weten wat voor een vrouw dat was die Zijn voeten waste."

180 En Jezus zat gewoon naar haar te kijken, bewoog geen voet tot zij gereed was. Als u iets voor Jezus zult doen, gaat Jezus een poosje naar u zitten kijken. Uh-huh. Hij laat u begaan tot u klaar bent en dan komt de beloning. Misschien loopt u uw hele levensloop voor Hem te werken, maar wees niet bezorgd, er is een beloning aan het einde als u gewoon uw weg aan Zijn zijde kiest!

181 U kunt misschien niet één persoon waarvoor u bidt zien genezen, blijf gewoon voor hen bidden. Ik heb vaak gezegd: "Als ik vanavond voor vijfhonderd mensen bid en 's morgens zijn ze alle vijfhonderd dood, dan zal ik morgenavond Goddelijke genezing prediken en voor de zieken bidden." Zie? Dat heeft er niets mee te maken. Zie?

182 Hij zal u laten komen tot nederlagen en al de rest, totdat u aan het einde van de weg komt en uw werk beëindigt, zoals Hij die vrouw leidde. Zij wilde Hem een dienst bewijzen, dus hield Hij gewoon Zijn voeten daar en liet haar die wassen. O, als Hij had gezegd: "Doe dat niet", zou zij opgesprongen en weggelopen zijn; maar Hij liet haar de dienst bewijzen.

183 En nadat zij ermee klaar was, de dienst beëindigde die zij zou doen, keek Hij op naar die huichelaar die daar achteraan stond, die probeerde Zijn Naam zwart te maken en Hij zei: "Simon, Ik heb u iets te zeggen; niet tot haar, maar tot u. U die daar achteraan staat; in uw hart is dat de reden waarom u Mij hierheen hebt gebracht. U hebt geen gemeenschap met Mij. Wist Ik het niet? Maar u hebt Mij hierheen gebracht en u hebt Mij daar laten zitten om Mij voor gek te zetten. U hebt Mij geen water gegeven om Mijn voeten te wassen; u hebt Mij nooit iets gegeven om Mij de pijn te verzachten. Ik die hier zit, brandend en met pijn, u gaf Mij geen olie voor Mijn gezicht. U was beschaamd om Mij welkom te kussen of Mij de hand te schudden. Zie? U was beschaamd tegenover uw gezelschap; u was beschaamd om het te doen. Deze vrouw heeft sinds zij binnenkwam, niets anders gedaan dan Mijn voeten te wrijven en ze te wassen met de tranen van haar eigen ogen, ze af te drogen met de handdoek van haar eigen haar. Dan zal Ik u tonen of Ik een Profeet ben of niet." Amen! Ik houd daarvan.

184 "Nu, Ik wil u gewoon even spreken. Uw zonden, die vele zijn, zijn u allemaal vergeven." Hm!

185 Ruïneerden zij Zijn Naam? Zij dachten dat zij het hadden gedaan; zij dachten dat zij het hadden gestopt; zij dachten dat zij Hem zo hadden vastgezet, dat Zijn opwekking nooit in die gemeenschap zou kunnen komen; zij dachten dat zij Zijn invloed geruïneerd hadden, maar er was maar één persoon voor nodig die Hem liefhad om de hele situatie te keren!

186 Hoe weet u dat ú niet die persoon bent voor uw gemeenschap of voor iemand die u zult ontmoeten? Kies Zijn zijde; bewijs Hem een dienst; doe iets voor Hem. Weet u wat ik bedoel, broeders? [De broeders zeggen: "Amen." – Vert] Kies partij voor Jezus. Neem Hem; maak Hem tot uw keuze. Doe dienst voor Hem ongeacht wat iemand anders... of u ervoor terugbetaald wordt of wat ook. Het maakt geen verschil. Wacht tot het werk voorbij is.

187 Wat zou u Hem graag horen zeggen... Zelfs al hebt u gebeden voor de zieken en zijn zij niet gezond geworden, al bad u om tot spreken in tongen te komen en kwam u er niet toe; u bad om te profeteren, u deed het niet; maar toch, het enige dat u kunt doen is het verhaal van Jezus in uw gemeente vertellen, of in uw gemeenschap, op uw werk. U zou zelfs niet één ding kunnen doen, niet één persoon leiden... Die vrouw leidde er niet één tot Christus, maar zij deed een dienst voor Hem. En wat maakt het uit als Hij aan het einde van de weg zal zeggen: "En Ik zeg u dat al uw zonden, alhoewel er misschien niet één gebed voor u beantwoord werd... Maar u kwam op basis van Mijn Woord. U kwam omdat u Mij geloofde en Mij een dienst bewees. En Ik zeg dat de vele zonden die gij hebt begaan, u allemaal vergeven zijn"? Dat zou voor mij genoeg zijn! Amen. Jazeker. In orde.

188 Zij willen zeggen: "De dagen van wonderen zijn voorbij", enzovoort. Laat hen maar voortgaan het te zeggen, maar laten wij de dienst voor de Here doen.

     Zij haatten Hem omdat zij jaloers op Hem waren. Dat is de enige reden; zij waren jaloers.

     Zij probeerden Zijn invloed te vernietigen voor de mensen; hetzelfde als wat zij nu doen. Als zij slechts de invloed van de Boodschap voor de mensen kunnen vernietigen, dan hebben zij de zaak verslagen. Dat is juist. Waarom probeerden zij het te doen? Omdat Hij tegen al hun geloofsbelijdenissen was en tegen al hun kerkelijke leerstellingen en alles waarin zij geloofden, en al hun geloven, enzovoort, noemde... Hij was er allemaal tegen, en zij haatten Hem, omdat Hij Zich niet aan hen stoorde.

189 Nu, als Hij zou zijn binnengekomen en gezegd zou hebben: "O, Kajafas, wonderbare man van Mijn Vader, Ik ben de Messias. Kom hier Kajafas. Ziet u dat water daar? U herinnert zich dat Mozes, de grote profeet, daar in Egypte het water in bloed veranderde. Herinnert u zich dat, Kajafas?"

190 "O jonge vriend, ik ben heel goed met die geschiedenis bekend."

191 "In orde Kajafas, Ik zal het water nu van water in bloed veranderen om u te tonen dat Ik die Profeet ben waarvan Mozes sprak. Daar is het, Kajafas. Wat denkt u ervan?"

192 "Wat denkt U van Kajafas die een Farizeeër is? Wat denkt U over de Farizeeërs?"

193 "O, Ik denk dat zij het wonderbaarste soort mensen zijn. O, u houdt allen de traditie van de vaderen precies juist."

     "Weet U, U zou de Messias kunnen zijn."

194 Nee, Hij zou het niet geweest zijn! Dat zou het merkteken geweest zijn dat Hij het niet was. Als u iemand ziet komen die zegt: "Kom hier en ik zal u tonen wat ik zal doen." En: "Kom hier en ik zal dit doen en dat doen." Bedenk dan nu direct dat er iets verdachts aan is om mee te beginnen.

     Jezus zei: "Ik doe niets tot de Vader het Mij eerst toont." Zie? Ja.

195 Hij was tegen hen; Hij leerde tegen hen. Hij veroordeelde hun "sabbat houden"; Hij veroordeelde de manier waarop zij zich kleedden; Hij veroordeelde al hun levensmanieren, al hun tradities, al hun wassen van potten en ketels en handen wassen en al de rest. Hij veroordeelde elk stukje ervan. Wat hun kleding betreft, zei Hij: "U draagt geborduurde gewaden en verlangt de hoge zetels en houdt lange gebeden en verslindt de huizen der weduwen. U ontvangt zwaarder oordeel."

     "Wel, bedenk, ik ben doctor Zus..."

196 "Ik geef er niet om wie u bent." O man, Hij maakte het hen werkelijk zwaar. Zij houden niet... Waarom? Omdat zij Hem niet geloofden; Hij was het Woord. Zie? Hij probeerde die wettische troep te verbreken.

     En als Hij hier vandaag op aarde was, zou Hij hetzelfde proberen te doen.

197 Sommige mensen zeggen: "Wel, wacht nu even. Wij houden altijd de sabbat. Wij doen dit. En weet u, wij houden dit allemaal en wij houden dat en elk... Wel, elke Goede Vrijdag... Wel, wanneer de vastentijd komt; veertig dagen voor Pasen, houden wij altijd de vasten. Ik geef het roken gedurende veertig dagen op. Ik geef het drinken op gedurende veertig dagen, gedurende de vastentijd." O! Traditie der vaderen, wettische mensen. Als u God liefhebt, rookt u niet in de eerste plaats. Als u God liefhebt, dan... Ik schreef het op de achterkant van mijn kleine Bijbel, de eerste die ik ooit had. Ik schreef:

Stel mij geen dwaze vragen;
Prent dit in uw gedachten.
Als u de Here met uw gehele hart liefhebt,
Rookt u niet, drinkt, noch... Rookt u niet, pruimt u niet, noch drinkt u enige sterke drank.

198 Dat geldt vandaag nog steeds. Ik doe het niet omdat ik denk dat Hij mij veroordeelt als ik het doe; ik zou ermee willen stoppen omdat het een smerig iets is en niet past bij een prediker. Dat is juist. Ik wilde niet zeggen...

199 Ik ben vaak naar huizen geweest, en er zijn vrouwen die daar buiten staan. En ik ging naar het huis en klopte op de deur en een zuster deed de deur open en zei: "Kom binnen, broeder Branham." Als haar man daar niet was, ging ik niet, tenzij het een geval van ziekte was en er iemand bij mij was. En dan zou men mij opbellen naar een ziekenhuis of naar een hotelkamer en zeggen: "Broeder Branham, kom hierheen. Ik ben zuster Zus-en-zo van Zo-en-zo. Ik ben hier in het hotel. Ik bracht mijn moeder mee; zij is ziek." Ik zou mijn vrouw meenemen. Als ik het niet kan, neem ik een broeder mee. Zie? Ik ga niet, ik denk niet...

200 Ik denk dat het in orde zou zijn als ik daar binnen ga, maar wat als iemand mij daar zag binnengaan? Zie? Wat als iemand mij dit zag doen? Zie? Het eerste, weet u, wat men zou zeggen, is: "Hij ging daar binnen waar die vrouw was. Hij jaagt achter vrouwen aan." Ziet u, dat zou iets zijn dat ik niet zou moeten doen. Zie? U zou nooit iets dergelijks moeten doen, omdat u een struikelblok wordt op iemand anders weg. Zie? Ik geloof niet dat ik daar binnen iets verkeerds zou doen. Ik vertrouw God als ik daar binnen ga. Ongeacht wat de zaak was, ik zou God vertrouwen. Maar toch, zie... en ik houd genoeg van de Here dat ik het niet zou doen. Zie, het is een liefde die u hebt. U doet het niet omdat het een plicht is om het te doen; u doet het omdat u de Heer liefhebt. U hoeft het niet te doen, maar u doet het hoe dan ook.

201 Paulus zei mij: "Alle dingen zijn geoorloofd, maar niet alle zijn nuttig." Zie? Paulus had misschien vele dingen kunnen doen waarvan hij wist dat de Here hem begreep en vertrouwde, maar het was niet wenselijk voor hem om het te doen.

     Dat is dus de wijze waarop deze wettischen proberen te zeggen: "Veertig dagen voor Pasen beginnen wij altijd met vasten." En zij eten gewoon evenveel als anders. Misschien zeggen zij: "Wel, ik houd niet van bonen, ik zal dus geen bonen eten gedurende de vastentijd." Ik heb hen dat horen zeggen: "Ik houd niet van varkensvlees, ik zal dus gewoon geen varkensvlees eten, weet u." "Ik zal stoppen met drinken gedurende de vastentijd."

202 Een vrouw zei mij: "Weet u wat ik dit jaar opgeef voor de vastentijd, broeder Branham?"

     Ik zei: "Nee, wat?"

203 Zij zei: "Snoep. Ik heb er toch al nooit veel om gegeven." Zie?

204 Daar hebt u het. Nu, zij noemen dat vasten. Zie? Wettisch. Zij zeggen: "Wel, ik moet... weet u, ik ga al een lange tijd met tegenzin naar de gemeente. Want ik zeg u dat ik de zondagsschool gedurende een vol jaar volhield omdat mijn leraar zei dat ze een Bijbel zouden geven aan degene die geen dag miste."

205 Nu broeder, dat is een manier om te gaan. Ik zou liever een Bijbel gaan kopen. Zie? Als u niet naar de gemeente gaat omdat u de Heer liefhebt, kunt u evengoed wegblijven. Dat is alles. Zie? Omdat... U gaat daarheen omdat u God liefhebt. Ik denk aan dit lied dat wij zingen:

Gezegend zij de band die bindt
Onze harten in Christelijke liefde;
De gemeenschap van verwante geesten
Is gelijkend op die van boven.

Wanneer wij uit elkaar gaan
Geeft het ons inwendig pijn.
Maar wij zullen in het hart steeds verenigd zijn
En hopen elkaar weer te ontmoeten.

206 Ziet u? Dat is het. "Wanneer wij uit elkaar gaan geeft het ons inwendig pijn." Ik heb de tijd gezien, broeders... (Laat mij ons niet veroordelen, maar laat mij gewoon ons van iets bewust maken!) Ik heb de tijd gezien in deze gemeente, dat wanneer de mensen moesten wachten tot woensdagavond om elkaar te ontmoeten, zij erover huilden. Dat is juist. Ik heb predikers hier zien binnenkomen en zij zouden zeggen: "Hoe doet u het?" Wel, die mensen zijn gewoon één van hart. Zie?

207 Zij ontmoeten elkaar aan de deur en zeggen... Die zusters ontmoeten elkaar daar achter en omhelzen elkaar en zeggen: "Zuster, vergeet niet om voor mij te bidden, schat. Ik zal je woensdagavond weerzien. Je zult bidden, nietwaar? Bid voor mij; ik zal voor jou bidden." En zo doen zij, en tranen in hun ogen.

208 Ziet u, de broeders schudden elkaar de hand en konden nauwelijks van elkaar wegkomen zo. Dat is echte christelijke gemeenschap, zie. Zie, gewoon wachtend, voor elkaar biddend. Jazeker. Dat is hoe wij zouden moeten zijn. In orde.

209 Nu, deze mannen die deze verklaringen aflegden, waren geen slechte mensen. Het was niet hun bedoeling om slecht te zijn; zij dachten dat zij God een dienst bewezen. Die Farizeeërs en zo, ze waren geen dranksmokkelaars en dronkaards; zij waren godsdienstige mannen. Zij waren niet slecht; zij accepteerden alleen het Woord der Waarheid niet. Zij accepteerden de Geest niet. Waarom? Zij hielden vast aan hun geloofsbelijdenissen en de tradities van hun leiders. Zie? Het toonde aan dat zij hun leiders liefhadden.

210 Hier is de grote Kajafas, de hogepriester; daar is de rest van die grote priesters en degenen die voortgaan.

     Nu, neem iets als de Katholiek; zij... Niet op hen afgevend, het is hetzelfde bij de Protestanten. Neem een Katholiek; hij heeft zijn priester lief. En ik vertel hem over het Woord van de Heer en hij ziet de werken van God. Hij zal zeggen: "Maar mijn kerk gelooft dat niet." En je gaat praten en brengt hem in het nauw. Ik zeg...

     Een vrouw zei mij onlangs: "Het is een zonde voor mij om naar u te luisteren." Zie? Zij wilde niet slecht zijn. Zij achtte gewoon haar kerk en haar priester zo hoog, dat als zij naar iemand anders luisterde... Zij was trouw aan die priester.

211 De Jehova's getuigen zijn trouw aan wat zij geloven; de Baptisten zijn trouw aan wat zij geloven; de Presbyteriaan is trouw aan wat hij gelooft en zij zijn gewoon even trouw aan hun voorgangers... Kunnen wij niet zo trouw zijn aan het Woord? Zie? Nu, als degenen...

212 Ik wil u iets vragen. U zegt: "Wel, broeder Branham, hoe weet u dat zij het niet zijn?"

     Nu, als die Farizeeërs en Sadduceeërs en leiders van die dag zouden zijn weggegaan van hun geloofsbelijdenissen en hun dogma's, en geluisterd hadden naar wat het Woord zei en wat Jezus hun vertelde (gewoon precies wat de Messias verondersteld werd te doen), zouden zij zich aan Hem hebben vastgehouden. Zie? Maar zij achtten hun leiders zo hoog!

     Zij waren geen slechte mannen. Zij zouden niet stelen, liegen, vloeken, of zoiets dergelijks; dat zouden zij niet doen. Zij zouden geen overspel plegen. Wel, zeker niet. Wel, zij zouden getuige zijn van de steniging van iemand die zoiets gedaan had. Maar zij niet. Zij zouden dat niet doen. Zij waren goede mannen.

     Maar het enige was dat zij geen geestelijke mannen waren. Moreel waren zij fijn, maar dat is niet wat telt. En wat vertelde Jezus hun, zelfs die trouwe mensen? Hij zei: "Gij zijt van uw vader, de duivel." Zie? Het is het Woord dat telt.

     Nu, ik zal zo snel mogelijk voortmaken.

213 Nu, zij waren niet Geestvervuld, maar zij waren trouw en hielden vast aan de moderne geloofsbelijdenis van hun leiders. Zie? In orde. Zijn bediening ontmaskerde hun leer. Dat was er aan de hand. Nu, kijk! Ik zal het gewoon nemen. Nu, gewoon...

     Broeders, ik zal u vragen mij nu direct te vergeven dat ik zolang doorga... Misschien wilt u niet dat ik terugkom voor een andere keer, maar kijk, luister hiernaar. Zie? Ik wil dat u zeker bent dit te vatten.

214 Nu, zij hadden hun geloofsbelijdenissen en zij waren grote gemeenten en grote mensen en grote mannen – heilige mannen, goede mannen, vriendelijke mannen, fijne mannen, eerbare mannen, mannen van aanzien, geleerd, knap, godsdienstig – is dat juist? [De broeders zeggen: "Amen." – Vert] Nu, wij weten dat allemaal. Betere kon u nergens vinden. Zie? Maar toen Jezus kwam, ontmaskerde Zijn bediening hun leer, omdat God door de bediening van Jezus Christus bewees dat Hij met Hem was.

215 Citeerde Petrus niet hetzelfde? Hij zei: "Gij Israëlietische mannen, laat dit aan u bekend zijn en luister naar mijn woorden." Hij zei: "Jezus de Nazarener, een Man van God, onder u betoond..." Zie? Zie, als zij...

216 Zoals deze blinde man zei: "Is dit geen wonderlijke zaak? Gij zijt de geestelijke leiders van de natie en hier komt een Man en Hij opent mijn ogen door de kracht van God en toch weet u niets over Hem. Dit is iets wonderlijks." Hij had iets, nietwaar? Zeker had hij iets. In orde. Hij had iets. Een Man Die dit kon doen, en toch wisten zij niet vanwaar Hij was! Nu, dat was een wonderlijke zaak.

217 Nu, kijk naar vandaag, broeders. Zie? Wij weten dat wij een beweging van God hebben. Wij weten dat het wonderwerken verricht; het geneest de zieken; het wekt zelfs de doden op; het werpt duivelen uit. Het spreekt in tongen en legt tongen uit. Het zendt profetieën uit; zij gebeuren. Hij toonde ons dromen, uitleggingen; volmaakt, exact. Is het dan geen vreemde zaak dat grote leiders willen beweren dat wij een stel krankzinnigen zijn, terwijl zij de leiders van de natie zijn, de leiders van de kerken? Dat is iets wonderlijks.

218 Wat is het? Het is nog steeds jaloezie. De Geest en kracht en het Woord van God in deze laatste dagen ontmaskeren hun dogma's en geloofsbelijdenissen (dat is alles) waarmee zij de mensen hebben verblind. Dus, mijn jonge broeders, u allen die hier naar deze kerken gaat, houd vast aan Gods Woord. Beweeg niet. Als u het niet kunt doen gebeuren, sta iemand anders niet in de weg. Blijf daar op de deur staan kloppen, wijs er gewoon direct naar. Dat is juist. Blijf daar precies. Begin geen fanatisme omdat het ú zal ontmaskeren. Maar als u waarachtig en heilig zult blijven en bij dat Woord, zal God het aan u bevestigen. Dat is juist.

219 Zijn bediening ontmaskerde hun leerstellingen en dogma's, zodat zij elke kans waarnamen die zij maar konden vinden om van Hem af te komen. Alles wat zij konden vinden om van Hem af te komen, gebruikten zij. Zij probeerden te zeggen: "Wel, kijk hier nu, kijk hier, zo-en-zo. Deze..."

220 Daar zat Hij op een dag in het huis van Simon, de melaatse. Er staat met geen woord dat Hij hem genas. Hij was een melaatse. Nergens staat dat Hij hem genas. Dat is juist.

221 Hij passeerde het badwater van Bethesda en daar lagen ongeveer tweeduizend mensen, lammen, blinden, kreupelen, uitgeteerden. En Hij ging naar één man toe, genas hem en ging weg. U zegt: "Welnu, als Hij de Messias was, zou Hij hen allemaal genezen hebben. Als Hij vol mededogen was, zoals u allen zegt dat Hij is, zou Hij barmhartigheid voor hen allen hebben gehad."

     Alles wat zij konden vinden om Hem zwart te maken, gebruikten zij. Alles wat zij konden vinden, wreven zij Hem aan. In orde. Zij namen elke kans waar die zij konden om van Hem af te komen.

222 Zij trokken Zijn geboorte in twijfel. Zijn geboorte werd in twijfel getrokken; zij zetten dat de mensen voor. Zij konden niet begrijpen hoe Hij door een maagdelijke geboorte was geboren, en dat Jozef, Zijn vader (veronderstelden zij), een timmerman was; en Hij werd geboren voordat Jozef en Maria gehuwd waren. Zij wierpen dat de mensen voor. Jazeker. Ziet u? Wat zeg ik nu? Zij maakten Hem zwart. Ziet u?

223 "Kijk naar Hem! Waar kwam Hij vandaan? Kijk naar Zijn moeder, niet meer dan een straathoer, die deze baby kreeg. En nadat de baby geboren was (zij was reeds zwanger en de baby moest geboren worden), huwde Jozef haar om het te verbergen en kwam toen met het een of ander voor de dag... Wel, het is het werk van de duivel, kunt u het niet zien? Het is dat soort geboorte!" Zij hielden dat de mensen voor, niet lezend in de Bijbel.

     In Jesaja 9:6: "Een maagd zal zwanger worden." Zie, wat was het? Zij gingen bij het Woord vandaan. Dat is het.

224 Zij maakten Zijn autoriteit zwart. "Heren, weet u niet dat wij Mozes' discipelen zijn? Weet u niet dat wij dienaars van Christus zijn? Weet u niet dat wij de Schrift dagelijks onderzoeken en wij geen ding kunnen vinden?" Ze zeiden: "De Messias zou tot Zijn tempel komen. Niet één woord van Hem dat Hij tot een tempel komt. Waar is Hij? Van welke school kwam Hij? Vraag iemand van de broeders (zowel Methodist als Baptist en Presbyteriaan), weet u, Farizeeërs, Sadduceeërs, enzovoort. Welke gemeenschapskaart heeft Hij? Waar is zelfs Zijn autoriteit om te prediken? Hij is niet verordineerd; Hij heeft zelfs geen recht om te prediken!"

225 Hij zei: "Mijn verordinering komt van God. Mijn werken betuigen wat Ik ben." Dat is juist. "Ik hoef uw papieren niet te hebben."

226 Ziet u wat ik bedoel? Zij verwierpen dat, Zijn leer. Wel, zij noemden Hem Beëlzebul. Zij konden Zijn leer niet begrijpen.

227 "Wel, Hij is het oneens met al de tradities van de vaderen! Hij is het zelfs niet eens met de Farizeeërs, Hij is het oneens met de Sadduceeërs; Hij is het met de hele groep van hen oneens. Nu, waar haalt Hij Zijn leer vandaan?" Uit de Bijbel natuurlijk.

     "Wel", zegt u, "wel, hoe weet ik dat dat juist is?"

     God ondersteunde het!

     Dat is wat de blinde man zei: "Het is een vreemde zaak als u zo juist bent en Hij zo verkeerd; toch kan Hij de kracht van God nemen en mijn ogen openen en u hebt het zelfs nog nooit gedaan zien worden! Dat is een vreemde zaak." O my! Ik houd ervan Zijn zijde te kiezen, u niet? [De broeders zeggen: "Amen." – Vert] Zeker. "U zegt dat u de discipelen van Mozes bent en dat u zo goed kent en Hij zo fout is; laat mij dan zien dat u de dingen doet die Hij doet." Amen!

228 Dat is waar Zijn leer... zij veroordeelden Hem openlijk, al Zijn beweringen. Zij zeiden: "Hij heeft geen... Zijn bewering dat Hij de Messias is, is fout. Hoe zou Hij een Messias kunnen zijn als Hij niet naar de kerk komt? Hoe zou Hij een Messias kunnen zijn? En hier zijn wij, de crème de la crème van Israël!"

     Maar die crème is verzuurd. Zie? O! Jazeker, er zaten vliegen in. Men moest dat er dus afscheppen.

229 Hij zei dus: "Hier zijn wij, de kerk, de uitverkorenen. Wij hebben de traditie gehouden; wij hebben de wetten van Mozes gehouden; wij hebben al deze dingen en dergelijke gedaan. En hier komt deze Man langs en gaat tekeer tegen alles wat wij beweren. En bovendien noemt Hij onze heilige priester, onze heilige vader, die dit en dat deed en al dit andere soort spul, en al onze grote mannen, van de duivel en vervolgens noemt Hij Zichzelf de Zoon van God!" O my! Zie?

230 Zij probeerden die Naam van Jezus zwart te maken, en Jezus, om dat de mensen voor te spiegelen. Er zou veel meer over gezegd kunnen worden, maar dat kost teveel tijd. Maar wat? Maar het Woord en de werken betuigden Hem. Amen!

231 O, voor de ware gelovigen, de voorbestemden, die voorbestemd waren Hem te zien en Zijn bediening te kennen, was Hij daar. Ongeacht of Hij ooit Zijn mond over iets opende, zij wisten dat Hij er was! Halleluja!

232 Die kleine prostituée ging daar naar de bron die dag om een emmer water te halen, en een Man van middelbare leeftijd zat daarginds en zei: "Geef Mij wat te drinken."

233 Zij zei: "Waarom? Het is niet gebruikelijk voor u Joden, om een vrouw van Samaria zoiets te vragen."

     Hij zei: "Maar als u wist met Wie u spreekt..."

234 "Nu," dacht zij, "hier is een betweterige Jood." Zij keerde zich om en zei: "Ik zie dat U een Jood bent en als U een Jood bent, bent u natuurlijk godsdienstig. En u zegt dat men in Jeruzalem moet aanbidden, maar onze vader Jakob dronk van deze bron en gaf zijn vee hier water. En het water is diep en U hebt niets om mee te putten; en wij aanbidden op deze berg."

235 Hij zei: "Stop even. Ga uw man halen en kom hier."

     Zij zei: "Ik heb zelfs geen man."

236 Hij zei: "U hebt de waarheid gezegd. U hebt er vijf gehad. U hebt er vijf gehad, en degene met wie u nu leeft is niet de uwe."

237 Die kleine prostituée – voorbestemd – ik kan haar gewoon die kruik zien neerzetten en zeggen: "Heer, ik bemerk dat U een profeet bent." Zie? Zie?

238 Dat zaad lag daar. Het enige wat het nodig had, was water en het water was erop gevallen.

239 Toen het op die Farizeeërs viel, zeiden zij: "Het is Beëlzebul." Het kon niets voort brengen omdat er daar alleen maar onkruid uit voort kon komen.

240 Maar toen het voorbestemde zaad dat Water des levens trof, zei zij: "Heer, Gij moet een profeet zijn. Ik weet dat wanneer de Messias komt, Hij ons deze dingen zal zeggen."

     Hij zei: "Ik ben Hem, Die tot u spreek."

241 Zij liet die waterkruik achter en liep de stad in – zij had iets te vertellen. Zij zei: "Kom een Man zien Die mij al de dingen zei die ik heb gedaan. Is dit niet de Messias Zelf?" Zie, zij koos de zijde van Jezus. Dat is juist.

242 Een vreemde zaak, nietwaar? Al de Farizeeërs en Sadduceeërs kenden Hem niet en deze prostituée kende Hem. Zie? Waarom? Degenen die Hem geloofden en Hem liefhadden en Zijn tekenen zagen, wisten dat dat het teken van de Messias was. Er was geen ontkomen aan; zij wisten het.

243 Toen de oude Nathanaël daar naartoe ging, had hij misschien tot Filippus gezegd: "Nu, ik weet het niet wat dit betreft, Filippus. Ik heb een hoop dingen zien opkomen in deze laatste dagen. Ik weet dat er vele dingen gaande zijn." Maar hij ging erheen tot Hem. Zei: "Ik zal naar Hem gaan luisteren en zien wat Hij te zeggen heeft."

244 Ging daarheen, en Jezus zei: "Zie, een Israëliet in wie geen bedrog is."

     Hij zei: "Rabbi, vanwaar kende U mij?"

245 Hij zei: "Voor Filippus u riep, toen gij onder de vijgenboom waart, zag Ik u."

246 Wat gebeurde er? Het water trof dat voorbestemde zaad. O my! Toen het dat deed, zei hij: "Rabbi, Gij zijt de Zoon van God! Gij zijt de Koning van Israël!"

247 Wat was het? Het zaad lag daar, gereed. God zaaide het daarginds voor de grondlegging van de wereld, opdat het het licht precies op die tijd zou voortbrengen! Halleluja!

248 Dat is precies mijn standpunt, broeders. Dat geloof ik, precies daar. Ik predik het en het valt hier en daar en men gaat deze kant en die kant op. Het maakt geen enkel verschil, ergens zal het een zaad treffen. En wanneer het dat doet [Broeder Branham knipt met zijn vinger – Vert] zal het snel tot leven komen, op die manier, zo zeker als de wereld, jazeker.

249 Zoals die blinde jongen zei: "Dit werd gedaan opdat de werken van God bekendgemaakt zouden worden." Zie? Zie? Hij wist wat er zou gebeuren. Zeker wist Hij het. Goed.

250 Nu, wanneer de voorbestemden Zijn Schriftuurlijke tekenen zagen, wisten zij dat het Woord de werken betuigde, of de werken, bedoel ik, het Woord betuigden; dat het Woord juist was. Zij waren voorbestemd om het te zien en zij waren precies in lijn om het te zien en zij ontvingen het. Dan zeiden zij... nadat zij hadden gezien dat het niets uithaalde...

251 Want de mensen die voorbestemd waren tot eeuwig leven zouden het vinden. Dat is alles. "Al wat de Vader Mij gegeven heeft, zal tot Mij komen. En al wat tot Mij komt, zal Ik eeuwig leven geven en Ik zal hem opwekken ten jongste dage. Er zal niet een van hen verloren gaan." Amen! Ik houd daar gewoon aan vast.

     "Niet door werken, niet door daden, niet door kracht, niet door macht, door Mijn Geest", zegt God. Niet wat ik heb gedaan, wat ik ben of wat ik zal zijn; maar wat Hij is. En ik ben in Hem. En wat Hij ook is: ik ben deel van Hem! Amen. Ik ben gered omdat ik deel van Hem ben. En Hij, Hij is God; en ik ben deel van Hem, omdat ik Zijn zoon ben. Dat is juist. Het is dus niet wat ik deed, of wat ik zal doen; het is wat Hij heeft gedaan. Dat is mijn vertrouwen, daar precies. In orde.

252 Zij zagen dus dat zij nergens vat op kregen. (Ik zal enkele van deze Schriftplaatsen hier overslaan.) Zij zagen dat zij nergens vat op Hem konden krijgen.

     Dus weet u wat het volgende was wat zij moesten doen om Hem van het veld af te krijgen? Zij gingen heen en zeiden tot Zijn broeders en Zijn moeder: "Weet u, Hij is vreselijk vermoeid. U zou Hem een poosje ergens heen moeten brengen." Dat stel huichelaars! Zij wilden gewoon niet... De zaak was, dat zij gewoon niet wilden... wat zij niet wilden doen... Zij wilden van Hem af. Het was niet omdat zij vonden dat Hij zo vermoeid was, zij wilden wel dat Hij Zichzelf doodwerkte. Maar telkens als Hij uitging, werden de wonderwerken uitgegoten. Het Woord van God ging uit.

     Ik, wat zou ik Hem graag hebben gehoord toen Hij die dag aan de zeekust stond, toen Hij Simon Petrus riep en zei: "Volg Mij." Wat zou ik graag op een houtblok gezeten hebben en mijn netten en mijn hengel willen achterlaten, broeder Crase, om daar te zitten, achterover leunend tegen het houtblok om Hem te horen prediken, toen Hij in die boot ging. My, my! Wat zou ik Hem graag gehoord hebben toen Hij dat zei: "Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven." Amen! Ik zou het Hem graag hebben horen zeggen.

253 Zij probeerden Zijn moeder en de anderen ertoe over te halen Hem van het veld weg te nemen. Zij zeiden: "Wel, weet u, hij is overwerkt. Ik geloof dat u Hem daar beter vandaan zou kunnen halen." Op elke manier probeerden zij van Hem af te komen! Dat is al wat zij wilden. Jazeker.

254 Er gingen eveneens velen met Hem mee, alleen om een gelegenheid te vinden om Hem in de val te laten lopen. Wist u dat? [De broeders zeggen: "Amen." – Vert] Mensen volgden Hem gewoon om een gelegenheid te vinden. Op een dag gaf men Hem een penning en zij zeiden: "Rabbi..."

     Vóór zij Hem de penning gaven zeiden ze: "Wij zijn Joden. Wij weten dat U een groot Man van God bent." O, die huichelaars! Zie? Ja. "Wij weten dat U een groot Man van God bent, jazeker, Rabbi." Zij gingen gewoon met Hem mee. "O, goedemorgen, Broeder! O, wij zijn zo blij dat U hier in ons land bent. O, wij zijn zo blij U te zien. Wij zijn echt vóór U; van top tot teen, Broeder. Als U een opwekking zult houden, kunnen wij zelfs misschien met U samenwerken!" Zie? Wat zij probeerden te doen, was een valstrik voor Hem spannen. Zie?

255 Zij zeiden: "Nu, wij weten dat Gij een groot Man van God zijt. U ziet niemand naar de ogen; U vreest niets dan God. En wij weten dat U dapper bent. O, U bent onbevreesd met Uw Boodschap. Wij weten dat U een groot Profeet bent, omdat geen mens zoiets zou kunnen doen en onbevreesd zou zijn met zijn boodschap in een tijd als deze, tenzij Hij een Profeet van God was en weet waar Hij staat. Wij weten dus dat U voor niemand aanzien des persoons hebt. Rabbi, U bent een groot Man. Wij zijn Joden; wij staan gewoon achter U, Broeder, zeker!"

256 "Nu, Rabbi, is het juist om schatting te betalen aan de keizer?" O, dat stel huichelaars! Huh!

     Wacht. De Heilige Geest was met Hem; Hij was de Heilige Geest. Zie? Hij zei: "Hebt u een penning?"

     Zij zeiden: "O ja, ja. Ja. Ik heb een penning." Gaven hem aan Hem.

     Hij zei: "Geef hem aan Mij. Wiens inscriptie staat daarop?"

     Zij zeiden: "Van de keizer."

     Hij zei: "Geef dan de keizer wat des keizers is en God wat van God is."

257 Zij spanden een valstrik voor Hem terwijl zij beweerden Zijn vrienden te zijn. Het leek erop alsof niemand Hem kon begrijpen. Zij reisden een tijdje met Hem mee, kregen toen een afkeer van Hem en gingen weg. Zij zeiden: "O, wel, wij dachten, wij dachten zeker..." Zelfs de discipelen zeiden: "Wij dachten zeker dat Hij Degene was Die zou..." Zelfs Johannes liet Hem vragen: "Zijt Gij Hem of moeten wij uitzien naar een ander?" Zie? O, wat een leven moet Hij hebben gehad, zie, en dat te weten. Maar Hij had één doel, één doel: het werk van God te doen. Velen gingen met Hem mee, gewoon om een gelegenheid te vinden om Hem te betrappen.

258 Nu, ik hoop dat het niet heiligschennend is als ik zeg dat het vandaag hetzelfde is. Velen komen binnen en volgen de samenkomst, alleen om een gelegenheid te vinden, om u voor iemand te zien bidden...

259 Niet lang geleden was hier een bepaalde zuster die naar deze gemeente gaat, in een andere gemeente, waar God van alles deed gebeuren. En deze zuster zei tot de andere zusters: "Weet u, die man die voor de zieken kan bidden, moet een erg overwinnend leven leiden." En ze zei: "Hij moet gewoon in staat zijn, zijn gezin en alles zo te genezen op een gesproken Woord." [Broeder Branham knipt met zijn vingers – Vert]

     En toevallig kwam de andere dame van Jeffersonville. En ik ben er zeker van dat niemand het hoeft te weten, behalve wat Jezus zei over: "onder uw eigen volk..." Weet u, "uw land". Dat is juist. Dat is de reden dat ik... Het kan misschien nu zo dichtbij gekomen zijn; het kan misschien een verandering van de tijd zijn, ziet u.

     En zij zei: "Weet u wat? Niet één van zijn kinderen kan een loopneus hebben of hij brengt het naar de dokter." Een dergelijk arm, ontaard, misleid ding, zie. Zie, een vrouw die gewoon wilde afgeven. Zij zei: "Wanneer zijn kinderen ziek worden, neemt hij ze mee naar de dokter."

260 Iedereen die verstandig is zal hetzelfde doen. Ja. Mensen kunnen niet begrijpen dat medicijnen van God gezonden zijn. Wel broeders, als dat niet zo is, is het van de duivel. Zeker is het zo. God is waar medicijn niet toereikend zal zijn. Zeker, medicijn is van God. "Wel," zegt u, "ik ken heel wat dokters die..." O ja, en ik ken heleboel predikers die ook zo zijn! Het is niet de man die het behandelt, dat is wat het is. Ik ken vele mensen die het Woord van God bedienen, die niet in Goddelijke genezing geloven, zelfs niet in God geloven. Juist. Maar zij behandelen het evengoed. Er is menig man daarbuiten in de medicijnen en chirurgie en zo, die God en heel de rest loochent, maar er zijn er ook velen die Hem geloven. Dus als het de mensen helpt is het van God. Ik hoef die auto niet te nemen om vanavond naar huis te rijden; ik kan gaan lopen als ik het wil, maar God maakte een auto voor mij en ik dank God er dus voor. Al deze dingen komen van God, maar gebruik ze verstandig, ga er niet krankzinnig mee om. Zie?

261 Het is dus hetzelfde. Dat is het, ziet u. Men probeerde gewoon iets te vinden voor deze jonge bekeerling om hun naam zwart te maken, de naam van... de werken van God. Ziet u, men wilde die ruïneren. "Elke keer dat een kind ziek wordt, één van zijn kinderen, neemt hij het mee naar de dokter."

     Zeker, dat zou ik ook doen. En als de dokter niet kan... Ik zal God vragen te helpen voor ik daarheen ga; als de dokter er dan niets aan kan doen, dan breng ik hen een beetje hogerop. Uh-huh. Dat is juist. Jazeker.

     O, het is gewoon hetzelfde vandaag; men probeert ergens een valstrik te vinden.

262 Hij kende hen, maar merk op dat Hij hen nooit berispte. Hij ging gewoon met hen mee. Uh-huh. Hij doet nu hetzelfde. Hij gaat gewoon met hen mee, toont hun Zijn barmhartigheid, dat is juist, ofschoon zij allemaal tegen Hem zijn. Waarom? Omdat Hij hen liefheeft. En Hij ging met hen mee.

     Maar zij staan altijd gereed om in een noodgeval een beroep op Hem te doen. Dan wil men Hem wel. Men wil... Zij zullen iemand uitlachen die jubelt. Zij zullen iemand voor gek zetten die Goddelijke genezing predikt; zeggen dat zij er niet in geloven. Zij zijn gewoon zelf nog niet ziek genoeg geworden. Ik heb er velen gehoord.

263 Een stervende vrouw, net terwijl ik de trap opliep, terwijl ik hier predikte; en de man stond daar bij de deur naar mij te roepen. Zij was hier langs gekomen. Zij woonde ginds in de straat en hield daarbuiten een koe. En zij zei: "Als mijn koe die godsdienst had die Billy heeft, zou ik de koe doden." Binnen een uur daarna werd zij getroffen en naar het ziekenhuis gebracht, een knappe jonge vrouw.

     En ik haastte me erheen. Haar man was Katholiek en zij lieten mij halen. Zij was stervende, haar ogen puilden uit; zij zei: "Roep hem, roep hem, roep hem; roep hem snel, snel."

264 En haar broer rende hierheen en stond daar bij de deur en wachtte en wachtte en hij bleef mij maar wenken. De zaal was overvol met mensen en na een poosje kwam er iemand naar me toe en legde een briefje op de kansel hier, er stond op: "Iemand is stervende in een ziekenhuis."

     En ik geloof dat ik tot broeder Graham Snelling zei: "Neem mijn plaats in als ik ga." En hij stond op om het zingen te leiden; hij was toen zelfs niet geroepen om te prediken in die tijd. En hij kwam om het zingen te leiden.

     En ik ging weg en stapte in mijn wagen en haastte mij daarheen. En net terwijl ik de trap opliep, blies zij haar laatste adem uit. En natuurlijk, de ingewanden en nieren en alles werken dan. En ik rende naar binnen en men had haar gezicht al bedekt en de lucht kwam zo op. En die oude verpleegster stond daar en zei: "Broeder Branham, zij schreeuwde haar laatste adem uit om u." Zij probeerde het in orde te maken, maar het was toen te laat, ziet u. Te... Men kan één keer teveel zondigen, weet u.

265 En zij had een soort... diep in haar gelaat... Zij had kastanjebruin haar, een erg knappe vrouw. En haar kortgeknipte haar stond helemaal recht overeind; haar grote bruine ogen puilden uit en maar half gesloten. En de sproeten op haar gezicht waren door de spanning zo opgezet, dat zij gewoon uitpuilden als kleine bobbels over heel haar gezicht en haar mond stond open. En ik liep erheen en keek naar haar. En daar stond haar man en zei: "Billy, dit was het. Ik ben Katholiek. Ik wil dat u voor haar bidt, omdat zij naar het vagevuur is gegaan."

     Ik zei: "Wat?"

266 Hij zei: "Zeg een gebed voor haar. Zij is naar het vagevuur gegaan. Zij kwam ongeveer twee uur geleden voorbij uw kerk en zei: 'Als onze koe ooit uw soort godsdienst had, zij de koe zou doden.'" Zie? Hij zei: "Bid voor haar."

267 Ik zei: "Dat is te laat; zij zou haar ziel hier gereinigd moeten hebben, niet tot zij ergens anders heengaat." Zie? Dat is juist. O ja.

     Maar wij willen Hem altijd in een tijd van moeite. Ik heb mensen horen zeggen: "Ik geloof niet in God." Laat hij zichzelf maar eens erg verwonden en zie wie Degene is Die hij het eerst roepen zal.

268 Zelfs Zijn discipelen. toen zij op een keer in een storm waren. Hoewel zij een beetje bang voor Hem waren toen zij Hem zagen. Zij wisten gewoon niet precies wat het was. Zij zeiden: "Het is een geest" en riepen het uit. Maar nochtans was alle hoop om gered te worden verdwenen en dus vroegen zij Hem binnen te komen. Ja, zij zijn altijd... of u een beetje achterdochtig bent of niet. Wanneer alle hoop weg is, vraagt u Hem graag binnen te komen. Ja. Zij lieten Hem binnen, omdat zij Hem nodig hadden. Dat is juist.

269 Weet u, ik heb mij vaak afgevraagd of daarom misschien de stormen opkomen. Hebt u daar ooit aan gedacht? Hij zat daar naar hen te kijken tot zij Hem nodig hadden en toen kwam Hij op het toneel. Wij kunnen nu dus zien dat we Hem nodig hebben. Wij zien de storm komen, broeders. Laten wij vanavond Zijn zijde kiezen, de kant van Zijn Woord.

     Ik stop hier.

270 Laten wij Zijn zijde kiezen. Laten wij, u en ik, broeders, ons vanavond bij Hem voegen. De storm is op komst. En wacht niet tot de kleine boot gezonken is. Laten wij Hem nu in ons kleine scheepje nemen. U kunt misschien kijken en zeggen: "Ik kan al deze dingen niet begrijpen, broeder Branham."

271 Zie of wij iets anders zeggen dan wat er in het Woord staat. Zie of er daar iets is buiten wat Hij beloofde te doen. Het kan er voor u soms misschien een beetje spookachtig uitzien. U denkt: "O my, ik kan dat niet begrijpen." Maar er zal een dag zijn wanneer dit leven van u weggaat. Het zal u dan niet zo slecht toeschijnen. Wanneer u weet, voor uzelf, dat u moet terugkeren tot de God Die u schiep, dan zult u Hem willen binnenlaten. Laten wij Hem nu binnenlaten, voordat de storm nog erger wordt dan hij nu is.

272 Ik wil Hem in mijn hart. Ik wil Hem zozeer in mijn leven dat mijn hele wezen verzadigd is, zodat mijn verstand, mijn gedachten, mijn al wat ik ben, bestuurd en geregeerd wordt door Christus Jezus. Ik wil zo verloren zijn voor mijzelf dat alles wat ik zal weten en zien Jezus Christus is.

     En ik wil voor u allen komen, als de God des hemels u toestaat deze dingen te hebben waarover ik heb gesproken. Wanneer ik onder u kom, wil ik Christus kennen en Hem gekruisigd. Ik wil de glorie en de dierbare lofprijzingen van God kennen; onder u zitten en één prediker horen die opkomt en God de eer geeft voor wat hij heeft zien gebeuren in zijn gemeente; en een ander voor wat hij in zijn gemeente zag gebeuren; en een ander voor wat hij in zijn gemeente zag gebeuren.

273 Dat is precies wat zij deden. En wanneer zij samenkwamen en elkaar in gemeenschap ontmoetten in Handelingen 4, moesten zij rekenschap afleggen van wat God hier had gedaan en daar had gedaan. En Petrus en Johannes waren gegeseld en werden gedreigd wat men met hen zou doen als zij nog meer in Jezus' Naam predikten. En zij vergaderden zich met hun mensen en zij baden allen eenstemmig en baden in de wil van God en citeerden de Schrift: "Waarom hebben de heidenen gewoed en de volken ijdele raad bedacht?" En toen zij baden, bewoog de Heilige Geest de plaats waar zij samen vergaderd waren.

274 Dat is het soort samenkomst dat wij nodig hebben. Dat is wat wij moeten hebben, broeders. Laten wij versterkt zijn door het Woord van God, door de Geest van God, door de kracht van God, en laat ons licht nu zo schijnen dat wij als Stefanus zullen zijn.

275 Hij stond daar, één man, alleen, voor die Sanhedrinraad van misschien een half miljoen mensen die daar stonden, elk van hen met de vinger beschuldigend naar zijn gezicht wijzend. Toen die kleine makker daarheen liep, staat er dat hij scheen als een engel. Ik bedoel niet misschien een licht op zijn gelaat zoals dat; een engel hoeft geen licht op zich te hebben. Maar een engel is een man, een engel is een boodschapper, en een boodschapper die weet waarover hij spreekt.

     Hij liep daarheen en zei: "Mannen, broeders en vaders; onze vaders in Mesopotamië...", hoe zij eruit geleid werden... en Abraham enzovoort, en verder tot zus-en-zo. En toen kwam hij tot het punt waar hij het bedierf en zei: "O, gij hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, waarom wederstaat gij altijd de Heilige Geest? Gelijk uw vaderen deden, zo doet gij." Hij wist precies waar hij stond, dat is de reden dat hij scheen. Hij was geen greintje bevreesd; hij wist in Wie hij geloofd had.

276 Zelfs toen de dood aan de deur van het hart van Paulus klopte [Broeder Branham klopt op de preekstoel – Vert] zei hij: "Ik weet in Wie ik geloofd heb en ik ben overtuigd dat Hij in staat is om te bewaren wat ik aan Hem heb toevertrouwd tegen die dag." Amen!

277 De Here zegene u, broeders. Het spijt mij dat ik u hier tot vijf over half elf heb gehouden. Ik weet dat dit ongebruikelijk voor u is. Het spijt mij dat ik het deed. Maar u bent vanavond heel aardig geweest; niemand van u is weggegaan. U bleef zitten en hebt uw onverdeelde aandacht gegeven.

     En ik vertrouw en hoop dat op mijn kleine, onsamenhangende nerveuze manier van spreken, God, de Heilige Geest, ergens een zaadje in uw hart heeft uitgestort, zodat de kracht van God het zal treffen en tot leven zal brengen, net als bij de vrouw bij de bron en anderen die voorbestemd zijn tot eeuwig leven. God zegene u.

278 Broeder Neville, gaat u sluiten of wat wilt u doen? Hoe gaat u... Gewoon een... [Broeder Neville zegt: "Ik zou gewoon bidden." – Vert] Hebt u Hem lief? [De broeders antwoorden: "Amen."] Wilt u Hem dienen? ["Amen."] Zult u Hem geloven? ["Amen."] Amen!

Hebt u Hem lief? Amen.
Wilt u Hem dienen? Amen.
Zult u Hem geloven? Amen.
Amen, amen.

Wij willen het zingen. Amen.
Amen, amen, amen, amen.

De Bijbel is waar. Amen.
Ik geloof het. Amen.
Het is het Woord van God. Amen.
Amen, amen.

     Laten wij opstaan.

Amen, amen, amen, amen, amen.
Here, wij hebben U lief.
Amen, amen, amen, amen, amen.

Wij geloven dat U komt. Amen.
Wij zijn gereed U te ontmoeten. Amen.
Kom, Here Jezus. Amen.
Amen, amen.

     Wij bidden God dat Hij ons altijd op ons best laat zijn, om Hem te dienen.

Amen, amen, amen, amen, amen.

     Ik vertrouw erop dat Hij u zal zegenen en u zal bewaren en behouden en tussen ons de wacht zal houden, en u in Zijn Koninkrijk zal schieten om grote werken te doen en mij te helpen op het veld, tot wij elkaar weer ontmoeten.

Amen, amen, amen, amen, amen.

     Ik zal voor u bidden; zult u voor mij bidden?

Amen, amen, amen, amen, amen.

279 Onze Vader, wij hebben ons vanavond vergaderd in de Naam van de nobele Here Jezus, die geliefde en allerliefste Naam die wij allen liefhebben en vereren. Ik denk eraan hoe groepen mannen door de jaren heen (gedurende dertig jaar of meer hebben wij in dit kleine, oude gebouw vergaderd), hoe wij rond een kachel hebben gezeten met onze voeten bijna bevroren, en daar met onze voeten op de kachel zaten en over de Here Jezus spraken.

     Ik denk aan sommige dierbare voeten die eens op aarde liepen, die met die voeten daar tegenaan zaten. Ik denk aan de oude broeder Seward, broeder Sparks, broeder George DeArk, vele andere dierbare zielen die eens met hun voeten tegen die kachel zaten, die op deze avond zijn heengegaan zijn om hun Here te ontmoeten, ginds in het graf rustend, wachtend op die grote oproep naar den Hoge. Zij streden een strijd; zij behielden het geloof; zij hebben de loop beëindigd; en nu wachten zij op de kroon der rechtvaardigheid die de Here, de rechtvaardige Rechter, hun die dag zal geven.

280 Vader God, wij baden toen wij deze kleine kerk op de hoek opdroegen en zeiden: "Here Jezus, laat hem staan en mogen er mensen in zijn wanneer u de wolken breekt om te komen in dit verborgen, snelle heengaan van de gemeente." God, ik bid dat zielen die naar dit altaar zijn gekomen, zielen die U gediend hebben, het Evangelie-zaad dat hier steeds en steeds en steeds weer opnieuw gezaaid is gedurende dertig jaar, waarvan wij geloven dat velen van die dierbare mensen daar op die dag zullen zijn door deze zwakke pogingen die wij hebben aangewend om het Woord tot dat voorbestemde leven te brengen. Wij danken U ervoor en vertrouwen vanavond, God, dat er nu niet één hier tegenwoordig is, die niet tegenwoordig zal zijn op die dag, gedekt door het bloed, verankerd in Jezus. Sta het toe, Vader. Wij vertrouwen op Hem.

281 Nu, we zullen elkaar hier zondagmorgen weer ontmoeten, velen van ons. En wij bidden, God, dat U ons zult ontmoeten en het Brood des levens voor ons zult breken. God, wij zouden broeder Ruddle willen gedenken en zijn plaats daar, waar degenen die bij hem verblijven... Wees met die dierbare jongen, Heer, bid ik. Als ik hem zie opkomen, deze jonge knapen zie, dan voelt het voor mij alsof zij mijn 'Timotheüssen' zijn. Ik bid, Vader, dat U broeder Ruddle en zijn bediening wilt zegenen. Zegen broeder Junie Jackson. O God, wij bidden dat Uw zegeningen op hem zullen zijn en op onze broeder Crase, op broeder Snelling, op deze andere broeder daar die zijn plaats inneemt en broeder Beeler en broeder... al deze andere broeders hier, Here, en broeder Neville en ieder van ons, Heer. Wij bidden slechts dat Uw zegeningen over ons geglimlacht zullen worden, zodat Uw genade alles zal zijn wat wij nodig hebben, Heer, om voort te gaan.

     En mogen wij nooit dat kleine commentaar van vanavond vergeten. Ofschoon die kleine vrouw die daar stond niet wist wat het eind zou zijn; maar Jezus moest aandacht krijgen en zij gaf het Hem. Ja, waste Zijn voeten, een nagelaten iets dat zelfs degenen die beweerden Zijn dienstknechten te zijn hadden nagelaten, en men probeerde Hem voor gek te zetten; maar zij bewees Hem een dienst, zonder een beloning te verwachten; en er kon geen grotere gegeven worden.

282 God, mogen wij hetzelfde doen, gewoon doorgaan en de dienst van God verrichten. En al wat wij verlangen, Heer, is op die dag te horen: "Wel gedaan, Mijn goede en trouwe dienstknecht. Ga binnen in de vreugde des Heren die u bereid is sinds de grondlegging der wereld." God, sta ons toe dat te doen en de gemeenschap met elkaar te bewaren; en moge de Heilige Geest met ons zijn en ons sturen en leiden in alles wat wij doen en ons een lang leven geven, als het mogelijk is misschien om de komst van de Here Jezus te zien. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

Gezegend zij de band die bindt
Onze harten in Christelijke liefde;
De gemeenschap van verwante geesten
Gelijkt op die van boven.

Wanneer wij moeten scheiden
Geeft het ons inwendig pijn.
Maar wij zullen in het hart steeds verenigd zijn,
En hopen elkaar weer te ontmoeten.

283 De Bijbel zegt dat zij een lied zongen en uitgingen. God zegene u nu, tot ik u zondagmorgen terugzie, zo de Here wil. Tot ziens.

284 Jim, ik kreeg de kans niet om je een hand te geven vanavond. God zegene je. De Here zegene u.