Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Leven

Door William Marrion Branham

1 Ik deel geen klappen uit. Ik heb een paar omhelzingen. Vroeger bokste ik, zoals u weet, vroeger, om er zoiets als een beroep van te maken. Maar ik ben een lange tijd geleden met dat boksen gestopt, behalve met de duivel. Ik dacht hier vanmorgen bij het eten van deze... terwijl ik over de tafel naar die verschillende mensen keek, hoe zij aten. Sommigen hadden eieren, en sommigen hadden pannenkoeken en worst, enzovoort. En toch zijn we allemaal mensen. Het is vreemd, nietwaar, dat we allemaal mensen zijn en toch zulke verschillende eetgewoonten hebben.

     Ik denk dat het precies zo is met onze religieuze ideeën. Zie, zie? We zijn denk ik... Sommigen hier zeiden dat ze behoorden bij de Foursquare, en sommigen bij de Assemblies, en sommigen bij dit en dat; maar tenslotte zijn we allemaal Christenen. Ziet u? Dat is de wijze waarop het is. En dat was broeder Courtner waar ik aan probeerde te denken van de Foursquare, broeder Courtner. Is hij nog steeds bij hen? Courtney. Hij is beslist een fijne man.

2 Wat het eten van pannenkoeken betreft, daar heb ik een verhaaltje over. Dit is terzijde, hoewel het misschien nu niet zo gepast is, maar wij begrijpen het. Ik vis graag, en ik houd van pannenkoeken. Ik was dus helemaal ver boven in New Hampshire. Ik was op forellenvangst geweest. En dit is zo ongeveer het thuisland van de kleine beekforel. En ik was ongeveer twee dagen onderweg, gepakt en gezakt, en ik bevond mij heel hoog in de bergen. En ik ving ze de hele tijd, weet u. Wanneer ik er twee of drie had om te eten, gooide ik de rest weer terug. Hield er gewoon van om ze te vangen. Maar er stonden enige wilgen achter mij, elandwilgen, waar steeds mijn vlieglijn in vastraakte. Ik had een klein schuiltentje en ik dacht: "Welnu, morgenochtend sta ik vroeg op en ga erheen en hak die wilgen om." Dus, o, daar onder wemelde het van de forellen die rondzwommen, weet u, waar het water onder de oever het zand had weggespoeld, echt hele mooie! En ik zou hem vangen, met hem spelen, hem heel snel binnenhalen, weet u, om hem niet te doden, en hem dan weer vrijlaten. Dus ik... O, ik had echt een fijne tijd.

3 Daarom ging ik er die morgen vroeg heen. Ik dacht: "Ongeveer twee van die brownies voor ontbijt met wat pannenkoeken zou precies goed zijn", weet u. Het beslag was al klaargemaakt, want ik kan het niet goed mixen, weet u. Ik kan zelfs geen water koken zonder het te verbranden. Dus daarom moet ik... Ik ging daar dus heen, en pakte mijn vlieghengel, vertrok bij daglicht, kapte die bosjes om en ving een aantal vissen, en liet dan enige weer vrij, en bezeerde er een paar en bracht die mee.

     Op mijn terugweg... U broeders die jaagt, u weet wat het is voor een kleine oude zwarte beer om in het district op rooftocht te zijn. Zo waren daar een kleine oude berin met twee van haar welpen mijn tent binnengegaan. En u zult het niet willen geloven, maar zij hadden hem gewoon in stukken gescheurd, en daar zaten ze. Ik hoorde iets schrapen. Ik keek op, en hier zat deze oude moeder met deze twee jonkies; ze hadden gewoon alles wat ik had kapot gemaakt.

4 Ik wist dat ik terug zou moeten keren. Het is niet zozeer wat zij eten maar wat zij vernielen. En ik had wel een kleine bijl in mijn hand, en ik had ginds een oud roestig pistool liggen, maar dat lag in de tent. Maar zij zou... en zij zouden... O, een moederbeer zal aanvallen, van alles, weet u, als je ze lastig valt terwijl ze hun jonkies hebben. Ik bleef dus wat op afstand en ik zag een boom waar ik snel in zou kunnen klimmen. En ik wilde haar niet bezeren en ook nog twee weesjes in de bossen achterlaten, weet u. Ik had dus deze kleine oude bijl in mijn hand en ik zei: "Ga weg daar", en zij draaide zich om. Wel, in plaats van naar mij toe te komen, rende ze weg en riep ze naar deze jonkies, weet u. En een van de welpen ging haar achterna. De andere kleine makker had zijn rug naar mij toegekeerd en zat daar zo. Wel, ik dacht: "Waarom ging jij niet, makkertje?" En zij bleef al roepend rondlopen om die kleine te laten komen. Hij wou niet.

5 Wel, ik bewoog mij er zijdelings naartoe. Zei: "Waarin is die kleine makker zo geïnteresseerd dat hij niet naar zijn moeder wil gaan?" En ze liep zo een stukje terug. En ik hield mijn boom in de gaten. Zij liep dus in de richting van het jong om hem te bewegen te komen. Zij was bang om dichtbij mij te komen en was daarom bang om naar het jong te gaan. En zij riep twee of drie keer en ging toen naar haar andere jong terug. En deze kleine makker zat daar gewoon iets te doen, en ik vroeg me af wat hij in vredesnaam aan het doen was. Dus bleef ik mijn boom in de gaten houden terwijl ik er zijdelings naartoe ging.

6 Weet u wat dat kereltje deed? Ik had daar een emmertje met stroop voor mijn pannenkoeken, omdat ik ervan houd... ik was vroeger een Baptist, weet u, en ik houd er niet van om ze te besprenkelen. Ik houd ervan om ze echt te dopen, het erop te gieten, weet u. Ik had een mooi emmertje met stroop, ongeveer zo groot, en dit kereltje was in die stroopemmer gekomen. En u weet hoe zij van zoetigheid houden. En hij had het deksel er afgehaald en had het stevig in zijn armen geklemd. Natuurlijk wist hij niet hoe hij het moest eten, daarom doopte hij zijn pootje er diep in, likte het op die manier op, weet u, likte de stroop op. Welnu, dat was het einde van de pannenkoeken met stroop, dat zag ik wel.

7 Ik zei dus: "Ga weg daar", en hij wilde niet naar me luisteren, weet u. Na een poosje draaide hij zich om en keek; hij kon zijn ogen niet open krijgen; de stroop trok zijn ogen zo heen en weer, het meest vertederende wat ik ooit zag. Geen camera, weet u... Hij zat van top tot teen onder de stroop. En ik stond daar te lachen tot mijn zij pijn deed. Ik dacht: "Dat is precies zoals een goede Pinkstersamenkomst." Zie? Dat is zo. Stop uw hand tot aan uw elleboog in een honingemmer en begin dan te likken, weet u; zonder veroordeling of vrees.

8 Het vreemde was, nadat ik hem daar had weg gekregen... Hij had al de stroop te pakken gekregen, hij had het op voordat hij wegging. En hij rende naar de plek waar zijn mammie en broertje waren, en toen begonnen zij hem af te likken. We hopen dat het met deze samenkomst ook zo vergaat; dat de overigen zullen proberen iets van de honing op te likken. [De samenkomst lacht – Vert] U weet...

     Dat is een ruwe manier om jezelf te introduceren, is het niet? Maar dit is de enige manier die ik heb om het te doen. U weet wat ik bedoel, en ik ben er zeker van dat u het op die wijze begrijpt. Het is zo'n groot voorrecht om hier vanmorgen bij u broeders te zijn, in de wetenschap dat u mij onder moeilijke omstandigheden sponsort. Ik... Natuurlijk, zoals u weet, openbaart Hij het mij op het podium; Hij... als ik onder... U weet wat ik bedoel. Zie? U doet het terwijl het met moeite gepaard gaat.

9 Dikwijls bij de samenkomsten – ik weet niet waarom – maar soms hebben de mensen een verkeerde opvatting over wat ik probeer te doen. Ik probeer een barrière weg te breken om alle mannen die Christenen zijn tot broeders in Christus te maken. En daarmee ga ik soms ruw tekeer tegen organisatie. Het is niet dat ik tegen een organisatie ben (zie?), helemaal niet. My, ik ben nergens lid van geworden omdat ik voelde dat als ik in de bres stond, ik meer invloed zou kunnen hebben dan wanneer ik een beetje invloed zou kunnen uitoefenen op één bepaalde groep mensen. En ik ben heel ijverig voor de Pinksterbeweging. Ik was een prediker van de Zendingsbaptisten. Toen ik dit zag: dat was het. En sindsdien ijver ik nog steeds vurig voor de mensen. Ik heb hen lief.

10 En dan, ik ben bij lange na geen historicus, maar door het lezen van een beetje geschiedenis ontdekte ik dat het gewoonlijk de organisatie is, dat wanneer zij zo georganiseerd raakt dat zij de ander niet wil erkennen, dat God haar gewoon op de plank legt en haar niet meer gebruikt.

     Kijk, ik wil niet dat onze groepen zo worden. Ik denk dat organisatie iets moois is. Het bewaart een goede, reine broederschap en ze dient haar doel, weet u. Maar ik wens altijd dat ze tot een plaats komen waar de een zijn arm om de ander kan slaan, en, u begrijpt wat ik bedoel, gemeenschap hebben.

     Zoals de oude broeder Bosworth eens tegen me zei, de godvruchtige, heilige oude man. Velen van u kennen hem, F.F. Bosworth. Hij zei tegen mij: "Broeder Branham, u blijft over gemeenschap spreken. Weet u wat dat is?"

     Ik zei: "Ik denk het wel."

     Hij zei: "Het zijn twee makkers in één schip." ["Fellowship" – Vert] Dus ik dacht dat dit een zeer goede uitdrukking was (zie?), twee makkers in één schip. Dan is daar ruimte voor ons allemaal.

11 Wat als ik hier onze broeder zie, een bepaalde broeder, die in een bootje over een snel stromende rivier gaat waarvan ik weet dat die boot in de stroomversnelling snel kan omslaan (zie?) en ik begin tegen hem te schreeuwen, dan is het niet omdat ik iets tegen die broeder heb, het is uit liefde dat ik dit doe. Zie? Het is de boot waarin hij zit; die zal hem er niet overheen dragen. Zie?

     Welnu, wanneer organisaties... ik denk dat wanneer de organisatie zich zou organiseren en dan hun leerstelling zou eindigen met een komma in plaats van met een punt: "Dit is dit, en dit is dat, en dat is alles." Als zij slechts een komma plaatsen: "Wij geloven dit, plus zoveel als de Here er voor ons kan bijvoegen." Daar maakte Luther een fout: rechtvaardiging door geloof, dat was het. Wesley maakte een fout met heiliging, het tweede werk van genade, en hij weigerde om het te zien... om de Heilige Geest te ontvangen toen Die binnenkwam. Als u eindigt met een komma is het in orde.

12 U ziet dus dat God zo groot is dat de tent over ons allen wordt uitgespreid. En wij eten verschillend voedsel, kleden ons verschillend, zien er verschillend uit, wij zijn verschillend. Maar God is een God van verscheidenheid. Hij is niet een God... Hij is geen Sears and Roebuck, Harmony House. [Serviesgoed met één en hetzelfde kleine patroontje erop – Vert] Zie? Hij... God is een God van verscheidenheid. Kijk hier naar buiten: grote bergen, kleine bergen; groene bomen, woestijnen; witte bloemen, blauwe bloemen, roze bloemen, rode bloemen; roodharige mensen, zwartharige en grijsharige en dan helemaal kaal. Zie? Kijk, Hij is een God van verscheidenheid. Hij... Ik geloof dat Hij het graag zo heeft. Dat is de wijze waarop Hij het schiep. Ik denk dat God het in ons organisatieleven op die wijze heeft.

13 Ik ben een zuiderling. De grote baas hier zegt (deze natie) dat wat zij zeggen in orde is. Ik denk wat betreft de afscheidingstoestand in het zuiden... sommigen van hen zeiden een keer tegen mij: "Broeder Branham, u als zuiderling, hoe denkt u over afscheiding?"

     Ik zei: "Het is niet aan mij om dat te zeggen. De baas, de regering, zei: 'Laat het zo blijven, sta hun toe te trouwen, enzovoort.'" Ik zei: "Dat hangt van hen af. Als Amerikaan blijf ik trouw aan de wetten." Mijn mening is dat je het moet laten op de wijze zoals God het maakte. Hij schiep blanke mensen, zwarte mensen, bruine mensen. Hij is een God van verscheidenheid. Laat hen blijven zoals God hen maakte. Dat is wat ik denk. Als ik een zwarte man was, zou ik willen blijven in mijn klasse van mensen. Als ik een Chinees was, geel, zou ik zo willen blijven. Maar omdat ik van de blanke Angelsaksen afstam, laat mij trouwen onder de blanken en mijn kinderen hetzelfde onderwijzen, en gewoon de soort bloem en de kleur blijven die God ons maakte bij het begin. Tenslotte is Hij Degene Die het schiep.

14 Als ik tot de Assemblies of God behoor, zou ik Assemblies of God zijn. Als ik tot de Foursquare behoor, zou ik Foursquare zijn. Zie? Maar ik zou altijd mijn armen willen uitreiken naar elk van hen (zie?), om ze allemaal bij elkaar te krijgen. Zie? Dat is het, gemeenschap met elkaar. Daarin ben ik verkeerd begrepen.

     Soms... Niet lang geleden was er een geluidsband over slangenzaad naar buiten gekomen. Dat veroorzaakte een geweldig conflict. Jammer dat die jongens dat lieten uitgaan. Dat was in mijn... in mijn... Zij gaan niet meer met mij om. Maar het spijt me dat zij het vrijgaven. Maar hoe dan ook, als het bij de kerken terechtgekomen is, volgens mij zijn predikers herders. Zij behoeden hun kudde voor elke... En als zij het niet doen, zijn het geen goede herders. Zo is het. Kijk, zij moeten waken over hun kudde waarover de Heilige Geest hen tot opzichter heeft aangesteld.

15 Er zijn veel dingen die erover gezegd zijn door verschillenden. Ieder heeft zijn mening over dingen. Wij hebben daar recht op (zie?), op onze ideeën. Maar dat, dat wilde ik beslist niet laten uitgaan. Het was mijn eigen mening over wat ik dacht van de Schrift: dat het geen appels waren die Eva at wat de zonde veroorzaakte. En dat... Daardoor scheen het evenwel een bijtend zuur onder enigen van de broeders te hebben veroorzaakt. Ik wilde dat het niet was uitgegeven, omdat ik hier niet ben om te proberen mijn broeders te hinderen. Ik ben hier om te proberen mijn broeders te helpen. Ik werk voor één doel, en ik denk dat wij dat allen proberen.

     En de Assemblies en de Foursquare en de Eenheids en wat zij ook zijn (zie?), zij zijn allen broeders. En wij zouden moeten proberen één doel na te streven: dat is het Koninkrijk van God. Ziet u? En om te proberen zoveel mogelijk zielen in mijn net te vergaderen om ze daarheen te zenden, wil ik dat bij die van u voegen, en van u, en al de overigen. Daar gaan we naartoe en daar werken wij voor: naar boven toe.

16 En u kunt zich indenken dat er gedurende de vijftien jaar op de velden te zijn geweest met de broeders er wel kleine dingen moeten oprijzen door verschil van mening. We zitten hier deze morgen in een zodanige harmonie als mensen maar kunnen zijn, veronderstel ik. Maar laten we hier eens een poosje zitten en beginnen te spreken. Voor je het weet, zou er een broeder zijn die iets zegt, en de ander zou het een beetje oneens met hem zijn. Nu zijn er echte mannen, echte Christenen, voor nodig om dat te weerstaan en om zich nog steeds een broeder te voelen. Ziet u? Je moet het in je hart voelen. Je kunt niet... je kunt niet... je kunt een ander daarmee niet voor de gek houden. Als je zegt dat je het bent, en je bent het niet, dan is dat het wat de hindernis veroorzaakt. Je moet daar duidelijk en helder over zijn. Ziet u? En wij zijn verschillend. Zoals wanneer, neem een zekere... als een broeder ergens naartoe was gegaan en onder een bepaalde klasse van mensen komt...

17 Een broeder getuigde vanmorgen tot mij. Toen hij nog een kleine jongen was, werd hij voor de bediening geroepen. En hij zei dat hij toen viel. En ik... En hij zei dat hij daarna terugkwam met meer roeping om te prediken dan ooit te voren. Ziet u wat het was, toen hij een Christen werd, was hij in het verkeerde milieu terechtgekomen. Zie? En dat milieu beïnvloedde hem. Zie? En als u in dat milieu blijft hangen, dan beïnvloedt dat u. Ik hoop dat u tussen de regels door leest over wat ik zeg. Zie? Het beïnvloedt u in dat milieu en voor u het weet, wordt u een deel van dat milieu. U gaat er in mee.

     Precies zoals een goede, reine man die rein is en moraal heeft en begint om te gaan met een groep mensen die het niet zijn, dan neemt u die geest daar van op.

     Alles wordt bestuurd door een geest. Naties worden beheerst door een geest. Omdat ik in verschillende landen kom en de manier zie waarop zij handelen en doen, kun je daaraan zien dat het de geest van dat land is.

18 Ik ging naar de markt (Excuseer mij, zusters.); onlangs ging ik met mijn vrouw naar de markt en wij dachten dat het iets vreemds was; wij zagen een dame met een rok aan. Zij zijn bijna allemaal naakt, weet u, met hun korte broeken aan. En ze zei... ze zei... En ik wist dat velen van hen in koren zingen, echt mooi, weet u, en je weet dat ze de beroemheden van de stad zijn.

     En mijn vrouw is een van die ouderwetse meisjes, weet u. En ze zei: "Ik vraag me af waarom zij dat doen?"

     Ik zei: "Lieveling, het is een geest. Zie? Hij krijgt vat op hen. Zie? Het is een geest. Deze vrouwen bedoelen niet... zij beseffen niet wat zij doen. Zie? Zij bedoelen dat niet, maar het is een geest die op hen komt." En weet u, vervolgens beginnen zij er een beetje mee, dan een beetje meer, en zonde is zo (Wat zal ik zeggen?) subtiel, ja, subtiel, gewoon zo listig. Het komt binnen en het is zo mooi en het is zo subtiel; het pakt je op die manier.

19 Wel, ik denk dikwijls dat mensen met een goed gezond verstand in een organisatie terechtkomen, waarbij het soms gebeurt dat men daar tot een plaats komt dat het er zo'n beetje van begint te komen dat men zegt: "Wij zijn de groep." Zie? En het is eigenlijk niet de broederschap, er is gewoon een geest die onder hen komt (zie?) en het geeft niet genoeg ruimte voor de volgende broeder. Ziet u? Ik denk dat het zo is. En ik vind het overal en we weten dat het waar is.

     Daarom ben ik hier, mijn broeders, om mijn net uit te gooien met u allen, om alles te doen wat ik kan voor onze lieflijke Redder, Jezus Christus, de Zoon van God. Ik... ik heb geen... ik ben geen prediker om een prediker genoemd te worden zoals u mannen, die geleerd zijn en daarvoor geroepen zijn. Ik heb een kleine gave die God mij schonk, en het is net alsof je in een versnelling gaat. Ik kan mijzelf daar niet in brengen.

20 Ik ontmoette hier vanmorgen een broeder, Bacon genaamd, denk ik dat het was, of Bacon was het geloof ik, daar in het hotel, ja. Hij zei dat hij hier jaren geleden was toen ik in de samenkomst was. In die tijd was het een beetje een fenomeen dat ik mijn handen op iemand zou leggen en dan zou weten wat het was. Dan herinnert u zich dat ik u vertelde, dat Hij mij zei dat het zou geschieden dat ik het diepste geheim van hun hart zou weten. Welnu, let op de samenkomst. Zie? Nu, dat is waar.

     Maar wat is het? Daar ik in iets te kort schiet, heeft God – Die misschien wist dat ik de mensen liefheb – mij iets anders gegeven om mee te werken. Ziet u? En ik wil niet... ik wil het gebruiken voor het hele lichaam van Christus, voor iedereen (ziet u?), om daarmee te proberen – zo goed als ik kan – iedereen te beïnvloeden om de Here Jezus te dienen. Het mag vreemd lijken voor sommige mensen, maar ik probeer hen te bemoedigen, het voor hen te plaatsen zodat ze het in de Schrift zien. Als het niet in de Schrift staat, geloof het dan niet. Beslist niet.

21 In het Oude Testament hadden zij een manier om te weten of het wel of niet waar was. Als een profeet profeteerde, een dromer een droom had, zetten zij hem neer voor de Urim en Thummim, en dan... Dat is de borstplaat op Aäron. En het maakte niet uit hoe echt het klonk, als die bovennatuurlijke lichten niet flitsten over die Urim en Thummim geloofden zij het niet (zie?), omdat het bovennatuurlijk moest zijn. En als de Urim en Thummim het niet bewees – het gaf niet hoe echt de droom klonk of wat de profeet zei – dan was het verkeerd. Nu, dit was in het Levitische priesterschap. En omdat dit priesterschap is opgehouden, is die Urim en Thummim ook opgehouden. Maar God heeft nog steeds een Urim en Thummim. Dat is Zijn Woord. Het geeft niet hoe elk ervan klinkt... goed klinkt, of dat het zo mooi klinkt dat dit het programma zou zijn, voor mij moet het flitsen op die Urim en Thummim. Het moet dat Woord zijn, of het is niet...

22 Kijk, de... Nu, God kan dingen doen, en we hebben allerlei dingen die gaande zijn, en het zijn ongetwijfeld godvrezende mannen, goede mannen... Maar we houden van verscheidene dingen: van sensaties, en bloed, en olie, enzovoort. Die kunnen in orde zijn. Kijk, God kan dat doen. Ik zeg niet dat Hij het niet kan doen. Hij kan doen wat Hij wil. Hij is God. En het gaat mij niet aan om Hem te vertellen wat Hij moet doen. Hij doet wat Hij wil. Maar wat mij betreft: laat het schriftuurlijk zijn. Dan weet ik dat het goed is. Zie? Laat het daar flitsen op de Schrift. Dan is het in orde, omdat ik weet dat Hij daar achter zal staan; over dat andere weet ik het niet. Maar door te proberen het zo goed als ik kan het op die manier te houden...

23 En ik laat mijn samenkomsten nooit groot worden, waarbij het mogelijk is dat ik een deel moet bestemmen voor... Zoals sommigen van onze dierbare broeders, fijne mannen, zoals broeder Oral Roberts... Toen Oral en ik elkaar voor het eerst ontmoetten, had hij een kleine armoedige tent, en ik was aan de ene kant van Kansas City, Arkansas, en hij was in Kansas City, Missouri. Ik heb foto's waar wij samen op staan. Hij zei: "Denkt u dat God mij zou antwoorden als..."

     Wel, daar stond een man: knap, intelligent, een groot man van God, goed geloof. Ik zei: "Broeder Roberts" (pas een jonge prediker), ik zei: "God zal ieders gebed beantwoorden dat oprecht is." Daar ging hij.

     Onlangs... Zo'n dierbare broeder. Ik had een Zakenliedensamenkomst in Tulsa. Daarna had ik een samenkomst in het auditorium en Oral kwam binnen. Hij had zijn been bezeerd en hij riep mij van het podium af. Ik ging erheen en bad voor hem. Hij zei: "Hebt u mijn gebouw al gezien?"

     Ik zei: "Nee, broeder Roberts, dat heb ik niet."

     Hij zei: "Wel, wilt u komen kijken?"

24 Dus glipte ik de volgende dag binnen om rond te kijken zonder dat hij erbij zou zijn. Weet u, ik wil dat niet, zo'n belangrijke man waarvan ik weet dat zijn tijd kostbaar is. Ik ging er dus heen en zat in zijn huis. Ik had in mijn eigen huis niet beter en fijner onthaald kunnen worden. Oral Roberts, zo'n patente kerel...

     Tommy Osborn, o my, er lopen gewoon geen betere in schoenen rond. Dat is alles. Hij is gewoon een... hij is een dierbare jongen. Ik was bij zijn plaats. En o, zulke fijne mannen. En zij beweren allemaal dat ik eerst op het veld was begonnen en dat zij het zagen en dat dit hen in beweging zette.

     Toen ging ik naar broeder Fisher; ik was bij zijn groep in Zuid-Afrika. Hij leidde mij rond door Orals gebouw. Ik keek: wat een kolossaal gebouw; prachtig. Als u het nog nooit hebt gezien, wees er zeker van dat u het gaat zien. O, u hebt nergens ter wereld ooit zoiets dergelijks gezien.

     Ik was pas bij dat van broeder Tommy Osborn geweest en zag zijn geweldige plaats. Honderden IBM machines stonden daar die in werking waren zonder dat mensenhanden ooit de brieven aanraakten. Het vloog er zo doorheen. My. Geld dat met vrachten binnenkwam en op een transportband werd geworpen en zo verderging. Ik dacht: "O my." Kijk, hij moet het hebben, hij... Luister, dat is een geweldig werk.

25 En ik stond daar aan de buitenkant. Ik dacht: "God, hoe dankbaar ben ik. Kijk hier eens naar dit gebouw van ongeveer twee en een half miljoen dollar, schat ik, het succes van een kleine Pinksterjongen." Wat God kan doen... Zie? Eén kleine Oakie [Uit Oklahoma – Vert], uit een achteraf plekje, wat God kan doen. Het laat gewoon zien... En ik zag Tommy, Tommy Osborn.

     Ik stond daar op Orals terrein; daar was een groep mensen – u weet hoe ze bij je doen – die buiten stonden te wachten. En een politieagent leidde mij er doorheen en toonde mij de achterkant, hoe ik er omheen kon lopen en in de auto kon komen. En broeder Fisher was bezig er omheen te gaan om de auto te halen om mij aan de achterkant op te halen. Ik stond daarachter met mijn handen op mijn rug te kijken naar dat grote gebouw hoe mooi het was, en bekeek het daar in de spiegel, weet u, het uitstrekken van die handen. En ik zei: "Wel, ik heb..." Iets zei tegen mij: "Wel, hoe zit het met jou?" Ik dacht... En dan zeiden de broeders nog wel dat mijn kleine bediening geholpen had om hen op het veld te plaatsen. Kijk, elk van hen zat mij te vertellen dat...

26 En ik dacht: "Wel, het kan zijn, waarom niet... waar... Als ik daar dan was, waarom heb ik dan niet zoiets?" Ik dacht: "Ik zou er beslist een hekel aan hebben om hen naar mijn plek te laten komen, met één kleine typemachine die achterin een caravan staat; en iemand moeten smeken om mij te helpen met het versturen van de brieven." Ik dacht: "Wel, zie je, misschien kon God mij niet vertrouwen." Zie? "Misschien zou ik niet, als ik dat had gekregen, misschien was ik dan niet meer mezelf geweest." En ik dacht: "Maar ik ben God zo dankbaar dat Hij iemand kon vinden die Hij op die manier kon vertrouwen."

     Ik zou niet willen dat u iets zei over... Ik bedoel er niets anders mee, maar terwijl ik daar stond, begon ik te huilen. En ik dacht: "Wel, Vader wist dat ik geen opleiding heb. Die jongens, zo lieflijk, dierbaar..." Ik keerde mij om en begon terug te lopen, wachtend op de auto die zou komen. Ik stond daar naar dat grote gebouw te kijken. Net zo duidelijk als ik een stem ooit heb gehoord, werd er gezegd: "Ik ben uw Erfdeel." Nu, dat is... dat is goed. "Ik ben uw Erfdeel."

     Ik zei: "Dank U, Here. Dan met het weinige wat ik heb, zal ik zo goed mogelijk het deel dat U mij gegeven heeft, inzetten voor het Koninkrijk van God."

27 Nu, dat is de wijze waarop ik heb geprobeerd te blijven: klein. Ik heb niets. We hebben enige boeken, maar ze zijn niet van mij. Ze behoren aan broeder Gordon Lindsay. Wij kochten ze gewoon voor veertig procent zodat wij kunnen... En ik moet de mannen geld geven voor de terugreis omdat zij met deze boeken naar de westkust komen. En velen van hen zijn geruïneerd; gaven ze aan de mensen, aan iedereen die ze wilde hebben, ook al hadden ze geen geld. Wel, "zij kunnen ze toch krijgen". Zie?

     Ik heb dus geprobeerd bij geld vandaan te blijven. Ik heb nooit in mijn leven een offer genomen. En ik dacht: "Wat zou ik doen als ik iets groots zou moeten bekostigen?" Ik zou het niet kunnen. Ik zou het eenvoudig niet kunnen. Dat is alles. Dus de grote oneindige God wist dat.

28 Dus het weinige dat ik heb – wat Hij mij gegeven heeft – probeer ik met u te delen, broeders. Kijk, u bent de gemeente. En mogen we allen één blijven (zie?) en gewoon bijeen blijven als broeders. En laten we hetgeen wij hebben met elkaar delen. Zie? Op die manier, we zijn wij in een grote strijd, en wij strijden tegen zonde, niet tegen elkaar. Als wij elkaar gaan bestrijden, dan kan Satan achterover leunen en het ons gewoon laten uitvechten. Zie? Maar laten we alles wat wij hebben voor het Koninkrijk geven, en gezamenlijk onze schouders eronder zetten om omhoog te gaan, om daarvoor te werken, omdat ik denk dat wij niet veel tijd meer hebben. Ik denk dat we precies aan het einde van de weg zijn. Misschien denk ik dat alleen maar omdat ik een oude man begin te worden. Maar ik... nee, dat is het niet, omdat ik dat heel de tijd heb gedacht. Ik geloof dat wij aan het einde van de weg zijn. En laten we bidden, en helpen, en ondersteunen.

29 Nu, daar zijn broeder Roberts en diegenen, zij... zij hebben... Nu, kijk, ik wil niet dat u denkt dat ik iets tegen broeder Roberts te zeggen heb. Hij is een van de fijnste mannen die ik ooit heb ontmoet, en Tommy Osborn, velen, en Tommy Hicks... En die broeders zijn fijne broeders. Wat ik probeer te zeggen, is... Nu, broeder Roberts heeft, denk ik, een universitaire opleiding. Hij is knap. En hij... En God heeft die man op zo'n manier gezegend dat hij daar gewoon alles om zich heen heeft om te zien... Ieder van ons mensen, als wij... God heeft ons ons deel toebedeeld, en hem dat deel gegeven, maar alle delen vormen één deel. Het gaat naar het Koninkrijk van God. Ziet u? Wij willen onszelf bijeenvoegen.

     Nu, als ik mij probeer af te scheiden van broeder Roberts, zou dat hetzelfde zijn als waar ik over gesproken heb: één organisatie die zich afscheidt van de andere. Laten we één grote groep zijn (zie?), gewoon één grote groep.

30 Ik spreek tot de Christen Zakenlieden, zodoende ben ik bij hen geweest. Zij zijn een soort oase voor mij geweest. En omdat zij het sponsoren, zullen de zakenlieden van de kerken komen. En natuurlijk lijkt het er een beetje op of de voorganger het dan bijna moet doen, weet u, om zijn gezicht tegenover de gemeente niet te verliezen. Maar ik vertelde de zakenlieden hier niet lang geleden, ik zei: "Broeders, ik ben, evenals de broeder gezegd heeft, ik ben nooit, nooit zo huichelachtig geweest dat ik het ergens voor deed. Als het zo is, is het zo. Als ik het al zeg, dan is het zonder harde gevoelens, maar uit liefde zeg ik het."

     Als uw kleine jongen, of kindje, buiten midden op de straat zat, en u zou zeggen: "Junior, lieverd, als je niet binnenkomt, kun je misschien bezeerd worden", dan is dat geen liefde. Echte liefde zal naar buiten gaan en hem beetpakken en schudden en hem van die straat vandaan houden. Zie? Dat is echte liefde. Zie? En dat is wat het is, broeders. Ik bedoel helemaal niet... Houd dit nu in uw gedachten. Zie? Vertroetel Junior niet. Ziet u? Wij gaan het Junior vertellen en zorgen dat hij in lijn komt. Zie?

31 Nu, de liefde van broederschap, samen optrekkend, samen werkend... En precies zoals bij een lopend contract, enzovoort, zo willen wij het in het Koninkrijk van God doen.

     In deze geweldige tijd waarin wij nu leven, waarin wij in de eindtijd zijn, denk ik... (Ik weet niet hoeveel tijd ik hier nog heb. Nog ongeveer vijftien minuten?) Wij werken om te leven. Wij strijden om te leven. En we zijn... en in deze levensstrijd ontdekken we dat wij verschillend zijn, maar we zijn gelijk. Ik zie dat mijn vinger niet mijn oor is en mijn oor niet mijn oog. Maar ik heb ontdekt dat zij samen moeten werken om het werk gedaan te krijgen. En dat is de manier waarop wij het moeten doen. Ziet u? Wij moeten samenwerken om het werk gedaan te krijgen, en daarom ben ik hier, om te proberen het werk klaar te krijgen. Niet om het werk te doen, dat kan ik niet. Ik ben hier om met u, broeders, te werken om het werk gedaan te krijgen. Ik denk aan de mogelijkheden, en het is mogelijk en ook aanneembaar dat precies nu iets zou kunnen plaatsvinden, precies hier, hetgeen een opwekking door elk van uw kerken zou zenden, en ziet u, dat is mogelijk.

32 Nu, het weinige waarmee ik het moet doen, voeg ik bij dat van u, broeders, en leg het op Gods grote gouden altaar, met ons Offer en gemeenschappelijke basis, Jezus Christus. Zie? Daar werken wij voor. Ik ga werken met alles wat ik kan, en alles wat ik... Als u ziet dat ik zou... denkt dat ik het een beetje beter zou kunnen doen, wees gewoon vrij het mij te vertellen (ziet u?), en ik zal het zeker doen. Ik zal alles doen wat ik kan om vlak naast u te werken en alles te doen wat ik kan voor het Koninkrijk van God. En dan aan het einde van de tijd willen wij allen horen zeggen: "Het is goed gedaan, Mijn goede en getrouwe dienstknecht."

     Bedenk dat deze samenkomst hier over vijf dagen geschiedenis zal zijn. En dan zullen we het op een dag weer tegenkomen. Laten we daarom alles doen wat wij kunnen om het goed te doen.

33 Ik voel gewoon dat ik hier nog graag enkele woorden zou willen zeggen, als het goed is, over een klein... ik wil Zijn Woord één keer aanhalen, en misschien slechts als een kleine tekst, en ik zal goed opletten. Laten we Johannes 5:24 nemen. Als u er over na wilt denken, het is een van mijn lievelingsteksten, een hand vol en twee dozijn eieren (zie?), 5:24: "Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven."

     Zie? Leven; wat een woord: leven. Wat doen wij? We zijn... Dat is wat wij proberen vast te houden: leven. Het is wat wij proberen te vinden: leven. Het is het voornaamste wat er is: leven.

34 Hier niet lang geleden zat ik met mijn secretaris op een kleine oprit die naar het huis loopt. En wij raapten een oud stukje fossiel op dat daarin gelegen had. Hij zei tegen mij: "Hoe oud is dat?"

     Ik zei: "O, misschien zou een chronoloog, of een archeoloog zeggen dat het zo'n enkele miljoenen jaren oud zal zijn."

     Hij zei: "Hoe kort is een mensenleven daarbij vergeleken."

     Ik zei: "Nee, nee, nee." Ik zei: "Wanneer dat er niet meer is, zal ik nog steeds leven." Ik heb eeuwig leven (zie?), en daarom...

     En als wij rondkijken, broeders, denk ik dat wij kunnen opmerken dat overal waar wij kijken leven is: leven. Als u hier naar de overkant kijkt, kunt u misschien, laten we zeggen een sinaasappelboom zien. Hij drukt op zijn manier leven uit. Hier staat een palmboom. Hij drukt leven uit. Hier is een pijnboom. Hij drukt leven uit. Daar is een bloem, een rode; zij drukt leven uit. De blauwe ernaast drukt leven uit. Kijk naar onze organisaties. Zie? Kijk, elk ervan drukt leven uit.

35 We merken de kleine bloem op. Laten we de betekenis van een kleine bloem nemen. Zij staat daar prachtig rechtop en ze dient een doel, dient het goed. En wanneer de vorst haar in de herfst van het jaar treft, is het gebeurd. Jong of oud, ze sterft. Dat is de dood. Haar kleine blaadjes vallen af en een zwart zaadje valt eruit. Laten we zien of God geïnteresseerd is in datgene waarvoor wij worstelen. Een zwart zaadje valt eruit, en na een poosje dan, het mag vreemd lijken, maar God is zo geïnteresseerd in dat kleine leven dat Hij er een begrafenisprocessie voor heeft. Jazeker. De herfstregen komt, grote dikke tranen druppelen uit de hemel neer en begraven dat zaadje. Nu, is dat waar? Dat is het absoluut; het wordt begraven onder de grond.

     De wintervorst komt langs, het vriest tot zo'n tien centimeter diep onder de grond. Het bolletje droogt op, bevriest, is dood. Het bloemblad valt af, is dood. Het blad is dood. Het zaadje bevriest, barst open, de pulp loopt eruit. Dit arme, kleine leven dat God schiep. Is het geëindigd? Nee, in geen geval. O, nee!

36 Kijk, het zonnestelsel bestuurt het botanisch leven, de zon, z-o-n. En zodra die warme zon van achter de aarde vandaan komt en hier weer terugkeert, is daarin ergens een kiem van leven die geen natuurkundige kan vinden, maar die kleine bloem leeft opnieuw. Zij heeft haar doel gediend. Ze leeft weer, omdat ze leven had.

     Wel, als God een manier heeft gevonden voor het zonnestelsel om een leven dat Hem diende weer op te wekken, hoe zit het dan met de Z-o-o-n wanneer Hij komt met eeuwig leven? En wij hebben eeuwig leven. Eén dezer dagen zullen wij weer opstaan. Laten wij ons doel gewoon goed dienen. Wat wij ook zijn, laten wij het dienen. Wat voor plaats God u ook gegeven heeft, laten we daar dienstbaar aan zijn. Want de Z-o-o-n zal een dezer dagen verschijnen met genezing onder Zijn vleugelen. Dan wil ik voortkomen in de glans en glorie van Zijn opstanding. Ik wil arm in arm met elk van u komen aanwandelen tot voor Zijn tegenwoordigheid. Herinner u, tot dan zijn wij het kleine blad aan de boom.

37 Ik houd van jagen. Ik denk dat u mijn opgezwollen gezicht ziet. Ik wilde altijd een Weatherby Magnum hebben. Een dierbare... Ik wilde niemand laten... Ik kon me niet veroorloven er een te kopen. Ze zijn heel duur. Iemand wilde er een voor mij kopen. Er zit hier nu een man die er een voor mij had willen kopen. Ik kon het niet toestaan hem dat te laten doen, terwijl ik zendingsvrienden heb zonder schoenen aan. Ik kon dat niet toestaan, kan er niet aan denken.

     Daarom probeerde ik vanmorgen aan iemand deze pannenkoeken te geven. Ik weet wat honger betekent. Ik weet wat die mensen daarginds te lijden hebben. Ik kan geen verkwistende dingen zien, als je weet dat broeders die hetzelfde geloven wat ik geloof daar onder moeilijke omstandigheden zijn.

38 Ik kon het hun niet laten doen. Art Wilson gaf mij een... gaf Billy Paul een model 7, of model 70, .257 Roberts. Billy, mijn zoon, is linkshandig. Hij kon geen rechtshandige grendel hanteren. Een vriend van mij die een Weatherby Company leidt, zei: "Wel, laat mij hem naar Weatherby opsturen en laat die hem weer uitboren om er voor jou een Weatherby van te maken." Hij zei: "Het zou niet..." Zei: "Het zou jou ongeveer dertig dollar kosten; het kost mij ongeveer tien." Hij deed het.

     Hij boorde het niet goed. Bij het eerste schot ontplofte alles in mijn gezicht, het leek me te doden en ...?... het was ongeveer zes weken geleden. Kijk, ziet u die plek daar? Het sloeg de bovenkant van die tand eraf waar het er doorheen ging, en toen sneed het in de zijkant van mijn gezicht. Drie ervan gingen daarlangs, bleven steken in de voorhoofdsholteklieren en in het bot. Vijftien ervan gingen precies achter het gezichtsveld naar binnen en sneden het gezichtsveld bijna in tweeën. Het laat gewoon zien...

     Ik kreeg er een boodschap uit, deze: "Handen schudden bekeringen", dat is wat dat was. Kijk, als dat geweer was gestart als een oorspronkelijke Weatherby Magnum, dan zou het de lading hebben verdragen. Maar daar er aan geknoeid was en men geprobeerd had het opnieuw uit te boren... Natuurlijk, elke schutter weet wat er gebeurde; het kreeg aan deze kant overdruk. Zie? Het liet het ontploffen.

39 Zo gaat het met enige van deze "handen schudden" religies. Ik geloof in wedergeboren te zijn: ga terug naar het begin en sterf, en word opnieuw gevormd. Zie? Als u dit niet doet, zal er ergens langs de weg een ontploffing komen. Het zal u doen ontploffen wanneer de druk komt. Laten we dus de druk doorstaan.

     Ik was in Kentucky met een vriend van mij, de heer Wood, die hier boeken verkoopt in de samenkomsten. Hij was een Jehova's getuige die bekeerd werd door de genezing van zijn zoon die hij bij zich had die polio had – hij is nu getrouwd – met een been helemaal onder zich opgetrokken. Misschien krijg ik een kans hem te laten getuigen. Hij werd gered en gevuld met de Heilige Geest.

40 Zijn broers kwamen. Zijn vader was een voorlezer. Hij werd uit de hele familie verstoten. Op een dag kwam zijn broer op bezoek. Ik was thuis voor vakantie, of voor rust, en hij ging op bezoek bij zijn broer. Hij zei: "Banks, wat," – dat is degene die hier zit – "in vredesnaam, waar ben jij in verzeild geraakt?"

     Hij zei: "Het is geen fanatisme." Hij zei: "Kijk naar Davids been."

     Hij zei: "Ach, nonsens." Zei: "Je vader heeft je grootgebracht en vertelde ons van kinds af aan om die predikers met hun brandende hellevuur en dergelijke niet te geloven." Hij zei: "Je moet zoiets niet doen." Hij zei: "Naar wat voor kwakzalver zit jij te luisteren?"

     Hij zei: "Hij is daarbuiten op het veld aan het hooien."

     Riep me naar binnen. Ik geloof dat ik op alles leek behalve een prediker. En hij zei, terwijl hij daar zat, hij zei... Ik sprak met hem. Hij zei: "Hoe gaat het met u?" Erg koud en onverschillig.

41 Er kwam een visioen (onder het spreken is het precies hier drie of vier keer gebeurd sinds ik hier sta) en ik zei: "U bent een... waarvoor zou u uw vrouw verlaten? Die twee kleine jongens?"

     Hij keek naar Banks alsof zijn broer mij er over verteld had.

     Ik zei: "Kijk niet naar hem." Ik zei: "Hij heeft mij dat nooit verteld." Ik zei: "Wat met eergisteravond? Uw vrouw heeft blond haar; u was bij een vrouw die kastanjebruin haar had. Die man klopte op de deur en u vertrok door het raam. Het is maar goed dat u er niet heenging anders zou uw hoofd er afgeschoten zijn. De man had een pistool in zijn hand."

     En hij tuimelde neer op de grond. Hij gaf zijn hart aan Christus en werd gered. Nu is zijn hele familie op dezelfde wijze gered, elk van hen. Zie? We waren... Vervuld met de Heilige Geest...

42 Toen waren wij in Kentucky aan het jagen, op eekhoorntjesjacht. Ik houd ervan om op eekhoorns te jagen, gewoon de sport om op eekhoorns te jagen. Wij eten ze graag. Ik had mijn geweer ingesteld op vijftig yards [ongeveer 46 m.] voor een schot in het oog (zie?) precies op vijftig yards. Maar we hadden een... Jagen is heel... als u ooit op grijze eekhoorns hebt gejaagd; je hebt ze daar denk ik, in Oklahoma. Zij zijn... Over Houdini gesproken die een artiest is in het ontsnappen, hij is totaal geen artiest in het ontvluchten bij een van hen vergeleken, hoe snel die kan wegkomen!

     Het was heel droog. Wij konden niet dichtbij ze komen, daarom zei hij: "Hier is een grondgebied waar een oude man woont waar we zouden kunnen jagen in de hollows waar het vochtig is." Weet u wat een hollow is? Wat wij een hollow noemen, is een vallei waar de heuvels naar de laagte gaan. En wanneer je dan door deze plek loopt, kijk je uit op beide zijden van de heuvel. Het is vochtig waar het water stroomt.

43 Hij zei: "Maar hij is een ongelovige en één van de ruwste in het land. En, o, hij is verschrikkelijk." Hij zei: "Als hij weet dat u een prediker bent, dan 'hm'."

     Ik zei: "Wel, laten we het proberen."

     Dus gingen we over heuvelruggen en door valleien en van alles, totdat we heel diep in het binnenland gekomen waren. Daar stond een aardig huisje; er zat een oude kerel met een grote oude slappe hoed op: er zaten er twee onder de boom, weet u. Zei: "Daar is hij."

     Dus ik zei: "Doe jij het spreken." We reden tot dichtbij. Hij stapte uit. Hij sprak tot hem.

     Hij zei: "Kom verder." U weet hoe de Kentuckiërs zijn, zuiderlingen. Zei: "Kom verder."

44 Zat daar even en zei: "Mijn naam is Wood. Ik ben Banks Wood." Hij zei: "Ik vraag me af of we zouden kunnen jagen." Zei: "Een vriend van mij is hier en we zijn daarginds gaan jagen bij die andere kreek." Hij zei: "Het is zo droog, we dachten dat we misschien..."

     Hij zei: "Welke Wood ben je? Ben je de zoon van Jim Wood?"

     Hij zei: "Ja."

     Hij zei: "Jim Wood was een eerlijk man in deze streek. Wie van zijn mensen het ook is, ik heb hier honderden hectaren. Help jezelf."

     Hij zei: "Dank u wel, meneer." Hij zei: "Is het goed dat mijn voorganger met me meegaat?" (Het was niet de bedoeling om dat te zeggen. Zie?)

     Hij zei: "Je vertelt me toch niet dat een Wood zo laag is afgezakt dat hij, waar hij ook heen gaat, een prediker met zich mee moet slepen?"

     Hij zei: "Ja."

     Ik dacht dat het tijd voor mij werd om uit te stappen. Dus stapte ik uit de truck, liep erheen en zei: "Hoe gaat het met u?"

     Hij zei: "En bent u de prediker?"

     Ik had in twee weken geen bad genomen, weet u, met eekhoorntjesbloed en bakkebaarden zo lang. Ik zei: "Ja meneer." Ik zei: "Ik denk dat ik er niet op lijk."

45 Hij zei: "Wel, dat maakt niet uit." Maar hij zei: "Ik word verondersteld een ongelovige te zijn, weet u."

     Ik zei: "Dat is niet echt iets om over op te scheppen, nietwaar, meneer?"

     Hij zei: "Ik neem aan van niet." Hij zei: "Maar het enige wat ik denk, is..."

     Ik dacht: "Here, als U mij ooit hebt geholpen, doet U het dan nu, want ik heb... Er moet iets gebeuren."

     Hij zei: "Wel, het enige wat ik tegen u kerels heb, is dat jullie blaffen bij de verkeerde boom." Weet iemand wat dat betekent? Een liegende hond, weet u, een die blaft bij deze boom en de wasbeer zit in een andere boom, weet u. Daarom zei hij: "U blaft bij de verkeerde boom." Hij zei: "U praat over iets terwijl daarboven niets is."

     Ik zei: "Wel, misschien is dat een opvatting. Zie?" Ik zei: "Misschien ziet de hond iets wat u niet ziet."

     Hij zei: "Wel, er is om mee te beginnen niets daarboven." Hij zei: "Er is niet zoiets als God."

     Ik zei: "O, natuurlijk, dat is uw Amerikaans voorrecht om dat de geloven."

46 Er stond daar dus een oude appelboom en er waren er een hele hoop op de grond gevallen, weet u. Het was ongeveer rond midden augustus en de geeljasjes waren... Weet u wat een geeljasje is? Die zaten aan deze appels te zuigen, weet u. Dus dacht ik dat ik maar beter snel van onderwerp kon veranderen, weet u. Ik zei: "Vindt u het niet erg als ik een van die appels neem?"

     Hij zei: "O, helemaal niet. De wespen eten ze op." Ik bukte, pakte er een, en wreef hem gewoon langs mijn vuile overall. Wanneer je in Rome bent, moet je een Romein zijn, weet u.

     Dus ik zei: "Wel..." Ik nam een hap van de appel en stond daar een poosje.

     Hij zei: "Ja, dat is het geval met jullie kerels. Jullie zijn altijd..." Hij zei: "Het enige is dat jullie de mensen het geld uit de zak kloppen en van liefdadigheid leven."

     Ik zei: "Ja, dat is waar. Wij leven van de aalmoezen van de mensen, uit vrije wil. Zij hoeven niet te komen. Zie? Zij geloven het en zij ondersteunen het."

47 Hij zei: "Och, zoiets is er niet. Ik heb nog nooit iets gezien wat zulke dingen verklaart. Ik kan recht naar boven kijken zover mijn ogen kunnen zien en ik zie geen God, zie niets bijzonders." Zo blind, weet u. Dus hij zei: "Ik zie niets; zie geen God. Ik ben hier nu al zesenzeventig jaar en ik heb nog niets gezien."

     Hij zei: "Ik wil één ding zeggen. Er was een keer een prediker, ongeveer twee jaar geleden, die hier naar Acton kwam op het Methodisten kampeerterrein. Het was een kerel uit Indiana." Hij zei, hij... "De oude dame Casshorn (geloof ik dat haar naam was) woont hier bovenop de heuvel, precies hierboven. Zij had maagkanker." En hij zei: "Ik en mijn vrouw waren daar 's morgens naar boven gegaan. Wij konden haar niet meer op de po zetten (Excuseer mij hiervoor, zusters, en u allen.), maar wij moesten een onderlegger gebruiken (met rubber eronder, weet u), en de onderlegger eronder vandaan trekken." Zei: "Ik en mijn vrouw gingen er elke morgen en elke avond heen om haar bed te verschonen en haar te verzorgen. Zij en haar man wonen daarboven." En hij zei: "Doktoren hadden haar bezocht." En zei: "Zij was met deze kanker gedurende ongeveer een jaar onder doktersbehandeling geweest, en ze had het punt bereikt dat zij er zelfs niet meer voor terugkwamen, ze leefde nog slechts onder verdoving."

48 Zei: "Deze prediker van Indiana was hier nooit eerder geweest en zij hadden daarginds een samenkomst." Hij zei: "Het was, ik dacht dat het dichtbij de vijftienhonderd mensen waren die daar..." Dat Acton is maar een zeer klein, nietig... ik denk dat de bevolking uit ongeveer twintig bestaat (zie?), maar zij hebben daar een kampeerterrein.

     En toen zei hij: "De tweede avond, onder het prediken, keek hij de samenkomst in en zei tegen de zuster van deze vrouw... Noemde haar naam, en vertelde haar dat zij, toen zij haar huis verliet, een wit zakdoekje pakte met een blauw figuurtje in de hoek en dat zij het in haar portemonnee had gedaan; zij had een zuster daar die Zo-en-zo heette die stervende was aan kanker: 'Kom, leg deze zakdoek op haar en zij zal gezond worden.'"

     En hij zei: "Die avond om ongeveer tien uur dacht ik dat zij daarboven op de heuvel het Leger des Heils hadden. Ik heb nog nooit in mijn leven zo'n lawaai gehoord. We dachten dat de oude vrouw gestorven was. Dus..."

49 In Kentucky gaan ze om zeven uur met de kippen op stok, weet u, wanneer ze... Dus toen, toen zeiden ze... En dat was grote Ben, weet u, die deze zakdoek nam en er met die dame heenging om hem op haar te leggen. En hij kan hoe dan ook schreeuwen als een panter, zoals u weet, dus...?... Hij was dus daarboven.

     En hij zei: "De volgende morgen gingen wij naar boven om te zien wat we konden doen om hen te helpen." Want omdat ze zo ver weg woonden, kon er pas 's morgens een begrafenisondernemer komen, weet u. Hij zei: "We gingen erheen om te zien wat we konden doen, mijn vrouw en ik. Toen wij daar aankwamen was die vrouw gebakken appelpasteitjes aan het eten; ze zaten aan tafel en dronken een kop koffie, zij en haar man."

     Weet u wat gebakken appelpasteitjes zijn? Halve maan? Je rekt het deeg uit als een pannenkoek en doet de... weet u wat leren bretels zijn? Wat leren bretels betekent? Kijk, dat zijn bonen die je ophangt om ze te laten drogen door de zon; en, weet u, je kunt appels op dezelfde manier drogen bovenop het huis. Neem dan die appels en leg ze op dat deeg en bak ze, maak er een halve maan van en doe er gierstestroop bovenop; ze zijn echt lekker. En dat zijn ze absoluut. En dus... Amen.

50 Hij zei: "Ze was appelpasteitjes aan het eten, zij en haar man. Zij doet niet alleen haar eigen werk, maar sindsdien doet zij ook het werk van haar buren. Ik heb me dus afgevraagd hoe die man dat wist?"

     En Banks zat naar mij te kijken. Ik schudde zo met mijn hoofd naar hem.

     En de man zei: "Ik zou graag willen weten..."

     Ik zei: "U bedoelt toch niet dat het waar is." Ik zei: "U zou zoiets toch niet geloven."

     "Wel," zei hij, "ik kan u mee naar boven nemen en het u bewijzen." Zie, hij was toen tegen mij aan het prediken. Ziet u? Hij zei: "Ik kan u er naartoe brengen en het u bewijzen."

     Ik zei: "O, ik neem u op uw woord." Zie? Ik zei: "Ik neem u op uw woord."

     Hij zei: "Wel, zij is precies daarboven. En als u het niet gelooft, ga erheen en vraag het. En vraag het aan alle buren die hier wonen. Ieder van hen kan u erover vertellen."

     "Och," zei ik, "ik... bedoelt u dat dit juist is?"

     Hij zei: "Het is beslist zo."

51 Ik dacht: "Uh-huh. Nu ben je bezig tegen mij te prediken." Ziet u? Ik stond daar een poosje en ik zei... Hij zei... Ik zei: "Wel, wat is zo... Waarover wilde u zo graag met de prediker spreken? Wat was zijn naam?"

     Hij zei: "Ik weet het niet." Zei: "Als ik hem ooit zie, ga ik hem erover vragen."

     Ik zei: "Ja meneer. Wel, ik hoop dat u dat doet."

     En hij zei: "Wel, weet u, wat ik niet kan begrijpen, is, dat toen hij daar stond dat kon vertellen terwijl hij nooit eerder in dit land was geweest, en toch wist hij dat deze vrouw die zakdoek had, en hij stuurde haar daarheen om deze op die vrouw te leggen, en hij vertelde haar precies wat zou gaan gebeuren. En dat is twee jaar geleden en zij is volkomen gezond, ze is helemaal in orde."

     Hij zei: "Daar woont zij. De dokters zeiden dat zij elk ogenblik kon sterven. Zij maakten haar open met deze kanker en naaiden haar gelijk weer dicht, het was te ver gevorderd. Zie?" En hij zei: "Het was uitgezaaid." En zei: "Daar woont zij."

     Ik zei: "Wel, dat is zeker vreemd, nietwaar?"

     En hij zei: "Absoluut."

52 Ik zei: "Tjonge, dat is een goeie appel."

     En hij zei: "Ja, dat is een beste. Dat is zo."

     Ik zei: "Hoe oud is die boom?"

     Hij zei: "Jongeman" (ik was al in mijn vijftiger jaren, weet u); hij zei: "jongeman, ik heb ginds bovenop die heuvel gewoond, ik en mijn papa en mama, en wij allen woonden daar bij die oude oven, dat oude houten huis. Pappa bouwde dit huis en wij verhuisden hier naar beneden." En zei: "Toen hij stierf, nam ik het over, en hier heb ik mijn gezin groot gebracht. Ik ben zesenzeventig jaar."

     Hij zei: "Ik heb die boom daar ongeveer vijfenveertig jaar geleden geplant. Zij heeft sinds ze begon met dragen mij een goede oogst appels opgeleverd."

     Ik zei: "Wonderbaar." Ik zei: "Ik zie dat de bladeren al van die boom afvallen."

     Kijk, mijn oude mama vertelde me altijd: "Geef de koe gewoon genoeg touw en ze zal zichzelf ophangen." Zie? Bind uw paard maar helemaal aan het eind van het touw vast en let op hem als hij na een poosje zijn voet eroverheen zet, weet u. Dat is de manier, zonder enige... Ik moet gewoon op God vertrouwen, slechts de eenvoud van naar Hem te luisteren, de weg te gaan waarop Hij leidt. Ziet u? Niet met verstandelijke krachten van mezelf om die slimme jongens de pas af te snijden, weet u, je moet het eenvoudig Hem laten doen. Begrijpt u?

53 Dus zei hij: "Ja, de bladeren gaan weg."

     Ik zei: "Nu, dat is iets vreemds, is het niet, meneer. Kijk eens hier, het is half augustus en we hebben..." Het was nog steeds heet, op dat moment ongeveer tweeëndertig graden in de schaduw. En ik zei: "Half augustus, zonder enige vorst of iets, en toch vallen die bladeren van de boom." Ik zei: "Ik vraag mij af hoe dat komt."

     "O," zei hij, "het leven heeft ze verlaten."

     "O," zei ik, "ik begrijp het. Het leven heeft ze verlaten. Waar zou het leven heengaan?"

     Hij zei: "Naar beneden in de wortels, het sap."

     "O?", zei ik, "is dat zo?" En hij zei... ik zei: "Waarvoor doet het dat?" Ik zei: "Bedoelt u dat in de wintertijd dat leven niet bovenin de boom zit?"

     Hij zei: "O, nee. Het zou hem doden. De kiem van leven zou in de boom worden gedood als die daarboven was. Het leven gaat naar beneden in de wortels."

     "Uh-huh," zei ik, "het komt in het voorjaar weer terug en bezorgt u opnieuw een berg appels."

     "Ja."

54 Ik zei: "Ik wil dat u een vraag van mij beantwoordt." Ik zei: "Vertel mij; die boom heeft geen enkele intelligentie, maar er is een superintelligentie die deze boom vertelt dat het winter gaat worden: 'Ga daar weg en ga terug in de wortels en verberg je beneden onder de grond. Volgend voorjaar zul je deze kerel enige appels moeten bezorgen.' En als hij geen acht op Hem slaat, sterft hij. Als hij wel acht op Hem slaat, op die intelligentie, dan blijft hij leven. Hij moet acht slaan op die intelligentie."

     Hij zei: "Wel, dat is gewoon de natuur."

55 Ik zei: "Wat is de natuur? Bedoelt u gewoon geografisch en de draaiing van de aarde?" Ik zei: "Zet midden augustus een emmer met water buiten op een paal. Laten we zien of het naar beneden gaat tot aan de voet van de paal en dan in het voorjaar weer omhoog komt, zodat u weer een emmer met water heeft."

     Hij zei: "Dat zal niet gaan."

     Ik zei: "Wel, dan moet het een intelligentie zijn die deze bestuurt." Zie?

     Hij zei: "Zo heb ik er nooit over gedacht, maar ik denk dat u gelijk hebt."

     En ik zei: "Welnu, wanneer u uitvindt welke intelligentie dat sap in die boom vertelt om naar beneden te gaan om te schuilen, en weer terug te komen om iets te brengen hetgeen tot nut is voor iemand, dan zal ik u vertellen dat het dezelfde intelligentie was die mij vertelde dat die vrouw, die daarginds lag te sterven aan kanker – als zij de geboden van God zou gehoorzamen – genezen zou worden."

     Hij zei: "U bent toch niet die prediker?"

     Ik zei: "Dat ben ik."

     "Wat is uw naam?"

     Ik zei: "Branham."

     Hij zei: "Dat is die man. Kunt u het bewijzen?"

     Ik zei: "Wel, ik neem aan van wel." En daar onder die appelboom, met dat simpele kleine ding: leven, leidde ik hem naar Christus.

56 Verleden jaar was ik daar opnieuw. Ik wandelde naar de boom, en daar achter het huis zat een vrouw appels te schillen, zijn vrouw. Ik vroeg naar hem. Hij was gestorven.

     Ze zei: "Meneer Branham, God zij altijd met u." Ze zei: "Jaar in jaar uit hebben wij het geprobeerd; we probeerden van alles. Maar dat kleine eenvoudige verhaal over deze appelboom bracht hem tot Christus."

     Leven is dus zo eenvoudig; maar toch is het zo groot. Laten wij bijdragen hetgeen wij hebben, zodat wij op een dag een opstanding zullen hebben. En niet alleen onszelf, maar laten we iemand anders met ons meebrengen wanneer we tot die dag komen. Is dat in orde? Kunnen wij bidden?

57 Hemelse Vader, U hebt leven zo eenvoudig gemaakt, de weg zo eenvoudig, zo duidelijk. Laat het verre van ons zijn ooit te proberen het op enigerlei wijze te verdraaien door onze intelligentie erin te brengen, wat wij ervan denken. Laten we gewoon de eenvoud nemen die God voor ons geplaatst heeft en dat dan gebruiken om zielen voor Christus te winnen.

     Vader God, hier zijn we nu. Wij zijn hier bij de opening van deze samenkomst. Er zijn hier overal zondaren. Ik weet niet wie het zijn of waar ze zijn. Ik zit hier vanmorgen met mannen en vrouwen met wie ik geloof door de eindeloze eeuwen die komen, gezamenlijk te zullen leven.

     Terwijl wij hier vanmorgen zitten en over de tafel elkaar aankijken, kijk ik zo langs de rij en zie mannen met grijs haar die waarschijnlijk op het veld waren, predikend, terwijl ik een zondaar was. Wij hebben elkaars hand geschud. Wij hadden gemeenschap rondom onze ontbijttafel.

58 Misschien zullen we elkaar nooit meer bij een ontbijt ontmoeten, maar één ding is zeker: op een dag zullen we elkaar ontmoeten bij een avondmaal. Dat is een huwelijksmaal, wanneer die grote tafel is uitgespreid over de hemelen, zich uitstrekkend van hemel naar hemel. Als we over de tafel naar elkaar kijken, moet er wel een kleine traan van onze wangen afdruppelen wanneer we terugdenken, terwijl wij elkaars hand schudden, en zeggen: "Ik herinner mij de bijeenkomst in Salem. Hier is broeder Zo-en-zo. Hij was degene die op die tijd binnenkwam, deze hier."

     Dan zal de Koning in Zijn schoonheid, in Zijn witte klederen, naar buiten komen en alle tranen van onze ogen afwissen en zeggen: "Ween niet, kinderen. Het is allemaal voorbij. Treed binnen in de vreugde des Heren, die voor u bereid is sinds de grondlegging der wereld."

     God, laat ons er velen rond de tafel zien zitten vanwege deze inspanning die wij ons getroosten. Wij zullen nu alles doen wat wij kunnen, Here; wij vertrouwen op U om ons te helpen. Wij zijn de Uwen. Wij zijn in Uw handen, Here. Doe met ons wat U goeddunkt.

59 Wij danken U voor de gemeenschap met elkaar en met de Zoon van God, Wiens aanwezigheid nu bij ons is. Moge Hij immer blijven, en mogen wij altijd trouw en oprecht blijven aan de roeping, opdat we mogen uitgaan – niet in de kracht van geld, in de kracht van grote dingen van de aarde – maar in de kracht van bescheidenheid, in zachtmoedigheid en nederigheid van de Geest, daar Hij ons wil maken en vormen in de beeltenis van zonen en dochters van God, zodat wij anderen zouden mogen winnen voor Hem. In Jezus' Naam vragen wij deze zegen om God te eren. Amen.

     U wordt heel vriendelijk bedankt, vrienden. Als u wilt, zal ik... wil ik uw ontbijt voor u betalen. Ik heb deze tijd van gemeenschap gehad. Ik zou het fijn vinden om dat te doen. [Een broeder zegt: "Wij houden er niet van koppig te zijn, maar zo willen wij het niet doen." – Vert] Wel, ik zou het fijn vinden om het te doen. Ik heb er beslist van genoten om hier te zijn en bij u te zijn. En nu, tot ik u vanavond zie, onze broeder, de voorzitter.