Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Volharding

Door William Marrion Branham

1 Groeten aan dit fijne gehoor hier vanavond. Zuster Webster en broeder Green en heel het gehoor, de leden van deze samenkomst. Het is altijd een voorrecht voor mij om naar het huis van de Here te komen en dan vanavond weer terug te zijn in één van de Foursquare Gemeenten van Hem.

2 Ik herinner mij, jaren geleden toen ik voor het eerst naar Los Angeles kwam. Ik had gehoord van zuster McPherson – maar zij had de gouden trap beklommen, voordat ik die richting uitkwam. En toen ik de eerste keer naar Los Angeles ging, ging ik naar Forest Lawn. Ik hoorde dat zij daar begraven was en ik ging bij haar graf staan, boog mijn hoofd en dankte God voor een edel leven. Sindsdien heb ik het Foursquare teken in bijna elke natie waarin ik zending heb bedreven gezien. Ik heb het voorrecht gehad in de tempel te zijn en te wachten in haar wachtkamer. Voordat zij naar de preekstoel ging... zij had daar een kamer. En ik heb daar menige avond gezeten als ik in de tempel sprak, en ik denk aan de uren dat zij gemediteerd zal hebben voordat zij de kansel betrad, vanwege het plechtige openen van het Woord van God. Om hier vanavond te zijn met enigen van de volgelingen die proberen die boodschap levend te houden. God zij met u, zegene u.

3 En dan om terug te zijn met broeder Green, een dierbare, geliefde vriend, broeder en zuster Green. En toen ik een poosje geleden daar buiten was en hem ontmoette, vertelde ik hem hoezeer ik genoten had van die boodschap in liedvorm, onlangs daar bij de Zakenlieden, over de Naam van Jezus, of zoiets noemde hij het. Er is nog geen opname van. Ik vertelde hem: "Laat mij de eerste klant zijn!" Het was zo'n mooi lied.

4 En ik dacht dat ze het vanavond misschien voor mij zouden zingen als ik naar beneden zou gaan en mijn vrouw en kinderen daar achter zijn om ernaar te luisteren. En ik ben er zeker van dat zij er ook van genoten. En zijn stem is niet... Hij is werkelijk bekend in onze omgeving. Ik heb veel van zijn opnamen. Als ik mij echt beroerd voel, ga ik naar binnen – ik heb een van die platenspelers – en ik zet een behoorlijk aantal van zijn opnamen op en ga dan gewoon achterover zitten en luister ernaar. Ik wil tegen mijn vrouw daar achterin zeggen dat ik er wat meer van heb. Ik geniet er zeker van. Ze zijn een haven van rust, om slechts die Evangelie-liederen te horen en te weten dat ze niet gezongen zijn door een of andere technisch geoefende stem, maar komen uit het hart van een echte Christen.

5 Hij vertelde mij vanavond dat hij er toch nog enkele had. Ik wil mijn vrouw ernaar laten kijken om te zien of er enkele bij zijn die wij niet hebben en er zeker van te zijn ze te krijgen. Ik geloof dat zij ze daar in de hal hebben, en ze zijn...

6 Weet u, het voornaamste wat ik over zingen denk; ik houd van deze... Ik houd van geoefende stemmen, maar ik houd niet van een overtrainde stem. Dan ziet u alleen maar hoelang u uw adem in kunt houden – totdat u blauw wordt in uw gezicht – en u hoe dan ook niets zingt. Maar ik houd van goed, oud Pinkster-gezang, waarbij u gewoon uw mond opent en zingt. Daar houd ik van. En broeder Green heeft dat – hij en zuster Green. En dus weten wij dat dat ondersteund wordt door deze koren, enzovoort. En het is erg fijn te weten, zodat we op deze dingen een houvast kunnen krijgen.

7 Nu, ik geloof dat broeder Green en ik elkaar voor het eerst ontmoetten, zover ik weet, in Kansas City, waar wij toen gewend waren de conventies te hebben. Hoe ik gewoon was daar buiten te zitten... Ze zeiden: "Wel, het is nog geen tijd om te komen." Maar ik wachtte buiten in mijn auto en ik wilde er zeker van zijn dat zingen te horen, als hij en de zuster zongen.

8 Dat vertelde ik hem daar buiten en ik zei: "Ik vertrouw dat een dezer dagen, als ik de rivier ben overgestoken..."

9 Ik houd zo van zingen, en ik kan gewoon niet zingen. Dat is alles. Ik heb altijd willen zingen en ik kan het gewoon niet. En ik was gewoon om te proberen een lied in de gemeente te zingen, "Een ouderwetse samenkomst in een ouderwetse plaats", en ik verknoeide het helemaal. Ik pakte gewoon de hand van mijn vrouw toen ik thuiskwam en ik zei: "Liefste, ik zal het nooit meer proberen, help me dus..." Ik laat het gewoon... iedereen raakte helemaal in de war.

10 Maar een dezer dagen zal ik gaan zingen. En ik dacht er altijd aan – misschien aan de zijkant van de heuvel, waar de rivier des levens langs de troon stroomt, als dat grote koor van alle verlosten, die grote stemmen aan de heuvelzijde, zullen zingen. Ik hoop dat er daar aan de andere kant een kleine, schaduwrijke boom is. Als u mij wilt bezoeken, kom gewoon daarheen. Ik zal daar naar hen zitten luisteren.

11 Maar dan, als u daar op de een of andere morgen in uw paleis komt, naar de veranda van uw paleis loopt... En ergens ver weg is daar ergens, in de bossen, een kleine hut gebouwd. Wandel naar buiten op uw veranda en hoor iemand zingen: "Verbazingwekkende genade, hoe lieflijk het geluid." U zult zeggen: "O, broeder Branham heeft het gehaald, omdat hij daar is. Uiteindelijk kwam hij daar." Dus daar zal ik kunnen zingen. Tot dan moet ik alleen maar een vreugdevol geluid voor de Here maken.

12 Zijn wij niet gelukkig? We hebben niets om bezorgd over te zijn, geen enkel ding. We zijn geankerd in Christus, zittend in hemelse gewesten, juist nu opgenomen in opname-genade, zittend in Zijn tegenwoordigheid in hemelse gewesten in Christus Jezus. De dood zelf kan ons niet aanraken. Weg verankerd, niets kan ons hinderen, gewoon eenvoudig verzekerd en wachtend op Zijn komst. En we zijn hier dankbaar voor.

13 Nu, ik moet vanavond ongeveer tweehonderd veertig kilometer rijden, en na de dienst. En met een fijne groep als deze, kost het me een lange tijd om te beginnen en dan twee keer zo lang om op te houden. En dus zal ik proberen zo vlug mogelijk... te zeggen wat ik van plan ben om te zeggen, zo snel mogelijk. Ik wil de herder en medewerkers en allen danken voor deze gelegenheid om hier vanavond te komen om mijn getuigenis van Zijn genade te geven in deze fijne gemeente.

14 Ik beklom enige tijd geleden de South Mountain en keek neer over de vallei. Ik dacht aan ongeveer vijfendertig jaar geleden toen ik voor het eerst deze vallei inging. Wat is deze stad gegroeid, heeft zich gewoon hier over de Maricopa Vallei uitgestrekt. Zover als u kunt zien, ziet u stad. Ik zat daar met mijn vrouw en ik zei: "Weet je, liefste, misschien ongeveer driehonderd jaar geleden was er niets dat hier doorheen rende dan prairiewolven en javelina-zwijnen, enzovoort, het hele land door. En toen kwam de mens erin en begon te bouwen. Toen begon de beschaving zich uit te strekken. Toen kwamen zonde en geweld binnen."

15 Ik dacht: "Zou dit geen wonderbaarlijke plaats zijn?" Ik heb altijd gedacht dat ik op een of andere dag graag in Phoenix zou willen wonen. En dan. Ik... uitkijkend op de vallei voelde ik bijna alsof ik in mijn hart kon huilen over wat een mooie plaats het zou zijn als hier geen zonde was.

16 Hoe hebben ze gewoon de woestijn genomen en veranderd in woonwijken. Vandaag reden we rond op de top van de Camelback, lieflijke huizen daarboven; het lijkt bijna alsof u het paradijs binnengaat. En dan zou het prachtig zijn, maar de zonde is hier: overal whiskykroegen, immoraliteit, gewoon alles wat verkeerd is, alle soorten middelen en strikken van de vijand om mensenzielen in de val te laten lopen.

     Mijn vrouw zei: "Waarom ben je dan hier, Billy?"

17 Ik zei: "Liefste, het is duister. Maar weet je, er zijn, door al die duisternis daar beneden, kleine zoeklichten. Dat zijn Gods uitverkorenen. En ik ben hier om met hen schouder aan schouder te staan, mijn hart met het hunne, mijn stem met de hunne, en het tegen de duisternis uit te roepen."

18 Dat is waarom ik hier weer in Phoenix ben. Moge de God des hemels ons helpen. En nadat de avond voorbij is, en onze kleine samenkomst die door de stad gaat, van kerk tot kerk, onder alle denominaties van het Volle Evangelie – om te eindigen met de Conventie van de Zakenlieden in het Ramada – vertrouw ik dat wij hier een merkteken achter zullen laten, dat zal betekenen dat in het kleine licht dat verspreid is veel zielen Christus zullen vinden, veel zieke mensen door het geloof zullen worden genezen. We beginnen al aanwijsbare resultaten te zien.

19 En vanavond vertrouw ik dat als er hier iemand zou binnenkomen onder deze zorg – de beschutting van deze plaats – dat er iets in het lied, getuigenis of het lezen van het Woord of zoiets zal worden gezegd, dat veroorzaakt dat u de deur uitgaat als een ander persoon dan die erin kwam. Help ons allen om het te doen.

20 En nu, voordat we het Woord benaderen, laten we de Auteur benaderen door middel van gebed. Laten we onze hoofden even een ogenblik buigen. Met onze hoofden en harten gebogen voor God, misschien is er vanavond een verzoek onder de mensen, dat u iets speciaals hebt dat u de Here zou willen vragen om u in te helpen? Steek gewoon uw hand op en zeg diep in uw hart: "Here, U weet wat het is." Dank U. God zegene u.

21 Onze Hemelse Vader, we komen nu in die algenoegzame Naam, de Here Jezus, dit wetende dat Hij beloofde: "Als je de Vader iets vraagt in Mijn Naam, zal het worden toegestaan." We komen ten eerste belijden dat we gedwaald hebben. We hebben verkeerd gedaan. En er is niemand van ons goed, niet één. En we komen onze zonden belijden in de Naam van de Here Jezus. Wij vragen om vergeving.

22 En U zag de handen van de mensen die vanavond werden opgestoken en U weet wat er onder die hand is, wat zij nodig hebben. En ik bied mijn gebed met het hunne aan, het op Uw altaar leggend en vragend om genade, dat U, Here, genade wil schenken en elk verzoek van iedereen zult beantwoorden.

23 We willen U danken voor deze gemeente, voor haar herder en voor al de leken en alle diakenen en de beheerders en allen die komen. Zegen hen, Here. En we weten dat onze samenkomsten en vergaderingen helemaal tevergeefs zouden zijn als U niet met ons zou samenkomen.

24 Dus bidden wij, Hemelse Vader, dat wij nu de verzekering hebben dat U met ons bent. Ga door, o Here, om met ons te zijn gedurende de avond. Help ons. Als er toevallig zouden zijn die van de straat komen of uit de heggen en steggen van de wereld, die in hun leven onverschillig tegenover U zijn geweest, moge dit de avond zijn dat zij dat algenoegzame "ja" tot God zullen zeggen en zichzelf zullen overgeven aan Jezus Christus.

25 Als er zieken onder ons zijn, Here, U bent de grote Geneesheer Die nooit een zaak heeft verloren.

26 We denken aan de dag waarin wij leven, dat ziekte en grote duisternis de aarde bedekt. Maar we denken er ook weer aan dat toen U Uw volk leidde, Mozes hen uit Egypte naar het beloofde land bracht gedurende heel de reis van veertig jaar. En toen ze het beloofde land binnengingen was er geen zwakke onder hen.

27 Hoeveel dokters zouden vanavond willen kijken naar het recept dat Mozes had, dat al die mensen gezond hield gedurende veertig lange jaren. En toch hebt U het niet verborgen. U hebt het aan ons allen bekendgemaakt, en het is hier zo eenvoudig geschreven op de bladzijden: "Ik ben de Here, Die al uw ziekten geneest." Mogen wij dat vanavond beseffen, Here – de zieken en behoeftigen – en weten dat er geen ziekte is of U bent het geneesmiddel, de dubbele genezing.

28 Zegen het lezen van Uw Woord. En mogen onze harten nu overgaan tot de ernst van de samenkomst. Vanuit onze harten die gevuld zijn met vreugde over het zingen van het Evangelie en getuigenissen, enzovoort, zijn we echt zo dankbaar. Mogen wij nu Uw Woord horen. En spreek tot ons, Vader, en zegen deze paar notities die voorbereid zijn voor de avond, want wij vragen het in Zijn Naam en voor Zijn heerlijkheid. Amen.

29 Er zijn veel mensen, die als zij naar de samenkomst komen, ervan houden om altijd op te schrijven wat een prediker te zeggen heeft of uit de Schrift leest. En als u dat doet, wil ik dat u dit vanavond met mij opslaat, voor slechts een korte lezing, die gevonden wordt in het Evangelie van Matthéüs, het vijftiende hoofdstuk, het eenentwintigste tot en met het achtentwintigste vers. Ik zou dit willen lezen.

     En Jezus van daar gaande, vertrok naar de delen van Tyrus en Sidon.

     En ziet, een Kananese vrouw, uit dat gebied komende, riep tot Hem, zeggende: Heere! Gij Zoon van David, ontferm U mijner! mijn dochter is deerlijk door de duivel bezeten.

     Doch Hij antwoordde haar niet één woord. En Zijn discipelen, tot Hem komende, baden Hem, zeggende: Laat haar van U; want zij roept ons na.

     Maar Hij, antwoordende, zeide: Ik ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israëls.

     En zij kwam en aanbad Hem, zeggende: Heere, help mij!

     Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en de hondjes voor te werpen.

     En zij zeide: Ja, Heere! doch de hondjes eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren.

     Toen antwoordde Jezus, en zeide tot haar: O vrouw! groot is uw geloof; u geschiede, gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelfde ure.

30 Als ik zou dit een tekst zou willen noemen, dan zou ik slechts een ogenblik willen spreken, of gedurende een paar minuten, liever gezegd, over het onderwerp: Volharding.

31 Ik dacht erover dat mevrouw McPherson en de gemeente altijd zo dapper hebben gestaan voor Goddelijke genezing en wij kunnen het volle Evangelie niet prediken zonder Goddelijke genezing te prediken, omdat het een deel van het Evangelie is.

32 Ik herinner me dat ik als kleine jongen een artikel las in een van de tijdschriften Life of Look, of een van die tijdschriften. Ik was nog maar een jonge knaap. Hoe zij mevrouw McPherson belichtten over het prediken van Goddelijke genezing. En ze zeiden dat zij een truc had die zij toepaste. Ze zeiden: "Zij stak bij vrouwen die een kropgezwel hadden een speld onder haar vinger en de vrouwen deden een ballon onder hun kleding. Dan zou mevrouw McPherson handen op de vrouw leggen, de speld in de ballon steken en de ballon laten leeglopen."

33 Ik was een zondaar, maar ik wist wel beter dan dat om zoiets te geloven. Als de speld in de ballon stak zou deze springen. Dus zei ik: "Ongetwijfeld heeft deze vrouw onder deze vervolging geleden." En dan, sinds ik een werker in de wijngaard ben geworden, besef ik wat zij moest doorstaan. Als je voor waarheden staat, word je altijd gehaat door de vijand.

34 Het woord volharding betekent geloof ik, volgens Webster "hardnekkig volhouden; aanhoudend zijn, volhardend om een doelpunt te maken". En elke persoon op aarde of die ooit op aarde is geweest, die ooit iets bereikt had dat van betekenis was, moest volhardend zijn. Je moet er in de eerste plaats zeker van zijn waar je je geloof in geankerd hebt.

35 Nu, geloof is niet iets wat zo gemakkelijk ronddrijft, en een of ander soort van... dat u – plat uitgedrukt – hocus pocus zou willen noemen. Geloof kan alleen zijn juiste positie hebben als het geplaatst wordt op iets wat standvastig is.

36 Als ik u vertelde heen te gaan en uw hand op die boom te leggen om genezen te worden, zou u dat kunnen betwijfelen. Dus... Waarom? We hebben er geen achtergrond voor. U zou alleen mijn woord hebben. En als ik u vertelde u te wassen in een zeker water daar buiten in de vallei, wat u genezing zou brengen, zou het ervan afhangen hoeveel vertrouwen u in mij had.

37 "En geloof komt door horen." Horen van wat? "Het Woord van God."

38 Daarom, als dit het Woord van God is (en dat is het), dan kunnen wij rusten op wat het leert. God kan niet veranderen. God moet altijd God blijven. Zijn Woord moet net zo waar zijn in dit tijdperk als ooit in enig ander tijdperk.

39 Nu, wij zijn eindig. Wij kunnen dit jaar iets zeggen en misschien zelfs morgen het moeten veranderen, omdat we niet al te zeker zijn, omdat wij eindig zijn. Wij veronderstellen alleen maar. En veronderstellen betekent 'iets wagen te zeggen zonder autoriteit'.

40 Maar als God iets zegt, is het volmaakt. Hij hoeft het niet te veranderen. "Abraham twijfelde niet aan de belofte van God door ongeloof, maar was sterk, God prijzend, omdat hij wist dat Hij machtig was om te vervullen, of te houden, of te doen, wat Hij beloofd had." Als God dan ooit op het toneel wordt geroepen voor een beslissing... en de beslissing die God de eerste keer nam zal altijd hetzelfde moeten blijven. Zij kan nooit veranderen. Zij kan niet veranderd worden omdat Hij oneindig is. En iets dat oneindig is had nooit een begin of een einde. Dus kan Hij haar het volgend jaar niet terugnemen en zeggen: "Ik had ongelijk."

41 En als dat dan Zijn beslissing was, dan zal elk mens die datzelfde doet... tot diezelfde beslissing komt die God nam voor één mens op basis van zijn geloof, om het te geloven, moet Hij Zich eraan houden elke keer dat een mens het gelooft. God moet elke keer handelen op de wijze dat Hij de eerste keer handelde, of Hij handelde de eerste keer verkeerd. En wie kan God beschuldigen van verkeerd handelen? God moet altijd bij Zijn beslissing blijven.

42 "Als u kunt geloven!" Nu, om iets te bereiken moet je jezelf een doel stellen en zeggen: "Dit geloof ik", en jezelf eraan binden en blijven trekken om er dichterbij te komen, wetend dat u... dat het daar is; wetend dat er daar iets is wat je zult bereiken.

43 Zoals er wordt gezegd over de kleine jongen met de vlieger, die het touw in zijn hand hield. Hij zei – de man zei: "Wat houd je vast, zoon?"

     Hij zei: "Mijn vlieger."

     Hij zei: "Ik zie niets dan een touw."

     Hij zei: "Maar aan het einde ervan is een vlieger."

     De man keek omhoog en zei: "Ik zie de vlieger niet."

     De kleine jongen zei: "Ik ook niet."

     Hij zei: "Wel, hoe weet je dat je een vlieger hebt?"

     Hij zei: "Ik kan hem voelen trekken aan het einde."

44 Wel, dat is de wijze waarop geloof is. "Geloof is de vaste grond van dingen die men hoopt, het bewijs van zaken die men niet ziet." Zolang u uw geloof erop zet en dan eraan vasthoudt, komt u ernaartoe. Het maakt niet uit of u het zien kunt of niet, u weet dat het er is hoe dan ook. U trekt eraan en het trekt u. En ieder die ooit iets heeft gedaan wat de moeite waard is, heeft zich een doel gesteld en heeft dan volhardend aangehouden om dat te bereiken: grote mannen.

45 George Washington, die 'de vader van onze natie' wordt genoemd, toen hij kwam tot Valley Forge... Na een hele nacht van gebed, totdat hij nat was van de sneeuw tot boven z'n heupen van het knielen in de sneeuw, trok hij de volgende morgen over de Delaware, vol ijs. Waarom? Hij was volhardend. Hij had het antwoord. Niets zou hem in de weg staan. Ofschoon drie of vier musketkogels door zijn jas heengingen, verwondde het hem nooit. Hij probeerde... hij wilde iets bereiken en hij had erover doorgebeden, en hij was volhardend. Niets stond hem in de weg.

46 Zou u zich Noach kunnen voorstellen in zijn dagen, hoe volhardend Noach was? Nu, hij was gewoon een boer.

47 En zij leefden misschien in een grotere dag van wetenschappelijk onderzoek dan wij vandaag, omdat ze in die dagen piramiden bouwden. En als enigen van u het voorrecht hebben gehad bij de grote Egyptische piramide te zijn geweest en de Sfinx, enzovoort, te hebben gezien, wel, het is verbazingwekkend om te zien. Hoe zij ooit die grote stenen daar omhoog kregen, bijna een stadsblok hoog, ze wogen duizenden tonnen! Vandaag zouden wij het niet kunnen reproduceren. Wij begrijpen het niet. Zij hadden iets.

48 Zij hadden een verfstof. Zij hadden iets waarmee zij een lichaam konden balsemen, dat zou maken dat het er heel natuurlijk uitzag gedurende duizenden jaren. Wij hebben die vaardigheden niet, die kleuren, enzovoort, die zij hadden; een groot wetenschappelijk tijdperk.

49 Maar op een dag, terwijl Noach daarbuiten in het veld was, misschien om zijn oogst binnen te halen, verscheen God aan hem en vertelde hem: "Maak je gereed voor de redding van je huisgezin en bouw een ark. En het zal gaan regenen."

50 Nu, wij weten allen dat het in de antediluviaanse wereld niet geregend had. En nu, dat was in strijd met de wetenschappelijke denkers van die dag. Zijn boodschap was daarmee in strijd. Ongetwijfeld zouden die knappe wetenschappers naar hem toe zijn gekomen en gezegd hebben: "Nu, zie hier, meneer Noach. Wij hebben instrumenten die wij naar de maan kunnen schieten en we kunnen al deze wetenschappelijke onderzoeken doen. En er is daarboven geen water. En hoe zal er dan ook maar enig water vandaar naar beneden komen als er daarboven geen water is om neer te komen? U bent dwaas. U doet iets wat niets te betekenen heeft. Er is daarboven geen water."

51 Maar Noach kon zeggen: "God zei dat het zou regenen en dat stelt het vast. God zei het." Honderd twintig jaar was hij volhardend in het aangezicht van de wetenschappelijke wereld van zijn dag, nog steeds bewerend dat zijn boodschap juist was, omdat zij van God kwam. Hij moest een doel bereiken. Hij had een boodschap om voor te zorgen en hij was volhardend om het te doen. Het maakte niet uit wat de rest van de wereld zei, Noach had van God gehoord. Dat was alles wat voor hem van belang was. Hij had de stem gehoord. Hij was er zeker van dat het God was en hij maakte iets gereed dat voor de wereld erg dwaas scheen. Maar toch wist Noach dat God Zijn Woord zou houden.

52 Zou dat voor ons vandaag geen les moeten zijn, in het uur...? Zoals Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen." Een boodschap die dwaas is voor de wereld. Zij begrijpen het niet. Maar toch weten zij die in contact kwamen met de Heilige Geest dat Hij weer terug zal keren.

53 Ik kan zien hoe de mensen medelijden hadden met de arme, oude Noach, over hoeveel plezier hij miste en de dingen van de wereld en de dingen die gaande waren. Maar Noach, nog steeds volhardend, ging gewoon door.

54 Op een dag zei God tegen Noach: "Goed, je hebt nu je deel gedaan. Kom nu in de ark, jij en je huisgezin." En ze merkten op dat de vogels naar binnen begonnen te vliegen en de dieren begonnen naar binnen te gaan, twee aan twee. Noach en zijn gezin gingen naar binnen.

55 En er zijn altijd grensgelovigen, zo noem ik hen, mensen die naar de gemeente zullen komen. Ze zullen genieten van een boodschap, misschien van het koor of van de zangers, van de prediker of een getuigenis. Ze zullen ervan genieten. Maar om binnen te komen en er een deel van te zijn zullen ze net niet doen. Ze houden ervan om te luisteren, maar ze zullen er geen deel van zijn. Ze willen niet met hen vereenzelvigd worden. Ze willen erbuiten aan één kant blijven staan. Dat is altijd zo geweest en ongetwijfeld was het zo in die dag.

56 Toen dan de deur van de ark werd gesloten, zeiden velen van die mensen: "Wel, laten we nu naar boven gaan en er omheen staan. Nu, als het bijvoorbeeld komt te geschieden dat de oude man gelijk had. We dachten allen zo half en half dat de oude man een klein beetje niet in orde was, maar ik... Ik hield ervan om hem te horen prediken, terwijl hij daar in de deur stond. En nu weten we dat iets de deur sloot. Nu, hij is een goede, oude man. En als het zou gebeuren dat er daarboven wat water naar beneden komt, wel, dan zal hij ons binnenlaten." Ziet u, u wilt niet vertrouwen...

57 U wilt Gods goedheid niet onder spanning zetten. U wilt er zeker van zijn dat u binnenkomt terwijl u een kans hebt om binnen te komen.

58 Toen begon het meteen, de eerste dag. Zie hoe God soms een druk op Zijn volk plaatst. Ik zou mij kunnen voorstellen dat Noach op de eerste dag tegen zijn gezin zei: "Goed, nu zullen we de trappen omhoog klimmen. Nu, in de morgen zal de lucht donker zijn. Ze was nooit tevoren donker. We hebben het nooit gezien. De regen zal gaan vallen. Het weerlicht zal door de lucht schieten." En de volgende morgen, daar kwam de zon op. Geen teken. De hele lange dag zagen Noach en zijn gezin ernaar uit. Wel, de dingen gingen precies gewoon door zoals altijd.

59 Ik stel mij voor dat de grensgelovigen zeiden: "Ach, de oude man was fout." Ze gingen weer terug naar de stad om te eten en te drinken en vrolijk te zijn.

60 Ik stel mij zijn gezin voor. Wat een spanning moet de man hebben gehad. Maar hij gaf niet op en begon niet op de deur te kloppen en te zeggen: "Mensen, breek de deur open. Ik was fout." Waarom? Hij wist dat hij de waarheid had en hij hield eraan vast.

61 "Als het vandaag niet regende, dan morgen." Dat is het. Goed.

62 Toen kwam de tweede dag en we merken op dat de zon opkwam. Hij deed de ronde net zoals hij altijd deed. Geen teken van regen. Nog steeds was hij volhardend. Tot zeven dagen zat Noach daar en zei: "Als het vandaag niet regent, dan morgen." Zie, hij was geankerd. Hij hield hardnekkig vol, hij was volhardend, omdat hij wist dat God het gezegd had en het op die wijze moest zijn.

63 Nu, tenslotte, op de zevende dag, toen hij uit het venster keek begon de lucht zwart te worden. De wind blies over de heuvels. De bomen bogen zich voorover. De mensen schreeuwden, niet wetend wat te doen. En na een poosje begonnen grote, dikke druppels regen voor de eerste keer door te breken en op de straten te vallen. De riolen liepen vol. Al de kleine bronnen spoten omhoog. Het water begon te stijgen. Mensen gingen in hun boten en zij zonken. De winden waren ruw. En het werd dieper en dieper en dieper. Na een poosje begon het omhoog te komen onder het schip. Hij keek uit het raam.

64 Tenslotte begonnen de mensen te schreeuwen... Er was geen manier voor hem om hen bij de hand te grijpen en hen te pakken. Hij was helemaal op de bovenste verdieping. Ze hadden hun dag van genade weg gezondigd. Er was niets meer voor hen overgebleven. Het was toen te laat. Tenslotte, wat voor een gevoel moet dat voor Noach zijn geweest toen hij uitkeek op straat en al de bootjes zag, of ze nu godsdienstig gemaakt waren of niet.

65 Ziet u, mensen denken dat vandaag: zij kunnen hun eigen ark bouwen, zij kunnen hun eigen verlossing bewerken. U kunt het niet. God bewerkte de verlossing voor ons en wij moeten haar aanvaarden. Een door mensen gebouwde ark zal niet standhouden. Iets wat de mens kan volbrengen dat tegengesteld is aan de wil en het Woord van God zal niet standhouden.

66 Maar wat moet het zijn geweest voor mevrouw Noach en haar schoondochters en zonen, enzovoort, toen zij dit water zagen opkomen onder de ark en de ark toch vlak bleef liggen. Maar na een poosje voelden zij haar losraken. Zij dreef. O, Noach wist dat al zijn... wat hij had geprobeerd te bereiken, wat hij had gedaan, zijn boodschap begon toen te lonen. Ze werd losgemaakt. Hij verliet de aarde.

67 Zoals het is wanneer een mens zal blijven – niet komen en de herder de hand schudden, zijn naam in een boek plaatsen – maar als hij daar zal blijven totdat hij voelt dat binnen in hem iets wordt losgemaakt en hij daarbuiten begint te drijven door geloof, wetend dat zijn zonden voorbij zijn en hij zijn ziel heeft verankerd in Christus en er iets is dat hem hoger en hoger doet stijgen; volhoudend, volhardend.

68 Mozes was zeer volhardend, nadat hij naar Egypte was gegaan en een man doodde... Met al zijn scholing en training, deed hij toch de zaak verkeerd omdat hij vertrouwde op wat hij kon bereiken door zijn scholing, en door zichzelf... Ons wordt verteld dat hij een militair was. En we zien dat datgene waarin hij geoefend was mislukte. En toen het mislukte was hij daarin niet volhardend; hij rende naar de woestijn voor veertig jaar.

69 Maar op een keer ontmoette hij God in een brandend braambos, hij trok zijn schoenen uit en hij zag de heerlijkheid van God. Hij zag een dorre stok veranderen in een slang, en opnieuw een stok worden. Hij zag een melaatse hand genezen worden door de kracht van God. En hij hoorde de stem van God tot hem spreken. Niets zou hem toen gaan stoppen.

70 Ik heb hem dikwijls beschreven. Ik hoop dat het niet op een heiligschennende wijze is. Een oude man, tachtig jaar oud, met zijn vrouw, schrijlings zittend op een muildier, een jongetje op haar heup. De volgende dag... En zijn baard hing neer, de staf in zijn hand, gaande... Zijn ogen opgeheven naar de hemel, en een wapperende witte baard.

     En iemand zegt: "Waar ga je naartoe, Mozes?"

71 "Ik ga naar Egypte om het in te nemen." Een eenmansinvasie; het zag er nogal belachelijk uit. Maar Gods wegen zijn voor het vleselijke verstand belachelijk. Maar ze zijn kostbaar voor hen die erin geankerd zijn. Zij weten waar zij over spreken. Zij dringen door. O, wat moet dat iets geweest zijn! Noach, of...

72 Mozes, liever gezegd, ging naar Egypte, een natie die de wereld vrees aanjaagde, evenals Rusland vandaag. Een eenmansinvasie, een oude man, tachtig jaar oud, met zijn vrouw zittend op een muildier, en een kromme stok in zijn hand, ernaartoe gaande om het in te nemen! De zaak die hij deed was vreemd voor de wereld, maar hij deed het! Hij nam het in.

73 God hoeft maar één man, één persoon ergens te hebben, die met Hem verbonden is, iemand die weet waar hij staat en volhardend is. De vervolgingen en verschillen hinderen hem helemaal niet. Hij ging erheen om het in te nemen en hij deed het.

74 Het zag er erg belachelijk uit toen daar een man stond van zo'n vier meter twintig lang of meer (ik geloof dat zijn vingers vijfendertig centimeter lang waren) met een speer in z'n hand als een weversboom, waarschijnlijk van hier tot halverwege de deur daarbuiten, die daar tegenover hen stond en Israël uitdaagde. Daar was Saul aan de andere kant, met hoofd en schouders boven zijn leger van getrainde mannen uitstekend, allen goed getraind – en blufte. Dat is juist.

75 En de duivel wilde hun een voorstel doen. Dat is de wijze waarop de duivel het doet, als hij denkt aan de beste kant te staan. "Kom over. Laten we geen bloed vergieten. Slechts twee van ons. Als ik jullie man versla, dan zullen wij... zullen jullie ons dienen. Als hij mij doodt, dan is er maar één van ons die sterft in plaats van onze legers." Wat een voorstel kan hij doen! Iedereen was doodsbang.

76 En het leek belachelijk om een kleine knaap met ronde rug te zien komen, met een schaapsvachtje om zich heen gewikkeld, een slinger aan zijn zij gebonden, met een paar rozijnenkoeken in zijn hand, om zijn broers te ontmoeten. En die duivel deed op een keer z'n grootspraak tegenover een man van God. En hij legde zijn hand erop. Waarom? Hij wist Wie God was. Hij zei: "Ik... u bedoelt mij te vertellen dat u de legers van de levende God... die onbesneden Filistijn de legers van de levende God zult laten uitdagen? Ik zal hem gaan bevechten." O my! Waarom? Hij was volhardend.

77 Zijn broers zeiden: "Ach, we weten dat je ondeugend bent. Ga terug naar huis bij de schapen waarover papa je vertelde te waken. Je bent hier alleen maar gekomen om de krijg te zien." Je kunt een man van God niet omver praten als er iets met hem is gebeurd.

78 Dus hij gaat naar Saul. Ik veronderstel dat Saul zich op zijn hoofd krabde en op hem neerkeek. Hij zei: "Ik bewonder je moed, zoon, maar die man is een krijgsman. Die man is een krijgsman vanaf zijn jeugd. En jij bent niets dan een jongeman en weet niets over een slinger, of over een speer of hoe te duelleren."

79 O, maar let op hoe hij iets naar voren brengt. "Uw dienstknecht hoedde de schapen van zijn vader." En hij zei: "Op zekere dag kwam er een beer en pakte een van mijn vaders lammeren, en ik ging hem achterna en doodde hem. En toen kwam er een leeuw en pakte er een en ging ermee vandoor en ik ging hem achterna en ik doodde hem. Nu," zei hij, "de God Die mij de overwinning gaf over de beer en over de leeuw, hoeveel temeer zal Hij mij de overwinning geven over die onbesneden Filistijn die de legers van de levende God tart?"

80 Saul zei: "Maar je bent nog maar een kind." Hij zei: "Je hebt niets aan dan alleen maar een schaapsvacht. Wacht, ik zal je mijn wapenrusting aandoen."

81 Dus nam hij hem en deed hem zijn wapenrusting aan. Zou u zich dat kunnen indenken? De Bijbel zegt dat hij een klein beetje roodachtig was, een beetje... een man van misschien vijftig kilo, die een heel grote wapenrusting aantrekt van een man die ongeveer honderdvijftien kilo woog, van ongeveer twee meter tien en nog iets, lang. Hij werd helemaal fijngestampt. Zou u zich dat kunnen voorstellen?

82 David keek rond. De schouders staken ongeveer zoveel te ver uit. En het leek als een rok om hem heen, zijn borstplaat hing neer op die wijze. Hij vond uit dat het kerkelijk vest een man van God niet paste. Hij zei: "Neem het ding van mij af. Ik weet er niets vanaf. Maar laat me gaan met wat ik weet dat juist is." Zo is het. Hij ging in de kracht van de Geest.

83 Ik geloof dat het Hudson Taylor was die eens tegen een Chinese zendeling zei... Deze Chinese jongen zei: "Meneer Taylor, ik heb mijn roeping in Christus gevoeld." Hij zei: "Zal ik nu gaan studeren om mijn kandidaats te halen en dan verder voor mijn doctoraat in de filosofie, en alles wat ik moet hebben om mijn doctorsgraad te halen?"

84 Meneer Taylor zei: "Ga nú, zoon. Ga nú. Wacht niet tot die tijd komt. Je zult te veel tijd van je leven verspillen."

85 Ik geloof dat dat juist is. Ik ben het eens met meneer Taylor. Ga nú. Ik probeer nu niet mijn onwetendheid te ondersteunen door te proberen te zeggen dat wij geen scholing nodig hebben. Dat mag zijn plaats hebben. Maar scholing zonder verlossing heeft geen anker. Het zijn allemaal zeilen, en geen anker. Ga wanneer de kaars is aangestoken. Wacht niet tot hij half opgebrand is. Ga wanneer je hem aansteekt. Als je niets meer weet dan hoe hij aangestoken werd, vertel anderen hoe hij werd aangestoken, misschien zullen zij ook worden aangestoken. Zie? [Leeg gedeelte op de band – Vert] Dus ga gewoon zodra de kaars is aangestoken, en vertel iedereen hoe jouw kaars werd aangestoken. En misschien zullen zij door jou worden aangestoken. Zie? Let op.

     Zeker was David volhardend, omdat hij het wist.

86 Simson was op zekere dag op het veld omringd door duizend Filistijnen. En hij keek helemaal rond. Hij was geen geoefend man die wist hoe te duelleren. Maar toen hij zijn hoofd omdraaide, voelde hij dat verbond toen die lokken zijn schouders raakten. Dat was alles wat hij moest voelen. Hij nam... het eerste beste ding in zijn hand was een kaakbeen van een muildier, en hij sloeg duizend Filistijnen neer. Waarom? Hij was volhardend omdat hij wist dat God een verbond met hem had gemaakt, van deze zeven lokken. Zolang zij op hun plaats hingen was er niets wat hem kon deren.

87 O, broeder, zuster, hoe zou de gemeente van de levende God vanavond volhardend stand moeten houden. Zolang wij het verbond van de Heilige Geest kunnen voelen, het bloed van Jezus Christus dat ons van alle zonde reinigt, moeten we ons nooit iets in de weg laten staan. Volhardend, zeker.

88 Johannes, de grote profeet, waarvan gesproken werd dat hij zou opstaan; toen hij in de woestijn was, werd hem verteld door God... Zij zagen uit naar een Messias, natuurlijk – vierhonderd jaar daarvoor hadden ze een gehad. Maar God vertelde het hem in de woestijn. Hij zei: "Nu, ze zullen u proberen te vertellen dat doctor Zo-en-zo de persoon is die geacht wordt de Messias te zijn, als u Hem moet aankondigen. 'Wel, hij is de beste persoon in onze samenkomst.' En zij zullen zeggen: 'Wel, de kleinzoon van de hogepriester hier, hij is de kerel die het zou moeten hebben, enzovoort.' Maar kijk, Johannes, dit is echt een karwei. Je zult er zeker van moeten zijn, dus Ik ga je een teken geven. Op wie je de Geest zult zien neerdalen en op Hem blijven, dat zal Degene zijn Die met de Heilige Geest en vuur zal dopen."

89 Johannes stond daar, lettend op de gemeenten als zij kwamen. En hij... Iedereen kwam met dit, dat of wat anders. Maar hij kon Hem niet zien. Op een dag, terwijl hij daar met de priester stond te debatteren, zeggende: "U meent mij te vertellen dat de tijd zal komen dat het dagelijkse offer zal worden weggenomen?"

     Hij zei: "Er zal een Man komen."

90 En hij keek. Daar was het. Hij zei: "Ziet, daar is het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt."

91 Hij wist het, omdat God hem had verteld: "Op wie gij de Geest zult zien nederdalen..." Hij wist het. Hij was volhardend.

92 Terug naar deze kleine vrouw. We hebben gewoon veel dingen die we zouden kunnen zeggen over verschillenden die volhardend waren, standvastig, aanhoudend om iets te bereiken.

93 Ik heb een kleine slagzin die ik nogal eens zeg. Het zou goed voor u zijn om het te nemen. "Een winnaar geeft nooit op, en een die opgeeft wint nooit." Denk daar even over na. "Een winnaar geeft nooit op, een die opgeeft kan niet winnen." U moet volhouden. En voordat u zelfs begint, wees volkomen zeker dat u juist bent. En wees dan volhardend, laat niets u bewegen. Ga door. Ik heb er heel wat ervaring mee gehad, en u weet het. Ik weet dit ene ding: als u volkomen zeker bent dat u in de wil van God bent, als u volkomen zeker bent dat u geconcentreerd bent op Golgotha, dan zal niets u bewegen. U bent er.

94 Deze kleine vrouw, zij was een Griekse en een Syro-Fenicische, en ze had gehoord over de roem van Jezus. Nu, hoe komt geloof? Door het horen, horen van het Woord. Ze had van Hem gehoord. En, weet u, ze mag heel wat dingen hebben gehad die haar hinderden, daar zij een Griekse was. Geloof komt door het horen. Wij weten dat. En ze had heel wat dingen die haar hinderden, maar geloof vindt een bron waar geen ander iets over weet.

95 Geloof vindt deze bron die niemand kan verklaren. Het is iets wat u weet. Anderen kunnen het niet zien, maar geloof ziet het. Geloof ziet wat het natuurlijke oog niet ziet. Maar het innerlijke oog ziet dat ding.

     Nu, zij had Jezus nodig. Dat had zij.

96 Het eerste wat u moet doen om Christus te vinden, is dat u moet weten dat u Hem nodig hebt. Als u denkt dat u Hem niet nodig hebt dan zult u Hem nooit vinden, omdat u Hem niet naarstig zoekt.

97 Hebt u dat Schriftgedeelte opgemerkt dat zegt: "Zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal worden opengedaan?" Eigenlijk is dat niet alleen maar kloppen, zoals... [Broeder Branham klopt één keer op de kansel – Vert] en er zal worden opengedaan. Hij die niet alleen maar zegt: "Wel, ik ging uit, Here, hier ben ik, wilt U mij?" Nee, dat is het niet. Hij die zoekt, hij die klopt, voortdurend. [Broeder Branham klopt verscheidene keren op de kansel – Vert] Het moet overeenstemmen met het overige van de Schriften.

98 Zoals de onrechtvaardige rechter en de weduwe. Zij klopte voortdurend op zijn deur. Zij was volhardend. Als hij haar vandaag wegstuurde, stond zij er morgen weer.

99 Dat is de wijze waarop je God wilt bereiken. Houd bij Hem aan, elke morgen, elke avond, elke dag, al de tijd, voortdurend. Blijf gewoon zoeken, blijf vragen, blijf kloppen. Niet alleen maar een kort tijdje kloppen, moe worden en weggaan. Blijf daar gewoon staan. "Here, hier ben ik en ik ga niet weg. Ik ben nu op Uw handen en ik zal hier blijven. Wordt U vermoeid om te luisteren? Ik heb een geweldige tijd met kloppen omdat ik weet dat U komt." Amen. Dat is wanneer er iets gebeurt. Hij moet u van Zijn handen af krijgen, dus komt Hij te voorschijn om u te antwoorden. Nu, geloof vindt dit.

100 Zijn Woord is een zwaard. De Bijbel zegt in Hebreeën 4:12 dat "het Woord van God scherper is dan een tweesnijdend zwaard."

101 Nu, er is maar één ding dat dit zwaard kan vasthouden. Dat is de hand van geloof. De hand van geloof is het enige waaraan dat zwaard van geloof zich kan toevertrouwen, het zwaard van het Woord. Nu, u mag misschien een zwakke arm hebben, net genoeg om het op te pakken voor rechtvaardiging, u bent zo zwak. Misschien is dat alles wat u door kunt snijden. Maar dit zwaard van het Woord zal elke belofte vrij snijden die God erin deed, als zij een goede, sterke arm van geloof hebben die het daar vasthoudt. "Ik geloof God voor mijn genezing. Ik geloof God voor mijn doop." God deed de belofte en geloof houdt dit zwaard vast, het zal haar ginds uit de Rots hakken. Elke belofte van God kan los gehakt worden door het Woord van God, want het is een zwaard.

     Zij had veel verhinderingen, maar haar geloof had er geen.

102 U mag heel wat verhinderingen hebben. Elke persoon die begint Christus te ontmoeten, zal ontdekken dat u heel wat hindernissen krijgt, maar uw geloof heeft er geen. Geloof heeft geen hindernis. Geloof heeft haren op zijn borst en enorme, sterke spieren. Er komen redenaties op die zeggen: "Weet u, het is redelijk."

103 Geloof spant zijn spieren en steekt zijn flinke borst vooruit en zegt: "Houd je mond en ga zitten." En redenering vliegt verschrikt naar de hoek en gaat op zijn stoel zitten. Juist. Geloof heeft spieren en meent wat het zegt.

104 Dat is wat we vanavond nodig hebben. Dat is wat de Foursquare Gemeente nodig heeft, dat is wat de Pinkstergroepen nodig hebben. Dat is wat de hele wereld nodig heeft. Dat is wat ik nodig heb; dat is wat u nodig hebt. En wij zouden beschaamd moeten zijn om het toe te geven, maar we hebben een geloof nodig dat zich aan Gods Woord zal houden en zeggen dat het waar is; dat de duivel ontmoet en zegt "ZO SPREEKT DE HERE".

105 Onlangs las ik dat een man zei dat de duivel voor hem verscheen, en hij zei dat het slechts een kleine, oude duivel was. En hij zei: "Boe!"

106 Hij zei: "Ik sprong achteruit." Hij zei: "Hij zei: 'Boe!' Ik sprong achteruit, elke keer dat hij 'Boe' schreeuwde. En ik sprong achteruit en hij werd groter en ik werd kleiner." En hij zei: "Hij bleef zeggen: 'Boe!'" Hij zei: "Ik werd iedere keer als ik achteruit sprong kleiner, en hij werd groter."

107 Hij zei: "Ik wist na een poosje dat ik hem moest bevechten." Hij zei: "Ik keek om mij heen en dacht: 'Waarmee?' Ik vond het Woord van God." Hij zei: "Ik hield het in mijn hand en de duivel zei 'Boe!', en ik zei 'Boe!' terug." En hij zei: "Toen ik 'Boe' terug zei, werd hij elke keer dat ik 'Boe' zei kleiner en ik werd groter." Dat is het! Je moet hem vroeger of later bevechten.

108 U weet dat de mensen niet geloven dat er een duivel is. Ik loop steeds maar op hem in, uh-huh, bots elke dag tegen hem op. Iedere andere gelovige doet dat. Ja, je moet hem bevechten, vroeger of later, dus zou je maar beter nu kunnen beginnen. Er is maar één ding waar hij bang voor is, dat is dat bloed en dat Woord. Geloof houdt het vast. Het is sterk en marcheert door.

109 Nu, we ontdekken dat deze kleine Griekse vrouw, zoals ik zei, veel hindernissen had, maar haar geloof had er geen. Geloof heeft geen enkele verhindering. Ze mogen tegen haar gezegd hebben: "Weet u dat u een Griekse bent? U bent een Griekse. Weet u, u behoort niet tot Zijn denominatie. Ga niet naar die groep toe."

110 Nu, dat is een van de hindernissen. Zie? Maar als je geloof hebt, ga je hoe dan ook. Dat maakt geen enkel verschil, in welke denominatie Hij is; Hij is daar gewoon.

111 Zij had een nood. Ze had een dochter die stervende was aan epilepsie. En ze moest naar Hem gaan, omdat de dokters niets voor haar konden doen. Ze kunnen het nog niet. Dus moest zij naar Jezus gaan. Ze had gehoord dat Hij dat soort gevallen genezen had.

112 "Wel," zeiden ze, "Hij is niet... Hij kwam nooit met Zijn opwekking naar uw denominaties." Dat hinderde haar niet. Die kleine vrouw had geloof. Ze was volhardend. Ze ging gewoon aan die groep voorbij. Haar geloof trok haar erbij vandaan.

113 O, als zij dat slechts vandaag zouden kunnen doen. Iemand zegt: "Er is vanavond een samenkomst in de Foursquare Gemeente."

114 "Wel, het behoort niet tot uw denominatie. U kunt daar maar beter bij vandaan blijven."

115 Druk u er rechtstreeks doorheen. Uw geloof brengt u er doorheen. Zie? Geloof heeft geen hindernis. Het gaat hoe dan ook. Niets zal het stoppen. Zoals ik zei, het is gespierd, geweldige spieren. Het voert het woord; de rest is er bang voor. Jazeker. Ze zullen er hard bij vandaan rennen, zoals bij pokken. Ze zullen er regelrecht bij vandaan gaan. Ze hebben daar niets mee te maken. Als groot geloof opstaat en zegt: "Ik weet Wie ik geloof en ik ben overtuigd." Dat is het.

116 Er mag een andere groep langskomen die zegt: "De dagen van wonderen zijn voorbij. Er is niet zoiets als dat. Dat is een groep heilige rollers, die Joden daar. Wij zijn Grieken. Wij zijn knap. Wij zijn een intelligente groep mensen. Wij geven de wereld kunst, muziek en religie. En er is niet zoiets als dat."

117 Maar zij was volhardend. Voor haar waren de dagen van wonderen niet voorbij omdat hier diep beneden iets haar had verteld dat het niet zo was en dat Jezus had waar zij naar uitzag. En zij was vastbesloten bij Hem te komen. Ongeacht of haar denominatie het ondersteunde of niet, ze ging hoe dan ook. Ze ging om er te komen. Ze was volhardend, nog steeds volhardend. De dagen van wonderen mochten dan voor hèn voorbij zijn, maar het was niet zo voor haar. Dat is de wijze waarop het met elke gelovige is. Die mensen zeggen dat de dagen van wonderen...

118 Een man vertelde mij enige tijd geleden: "Het maakt mij niet uit wat u zou zeggen, meneer Branham," zei: "ik geloof niet dat er zoiets is als Goddelijke genezing."

119 Ik zei: "Zeker, niet voor u. Het was niet voor ongelovigen. Slechts voor diegenen die geloven. Dat is juist. Het werd niet gezonden voor ongelovigen. Het werd tot gelovigen gezonden. U kunt er niet van genieten omdat u er niets over weet."

120 Hij wilde mij vertellen dat er niet zoiets was als de Heilige Geest!

121 Ik zei: "U bent daar ongeveer drieëndertig jaar te laat mee." Ik zei: "Ik weet wel beter. Ik heb Hem ontvangen."

     "Ach, onzin!"

122 Ik zei: "Het mag zo zijn voor u, maar niet voor mij. Het is werkelijk voor mij. Het is leven, iets dat verankerd is." Hij kwam te laat om mij dat te vertellen.

123 Ze zijn te laat gekomen om ons over Goddelijke genezing te vertellen. We zijn al genezen. We zijn al vervuld met de Heilige Geest. We hebben al opname-genade. Amen. Het is te laat voor al die dingen. Ze kunnen maar beter hun mond houden. We hebben het al. Ons geloof kan zeggen: "Ga zitten. Ik weet waar ik over spreek."

     "Wel, doctoren..."

124 Het maakt me niet uit wat doctor Zo-en-zo zegt. De Bijbel zegt het en ik heb geloof in dat Boek in mijn hand. En mijn geloof houdt het daar uit. Jezus is komende. Ik geloof dat ik de Heilige Geest ontving omdat ik Hem zie leven in mijn leven. Amen. Het is overeenkomstig het Woord. Niets... Een gemanifesteerde openbaring, een volmaakte betuiging dat de Bijbel gelijk heeft, en Jezus Christus Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer. Laat hen het maar weglachen. Ze kunnen lachen om alles wat ze maar willen. We zullen net zo volhardend zijn als zij waren toen Noach er was, toen Mozes er was, toen heel de rest van de nabootsers opstond.

125 Jannes en Jambres wierpen hun staf neer; hij veranderde in een slang. Daar waren die mannen die net zo eerbaar waren als ze maar konden zijn, ze deden precies wat God hun verteld had te doen en daar kwam een groep nabootsers op die hun staven neerwierpen. Het enige wat ze konden doen was gewoon stilstaan en de heerlijkheid van God zien. Amen.

126 God zal ervoor instaan. Als Hij u zond, en u bent er zeker van, zult u het werk volbrengen dat God voor u voorbeschikte om te doen. U zult daar staan en God zal elke vleselijke nabootser bij u wegnemen. Zo is het. Houd daar stand. U kunt volhardend zijn, omdat u weet in Wie u geloofd hebt en wat juist is. Onderzoek uw openbaring met het Woord. Als het tegengesteld is aan het Woord, laat het liggen. Als het volgens het Woord is, is God gebonden, plichtgebonden om Zijn Woord te houden.

127 Nu, er mag daar op de hoek misschien een stel dames hebben gestaan, weet u. En ze zeiden: "Hier komt zij aan. Nu, zij heeft daar dat kind dat epilepsie heeft en dokter Zo-en-zo zei dat er geen geneesmiddel is voor epilepsie. En hier is zij en gaat naar die gebrandmerkte denominatie daar om voor die fanatieke profeet te verschijnen om dat kind te genezen." Dus zeiden zei: "We moeten Suzie stoppen. (Ik hoop dat er hier geen Suzie is.) Maar wij moeten Suzie stoppen en het haar vertellen, omdat zij een goede vrouw is geweest. Er is niets op haar leven aan te merken. Maar wij zouden haar moeten stoppen en dat is het enige wat we kunnen doen. Ze is iedereen voorbij gegaan, dus zal zij hier niet door deze barrière heenkomen."

128 "Weet je wat, Suzie? Je man zal je verlaten, omdat hij een beheerder is of in het bestuur van de diaconie zit, en hij zal je zo zeker als wat verlaten als je daarheen gaat."

129 Zij was nog steeds volhardend. Ze ging gewoon door. Zie? Geloof kent geen hindernis. Het moet daar komen.

130 Toen passeerde zij nog een groep die zei: "Weet je wat? Als je verslagen terugkomt en ontdekt dat het niets is, dan zal iedereen je in de buurt uitlachen."

131 Dat deed zelfs haar oren niet rood worden. Ze was volhardend. Ze ging recht vooruit. Daar houd ik van. Ik houd van die volharding.

132 Toen stond daar een van de diakenen die zei: "Als je daarheen gaat, weet je wat ze dan zullen doen? Je uit je kerk zetten, omdat je je verbonden hebt met die heilige rollers", of die mensen. Zei: "Weet je," (Excuseer mij. Dat had ik misschien niet moeten zeggen.) "je hebt jezelf met hen verbonden. Je zult uit je kerk gezet worden."

133 Ze was nog steeds volhardend. Geloof kent geen nederlaag. Zij moest één ding bereiken en dat was bij Jezus te komen. Ze had een nood en Hij was de Enige Die die nood aankon.

134 Ik zeg vanavond dit, broeder en zuster. Ik ben drieënvijftig jaar oud. Ik heb Hem gediend sinds ik ongeveer twintig was. Hij heeft in alles voorzien waar ik behoefte aan had. En als het erop aankomt in het uur van mijn dood, ben ik er zeker van dat wat ik dan nodig heb – twee vleugels om mij naar de overkant van de rivier te brengen – Hij zal daar zijn. Maak u geen zorgen. Ik weet dat Hij daar zal zijn. Ik zal gewoon het oude zwaard terugsteken in de schede en de helm afzetten, hem op de oever van de rivier leggen als ik het geluid hoor. En ik zal schreeuwen: "Zend de reddingsboot uit. Ik kom vanmorgen naar huis." Hij zal er zijn. Jazeker. De Morgenster zal neerkomen en de weg verlichten. We zullen over de rivier gaan. Jazeker. Amen.

135 Zij was volhardend. Ze had een doel. Ze wist dat ze volhardend moest zijn om bij Jezus te komen, dus moest zij alles links laten liggen.

136 Uiteindelijk arriveerde zij. Nu, tenslotte kwam zij hier aan. Alles is nu fijn, en dan komt hier nog een hindernis. De Man, waarin zij beleden had vertrouwen te hebben, de Man Die zij geprobeerd had te bereiken, Jezus, zei: "Ik ben niet tot uw ras gezonden." O my! Zou dat ons Pinkstermensen niet in woede doen uitbarsten? Hum! Hum! My! "Ik ben niet tot uw ras gezonden." Oei! Dat was een schok.

     Maar weet u wat? Geloof kent geen schok.

137 En toen draaide Hij zich weer om. Na al deze dingen die zij had meegemaakt en haar geloof had standgehouden, daar zij wist dat Jezus haar haar verlangen kon geven, ging zij door elk van deze barrières heen. En toen zij bij Hem kwam, wees Hij haar ruw af: "Ik ben zelfs niet tot uw ras gezonden."

138 Ik kan mij indenken hoe zij daar stond, terwijl haar ogen glommen. Ze stond toen vlak vóór Hem. Dat was alles waar zij moest zijn. En Hij zei: "Bovendien is uw ras niets anders dan een stel honden." O my!

139 Wat als Hij dat tegen u gezegd zou hebben? U zou hebben gezegd: "Ik zal mijn papieren nemen van deze Foursquare en ergens naartoe gaan. Ik zal daar nooit meer teruggaan. Ik zal het weghalen bij Zo-en-zo." O ja. Jazeker.

140 Maar nog steeds hield zij vol. O! Zie? Geloof kent geen nederlaag. Er is niets dat het zal stoppen. Hoewel Jezus tegen haar zei, Degene waar zij naartoe kwam: "Ik ben niet tot uw ras gezonden, en ze zijn niets anders dan een stelletje honden." Oei! Maar wat dan nog. Ze had een greep op echt geloof. Geloof kent geen nederlaag; het maakt mij niet uit waar het vandaan komt. Ze kende geen nederlaag omdat zij geloof had. Zij hield steeds vol. O, daar houd ik van. Ze was geen kasplantje, een bastaard, zoals sommigen van hen vandaag.

141 Deze bastaardgodsdiensten die wij vandaag hebben, weet u, zijn niet goed. Alles is nu verbasterd, hybride. Ze hebben zelfs bastaardkerken, bastaard-Christenen, binnengeleid door handen schudden. O, ze kunnen zich beter kleden, misschien beter Engels spreken, enzovoort, al dergelijke dingen. En er is geen leven in.

142 Neem een mooie, dikke bastaard-korenaar, misschien twee keer zo mooi als de andere. Plant haar en zij zal sterven. Er zit geen leven in. Zo is het.

143 We willen niets wat verbasterd is. We willen het echte. Als u het niet hebt, blijf daar totdat het komt. Waarom een vervanging nemen terwijl de Pinksterluchten vol zijn van het echte? Zie? Niets wat verbasterd is zal standhouden. Je moet een bastaardplant altijd besproeien om de luizen ervan af te houden.

144 Zo gaat het met sommigen van deze bastaard-Christenen. Je moet hen vertroetelen en op de schouders kloppen en hun beloven dat ze diaken of iets anders zullen worden om wat van de wereldse luizen van ongeloof van hen af te houden. "Ze zullen uit de gemeente gaan." Schop hen er hoe dan ook uit. Dat is juist. Ze waren er nooit in.

145 Je kunt je niet bij een gemeente aansluiten. Je kunt je misschien bij een loge aansluiten. Je kunt je bij de Methodisten-loge, Baptisten-loge of Pinkster-loge aansluiten. Maar als u ooit tot Christus komt, zult u in de gemeente geboren worden, dat is juist, het mystieke lichaam van Christus. De andere zijn loges. Zo is het. Het is in orde, niets op tegen. Maar als u wordt geboren in de gemeente van de levende God, door de Geest van God, dan kunt u zich daar helemaal niet bij aansluiten. En als u daarin geboren wordt, hebt u een geboorte.

146 U bent geen bastaard meer, een handenschudder of een meelifter. Uh-huh. U weet dat een lifter altijd een duim opsteekt. Dat is de manier. "Wel, ik weet het, maar doctor Zus-en-zo..." Nee, nee. Dat is het. Dat is het. Dat is het precies.

     Zij was volhardend. Zij was geen bastaard. Je hoefde haar niet met parfum te besproeien om haar in orde te maken. Zij stond daar.

147 Vandaag is een deel van onze oogst, te veel ervan, bastaard. Net zoiets als David du Plessis, geloof ik, eens zei: "God heeft geen kleinkinderen."

148 De moeite met onze Pinksterbeweging is dat we Pinkster-kleinkinderen krijgen. Ze komen binnen omdat onze vaders en moeders uit Pinksteren kwamen. Ze werden vanaf de wieg ingeschreven in het register en ze groeiden op zonder de ervaring. En dan zeggen ze ook van Pinksteren te zijn. Beslist niet. God heeft geen kleinkinderen. Hij is geen grootvader. Hij is Vader. Juist. Als u ooit naar de hemel gaat, zult u de prijs betalen zoals uw moeder deed en uw papa deed. Amen. Dat mag ruw klinken maar het is de waarheid. Het is een ruwe manier om iets duidelijk te maken, maar u begrijpt dat soort Engels, daar ben ik zeker van. Ook al is het niet zulk goed Engels, het raakt de kern van wat ik probeer te zeggen, als u er gewoon naar luistert. Ja.

149 Zij was geen bastaard. Zij hoefde niet besproeid en vertroeteld te worden. "Welnu, lieve zuster, ik zal je vertellen..." O nee. Beslist niet.

150 Ongeacht wat haar neersloeg, ze zei: "Het is waar. Wij zijn niets dan een stelletje honden. Het is waar dat wij het niet waardig zijn." O my! Zij gaf toe dat Hij gelijk had.

151 Ik ga een heel pittige uitspraak doen. Wees gereed. Elke keer zal echt geloof toegeven dat het Woord gelijk heeft. En iedere keer dat iets zegt dat de dagen van wonderen voorbij zijn of iets tegen de Bijbel, is het geen echt geloof. Het geloof zal altijd de waarheid toegeven. U moet bij het Woord blijven. Ongeacht wat iets anders zegt, wat iemand anders zegt, het is het Woord dat gelijk heeft. "Laat het woord van elk mens een leugen zijn en het Mijne waar. Wie er ooit aan zal toevoegen of ervan afnemen, van hem zal zijn deel uit het boek des levens worden weggenomen."

152 Zal God de wereld oordelen door een kerk? Welke? Een Katholieke? Zeshonderd vijfenzestig verschillende denominaties? Hoe zal Hij dat gaan doen?

153 God zal de wereld oordelen door Jezus Christus. En Christus... "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God. En het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons." God en het Woord zijn Dezelfde. Dit is God in drukvorm.

154 Hebt u de... hebt u de Heilige Geest? Plant dat zaad erin. Het brengt het tot leven, laat dat leven uitbarsten en manifesteert en bevestigt het. Jezus zei in Johannes 12: "Hij die in Mij gelooft..." Johannes 14:12 liever gezegd, "De werken die Ik doe, zal hij ook doen." Dus het erkent altijd de waarheid. O my!

155 Maar weet u, ze zei: "Dat is waar. Wij zijn niets dan een stelletje honden. En we zijn niet... U werd werkelijk niet tot ons gezonden. Maar Here, ik zie niet uit naar al het brood dat de kinderen hadden, ik zoek alleen maar naar kruimels." O my!

156 Nu, hebt u de mensen opgemerkt? Zij willen dit hebben, genezen worden, en de Heilige Geest ontvangen op de manier zoals zij denken het te moeten ontvangen. "Nu, ik zal meegaan, broeder, als u mij onderwijst en mij in een kamer brengt waar niemand mij zal zien, en u legt uw handen op mij en zegent mij, en plaatst de Heilige Geest in mij. Ik zal het aannemen." O nee.

157 Naäman wilde zijn genezing eens op die manier aannemen. Maar Elisa vertelde hem om daar in de oude, modderige Jordaan te gaan en zeven keer onder te gaan. Ik kan hem gewoon van zijn wagen zien afstappen. O, een groot man; hij hield zijn neus dicht. Hier komt hij het water in, op zijn tenen lopend als een kat in de stroop, weet u, zo naar voren komend, weet u, zo daarheen komend om in het water onder te gaan. Hij zei: "O, ik haat het om dit te doen, kopje onder te gaan." Sommige mensen komen naar het altaar of het een misselijk makende aangelegenheid is. Ja. "O, dat wil ik niet doen."

     Hij ging één keer onder en zei toen: "Ik heb nog steeds melaatsheid."

158 De profeet zei: "Zeven keer." Dat is juist. Totdat hij het Woord volledig gehoorzaamde. Totdat u het volledig gehoorzaamt! Hij had een goede man bij zich die op de oever stond: "De profeet zei: 'Zeven keer', vader. (Zie?) Dus blijf doorgaan met onderdompelen."

159 Dat is het. Als u het de eerste avond niet krijgt, ga de volgende avond gewoon opnieuw onder. Blijf gewoon doorgaan totdat u het krijgt.

160 Nu herinner u. Deze kleine vrouw was als Rachab, de hoer. Ze had nog nooit een wonder gezien. Ze had alleen over een wonder gehoord. Wat zal zij voor ons zijn in de dag van het oordeel? Ze had nooit een wonder gezien. Zij was een heidin. Ze had nooit gezien, maar ze had gehoord. En wij hebben zowel gezien als gehoord en twijfelen nog steeds. O my!

161 Zij was als Rachab, de hoer. Toen de verspieders overstaken hoefde zij niet te zeggen: "Ik zal u zeggen, als u Jozua hier brengt en hem voor mij een dienst laat houden – ik zal kijken hoe hij z'n haar verzorgt en de manier waarop hij spreekt en de etiquette die hij in de preekstoel gebruikt – dan zal ik zien of ik hem kan accepteren of niet." Ze zei: "Ik heb gehoord dat de God van de hemel met u was, en het enige wat ik vraag is gespaard te worden." Daar bent u er.

162 Die kleine vrouw was werkelijk volhardend. Ze hield gewoon vol. "Spaar me slechts, ik zal alles doen wat u wilt dat ik doen zal." O, daar hebt u het. Dat is het.

163 Deze kleine vrouw was volhardend, ongeacht wat de moeilijkheid was. O! Ze had de juiste benadering tot de gave van God. Ze had de juiste benadering, nederigheid. Ze viel neer aan Zijn voeten, en ze had nederigheid. Ze stond niet op en zei: "Nu, wacht U even een ogenblik. U weet dat wij mensen Grieken zijn. U zegt dat wij honden waren. Even een ogenblikje, meneer. Beseft U dat wij doctorandus in de letteren en dat wij doctorandus in de Zus-en-zo en de Zo-en-zo zijn?" Ze dacht daar nooit aan. Ze gaf gewoon toe dat Hij gelijk had en viel aan Zijn voeten neer en zei: "Help mij, Here. Ik zal gewoon de kruimels eten. Als mijn dochter geen hele snee brood kan hebben, wilt U haar dan de kruimels laten hebben, als zij een hond is?" O my! Daar bent u er.

164 Zouden wij verzadigd zijn met alleen de kruimels als de Heilige Geest vanavond aan iemand zou openbaren dat u bent genezen? Zou u gereed zijn om slechts de kruimels te nemen? Of zou u willen dat God naar u toe zou lopen en u opwekken en u het een of ander soort gevoel geven? Als Hij slechts in uw hart zou zeggen: "Mijn ziekte is voorbij." Je hebt het niet meer. "Ik geloof dat ik vanaf vanavond genezen zal zijn." Zou u de kruimels nemen? Of zou u willen dat iedereen naar u toe zou komen en u de handen opleggen en olie uitgieten en door het gewone ritueel zoals dat gaan; of zoekt u alleen maar kruimels? God zal dat eren.

165 Weet u, velen van de discipelen hadden Hem gezien na Zijn opstanding. Thomas zei: "Nee, uh-huh, ik zal het niet geloven. Ik zal mijn handen op de nagelwonden in Zijn handen moeten leggen en in Zijn zij. Dan zal ik het geloven."

166 Hij zei: "Kom hier, Thomas." Hij zei: "Raak Mij aan." En hij deed het.

     Hij zei: "Mijn Here en mijn God."

167 Hij zei: "Thomas, omdat je gezien en gevoeld hebt, en alles, geloof je?"

     "Ja, Here."

168 Hij zei: "Hoeveel groter is hun beloning die nooit hebben gezien en toch zullen geloven!"

169 Zijn wij gereed? Zijn wij heidenen zoals die heidense vrouw? Was zij een voorbeeld voor ons allen? "Geef mij maar de kruimels, Here." Laat mij gewoon iemand horen... "Ik heb nooit het Woord gelezen, maar vertel mij dat U de zieken geneest. Die kruimel zal genoeg voor mij zijn. Ik geloof het. Laat mij iemand horen zeggen en het lezen uit het Woord, dat de Heilige Geest..."

170 Petrus zei op de dag van Pinksteren: "Bekeert u, een ieder van u, wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van uw zonden en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want de belofte is voor u en voor uw kinderen en voor hen die verre zijn, zo velen als de Here, onze God, ertoe roepen zal."

171 "Here, ik voel dat dat juist is." Dat is een kruimel. Kom. Dat is alles wat u moet doen. Komen!

172 Zijn we gereed om de kruimels te nemen? Zijn we gereed om onszelf te vernederen? Zij was het. Zij was gereed om zichzelf te vernederen. Geloof geeft altijd toe dat het Woord juist is. Geloof is altijd nederig. Geloof vernedert zichzelf. Nu, zij zocht alleen maar de kruimels.

173 Let op wat Jezus zei: "Omdat u dit gezegd hebt, omdat u dit sprak ('Ik ben gewillig om de kruimels te nemen, Here.'), omdat u dit gezegd hebt, is uw kind gezond. U hebt uw verzoek omdat u het gelooft."

174 Geloof geeft toe dat het Woord van God juist is. Geloof geeft al deze dingen toe.

175 Martha, Maria; door de Bijbel heen zouden we er velen kunnen noemen; de Sunamietische vrouw. Veel dingen en gevallen die we zouden kunnen noemen. We hebben er geen tijd voor. Hierover... Ik heb ongeveer vijf bladzijden hier, geschreven over mensen die om de kruimels kwamen. Maar laten we dat even een ogenblikje laten liggen. Ik voel de Heilige Geest dichtbij. Ik geloof niet dat het nodig is...

176 Laat mij u gewoon één kleine ervaring doorgeven. De Zakenlieden schreven een klein ding in hun... een klein artikel, niet lang geleden, in hun tijdschrift. En bedenk, als u iets drukt kunt u het maar beter ondersteunen. We hebben er een gedocumenteerde verklaring van de dokter van. Ik bemerk vanavond heel wat Spaanse mensen in de gemeente.

177 Ik was in Mexico City, en we hadden een glorieuze samenkomst. Ik was daar ongeveer drie avonden geweest. En er was een man die ik Mañana noemde. Hij werd verondersteld mij om zes uur te halen en hij haalde mij om ongeveer negen uur. En altijd... omdat hij zo langzaam was, zei ik dat hij "morgen" was. Zie? En toen wij naar deze grote arena gingen waar ik zou prediken, moesten zij mij hier een ladder laten opgaan en me dan met touwen op het podium laten zakken.

178 De avond daarvoor was er een Mexicaanse man geweest die naar de samenkomst gekomen was. En terwijl het regende kwam de oude man naar het podium en hij was blind. En hij kwam. Ik keek. Ik had goede schoenen aan en een goed kostuum. En de arme, oude man was barrevoets en zijn broek was helemaal gerafeld. En ik vertel u... mijn tolk was... u mensen kent hem, broeder Espinosa, hier in Sacramento, Californië, een Pinksterbroeder. Hij vertolkte. We hadden in twee avonden ongeveer dertig- of veertigduizend bekeerlingen van het Katholicisme naar het Christendom en de Heilige Geest.

179 En die oude, blinde man kwam het podium over. En als u geen gevoel hebt voor de mensen waarvoor u bidt, is het niet nodig om voor hen te bidden. U moet zichzelf in hen verplaatsen. En ik dacht: "Als mijn oude pa zou hebben geleefd, zou hij ongeveer de leeftijd van die oude man hebben gehad. Hier is hij. Hij heeft geen schoenen." En hij had geen overhemd aan; een oude jas, gerafeld en stoffig, een oude hoed in zijn hand, dichtgenaaid met koordjes. Waarschijnlijk had de oude makker in zijn leven nooit een behoorlijke maaltijd gehad. En dan, hoe wreed het noodlot voor hem was geweest. Hier was hij, rond wankelend in blindheid, en zijn ogen waren wit.

180 Ik keek naar de oude makker en ik sloeg gewoon mijn armen om hem heen. En broeder Espinosa zou het gebed niet vertolken. En ik zei: "Hemelse Vader, als ik hem mijn schoenen kon geven zou ik ze zó uittrekken dat niemand het kon zien, hem mijn jas geven en hem weg laten gaan. Maar hij is veel groter dan ik. Maar God, ontferm U over hem. Geef hem zijn gezichtsvermogen terug."

181 Hij riep uit: "Gloria a Dios." Ik keek rond. Hij kon net zo goed zien als ik.

182 De volgende avond was er een rek of een stelling – zover als dit gebouw lang is, ongeveer zo hoog – met niets dan oude omslagdoeken en oude, gerafelde kleding.

183 De economie van Mexico heeft een armzalige balans. Misschien verdient Pedro – hij is metselaar – zestien peso's per dag. Maar er zijn vier werkdagen voor hem nodig om een paar schoenen te kunnen kopen. Maar hij zal daarvan genoeg over moeten houden om daar verscheidene peso's van te betalen om een kaars te branden voor zijn zonden op een gouden altaar dat miljoenen dollars heeft gekost. Dat grieft mij.

184 Als ik die dierbare mensen zie. Ze komen daar om negen uur in de morgen – geen zitplaatsen om te gaan zitten. Ze leunden tegen elkaar aan als schapen in een weide. Het regende! Die vrouwen stonden daar met hun verregende haar, drijfnat, de hele dag wachtend in de hete zon of regen, alleen om het Woord van God te horen. O, wat zullen zij doen als Phoenix in de dag van het oordeel met hen opstaat, terwijl overal mooie kerken zijn, en je hen er zelfs niet in verenigd kunt krijgen?

     Daar stond zij, of hij liever gezegd, met zijn ogenlicht.

185 Die avond toen ik binnenkwam, regende het hard. Broeder Jack Moore, velen van u kennen hem, broeder Espinosa, verscheidenen van de broeders waren op het podium. En Billy, mijn zoon, geeft gewoonlijk gebedskaarten uit. En hij kon geen Spaans tegen deze mensen spreken, dus moest hij het Mañana laten doen. Maar hij liep alleen maar rond om te zien of Mañana geen gebedskaarten verkocht. Dat is waar we hem voor in de gaten moesten houden, voor het verkopen van een gebedskaart. Dus lette hij op hem, en hij liep erheen en lette op om erop toe te zien dat hij de gebedskaart alleen aan die bepaalde mensen zou overhandigen en zo. Dus zei hij...

186 Kwam naar mij... Ik begon te prediken. Er lag daar een grote stapel van die kleding. Hoe zij ooit wisten wat aan wie behoorde, weet ik niet. Dus waren zij... Ik zou juist beginnen te spreken toen Billy mij op mijn schouder tikte. Hij zei: "Papa, u zult iets moeten doen met die kleine vrouw daarbuiten." Hij zei: "Ik heb bijna driehonderd suppoosten en ze kunnen haar niet tegenhouden." Een klein Spaans meisje, ongeveer zo groot, een mooi, klein ding. Zij had een dode baby in haar handen, onder een dekentje. En hij zei: "Mañana heeft alle gebedskaarten uitgegeven." En hij zei: "Zij heeft geen gebedskaart. En daar is de gebedsrij waarvoor men de afgelopen twee uren heeft gestaan, wachtend op uw komst..." En zei: "Ze wil die dode baby hierboven brengen en we kunnen haar niet tegenhouden."

187 Wel, ze klom gewoon over deze suppoosten heen, rende onder hun voeten door en van alles. Ze was volhardend. Ze wilde daar komen. Ze had gezien hoe die blinde man genezen werd die vorige avond. Ze was volhardend.

188 Ik zei: "Broeder Moore, zij weet niet wie ik ben. Zij weet niet wie wie is. Gaat u daar gewoon naar beneden en bid voor de baby. Dat zal het in orde brengen. Zij..."

     Hij zei: "Goed, broeder Branham."

189 Dus nam Billy hem bij de arm alsof ik het was en ze gingen naar beneden over het podium. Ik draaide me om en ik zei: "Ik ben erg blij om hier vanavond te zijn." En de samenkomsten zijn hier voor u mensen in Phoenix niet vreemd. Recht voor mij zag ik een kleine Mexicaanse baby zonder tanden, lachend – en een visioen voltrok zich hier. Ik zei: "Wacht een ogenblik. Wacht een ogenblik, broeder Espinosa. Kom naar de..."

     "Wat is er aan de hand?"

190 Ik zei: "Kom naar de microfoon." Ik zei: "Vertel haar om hier te komen."

191 Hij zei: "Papa," Billy zei: "u kunt haar niet de voorrang geven boven al die gebedskaarten." Ik zei: "Haal haar hier. Ik zag zojuist een visioen."

192 Dus riep hij haar, en zij kwamen terug. Hier komt zij met een deken in haar hand, op deze manier, en er lag een kleine baby in, dood sinds die vroege morgen, gestorven aan longontsteking, een kleine makker, ongeveer zo lang. En hier komt zij, de tranen rolden over haar wangen, met haar kleine zwarte ogen, haar haar neerhangend, een zeer bekoorlijke, kleine dame. Ze rende naar het podium en viel op haar knieën en begon te schreeuwen: "Padre!"

     Ik zei: "Sta op, even een ogenblik!"

193 Ik dacht: "Here, wat als het dat niet is? Wat als het dat niet was? Ik weet het niet. Ik zag alleen een kleine, Mexicaanse baby, klein, geen tanden in zijn kleine mondje. En het lachte naar mij terwijl het daar zat."

194 En zij huilde. Ik legde mijn hand op de natte deken en het regende toen. Ik zei: "Hemelse Vader, deze kleine vrouw, zonder twijfel in mijn gedachten antwoordt U haar." Ik zei: "Ik zag het visioen waarvan U weet dat het waar is, van een kleine baby. Ik aanvaard het alleen door geloof dat het deze baby is. Ik ken de vrouw noch de baby, maar iets... U werkte iets uit aan beide kanten van de lijn." Ik legde mijn handen erop. En toen ik het deed, schopte het en schreeuwde net zo hard als het maar schreeuwen kon. De moeder rukte de deken ervan af en daar was het, levend, in haar armen.

195 Ik zei: "Broeder Espinosa, schrijf het niet op, maar stuur een of ander goed, betrouwbaar persoon." En zij vertelde het in het Mexicaans dat de dokter die morgen om ongeveer acht of negen uur, haar baby met longontsteking dood had verklaard. En hier was het na tienen die avond. En ik zei: "Stuur iemand om een geschreven, gedocumenteerde verklaring te krijgen van de dokter die het dood verklaarde."

196 En de Mexicaanse dokter schreef een verklaring en ondertekende het. "Ik verklaarde de baby dood, geen ademhaling of iets, in mijn kantoor, deze morgen om negen uur."

197 En hier is het tien uur deze avond. En de volgende morgen was de baby in het kantoor van de dokter om onderzocht te worden. Weer normaal. Waarom? Omdat de kleine vrouw volhardend was.

198 Geloof kent geen nederlaag. Als er daar in die plaats vijfduizend staan, zal niets de plaats innemen. Haar gemeente zou haar eruit kunnen zetten, haar buren zouden haar uit kunnen lachen. Maar een God Die de avond ervoor de blinde ogen van een man kon openen, kon haar baby opwekken, omdat Hij dezelfde God is, gisteren, heden en voor immer.

199 En als deze groep mensen hier vanavond kruimelzoekers zijn, als u het bent, zal dezelfde God Die u hier bracht, Die u naar een plaats als deze kon leiden, de God Die u redt, de God Die u kon vervullen met de Heilige Geest... diezelfde God kan elk klein beetje van ziekte en zorgen van u afnemen, wat het ook maar is, in uw harten vanavond, als u dat gelooft. Aanhoudend, volhardend, strek u uit en pak nu die kleine kruimel van geloof en zeg: "Here, dank U ervoor. Hier kom ik."

     De buurman zal morgen zeggen: "U bent niet genezen."

200 U zegt: "O, maar ik ben het, ik ben het. Ik vond een kruimel daar gisteravond in de Foursquare Gemeente. Er ankerde iets binnen in mij. Niets zal mij ooit meer stoppen. Ik heb het."

     Laten we even een ogenblik onze hoofden buigen.

201 Hebt u vanavond een kruimel nodig? Zou u de kruimel kunnen nemen en er volhardend mee zijn?

202 Het kruimeltje van geloof dat tot een kleine, heidense, Griekse vrouw kwam, die nooit een wonder in haar leven had gezien, een heidense afgodenaanbidster, maar zij hoorde dat het gewerkt had bij iemand anders. Ze had het nooit gezien, maar ze geloofde het. En bij alle teleurstellingen die zij had, nochtans op grond van iets in haar hart dat haar vertelde dat haar kind genezen kon worden... Weet u, toen ze thuiskwam vond ze haar dochter liggend op een bed. De aanval was van haar weggegaan. Niet alleen voor haarzelf, maar voor haar dochter die daar niet geweest was...

203 Hebt u vanavond een kruimel nodig? Zo ja, zou u gewoon uw hand willen opsteken en zeggen: "Here, slechts een kruimel is alles wat ik vraag."

204 Onze Hemelse Vader, kijk naar deze kruimelzoekende heidenen. De tijden zijn nog niet veranderd, Here. Zij hebben gehoord. Zij hebben gehoord dat U de zieken geneest. Ze hebben gehoord dat U met de Heilige Geest vervult. U geeft rust aan de vermoeide. O, God, sta toe dat dezen die er hier vanavond om roepen, zoals die dierbare, kleine dame van lang geleden... "Here, waarlijk, we zijn niet waardig om de zegeningen te ontvangen zoals Uw volk Israël, maar we zoeken alleen een kruimel die van de tafel van de Meester valt."

205 En vanavond hebben we het geweldige voedsel getoond waarmee U Uw gemeente gevoed hebt. En vanavond hebben we niet alleen kruimels maar worden we uitgenodigd aan de tafel. We hoeven niet werkelijk de kruimels te hebben, maar we zijn blij om ze te krijgen. Maar we worden vanavond aan de tafel uitgenodigd. Jezus heeft Zijn tafel gedekt, waar alle heiligen van God gevoed worden. Hij nodigt Zijn uitverkoren volk uit om te komen en te dineren. Sta het vanavond toe, Vader, dat voor ieder die een nood heeft, die nood gelenigd zal worden.

206 En terwijl wij onze hoofden gebogen hebben en onze harten in nederigheid voor God, vraag ik mij gewoon af hoeveel mensen er vanavond in dit gebouw zijn die niet gered zijn – die als Jezus zou komen en de wereld vanavond haar einde tegemoet zou zien – en u zou... U bent gewillig om het kruimeltje geloof te nemen dat in uw hart is geplaatst en vanavond naar de tafel te komen, terwijl u uw kruimeltje geloof aan God aanbiedt, en dat zou willen doen, zou u dan even willen opstaan en hiernaartoe komen en ons hier bij het altaar voor u laten bidden?

207 Zou u nu zonder enig uitstel willen komen? Kom gewoon naar beneden. God zegene u, mijn broeder. Zou nog iemand anders willen komen? De Here zij met u, mijn zuster. Kom gewoon hiernaartoe. Zou er hier nog iemand anders zijn die een kruimel wil, zou u dan hier naar de tafel des Heren willen komen? Zeg: "Here, ik ben niet waardig om te komen. Ik ben een hond. Ik ben slechts... Ik ben niet waardiger dan die vrouw, maar ik kom slechts om een kruimel." Zou u willen komen, zondaarvriend? Kom. Het zou uw laatste keer kunnen zijn.

208 Ziet u hoe de wereld er vandaag aan toe is? Mensen willen niet meer komen. Je kunt hen nauwelijks overtuigen. Het lijkt wel of het Evangelie naar de velden gaat.

209 God zegene u, mijn goede broeder. God zegene u. Dat is wonderbaar. Kom hier gewoon een ogenblik staan.

210 Iemand anders die aan de zijkant komt staan en zegt: "Ik ga bij deze man staan." De Here zegene u, zoon. God zegene u, dat is goed. Kom hier naar beneden en zeg: "Ik wil een kruimel, Here. Een kruimel is genoeg voor mij. Iets raakte mijn hart. Nu kom ik ernaartoe." God zegene u, zoon. God zegene u, mijn broeder. Kom hier staan.

211 Iemand anders die een kruimeltje geloof in uw hart voelt dat u zou lokken om nu naar de tafel te komen? Zou u hierheen willen komen, met deze vier jongemannen die hier staan te wachten? Ik predikte vanavond over een vrouw en het zijn mannen die komen. Wat met u, zuster? Zou u ook niet willen komen voor de kruimel? Hebt u dat kleine beetje geloof, dat u vertelt dat u verkeerd bent? Zeg: "Wel, ik weet niet wat een kruimel is, broeder Branham."

212 De kruimel is datgene in uw hart wat u nu vertelt dat u verkeerd bent. U moet u bekeren. Kom, zou u het niet willen? Sta op en kom lieflijk, snel naar de bron gevuld met bloed. Zou u niet een beweging willen maken? "Ik ben verkeerd, broeder. Bid voor mij." Kom hierheen. God zegene u, broeder. God zegene u.

213 Iemand anders? "Ik wil slechts een kruimel, Here. Dit kruimeltje in mijn hart. Ik kom nu om het aan te bieden." Wilt u komen?

214 Nu, is er hier iemand die teruggevallen is, weggegaan, en u zou graag willen komen, wilt u dan nu komen?

215 Iemand zonder de Heilige Geest, hebt u niet de Heilige Geest ontvangen? O, vriend, als dit licht zo werkelijk voor u is gemaakt in deze laatste dag, zou u hier ook niet willen komen staan? Dit zou misschien de tijd kunnen zijn dat dat grote verlangen in uw hart... iets vertelt u: "Ik geloof dat de Here mij vanavond de doop van de Geest zal geven. Ik wil daar gaan staan." Kom rondom het altaar. Wilt u het doen? Met ons staan voor gebed, u die een kruimeltje voelt dat zegt: "Ik heb de Heilige Geest nodig." Als een man met een straalvliegtuig helemaal uit Ohio kan komen vliegen. God zegene u, broeder Grant. Een Presbyteriaan kan hier met een straalvliegtuig uit Ohio naartoe komen vliegen om bij het altaar te staan, wat dan met de mensen in Phoenix?

216 God zegene u, mijn zuster. Kom hier even een ogenblik staan. Zou u niet willen komen?

Vloeiend uit de aderen van Immanuël.

217 Zou u niet willen komen terwijl de bron vanavond open is, slechts gevuld met goede dingen van God? Ik vraag mij af terwijl wij nog een ogenblik wachten... Er zijn er zeker meer dan die hier binnen zijn, die gewillig zouden zijn om kruimels te nemen. Zeker zouden ze er moeten zijn. Zou u niet willen komen? Doe het gewoon eens als ik het u vraag. Neem het oprecht in uw hart en zeg: "Ik kom eraan. Dit is mijn tijd om te komen. Ik kom hoe dan ook." God zegene u, zusters. Dat is zeer goed. We wachten nu geduldig op uw komst.

218 Laten we nu, terwijl wij wachten, onze hoofden buigen en dit lied van de gemeente zingen.

Er is een bron gevuld met bloed,
Vloeiend uit Immanuëls...

219 Zou u niet willen komen? Zou u niet uw kruimel willen nemen en komen?

... onder die vloed.

     Als u de Heilige Geest wilt, zou u niet willen komen, nu willen binnenkomen?

Verliezen al hun zondige smetten,
Verliezen al hun zondige smetten,
En zondaars ondergedompeld in... (Kom, vriend.)
Verliezen al...

De stervende dief, verheugde zich om te zien.

     (...?... hier bij het altaar. En u...?...)

Ofschoon verachtelijk zoals hij,
Wast al haar zonde af.

     God zegene u, mijn broeder. Dat is de wijze om het te doen.

220 Ik vraag mij af of er hier predikers zijn die hier met ons zouden willen komen staan. Predikers in het gebouw, kom hier met ons staan, een ogenblik nu, onderrichters die geïnteresseerd zijn in verloren zielen.

Moge ik, ofschoon verachtelijk zoals hij,
Al mijn zonden wegwassen.

221 Ik vraag mij af of er hier predikers zijn, onderrichters in het Woord, die graag zouden willen komen. Bedenk, over eeuwige bestemmingen wordt nu beslist. Het zijn ongeveer zeven, acht of tien mensen die hier staan. En weet u wat dat betekent. Eén ziel is tienduizend werelden waard. We moeten dit niet lichtvaardig nemen.

222 Nu, u die ziek bent en wil dat het gebed des geloofs voor u gebeden wordt, zou u op willen staan daar waar u bent, u die ziek bent en een nood hebt. Dat is goed.

223 Nu, mijn predikerbroeders, dat is juist, leg uw handen op deze mensen.

224 Nu, u zieke mensen, ga dicht genoeg bij elkaar staan zodat u uw handen op elkaar kunt leggen. Nu, de Bijbel zegt tot u, zieken: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven." U moet een gelovige zijn anders zou u niet staan. "Als zij hun handen op de zieken leggen zullen zij gezond worden." U weet dat dat juist is. Dat zijn de Schriften die niet kunnen falen.

225 En tot deze berouwvolle mensen die vanavond naar het altaar komen, mijn broeders en zusters die vanavond naar het altaar komen, sterfelijke wezens die weten dat zij te eniger tijd God onder ogen moeten zien. De Bijbel zegt dat de zonden van sommige mensen vóór hen uitgaan en van sommigen volgen. U belijdt de uwe vanavond, dat uw zonden vóór u uit zullen gaan en vergeven worden door het bloed van de Here Jezus.

226 En u die hier de doop van de Heilige Geest zoekt, God deed de belofte in Handelingen 10. We lezen: "Terwijl Petrus nog deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op hen die het hoorden." Ze waren zo hongerig! Nu, u bent hongerig. U bracht dat kruimeltje hier. Laten we nu een echte, volle maaltijd van Gods zegeningen nemen. Het is allemaal voor u.

227 Nu, u mensen die in gebed geloven, laten we onze hoofden tezamen buigen en nu bidden en geloven. Nu, vergeet gewoon wie er om u heen is. Weet dat er niemand om u heen is dan Jezus Christus. En ieder bidt op de wijze waarop u het doet, de wijze waarop u gewend bent te bidden. En broeders, leg uw handen op deze mensen en laten we nu geloven dat de Heilige Geest zal komen en deze dingen uitvoeren waar wij om vragen.

228 Onze Hemelse Vader, we voelen niet dat wij hier tevergeefs staan. Wij danken U voor deze zielen. Wij weten dat U hier nu bent om hen te redden. Ik bid dat U het wilt toestaan, Here. Moge hun geloof voorbij de schaduw zien. Mogen deze zoekenden van de Heilige Geest, op wie de handen van gelovigen liggen, de zieken en aangevochtenen, moge de kracht van God in dit gebouw bewegen, op en neer gaand door deze gangpaden, en door deze mensen heen, en elke zondaar redden. Vul elke gelovige met de Heilige Geest, en genees elke zieke persoon. Sta deze dingen toe, Here. Ik geloof dat U hier bent en dat U Dezelfde bent gisteren, vandaag en voor immer. Uw beloften kunnen niet falen.

229 We geloven dat U Uw gemeente de opdracht gaf, en zij gingen op naar de stad Jeruzalem. Zij gingen naar de opperkamer en waren daar voortdurend God aan het prijzen en zegenen. "En plotseling kwam er uit de hemel een geluid van een ruisende, machtige wind, en het vulde het gehele huis waar zij vergaderd waren." U bent Dezelfde en U bent machtig om hetzelfde te doen. Laat de kracht die neerkwam op de dag van Pinksteren deze groep mensen vanavond dopen in de kracht van de opstanding van Jezus Christus. Dit gebed bied ik aan in Jezus' Naam, voor deze mensen, voor de heerlijkheid van God.

230 Steek nu uw handen omhoog. Het gebed des geloofs is gebeden, het gebed des geloofs voor vergeving. Steek uw handen omhoog en zeg: "Prijs de Here." Begin Hem gewoon te prijzen en Hem ervoor te zegenen. Belijd gewoon uw zonden. Geloof met heel uw hart. Steek uw handen omhoog naar God en zeg: "Dank U, Here Jezus." Ik geloof in dit ogenblik dat U mij de Geest van de Here geeft, U zult mij dopen met de Heilige Geest en geeft mij de zegeningen.

     In orde, zuster, kom...?...