Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Het aanvaarden van Gods voorziene weg in de eindtijd

Door William Marrion Branham

1 [Broeder Carl Williams zegt: "Hoe maakt u het, broeder Branham?" – Vert] Hoe maakt u het, broeder Carl? Fijn. Dank u. [Broeder Williams spreekt tot de samenkomst: "U kunt gaan zitten, alstublieft."] Duw nog een stoel terug. In orde. Is het de mijne? ["Ja."] Hm! Hier is hij.

2 Wel, het is zeker fijn om vanavond terug te zijn in het huis van de Here, en in het bijzonder in dit, omdat ik het voorrecht had dit huis van de Here enige tijd geleden op te dragen, toen onze dierbare broeder Sharritt deze plaats had gebouwd. En wij droegen het op aan de Here voor Zijn dienst. En het is altijd goed om in het huis van God te zijn, nietwaar? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Het is echt een fijne plaats om er te zijn.

3 En hier in deze koude zone waar het... Ik kwam hier naartoe om weg te komen van het koude weer, en ik kwam er regelrecht in terecht. Gisteravond zei ik: "Ik hoop dat ik u niet allemaal in al deze moeite heb gebracht." Wel, weet u, men zegt dat de zomer hier in deze streek zijn winterrust neemt. En misschien kwam de winter even een kijkje nemen om te zien hoe het ermee ging. Maar het is altijd goed om hier te zijn.

4 Sinds ik een kleine jongen was, heb ik altijd een gevoel gehad voor Phoenix. Ik houd van Phoenix. En Phoenix was de eerste plaats waar ik ooit tot mensen predikte die niet van het blanke mensenras waren. Dat waren de Indianen. Ik ging naar het reservaat toe. Ik denk dat er hier vanavond misschien mensen zijn die zich de tijd herinneren dat ik God een belofte deed op een podium: als Hij een alcoholicus zou genezen, en een vrouw met tuberculose, dan zou ik naar de reservaten gaan om tot de Indianen te prediken. En zij herinnerden mij eraan. En zij werden beiden genezen. En ik ging naar het Apachereservaat toe en de Here gaf ons daar een grote overwinning.

5 Ik kan niet op de naam komen van de dame die daarginds van kanker werd genezen. Het was een buitengewoon geval. Ik geloof dat zij daarginds een zendelinge was van de Assemblies of God, naar het beste van wat ik mij kan herinneren. Wij gingen met haar mee; Mitchell. En dat is juist. Is hier iemand die daarbij was in die samenkomst daarginds daar in het reservaat, toen die avond? Ik dacht... Ja. Dat is juist.

6 Ik dacht dat ik het tegenovergestelde zou bereiken. Ik kon hen niet doen begrijpen wat ik bedoelde. Ik zal die avond nooit vergeten. Er was een... lang nadat ik een poosje gepredikt had en hun over Christus had verteld. Ik stond op de trappen van de zendingshal. En omdat de plaats vol was, stonden zij allemaal buiten, en ik sprak tot hen. En één opmerkelijke zaak die avond was de oude Indiaanse broeder die men op een plank had binnengebracht, ergens tegen de morgen. En ze waren nat doordat ze de rivier hadden moeten doorwaden. Staken daar ergens over en brachten hem binnen.

7 Ik vroeg de jonge kerel: "Ben je niet bang dat je longontsteking zult krijgen?"

     Hij zei: "Jezus Christus zorgt voor mij. Ik breng mijn vader."

     "Goed," zei ik, "geloof je dat hij genezen zal worden?"

     "Ja."

8 Hij beefde door de ziekte van Parkinson. De twee jonge jongens droegen hem. Ik bad voor de oude man.

9 Na een poosje hoorde ik iets schreeuwen. Ik keek naar beneden; de oude man had de plank op zijn eigen rug, liep rond en wuifde naar iedereen. Slechts eenvoudig geloof om te geloven is al wat er nodig is.

10 Ik herinner mij een lieve oude Indiaanse vrouw die avond, ze had lange neerhangende haarvlechten. En zij liep op krukken en die waren echt thuisgemaakt, als bezemstokken met een rechthoekig stukje hout er bovenop waar vodden omheen gewikkeld waren. En, werkelijk, de volgende die kwam was... Zij stond in de rij en kwam vanuit de binnenkant van het gebouw. Maar er was een kleine jonge Indiaanse jongen, een kleine makker die er erg sterk uitzag. Hij wrong zich tussen al de anderen door om in de rij te komen. En het arme oude ding probeerde haar stokken uit te steken. En zij had twee of drie genezingen gezien voor zij in de rij was gekomen.

11 En ik dacht – toen ze naar mij keek met die echt diepe rimpels, en tranen die naar beneden liepen langs die groeven in haar wangen – ik dacht: "Iemands moeder." Ik zei geen woord tegen haar, bad niet voor haar, niets. Zij keek alleen naar mij op. En toen zij dat deed, overhandigde zij mij slechts de krukken en wandelde gewoon weg; zo eenvoudig was het.

12 Mijn zoon probeert hier mijn stem harder te laten klinken. Kunt u dat beter horen? Ik las vandaag een verhaal over een varken dat naar het heiligdom werd gebracht, en ik denk dat u het opmerkte. [Broeder Branham lacht. Iemand legt de bekabeling goed – Vert] Nu, dat voelt in ieder geval beter aan. Dat is hoe het leven gaat. Daar zitten hoe dan ook een heleboel knopen in, nietwaar?

13 Nu, de mensen staan, en wij willen niet meer tijd nemen dan nodig is. En u bent zulke fijne mensen, dat ik graag een lange tijd tot u zou willen spreken.

14 En wij zijn hier nu op visite bij de Volle Evangelie Zakenlieden. En de oorspronkelijke conventie wordt ginds in de Ramada gehouden en begint tegen het eind van... Laat eens kijken, wat is de datum? [Iemand zegt: "Vierentwintig." – Vert] Vierentwintig. Vanaf de vierentwintigste tot en met de achtentwintigste in de Ramada Inn. En er zullen daarginds enkele wonderbare predikers zijn, broeder Oral Roberts en vele anderen. En ik... Wij hebben altijd een goede tijd. Want wanneer de mensen zich op deze manier vergaderen, hebben we een wonderbare tijd in deze Ramada Inn.

15 Het kan zijn dat broeder Oral en ik misschien een genezingsdienst houden daarginds. Dat weet je maar nooit. Dat zou gewoon fijn zijn. Ja. Want we hebben er nog nooit een samen gehad. Ik weet niet wat hij ervan zou denken om er een te hebben, hij en ik samen, maar ik ben bereid. Als hij mij kan verdragen, wel, dan zullen we het proberen om dan voor de zieken bidden.

16 En, als u het hebt opgemerkt, we hebben geen genezingsdiensten gehouden. We hebben geen gebedskaarten uitgegeven of iets, omdat de kleine kerken overvol zitten, weet u. En de mensen, je kunt de mensen nauwelijks naar binnen en naar buiten krijgen. En wanneer je het doet, veroorzaakt het een opeenhoping van door elkaar lopende mensen, en het hoofd van de brandweer zou dat niet waarderen. Daarom hebben wij de genezingsdiensten tot nu toe weggelaten tijdens de samenkomsten en proberen we gewoon een eenvoudige, kleine Evangelieboodschap te brengen. Om... En uw aanwezigheid en uw samenwerking met mij, en uw gebed voor mij, bemoedigt mij om hier te zijn. En ik hoop dat de kleine boodschappen u bemoedigen om door te gaan om te leven voor Christus.

17 En ik merk vaak op dat de mensen van de ene kerk naar de andere komen. En zo leren wij elkaar allemaal kennen en worden wij echt dikke vrienden van elkaar. Ik houd daarvan. Wij kunnen hier evengoed samen zitten in hemelse plaatsen, want wij gaan naar zo'n soort plaats waar wij samen zullen zijn in een hemelse plaats, in de hemel.

18 Ik ontving pas geleden wat kritiek over de post. Ik kan het misschien doorgeven terwijl we ons ontspannen. Elke prediker weet dat je het een of ander moet zeggen om je in te stellen op het gehoor, en het gehoor zich op jou. Er was een...

19 Een zakenman nam het artikel op in hun... in "De Stem" van de Zakenlieden, van een klein... ik denk dat we het gewoon een visioen zullen noemen. En het was een beetje anders dan de visioenen die ik gewoonlijk heb. Ik was... werd opgenomen van waar ik was. Nu, het leek mij niet veel hoger dan het dak van dit gebouw. En daar was ik in een andere plaats waar ik al degenen zag die waren heengegaan. Natuurlijk hebben velen van u het artikel gelezen. En op die plaats, nadat Hij mij verteld had wie zij waren... en ze waren allemaal weer jong. En ze waren echt...

20 Ik was altijd bang om te sterven. Niet bevreesd dat ik verloren zou zijn, maar ik wilde geen geest zijn. Ik wilde alleen maar een mens zijn, een man. Want ik had altijd als een man gedacht, en de handen van mensen geschud. Ik dacht: "Wat als ik daar kom en broeder Rose ontmoet, en hij zou een kleine witte wolk zijn of zoiets? Ik zou weten dat het broeder Rose was door een ander zintuig, maar ik zou zijn hand niet kunnen schudden. Ik zou niet met hem kunnen spreken. Of..." Ik vroeg me af: "Zou dat niet afschuwelijk zijn?" Maar ik dacht: "Pas wanneer ik terugkeer, natuurlijk, want dan zal ik een opstanding hebben."

21 Die Schriftplaats was nooit eerder bij mij opgekomen, dat "als deze aardse tabernakel wordt afgebroken wij er één hebben die wacht."

22 Ik was dus die morgen wakker geworden, en ik dacht: "Jongen, je bent vijftig jaar oud. Als je nog iets voor de Here wil doen, moet je opschieten. Binnenkort ben je te oud."

23 En plotseling werd ik in deze plaats opgetrokken en ik kon terugkijken en mijzelf daar beneden zien. Nooit eerder had ik die ervaring gehad. Dikwijls had ik visioenen gehad waarin ik mijzelf ergens zag staan, en dan... O, als je het niet begrijpt, zou je denken dat je je verstand verloren had. Jij, je bent hier, en kijkt naar jezelf daar. En dan ga je hier weg en ben je in jezelf daar. Uh-huh. Het is misschien lang geleden, of jaren vooruit, enzovoort. Het is moeilijk om het uit te leggen. Je kunt het niet. Je kunt het niet uitleggen.

24 Je kunt God niet uitleggen. Je moet Hem geloven. Zie? Als je het kunt uitleggen, dan is het geen geloof meer. Je moet het gewoon geloven.

25 En nadat Hij het mij verteld had, en ik al deze mensen had gezien, en ze waren... Ze hadden lichamen. Zij... Daar kon geen zonde zijn. De mannen en vrouwen... Die vrouwen omhelsden mij, en zij waren vrouwen. Maar er was geen mogelijkheid dat er ooit opnieuw zonde zou zijn, omdat, zie, de klieren van ons lichaam daar veranderd zullen zijn. We hebben... Wij zijn nu van een verschillend geslacht, want dat is om de wereld te bevolken, en ons huwelijk om kinderen voort te brengen. Maar dan zal daar geen behoefte meer aan zijn. Er zullen geen kinderen meer geboren worden. We zullen geen geslachtsklieren hebben in de nieuwe wereld, zie, helemaal niet. Maar, toch zullen de vrouwen vrouw zijn, in gestalte. En zo zullen mannen ook mannen zijn. Maar op die wijze zal onder hen niet meer het mannelijke en het vrouwelijke zijn. En die klieren zullen er niet in zijn, dus zal er helemaal geen manier zijn voor Satan om ze ooit nog eens een streek te leveren. En dat viel mij op.

26 Deze vrouwen renden naar mij toe en sloegen hun armen om mij heen en zeiden: "Onze dierbare broeder, ik ben zo gelukkig dat u hier bent." Nu, het was verbazingwekkend. Zij waren allemaal jong, allemaal de mooiste vrouwen, lang haar, klederen lang, weet u, zoals lange gewaden, witte zijdeachtige lange gewaden. En wat zagen zij er mooi uit!

27 Toen kwamen hier broeders, gewoon... En de knapste mannen die ik ooit gezien heb, zij zagen er allemaal uit als ongeveer twintig jaar oud. En hun ogen, sprankelend. Zij, o, ze waren gewoon van top tot teen een man. En ik verbaasde mij. En zij tilden mij op en omhelsden mij en zeiden: "Onze dierbare broeder."

28 Ik vroeg mij af hoe dit kon. Ik keek terug naar beneden en kon mijzelf hier beneden zien, terwijl ik daar lag. "Welnu," dacht ik, "dat is vreemd." En toen vroeg ik...

29 Er kwam een echt lieflijke dame naar mij toe, sloeg haar armen om mij heen, en ze zei: "O, broeder Branham, wij zijn zo gelukkig dat u hier bent, onze dierbare broeder."

30 Ik keek naar haar terwijl ze wegging. En die stem die tot mij sprak, zei: "Herkent u haar niet?"

     Ik zei: "Ik... ik niet."

     Zei: "Zij was voorbij de negentig toen u haar tot Christus leidde."

31 En daar was zij, mooier dan welke vrouw die ik ooit eerder heb gezien. En ik zei: "Geen wonder dat ze 'dierbare broeder' zei." Zie? Nu kan ze nooit meer veranderen. Zij is voor eeuwig zo.

     Ik zei: "Ik wil Jezus zien."

32 De stem zei: "Hij is hoger dan dit. Op een dag zal Hij komen, en u zult geoordeeld worden door het Evangelie dat u predikte, omdat u de leider was."

     Ik zei: "Wel, zal Paulus geoordeeld moeten worden door zijn groep?"

     Hij zei: "Ja."

     Ik zei: "Ik predikte hetzelfde Evangelie als hij. Geheel precies op de wijze dat hij het zei, op die wijze zei ik het."

33 En die miljoenen stemmen schreeuwden het uit: "Daar rusten wij op!"

34 Toen gebeurde er iets vreemds. Ik had vroeger een klein zadelpaard, en ik noemde hem Prince. En wat hield ik van dat kleine paardje. Ik bereed hem elke morgen vóór schooltijd om mijn dierenvallen te controleren. En ik zag dit kleine paardje naar mij toekomen, en hij legde zijn hoofd over mijn schouder en hinnikte. En ik klopte hem. Ik zei: "Prince, ik wist dat je hier zou zijn." En ik voelde iets aan mijn hand likken. Het was mijn oude jachthond voor wasberen. Hij begeleidde mij naar school, bracht mij mijn kleren, jaagde met mij. Ik zei: "Prince, of Fritz, ik wist dat jij hier ook zou zijn."

     Toen voelde ik dat er iets gebeurde. Ik ging terug.

35 Dat werd geschreven in "De Stem" van de Christenzakenlieden. En een prediker schreef mij pas geleden. Hij zei: "Ik waardeerde dat visioen, broeder Branham. Het klonk allemaal heel goed totdat u paarden vermeldde. De hemel is gemaakt voor menselijke wezen. Zoiets als paarden bestaat niet in de hemel."

36 "Wel", zei ik, ik schreef hem terug. Ik zei: "Broeder, ik zei nooit dat ik in de hemel was. Ik vroeg waar Jezus was, en Hij was nog hoger." Ik zei: "Maar als het u een beetje kan helpen, in het boek Openbaring staat: 'Toen Jezus de hemel der hemelen verliet, reed Hij op een wit paard.' En al de heerscharen des hemels volgden Hem op witte paarden. Zie? Dat kwam dus van de hemel der hemelen."

37 En wat mij zo'n goed gevoel gaf, toen ik begon terug te gaan, was dat Hij zei: "Alles wat u ooit hebt liefgehad, en allen die u ooit hebben liefgehad, heeft God u gegeven."

38 Eens op een heel mooie dag, aan de andere kant, zal het anders zijn. Ik kan gewoon niet... U kunt het u niet veroorloven, mensen, om die plaats te missen. Mis het niet. Wat u ook doet, maak... Wees niet bevreesd. U hoeft niet bang te zijn. Er is niets om bang voor te zijn.

39 O, toen ik eraan dacht dat ik terug moest komen, maakte het mij bedroefd. "Zal ik weer terug moeten gaan? Zal ik moeten teruggaan naar wat ik vreesde te zijn?" Zie? En wanneer wij dan komen tot het opgestane lichaam, dan zullen wij eten en drinken. Zij aten en dronken niet. Zij hadden geen behoefte om te eten en te drinken. Zij gingen nergens heen, en zij waren niet vermoeid. Het was gewoon... Er is geen woord dat ik zou kunnen gebruiken. Het was perfect; dat zou het niet uitdrukken. Het is voorbij wat ik perfect noem. Ze waren daar aangekomen, dat was het, op die plaats, en het was wonderbaar.

40 Dus, o, luister, vrienden. Ik denk dat ik bij mijn volle verstand ben, en ik weet dat het vreemd klinkt. Maar ik ben nooit in staat geweest, en heb nooit geprobeerd om de mensen deze dingen uit te leggen. Vele dingen die... Het valt niet uit te leggen. En je zou de gedachten van de mensen alleen maar in verwarring brengen. Maar als ik het zou kunnen, en voelde om het te doen, zou het alarmerend zijn.

41 Maar merk dit op. Ik zeg dit: Wees niet bevreesd. De dood is alleen een vogelverschrikker, die probeert u van iets weg te houden. My, het is zo glorierijk! Het gaat boven elke verbeelding uit. Geen wonder dat de Bijbel zegt: "Het oog heeft niet gezien, het oor heeft niet gehoord, noch is het in het hart der mensen opgekomen wat God voor hen bereid heeft die Hem liefhebben." O, om slechts voorbij het gordijn van de tijd te kijken! Daarna heb ik harder geprobeerd dan ooit tevoren in mijn leven om te proberen mensen voor Christus te winnen, sinds die tijd. U kunt het u niet veroorloven het te missen. Mis het niet. Wees er zeker van dat u in orde bent met God, en dan zullen andere dingen in orde zijn.

42 Nu, ik heb hier een paar notities opgeschreven, waarvan ik dacht daar vanavond wat over te spreken. En ik geloof dat wij morgenavond een heel eind verderop zijn, ongeveer dertig kilometer of meer hier vandaan. Mesa, geloof ik. Mesa. Is dat Mesa? Mesa. En dan de volgende avond in Tempe. Tempe. En ik heb het schema hier in mijn zak; uit de krant die broeder Williams mij gaf. Maar ik ben tamelijk druk geweest en ik heb het nog niet bekeken. Billy komt me gewoon ophalen, en zegt: "Wij gaan naar zus-en-zo en zo-en-zo, en nu gaan we." Dan kom ik hier en probeert hij mij te verstikken. [Broeder Branham verwijst naar de lussen in de bedrading. De samenkomst lacht – Vert]

43 Nu, voelt iedereen zich echt religieus? Zeg "amen" als u zich zo voelt. [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Echt goed. Dat is fijn. Nu, laten wij nu even onze hoofden buigen.

44 Zoals... wij hebben gewoon ons kleine gevoel voor humor en van uitdrukken. Wij zijn kinderen, en we komen bijeen en spreken als kinderen. En wij... Zelfs God heeft een gevoel voor humor, weet u.

45 Laten wij nu dus onze hoofden buigen en tot Hem spreken voordat wij Zijn Woord lezen. Terwijl wij onze hoofden gebogen hebben, zijn er hierbinnen mensen die een gebedsverzoek hebben? Laat het bekend worden door uw opgestoken hand. God zegene u. Laten wij onze hoofden nu buigen.

46 Onze hemelse Vader, wij komen nu in Uw tegenwoordigheid terwijl wij onze hoofden en harten buigen in nederigheid. Wij naderen door geloof, voorbij de maan en de sterren, tot de troon van God in de Naam van de Here Jezus, omdat wij er zeker van zijn dat als wij in Zijn Naam komen, U ons zult horen. Wij zullen door Zijn Naam aangenomen worden in Uw tegenwoordigheid. Wat een voorrecht is het om te weten dat wij aangenomen zijn in de tegenwoordigheid van God, door de Naam van Jezus Christus.

47 En Hij vertelde ons, Vader, dat wat wij ook zouden vragen in Zijn Naam, dat U ons, in Uw overvloed van barmhartigheid en genade, onze zonden zou vergeven, en ons ons verlangen zou geven; Vader, dat maakt ons zo gelukkig. Er is niets waaraan wij zouden kunnen denken dat een groter voorrecht zou zijn dan om dit voorrecht te hebben.

48 Het zou een voorrecht zijn voor ons als Amerikaanse burgers om onze president te bezoeken. En wat zouden we allemaal moeten doen en ondergaan om de president slechts voor een korte tijd te kunnen bezoeken, om een ogenblik van zijn drukke agenda in beslag te nemen. Wij zouden langs kantoren moeten gaan, van alles en nog wat, om te kunnen komen, en wij zouden onze redenen moeten verklaren, en we zouden onderzocht moeten worden voordat wij dat voorrecht zouden hebben.

49 Maar om dit te bedenken: de God, Schepper van hemelen en aarde, wacht erop dat wij tot Hem naderen. Wij, onwaardige zondaars, Hij wacht erop dat wij tot Hem naderen in de Naam van de Here Jezus, met de verzekerdheid dat ons zal worden toegestaan waar wij om vragen, als wij slechts kunnen geloven dat wij het zullen krijgen. Daarom zullen we onze verzoeken zeer aandachtig bekijken, in het besef dat we maar beter niet dwaas zullen spreken of dwaas zullen vragen. En als wij het zouden doen, bidden wij dat U ons vergeeft, Here.

50 En vanavond vragen wij om barmhartigheid voor elk van deze handen die omhoog gingen. Mogen hun verzoeken hun toegestaan worden, Here. Mogen zij precies nu verzekerdheid in hun hart voelen, terwijl wij in Uw tegenwoordigheid zijn. Zodat, wanneer wij onze ogen openen en onze hoofden van het stof opheffen van waaruit U ons vormde, wij die verankerde verzekerdheid mogen voelen dat ons datgene is toegestaan waarom wij gevraagd hebben.

51 Wij zouden willen vragen, Here, voor degenen die wellicht in het gebouw zijn vanavond die nog nooit in Uw tegenwoordigheid zijn gekomen, om door middel van gebed te vragen voor vergeving van zonde. Moge dit de avond zijn dat er iets gezegd of iets gedaan zal worden, of een handeling van de Heilige Geest, hetgeen zou veroorzaken dat hun harten sidderen en zij om die vergevende genade vragen.

52 Genees de zieken, Here, wij bidden dat U hun vanavond de verzekerdheid zult toestaan dat het gebed des geloofs nu gebeden is. "En het zal de zieken behouden." Want wij zouden kunnen zeggen en dit eraan toevoegen, dat dat ZO SPREEKT DE HERE is, want het is geschreven in het Woord des Heren.

53 Nu, Vader, wij bidden dat U deze kleine opmerkingen die hier vandaag voor Uw Woord zijn toebereid, zult zegenen. Breng door dit lezen een samenhang in ieders hart. En als ik op enige wijze zou falen, Here, en de zalving van de Heilige Geest zou missen, moge Hij het Woord vergezellen in Goddelijke genade en het plaatsen in het hart waarin het verondersteld werd te zijn. En mogen wij de hand van de Almachtige zich vanavond zien uitstrekken over dit gebouw, en dingen zien doen die buitengewoon overvloedig zouden zijn boven alles wat wij konden doen of bedenken. Wanneer wij vanavond weggaan en naar onze verschillende huizen gaan, mogen wij in staat zijn om te zeggen zoals degenen die van Emmaüs kwamen: "Brandden onze harten niet in ons, toen Hij tot ons sprak langs de weg?" Want wij vragen het in Zijn Naam. Amen.

54 Nu, veel mensen maken aantekeningen, en de tekst die een prediker gebruikt. En ik – als u het nu wilt noteren – ik zou twee plaatsen in de Heilige Schrift willen lezen. Dat is in Genesis het tweeëntwintigste hoofdstuk, we zullen daar eerst naartoe gaan en het lezen. En dan in Johannes 12:32 zullen we het tweede deel van de Schrift lezen. Nu, in Johannes... In Genesis 22 beginnen we met het zevende vers van het tweeëntwintigste hoofdstuk.

     Toen sprak Izak tot Abraham, zijn vader, en zeide: Mijn vader! En hij zeide: Zie, hier ben ik, mijn zoon! En hij zeide: Zie het vuur en het hout, maar waar is het lam tot het brandoffer?
     En Abraham zeide: God zal Zichzelf een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon! Zo gingen zij beiden te zamen.

55 En nu in Johannes 12:32 lezen we deze woorden van de lippen van onze Heer.

     En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken.

56 En nu als tekst, waaruit vandaan ik graag hierover zou willen spreken: "Het aanvaarden van Gods voorziene weg voor de eindtijd." Laat mij dat opnieuw citeren vanwege de banden. Ik geloof dat men deze boodschappen opneemt. En op de banden die wij hebben – ik denk zo'n vijfhonderd teksten waaruit ik heb gepredikt – hebben zij iets wat daarop lijkt, maar het is niet precies dit. Het aanvaarden van Gods voorziene weg in de eindtijd.

57 U weet dat er vele wegen zijn die mensen nemen, maar in werkelijkheid zijn er maar twee wegen die een mens kan gaan: dat is de juiste weg en de verkeerde weg. En wij allemaal hier vanavond zijn op een van die wegen, de juiste of de verkeerde. Er is geen neutrale grond. Jezus zei: "U kunt niet God dienen én de mammon", in de betekenis van "de wereld". Wij zijn juist of verkeerd.

58 En als we nu slechts weg willen gaan van onze eigen weg, want dat is de enige wijze waarop wij op Gods weg kunnen komen. En God heeft een voorziene weg gemaakt voor alles. Hij heeft in de weg voorzien. En waar wij in moeite komen, is door niet die weg te volgen maar onze eigen wegen daarin te injecteren. En dat veroorzaakt een verdraaiing. En alles wat verdraaid is, is niet betrouwbaar. Dus, God heeft een weg. En laten we even naar enkele van Zijn wegen kijken.

59 Laten wij iets in de natuur nemen. Omdat de natuur mijn eerste Bijbel was. Ik weet dat God een Schepper is, en Hij schiep de natuur. En Hij leeft in Zijn schepping, in de natuur.

60 Laten we bijvoorbeeld de boom nemen. Ik zette de auto er net onder één, enkele ogenblikken geleden, of Billy deed het, onder de takken ervan. En ik zag dat de bladeren er afvielen. Nu, wij zijn nooit in staat geweest, en wij zullen nooit in staat zijn, om een betere manier te vinden voor een boom om zijn leven te verbergen gedurende de winter dan Gods voorziene manier ervoor om zijn leven te verbergen.

61 Welnu, wat als wij probeerden een andere manier te fabriceren dan de gebruikelijke voorziene manier voor de boom? Wat, als wij iedere augustus of september, en in het bijzonder in het gebied waar ik vandaan kom, het noorden, naar de appelboomgaard zouden gaan en een soort instrument zouden halen om het in de loop van augustus in de boom te plaatsen nadat de appels rijp geworden zijn, om het leven uit de boom te trekken en dat in een goede warme plaats te zetten en het tijdens de winter te bewaren, het leven, het levenssap uit de boom, door het in een goede warme container te zetten en het te bewaren tot de lente, om het daarna weer in de boom terug te plaatsen? U weet dat dat nooit zou werken. Het zou nooit zo zijn. Om te proberen dat te doen, zou het de boom alleen maar doden.

62 Maar God heeft een manier om voor dat leven te zorgen tijdens de winter. God maakte een weg. Wetend dat die boom de winter moest doorkomen, maakte Hij er een weg voor. Ik had het voorrecht om een vijfenzeventigjarige ongelovige hierdoor tot Christus te leiden, niet lang geleden.

63 Meneer Wood, een buurman van mij, was een Jehova-getuige van geloof. En hij had een jongen die kreupel was, met een been onder zich opgetrokken. En zijn vrouw, geloof ik, behoorde tot de Anderson-beweging van de Church of God. En zij kwamen naar Louisville, Kentucky, waar zij ergens buiten woonden in een kleine plaats, Crestwood genaamd, ongeveer vijftig kilometer van Louisville vandaan.

64 En tijdens de samenkomst daar in het auditorium zagen zij een meisje dat deze ziekte had dat zij verkalkte, of versteende. En het had haar al verlamd tot ver boven haar heupen, zodat zij zich niet had bewogen gedurende, o, verschillende maanden. En het kwam van haar voeten vandaan. Er werd op een avond voor haar gebeden en de volgende dag rende zij de trappen op en af, zo hard ze maar kon.

65 En meneer Wood bracht zijn zoon. Maar hij kwam nooit aan de beurt. En onmiddellijk daarna werd ik meegenomen overzee, ging er voor onze Heer naartoe. En op de terugweg had ik een samenkomst ginds in Ohio, en hij bracht de jongen, David genaamd. En hij zat ver achteraan, o, bijna een half stadsblok.

66 En de Heilige Geest kwam binnen en zei: "Er is een man hier vanavond. En hij en zijn vrouw zitten helemaal achteraan." Zag hem nooit eerder in mijn leven. En zei: "De naam van de man is Wood. Hij is een aannemer. Hij heeft een kreupele jongen die polio had, hetgeen veroorzaakt heeft dat een ledemaat zich onder hem heeft opgetrokken. Maar, ZO SPREEKT DE HERE, de jongen is genezen."

67 Omdat hij zoiets niet gewend was, bleef de jongen daar een ogenblik zo zitten. En na een poosje zei zijn moeder: "David, waarom probeer je niet op te staan?" En toen hij opstond, was het been even normaal als het andere.

68 De man verkocht zijn zaak, verhuisde en werd mijn naaste buur. O, hij is zo'n fijne broeder! Onlangs 's morgens, toen hij wist dat ik voor een langere tijd hierheen zou komen, is hij... Het was bij het aanbreken van de dag toen ik het huis verliet, en daar stond hij buiten op straat, zo huilend, liftend, alsof hij met mij mee zou gaan. En hij omhelsde mij en ging verder de laan af. Zo'n wonderbare broeder! Hij is een echte boezemvriend voor mij geweest.

69 Wij waren ginds in de staat Kentucky op eekhoorns aan het jagen, ongeveer drie jaar geleden. En het werd echt droog. En nu, als iemand van u mensen uit het oosten weet wat een grijze eekhoorn is, hij... Houdini, de ontsnappingskunstenaar, is een amateur vergeleken met hem wanneer hij bevreesd is. En ik houd ervan om op ze te jagen, en we jagen op ze met een .22 geweer. En wij hadden gejaagd. Ik was ongeveer twee weken op vakantie, en we kampeerden buiten. En het was erg droog. En als je door de bossen liep en een blad brak, dan, die kleine makker, o my, oei, je zag hem al niet meer. Hij was er vandoor.

70 Daarom zei broeder Wood: "Broeder Branham, ik ken een plaats hier dichtbij die diepe uithollingen heeft."

71 Hoevelen weten wat een uitholling is? Wel, uit welk deel van Kentucky komt u? En zo noemt men het daarginds in Kentucky. Ik geloof dat u het hier een kloof noemt of zoiets, waar het water door de vertakking van de rivier naar beneden gaat. En dan ga je in die diepe plaatsen waar het nog vochtig is, en je kunt er lopen zonder geluid te maken.

72 Hij zei: "Maar de oude kerel is een ongelovige, en o, hij heeft een hekel aan predikers." En ik was slechts eenmaal eerder in het gebied geweest, en dat was in een samenkomst.

     En ik zei: "In orde. Jij, ken je hem?"

     Hij zei: "Hij kent mijn vader heel goed."

73 Ik zei: "Laten wij het hem gaan vragen, omdat we hier niets bereiken."

74 En we gingen er naartoe in zijn kleine vrachtwagen, en naar boven door de bossen, en dan weer naar beneden door de heuvels. O my! Ten slotte kwamen wij aan bij een kleine plaats. En er zaten twee oude mannen onder een appelboom. Het was ongeveer 20 augustus.

75 En hij stapte uit zijn vrachtwagen, ging er naartoe en zei: "Mijn naam is Wood." Zei: "Ik ben Banks Wood." Hij zei: "Ik vraag me af of het in orde zou zijn als wij zouden jagen op uw terrein."

     Hij zei: "Ben jij de zoon van Jim Wood?"

76 Nu, zijn vader is een lezer bij de Jehova-getuigen, of hij was het. En de hele familie kwam tot Christus, iedereen, door visioenen. Iedereen; vertelde hun precies wat er zou gebeuren, en het gebeurde op die wijze. O, wat zou ik graag willen dat ik kon stoppen om u die hele familiegeschiedenis te vertellen, hoe zij binnenkwamen. Al de kinderen zijn nu in het Koninkrijk van God, gedoopt met de Heilige Geest.

77 En toen Banks het aanvaardde, zijn... zijn hele familie excommuniceerde hem. Dat was alles. Hij stond buiten.

78 Maar, een voor een, ieder van hen die langskwam om "hallo" tegen hem te zeggen, werden door de Heilige Geest gegrepen en Hij vertelde hun dingen, en daarna kwamen zij binnen. En dan gingen ze het een ander vertellen. Dan kwam hij, en Hij zou hem iets vertellen, en dan kwam hij. En op die manier kwam de hele familie in Christus. En toen wij dus de... uit de...

79 Hij stapte de vrachtwagen uit en sprak met de man. Hij zei: "Ben jij de zoon van Jim Wood?"

     Hij zei: "Ja."

80 Zei: "Jim Wood is een eerlijk man. Zeker. Ga je gang. Jaag waar je maar wilt."

81 Hij zei: "Dank u." Zei: "Ik heb mijn voorganger meegenomen."

82 Hij zei: "Woods, je bedoelt toch niet dat je zo laag gezonken bent dat je een prediker met je mee moet nemen waar je ook heengaat?"

83 Ik dacht dat het ongeveer tijd was voor mij om uit te stappen. Ik kwam dus uit de vrachtwagen en liep erheen. O my! (U broeders jaagt. Mijn jachtgenoten, ik weet dat u hier bent.) Onder het bloed en vuil, met bakkebaarden ongeveer zo lang, weet u; had gedurende twee weken geen bad gehad, en, o! Ik kwam dus uit de vrachtwagen en kwam erbij staan. En hij bekeek mij van boven naar beneden, twee of drie keer. Ik vermoed dat hij dacht: "Een prediker!"

     Ik zei: "Hoe maakt u het?"

     En hij zei: "Hoe maakt u het?"

84 En toen begon meneer Wood mij dus voor te stellen, wie ik was, mijn... zijn voorganger. En hij zei...

85 Voor hij een kans had om dat te doen, zei de oude man: "Wel," zei hij, "ik zeg het u nu maar direct." Hij zei: "Ik word verondersteld een ongelovige te zijn. Ik heb niet veel op met u kerels, die uzelf predikers noemt."

     Ik zei: "Ja meneer. In orde." Ik zei: "Dat is uw mening."

     En hij zei: "Wel, weet u, ik ben een ongelovige."

86 Ik zei: "Ik geloof niet dat dat het waard zou zijn om over op te scheppen. Denkt u niet?"

     Hij zei: "Wel, ik denk van niet."

87 Ik zei dus, ik dacht in mijn hart: "Here, als U mij ooit geholpen hebt, doe het dan nu."

88 De andere oude man die daar zat, zei echter niets. Met oude slappe vilthoeden, ik weet niet wat... U weet hoe het is, aan elkaar genaaid met dik draad, weet u. En zo zaten zij daar een beetje.

89 En toen zei hij: "Weet u wat ik tegen u kerels heb? U blaft bij de verkeerde boom."

90 Hoevelen weten wat dat betekent, "tegen de verkeerde boom blaffen"? Dat is een liegende hond, weet u, die blaft bij de verkeerde boom. Het wild is daar vandaan weggegaan. Er zit daarboven niets. Zie?

91 Daarom zei hij: "U kerels blaffen bij een boom. Er is niets daarboven", met andere woorden: "U spreekt over God, en er is niet zoiets als God."

     "Wel," zei ik, "natuurlijk geloven wij dat."

     Hij zei: "Wel, u misschien, maar ik niet."

     Ik zei: "Wel, dat is in orde."

92 En hij zei: "Ziet u die oude schoorsteen daarboven op de heuvel?"

     Ik zei: "Ja meneer."

93 Zei: "Daarboven werd ik geboren." En hij zei: "Mijn vader bouwde deze plaats hier beneden. Wij verhuisden hierheen toen ik ongeveer zestien jaar oud was. Na de dood van mijn vader nam ik de plaats over. Ik bracht mijn gezin groot. Ik ben hier zesenzeventig of achtenzeventig jaar geweest, of zoiets." Hij zei: "Ik heb iedere dag voortdurend de hemel onderzocht. Ik heb al de bossen nagezocht. Ik heb overal op de grond gekeken. En ik heb nooit iets gezien dat eruitzag als een God."

     Ik zei: "Wel, dat is jammer."

94 En hij zei: "Dat is de reden dat ik denk dat u kerels bij de verkeerde boom blaffen."

95 Ik zei: "Ja meneer." En toen gebeurde er iets. Ik keek naar boven naar de boom. Ik keek naar beneden, en er lagen appels bij de boom. Ik zei: "Heeft u er bezwaar tegen als ik een van die appels neem?"

96 Hij zei: "Ga uw gang. De geeljasjes eten ze op." U weet wat geeljasjes zijn, daar ben ik zeker van.

97 Dus ik bukte en pakte een van de appels, en wreef hem tegen mijn broekspijp, weet u. En ik nam een hap. Ik zei: "Dat is een prima appel."

     Hij zei: "Ja, dat is een goede."

     Ik zei: "Hoe oud is die boom?"

98 Hij zei: "Ik plantte hem daar. Laten wij zien, hij is zevenenveertig, achtenveertig jaar oud, zoiets dergelijks." Hij zei: "Ik plantte een heel kleine loot." Hij zei: "Die plukte ik af, ergens anders vandaan, en bracht hem hier naartoe."

     Ik zei: "Ja meneer." En ik zei: "Draagt hij elk jaar?"

99 "Elk jaar draagt hij fijne appels." Hij zei: "Wij krijgen er een hoop appels van."

100 En ik zei: "Wel, dat is wonderbaar. Ik ben blij dat te horen." En ik zei: "Weet u, het is hier pas 15 augustus." Ik zei: "Het is bijna heel de tijd dertig graden in de schaduw." Ik zei: "Het is vreemd dat al die bladeren van die boom vallen, en wij hebben geen vorst gehad."

101 En hij zei: "O, dat komt... dat is het sap dat teruggegaan is naar de wortel."

     "O," zei ik, "is dat het?"

     Hij zei: "Ja."

     Ik zei: "Dan gaat het terug naar de wortel, waarvoor?"

102 Hij zei: "Wel, als het daarboven bleef, zou de winter het doden."

     Ik zei: "Wat doden?"

103 Hij zei: "De boom. De levenskiem is in dat sap, het gaat naar beneden en verbergt zich beneden in de wortels."

     Ik zei: "O." Ik zei: "Nu, zal dat... Wat met..."

     Hij zei: "Wel," zei hij, "dat is niets ongewoons."

     En ik zei: "Nee, nee. Dat is slechts een handeling van de natuur."

104 Hij zei: "Weet u, ik wil u iets vertellen." Hij zei: "Voor u nog verdergaat, wil ik dit zeggen. Dat is, dat ik eens over een prediker hoorde die ik graag eens zou willen horen. Als hij ooit nog eens naar dit gebied terugkomt, wil ik hem horen."

     Ik zei: "O? Dat is fijn", zei ik.

105 Hij zei: "Hij was hier ongeveer twee jaar geleden in Acton, tijdens een campagne ginds op het terrein van de Methodisten, het kampeerterrein van de Methodisten."

106 En Banks keek. Ik keerde mij naar Banks, ik... Dat is broeder Wood. Ik zei...

107 En hij zei: "Ik vergeet nu wat de naam van de man was." Zei: "Weet u, hij was nooit eerder in dit gebied geweest." En hij zei: "Een oude dame," iemand, "woont hier ongeveer anderhalve kilometer vandaan bovenop de heuvel." Zei: "Zij was stervende aan kanker. En ze brachten haar naar Louisville, zo'n tweehonderd kilometer, en de doktoren sneden haar open. En haar hele maag was vol, de darmen en alles, met kanker. En zij konden niets voor haar doen." En hij zei: "Toen brachten ze... naaiden haar dicht en brachten haar terug. En mijn vrouw en ik zijn daar elke dag naartoe gegaan. Ze konden haar niet meer optillen; wij moesten gewoon de onderlegger wegtrekken om haar bed te verschonen." En hij zei: "Wij gingen daar gedurende verschillende weken naar boven." Hij had elke avond verwacht dat zij zou sterven, of elk moment. En hij zei: "Haar zuster woont verderop bij een andere kreek." U weet dat men het daarginds zo noemt. Het is geen weg, het is een kreek. "Daar bij een andere kreek."

108 Ik hoorde iemand lachen. Het zit hier gewoon vol met Kentuckiërs. Bij... Wel, ik werd geboren bij wat men daarginds Little Rennix noemt. Mijn grootvader woonde bij de Big Rennix, die uitloopt in de Bumshell. Bumshell Creek loopt precies door naar Little Rennix en komt terecht bij de Casey's Fork, en stroomt dan verder door in de Cumberland Rivier. Nu, dat is precies tegenover Green Briar Ridge. Daar werd mijn moeder geboren, bij de Green Briar Ridge.

109 En hij zei: "Deze vrouw woonde ergens anders." En hij zei: "Dat is ongeveer dertig kilometer hier vandaan. En zij kwam die avond, en zat ver achteraan op dat kampeerterrein." En hij zei: "Deze prediker, toen hij daar was, bad voor de zieken." En zei: "Hij vertelde de mensen wie zij waren, en alles er over."

110 Zei: "Deze vrouw kwam laat binnen, en zij kreeg geen van die kaarten die werden uitgedeeld."

111 En zei: "Deze prediker keerde zich naar haar toe, en vertelde haar: 'Weet u, u dame die daar achteraan zit, u bent Zo-en-zo. En vanavond toen u uw huis verliet, stak u een zakdoekje in uw portefeuille, met een blauw figuurtje in de hoek ervan.' Zei: 'En u hebt een zuster Zo-en-zo genaamd.' En zei: 'Zij is stervende aan kanker in haar maag. Ik zag het net in visioen. Nu, neem die zakdoek, en ga hem op haar leggen. En, ZO SPREEKT DE HERE, zij zal gezond worden.'"

112 Hij zei: "En de dame... Die avond hoorden wij het verschrikkelijkste lawaai bovenop de heuvel. Ik dacht dat zij het Leger des Heils daarboven hadden," zei hij, "ongeveer te middernacht. En wij dachten dat de oude dame gestorven was."

113 En hij zei: "Weet u wat? Ik en mijn vrouw gingen de volgende dag naar boven om te zien of wij vertroosting konden bieden, vroeg in de morgen. En daar zat zij aan tafel, met de koffiepot, gewoon koffie te schenken, en zij en haar man waren appelschijfgebakjes aan het eten als ontbijt." Ik zei...

114 Hoevelen weten wat appelschijfgebakjes zijn? Weet u, ik voel me nu thuis. Dat was echt... Ik houd ervan, en ik houd van sorghumstroop erop. En ik heb in deze hele buurt naar sorghumstroop gezocht. En als ik hier terugkom, zal ik gewoon een emmer meenemen, omdat ik nauwelijks zonder kan. En weet u, ik gebruik er een heleboel van, omdat ik een soort baptist ben, weet u. Ik geloof niet in het besprenkelen van die cakejes. Ik dompel ze helemaal onder, echt goed. En ik... Ik giet de stroop er dus dik overheen.

     Dus toen zei hij: "Zij was dat aan het eten." Ik zei...

     Ik dacht: "Dit is het."

     Ik zei: "Nu, dat meent u niet."

115 "Wel," zei hij, "ga zelf maar naar boven en kijk zelf." Zei: "Dat was twee jaar geleden." En zei: "Zij doet niet alleen haar eigen werk, zij doet ook het werk van de buren." Nu, kijk, toen predikte hij tegen mij.

116 Weet u, mijn mama zei vroeger: "Geef een koe genoeg touw, dan zal zij zichzelf ophangen." Dat klopt wel zo ongeveer. Hij knoopte zichzelf op, die keer, toen hij zei: "Ga zelf boven kijken."

117 Ik zei: "Nu, kijk, meneer. Meent u dat de dokters die vrouw opensneden en ontdekten dat zij kanker had?"

     "Dat is juist."

118 En ik zei: "En dat zij haar dichtnaaiden? En dan bedoelt u mij te vertellen dat die man daarginds, vijfentwintig kilometer hier vandaan, die vrouw zag en precies vertelde wat er zou gebeuren wanneer men de zakdoek op haar zou leggen? En die vrouw genas van die kanker?"

     Zei: "Ga gewoon daar naar boven. Ik zal u vertellen hoe u daar moet komen."

119 Ik zei: "Nee, nee. Ik neem u op uw woord." Ik zei: "Ik neem u op uw woord." Ik zei: "Ja meneer. Ja."

120 Ik was deze appel aan het eten, weet u, en er de hele tijd op aan het kauwen. Ik zei: "Dat is een fijne appel." Ik zei: "Ik wil u een vraag stellen. Wat deed dat sap de boom verlaten en naar beneden gaan in de wortels?"

121 "Wel," zei hij, "dat moest het doen, om zijn leven door de winter heen te bewaren."

122 Ik zei: "Dan komt het de volgende lente terug en brengt het u weer een heleboel appels?"

     "Juist."

123 En ik zei: "Nu wil ik u iets vragen. Welke intelligentie brengt dat sap naar beneden, en zegt: 'Hier, het is herfst. Ga terug naar beneden in de wortels en verberg je. Als je het niet doet, zal de winter je doden. Ga terug naar beneden in de wortels en blijf daar tot de lente. En wanneer het warmer wordt en alles goed gaat, dan kom je terug naar boven en breng je wat meer appels voort voor deze kerel'? Nu, u weet dat dat botanisch leven is. Het heeft geen intelligentie van zichzelf. Vertel mij dan welke intelligentie dat leven naar beneden zendt in de wortel van die boom. Het heeft geen intelligentie van zichzelf."

     Hij zei: "Dat is gewoon de natuur."

124 Ik zei: "Neem dan een emmer water en zet hem op die paal daarginds, en kijk of de natuur het naar beneden zal laten lopen in de herfsttijd, en het in de lente zal terugbrengen. Zie? Nee meneer. Wat is het?"

125 Nu, even dit ter zijde. Het is Gods voorziene weg. Het werkt alleen op de wijze die God ervoor voorzien heeft. Een kleine stem zegt: "Ga naar beneden in de wortels", en daar gaat het naar beneden. Nu, het doet dat zonder enige intelligentie. Wat behoren wij te doen, door dezelfde God Die tot ons spreekt? Wij, maar wij hebben een recht om te weigeren of te accepteren, en meestal weigeren wij. De boom kan niet weigeren. Het kent alleen een routine, dat is, zijn meester te gehoorzamen.

     "Wel," zei hij, "daar heb ik nooit eerder aan gedacht."

126 Ik zei: "Ik vertel u wat. Denkt u er lang over na, terwijl wij gaan jagen. En wanneer ik terugkom, vertelt u mij wat het is... wat dat sap vertelt om naar beneden in de wortels te gaan, en daar te blijven voor de winter, en om de volgende lente terug te komen. Wanneer u erachter komt welke intelligentie daar de controle over heeft, dat boomleven, en zegt: 'Ga naar beneden in de wortels en kom terug', dan zal ik u vertellen dat het dezelfde Intelligentie is Die mij vertelde 'om die zakdoek op de vrouw te gaan leggen, en dat zij gezond zou worden.'"

     Hij zei: "U vertellen?"

127 Ik zei: "Ja meneer." Ik zei: "Wat was de naam van die man? Herinnert u het zich?"

     Hij zei: "Ik kan er niet op komen."

     Ik zei: "Was het Branham?"

     Hij zei: "Dat is het."

     Ik zei: "Ik ben broeder Branham."

128 Daar op die plek stond hij op, greep mijn handen vast. Hij zei: "Voor het eerst in mijn leven zie ik wat u bedoelt." Ik leidde hem tot Christus.

129 Verleden jaar was ik daar. Hij was overleden, heengegaan. De barmhartigheden van God! Daar zat zijn vrouw onder een boom appels te schillen, van dezelfde boom. Ik liep er naartoe en ik zei: "Mag ik gaan jagen?"

     Ze zei: "Wij staan geen enkele jacht toe."

130 Ik zei: "Neem mij niet kwalijk." Ik... ik zei: "Ik dacht dat ik toestemming had."

     Ze zei: "Van wie zou u toestemming hebben gekregen?"

     Ik zei: "Uw man."

     En ze zei: "Mijn man is dood."

     Ik zei: "Hij stierf nog maar kort geleden, is het niet?"

     Ze zei: "Ja. Hij gaf nooit mensen toestemming."

131 Ik zei: "Buiten onder deze appelboom... Verleden jaar was ik hier en wij spraken over deze boom."

     Ze zei: "Bent u broeder Branham?"

     Ik zei: "Ja."

132 Ze liet de appelpan vallen. Ze zei: "Broeder Branham, hij stierf in de overwinning van Jezus Christus, zijn laatste getuigenis."

133 Wat is het? Slechts door te kijken, niet door te proberen door al de redeneringen te gaan van hoe het gebeurt, maar door een klein eenvoudig iets, eenvoudig kijken hoe God in een weg voorziet, met iets wat het daar vasthoudt. Kijk, dezelfde Intelligentie Die tot een stomme boom zou zeggen: "Ga naar beneden en verberg je daar voor je leven", was dezelfde Intelligentie Die een visioen toonde van de vrouw. En hij vatte het. En hij kon het niet ontkennen, geen van beide. Daar stond de boom, en daar was de vrouw. Amen. Zie? Gods voorziene weg!

134 Evenmin heeft men ooit een betere manier gevonden voor een kip om uit de eierschaal te komen dan zijn weg naar buiten te pikken. Men heeft geen betere manier. De wetenschap is nooit in staat geweest iets anders voort te brengen. Als u de eierschaal zou breken om hem eruit te halen, zou het hem doden. Hij zal sterven. Hij moet Gods voorziene weg volgen ten einde te leven. Amen. Dat werkt bij menselijke wezens ook zo.

135 Hij is toegerust. Merkte u ooit een kuikentje op wanneer het uit de eierschaal komt? Hij heeft een extra, klein snaveltje op zijn bovensnavel, een klein wit eitandje. En de kleine makker daarbinnen begint, precies wanneer het leven begint te komen, met zijn kopje op en neer te bewegen. Wat veroorzaakt dat? Dat eitandje krabt langs de eierschaal en maakt hem dun. Terwijl hij wat meer leven krijgt, begint hij met dat kleine ding te hameren. En als hij eenmaal uit de eierschaal is, heeft hij het niet meer nodig, dus valt het gewoon af.

136 En het ding wat het doet, is een bescherming voor het einde van zijn snavel. Als het er niet was, zou hij een vervormde snavel hebben, en dan zou hij zijn graan niet kunnen oppikken. O my! Gods voorziene wijze om te overleven! God voorziet hem ervan, alleen maar om daaruit vandaan te komen. Er bestaat geen betere manier. Iets anders zou hem doden. Hij moet komen op Gods voorziene wijze. Nu, als u probeert een manier te maken of een manier te bedenken, dan zou u het doden.

137 Dat is wat er vandaag aan de hand is met de christelijke kerk. Zij heeft getracht een gefabriceerde weg te aanvaarden, in plaats dat men zijn weg erdoorheen slaat naar het Koninkrijk van God. Zij heeft een andere weg geprobeerd, en dat zal niet werken. U doodt uw patiënt. U doodt uw... uw baby, Gods baby, door te proberen het op een of andere manier te fabriceren. "O, er is geen behoefte aan dit gejank en geschreeuw. Er is geen behoefte aan dit alles, dit allemaal." O ja, dat is er wel. "Er is geen behoefte aan dit sterven."

138 Tenzij er dood is, kan er geen geboorte zijn. Geboorte komt alleen door de essentie van dood. "Tenzij het tarwegraan in de aarde valt en sterft, zo blijft het alleen." Het moet rotten en tot bederf komen, en dan komt vanuit dat bederf leven tevoorschijn. Het zal op geen andere wijze werken. Het moet eerst bederven en verderven. En dat is de wijze waarop wij moeten zijn: sterven aan onszelf en opnieuw geboren worden door de Heilige Geest.

139 Nee, men heeft geen betere manier gevonden voor een kuiken om uit een schaal te komen dan zijn weg er doorheen te pikken. Dat is Gods voorziene wijze voor hem, en hij is ervoor toegerust. God zou niet in een weg voorzien zonder ervoor in een instrument te voorzien. Hij voorzag dus op de wijze, en voorzag in het instrument voor het kuiken om zichzelf te bevrijden. Amen.

140 Nu, evenmin heeft men ooit een beter plan bedacht voor eenden en ganzen om naar het zuiden te komen, vanuit het noorden, dan een zwerm te vormen en dan hun vlucht daarheen te maken. Geen andere wijze. Ziet u, voordat zij naar het zuiden vliegen, of van het zuiden terugvliegen naar het noorden, zwermen zij eerst. Voordat zij hun gronden of tehuizen verlaten naar een nieuw tehuis, vormen zij een zwerm. Bijen doen hetzelfde. Zij zwermen. Dat is een natuur. Wat is het? Ze hebben een opwekking. Zij zwermen, en komen allemaal bij elkaar. U hebt nog nooit in uw leven zo'n lawaai gehoord.

141 En voordat wij ooit deze woonplaats kunnen verlaten naar een nieuwe, moeten wij zwermen in een opwekking.

142 O, kom eens in de buurt van een troep eenden en ganzen, u hebt in uw hele leven nog nooit zo veel gesnater gehoord. Wat hebben zij? Een opwekking. Zij staan op het punt om de lucht in te gaan. Amen.

143 Dat is wat wij vandaag nodig hebben, het is een zwermvormende opwekking. Geen andere wijze; geen lidmaatschap. God rekent niet met meerderheden. Hij telt oprechtheid bij Zijn voorziene weg.

144 Nu, men heeft nooit iets beters gevonden om de plaats daarvan in te nemen. Er zou geen betere wijze kunnen zijn. Nu, bijvoorbeeld, wat als de wetenschap zou zeggen: "Arme kleine eendjes. Wij willen gewoon niet dat zij nog zwermen. En we zullen een net over ze heen werpen voordat ze gereed zijn om te gaan zwermen. En we zullen ze samendrijven in een kooi, en dan zullen we ze naar het zuiden vervoeren."

145 Dat is net zoiets als hen in een organisatie of iets dergelijks jagen, weet u, hem ergens in opsluiten. Dat betekent dat hij op weg is naar de slacht. Hij weet dat hij naar een slachthuis gaat wanneer hij in een kooi raakt. Maar wanneer hij Gods voorziene weg gaat, is hij daar ver bij vandaan. Maar misschien had ik dat niet moeten zeggen. Ik bedoelde het niet als lasteren tegen een organisatie. Maar u weet wat ik bedoel. Misschien is dat allemaal...

146 Dat is niet de wijze om het te doen. U kunt niet een organisatie binnenlopen en uzelf opsluiten en zeggen: "Ik ben Methodist, of Baptist", of wat anders. Dat is het niet. Nee, nee.

147 U moet zwermen. Dat is juist. U moet tot een plaats komen waar u uzelf er doorheen kunt pikken.

148 Deze eenden komen bij elkaar, en ze komen in deze kooi terecht. En wanneer zij... Als zij dat doen, dan weten ze dat ze op weg zijn naar het slachthuis.

149 Maar nu, wat als u ze allemaal bij elkaar, ze bij elkaar kon drijven, en in een kooi stoppen om ze naar het zuiden te brengen en daar los te laten? Dan, voordat zij gereed zijn om te zwermen een net over hen heen werpen: "Wij geloven niet in dagen van wonderen." Zie? "Jullie kleine eenden, jullie kunnen niet meer vliegen. Dat was voor eenden van een ander tijdperk." Zolang God een eend maakt, maakt Hij ze allemaal hetzelfde. En als God een weg maakt voor een eend om te gaan, is dat de wijze waarop alle eenden gaan.

150 En weet u wat het zou veroorzaken? Het zou ten slotte die eend doden. Hij zou zo zacht zijn, zijn vleugels zouden niet juist uitgroeien. Hij zou niet meer kunnen vliegen. Net zoals zijn neef op het boerenerf, alleen maar buik en geen eend. Zie? Hij heeft geen vleugels om zich mee te verheffen. Dat is juist. Zie? Hij zou een slappeling worden zoals zijn neef van het boerenerf, zijn denominationele broeders die nergens heengaan. Zie? Dat is juist. Zie? Dat is juist. Dat is al wat hij zou zijn, een oude slappeling. Hij zou niets weten over vliegen in vrijheid. Amen.

151 Dat is wat er vandaag aan de hand is. Wij proberen hen op te sluiten, en hun te vertellen: "De dagen van wonderen zijn voorbij." En hij zou zichzelf niet kunnen vertrouwen met zijn voeten van de grond. Het zou hem doden. Hij zou niet erg lang leven.

152 Maar, weet u, die kleine eend zou, als hij zou kunnen terugspreken, zeggen: "Nee, dank u."

153 "O, het is gemakkelijk. Je hoeft niets te doen. Je kunt gewoon handelen zoals je maar wilt."

154 Hij zou zeggen: "Dank u. Ik handel precies op de wijze waarop ik dat wil, omdat er iets in mij is dat beweegt. Amen. En ik moet handelen op de wijze die ik wil." En in elke man die geboren is uit de Geest van God, is iets wat in hem beweegt. Hij moet in de hemelse sferen vliegen, een emotie, iets wat het echt maakt.

155 De kleine makker zou ten slotte worden als een kip, een getemde vogel. Hij zou gewoon zijn poten niet meer van de grond kunnen krijgen. Als de kip dus altijd zou voortgaan met in de lucht te vliegen, wel, dan zou hij goed kunnen gaan. Hij zou naar het oosten kunnen gaan, het westen, het noorden, en zuiden, en dingen zien.

156 En nog iets, ziet u, hij zou het gewoon niet redden. Want onderweg vanuit Canada pikt hij verschillende soorten grondstoffen op, voedsel dat hij niet zou krijgen als u hem in een kooi had, waarin u hem de hele tijd graan zou geven. Kunt u tussen de regels door lezen? U zet hem daar neer zodat hij slechts de 'Apostolische geloofsbelijdenis' – zogenaamd – kent, en hoe hij naar de zondagsschool moet gaan, en dat is zo ongeveer alles; de predikant betalen, en te leven zoals hij wil.

157 Maar, o, wanneer u onderweg bent, amen, wanneer u onderweg bent, pikt u meer op dan uw denominationele geloofsbelijdenis. U pikt de vitamines op, de geestelijke vitamines die een lichaam opbouwen dat solide is, vol spieren, met vleugelveren die u met uw voeten van de grond af omhoog kunnen tillen en u dingen tonen die komen. De Heilige Geest: "Wanneer Hij, de Heilige Geest, gekomen is, zal Hij u deze dingen tonen, deze dingen aan u openbaren die Ik u verteld heb, en zal u dingen tonen die zullen komen." Ja. Nee, u zou hem niet kunnen opsluiten en hem pakken. Het zou niet werken. Nee. Als u hem opsluit, is hij bestemd voor de slacht.

158 Evenmin zou de mens een betere route kunnen kiezen dan die hij kent. U zou kunnen gaan en zeggen: "Nu, meneer Eend, ik zal u iets vertellen. U neemt de verkeerde route. U moet hierheen gaan, uw route veranderen. Ga hier langs de kust die zo loopt. Dat is beter dan de weg die u volgt." Het zal gewoon niet werken. Nee. Nee. Zij denken dat zij een betere route weten dan Gods voorziene weg voor hen. Maar zij weten die.

159 Of zou u een betere leider voor hen kunnen kiezen dan de door God voorziene leider die God hun gegeven heeft? En de mens zal nooit bekwaam zijn om een bisschop te kiezen, of een organisatie, of iets anders, wat de plaats zal innemen van het leiderschap van de Heilige Geest voor de gemeente. Er is niets anders wat het zou kunnen doen. Gods voorziene weg! God voorzag in een weg voor hen, een leider, een geïnspireerde leider.

160 En die leider is geïnspireerd. Wel, ik heb ze menigmaal geobserveerd wanneer ik vroeg op een jachttocht was, zoekend naar schapen of iets waarvoor je vroeg naar boven de bergen in moet gaan. Er was zelfs nog geen vorst geweest. Misschien dat er boven een beetje sneeuw de top van de berg zou bedekken. Die koude wind zal langs de berg naar beneden waaien. Er is een geboren natuurlijke leider onder hen. Hij haast zich naar het midden van het meertje en snatert vier of vijf keer, en daar komt de zwerm. Jazeker. Ze kennen hem allemaal. Ze kennen hem door de wijze waarop hij snatert. O my!

161 U weet waar ik gisteravond over sprak, de Evangeliebazuin, als die een onzeker geluid geeft. Zijn geluid geeft geen on-... Hij geeft geen onzeker geluid. Zij zijn echte eenden. Zij kennen het geluid van een eend. Wat als u daar een parelhoender of een kalkoen zou neerzetten? Zijn gesnater zou niet juist klinken. Zij kennen het geluid van een leider.

162 En de kerk behoorde het te weten. "Hebbende een vorm van godzaligheid, de kracht daarvan verloochenend", van dezulken... laat hen niet leiden. "Roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods; onverzoenlijk, kwaadsprekers, onmatig", zonder liefde tot die eenden die wel vliegen. Zie? Ziet u wat ik bedoel? Ziet u?

163 Zij kennen dat Evangeliegeluid. "Mijn schapen kennen Mijn stem." [Leeg gedeelte op band – Vert] "Een vreemde zullen zij niet volgen." God bewijst altijd dat het juist is.

164 Merk nu op. En zij kunnen geen... U zou niet voor ze kunnen kiezen. Wat als u daarheen ging en u zei: "O, wacht even, eendjes. Jullie zijn echt verkeerd. Hier is een fijne grote woerd. Wel, hij ziet er koninklijk uit onder jullie. En nu, weet je wat ik zal gaan doen? Ik zal wat water bovenop zijn kop gieten en ik zal hem inhuldigen. Ik zal hem koning eend maken. En ik zal hem een beetje anders kleden zodat jullie hem allemaal zullen kennen. Volg altijd deze makker hier, omdat hij ontwikkeld is." Laat hem los op het meer. Hij zou zoveel kunnen snateren als hij maar wilde. Elke eend zou zijn rug naar hem toekeren, omdat hij een onzeker geluid geeft. Ja.

165 Maar laat die kleine eend die door God gekozen is om de leider te zijn, laat hem snateren, en kijk hoe ze allemaal naar een opwekking zwermen. "Waar het lichaam is, zullen de arenden zich vergaderen." Hij weet er alles van. Zie? Hij heeft dus een voorziene weg. En de eenden kennen de voorziene weg. Het is te erg dat de mens die niet kent. In orde. Maar nu, dat is hoe het gaat. In orde.

166 Als hij de geïnspireerde leider-eend is, zal hij ze naar de plaats brengen die God voor hen voorzien heeft. En als wij slechts zouden luisteren naar wat de Leider zegt, de Heilige Geest, zal Hij ons weer precies naar het Woord terugbrengen. Dat is Gods voorziene weg. Langs die weg hebben wij geen geloofsbelijdenissen en denominaties nodig, en wilde onkruiden. Er is een bepaald soort eendengras en spul dat wij moeten eten, de eenden doen dat terwijl ze onderweg zijn. En er is voedsel dat de... Werkelijk, de bloemen van God, voor de hemel bestemde wezens, eten langs de weg, en dat is: "De mens zal niet leven van brood alleen, maar van ieder woord dat de mond Gods uitgaat." Ziet u?

167 Die eend, leider-eend, zal ze naar Gods voorziene plaats leiden, gewoon regelrecht naar Louisiana. Terwijl een van die anderen niet zou weten waar hij heenging; hij zou daar opstijgen en blijven rondcirkelen.

168 Ik las in het tijdschrift Life, ongeveer drie of vier jaar geleden, over een oude ganzerik die daarginds met een groep begon. En hij beweerde dat hij een leider was. En het eerste wat er gebeurde, weet u, was dat zij ginds in Engeland belandden, en ze zijn nog steeds niet teruggekomen. Dat is juist. Zij moeten dus in de gaten houden welk soort eend of ganzerik zij volgen. En ze zeggen daarginds in Engeland... er zitten ook Canadese ganzen bij. En ze zitten daar in Engeland en zwermen overal in het rond, maar ze weten de weg terug niet. O my!

169 Het is erg dat de kerk daar ook een grote rol in heeft gespeeld, en terechtgekomen is in een plaats waar ze niet meer uit vandaan kan komen. Bijvoorbeeld: "Wel, wij... ik begrijp dat oma zei, dat oma soms zei dat haar oma zei dat men vroeger genezingsdiensten in de kerk had. Die dagen van wonderen zijn voorbij", dan staat u toe dat iemand u wegleidt op het verkeerde spoor. Volg liever Gods geïnspireerde weg, de enige weg.

170 Merk deze kleine eend op. Niemand is ooit in staat geweest ze een andere kant op te sturen. Ze weten dat die kleine leider ze gewoon precies zal leiden naar Gods voorziene plaats. En hoe doet hij dat? Door zijn door God voorziene instrumenten. Hij heeft voortdurend zijn antennes uitstaan, zoals wij behoren te doen om de Geest op te vangen, onze geestelijke antennes.

171 Nu ontdekken we dat hij de lucht in zal gaan, hoog de lucht in. Hij heeft zijn antennes uitstaan. Hij kent het soort voedsel waarvan deze kleine eenden moeten leven om deze vliegreis te volbrengen. Dus wanneer hij daar helemaal beneden op de grond iets opmerkt, zult u hem omlaag zien duiken, en daar komt hij naar beneden. De hele groep zal regelrecht naar beneden komen en gewoon een gastronomisch feest hebben. En hij zal snateren, en daar gaan ze weer de lucht in, regelrecht door naar het zuiden. Dat is juist. Gods leider, Gods leider voor de eenden. Dat is juist.

172 Ik wil iets anders zeggen. U weet dat men nooit in staat is geweest om wetenschappelijk een betere wijze voor een baby te vinden om te krijgen wat hij wil dan erom te huilen. U weet dat men hem niet kan leren om te knorren. En men kan hem niet leren om eerder te gaan praten. Maar weet u hoe hij het krijgt? Hij neemt gewoon Gods voorziene weg ervoor. Hij huilt erom, schreeuwt en schopt en krijst tot hij het krijgt. Zie? Dat is juist. Dat is de enige wijze: erom huilen. Ze kunnen geen betere voorziene weg vinden dan Gods voorziene weg. Dat is juist. Laat het gewoon gaan. En die natuurlijke dingen...

173 Ik verbleef niet lang geleden in Duitsland, en sprak tot een grote groep mensen. En ik zei: "Wat is er aan de hand met u Duitsers? Weet u, ik liep op straat en er blafte een hond, en hij blafte in het Engels." Ik zei: "Een moeder probeerde daarnet haar baby rustig te krijgen buiten bij de auto, en hij huilde, en hij huilde in het Engels." Ik zei: "Waar maken we allemaal zo'n probleem van? Zie? Zij nemen Gods voorziene weg. En wij komen van een toren van Babel, ziet u, en komen helemaal in de problemen." Dat is juist!

174 Weet dat Gods voorziene weg de beste weg is. Men kent geen betere wijze voor de baby om te krijgen wat hij wil dan erom te huilen. Zoals dr. Bosworth vroeger zei: "De baby die het hardst huilt, krijgt de beste service." Dat is zo ongeveer hoe het is.

175 Dat geldt ook voor Gods kinderen. Ik zou een vergelijking voor u kunnen maken. Een man staat op, laten we zeggen heel hard op zijn kauwgom kauwend: "Weet U, Vader, ik ben hier vanavond. Als U mij de Heilige Geest wilt geven, in orde. Ik ben hier. Maar als U mij wilt genezen, ik zit hier. Maar als U het niet wilt, wel, dat is in orde. Het is Uw wil, Here." Hij heeft de wil hier in de Bijbel uitgeschreven. "Dit is Uw wil." In orde. Dit is Zijn wil, precies hier. "En als U wilt dat ik het heb, zal ik het hebben. Maar nochtans, als U het niet wilt, wel, het is in orde." U zult nooit ergens komen.

176 Maar laat die ene daar komen en het uitroepen, zoals Buddy Robinson. Hij stopte in het midden van het korenveld. Hij bond zijn muilezel vast. Hij zei: "Here, als U mij de Heilige Geest niet geeft, dan zult U een hoop beenderen vinden die precies hier liggen wanneer U terugkomt. Ik zal hier blijven tot ik het heb." Dat is zakendoen.

177 God adviseert Zijn volk, Zijn gelovige kinderen, om altijd in Zijn voorziene weg te gaan. Dat is Gods plan, om Zijn voorziene weg aan Zijn kinderen aan te bevelen. Roep om wat u nodig hebt. Hij wil dat u het uitroept.

178 Toen Petrus begon te wandelen op het water dacht hij dat hij erg goed opschoot. "Ziet u hoe fantastisch ik het doe?" Hij begon te zinken. Hij zei niet: "Wel, ik denk dat ik faalde", terwijl hij naar de bodem zonk, enkele luchtbelletjes kwamen omhoog, en dat was alles. Zie? Nee, nee.

179 Hij riep het uit: "Here, red mij!" Amen. En die eeuwige hand strekte zich uit en trok hem weer omhoog. Waarom? Hij riep het uit.

180 Dat is wat er met de gemeente aan de hand is. Wij liggen daar niet lang genoeg. Wij roepen het niet lang genoeg uit. Wij houden er niet aan vast. Als een kleine baby iets wil, zal hij schoppen en schreeuwen, rood worden in z'n gezicht. Wij zijn bang dat we de (hoe noemt u het?) mascara van ons gezicht zullen afhalen, of wat het ook is, die verf. Als u... als u krijgt wat u wilt van God, zult u het er hoe dan ook afhalen. Dus daar hoeft u niet bezorgd over te zijn. Uw haar zal in de war raken, maar dat maakt geen enkel verschil. Nee. Beslist niet.

181 Nu, God verwacht niet dat wij tot Hem komen met een intellectuele toespraak. Ik herinner me dat ik dat probeerde toen ik probeerde gered te worden. Ik zou Hem een brief schrijven en hem in de bossen ophangen, omdat ik wist dat Hij door de bossen zou komen om het mij te vertellen. Ik wilde Hem vertellen dat ik beschaamd was over mezelf, en ik... dat ik het niet wilde doen. En ik ging daarheen om te bidden. Ik zei: "Nu, laten we zien. Ik zag eens een plaatje dat ze hun handen zo hielden." Ik zei: "Meneer Jezus, ik wou dat U hier even zou willen komen. Ik zou even met U willen spreken. Ik luister." Niemand. Ik zei: "Ik deed het verkeerd. In orde. Meneer Jezus, misschien word ik verondersteld om het zo te doen." Ik zei: "Meneer Jezus, zou U willen komen om mij te helpen? Ik ben een zondaar. Ik wil even met U spreken." Niemand kwam. Ik vouwde mijn armen. Ik zei: "Meneer Jezus, zou U hier willen komen? Ik wil... Ik hoor mensen zeggen: 'God sprak tot mij.'" Ik zei: "Meneer Jezus, zou U hier willen komen? Ik wil met U spreken."

182 Natuurlijk komt dan de duivel op het toneel. Dat is de wijze waarop hij handelt. Misschien vertelt hij u: "Je knieën doen pijn. Het heeft geen zin om te vragen, zie. Wacht maar, je krijgt het morgenavond." Hij is altijd in de buurt wanneer u niet gereed bent. En toen zei hij tegen mij... Maar altijd, wat hij ook zegt, doe uw voordeel met wat hij zegt. Doe uw voordeel ermee.

183 Hij zei tegen mij: "Weet je wat? Je bent al negentien, of twintig jaar oud." Hij zei: "Je bent al twintig jaar oud. Je hebt te lang gewacht."

184 Ik zei: "O God, ik heb te lang gewacht. Here, zelfs U hoort mij niet; maar ik ga het U hoe dan ook vertellen. Ik heb dit altijd al willen doen." O, broeder, dat bracht Hem op het toneel. Zie? Wat was het? Riep het uit, heel eenvoudig. Roep het uit: "Here Jezus, U beloofde het, Here!" Hij zal op het toneel komen.

185 Dat is de manier om Hem op het toneel te brengen. U bent slechts een baby. Huil, roep erom.

186 Probeer niet te zeggen, wel, iets geweldigs of zoiets, een of ander lang uitgeschreven gebed waarop u een uur of twee oefent. Dat doet geen enkel goed.

187 Zoals men zegt: "Zei u een gebed op?" Nee. Het is een zonde om er een op te zeggen. Bid er een. Zeg er niet een op. Bid er een. "Zeg een gebed voor mij op."

188 Ik zei: "Doe dat niet voor mij. U kunt voor mij bidden, maar zeg geen gebed op." Nee meneer. Nee. Bid gewoon voor mij wanneer u bidt. In orde.

189 Roep vanwege uw noden. Dat is Gods voorziene weg. Legde Jezus het niet uit toen Hij sprak over de onrechtvaardige rechter, over de vrouw die het dag en nacht uitriep? Hoeveel te meer zal de hemelse Vader hun de Geest geven die er dag en nacht om roepen? Zoek, blijf zoeken. Klop, blijf kloppen. Blijf gewoon doorgaan totdat Hij opent. Blijf erop wachten. Roep tot het beloofde Woord is betuigd, dan hebt u het. U hoeft zich geen zorgen meer te maken. U ziet dat de Bijbel het beloofde, blijf daar dan gewoon bij en roep totdat u het hebt.

190 Als een klein kind een koekje ziet en hij wil het, dan huilt hij gewoon, en huilt en huilt, en houdt vast, schopt en schreeuwt en blèrt, en wordt rood in z'n gezicht. Zijn mama geeft hem een koekje en het is allemaal voorbij. Zie? Hij kreeg wat hij zag, wat hij wilde. Als hij uw ijshoorntje wil aflikken, zal hij gewoon heibel blijven maken totdat hij het krijgt. Zie?

191 Wel, dat is hoe wij het behoren te doen. Als ik een belofte zie in de Bijbel, wat Gods Woord is, dan blijf ik gewoon daar en roep het uit tot God het mij geeft. En Hij zou dat doen om u van Zijn handen af te krijgen, ziet u, zo zou het in het natuurlijke zijn. Maar Hij wil dat u het doet. Hij houdt ervan dat u het vraagt. "Vraag overvloedig, opdat uw blijdschap volkomen mag zijn." Ja. Ja.

192 Roep totdat Zijn Woord bevestigd is. Nu, vriend, laten wij nu even opletten. Roep totdat het Woord bevestigd is.

193 Het probleem is dat wij een koekje krijgen en denken dat dat alles is wat er is. Er is een hele tafel vol. Wij komen ertoe dat wij in tongen kunnen spreken, en we zeggen: "O, broeder, dat is het." O, nee. Dat is het niet. Dat is slechts iets ervan. Dat is juist. "O, ik werd gelukkig genoeg om te jubelen." Dat is wat meer. Maar er is nog veel meer. Blijf het gewoon uitroepen, totdat...

194 Dat is Gods voorziene weg voor Zijn volk. Gods voorziene weg is altijd om Zijn Woord te nemen en eraan vast te houden totdat het aan u bevestigd is. Nu, volgt u mij? God, een voorziene weg, houd vast aan de belofte totdat het voor u gemanifesteerd is.

195 En bedenk, ik verklaar dit openlijk, dat elke belofte van God in de Bijbel, als... Nu, het is onder voorwaarden. Alleen maar omdat u gelooft dat het daar is, maakt niet dat het zal gebeuren.

196 Die Farizeeën en Sadduceeën waren zo religieus met die sacramenten als zij maar konden zijn. Maar God zei: "Zij zijn een stank in Mijn neus." Ziet u? Er was geen oprechtheid. Er zat niets in van hetgeen erin had moeten zitten.

197 U moet komen op basis van de belofte, en dan op basis van uw geestelijke houding ten opzichte daarvan.

198 Kijk naar die vierhonderd priesters die dag, of profeten, die Achab daar had. Ze zeiden: "Ramoth-Gilead behoort aan ons. Jozua, door de Heilige Geest, verdeelde dit. En de Syriërs hebben het." En één profeet zei: "Nu, kijk hier, dat is fundamenteel juist." Nu, hij was een echte baptist. En hij zei: "Dat is precies juist. Dat is de fundamentele belofte, toezegging. Dat land behoort aan ons." Hij maakte zich dus twee horens en zei: "Ga daarheen, en neem deze horens en gooi de Syriërs er allemaal uit. Dat behoort aan Israël." Dat is juist. Fundamenteel was het juist.

199 Maar wat zei kleine Micha? Hij zei: "Ik zag Israël verstrooid als schapen die geen herder hebben." Zie?

200 Achab, die huichelaar daarginds, stond toe dat Izebel hem een rad voor de ogen draaide, hem van alles liet doen. Het echte Woord van God dat door de profeet gekomen was, had die zaak vervloekt. En hoe zou God kunnen zegenen wat de profeet had vervloekt in de Naam des Heren? Ziet u? Dat kan niet.

201 Ongeacht hoezeer wij een religieuze natie zijn, hoeveel achtergrond wij hebben, de zaak is corrupt en verdorven. Het is voorbij.

202 Ongeacht hoe groot ons organisatieleven in de kerk is, hoezeer wij erin geloven, hoe fijn het is, in orde is, toch is de zaak bedorven. God heeft ze bovenop de plank gelegd, en daar liggen ze. En er bestaat geen stukje geschiedenis dat er ooit weer één opstond. Dus is het verkeerd. Het is afgelopen, afgeschreven. Het deugt niet.

203 Het is altijd Zijn Woord wat Hij bevestigd wil zien. Het zal alleen bevestigd worden onder bepaalde voorwaarden, dat is wanneer u aan die voorwaarden voldoet. Je ziet mensen die het Woord van God kunnen nemen zodat het precies voor hen tot leven komt. En anderen komen exact met hetzelfde Woord terug en kunnen er niets mee. Het is onder voorwaarden. Dat is juist.

204 Kijk hier. Ik zal u een voorbeeld daarvan tonen in de Bijbel. Israël was onderweg naar het beloofde land. Hier kwam Moab die precies dezelfde religie had. Dat was het kind van Lots dochter. En merk op dat toen Bileam daarheen kwam, het God was Die tot hem sprak. Hij richtte zeven altaren op, net zoals Israël zeven altaren had. Hij legde zeven reine offers, jonge stieren, op het altaar. Dat is helemaal precies wat Israël had. En nog iets, hij bracht zeven rammen die spraken van een komende Messias. Dat is precies wat Israël had. Fundamenteel waren zij beiden juist, fundamenteel gezien. Maar het was onder voorwaarden. Amen. Hij faalde om de werkelijke belofte van God te zien.

205 Dat was hetzelfde als bij het komen van Christus. Dat is hetzelfde als wat er teruggekomen is vandaag. Het is onder voorwaarde. Juist.

206 Job. God (wat deed Hij?) maakte een voorziene weg. Job, een profeet, had een trooster nodig.

     Nu, luister nu aandachtig. Mijn tijd is voorbijgegaan.

207 Job had een trooster nodig. En mensen probeerden hem daarin te voorzien, en zij konden het niet. Ze trokken Job steeds van het pad af. Maar Job kwam direct terug. Hij had een trooster nodig. God voorzag in een trooster voor hem toen Hij hem een visioen gaf van Jezus Christus. En hij riep: "Ik weet dat mijn Verlosser leeft. Mijn Verlosser", er is er slechts Eén, "en in de laatste dagen zal Hij op de aarde staan." Nu, herinner u het visioen.

     U zegt: "Mijn Verlosser?"

208 Hij toonde hem Christus. Christus is het Woord. "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. En het Woord werd vlees gemaakt en woonde onder ons." En toen Job, die een profeet was...

209 Nu, luister. Job, die een profeet was; het Woord des Heren komt tot de (wat?) profeet. Absoluut. Daar is waar het Woord naartoe komt. Dat is hoe u weet of zij profeten zijn of niet. Zij blijven in het Woord. Het Woord is geopenbaard aan de profeet. En Job was een profeet. Hij kon het einde niet zien, maar toen hij het Woord zag, zei hij die een profeet was: "Ik weet dat mijn Verlosser leeft", nadat de kerk had gefaald, nadat al het andere had gefaald.

210 Zelfs zijn liefhebbende vrouw had ten opzichte van hem gefaald, en wilde dat hij zou zeggen... Zei: "Waarom ga je niet gewoon heen, en vervloek je God, en sterf je de dood, Job?"

211 Hij zei: "Gij spreekt als een dwaze vrouw. De Here heeft gegeven; de Here heeft genomen; geprezen zij de Naam des Heren." En de donders begonnen te rollen, en de bliksems te flitsen. De Geest kwam op de profeet, en hij zag het Woord. Toen zei hij: "Ik weet dat mijn Verlosser leeft. In de laatste dagen zal Hij op de aarde staan. Hoewel de huidwormen dit lichaam vernietigen, zal ik toch in mijn vlees God zien. Amen. Ik zal het zelf zien. Mijn ogen zullen het zien, en niet een ander. Wij brachten niets in deze wereld, en het is zeker dat wij er niets uit meenemen. De Here heeft gegeven; de Here heeft genomen; geprezen zij de Naam des Heren." Wat een Trooster! Hij vroeg om een kerklid; God gaf hem een visioen. Hij vroeg om de bisschop, de oudste, om hem troost te geven; God gaf de profeet een visioen. Dat had hij nodig.

212 Israël had een weg nodig uit Egypte. Zij hadden een weg nodig, een militaire macht of zoiets om hen uit de handen van de Egyptenaren te bevrijden. God voorzag in een profeet met het betuigde oorspronkelijke Woord. Mozes! Is dat juist? Zij wilden een leger doen opstaan om hen uit Egypte te halen en de Egyptenaren neer te slaan. Maar God zond hun het Woord, de profeet met het betuigde Woord dat God eerder had gesproken tot Abraham, zeggende: "Uw zaad zal verblijven in een vreemd land. Maar Ik zal hen met een machtige hand bezoeken", het Woord dat God gesproken had. Zij riepen om een bevrijder, en God zond hun een profeet met het Woord. God had een voorziene weg om het verschil te laten zien tussen de gelovige en de ongelovige. En God...

213 Nu, sommigen zeiden: "Welnu, als de plaag valt, zullen we gewoon het ziekenhuis ingaan. Als de plaag... mocht de plaag vallen, weet je wat we zullen doen? We zullen naar dr. Jones gaan. Hij zal weten hoe we daarmee om moeten gaan." Het werkte niet. Toch waren zij schrander. "Wel, als de plaag valt, zullen we gewoon naar beneden gaan onder de grond, in een grot, en de deur sluiten." Dat zou geen enkel goed doen. "We zullen in huis blijven en een masker over ons gezicht doen, en er een desinfecteermiddel op doen." Deed geen enkel goed.

214 God maakte een voorziene weg. Ja. En wat was het? Het bloed. God voorzag erin, hoe eenvoudig het ook leek, om het bloed van een lam te nemen en de deur te besprenkelen. Toch zei God dat het Zijn weg was, en Hij respecteerde het. "Allen die niet onder het bloed waren, stierven, de eerstgeborenen."

215 Toen Noach een voorziene weg nodig had om zijn huisgezin te redden, liet God hem een ark bouwen. Misschien hebben ze namaakboten gebouwd. Dat is wat mensen vandaag denken. Maar ziet u, dit was een speciale boot. Men had toen waarschijnlijk boten die net zo goed waren als die men nu heeft, maar dit was een speciale boot. Het was een... Luister nu naar mij. Het was een door God geconstrueerde boot.

216 En een kerk vandaag is net zo. Het moet een op de Bijbel gebouwde kerk zijn. Mijn ervaring is niet om het beste lid in de gemeente te zijn, maar een ervaring die gebouwd is door het Woord van God. "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven." Een God-gebouwde ervaring, het enige dat mij zal opnemen. Het is het enige dat u zal opnemen.

217 Al wat zich daarboven zal verheffen, ik geef er niet om hoeveel "ik kom..." Men zegt: "Kijk, ik ben een goede Methodist, Baptist, Presbyteriaan, of een Pinkstergelovige." Dat betekent niets voor God.

218 Het moet Gods onderricht zijn. En dat is de Heilige Geest, door het Woord. En de Heilige Geest zal nooit iets anders onderrichten dan het Woord, omdat het de Heilige Geest is. Mannen bewogen, o, schreven de Bijbel door de Heilige Geest, Gods voorziene weg.

219 Nu, Israël had een voorziening nodig. En God gaf het hun, en scheidde de gelovige af van de ongelovige. Het is hetzelfde vandaag: de gelovige en de ongelovige, afgescheiden.

220 Mozes. Ik moet nu een heleboel notities overslaan. Maar Mozes, een getrouwe dienstknecht van God!

221 Luister nu, oudgedienden. Sommigen van u, die zoals ik ouder aan het worden zijn, luister.

222 Mozes had God trouw gediend. Hij had al hun klagen verdragen, en al de Dathans die opstonden en zeiden: "Zeg, er zijn andere mannen die profeten zijn, naast u. U bent niet het enige steentje op het strand." En hij wist dat hij Gods boodschap voor hen had. Nabootsers stonden op.

     Mozes zei slechts: "God, wat kan ik doen?"

223 En Hij zei: "Scheid u af. Ik ga die zaak afhandelen. Neem uw staven en ga daar naar binnen en zie welke er knoppen krijgt. Zie? Ik zal u tonen wie priester is, wie profeet is."

224 En Mozes had het ambt trouw vervuld. Toen hij dan oud werd... honderdtwintig jaar had hij trouw met God gewandeld. Al deze veertig jaar in de woestijn doorstond hij voortdurend allerlei soorten vervolgingen van naties en mensen. En toen kwam het tot een plaats om te sterven. Hij had een plaats nodig om te sterven. God voorzag hem van een plaats op de Rots.

225 O God, laat mij daar ook sterven, op de Rots. De Rots was Christus, weet u. God voorzag in een plaats voor Mozes om te sterven. Dat is waar ik wil sterven, alleen daar. Laat mij sterven in Christus.

226 En toen hij dood was, lag zijn lichaam daarboven; hij had baardragers nodig. Dus voorzag God in baardragers, engelen. Waarom? Zij waren de enigen die hem konden brengen waar hij naartoe ging. Amen. God voorzag in de baardragers. Dat is juist.

227 Ik ben afhankelijk van de Heilige Geest, van het Woord, de belofte. Ik wil u niet meenemen naar een mooie grote begrafenis. Men deed het zo voor de rijke man, maar hij sloeg zijn ogen op in de hel. Zie? Het gaat niet om een prachtige begrafenis. Het maakt geen enkel verschil. Ik wil Gods voorziene weg nemen. "Degenen die in Christus zijn, zal God met Zich meebrengen wanneer Hij komt." Dat is de voorziening. God maakte voor Zijn trouwe profeet een plaats om te sterven.

228 Henoch, na vijfhonderd jaar met God gewandeld te hebben, zei God tegen hem: "Henoch, je zult niet hoeven te sterven. Wil je omhoog naar huis komen? Heb je heimwee, Henoch?"

     Hij zei: "Ja, Here, ik heb heimwee."

229 Hij zei: "Heb je lang genoeg gewandeld in het pesthuis daar beneden?"

     Hij zei: "Ja."

     Hij zei: "In orde, begin gewoon te wandelen."

230 Henoch had een ladder nodig. God gaf hem een snelweg. Dat was Gods weg voor hem. Voorzag in een snelweg voor hem naar boven! Hij hoefde niet... Hij ging gewoon recht naar boven, zoals dat. Hij hoefde helemaal geen moeite te doen. Liep gewoon rechtdoor naar boven, en de Heilige Geest, achter hem, bracht hem gewoon omhoog. Hij ging regelrecht de hoofdbaan van heiligheid op, regelrecht het Koninkrijk van God binnen.

231 Elia, nadat hij gedurende heel zijn leven kortgeknipt haar en geverfde gezichten veroordeeld had, van die Izebel, de vrouw van de koning, zij en de vermaarde president van die tijd, die een armzalig voorbeeld gaven aan de mensen en hen allemaal van het pad hadden afgekregen. En eigenlijk dacht hij dat hij de enige was die dat predikte. Hij had gewoon op alle mogelijke manieren die zaak onder de aandacht gebracht. En hij had zoveel gedaan dat hij vermoeid werd, en dat hij naar huis wilde gaan. En hij wist dat God daarboven was. Hij had een koord nodig om omhoog te klimmen, om in de hemel te komen, maar God zond een wagen voor hem met twee paarden eraan vastgemaakt. Dat was Gods voorziene wijze om hem op te nemen. Hij kan misschien uitgekeken hebben naar een koord, maar God zond een wagen. Dat was Zijn manier. Jozua...

232 En aan het einde van de weg was dat Elia's einde. Zo was het voor Noach. Zo eindigde het de hele tijd.

233 Nu, Jozua, toen hij aan het einde van de lange weg door de woestijn kwam, let op, toen had hij een brug nodig om de Jordaan over te steken naar het beloofde land. God... Hij, hij had een brug nodig. Maar Gods voorziene weg was een kracht, geen brug. Hij zond een kracht, en Hij hield de rivier tegen. En hij stak over op droge grond. Dat was Gods voorziene weg, geen brug. Hij had een betere Ingenieur. Daarom zond Hij hem eenvoudig kracht, en duwde het water terug zodat hij over droge grond kon lopen.

234 Daniël was voor de zaak van God in de leeuwenkuil geworpen. Hij had een omheining nodig, maar God zond hem een engel. Wat een verschil! Dat was Gods voorziene wijze. Hij had een omheining nodig, maar God gaf hem een engel. Wat een betere omheining was dat! Hij geeft u altijd iets beters dan waar u om vraagt; altijd. Ja. Hij had een omheining nodig; God zond hem een engel.

235 De Hebreeënkinderen, zij hadden wat water nodig om dat vuur te doven. Maar God zond hun de vierde Man. Dat was alles wat zij nodig hadden. Hij maakte hun handen los, en sprak met hen. Zij wandelden eruit zonder een geur van vuur aan zich. Zij hadden water nodig; Hij zond de vierde Man.

236 De wijzen ginds in Babylon, ginds in India, wisten dat er iets ging gebeuren. Zij wisten dat de Koning geboren was, en zij hadden een kompas nodig. God zond hun een ster om hen naar de Koning te leiden. Zie? Zij gingen op Gods voorziene wijze. Ik kan me indenken dat iemand van hen zei: "Zeg, Beltsazar, weet u, u bent een groot man. Nam u uw kompas mee?"

     Hij zei: "Nee."

     "Wel, hoe zult u daar komen?"

     "Ik ga op Gods voorziene wijze." Dat is de weg.

     "Hoe zult u daar komen?"

     "Op Gods voorziene wijze."

     "Wat is die?"

237 "Die ster, dat is het. Dat is Gods voorziene wijze voor ons." Zij hadden een kompas nodig, en God gaf hun een ster.

238 De wereld had op een dag een Redder nodig, en God voorzag in Zijn Zoon. Toen Hij kwam, werd Hij niet herkend. Hij was niet gewild. Ze zeiden dat ze een Redder wilden. Maar toen God het op Zijn wijze zond... Ze vroegen om een koning; God gaf hun een Baby. Zij wilden een machtige man om Rome eruit te gooien. God gaf hun een kleine huilende Baby in een schuur. Zie? Maar het was Gods voorziene wijze. Wij... Maar zij wilden het niet op de wijze waarop God het wilde zenden. Zie? Daarom belandden ze in een chaos, omdat zij Zijn weg niet accepteerden. Er waren er enigen die het wel deden.

239 Dit was de geboorteplaats van de gemeente, op Pinksteren, nadat Jezus hun had opgedragen om "de gehele wereld in te gaan om het Evangelie te prediken tot elk schepsel. Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven." Hij had hun verteld wat ze moesten doen. Zei hun om naar boven te gaan, in de stad Jeruzalem, en te wachten. Zij hadden een handvest nodig. Zij hadden een handvest nodig. Zij wilden een geloofsbelijdenis opstellen. God gaf hun de Heilige Geest. O! Zij hadden een denominatie nodig, maar God gaf hun een Geest. Wat een verschil, hoe God het doet! De Heilige Geest was Gods voorziene wijze om de gemeente te leiden, niet een bisschop. De Heilige Geest, dat is wat hun handvest was. En vanaf die dag tot op deze is het het handvest geweest van elk waarachtig wedergeboren kind: de Heilige Geest.

240 Nu, na tweeduizend jaar, vrienden. We sluiten. Nu, na tweeduizend jaar is de mens vastbesloten om zijn eigen gang te gaan. Hij heeft voor zichzelf een handvest gemaakt. Hij maakte voor zichzelf een door mensen gemaakte ethiek. En wat deed hij? Daardoor is er een grote afval van de Waarheid gekomen. Ze gingen verder met... De mensen weten niet wat ze moeten doen. Geloofsbelijdenissen, denominaties, allerlei soorten ismen, sensaties, en iedereen zegt: "De Bijbel zegt dit." Zij zullen dit deel ervan nemen, maar zullen niet dat deel ervan nemen. Zij volgen het handvest niet, daarom verliezen zij de goede richting. En na al deze jaren hebben we negenhonderd en nog wat verschillende organisaties van christendom gekregen, en elk veroordeelt de ander, en zegt: "Dit is juist, en zíj zijn verkeerd; en dit is juist, en dat is verkeerd", enzovoort. En de arme mensen zijn zo verward dat zij niet weten wat juist of verkeerd is.

241 Wat hebben wij nodig? Wij hebben nodig om terug te gaan naar de goede weg, terug te gaan naar het handvest. Wat hebben wij nodig? Wij hebben een echt, waarachtig, schriftuurlijk teken van de Waarheid nodig. Een betuigde Evangelie-waarheid is wat de gemeente nodig heeft voor deze eindtijd-weg. God beloofde hun een teken te geven voor deze laatste dag.

242 Herinnert u zich dat Jezus sprak en zei: "De koningin van het zuiden zal opstaan in de laatste dag en deze generatie veroordelen"? Zij kwam van de uiterste delen van de wereld om de wijsheid van Salomo te horen. Hij had een geest van onderscheiding. Wat kwam zij van ver om die geest van onderscheiding te zien! Hij zei: "Eén groter dan Salomo is hier."

243 Hij zei ook: "Zoals in de... zoals de profeet Jona. Jona, zoals hij in de buik van de walvis was gedurende drie dagen en nachten, zo moet de Zoon des mensen in het hart van de aarde zijn, drie dagen en nachten." En Hij zei: "Een boos en overspelig geslacht zal naar een teken zoeken." Als dit niet dat teken is, of dat geslacht, weet ik niet waar het aan toe is: een zwak, boos, naar de kerk gaand, overspelig geslacht. Zij zouden naar een teken zoeken en Hij zei dat zij het zouden krijgen. "Want zoals Jona drie dagen in de buik van de walvis was, zo zou de Zoon des mensen in het hart van de aarde zijn." Maar er zou een opstanding zijn, zoals Jona uit de buik van de walvis kwam.

244 Maleachi, het vierde hoofdstuk, beloofde ons dat er in de laatste dagen "een boodschap naar voren zou komen die het hart der kinderen zou terugbrengen tot het geloof der vaderen, het oorspronkelijk geloof van de vaderen." Het werd beloofd. Jezus beloofde het. Het geloof van de eindtijdgelovigen zal het oorspronkelijke Messiaanse teken zien. Let op. Als Hij is opgewekt uit de dood... En geloofsbelijdenissen hebben Hem buiten gezet al deze jaren, en die waarheid ontkend. Dan is de zaak waar we in de laatste dagen naar moeten uitkijken een terugkeer naar het oorspronkelijke geloof, terug naar het geloof van de vroegere pinkstervaderen.

245 En zij zagen Zijn opstanding. En vandaag zien wij Zijn opstanding, het teken van Zijn opstanding. Jona was drie dagen en nachten in de buik van de walvis, en op de derde dag stond hij op uit de walvis. Jezus stond op uit de dood na drie dagen in de buik ervan geweest te zijn. Tweeduizend jaar is Hij in de kerk afwezig geweest. Maar Hij beloofde door Joël: "Wat de rups overliet, heeft de kruidworm opgegeten. Maar Ik zal herstellen, zegt de Here, al wat de rups, en de kruidworm, en de sprinkhaan, enzovoort, opaten. Ik zal het herstellen in de laatste dagen."

246 De profeet zei: "Het zal licht zijn in de avondtijd." Dezelfde zon die in het oosten schijnt, schijnt in het westen. Het is een dag geweest, een donkere dag. Men heeft zich samengevoegd en geloofsbelijdenissen en zo opgesteld. Maar in de avondtijd zal het licht zijn: dezelfde zon, dezelfde resultaten, dezelfde tekenen, dezelfde wonderen; de avondtijd.

247 Hoe bewees Hij dat Hij de Messias was? Nu, de vraag is – nadat het tweeduizend jaar zwaar bekritiseerd is – is Hij nog steeds de Messias? Wel, wat Hij toen was, daarvan zegt Hebreeën 13:8: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid." Wat Hij toen was, moet Hij vandaag eveneens zijn. Hoe bewees Hij dat Hij de Messias was? Overeenkomstig het Woord van God. Want God had gezegd, door Mozes: "De Here uw God zal een profeet opwekken gelijk mij."

248 Dat is de reden waarom de vrouw bij de bron, toen Hij haar haar zonden vertelde, zei: "Wel," zei ze, "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent. Wij weten dat wanneer de Messias komt Hij ons deze dingen zal vertellen."

     Hij zei: "Ik ben Hem, Die tot u spreek."

249 Zij liep snel weg en vertelde de mensen in de stad: "Kom, zie een Man, Die mij vertelde wat ik gedaan heb. Is dit niet de ware Messias?" En de mensen geloofden het, omdat zij uitkeken naar dat Messiaanse teken, vierhonderd jaar zonder een profeet!

250 Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Lot, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen", toen God Zichzelf openbaarde in een lichaam van vlees, het vlees van een kalf at, de melk dronk van de koe, en daar voor hen zat. God, Jehova Zelf, gemanifesteerd in het vlees, met Zijn rug naar de tent gekeerd, en vertelde waar Sara over sprak in de tent.

251 "Het zal licht zijn in de avondtijd." Gods betuigde Woord is het teken van de dag waarin wij leven. Het zal licht zijn. En Hij beloofde door Maleachi 4, door vele plaatsen in de Bijbel, dat de eindtijdmensen dezelfde manifestatie zouden zien als zij, omdat Hij dat teken niet kan veranderen. Hij beloofde het.

252 Nu, wij hoorden Hem in tongen spreken op Golgotha. Wij zagen Hem al de dingen doen die Hij deed. Wij zagen de apostolische gemeente daar terug in het begin, hoe die apostolische gemeente, welke bewegingen zij maakten. Wij zien het weer regelrecht terugkeren in de gemeente hier in de laatste dagen. Wat is het? Het is God Die betuigt, precies zoals Hij bij Mozes deed, zoals Hij het door de tijdperken heen heeft gedaan. Hij heeft in een weg voorzien opdat wij niet misleid zouden worden, opdat wij het zouden weten. Jezus zei in Johannes 14:12: "Die in Mij gelooft, de tekenen die Ik doe, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Dat zal het zijn. Nu, als Hij stierf en als Hij dood is, dan stopten die werken. Maar als Hij opnieuw leeft, dan gaan Zijn werken door zoals het was, want Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en in eeuwigheid. U gelooft dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

253 Luister. Laat mij dit zeggen. Jezus bewees dat Hij de Messias was door de Bijbelse tekenen van de Messias. Hij bewees het. Hij was het. Nu, moge God mij nu laten bewijzen dat Hij nog steeds Dezelfde is. Gelooft u het? Hij bewees het. Hij was het. Hij bewees dat Hij het was. Moge ik, door de genade van God, bewijzen dat Hij het is. Hij bewees dat Hij het was. Laten wij nu bewijzen dat Hij het is. Dat is precies wat Hij beloofde. Dat is wat Hij zei. Dat is de wijze waarop Hij het vertelde. "En deze tekenen zullen de gelovigen volgen."

254 Wat is het? Gods voorziene weg, de opstandingsweg; datgene wat een mens van zijn domheid afbrengt naar het licht van het Evangelie; het brengt hem af van een intellectueel brein, zoiets als een geoliede machine, en vernedert zijn hart voor God.

255 "Wel," zegt u, "die man is zo knap, broeder Branham. Hij had vier graden. Hij heeft een 'Bachelor of Art'; hij heeft dit allemaal." Ik geef er niet om wat hij heeft. Hij zal alles moeten vergeten wat hij geleerd heeft ten einde Christus te kennen. Dat is juist. Hij zal zichzelf moeten vernederen en wegkomen van alles wat de wereld aan hem deed.

256 En u leert Christus door nederigheid, Hem gelovend in de avondtijd. Wat zei ik hierover aan het begin? Waarover sprak ik hier? Het aanvaarden van Gods voorziene weg in de eindtijd. We zien het door elk van deze mannen, elke keer door de Bijbel heen, door de natuur.

257 Nu, God neemt vandaag geen boom en maakt er iets anders van, om er morgen weer iets anders van te maken. Nee. Maakt Hij een dag, en vandaag gaat het sap naar beneden, morgen komt het op een andere wijze terug, en laat Hij hen de volgende keer het sap eruit trekken? Nee.

258 Hij blijft precies op koers. En bij elk van deze mannen over wie wij door de Bijbel heen gesproken hebben, bleef God precies met hen op Zijn koers, precies bij Zijn Woord. Niet één van hen die niet precies op basis van Zijn Woord was, door heel de Bijbel heen, precies op basis van Zijn Woord.

259 Wanneer u dan zegt: "Wel, ik sta precies op Zijn Woord", dan betuigt Hij dat dat de Waarheid is.

260 Nu, Hij is vanavond nog steeds op koers, als wij het slechts zullen geloven. Wilt u dat doen? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

261 Laten wij ons hoofd buigen. Nu, wees nu zo eerbiedig als u kunt voor een ogenblik.

262 Gods voorziene weg, opdat Hij de gelovigen mag brengen tot een opnamegeloof. Gods weg, Zijn voorziene weg, om gelovigen tot opnamegeloof te brengen.

263 Voor ik de altaaroproep doe, zou ik dit willen zeggen. Ik voel mij geleid om dit te doen. Zijn er zieke mensen in het huis? Steek uw hand op.

264 Ik ga vragen of u alstublieft heel rustig wilt zijn, nog even langer stil wilt zitten. Nu, we zullen binnen vijf minuten sluiten, als u maar echt eerbiedig bent.

265 Nu, kijk, wanneer u stoort, stoort u iemand.

266 Ik moet alles onder de controle van de Heilige Geest brengen. Ik moet dat hebben ten einde dit te doen. God deed de belofte. Ik was het niet. Hij was het Die de belofte deed.

267 Nu, voor zover ik weet, zijn er sommige mensen hier die ik ken. Er zijn er die ik niet ken. Ik kan werkelijk ongeveer, veronderstel ik, ongeveer vier mensen zien die ik ken. En een van hen is broeder Williams hier, en broeder Rose. Ik ken hen. En moeder Sharritt zit ginds bij de deur. Ik, natuurlijk, ik ken haar. Hier is zuster Williams die hier zit. Ik ken haar.

268 En deze dame die hier zit, ongeveer twee rijen hier voor mij, zij werkt in een textielzaak, en is een vriendin van het gezin. Ik ken haar naam niet, maar ik geloof dat zij een lid is van broeders Outlaws gemeente daarginds. Ik denk dat dat juist is.

269 En verder zie ik broeder Dauch en zuster Dauch uit Ohio, die hier zitten. Ik hoorde daarnet broeder Sothmann ergens helemaal achteraan "amen" zeggen. Ik kijk. Dat zijn ongeveer allen die ik zie en ken hierbinnen.

270 Hoevelen van u zijn er die ziek zijn, en weten dat ik u niet ken, steek uw handen op, die weten dat ik niets over u weet, steek uw hand op. In orde. Heb nu gewoon geloof en geloof.

271 Nu, als ik u de Waarheid heb verteld, is God verplicht te betuigen dat dat Woord de Waarheid is. Is dat juist? Dat is juist. Nu, dat zal dan de voorziene weg zijn overeenkomstig wat ik vanavond heb gezegd. Dat is Gods voorziene weg om u te vertellen: "Dit is de Waarheid."

272 Want iedereen weet dat het totaal onmogelijk is. Het zou een wonder zijn dat de wetenschap niet kan uitleggen. U kunt een wonder niet uitleggen. Het gaat uitlegging voorbij. En als God hier vanavond tot een bepaald persoon zou spreken die zou weten dat ik een vreemde voor hen was, en hun zou vertellen wat zij gedaan hadden, of wat zij niet hadden moeten doen, of wat zij zullen doen, of wat zij zouden moeten doen, of zoiets, net zoals Jezus deed toen Hij op aarde was... Hij maakte Zichzelf bekend aan het publiek omdat dat het Messiaanse teken was. Hoevelen weten dat, zeg "amen". [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Vervolgens gelooft de gemeente het. Dat is de enige manier. De mensen, toen Hij dat deed, zij...

273 De vrouw raakte de zoom van Zijn kleed aan. Hij keerde Zich om en zei: "Wie heeft Mij aangeraakt?" Lichamelijk voelde Hij haar niet, maar het was haar geloof dat het deed.

274 Nu, u kunt dat soort geloof hebben als u gewoon wilt bidden en zeggen: "Here Jezus, neem elke twijfel van mij weg. Neem mijn twijfels weg, en laat mij dit geloven. Ik ben wanhopig in nood. En ik kom vanavond, want de Bijbel zegt dat Jezus Christus de Hogepriester is Die medelijden kan hebben met onze zwakheden."

275 Wist u dat dit teken, dit wonder, niet werd gedaan in de geschiedenis sinds de dood van de laatste apostel? Dat is juist. Ik ben net klaargekomen met de... alle geschiedenisboeken waarvan ik weet, Hislops Babylons. Ik heb Foxe's Boek der martelaren doorgenomen. Ik heb de pre-Nicea vaderen, het Concilie van Nicea, en het post-Nicea doorgenomen. Ik heb al deze boeken doorgenomen. Niet één plaats daarover heb ik gezien in de geschiedenis van Maarten Luther, John Wesley, de eerste opwekking, of de Wales-opwekking. Zij hebben gehuild, gejubeld, God geprezen, zijn uiteindelijk uitgebroken in het spreken in tongen. En dan behoorde dit het laatste teken te zijn. Dat was het laatste wat Sodom zag voordat zij verbrandde.

276 En bedenk, Hij openbaarde het niet aan Sodom. Hij openbaarde het aan Abraham, de gekozene en uitverkorene. En, als u het opmerkt, de gave gaat niet naar de wereldse kerken hierbuiten. Het gaat naar de uitverkoren gemeente. Dat zijn degenen die er baat bij hebben. Zij zijn degenen die het zullen ontvangen.

277 Als het daarbuiten gedaan zou worden, zouden zij hetzelfde zeggen als wat men zei toen Hij het uitvoerde: "Hij is Beëlzebul, een waarzegger." En iedereen die iets weet over waarzeggers, weet dat het krankzinnig is om het zelfs te zeggen. Zij kennen het eerste principe van telepathie of waarzeggerij niet. Dat is een werk van de duivel, die probeert het werk van God te kopiëren.

278 God toont een profeet; de duivel heeft een medium. De twee zijn behoorlijk dicht bij elkaar. Jezus zei dat het bijna de uitverkorenen zou misleiden, indien mogelijk. Het is waar. Wij hebben talloze nabootsingen. Hij zei: "Zoals Jambres en Jannes Mozes wederstonden, zo zullen deze mensen van verdorven verstand het ook, die verwerpelijk zijn aangaande de Waarheid. Maar hun dwaasheid zal openbaar worden."

279 Nu, in de Naam van Jezus Christus, de Zoon van God, neem ik dit gehoor onder mijn controle, maar voor de Heilige Geest, door de Heilige Geest, in de Naam van Jezus Christus.

280 Ik vraag u, als gelovigen, beweeg niet. Zit stil. En geloof dat Jezus Christus Dezelfde is gisteren, vandaag, en in eeuwigheid; dat ik hier ben om Zijn werken en Zijn wegen bekend te maken.

281 Ik ben zeer terughoudend geweest met deze dingen deze vijftien, zestien jaren dat ik op het veld ben. Maar er komt nu een uur wanneer iets op het punt staat te gebeuren. De boodschap zal naar een ander land gaan, een ander volk. Maar terwijl wij in de tegenwoordigheid van Zijn heilig Wezen zijn... De gemeente in Amerika is er, geloof ik, zo ongeveer uitgeroepen. Ze is klaar, ze is gewassen, ze is gereed, de werkelijke gemeente. Schijnheiligheid zal blijven bestaan. Maar de ware gemeente was een ware gemeente om mee te beginnen, de wedergeborenen, de voorbestemden, voor de roep van God.

282 Als u gelooft met heel uw hart, vraag ik u te bidden en te zeggen: "Here Jezus," in uw hart, "laat mij Uw kleed aanraken. En hoe zal ik weten dat U nog steeds dezelfde Hogepriester bent? Spreek tot mij door de lippen van broeder Branham. En als hij mij de Waarheid verteld heeft, wat hij, geloof ik, gedaan heeft."

283 Wees er zeker van dat u dat in uw gebed vermeldt, omdat Hij mij vertelde: "Als u de mensen ertoe krijgt u te geloven." Dat is het enige... u... Hij kon niet vele machtige werken doen omdat zij Hem niet geloofden. Geloof mij niet als Hem, maar geloof dat Hij mij zond. En ik ben hier om Hem te manifesteren. Hij bewees dat Hij het was. Moge God mij helpen om te bewijzen dat Hij uit de dood is opgestaan, de Messias, Dezelfde gisteren, vandaag, en in eeuwigheid.

284 Wees nu gewoon in gebed. Ik let op en wacht. Bid gewoon. En als de Here het zal toestaan, en aan u zal bewijzen dat dit het eindtijdteken is, zult u dan in het licht wandelen? Zult u Hem geloven, geloof hebben in Hem? Hij is geen aannemer des persoons. Heb gewoon geloof, voortdurend, overal. Nu, terwijl u uw hoofden gebogen houdt, dank ik de Here.

285 Hier is dat Licht dat u op de foto ziet. Hij is nu precies hier in deze ruimte. En ik zie het precies aan de zijde van een vrouw die aan mijn rechterkant zit. Zij bidt voor een zoon die in moeite is. Twijfel helemaal niet. Heb geloof.

286 Aan mijn linkerkant is een vrouw, en zij is bevreesd. Ze is bang dat ze kanker heeft. Zij is daardoor zeer overstuur. Ik hoop dat ze het niet mist. De vrouw heeft gedurende lange tijd geprobeerd om hiervoor te laten bidden. Ze is bang. Ze komt niet hier vandaan. Ze komt uit een andere stad. En de stad is kleiner dan deze, ofschoon zij ten zuiden van hier ligt. Het is Tucson. De naam van de dame is mevrouw Bach. Gelooft u? Zult u uw genezing aanvaarden? In orde. Wees er niet langer bang voor. Uw geloof maakt u gezond.

287 Een dame, mevrouw Hushey genaamd. Vergeet het niet. God kan bewijzen dat die zoon onschuldig is, als u met heel uw hart gelooft. Twijfel niet. Heb geloof. Geloof.

288 Een dame die hier aan de kant zit aan mijn rechterzijde; zij lijdt aan een hartkwaal. Haar naam is mevrouw Cloud. Als u met heel uw hart zult geloven, aanvaard uw genezing, de almachtige God zal u gezond maken. Zult u het geloven? In orde. Geloof met uw hele hart.

289 Een dame hier helemaal achteraan aan mijn rechterzijde in de rechter rij, met een donkere jurk aan. Mevrouw Yates, geloof met uw hele hart, en uw rugkwaal zal van u weggaan. O my!

290 Hebt u Hem lief? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Gelooft u Hem? ["Amen."] Is Hij Dezelfde gisteren, vandaag, en in eeuwigheid? ["Amen."] Nu, als Hij dat bewijst, en u ziet dat het juist is, en die mensen er getuigenis van zullen afleggen dat ik hen nooit in mijn leven gezien heb...

291 Maar, kijk nu, als u mijn woord zult nemen voor wat ik zeg, als u met heel uw hart zult geloven en uw handen op elkaar legt, dan zult u genezen worden als u het met uw hele hart gelooft. Het is een teken van de eindtijd.

292 Nu, leg uw handen op elkaar, u die voor elkaar gaat bidden. Als u een zondaar bent, belijd uw zonden. Als u een teruggevallene bent, belijd dat u verkeerd bent. Als u ziek bent, belijd dat u genezen wilt worden, en zeg: "Ik geloof U, God."

293 Nu, de Bijbel zei nooit: "Alleen de gebeden van William Branham zullen dit doen." Maar Hij zei: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

294 Nu, hoe dikwijls, hoelang ben ik bij u geweest, Phoenix? Dit is ongeveer zeventien jaar dat ik hier kom. Hebt u ooit bewezen gezien dat het één keer verkeerd was? Is het altijd precies zo geweest op de wijze dat de Heilige Geest het sprak? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Gedurende duizenden keer duizenden, en gedurende de talloze keren; hoe vaak rondom de wereld, bij alle landen en stammen en tongen en mensen; het is Jezus Christus, niet uw broeder. En ik citeer Zijn Woord aan u: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen."

295 Nu, leg uw handen op iemand en bid voor hen. Niet... Bid nu niet voor uzelf, omdat zij voor u bidden. Bidt u voor hen. En laten we nu onze hoofden buigen in de verheven tegenwoordigheid van Jezus Christus, Die bewijst dat Hij onder ons is. Nu, Hij is uw God, evenzeer als Hij mijn God is. Nu, bid op de wijze waarop u het doet in uw kerk. Bid voor die persoon die zijn handen op u heeft. Bid ook voor hen, en geloof God.

296 Belijd uw zonden en zeg: "Ik ben verkeerd, Here. Ik ben een twijfelaar geweest. Ik zal het niet meer zijn. Ik geloof precies nu dat U mij zult genezen."

297 "Genees deze persoon, Here. Genees deze vrouw. Genees deze man. Genees deze vrouw. Genees de baby. Genees het jonge meisje, de jonge jongen."

298 O Here God, Schepper van hemel en aarde, hoe kunnen wij hier zitten, Here? Dit behoort een opnamegeloof te brengen, een kracht van God die door dit gehele gehoor heen zou moeten golven, Here, hogere hoogten in, met de heerlijkheid van God.

299 Laat de duivel, die deze mensen had gebonden, hen loslaten; op de belofte van God waarin ik geloof, op grond van de Bijbel die ik onderwijs, op de God Die bewijst dat het de Bijbel is, Die bewijst dat Hij de God van de Bijbel is. Na twee duizend jaar leeft Hij nog steeds onder ons, opgestaan uit de doden, Dezelfde gisteren, vandaag, en in eeuwigheid. Op de basis van Zijn gestorte bloed, en Zijn levende Wezen en tegenwoordigheid, na twee duizend jaar, daag ik de duivel uit met heel zijn impotente geest van ziekte en aandoeningen, om deze mensen los te laten, in de Naam van Jezus Christus. Kom uit hen vandaan, zodat ze vrijuit mogen gaan. Laat die zondaar los. Laat die teruggevallene los. Laat die zieke man of vrouw los. Ik claim hun genezing, hun redding, in de Naam van Jezus Christus, de Zoon van God. Verlaat hen, gij vuile, boze, onreine geest van ongeloof en twijfel. Ga weg van deze gemeente, van deze groep mensen, in de Naam van Jezus Christus. Amen.

300 Ik geloof. Ik geloof dat het gebed des geloofs gebeden is. Ik wil dat u nu iets doet. Gewoon waar u bent, sla een paal in uw verstand: "Precies hier op deze zitplaats, deze avond, toen ik stond en het Woord hoorde, God Zijn Woord zag bevestigen, bewijzen dat het juist is, werd het gebed des geloofs voor mij gebeden. Als de duivel ooit zal proberen mij opnieuw te vertellen dat ik ziek ben, of iets verkeerds, zal ik hem recht naar deze paal terugbrengen. Het gebed des geloofs is nu voor mij gebeden en ik ben gered van mijn ziekte. Ik ben gered van mijn zonden. Ik ben een kind van God, en ik zal niet meer inhaken op de leugens van de duivel. Ik ben Gods vrije dienstknecht." Amen. Wilt u het doen? Zeg "amen". [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Steek uw hand omhoog en zeg: "Ik geloof het." ["Ik geloof het."] Amen. Amen.

301 Voor mij maakt dat het vast. Het werk is gedaan. Het is allemaal voorbij. God zei het, en dat bewijst het. Hoe kan Hij iets anders doen dan Zijn Woord betuigen? Als Hij het aan mij zal betuigen, kan Hij het ook aan u betuigen. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] In orde.

302 Laten we dan gaan staan en Hem prijzen, Hem alle lof en glorie geven. Amen. In orde. Glorie voor God!

303 Dank U, Here Jezus. Wij hebben U lief. Wij prijzen U. Wij aanvaarden deze dingen. Wij geloven dat U het nu voor ons doet. Gij zijt onze Redder. Gij zijt onze Genezer, en wij hebben U daarom lief. Geprezen zij de Naam des Heren voor eeuwig. Ontvang deze mensen, Here, en laat hen Uw dienstknechten zijn van nu af aan, door Jezus' Naam.

     God zegene u.