Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Een absoluut

Door William Marrion Branham

1 Dank u, broeder. Dank u wel, broeder Houstra. Goedenavond aan Houston. Ik acht dit zeker een groot voorrecht om hier weer in Houston te zijn. Het is vele jaren geleden dat ik het voorrecht had hier te zijn. En ik heb vanavond naar elk van deze sprekers zitten luisteren.

2 Onlangs had ik voor iets anders afspraken gemaakt, voor een andere plaats, maar toen ik wist dat deze kinderen de dood tegemoet gingen, dacht ik: "Als er met deze kinderen iets zou gebeuren, zou ik het mezelf nooit vergeven", als ik hier niet naartoe was gekomen om mijn mening te geven, en alles te doen wat ik kan om deze moeder en vader te helpen, en deze kinderen, om alles te doen wat in mijn vermogen ligt om hun levens te redden.

3 En Houston heeft... is een gedenkplaats voor mij. Hier liggen vele belangrijke herinneringen die ik altijd heb gekoesterd sinds ik er vele jaren geleden voor het eerst mijn bezoek aan bracht, hier aan de "Heraut van geloof" bij broeder Kidson, en vervolgens aan de gehoorzaal hier, toen ik hier was met broeder Raymond Richey en de predikers van de stad.

4 En dan natuurlijk de heer Ayers, de heer Kipperman, op de avond dat de camera bewees dat ik niets verkeerds vertelde. Het was de waarheid. En toen ving het mechanische oog van de camera het visioen op van de... of, niet het visioen, maar van de werkelijkheid. De Christus Die wij prediken en zozeer liefhebben, was bij ons. Hij heeft beloofd bij ons te zijn, en de camera nam Zijn foto. Vaak heb ik in het verleden gezegd dat ik dit licht steeds zag. Maar soms waren de mensen er wat sceptisch over, wat wel aannemelijk is dat zij dat konden zijn, maar die avond werd het bewezen. Dat was de eerste keer dat het ooit werd gefotografeerd.

5 Sindsdien is het verscheidene keren gefotografeerd. Kort geleden kwam het in Duitsland naar beneden toen de zalving er was, en daarna ging het weer weg. En deze dingen gebeuren niet om een menselijk wezen te verheerlijken, maar om de tegenwoordigheid van Jezus Christus onder Zijn mensen te bewijzen.

6 En wij geloven dat diezelfde Here Jezus vanavond hier is om ons met dit geval te helpen. En ik geloof dat Hij er meer in geïnteresseerd is dan wij dat zouden kunnen zijn. En ik voel beslist mee met de ouders van deze kinderen, en sta schouder aan schouder met elke man en vrouw die tracht ze uit de klauwen van de dood te verlossen.

7 En ik begrijp dat dit nu geen opwekkingssamenkomst is, maar een serie van gebedsdiensten die gehouden worden voor deze zielen, die in de schaduwen des doods liggen. En omdat ik laat ben, zal ik niet zo lang spreken.

8 Maar ik zou graag een tekst willen nemen, of liever een samenhang van een tekst, die ik op twee plaatsen in de Schrift zou willen lezen. En u die de Bijbel heeft, als u even met mij het boek van Filippensen zou willen opslaan, het eerste hoofdstuk, en het twintigste vers van het eerste hoofdstuk van Filippensen.

     Volgens mijn ernstige verwachtingen en hoop, dat ik in geen zaak zal beschaamd worden; maar dat in alle vrijmoedigheid, gelijk te allen tijd, alzo ook nu, Christus zal groot gemaakt worden in mijn lichaam, hetzij door het leven, hetzij door de dood.

9 En dan ook in het boek Handelingen, het tweede hoofdstuk en het dertigste vers. Ik zou het vijfentwintigste tot en met het dertigste willen lezen.

     Want David zegt van Hem: Ik zag de Heere te allen tijde voor mij; want Hij is aan mijn rechterhand, opdat ik niet bewogen worde.
     Daarom is mijn hart verblijd; en mijn tong verheugt zich; ja, ook mijn vlees zal rusten in hope;
     Want Gij zult [Broeder Branham zegt: "Ik zal" – Vert] mijn ziel in de hel niet verlaten, noch zult [Broeder Branham zegt: "Zal Ik" – Vert] Uw Heilige overgeven, om verderving te zien.
     Gij hebt mij de wegen des levens bekend gemaakt; Gij zult mij vervullen met verheuging door Uw aangezicht.
     Gij mannen broeders, het is mij geoorloofd vrijuit tot u te spreken van de patriarch David, dat hij beide gestorven en begraven is, en zijn graf is onder ons tot op deze dag.
     Alzo hij dan een profeet was, en wist, dat God hem met ede gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lendenen, zoveel het vlees aangaat, de Christus verwekken zou, om Hem op zijn troon te zetten;
     Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien.

10 Laten we onze hoofden een moment buigen voor gebed.

11 Onze hemelse Vader, wij zijn U dankbaar voor genade. En dat is eigenlijk, Here, waarom wij vanavond hier zijn, het is om genade te vragen. Wij zouden dit niet vragen als wij geen geloof hadden om te geloven dat het ons zou worden geschonken. Vanuit het hele land zijn mannen met vliegtuigen gekomen, en overal gaan gebeden naar U op, dat de levens van degenen waarvoor wij vanavond ernstig voorbede doen, gespaard mogen worden. Here, we zouden om kracht willen vragen voor de moeders en vaders van deze jonge mensen.

12 En zoals we begrijpen, heeft deze jongeman zijn leven op U gericht en wil hij U dienen. En zoals we een van de sprekers hoorden zeggen, wilde hij een prediker van het Evangelie worden. Ik bid, God, dat U deze gelegenheid aan de jonge knaap wilt toestaan.

13 Vergeef ons onze zonden, reinig onze harten van kwade gedachten, en wat ons ook in de weg mocht staan dat ons gebed voor deze mensen zou verhinderen te worden beantwoord.

14 Zoals wij in Uw Woord hebben gelezen, weten we dat hemelen en aarde voorbij zullen gaan, maar dat Uw Woord niet zal falen. Wij bidden U, dat U ons door de Heilige Geest de samenhang erbij wilt geven die nodig is voor wat nu Uw Goddelijke wil in deze rechtszaak zou zijn, daar wij de procureur en velen hebben horen spreken. En wij bidden, dat we zullen ontdekken wat we vervolgens moeten doen. Wat is onze volgende stap? Here, wij zijn hier om die te nemen. Maak het ons bekend, Here, door Uw Woord. Want wij vragen het in de Naam van Uw Zoon, de Here Jezus. Amen.

15 We hebben deze paar verzen gelezen, en ik ben me ervan bewust dat de zaak belangrijk is, daar het ernstig is. Ik dacht eraan, toen ik het vernam en het telegram van die moeder kreeg: "Wat als dat mijn zoon was, of mijn dochter, die in die bank zou zitten?" En ik... We willen er alles aan doen wat we kunnen.

16 Misschien dat iemand zou zeggen: "Wel, dat was maar een heel klein gedeelte van het Woord dat u las, broeder Branham." Wel, dat mag ook waar zijn, maar, ziet u, het is niet de lengte of de hoeveelheid woorden. Het is wat het betekent. Het is gewoon... Wat het is, het is de belofte van God.

17 Ik wil vanavond hieruit nemen... uit deze tekst vanavond, of, ik wil hier als tekst uit nemen: Een absoluut.

18 Zittend in mijn motelkamer een poosje geleden, heb ik deze tekst genomen, omdat ik denk dat we nu iets positiefs nodig hebben, een absoluut, waar we aan kunnen vasthouden en weten dat het waar is. In een beslissend uur zoals dit, moeten we iets hebben waarvan wij zeker zijn dat het juist is, iets waar we grip op hebben, te weten welke kant de zaak op zal gaan.

19 Welnu, volgens Webster betekent een absoluut op zichzelf "onbeperkt in kracht", en voornamelijk een "ultimatum" [de uiterste grens – Vert]. En een ultimatum is een "amen". Het is het absoluut. Zoals... Dat is het einde. Dat is alles.

20 Nu, elk groot succes dat ooit in de wereld is behaald, stond in verband met een soort van absoluut. Je kunt niets doen tenzij er iets is waarop je een houvast hebt.

21 Wanneer een jongeman van plan is met een jonge vrouw te trouwen, moet hij het karakter van deze jonge vrouw kennen. Of de jonge vrouw moet het karakter van de jongeman kennen. Iets waar zij van op aan kan. "Zal deze man een eerlijke man zijn? Zal hij voor mij het juiste type echtgenoot zijn?" "Zal deze vrouw mij in het leven geven wat ik van haar verwacht, getrouwheid enzovoort?" En dan moet het tot een plaats komen waarop zij hun beloften kunnen baseren en weten dat er iets is wat zal standhouden. En daarom brengen wij ze naar de gemeente en naar het Woord van God om dit absoluut te bekrachtigen.

22 Welnu, zoals wij hier zien, had Paulus een absoluut waar hij heel zijn leven, na zijn bekering, aan vasthield, dat was een leven waarin Christus centraal stond! En wat een positie om een absoluut te hebben: een Christus gecentreerd leven! Het was een ander leven dan wat hij eens had geleefd, want hij zei: "Het leven dat ik nu leef", dat verschilde van wat hij had geleefd.

23 En er kwam een tijd dat Paulus deze ervaring had, wat hem tot dit besluit had gebracht. Want Paulus was een groot, geweldig man onder de Joden, en een beroemde theoloog, maar hij was niet al te zeker van zijn positie. Maar op een dag, op weg naar Damascus, kwam een licht, de Vuurkolom, neer van de hemel. En Paulus, die een Jood was, was ervan op de hoogte dat dit licht, deze Vuurkolom, datgene was geweest waarmee God Zijn volk uit Egypte had geleid. Ze hadden deze Vuurkolom gevolgd. Dus, een Jood zijnde, zei hij snel tegen Hem: "Here, Wie zijt Gij?" Hij kende Hem als "Here", maar: "Wie zijt Gij?"

24 En de stem klonk terug uit de Vuurkolom: "Ik ben Jezus, en het is u hard de verzenen tegen te prikkels te slaan." Vanaf die tijd wist Paulus dat de Jehova van het Oude Testament, Jezus van het Nieuwe Testament was. En hij had iets waaraan hij zich kon vasthouden, en daardoor kon hij dat voorname boek Hebreeën schrijven.

25 Welnu, als u in uw leven een absoluut hebt, doet u dingen die u normaal gesproken niet zou doen, vooral als u een op God gecentreerd leven hebt. Het leven waarin God centraal staat, laat een persoon dingen doen die zij gewoonlijk niet zouden doen; zeer vreemd en eigenaardig. Waarom is een christelijk leven zo vreemd en eigenaardig? Omdat zij naar Gods Woord kijken, wat vandaag voor de wereld bijna uitheems is.

26 Nu hebben we rondom de wereld kerken, en we hebben organisaties, en we hebben godsdienst, o, zoveel daarvan.

27 Tijdens mijn rondreizen, zeven keer rondom de wereld sinds ik hier bij u in Houston was, heb ik veel kennis over de goden en de religies van deze wereld verzameld. Maar dit is niet waarover ik spreek.

28 Ik spreek over een absoluut in verband met Christus. Dit maakt u dan een vreemd persoon. U doet eigenaardige dingen. Uw denken is totaal verschillend van uw vroegere denken, omdat u iets hebt gevonden wat uw geloof heeft verankerd, in Iemand Die de hemelen en de aarde geschapen heeft. Dat, Zijn Woord, is op zichzelf scheppend, een God Die de wereld in bestaan sprak, en voor Hem is niets te moeilijk. Daarom maakt het u, u zelf, scheppend, omdat u Zijn woorden neemt. En een woord is een uitgedrukte gedachte.

29 Nu, Paulus was in die toestand geraakt dat hij helemaal geen theologische ervaring meer had, maar een persoonlijk getuigenis. Hij had God ontmoet, en wist dat Hij door God geroepen was. En niemand hoefde hem er iets over te vertellen. Hij was er absoluut van overtuigd dat God aldoor God blijft. Als de wereld dat maar kon zeggen.

30 En als deze groep die hier vanavond zit, slechts kon bedenken dat God nog steeds God is. Hij is net zozeer in staat in deze zaak te antwoorden als in een geval van Goddelijke genezing of iets anders. Hij is nog steeds God. En als wij onze hoop – niet alleen onze hoop – maar een positieve gedachte kunnen bouwen op wat Hij zegt! En wij weten dat het de waarheid is.

31 Dan handelen mensen eigenaardig. Zij schijnen alles betreffende de negatieve kant te vergeten, omdat zij een absoluut gevonden hebben, want het is het Woord van God. Jezus zei: "Hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn Woord zal nooit falen." Als wij dus het Woord van belofte gekregen hebben, dan is er geen mislukken bij. Het kan niet falen.

32 Dus geloof ik dat dat het is waar de gebedssamenkomsten hier, de godsdienstige mensen van Houston, in geïnteresseerd zijn: in menselijke levens. En daarvoor zijn wij hier vergaderd, om een beroep te doen op een kracht die boven alle menselijke wetten en krachten uitstijgt, iets wat de harten van mannen kan veranderen, zoals Hij bij Farao in Egypte deed. En Hij... Hij is God. En wij moeten nu ophouden met naar de negatieve kant te kijken, en gaan kijken naar de positieve kant.

33 En voordat u geloof kunt hebben, hebt u iets nodig om geloof in te hebben. En waar kunt u meer geloof aan hechten dan aan het Woord van de levende God, hetgeen geschapen is, de krachten van de Almachtige? Waar zouden we meer onze hoop op kunnen bouwen? Daarom laat het u anders kijken, anders handelen. U ziet ernaar uit dat God Zijn belofte zal vervullen. En wanneer moeilijkheden oprijzen, zoals wij nu hebben, is het een anker. Het is iets wat u vasthoudt, iets waaraan u verbonden bent. Het is een belofte waaraan wij verankerd zijn, het is het Woord van God.

34 Zoals het anker in de tijd van storm het absoluut is voor het schip. Het schip kan de zee bevaren. Het anker bevindt zich aan de voorkant. Het is de... Het rust. U mensen in Houston, zo dichtbij de zee, ziet de schepen binnenkomen.

35 En waarom wordt dit extreme gewicht van dit geweldig grote anker meegedragen? Maar, ziet u, wanneer de stormen komen, de wilde stormen die de zee onstuimig maken, en die het vaartuig ergens op een zandbank kunnen laten stoten en het verpletteren of doen kapseizen in het ondiepe water; als het in diep water komt, dan wordt dit reusachtige anker neergelaten, dat zo gemaakt is dat het over de bodem van de zee sleept totdat het vasthaakt in de top van een onzichtbare berg. Laat dan die stormen maar woeden als ze willen; het heeft een absoluut. Het anker heeft ergens een grip op, maar het zit vastgemaakt. En als de golven tegen het schip slaan, heeft het een absoluut, omdat het zit vastgemaakt.

36 En zo gaat het met een mens wanneer hij gebonden is aan Christus en aan Zijn Woord, en het gelooft. Er is daar een absoluut, iets wat hem vasthoudt.

37 Een absoluut is zoals de Noordster [Poolster – Vert] wanneer je verdwaald bent. Als je... Wanneer je je richting kwijt bent, en je wilt de weg terugvinden, dan is de Noordster een absoluut. Nu, er zijn andere sterren, maar die draaien met de wereld mee. Naarmate de wereld om ze heen draait, draait ze ervan weg. En, weet u, dezelfde Morgenster is ook de Avondster, omdat de wereld eenvoudig ronddraaide. Doch er is één ster die niet beweegt, en die staat precies in het midden van de aarde gecentreerd. En daarom is het... het is een vaste ster. Als je weet waar de Noordster staat, kun je je altijd oriënteren. Maar, o, wanneer een mens verdwaald is, en hij niet precies weet welke kant op te gaan!

38 Welnu, ik ken een Ster. O, die is meer dan een Noordster. En om verbonden te zijn en Zijn tegenwoordigheid te zien, dan maakt het niet uit hoe verloren u bent, of waar u bent, u kunt uw weg terugvinden onder Zijn leiding, dat is Zijn Woord. Het is de weg om uit alle problemen vandaan te komen. Het is de weg tot vrede. Het is de weg tot succes. Het is de weg tot het leven zelf, om deze Ster, de Here Jezus, te volgen. En als u nu verbonden bent met die Ster, is de Heilige Geest het kompas dat alleen naar de Ster zal wijzen. De Heilige...

39 Een kompas is gemagnetiseerd naar die noordpool. Het geeft niet hoe diep u in het oerwoud bent, of hoe diep u in het struikgewas zit, of hoe mistig het op zee is, die kompasnaald kunt u draaien zoals u wilt, hij zwaait regelrecht terug en wijst naar de Noordster.

40 En wanneer wij in moeite zijn en Christus vertrouwen, is er één ding zeker: de Heilige Geest zal ons naar het Woord wijzen, hetgeen ons tot gids zal dienen naar de Noordster, om alles wat wij nodig hebben te geven. Hij is ons Absoluut.

41 Voor de mens die in de wildernis verdwaald is, is het kompas het ding dat hem eruit leidt. Wanneer wij in moeite geraken, bestaat er slechts één ding; het is net zo zeker als de Noordster. Zolang de wereld in zijn baan blijft en ronddraait, zal de Noordster op zijn plaats blijven.

42 Zolang er een eeuwigheid is, zal Christus altijd de Redder zijn, en de uitweg voor elk probleem, elk geschil, elke beproeving, enzovoort. En daarom, als wij met Hem verbonden zijn, raken we niet verward en helemaal opgewonden zoals de wereld: "O, wat zullen we hiermee doen? Wat zullen we daarmee doen?" Het lijkt alsof wij niet eens geankerd zijn. Maar een mens die zijn ziel in Christus Jezus geankerd heeft, heeft zijn vertrouwen daarin, wetend dat wanneer hij de Vader iets vraagt in Zijn Naam, dat Jezus zei: "Ik zal het doen." Dat beslist het.

43 Dát, dat maakt het vast. Het is de "amen". Het is het absoluut. Het is het ultimatum. Want Jezus heeft gezegd: "Vraag de Vader iets in Mijn Naam, en Ik zal het schenken." Welnu, dat is een ultimatum. Zo is het. "Wat u ook maar nodig hebt, wanneer u bidt, geloof dat u het ontvangt, en u zult het hebben." Dat beslist het. Dat is alles, ziet u, indien wij werkelijk geankerd zijn en het geloven, en wij Hem tot ons Absoluut hebben gemaakt. Want Hij doet het. Hij is het Absoluut dat ons verlost van alle vrees. Er is geen vrees wanneer u werkelijk verbonden bent met de Rots der eeuwen.

44 Bij de zeeman is geen vrees – hoe hard het schip ook door de golven wordt gebeukt – zolang dat anker daar bovenin die berg vastzit. Beslist. Hij weet dat het schip overeind zal blijven. Het zal niet ergens tegen een rots aan slaan. Het zal niet in ondiep water geraken en omslaan, omdat het de stellige zekerheid heeft te zijn geankerd in de top van een berg.

45 En wanneer een mens het gebed des geloofs kan bidden, en zijn ziel daar ankert in het Woord van God, waarin staat dat "alle hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar dat Woord niet", dan is daar geen vrees. Laat hen komen en zeggen wat ze maar willen. Ons geloof is in God, en God alleen. Wij geloven het.

46 Er was een tijd dat de tafelmanieren van dit land rustten op het woord van een vrouw. Ik geloof dat zij Emily Post heette. Welnu, zij was het absoluut voor tafelmanieren. Als Emily Post zei: "Eet uw bonen met een mes", dan was dat zo. Zo was het, omdat zij het absoluut voor tafelmanieren was. Als ze zei: "Drink uw koffie uit uw schoteltje, en nip eraan zoals u gewend bent", dan, ongeacht hoe slordig het klonk, was het toch het absoluut. Iedereen boog ervoor, daar zij haar als absoluut namen voor tafelmanieren.

47 Wij moeten een absoluut hebben, ongeacht wat we doen. Als wij ooit iets willen bereiken, moeten we een absoluut hebben.

48 Er was een tijd dat Hitlers woord in Duitsland een absoluut was. Het maakte niet uit wat iemand anders zei, Hitlers woord was een absoluut. Als hij zei: "Ze sterven", stierven zij.

     Als hij zei: "Zij leven", leefden zij. Als hij zei: "We gaan oorlog voeren", of "We gaan geen oorlog voeren", wat we ook doen, zijn woord was een absoluut.

49 Er was een tijd dat Italië een absoluut had. Dat was het woord van hun dictator Mussolini, wat hij zei moest worden gedaan. Men zei dat zijn chauffeur één minuut te vroeg kwam aanrijden om hem op te halen. Hij schoot hem dood. Waarom? Hij zei: "Ik wil je hier geen minuut te vroeg hebben. Ik wil je hier precies op tijd hebben." Zie? Zijn woord was absoluut. Heel Italië boog ervoor.

50 Er was een tijd dat Farao in Egypte een absoluut was. Maar, ziet u...

51 Maar al deze beslissingen die ze namen, waren een menselijk genomen besluit, en ze mislukten allemaal. Waarom? Omdat ze niet in overeenstemming waren met menselijk... Omdat het niet in overeenstemming was met Gods Woord voor het menselijke leven. Ik wil, en ik hoop, dat dat verankert. Als wij verwachten mensenlevens te redden, moeten wij in overeenstemming komen met Gods Woord en Gods plan voor het menselijke leven. En de enige manier waarop u dit gaat vinden, is om het te vinden in Zijn Woord, en het nu te geloven.

52 Wel, die Farao's. Niet lang geleden was ik in Egypte, en ik geloof dat ze zes meter diep in de grond moesten graven om het paleis te vinden waar Farao als een koning der aarde gezeten had.

53 En van beroemde Herodussen enzovoort, die voortgekomen zijn, zien we waar hun koninkrijken zijn gevallen en ten onder zijn gegaan.

54 Maar er is één Koninkrijk dat boven alle koninkrijken troont. Het is zo hoog in de hemelen dat het nooit zal voorbijgaan. En daar is een Koning gezeten, en wanneer Hij Zijn besluit neemt over iets, en wij dat besluit geloven, is dat een absoluut. Het zal zo gaan zijn, ongeacht wat een ander erover zegt. Het is altijd zo.

55 Nu ons hooggerechtshof. Ons hooggerechtshof is een absoluut, het einde van alle rechtszaken. Wel, we moeten het hebben. Soms zouden we het niet eens kunnen zijn met hun beslissing, zoals men het niet eens was met die van Hitler, enzovoort. Maar toch moeten we dit absoluut hebben. En het absoluut van de natie en rechtsgedingen is het hooggerechtshof. Onze plaatselijke gerechtshoven kunnen alles proberen en dit verklaren, maar het hooggerechtshof staat boven hen allen. We moeten het hebben. Als natie moeten wij haar besluit hebben, want een land is gebonden aan dit absoluut van het hooggerechtshof. Zeker.

     Alles moet een absoluut hebben.

56 Wist u dat een gewoon balspel een absoluut moet hebben? Ja. Wat is het absoluut van een balspel? Een scheidsrechter. Wat als er geen scheidsrechter is, zie, een scheidsrechter? Het maakt niet uit waar u staat, vanuit welke richting u het bekijkt, en dat u zegt: "Het was een vangbal", en hij zei: "Het was een goede slag", wel, dan is dat het wat het was, het was een goede slag. [Bij een vangbal is de speler "uit", en bij een goede slag mag hij het veld in lopen – Vert] Waarom? Vanwege zijn woord, het maakt niet uit wat de supporters zeiden, wat een ander zei. Het is een goede slag omdat hij het een goede slag noemde, en hij is de scheidsrechter. Welnu, wat als er geen scheidsrechter was? Er zou zo'n ophef ontstaan en alles zou in verwarring zijn, zodat je geen balspel meer kon hebben. Daarom moet je een absoluut hebben om een wedstrijd te spelen. Zo moet het zijn.

57 Nu, er moet een absoluut zijn bij een verkeerslicht. Een verkeerslicht is, liever gezegd, een absoluut voor het verkeer. Wat als er geen verkeerslicht was? Of wat als het verkeerslicht niet werkt en u rijdt op straat? En er kwam een kerel van die kant, en hij zei: "Nu, ik was hier het eerst. Ik moet er door." En hij zei: "Ik kom te laat op mijn werk." Over een verkeersopstopping gesproken, u zou het echt hebben. Maar, ziet u, het verkeerslicht regelt het. Het is het absoluut. Als het licht groen is: ga. Als het rood is: stop. Als er niet zoiets als een verkeerslicht was, dan zouden we verkeersopstoppingen krijgen.

58 En dat is wat er vandaag aan de hand is met het christelijk geloof. We hebben teveel verkeersopstoppingen gekregen, iedereen vormt zijn eigen absoluut.

59 Want we hebben één Absoluut, en dat is het Woord van de levende God. Dat beslist het voor eeuwig, het maakt niet uit wat iemand anders zegt.

60 Het is bijna tot een plaats gekomen zoals het was in de dagen van de Richteren; iedereen heeft zijn eigen absoluut. Maar het faalt allemaal, zoals bij de farao's, enzovoort.

61 Maar Gods absoluut is Zijn Woord. Hij geeft het: "En hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar dit zal nooit voorbijgaan." Daar houd ik van.

62 Nu, we hebben niet veel tijd, dus laten we even naar een paar mensen kijken die werkelijk in een crisis kwamen, en in tijden waar de dood op handen was, zoals wij er vanavond voor staan, die een absoluut namen. Laten we enigen van hen ondervragen.

63 Laten we terugkijken naar een oude geschiedenis die ons allen bekend is, ten tijde dat de zonde zich in de wereld had opgehoopt tot God er ziek en vermoeid van was geworden, en de wereld vernietigd zou worden. En God gaf Noach een absoluut, wat Zijn Woord was. En dat absoluut was zonder meer voor de redding van de mensen. Noach wist dat de wereld ten onder zou gaan. En God gaf hem het absoluut, en dat was Zijn Woord, nu, om Zijn mensen te redden van de dood. Welnu, wat was het absoluut in Noachs tijd om de mensen van de dood te redden? Het Woord van God. Dat was het absoluut, ongeacht wat iemand anders zei.

64 Terwijl de wetenschap zei: "Er is daarboven geen regen. We kunnen tot de maan schieten met onze instrumenten. Daarboven is geen regen. Hoe zal er regen naar beneden komen?" Als God heeft gezegd dat er regen zou vallen, dan kan God regen in de lucht plaatsen, als Hij dat zei.

65 Noach ging op zijn gemak dadelijk aan de slag, en maakte een ark gereed voor de redding van de mensen. Want er was een absoluut aan het volk gegeven dat zij zouden worden gered, als zij Gods voorziene weg voor dit absoluut namen.

66 Maar daarna, soms, wanneer wij het absoluut hebben geaccepteerd... Ik zou dit graag willen zeggen vanwege de ouders van deze kinderen, dat wat ik u binnen een ogenblik wil vertellen. Nu, als...

67 Soms, wanneer we het geaccepteerd hebben, worden we op de proef gesteld om te zien of we het echt geloven. Gewoonlijk doet God dat bij ons. En God werkt...

68 Hij kan Zijn programma niet veranderen, omdat Hij Zelf Zijn Woord is. "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons. Dezelfde gisteren, heden, en voor immer." Daarom is Het altijd God.

69 Wanneer Hij op het toneel wordt geroepen om te handelen, dan moet Hij altijd bij de beslissing blijven die Hij eerder genomen heeft. Hij kan het niet veranderen, daar Hij oneindig is.

70 Nu, ik kan mijn besluit wijzigen, u kunt dat, omdat wij begrensd zijn, omdat wij fouten maken.

71 Maar God kan Zijn besluit niet wijzigen, omdat Hij oneindig is, en Zijn besluit is altijd volmaakt. Hij kan niet zeggen: "Ik was hierin verkeerd, Ik zal Mijn besluit wijzigen", want dat zou bewijzen dat God kan veranderen. En God kan niet veranderen, noch kan Zijn Woord veranderen. Hij is altijd Dezelfde.

72 Dus gaf God Noach een beproeving, nadat hij Zijn absoluut had aangenomen. Noach ging de ark binnen. God sloot de deur achter hem. Ongetwijfeld hebben zij gezegd: "Nu, in de ochtend zullen er donkere wolken zijn. En er zal donder en bliksem zijn, en de regens zullen neerkomen." Maar weet u, de volgende dag kwam de zon op, net zo stralend als voorheen.

73 Ik stel me voor dat de grensgelovigen zeiden: "We gaan erheen. De oude man kan daarin gelijk gehad hebben. Want misschien had de wetenschap het verkeerd, er zou daarboven regen kunnen zijn." Maar vergeet niet, het had nog nooit geregend.

74 Maar toen, op de tweede dag, was de zon net zo stralend als altijd; de derde, vierde, vijfde, zesde, en zelfs op de zevende dag. Maar Noach was naar de bovenste ruimte geklommen, zodat hij de lucht kon gadeslaan. En op die zevende morgen – omdat er een tijd was aangebroken dat de mensen Gods absolute wijze van redding hadden geweigerd, de redding van de levens van de mensen – toen begon de regen te vallen en de riolen raakten vol. En de boot begon te stijgen, en die bracht Noach en de zijnen in veiligheid. Jazeker, daar zij vertrouwden op Gods Woord, het Absoluut, Gods Woord van belofte.

75 Het maakt niet uit hoe erg het schijnt, en hoe duister het wordt, geloof nog steeds uw Absoluut.

76 Mozes, wel, zijn... hij had geprobeerd het leven van die arme Hebreeërs te redden. En zij waren er bijna even slecht aan toe, of net zo slecht, als deze twee kinderen die wij vanavond proberen te redden. Zij waren slaven, en men doodde hen lukraak, wanneer ze maar wilden. En Mozes voelde in zijn hart dat dit niet de wil van God was. En toen probeerde hij het te doen door middel van opleiding. Hij probeerde het te doen door middel van zijn eigen inspanningen, en hij kwam erachter dat hij verschrikkelijk had gefaald. Hij deed zelf iets wat niet goed was, omdat hij iemand anders' leven nam. En dat was niet juist.

77 Toen ging hij de woestijn in en was daar gedurende veertig jaar. Maar op een dag, toen hij achterin de woestijn schapen hoedde, was daar een Licht in een struikgewas. En toen Mozes dichterbij dit Licht kwam, sprak de stem van God tot hem vanuit deze Vuurkolom die zich achterin deze struik bevond, en zei: "Mozes; Mozes."

     En hij zei: "Hier ben ik, Heer."

78 En Hij zei: "Trek je schoenen uit, want de grond waarop je staat, is heilig. Ik heb het gekerm van Mijn volk gehoord. Ik heb hun gebedssamenkomst gehoord. Ik heb me herinnerd dat Ik hun een belofte deed." My, als dat niet de harten van christelijke gelovigen vanavond in vuur en vlam zou moeten zetten! "Ik ben God. Ik herinner Me dat Ik het beloofde." Hoe Schriftuurlijk was die stem! En Hij zei: "Mozes, Ik zend jou daarheen om hen te bevrijden." En Mozes...

79 Want, zoals ik in het begin al zei, wanneer je dat absoluut van God neemt, dan laat het je dingen doen die, wel, soms belachelijk zijn in de ogen van de mensen. Zou u zich een man kunnen voorstellen die voor de Egyptenaren was gevlucht, en na dit absoluut gezien te hebben, de volgende morgen...

80 Dit Woord van God sprak een positief getuigenis tot hem, omdat het het Woord was. Daar was de belofte, en de betuiging van de grote God der schepping, toen Hij een wonder verrichtte in de tegenwoordigheid van Mozes, en liet zien dat Hij een scheppende God was.

81 En de volgende morgen nam Mozes zijn vrouw en zette haar op een ezel, met het kind op haar heup. En de tachtigjarige, met bakkebaarden tot zijn middel, met een kaal glimmend hoofd, met een kromme stok in zijn hand, ging juichend op weg naar Egypte, zo hard als hij maar kon.

     "Waar ga je heen, Mozes?"

     "Ik ga naar Egypte om het in te nemen."

     "In te nemen?"

82 Een eenmansinvasie! Waarom? Hij had een absoluut. Hij had iets. Hij had het Woord van God waarop hij kon staan. Een man van tachtig jaar, met een ezel en een stok in zijn hand. Dat was alles wat hij had. Zoals vandaag een eenmansinvasie naar Rusland. Maar hij ging erheen en nam het in, want hij had een absoluut. Hij had tot God gesproken. Hij had de stem van God gehoord. En hij... De zaak ervan was dat hij het deed. Juist. Waarom? Dat bleef bij hem al de dagen van zijn leven. Het was een absoluut.

83 Geen mens heeft het recht de preekstoel te beklimmen om het Evangelie te prediken, tenzij hijzelf die geheiligde gronden heeft betreden, waar geen agnosticus of ongelovige ooit het bovennatuurlijke van God kan wegverklaren. Jezus wilde Zijn discipelen niet laten prediken, ongeacht hoe goed zij Hem kenden; zij moesten naar de stad Jeruzalem gaan en daar wachten tot zij werden aangedaan met kracht van omhoog. Zij moesten die ervaring hebben.

84 Mozes wist dat hij een profeet was, wist dat hij voor dat doel verwekt was, maar zonder dit persoonlijke contact, dat absoluut, iets wat hem te kennen gaf dat wanneer hij erheen ging, hij voor deze mensen verlossing zou krijgen, kon hij het niet. Hij was nooit meer dezelfde. Hij ging erheen omdat hij het absoluut had ontvangen, en hij deed precies wat God hem vertelde te doen. Er was geen vrees in zijn hart toen hij de slang, of de stok, neerwierp en deze in een slang veranderde. En de vleselijke nabootsers traden naar voren met hun soort bediening, en wierpen neer, en deden hetzelfde. Mozes had gewoon precies gedaan wat God hem had verteld te doen. Er bleef voor hem niets over dan stil te staan en de glorie van God te zien. Dan zien we dat God zijn slang neemt, die de overige opeet. Dat is de manier waarop het gedaan wordt. Hij was er zeker van dat de God Die hem kon vertellen dit te doen, voor hem kon zorgen in de moeilijke situatie.

85 Kunnen wij vanavond niet, omdat die jongeman zijn hart aan Christus gaf, staan op dit absoluut, dat God het onmogelijke mogelijk kan maken? Hij kan de harten van rechters veranderen. Waarom springen we zo paniekerig op en neer over allerlei dingen? Laten we God eerst nemen. Breng het terug tot de belofte. God beloofde het, dat Hij het zou doen.

86 Vergeet dus niet, dat Mozes altijd een ander soort persoon was, omdat hij Gods Woord nam en het geloofde. En hij had een belofte die aan hem werd bewezen.

     Hoeveel zouden we er kunnen noemen? We hebben geen tijd.

87 Met het opschrijven van de aantekeningen vandaag, schreef ik hier over Daniël, hoe dat was. Het betekende voor hem de doodstraf om tot een andere god te bidden. Maar hij was in verbinding met God geweest, en hij wist dat God in staat was voor hem zorg te dragen.

88 De kinderen der Hebreeën zouden in een gloeiende oven geworpen worden, en zouden verbrand worden in een hitte, zeven keer heter dan de oven ooit verhit was geweest. Die Hebreeënkinderen geloofden God. Ze zeiden: "Onze God is in staat ons uit deze oven te verlossen." Waarom? Zij hadden een absoluut gekregen. Zij hadden het Woord van God.

89 En de God Die deze Hebreeënkinderen uit de dodencel van een vurige oven kon bevrijden, hoeveel te meer kan Hij deze kleine Joodse jongen hier, die daar in een dodencel ligt, bevrijden? Hoeveel meer is Hij... En Hij is nog steeds dezelfde Jehova God Die Hij altijd is geweest. Wij, zoals de apostel Paulus, kunnen inzien dat dezelfde God vandaag leeft: "Gisteren, vandaag, en voor eeuwig Dezelfde." Dan kunnen Christenen vasthouden aan Gods onveranderlijke hand, en de hele situatie veranderen. Gebed verandert dingen. Dat is wat wij willen doen.

90 Wat kunnen we zeggen over Jozua? Hoe moest hij de Jordaan oversteken? Het leek of God een vreemde militair was: precies in de maand april wanneer het water zo hoog stond. Maar Hij zei tegen Jozua: "Neem de ark en ga voorwaarts." Dat is alles wat hij moest doen. En God duwde de Jordaan terug en maakte de grond droog, en zij liepen er overheen en waren bevrijd. Zo ging dat!

91 Geen wonder dat Jozua zei: "Want ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen."

92 Wat zouden we graag over David, die grote patriarch, willen spreken. We hebben geen tijd. Toch, en menigmaal... Zoals we iemand een paar ogenblikken geleden over David en zijn zonde hoorden spreken, maar alles werd toen vergeven. Toen hij ten strijde moest trekken – zoals we in de wereld zeggen dat het "menens" was, en de oppositie groot was – lag David daar onder de boom en zweette het uit, totdat hij het geluid door de moerbeistruiken hoorde gaan; toen werd het anders. David stond op en ging verder, omdat hij een absoluut had; hij wist dat dit God was Die voor hem uitging.

93 Kunnen we niet een gebed des geloofs bidden, dat God ginds naar dit "parole comité" kan zenden? [Zij beslissen over voorwaardelijke vrijlating – Vert] Zeker kunnen we dat. We geloven dat we het kunnen, als wij aan dat absoluut zullen vasthouden.

94 Zoals Abraham de dingen die er niet waren, noemde alsof ze er waren, omdat hij een absolute belofte van God had, dat God hem zijn... hem een kind door Sara zou geven. En toen zij honderd jaar oud was, of hij, en zij negentig, "twijfelde hij nog steeds niet aan de belofte van God door ongeloof, maar was sterk, God de eer gevende." En wij beweren Abrahams kinderen te zijn. Terwijl Abraham...

95 Terwijl wij de geschreven Bijbel al hebben gehad sinds de dagen van Abraham, en al de getuigenissen die we daarna gekregen hebben, dat Jehova Zijn Woord houdt, dat Christus de Zoon van God is. Hij is de Middelaar tussen de mens en God, en er is geen andere middelaar, dan Hij. En beloofde: "Als gij de Vader iets vraagt in Mijn Naam, zal het u geworden." En wij beweren de kinderen van Abraham te zijn. Terwijl "Abraham dingen die er waren, noemde alsof ze er niet waren", omdat hij God geloofde. Beslist. Ik geloof het met heel mijn hart.

     Christus in het middelpunt van Paulus' leven, was zijn absoluut. Het verankerde hem.

96 Christus was het absoluut van de opstanding, zoals we hier lazen. Hij zei: "God zwoer aan David met een eed dat Hij Zijn ziel in de hel niet zou verlaten." Een eed is het einde van alle tegenspraak. En "Hij zwoer dat Hij Zijn ziel in de hel niet zou verlaten, maar Hem zou opwekken." En daarom vertrouwde Hij God, en werd gekruisigd; stierf, stond weer op en is naar de hemel opgevaren, omdat Hij God geloofde.

97 Hoeveel te meer kunnen wij – zoals Hij het voorbeeld gaf – het absoluut nemen! Als Christus het daar kon nemen op die ene belofte, hoeveel te meer kunnen wij het nemen terwijl er duizenden beloften zijn! En daar met het bloed van Jezus Christus om ons leven te reinigen en ons over die grote kloof van zonde, van ongeloof, te brengen, die ons van God scheidde, om ons regelrecht in Zijn tegenwoordigheid te brengen om met Hem te spreken, hoeveel te meer zou dat kunnen zijn! Jazeker. We moeten een absoluut hebben.

98 Ik denk nu juist aan iemand, bij het sluiten, namelijk aan George Washington, toen Amerika jong was en wij voor ons leven vochten, het leven van deze grote natie die wij hebben. George Washington was een Christen. Hij was een gelovige. En daar bij Valley Forge, is mij verteld, had ongeveer een derde van de Amerikaanse soldaten schoenen aan. En de winter was koud, en het vroor, en de rivier was bevroren en lag vol met ijsschotsen. En de Britten lagen aan de overzijde. En het leven van deze kleine natie stond op het spel.

99 Wat deed hij? Hij was een Christen. Hij ging 's nachts naar buiten, knielde neer in de sneeuw en bad tot hij tot aan zijn middel nat was van het sneeuwwater. En hij bleef daar en bad tot hij het absoluut, het antwoord van God gekregen had, dat God hem de overwinning zou geven.

100 En de volgende dag was er bij Valley Forge niets wat hem terugschrok. Hij stak de Delaware over, baande zich een weg door het ijs met half geklede soldaten, half bevroren, met hun blote voeten in de sneeuw op de grond. En hij nam het in, terwijl drie geweerkogels door zijn jas gingen. Waarom? Hij vertrouwde in het absoluut van een beantwoord gebed. Amen. Op de feiten van zo'n zaak is onze natie gefundeerd.

101 Wat is er vandaag aan de hand met mensen die beweren Christenen te zijn? Waarom zijn we verontrust in een uur als dit? Laten we niet verontrust zijn. Laten we soldaten zijn. Jazeker.

102 Hij bad totdat hij dat antwoord kreeg. Daarna geen donkere rivier meer, geen soldaten op blote voeten meer, ongeacht de omstandigheden konden ze het innemen, omdat God het gezegd had. Een kogel uit het geweer van een vijand kon hem zelfs niet doden. Zo is het. Waarom? Hij had een gebedssamenkomst gehad. Hij kreeg het antwoord.

103 Hoe goed was het tijdens een nacht, toen de apostel Petrus in de gevangenis zat en ze hem de volgende ochtend zouden doden. Hij zou sterven door de doodstraf, zoals nu deze kleine Jood zal sterven. Maar wat deden zij? Zij deden hetzelfde als wat wij hier in Houston proberen te doen. Ze hielden een gebedssamenkomst in Johannes Markus' huis. Terwijl zij baden, ging de engel des Heren naar de gevangenis en verbrak de ketenen en opende de poorten. En bovendien leidde hij Petrus naar buiten, en hij ging regelrecht naar de gebedssamenkomst toe.

104 Ik geloof vanavond dat diezelfde God leeft. Als Hij niet dezelfde God is, dan is er hier iets fout. Beslist.

105 Waardoor gebeurde het? Door een gebedssamenkomst, door getrouwe Christenen die geloofden, en die geloofden dat God hun broeder van de doodstraf zou bevrijden. Dat waren Christenen die heel de nacht bleven en op hun aangezicht lagen, en huilden en baden.

106 Zoals ik een van de predikers een poosje geleden hoorde zeggen, dat hij het de hele nacht zou gaan uitroepen. De moeilijkheid vandaag is dat mensen niet volhouden. Ze worden vermoeid en slaperig. Ze kunnen bijna niet eens een dienst van tien minuten uitzitten. Wel, er is iets verkeerd.

107 Als wij God liefhebben, wel, wel, we zouden bezig moeten zijn. Het behoorde onze hoop, ons verlangen te zijn. Het zou zo moeten zijn. Alles wat in ons is, zou in de liefde van Christus moeten zijn. Amen. We zijn zo laks. We zijn zo onbekommerd, terwijl de wereld sterft onder onze voeten. Mensenlevens gaan heen zonder God, en wij zijn er zo onverschillig over. Zolang we bij de kerk horen, is dat alles wat er toe doet, denken we.

108 Ik sprak een paar weken geleden in een zekere kerk over de komst van Christus. En na afloop was er iemand die mij achterin de kerk ontmoette en zei: "Broeder Branham, u maakt de mensen doodsbang."

     Ik zei: "Waarom is dat zo?"

109 Hij zei: "Wel, u sprak over de komst van Christus. Ik wil zoiets niet horen. Ik heb hier een kleine jongen om groot te brengen. Ik heb een dochtertje op school."

110 "O," zei ik, "de komst van Christus is het meest glorieuze waar ik aan kan denken." Beslist. Zie?

111 De Bijbel zei: "Allen die Zijn verschijning liefhebben." O my, verlangend naar een dag wanneer dit oude sterfelijke onsterfelijkheid zal aandoen, en dit pesthuis waarin ik leef veranderd zal worden in een ogenblik, in een oogwenk, in een lichaam gelijk Zijn eigen heerlijke lichaam! Het zou het hartsverlangen van de gemeente moeten zijn. Iedere man en vrouw zou in vuur moeten staan, in de straten en overal predikend, proberend zielen gered te krijgen. Zeker.

112 Ik vraag me af of wij werkelijk met dat Absoluut dat wij beweren te hebben, verbonden zijn. Kijken we naar de juiste morgenster? Als wij alleen maar in onze kerk vertrouwen en in onze denominatie, ons lidmaatschap... zoals de wereld verandert, zo verandert dat mee, steeds maar ronddraaiend.

113 Maar er is één Ster die nooit verandert. Er is één ding dat nooit kan veranderen, dat is God. God kan niet veranderen. Zijn Woord kan niet veranderen. Zijn Bijbel kan niet veranderen. En als een mens geboren is uit de Geest van God, met Christus in zich, bekrachtigt het elke belofte met een "amen". Zo is het. Absoluut.

114 O, zeker, een gebedssamenkomst is wat we nodig hebben. We moeten Christenen zijn. Alle Christenen moeten ditzelfde absoluut gebruiken: het Woord van God. Gods Woord is het houvast voor de Christen.

115 Jezus zei in Zijn Woord: "Als gij in Mij blijft, en Mijn Woord in u, dan kunt u vragen wat u wilt en het zal voor u gedaan worden." Denk het u in. Welk beter absoluut zou u zich kunnen wensen? Waarin zou u beter kunnen vertrouwen dan in zoiets? "Als gij in Mij blijft, en Mijn Woord in u, vraag dan wat u wilt."

116 Om aan God te vragen aan het hart van die rechter te werken, of dat parole comité, om die kleine kerel uit die dodencel te halen! Als wij het vragen met geloof, het geloven in deze gebedssamenkomsten, dan krijgen we het. Zó, zo geloof ik God.

117 En het is mijn geloof dat ik in God heb, waarom ik vanavond hier ben. Daarom heb ik iets anders afgezegd en kwam ik hierheen. Ik moet vannacht honderden mijlen terugrijden naar Tucson, Arizona, omdat ik gekomen ben om mijn geloof bij het uwe te voegen. Dat is een mens. Het is een ziel die daar verblijft. Het is iemand in nood. En wij Christenen moeten ons bewust worden van een werkelijkheid, een echt zuiver geloof. Verbind het aan het Woord van God en pleit op die belofte. Ja. O my! "Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u, vraag wat u wilt."

118 En opnieuw: "Als de mensen die met Mijn Naam genoemd worden zich vergaderen en bidden, dan zal Ik horen uit de hemel." Gebedssamenkomst, dat is het.

119 Ik geloof in het spreken met procureurs, en spreken met advocaten, of rechters, of parole comités, of wat ook meer. Dat is in orde. Maar broeder, als uw hoop aan niets meer verbonden is dan alleen aan het vleselijke denken van mensen, of liever gezegd de gedachten van mensen, dan zult u beslist deerlijk teleurgesteld worden.

120 Maar als u uw geloof op zo'n manier kunt verankeren dat u het weet, en daar blijft en bidt totdat God u antwoordt, en weet dat u het in uw hart hebt ontvangen, dan zal er iets gaan gebeuren.

121 Ik heb de doden in de rouwkamer zien opstaan. Ik heb de blinde ogen geopend zien worden, de dove oren geopend worden. Ik heb hopeloze kankergevallen gezien, met kwaadaardige kankergezwellen, en melaatsheid, genezen door de kracht van de almachtige God. Omdat zij geloof hadden om te geloven dat die God, Die de belofte deed, in staat zou zijn Zijn belofte te houden. Dat is werkelijk, echt geloof zoals Abraham had.

122 Houd daar aan vast. Blijf daarbij en bid. Niet allen maar knielen en: "God, bevrijd de arme, kleine knaap en zend hem naar huis." Daar houden we allemaal van. Maar laten we daar blijven tot er iets gebeurt. Oh! Wanneer er iets gebeurde, dan zou die zekerheid kunnen neerkomen onder dit handjevol mensen dat hier vandaag in deze gehoorzaal zit, dan zou het regelrecht hier onder ons kunnen neervallen met genoeg geloof en kracht van God, indien wij konden doorbidden tot we bij dat thuisfront geraken, tot dat absoluut neerkomt, diezelfde Vuurkolom die hier in Houston werd gefotografeerd door Ted Kippermans camera, twaalf jaar geleden. Hij is hier vanavond net zo groot als toen, om die jongen te bevrijden; als we het alleen maar zullen geloven, omdat Hij Dezelfde is gisteren, heden, en voor immer. Ik geloof het met heel mijn hart. Daarom ben ik hier om mijn gebed te voegen bij dat van u allen, dat God hun leven zal sparen.

123 Wanneer u dan zou kunnen doorbidden tot u een antwoord kreeg, de zekerheid kreeg zoals Washington had, zoals Johannes Markus had, zoals Daniël had, zoals Mozes had, totdat u een absoluut hebt gekregen, iets waarvan u weet dat u zich eraan kunt verankeren, dan: "Op dit absoluut zal Ik Mijn gemeente bouwen", en al de gerechtshoven in het land kunnen dat niet weerstaan. Dat is juist. Daarop!

124 Dezelfde God Die een kleine haakneuzige Jood als Paulus kon nemen, die er op uittrok om al de Christenen onder de doodstraf ter dood te brengen, en hem kon veranderen en hem een lieflijke Christen kon maken; diezelfde God leeft vanavond, Die de wet in genade kan veranderen op elk moment dat Hij van mening is om het te doen. Halleluja! Ze gaan me toch een heilige roller noemen, dus kan ik er net zo goed nu gelijk mee starten. Ik geloof die God. Amen! Jazeker.

125 Dan, Markus 11:22, wanneer u hebt doorgebeden. Hij zei: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, heb geloof in God. Ik zeg u, indien gij tot deze berg zegt: 'Word bewogen.'" Wanneer dat absoluut tot u gekomen is, wanneer u gezalfd bent met die Geest Die aan alle wetenschappelijke controle voorbijgaat, voordat er een atoom of een molecule was, Diegene Die alles in bestaan sprak, wanneer uw ziel daaraan verankerd is, kan niets het tegenhouden. Dat is juist. "Zeg tot deze berg: 'Word bewogen' en twijfel niet in uw hart, maar geloof dat wat u gezegd hebt, zal geschieden, dan kunt u hebben wat u gezegd hebt." Als dat geen absoluut is om aan vast te houden! Zeker is het dat. Jazeker, een absoluut.

126 Welnu, de natie heeft het absoluut. Uw huiselijk leven heeft een absoluut. Overal, als het ooit iets wil bereiken, moet het een absoluut hebben.

127 Wij waarderen deze procureur. Wij waarderen, o, alle andere mannen. Deze fijne veldprediker hier uit Californië met een wonderbare boodschap! En onze broeder die geprobeerd heeft het geld en van alles te nemen, om te proberen deze arme vrouw met haar kinderen te helpen om hen te bevrijden. Dat is allemaal fijn. Wij waarderen dat, en ik ben er ook voor.

128 Maar één ding gaat er bovenuit, vrienden, wanneer we deze samenkomst vanavond gaan sluiten. We moeten het verbinden aan een absoluut, een gebedssamenkomst voor het aangezicht van God, dat de bevrijding zal zenden van dezelfde Jehova God. Hij is vanavond evenveel God als toen. Halleluja! Gelooft u het? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

129 Laten we dan opstaan, en hier vanavond een gebedssamenkomst vormen tot er een absoluut plaatsvindt. Laten we onze handen opheffen naar God. Bid tot u de hemel bereikt, tot een absoluut in uw hart valt.

130 Here God, zend uw Heilige Geest neer, en zend en bevrijd daar die kinderen, Here. Ze zitten in de regionen van de schaduwen des doods. Er staat iets op het punt te gebeuren, Here, en wij bidden dat deze gebedssamenkomsten vlam zullen vatten. Ik geloof U, Here. Ik aanvaard het, en ik geloof dat U die kinderen wilt verlossen. Schenk het, almachtige God. Wij, Uw gemeente, vragen het, door Jezus Christus. Amen.