Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in eeuwigheid

Door William Marrion Branham

1 Gods zegen. Dank u, meneer. Heel fijn om hier vanavond te zijn. Ik heb met veel verwachting naar deze tijd uitgekeken. Wij zijn zes maanden geleden naar uw mooie stad gekomen, net na kerstmis, en wij verbleven hier bij u. En op een dag toen ik weg was met broeder Tony Stromei, ik... Wij kwamen op het idee dat het fijn zou zijn elkaar beter te leren kennen voordat wij moesten vertrekken. En wij dachten dat het fijn zou zijn om een kleine campagne te houden op deze plaats, om de... om allen samen te komen om een beetje gemeenschap te hebben rondom het Woord van God. En ik...

2 Veel van deze broeders heb ik ontmoet en ik bezocht enige van hun gemeenten en vond zo'n wonderbaar welkom. En ik denk dat het een erg goede zaak is dat wij elkaar deze paar avonden kunnen ontmoeten om gemeenschap te hebben rondom het Woord van God. Wij vertrouwen dat het een groot succes zal zijn tot glorie van God, en opbouwend voor de zaak waar Jezus voor stierf, dat is, dat Hij een gemeente zou hebben zonder vlek of rimpel wanneer Hij terugkomt. Nu, wij vertegenwoordigen geen bepaalde organisatie. Wij komen hier bijeen als interdenominationeel, om samen te komen met elke Christen, opdat wij deze gemeenschap met elkaar zouden kunnen hebben.

3 En wij gaan bidden voor de zieke mensen. En vaak, wanneer je het hebt over bidden voor de zieken, dan zeggen ze "een Goddelijke genezer". Nee, ik... ik geloof dat er slechts Eén is, en dat is Christus. Wij... Soms spelden ze je dat op – een Goddelijke genezer – omdat je bidt voor de zieken. Maar ik geloof net zo min dat bidden voor de zieken je een Goddelijke genezer maakt, dan dat het je een Goddelijke redder maakt wanneer je bidt voor de verlorenen. Dus weten wij dat wij geen Goddelijke redder of Goddelijke genezer kunnen zijn.

4 Wij geloven dat al deze grote voordelen die wij vandaag genieten in deze christelijke economie die wij hebben, allemaal gekocht werden op Golgotha door de Zoon van God, Jezus Christus. Wij geloven dat "Hij verwond werd door onze overtredingen. Hij werd verbrijzeld om onze ongerechtigheden. De straf voor onze vrede was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden." Het is allemaal verleden tijd. Het is iets wat God voor ons deed op Golgotha. En als Christenen hebben wij het recht om te genieten van deze zegeningen die Hij voor ons gekocht heeft.

5 Dus daarom, geen mens kan een ander redden. Als dat zo was geweest, had Jezus niet hoeven sterven. Maar toen Jezus stierf op Golgotha, rekende Hij voorgoed af met het zondevraagstuk. En ieder mens, elk schepsel op aarde, werd precies op de minuut dat Hij stierf, gered. Iedere... De prijs was helemaal betaald. Het was zozeer voldaan dat God bevestigde dat het waar was.

6 Nu, het enige wat wij moeten doen is dit te ontvangen, het te accepteren, het te geloven en aan te nemen. Maar het doet er niet toe hoeveel Hij stierf voor onze redding, wij... wij moeten het zelf aannemen als onze eigen persoonlijke ervaring, ons eigen verlangen. Wij moeten gered willen worden en geloven dat wij op basis van Zijn vergoten bloed gered zijn, nadat wij aan de vereisten van de Bijbel voldaan hebben.

7 Ik geloof in de Bijbel, dat het de volle openbaring van Jezus Christus is. Nu ik geloof dat God dingen kan doen die niet geschreven staan in de Bijbel, omdat Hij God is. Maar zolang wij het in de Bijbel kunnen vinden, als een belofte, weten wij dat het waar is, want het Woord is altijd waar. En daarom geloven wij dat Hij Zijn belofte houdt.

8 Ik geloof dat Hij almachtig is. Ik geloof dat Hij oneindig is. Oneindig zijnde, wist Hij alle dingen. Hij weet alle dingen. Een miljoen jaren voordat er een wereld was, wist Hij dat wij hier vanavond zouden zitten. Als dat niet zo is, is Hij niet oneindig. En als Hij... en als hij niet oneindig is, dan is Hij God niet.

9 Dus wij geloven dat het Woord, deze Bijbel, het Woord van God is, en dat u daarom uw ziel kunt ophangen aan elke fase ervan. Dat is de enige manier dat u geloof kunt hebben, door te geloven dat u hebt... Geloof moet ergens een ankerplaats hebben, en het moet verankerd zijn op een plaats. En niets kan meer solide zijn dan het Woord van God, omdat het Woord God is. Dat is wat de Bijbel leert. Daarom, wanneer God hierin iets zegt, kan een gelovige het bevestigen met een "amen", alles wat Hij zegt.

10 Nu, omdat Hij oneindig is, almachtig, alomtegenwoordig, kan Hij niet het een zijn zonder het ander, en om God te zijn moet Hij alles zijn.

11 Nu daarom, eindig als wij zijn, kunnen wij dit jaar aan iets werken en denken dat wij het volmaakt hebben gedaan. Volgend jaar, of misschien morgen, moeten wij onze gedachten veranderen. Het is anders. Wij hebben iets beters gevonden, want wij, wij zijn eindig.

12 Maar Hij is oneindig. Dus wanneer Hij een woord zegt, is het voor altijd zo. Het kan nooit verbeterd worden. Het kan nooit teruggenomen worden. Wanneer God op het toneel werd geroepen voor een bepaalde zaak, moet Hij – zoals Hij de eerste keer op dat toneel handelde – zo moet Hij steeds op dezelfde manier handelen wanneer Hij weer op het toneel geroepen wordt.

13 Want als Hij anders zou handelen dan de eerste keer, dan zou er iets verkeerd zijn. Zie? Hij... Het zou niet volmaakt zijn. Zie? Daarom zou Hij de eerste keer verkeerd gehandeld hebben, als Hij de tweede keer anders gehandeld had dan de eerste keer.

14 Daarom, toen God een middel maakte voor de mens om gered te worden, in de Hof van Eden, toen... Hij... Ze probeerden Zijn middel gedurende zesduizend jaar te verbeteren, maar ze kunnen het zelfs niet benaderen. Hij maakte het op de basis van het vergoten bloed van een onschuldig slachtoffer en Hij heeft het nooit veranderd. Wij hebben geprobeerd mensen te onderwijzen tot Christus. Wij hebben geprobeerd hen als een denominatielid tot Christus te brengen. Wij hebben allerlei systemen geprobeerd, maar ze faalden alle. Er is maar één plaats waar de mensen elkaar kunnen ontmoeten op een gemeenschappelijke plaats, en van aanbidding, en dat is onder het vergoten bloed van Jezus Christus. Het was zo van den beginne, omdat Hij het niet kan veranderen. Het is altijd het bloed, het bloed.

15 En vandaag, wanneer wij denken dat wij anders zijn dan die andere persoon, enzovoort, werkt het gewoon niet. Wij moeten nog steeds die basis van het vergoten bloed aannemen. En daarom, wanneer God op het toneel werd geroepen om iemand te genezen, genas Hij iemand op basis van zijn geloof. En wanneer Hij weer op het toneel wordt geroepen, zal Hij de volgende persoon op dezelfde wijze genezen, anders handelde Hij verkeerd. Als God ooit iemand genas omdat hij geloofde, en dan de volgende persoon roept met hetzelfde soort geloof, is God verplicht hetzelfde te doen voor de volgende persoon. Zo niet, dan is Hij een aanziener des persoons, en handelde verkeerd in de eerste plaats. Dus, ziet u, terug naar het Woord. Ik geloof het met mijn hele hart.

16 Nu verwachten wij dat God grote dingen voor ons zal doen. En wij willen zien dat er, wanneer wij vertrekken, een zegen achterblijft in deze stad. En ik weet dat u een zegen zult zijn voor mij, want waar twee of drie in Zijn Naam vergaderd zijn, beloofde Hij daar te zijn. Nu, als dat niet zo is, dan zijn wij allen verloren en is de Bijbel verkeerd. Dat maakt Jezus Christus hier nu. Als dat niet zo is, wat prediken wij dan, wat geloven wij? Zie? Hij is hier. "Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, ben Ik in hun midden." Nu, wij moeten dan handelen, en geloven, en geloven dat Hij hier is, en handelen alsof Hij hier is. En vergeet niet dat Hij ook over ons waakt nadat wij van hier zijn weggegaan.

17 En wij vertrouwen erop dat iedere ongeredde persoon gered zal zijn tijdens deze campagne. Wij vertrouwen erop dat er geen lege stoel zal zijn in elk van deze gemeenten die hier vertegenwoordigd zijn, van nu af aan. En ik vertrouw erop dat er een ouderwetse, door God gezonden opwekking zal uitbreken hier door Tucson, die duizenden zielen zal zenden in het Koninkrijk van God. Ik geloof dat dat de wil van God is. Dat is Zijn verlangen vanavond.

18 En er is geen enkele persoon die het zelf kan doen. Daar zijn wij allen samen voor nodig, om samen te werken, samen te bidden, samen te staan in eenheid, in de Geest. En bid hiervoor. Broeders vertelden mij dat de gemeenten voorafgaand aan deze samenkomst gebedssamenkomsten hadden gehouden. En ik ben daar zo dankbaar voor. Het zal... Wanneer u op die manier samenkomt om te bidden, verandert het de hele atmosfeer, wanneer wij bidden.

19 Nu, wij zullen niet proberen u elke avond lang te houden omdat ik weet dat u moet vertrekken om naar uw werk te gaan. Dus zullen wij elke avond proberen u vroeg te laten gaan, zodat u de volgende avond kunt terugkomen. En dit is maar een klein bezoek waarin wij samenkomen. En wij hebben alleen maar de vier avonden, geloof ik. Het is, geloof ik... dat is juist, woensdag, donderdag en vrijdag. Ja, in orde, vier avonden. En dan eindigen wij hier in deze zelfde aula voor een Zakenlieden ontbijt, zaterdagmorgen, waarvoor het publiek is uitgenodigd.

20 Nu, ik ben geen vreemde. Ik voel mij niet als vreemde onder u. Ik ben... ik ben uw broeder. En ik hoop dat u hetzelfde voelt ten opzichte van mij. En nu, voordat wij het Woord benaderen, laten wij de Auteur van het Woord benaderen, terwijl wij voor een moment onze hoofden buigen voor gebed.

21 Almachtige God, de Vader van onze Here Jezus Christus, Die Hem heeft opgewekt uit de dood en Hem al deze jaren levend heeft gehouden. En Hij is levend en regeert voor eeuwig in ons hart vanavond, de leiding nemend om ons te leiden en ons te gidsen. Mogen wij ons allen overgeven aan Zijn Goddelijke wil, dat Hij ons moge leiden op de weg die Hij wil dat wij gaan.

22 Wij willen U danken, Vader, voor deze wonderbare gelegenheid om de Here Jezus Christus voor te stellen als de grote machtige Geneesheer, de grote Redder van mensen, Degene Die elk verlangend hart bevredigt, gezondheid geeft aan de zieken, redding aan de verlorenen, de komende Koning voor de heiligen. O God, inspireer ons allen vanavond.

23 Ik dank U voor deze mannen, deze herders van de kuddes van deze stad, deze prediker broeders die hun kleine buitenposten hebben door de hele stad, waar zij zich steeds uitstrekken naar de Geest van God om Hem te voelen binnenkomen op de golven van de... van de Heilige Geest, of Hij in hun midden beweegt om hun te vertellen wat zij moeten doen, hoe zij de schapen moeten leiden. En vanavond lijkt het erop, Here, dat toen de Boodschap door deze golven naar beneden stroomde, dat zij er allen mee instemden dat we bijeen moeten komen in deze dienst. Nu, kom, Here Jezus.

24 Wij danken U voor de Ramada Inn en voor zijn open armen om het Evangelie te ontvangen, ons hier te laten komen om te aanbidden in dit airconditioned gebouw. Vader, God, wij bidden dat er geen verloren persoon dit gebouw zal verlaten zonder gered te zijn. Sta het toe, Here. Moge de... als de leiding van dit gebouw, in dit grote Ramada, niet gered is, bidden wij, God, dat U ze wilt redden.

25 Genees de ziekte hier rondom. Moge het zo zijn dat mensen zullen binnenlopen in dit auditorium en huilen onder de kracht van de Heilige Geest. Sta het toe, Here. Wij verlangen naar deze dingen. En wij geloven dat het Uw Goddelijke wil is het nu aan ons te openbaren, en ons Uw tegenwoordigheid te laten zien, dat U hier bent, en voor altijd leeft en met ons bent in alle eeuwigheid.

26 Zegen ons wanneer wij onze zwakke inspanning aanwenden. Moge de Heilige Geest binnenkomen. En mogen wij niet onze eigen gedachten denken, maar mogen wij ons begrip openen voor de grote zalving van Zijn tegenwoordigheid, opdat wij Zijn gezindheid mogen kennen, om te vervullen wat geschreven staat in de Schrift: "Laat de gezindheid die in Christus was in u zijn."

27 Zegen ons, onze Vader. En wanneer wij de dienst vanavond verlaten, mogen wij zeggen als wij naar onze huizen gaan: "Brandden onze harten niet in ons, toen Hij tot ons sprak langs de weg?" zoals het lang geleden op een dag gebeurde bij de eerste getuigen van de opstanding, toen Kleopas en zijn vriend terugkeerden van de stad. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

28 Veel mensen zijn geneigd Schriftplaatsten te nemen waar de evangelist uit zou lezen. En ik wil vanavond gewoon een paar verzen van de Schrift nemen en proberen ze uit te leggen op mijn nederige wijze, opdat u Jezus Christus mag zien. Ik wil dat u nu met mij het boek van Johannes opslaat, het twaalfde hoofdstuk en het twintigste vers, als u mij wilt volgen als wij lezen. Johannes 20, of... Johannes 12:20 en 21.

     En er waren sommige Grieken uit hen, die opgekomen waren, opdat zij op het feest zouden aanbidden;
     Dezen dan gingen tot Filippus, die van Bethsaïda in Galiléa was, en baden hem, zeggende: Heer, wij wilden Jezus wel zien.

29 En dan in het boek Hebreeën, het dertiende hoofdstuk en het achtste vers.

     Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in eeuwigheid.

30 Ik wens dit te nemen als tekst: Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in eeuwigheid.

31 Ik bezocht een kerk op zondagavond, hier in de stad, een van uw fijne gemeenten. En ik heb hier geprobeerd er zoveel als ik kon te bezoeken sinds wij in de stad zijn, en we ondervonden geweldige gemeenschap en welkom bij de Assemblies of God, de Baptisten, en de Anderson Gemeente van God, en vele meer die ik bezocht heb. En in deze gemeente, op de achterkant van de kansel, stond het Schriftgedeelte – als een Bijbel – geschreven: "Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde, en in eeuwigheid." Dat is een soort thema van mij geweest in de campagnes dat ik graag gebruikte, omdat ik geloof dat het hele Boek de openbaring is van Jezus Christus en dat Hij Dezelfde is gisteren, heden en in eeuwigheid. En dan voor...

32 Mijn achtergrond wil ik bouwen op: "Heren, wij wilden Jezus wel zien." En ik geloof, vanavond, dat elke man en vrouw hierbinnen vrijelijk zou voelen dat deze Grieken de gevoelens van ons allen uitdrukten. Want zij hadden gehoord over Jezus, en nu wilden zij Hem zien. Ik geloof dat er geen mens is die het wonderbare verhaal van Jezus Christus kan horen, die niet in zijn hart verlangt om Hem te kunnen zien. Dat is de... de... dat is het verlangen van de gelovige, om Hem te zien. En het maakt mij niet uit of Hij kort of lang is, of wat Hij ook is. Ik houd van Hem. Ik wil Hem zien. En Degene Die mij gered heeft en voor mij gedaan heeft wat Hij deed, ik... ik verlang Hem te zien.

33 Nu, er bestaat geen twijfel dat deze Grieken proselieten waren voor het Joodse geloof, omdat we zien dat het het feest van het Pascha was, waarin het paaslam gedood werd, en deze Grieken bevonden zich onder hen. Nu, de Grieken waren een zeer hoog getalenteerd volk. Zij leidden de wereld in kunst. En zij waren hoog opgeleid in de wetenschap. En ze waren voorname mensen. En ze waren geleerd; ze lazen vele boeken. En nog iets, ze moeten ergens houvast op hebben gekregen; datgene in het menselijk hart wat verlangt om iets te vinden wat die grote dorst, die in een menselijk hart komt, lest.

34 Hebt u er ooit aan gedacht waarom iemand verkeerd zou willen doen? Het is omdat hij probeert die dorst die God in zijn hart heeft gelegd te bevredigen, om te dorsten naar Hem. En dan probeert hij het te bevredigen met de dingen van de wereld. Het zal nooit bevredigd worden totdat het gelest wordt door God Zelf, tot Hij kan binnenkomen en dat grote verlangen en die dorst in het menselijk hart kan bevredigen. Er is eenvoudig een bepaalde ruimte in een mens die niet opgevuld kan worden. Niets kan die plaats innemen totdat God Zijn juiste positie inneemt in het menselijk hart.

35 En deze Grieken hadden gehoord – en hadden ongetwijfeld het Oude Testament gelezen – en zij hadden gehoord van de komende Messias en wat Hij zou zijn wanneer Hij zou komen. En zij hadden ernaar verlangd te zien wat God zou zijn wanneer Hij gemanifesteerd zou worden in het vlees, hoe een Man eruit zou zien Die in zo'n mate gevuld zou zijn dat de volheid van de Godheid in Hem zou zijn. "Wat zou Hij zijn?" En zij hadden over Jezus gehoord, Die beweerde die Persoon te zijn, de Messias.

36 Want de Joden hadden duizenden jaren uitgekeken naar deze Komende, waar God Zelf tot mens gemaakt zou worden in de vorm van Zijn Zoon om te bloeden en te sterven. Want er was geen mens die kon sterven voor de ander; omdat wij allen samen schuldig waren. Een mens kon de ander niet redden.

37 En er moest een Man zijn Die waardig was. In de oude wetten – die de predikers kennen – als een bloedverwant verlosser. Het moest... Hij, God, moest een Bloedverwant van ons worden. En Hij verruilde Zijn tent en kwam neer, eerst God zijnde, de grote Jehova; en werd vleesgemaakt in de vorm van Zijn Zoon, opdat God gemanifesteerd mocht worden. En waardig zijnde, en een Bloedverwant van ons, opdat Hij mocht sterven om onze zonden weg te nemen, om Zijn eigen schepping te redden.

38 O, het verhaal is zo geweldig! Er is geen manier om het te benaderen, het te doorgronden, hoe je het moet uitdrukken. Er is geen... Het is niet met de menselijke tong uit te drukken wat voor liefde dat is, dat God naar beneden zou komen, de Schepper, om Zijn eigen schepping te redden.

39 Nu, wij vinden dat deze Grieken dorstten. Zij hadden gehoord. "Geloof is uit het gehoor, en het gehoor door het Woord." De Bijbel zei het. Hebreeën zegt: "Geloof is uit het gehoor, en het gehoor door het Woord van God." [Romeinen 10:17 – Vert] Nu, zij hadden gehoord dat er een Messias zou komen, dus toen kwamen zij om het te zien. Zij kwamen om deze Persoon te zien, Die de Messias moest zijn; van Wie, onder het volk, werd geloofd dat Hij die Messias was.

40 Nu, dat is dezelfde positie als waarin wij ons vanavond bevinden. Wij hebben gehoord over God; wij hebben geleerd over God. Door de jaren heen hebben wij kerken gehad, grote kerken, grote mannen, grote evangelisten. Maar ik geloof dat wij in de schaduw van de komst van de Here Jezus leven. Want deze gemeente is gekomen van rechtvaardiging onder Luther, heiliging onder Wesley, in de doop van de Heilige Geest, en komt tot de volmaakte gemeente zonder vlek of rimpel. Opdat God door die gemeente al de bloed gewassen heiligen terug mocht verlossen, en ze – van alle tijdperken – meenemen naar huis. En wij zijn de... Wij worden meer Christus-gelijkvormig, en steeds meer in de minderheid.

41 Nu zien wij dat deze mannen hongerden, zij kwamen om te zien hoe deze Man eruit zag. En zij stelden de vraag: "Heren, wij zouden Jezus willen zien." Nu zij hadden over Hem gehoord, hadden anderen over Hem horen spreken, hadden over Hem gelezen in de Bijbel, maar zij wilden Hem zien.

42 Nu naar mijn tekst, de Bijbel zegt: "Hij is Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid." Toen dan deze mannen verlangden om Hem te zien, maakte God een weg zodat hun verwachting bevredigd kon worden; Hij maakte een weg dat zij Hem konden zien door een van Zijn dienstknechten. Nu, als Hij Dezelfde is gisteren, heden en in eeuwigheid, en wij hetzelfde oprechte verlangen hebben om Hem te zien, is Hij dan niet verplicht Zichzelf aan ons te tonen? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Nu, dat is een hele grote bewering. Want als de Bijbel niet juist is, waar zijn wij dan aan toe? Zie? Maar de Bijbel zegt dat Hij Dezelfde is. En als Hij... Hij kan niet slechts Dezelfde zijn in sommige opzichten. Hij moet Dezelfde zijn in alle opzichten die Hij ooit was. Hij zegt: "Hij is Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid."

43 En deze Grieken wilden Hem zien, omdat geloof was gekomen door het horen. En zij kwamen en werden bevredigd. Gingen weg, wetend dat dit de Messias was. Nu, als wij vanavond verlangend zijn om deze Ene te zien Die...

44 Wij gaan naar de kerk, of wij ons zo voelen of niet; en waar onze gemeente is, daar betalen we onze tienden. Is het voor een mythe? Is het alleen voor een gebouw waarvoor wij betalen? Is deze man, die onze herder is, slechts een vertolker van iets wat niets te betekenen heeft? Is het christelijk geloof net als Griekse mythologie of Romeinse mythologie, of zoiets, is het alleen een verdichtsel? Of is het een werkelijkheid?

45 Nu, wat mij betreft, deze Bijbel is juist of verkeerd. Of ieder woord is waar, of geen ervan is waar. Zie? En nu, als Hij deze belofte deed, dan zijn het niet u en ik die verplicht zijn aan deze belofte. Het zijn niet u en ik die verplicht zijn deze belofte te bewijzen. Hij is Degene Die deze verplichting heeft, omdat Hij Degene was Die het zei. Juist. Wij herhalen alleen wat Hij zei, dat "Hij Dezelfde is gisteren, heden en in eeuwigheid". En hier is...

46 Hoevelen hier zouden Hem willen zien? Alleen... alleen bij wijze van spreken, steek uw hand op. Zeg: "Ik... ik zou willen..." [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Nu, er waren daar twee, slechts twee die Hem wilden zien, en hier zijn er twee- of driehonderd die Hem zouden willen zien. Wel, dan, waarom kunnen wij Hem niet zien, als Hij Dezelfde is gisteren, heden en in eeuwigheid? Nu, dat is de wijze waarop wij er naar willen kijken. Het is of de Waarheid of het is niet de Waarheid. En daarom drukte ik het de eerste keer zo uit. Deze Bijbel is of de Waarheid of het is niet de Waarheid. Daarom, wanneer de Bijbel iets zegt, kunt u zich er precies aan vasthouden, want God is het verplicht aan dit Woord, want Hij is Degene Die de belofte deed. God zei het zo, in orde, het is zo.

47 Nu, het zal ervan afhangen waar u naar uitkijkt. U krijgt gewoonlijk datgene waar u naar uitkijkt. Ik wil dat u dat onthoudt. Nu, als u God wilt zien, kan God gezien worden. Als u God wilt horen, kan God gehoord worden. Precies zoals Hij gisteren was, zo is Hij vandaag. Hij verandert niet. Nu, dat doet mij denken aan een kort verhaal, dat toch waar is.

48 Ik woon in Indiana, mijn geboorteplaats. Ik ben een Kentuckiër van geboorte. En wij woonden bij de Ohio rivier. Op één dag stroomt daar genoeg water voorbij om heel Arizona vol te planten met sla. Miljoenen liters water stromen langs die dam naar beneden, en het ziet ernaar uit dat wij het op een of andere manier voorbij kunnen laten gaan. Wij hebben daar meer dan wij nodig hebben. Het is bijna een moeras. En u hebt het water hier nodig. Maar het zal er zijn, op een dag, in dat grote millennium dat komende is, wanneer zonde van de aarde weggenomen is en die dingen in orde zullen zijn.

49 Er was een oude visser die bij die rivier woonde. Hij was een diaken in mijn gemeente. Zijn naam was Wisehart, een heel fijne oude man. En er was een zekere zondagsschool in onze stad, een fijne gemeente, een fijne grote internationaal bekende denominatie, een gemeenschap, een fijne voorganger, en fijne mensen. En er was een zekere familie in onze stad die naar deze gemeente toeging. En er was een kleine jongen in deze familie die op een dag heel enthousiast raakte, nadat hij zoveel vertellingen met flanelplaten, enzovoort, had gehoord, dat hij tegen zijn moeder zei: "Mama, als God een grote God is, zoals u zegt dat Hij is, kan iedereen Hem dan zien?"

50 En ze zei: "Zoon, je zou het je zondagsschoollerares moeten vragen. Moeder is niet in staat je dat te vertellen."

51 Dus ging hij naar de zondagsschoollerares en hij zei: "Juf, ik zou u graag iets willen vragen. U vertelt mij over die grote God," zei, "Die zo groot is. Hij opende de Rode Zee voor de Israëlieten. En Hij laat de zon schijnen, en Hij draait de aarde perfect op tijd in haar baan, enzovoort." Zei: "Kan iedereen Hem zien?"

52 Ze zei: "Dat is te diep voor mij. Je zal het je voorganger moeten vragen."

53 Dus ging hij naar de voorganger en hij zei: "Voorganger, kan iedereen God zien?" Zei: "Hij is zo groot. Ik hoor u spreken over Hem, van de kansel, vertellend hoe groot Hij is." Zei: "Kan iedereen Hem zien?"

54 Zei: "Nee, zoon. Niemand kan Hem zien," zei, "omdat je God gewoon niet kan zien. Dat is alles. We moeten het gewoon geloven."

55 Wel, het kereltje, het voldeed niet. Dus hij, op een dag was hij met de oude broeder, visser, op de rivier. En zij waren naar wat men noemt Zesmijl eiland gegaan. Het is zes mijl (een eiland) van Louisville vandaan, Kentucky, naar dit eiland. Zij hadden daar gevist en ze hadden een goede visvangst gedaan. En op de weg terug stak er een storm op. En wij hebben daar veel stormen in die vochtige streek, bliksem en donder, en zware regenbuien. En dus, na de... Zij moesten aan land gaan en achter de bomen schuilen.

56 En toen het onweer voorbij was, gingen zij terug in hun boot en gingen op weg. Het was in de avondtijd, of de namiddag eerder, en de zon ging hier ergens in Tucson onder. Ze reflecteerde haar licht in de lucht, en er verscheen een regenboog aan de oostelijke horizon. En de oude visser roeide zijn boot met zijn roeiriemen. En alles was fris, de regen had het stof weggewassen, en dat is een lieflijke tijd. En alleen iemand die het roeien gewend is, kan het ritme van het aantippen met de peddels waarderen, als de boot gaandeweg door het water glijdt. Zijn witte baard hing naar beneden, en hij bleef kijken naar die regenboog.

57 En de kleine jongen, enthousiast, keek rond om te zien waar die oude man naar keek. En hij bemerkte dat bij de oude visser de kristallen tranen van zijn witte baard druppelden. En de kleine jongen die in de boeg van de boot zat, werd zo enthousiast dat hij naar de achtersteven van de boot rende en tot die oude visser zei: "Meneer, ik ga u een vraag stellen die mijn moeder, noch mijn zondagsschooljuf, noch mijn voorganger kon beantwoorden, mijn verlangen om iets te weten."

     Hij zei: "Wat is het, zoon?"

     Hij zei: "Kan iedereen God zien?"

58 En de oude visser, zo overweldigd door zijn... de vraag van het kereltje, trok de roeiriemen in de boot, en sloeg zijn armen om de kleine jongen heen. En de tranen liepen langs zijn wangen. Hij zei: "God zegene jouw kleine hart, schat. Alles wat ik de afgelopen vijftig jaar gezien heb, is God geweest." Ja. Zie?

59 Je kunt zoveel van God krijgen aan de binnenkant, dat je Hem overal kunt zien waar je kijkt. Zie? Maar tot je dat verlangen hebt om Hem te zien, zul je Hem niet zien. Je kunt Hem zien in de zonsondergang. Je kunt Hem horen in de roep van de vogel. Je kunt Hem overal gadeslaan. Hij is aan elke kant. Maar die oude man had zoveel van God in zich, dat hij God overal kon zien. En ik denk dat dat de wijze is waarop wij naar God behoorden te kijken, en dan kunnen wij God overal zien waar wij kijken.

60 Maar nu gaan we terug naar "Jezus Christus, Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid". Nu, hoe zouden we... hoe zouden we het weten?

     Als ik zou zeggen: "De Methodisten, gelooft u dat?"

     Zij zouden zeggen: "Amen."

     En als ik zei: "Baptisten, gelooft u dat?"

     "Amen."

61 "Pinkstermensen, Gemeente van God, enzovoort, gelooft u dat?"

62 "Amen. Wij geloven het." En ik ben blij dat u dat doet. Ik geloof het ook.

63 Maar nu, wat als wij de stad rondgingen om Jezus Christus te vinden, naar welk type persoon zouden wij uitkijken? Nu, Hij beloofde met ons te zijn vanavond. Nu, als dat niet zo is, dan is het Woord niet zo.

64 U zegt: "Wel, dat is niet juist geïnspireerd." Dan is voor mij de rest ervan niet geïnspireerd. Ik weet niet wat wel of wat niet geïnspireerd is, als het niet allemaal de waarheid is. Zie? Ik kan het niet uitkiezen.

65 Het is precies het gehele Woord van God. En nu... nu, Hij beloofde dat Hij precies hier zou zijn vanavond, "waar twee of drie zich vergaderen". Gelooft u dat? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dank u.

66 Nu, dan, als Hij er is, naar welk type persoon zouden wij uitkijken, wanneer wij naar Hem gingen zoeken? Zouden wij proberen een man te vinden die een mantel om heeft, met lang haar en baard? Zou dat, kan dat Jezus zijn? Gewoon iedereen zou een mantel kunnen dragen en lang haar hebben en een baard. Iedere bedrieger kan dat doen. Er zijn vele mannen die vanavond een mantel dragen en niets meer over God weten dan de Hottentot zou weten over een Egyptische nacht. Dat is juist, maar dat is het niet waarnaar wij zouden uitkijken. Maar wij willen geen hoogwaardigheidsbekleder zien, omdat Hij dat niet was.

67 Waar zouden wij naar uitkijken, naar spijkerwonden of afdrukken van doornen? Elke nabootser kan zichzelf zo kleden. Het zou Hem nog steeds niet zijn.

68 En hoe weten wij dat Hij een mantel om had, en hoe Hij gekleed was? Wij weten het slechts...

69 Zou Hij eruit zien als de plaatjes die wij zien, het schilderij van een schilder? Nee. Dat is het psychologische schilderij van iemands opvatting hoe Christus eruit zou zien. En als we daar op af zouden moeten gaan, welke zou dan de juiste zijn? Daar heb je Hofmann, Sallman, en hoeveel meer, allemaal verschillende beschrijvingen van Hem, dus je zou een beetje verward raken hoe Hij eruit zou zien. Zou Hij eruit zien als Hofmanns schilderij van Hem, of Sallman, of een van de anderen? Wij weten het niet. Als Hofmann juist is, dan is Sallman verkeerd. Zie? Is Sallman juist, dan is Hofmann verkeerd, en kijk, je zou niet weten waar je naar moest zoeken.

70 Maar hoe zouden wij Hem identificeren? Wel, wij zouden Hem identificeren op dezelfde manier als hoe Hij Zich in het begin identificeerde, juist, door Zijn werken, door wat Hij deed. "Als Ik niet de werken doe van Mijn Vader," zei Hij, "geloof Mij dan niet. Maar als Ik de werken doe, hoewel u niet gelooft, geloof de werken, want die zijn het die van Mij getuigen. Zij vertellen wat Ik ben." Wij zouden dan moeten uitvinden wat Hem manifesteerde. Wat Jezus Christus gisteren identificeerde, zou hetzelfde moeten zijn als wat Hem vandaag zou moeten identificeren.

71 Nu, wij Methodisten zouden denken dat onze kerken Hem zouden identificeren. Wij zouden dat denken. Onze... Wij Baptisten zouden denken dat onze kerken Hem zouden identificeren. En wij Pinkstermensen... Zie? "Ik ben het helemaal." Zie? Dat, zo zouden we zijn. Wij denken dat de onze Hem zou identificeren.

72 Het herinnert mij eraan, dat ik in Little Rock, Arkansas, was. Er kunnen hier sommigen van mijn fijne Arkansas vrienden zijn. Zij... Op een avond, bij het Robinson Memorial Auditorium, was er een bedelaar die op straat zat, hij had krukken, en hij verkocht potloden. En hij werd genezen. En de volgende dag liep hij rond, met deze krukken op zijn schouder, getuigend. En hij zat boven op het derde balkon, en hij nam daar gewoon de hele verdieping in beslag. En wij konden nauwelijks prediken door het lawaai. En hij schreeuwde en ging tekeer; hij was overal op en neer door de straten gegaan, in elke zaak getuigend; en hij zat daar op de hoek. En hij werd eruit geroepen in het gehoor, en de Here Jezus genas hem.

73 En hij zei dus: "Ik wil u een vraag stellen, broeder Branham."

     Ik zei: "Wat is het, meneer?"

74 Hij zei: "Weet u..." Hij was een Nazarener. Hij zei: "Ik hoorde u prediken en ik dacht dat u een Nazarener was." En zei: "Ik heb zoveel Pinkstermensen in de buurt gezien, en iemand vertelde mij dat u een Pinksterman was." En zei: "Toen hoorde ik iemand zeggen dat u behoorde tot de Zendings-Baptistenkerk." Zei: "Wat is het nu?" Ik zei: "Het is allemaal waar. Ik ben een Pinkster-Nazarener-Baptist."

75 Dus, dat, dat is... dat is het. Zie? Wij zijn geboren uit de Geest van God. Dan zijn wij broeders en zusters in Christus, en deze merken betekenen niets.

76 Ik was gewoon runderen te hoeden, en hier boven waar ik werkte op een boerderij, en ginds in Colorado. En de Hereford Associatie graast daar in de vallei bij de Troublesome Rivier. En wij hadden een hek waar de herders hun vee indrijven. De ranger staat daar, dat vee tellend als ze daar doorheen gaan. Ik heb daar vele keren gestaan, met mijn been over de hoorn van het zadel, kijkend naar de rangers. Nu, er zijn allerlei soorten brandmerken die daar doorheen gaan. Elk brandmerk in de vallei gaat er doorheen. De ranger lette niet op het brandmerk, maar hij keek naar het bloedlabel. Nu, dat bloedlabel betekende dat dat een volbloed Hereford moest zijn, anders kon hij niet in die vallei grazen. Hij kon niet naar binnen zonder dat bloedlabel.

77 Ik zat daar op een dag te denken. Ik begon te schreeuwen. Ik zei: "Weet je, dat is de wijze waarop het zal zijn op de dag van het oordeel. Hij gaat niet kijken welk brandmerk zij hebben, maar of wij het bloedlabel hebben. Dat is de zaak." Wanneer Hij het bloed ziet, mogen wij naar binnen gaan. Dat is alles. Zie? En onze brandmerken zullen lang vergeten zijn tegen die tijd. Dat is juist. En ik ben daar zo blij om. Het is waar. Nu, wat...

78 Nu, als wij kunnen zien hoe Hij Zich gisteren identificeerde, dan zouden wij weten hoe Hij vandaag zou zijn, omdat Hij Zich vandaag als Dezelfde zou identificeren als gisteren. Is dat waar? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dan zou Hij de werken van God doen. Nu, Hij zou niet gekleed zijn...

79 Hij zou geen bepaalde opleiding hebben. Wij hebben geen gegevens van Hem dat Hij naar school ging. En Hij zou niet een bepaalde uitnemende spreker zijn, omdat wij zien dat Zijn taal zo... zo armzalig was, dat het gewone volk Hem graag hoorde. Zie? Dus Hij zou gewoon een Man zijn.

80 Maar wat Hem zou identificeren, zou de identificatie zijn van wat de Schrift zegt dat Hij zou zijn. En dat is hoe wij Hem zouden moeten identificeren. En dat is de wijze hoe Hij toen werd geïdentificeerd, omdat Hij geen spectaculaire Man was in een bepaald soort kleding. Hij had geen organisatie waar Hij Zich op beroemde. Hij had geen... geen geloofsbrieven van een bepaalde gemeenschap zodat Hij kon zeggen: "Ik behoor tot de grootste", of... Zie? Hij had alleen de werken Gods die waren bewezen en waarover gesproken werd: die zouden Hem identificeren. En dat waren Zijn geloofsbrieven. Die waren van Hem.

81 "Wie kan Mij veroordelen van zonde?" En zonde is ongeloof. Zie? "Wie van u kan Mij veroordelen? Als Ik niet juist precies heb gedaan wat Ik behoorde te doen, vertelt u Mij dan waar Ik faalde", met andere woorden. Zie? Nu, dat is de wijze hoe het vandaag geïdentificeerd zou moeten zijn.

82 Nu, laten wij dan uitzoeken hoe Hij in die dag geïdentificeerd werd. Was het door een bepaalde gemeenschap? Was het door een zekere vorm van opleiding? Was het door een zekere wetenschappelijke graad die Hij had? Of was het door een schriftuurlijk bewijs, dat Hij bewees dat Hij de Zoon van God was? "Doorzoek de Schriften," zei Hij, "want die zijn het die van Mij getuigen."

83 De Schrift is het die van Hem getuigt. Dus dat is wat Hem identificeerde: de Schrift. Gelooft u dat? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dat zal Hem dan vandaag moeten identificeren, dan zullen wij weten of wij juist zijn of niet, of Hij het was. Was Hij Dezelfde, dan zou Hij hetzelfde doen. Nu, laten wij nu nemen...

84 Wij lezen uit het Evangelie van Johannes, en laten wij het gewoon rustig nemen voor de volgende tien of vijftien minuten, en dan zien of Hij zal verschijnen en bewijzen dat Hij God is, zie, zien of Hij nog steeds leeft. Wij geloven dat Hij niet dood is. Dat is één ding.

85 Ik ben een zendeling. Ik heb bijna in elke natie onder de hemel gepredikt, zeven keer rondom. En ik heb allerlei soorten religies gezien, gestaan voor heksendokters en iedere cultus, veronderstel ik, die er is, voor zover ik weet. En toch, ieder van hen, Boeddha, Mohammed, Sikhs, Jaïns, wat het ook mag zijn, zij hebben allen een stichter, en iedere stichter is dood. Zij kunnen zijn graf aanwijzen, en daar ligt hij. Daar liggen zijn beenderen.

86 Maar bij christendom, daar is een leeg graf. Hij leeft. En de goede kant hiervan is, we... Hij bewijst dat Hij leeft. Hij, Hij is nu hier. Zie? Nu, dat is de zaak waar een Christen op kan rusten, dat wij weten dat alle andere graven vol zijn, maar aangaande deze, dit is een leeg graf. "Hij is niet hier, maar Hij is opgestaan. En wij gaan de broeders dit goede nieuws vertellen." En Hij is hier, Dezelfde gisteren, vandaag, en in eeuwigheid.

87 Nu zullen wij beginnen met het Evangelie van Johannes, wij zullen lezen uit het Evangelie van Johannes. En elk boek in de Bijbel zal dezelfde boodschap brengen. Het moet zo zijn. Als het niet zo is, is het niet schriftuurlijk.

88 Nu vinden wij hierin hoe Hij geboren werd. Hier in het eerste hoofdstuk van Johannes, we beginnen met het eerste hoofdstuk. Toen Hij geboren was... we kennen Zijn geboorte, en hoe de engel Gabriël het verkondigde; en Maria Zijn moeder; en hoe Hij was ontvangen door de Heilige Geest. En hoe, op de leeftijd van dertig jaar oud, Hij gedoopt werd door Zijn neef, Johannes; of achterneef, Johannes de Doper. En meteen werd Hij meegevoerd naar de woestijn om beproefd te worden, veertig dagen lang, daarna keerde Hij terug in de kracht van de Geest. In de kracht van de Heilige Geest keerde Hij terug tot Zijn bediening.

89 En onthoud, Hij verbood de discipelen nog om te prediken, of iets te doen, totdat zij gingen in de kracht van de Geest. Zie? "Wacht in de stad Jeruzalem totdat gij zijt bekleed met kracht van omhoog." Zie? "U zult niet naar buiten gaan totdat ú het niet bent, maar God; dat de mensen de weerkaatsing van Jezus Christus in u kunnen zien. Dan zullen de mensen geloven, dan, omdat u het niet zult zijn, Hij zal het zijn. En allen die Hij van te voren kende, zal Hij roepen." Zij zullen het zien. "Mijn schapen kennen Mijn stem." Nu, wij merken dat dan onmiddellijk op, wanneer Hij aan Zijn bediening begint. Ik ga een paar karakters noemen.

90 Ik wil dat u één ding onthoudt. Er zijn maar drie mensenrassen op aarde. O, wij hebben vele nationaliteiten, maar er zijn er slechts drie, en dat zijn de mensen van Cham, Sem en Jafeth. Dat was Jood, heiden en Samaritaan. Wij ontdekken, toen de Heilige Geest werd gegeven, dat Petrus de sleutels kreeg, hij opende het voor de... voor de Joden met Pinksteren, in Jeruzalem; voor de Samaritanen; en ook voor de heidenen in het huis van Cornelius, Handelingen 10:49. En van toen aan is het in de wereld geweest voor alle rassen. En hij had de sleutels om het voor deze rassen te openen.

91 Nu, de heidenen keken niet uit naar een Messias. Wij waren heidenen, wij Angelsaksen. Wij hadden knotsen op onze rug en aanbaden afgoden. En wij keken niet uit naar een Messias. Maar de Joden keken uit naar een Messias. En de Samaritanen keken uit naar een Messias, die half Jood en half heiden waren.

92 Nu, wij weten dat Hij alleen komt voor en Zich identificeert aan hen die naar Hem uitkijken. En zo zal het zijn bij Zijn tweede komst. De wereld zal niets over Hem weten. Hij zal gewoon komen, Zijn gemeente meenemen en vertrokken zijn, en zij die niet naar Hem uitkeken, zullen achterblijven. Hij komt alleen naar hen die naar Hem uitzien.

93 Nu, Hij kwam tot Zijn eigen ras, tot de Joden. Laten we nu kijken hoe Hij Zich identificeerde. Het eerste wat wij vinden, was Andreas hier, en Filippus. En Andreas had van Jezus gehoord. En zij gingen daarheen omdat zij discipelen van Johannes waren. En als zij nu gingen... En zij waren getuige geweest van Zijn grote werken, en zij gingen met Hem naar huis. Kwamen de volgende morgen terug, geheel overtuigd dat dat de Messias was.

94 Nu, wij ontdekken dat Andreas weggaat en zijn broer vindt, Simon, die later Petrus werd genoemd. Nu, als u de geschiedenis van Simon Petrus bestudeert, hij en Andreas kwamen uit een zeer religieus gezin, van de Farizeeën. Hun vader was een groot, trouw gelovige. Hij had zijn zoon verteld: "Nu, zonen, er zal komen een... We hebben allen door de tijden heen naar de komst van de Messias uitgekeken, sinds de oorspronkelijke belofte in de Hof van Eden. Maar nu, voordat Hij komt, zal er heel wat verwarring zijn, omdat Satan elk soort vervalsing zal rondstrooien die hij maar kan, zie, om de echte zaak te stoppen."

95 Hij doet dat altijd. Dat doet hij altijd. Maar onthoud, als u een valse dollar ziet, moet er ergens een echte dollar zijn waar hij van nagemaakt is. Wanneer u iemand de rol van huichelaar ziet spelen, herinner u slechts dat er ergens iets origineels is wat hij nabootst.

96 "Dus er bestaat geen twijfel of dat zou gebeuren. Maar", zei hij, "nu, zonen, hier is wat jullie moeten onthouden. Wij moeten de boodschap van de Bijbel geloven. En Mozes, onze dienstknecht, de dienstknecht van God die ons onze tien geboden gaf en onze wetten, hij zei dat de Here onze God een profeet onder ons zou verwekken, aan hem gelijk. En nu, wanneer de Messias komt, de Bijbel zegt dat Hij een profeet zal zijn. En jullie weten dat wij er... ons is verteld dat wij een profeet alleen ontvangen nadat hij door God geïdentificeerd is als een profeet."

97 En u bijbellezers weet allemaal dat het Woord van de Here tot de profeten komt, aan die alleen. "Het Woord kwam alleen tot de profeten." En de enige manier waardoor deze man geïdentificeerd zou worden... Er waren vierhonderd jaren voorbij gegaan. Maleachi zou de laatste profeet zijn geweest.

98 En nu zei hij: "Deze Messias, wanneer Hij komt... Er staan misschien valse messiassen op. Er kunnen allerlei dingen gebeuren. Maar wanneer Hij komt, zal God Hem identificeren. Hij zal een profeet zijn. De Bijbel zegt dat Hij een profeet zal zijn. En de Bijbel zei: 'Als er iemand onder u is die geestelijk is of een profeet, zal Ik, de Here, Mij aan hem bekend maken, tot hem spreken door visioenen, enzovoort. En als wat hij zegt komt te geschieden, hoor dan naar hem. Maar als het niet komt te geschieden, hoor dan niet naar hem.'"

99 Dat is gewoon zo eerlijk en juist als het maar... Dat is gezond verstand. Wanneer wat hij zegt juist is, moet het iedere keer juist zijn. Je kunt er niet naar raden. Het moet juist zijn. Als het juist is, moet het God zijn. En als het niet juist is, dan is het God niet. Dus dat is gewoon... En zo wisten zij dat te geloven. Alle Joden wisten dat, de ware Joden.

100 Maar in die dag was de gemeente iets geworden zoals het vandaag is: een beetje zacht, en achter geloofsbelijdenissen aan, en afgedwaald naar klasse en complicaties van de... en potten wassen. En zoals Jezus zei: "U nam uw tradities en hebt de geboden van God krachteloos gemaakt." Door hun tradities, dat is wat zij hadden gedaan, wat heel veel lijkt op vandaag, een herhaling van tijd.

101 Nu, merk dit op. Nu, toen Andreas overtuigd was dat dat de Messias was, vermeldt de Bijbel niet precies wat hij deed. Maar hij ging Petrus halen, of zijn naam was toen Simon. En hij zei: "Simon, ik wil dat je komt en deze Man hoort. De profeet beneden bij de Jordaan zei dat deze Man zou komen. En de profeet zei dat hij de Geest Gods zag, Die als een duif op Hem neerdaalde. En hij wist dat dit de Zoon van God was. Ik wil dat je komt en Hem hoort. Er is een licht, een teken dat Hem volgt."

102 Ik stel me zo voor dat Simon een beetje afkerig was om mee te gaan. Maar uiteindelijk, toen hij tot in de tegenwoordigheid van Jezus liep... Nu, denk erover nu, wij zullen de geloofsbrieven gaan ontdekken, de identificatie wat Hij was. En toen... Ik ben nog steeds in Johannes het eerste hoofdstuk. En toen Jezus Simon naar Zich toe zag komen, zei Hij: "Zie, een Israëliet." Hij sprak, en kende hem. Hij zei: "Uw naam is Simon. U bent de zoon van Jonas."

103 Dat nam de stijfheid uit hem weg. Hoe wist Hij dat zijn naam Simon was? En hoe kende Hij deze godlievende oude vader vóór hem, die hem die weg had onderwezen? Hij wist dat dat de Messias moest zijn. Het was een profeet. En onmiddellijk viel hij aan Zijn voeten. Zonder opleiding, zonder enige... enige ervaring erachter, en was zo toegewijd dat Jezus Christus hem de sleutel van het Koninkrijk gaf en hem het hoofd van de gemeente te Jeruzalem maakte. Want zodra die... Jezus identificeerde Zichzelf door te zeggen: "Uw naam is Simon, en u bent de zoon van Jonas", die zijn vader was. Dat maakte Jezus perfect die Profeet. Petrus geloofde het.

104 Nu zien wij dat er daar één stond, genaamd Nathanaël, of... Filippus, geloof ik dat het was. Filippus stond erbij en hij zag dit. Nu dan, hij was een trouwe Israëliet, en hij wist waar een broeder was met wie hij samen gestudeerd had. Nu, als u ooit in Jeruzalem bent geweest en zag waar Jezus predikte, en hoever Filippus moest gaan, het is een dagreis om de bergen heen naar waar zijn vriend Nathanaël was, die een bijbelgeleerde was. Dus hij vertrok onmiddellijk nadat hij de Waarheid gevonden had. Hij had het zien werken. Hij was overtuigd dat dat de Messias was.

105 O, als wij slechts dat enthousiasme konden hebben, als wij alleen maar datzelfde in ons konden krijgen, wanneer wij weten dat wij die Parel hebben gevonden.

106 Rond de berg ging hij. Zonder twijfel zou hij Nathanaël vinden. Komt bij zijn huis, en misschien klopte hij op de deur. En zijn vrouw zei: "Hij is... hij is buiten in de wijngaard." Hij verbouwde waarschijnlijk olijven. En hij ging naar de wijngaard. En omdat hij een Christen heer was, stoorde hij hem niet bij het bidden.

107 Hij was op zijn knieën aan het bidden. Misschien bad hij zoals dit: "Here God, Jehova, ik word oud. En ik heb uitgekeken en verlangd om de Messias te zien. Laat mij Hem zien voor ik heenga."

108 En zodra hij "amen" had gezegd en overeind kwam, stond Nathanaël op. Nu merk op, niet een heleboel tekeer gaan. Hij had een... hij had een opdracht.

109 Het punt vandaag is dat wij teveel omwegen hebben, en het doen van andere dingen. Maar laten wij tot de hoofdzaak komen. Is Hij God of is Hij God niet? Is Hij Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid, of is Hij niet Dezelfde? Is Hij... is Hij nog steeds Jezus? Is Hij opgestaan uit de doden? Is Hij opgestaan? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Als Hij het niet is, vergeet het dan. Als Hij het wel is, laten wij dan beginnen enthousiast te worden. Laten wij gevuld raken met Zijn Geest, beginnen te bidden en een samenkomst beginnen. Doe iets.

110 Merk op, hij ging recht op zijn doel af: "Kom, zie Wie wij gevonden hebben: Jezus van Nazareth, de Zoon van Jozef."

111 Nu, ik stel me voor dat deze orthodoxe man zijn kleding afsloeg, van het knielen in het stof. Zei: "Wacht eens even, Filippus. Ik kende jou als een verstandig man, maar je bent misschien ergens in verzeild geraakt, weet je. Nu, hier, wij studeren samen in de Schrift en wij weten dat... Wat zei je, Jezus van Nazareth? Nu, wil je mij vertellen dat de almachtige God naar zo'n laag-bij-de-gronds stelletje zou gaan als daarginds in Nazareth," veel erger dan Tucson, "en daarheen zou gaan, en," of Jeffersonville, waar ik vandaan kom, "helemaal daar naar die gemene stad, en daar iets uit nemen? Wel, je weet dat de hogepriester gelooft dat Hij de gangen uit de hemel zal laten neerkomen en zo regelrecht het erf op lopen, weet je. En dat is ons geleerd."

112 Maar weet u, Hij komt niet altijd op de wijze die wij denken. Zie? Hij komt zo nederig. De mensen hebben het helemaal vastgelegd op welke manier zij Hem willen laten komen. En wij lopen over nederigheid, en daar is het waar u God vindt. Wetenschappers kunnen vandaag een man de ruimte in sturen, in een baan, en ze lopen over een grasspriet waar ze niets over weten. Oh, u moet uzelf vernederen om God te kennen. U moet van uw eigen ideeën afkomen, en open slechts uw hart en leven voor Hem, dan zal Hij Zichzelf bekend maken.

113 Wel, ik kan hem horen zeggen: "Kan er iets goeds komen uit Nazareth?"

114 "Kan er iets goeds komen uit die heilige rollers, of hoe je het ook noemen wilt? Als er iets staat te gebeuren, zou het in mijn denominatie gebeuren, in de mijne. Zie? Daar zou het komen. Zie? Kan er iets goeds vandaan komen bij zo'n stel?"

115 Nu, ik denk dat Filippus hem het beste antwoord gaf dat iemand had kunnen geven. Hij zei: "Kom en zie."

116 Blijf het niet thuis bekritiseren. Kom en zoek het uit voor uzelf. Zie? Zie? Kom en zie. Breng uw Bijbel mee en onderzoek het, zie of het juist is. Dat zou iedereen moeten doen. Zie? "Kom, zie."

117 Laten wij inbreken in hun gesprek terwijl zij langs de kust van Galilea gingen en omliepen. Ik kan mij voorstellen dat ik hem dit hoor zeggen: "Herinner jij je die oude... Weet je, we hebben samen gesproken over de Bijbel. Wij hebben samen gezeten in hemelse gewesten als wij keken naar de Bijbel, en wisten dat het er op een dag zou zijn. Nu, Nathanaël, ik wil je iets vragen. Wat zal de Messias zijn wanneer Hij komt? Hoe zullen wij weten dat Hij de Messias is?"

118 Wel, Nathanaël, die een goede bijbelonderzoeker was, zei: "Wel, Hij zal een profeet zijn. Zeker, de Bijbel zei dat Hij een profeet zou zijn. In orde, zo zullen wij Hem kennen."

119 "Ken je die onwetende visser daarginds, van wie je die vis kocht die dag, die niet genoeg scholing had gehad om die bon te tekenen?"

     "Ja, die herinner ik mij, Simon, ja, de zoon van Jonas."

120 "Toen zijn broer hem had gehaald en hem had gebracht waar Hij was, stond Hij op en keek hem recht in het gezicht en zei: 'Uw naam is Simon, en u bent de zoon van Jonas.' Weet je, het zou mij niet verbazen, Nathanaël, als Hij zou zeggen: 'Uw naam is Nathanaël', wanneer je daar komt. Zie?"

121 "Ah, ik moet het zien." Weet je, zien is geloven, zelfs als je uit Missouri komt. Dus ontdekken we dat ze daar op weg gingen.

122 En zodra Nathanaël in de tegenwoordigheid van Jezus Christus kwam, wat deed Hij? Wat gebeurde er toen hij aankwam waar Jezus was? Hij zei: "Zie, een Israëliet in wie geen bedrog is."

123 Wel, dat nam zeker wat lucht uit de man en hij zei: "Rabbi," wat leraar betekent, "van waar kent Gij mij? Ik heb U nooit in mijn leven gezien. Ik woon 24 kilometer van hier aan de andere kant van de berg, en ik heb zelfs nooit van U gehoord tot gistermiddag. En nu kom ik hier en U... en U vertelt mij dat ik een Israëliet ben."

124 Nu, u zegt dat het kwam door de wijze waarop hij gekleed was. O, nee. Al de oosterlingen waren zo gekleed en hadden een baard. "U bent een Israëliet in wie geen bedrog is." Nu, wat zegt u daarvan?

     Hij zei: "Rabbi, wanneer hebt U mij ooit gezien?"

125 Hij zei: "Gisteren, toen u onder de boom zat, voordat Filippus u riep, zag Ik u." Jezus Christus is Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid. Ziet u?

126 Wat zei hij? Zijn priester zou daar gestaan mogen hebben. Er zouden daar ook heel wat critici gestaan kunnen hebben, die daar waren. Maar hij rende naar Hem toe, en hij zei: "Rabbi, Gij zijt de Zoon van God; Gij zijt de Koning van Israël." Zijn naam is onuitwisbaar vanavond. Die staat opgeschreven in het levensboek van het Lam.

127 Er waren daar natuurlijk mensen die erbij stonden die dat niet geloofden. Zeker. Zij zeiden: "Deze Man is een waarzegger. Hij is Beëlzebul." En Jezus keerde Zich om. Waarom? Zij moesten hun samenkomst iets vertellen. De werken waren gedaan. Het was daar. Dus hij zei: "Deze Man is Beëlzebul", een waarzegger, een telepaat of zoiets.

128 Jezus zei tot hen: "Spreekt u dat tegen de Zoon des mensen, het zal u vergeven worden. Maar op een dag komt de Heilige Geest, en als u spreekt... en doet hetzelfde. En wanneer u een woord daartegen spreekt, zal het u nooit vergeven worden, in deze wereld noch in de toekomende wereld." Het is onvergeeflijk. Nu, dat was de generatie waar wij nu in zijn.

129 Nu hebben wij de eerste generatie geïdentificeerd. Wij zouden er meer uit kunnen halen, maar laat ons nu verdergaan omdat wij de gebedsrij moeten starten. Daar waren de Joden, de echte orthodoxe. Echte Christenen, door God geroepen gelovigen herkennen dat nu meteen.

130 Toen ging Hij op een dag op weg naar Jericho, maar Hij moest door Samaria gaan. Vraagt u zich af waarom? Zij keken uit naar een Messias, maar wij heidenen niet.

131 Maar nu zien wij uit naar een Messias. Zie? Kijk, wij hebben twee duizend jaar gehad, zoals zij twee duizend jaar hebben gehad. Zie? Maar wij kijken al twee duizend jaar uit naar Hem. Wij hebben van Hem gehoord, maar nu kijken we er naar uit dat Hij voor de tweede keer zal komen.

132 En nu merken we op dat Hij naar Samaria moest gaan. Dat is boven op de berg. En toen Hij naar Samaria ging... Het moet rond de middag zijn geweest, dus stuurde Hij Zijn discipelen naar de stad om levensmiddelen te kopen. Uit de stad kwam een kleine vrouw.

133 Nu, als u wilt, als ik tijd had, zou ik dat kunnen uitleggen en u vertellen waarom zij op dat tijdstip van de dag kwam. Al de fatsoenlijke vrouwen moeten gezamenlijk komen. De ordinaire en de fatsoenlijke gaan niet met elkaar om. Men kan ze niet op hetzelfde moment in het openbaar aantreffen, zelfs tot op deze dag. Nu, zij was getekend, een vrouw van slechte zeden. U weet waar ik over spreek: prostitutie.

134 Nu, wij komen erachter dat zij daar rond elf uur op de dag kwam om water uit de bron te halen. En laten wij denken dat zij een zeer aantrekkelijke vrouw was, en zij had haar waterkruik op haar schouder. En het komt zo'n beetje op...

135 Ik heb ze één kruik op hun hoofd zien zetten, en één op elke heup, en lopen, pratend zoals vrouwen dat kunnen, zonder een druppel ervan te morsen. En, zij, wat een balans! Ik weet niet hoe ze dat doen. Maar, hier, voorbijgaand, en zij had deze, hij had twee handgrepen. Dan gaat zij naar de bron. Die heeft een windas, en je laat hem neer en neemt het water, dan trek je hem weer omhoog.

136 En dit was Jakobs bron, waar Jezus... net buiten de stad. Het was een publieke bron. En daar had Jakob de bron gegraven en zijn dieren laten drinken, dus had hij daar ook zelf van gedronken.

137 En dus zien wij deze vrouw komen om haar water te halen, en zij begon de kruik neer te laten. Laten wij denken dat zij dacht aan de nachten daarvoor. En zij liet, begon de windas naar beneden te draaien, terwijl zij de haken aan de armen van de kruik haakte, om die neer te laten om het water op te halen.

138 En zij hoorde een Man zeggen: "Geef Mij te drinken." En de... de bron daar, als u ooit daar was, het is als in een klein panorama, zoiets als dit hier vanavond. En er groeien druivenstruiken langs de muur. En dus zat deze Jood daar tegen de muur.

139 En zij keek daarheen en zij zag deze Jood daar tegen de muur zitten. En ze zei: "Het is niet de gewoonte dat jullie Joden iets vragen aan een Samaritaanse. Wij gaan niet met elkaar om." Anders gezegd, er was een rassenscheiding. "En wij gaan niet met elkaar om. En U bent een Man en vraagt mij, een Samaritaanse vrouw, om U drinken te brengen."

140 En Hij was een gewone Jood, Hij was niet anders gekleed. Hij was een Man. Ik geloof dat ze zeiden in het Evangelie van Johannes, hoofdstuk 6 [hoofdstuk 7 – Vert], dat Hij ongeveer tweeëndertig jaar oud was. Maar Hij zag eruit, moet er uitgezien hebben als vijftig, omdat zij zeiden: "U bent een Man niet ouder dan vijftig jaar, en toch zegt U dat U Abraham hebt gezien?"

     Hij zei: "Eer Abraham was, ben Ik."

141 [Leeg gedeelte op de band – Vert] "... niet, kom hier niet om te putten."

     "Wel," zei ze, "de bron is diep, en wat hebt U om het mee te doen? Hoe kunt U putten?"

142 Zei: "De wateren die Ik geef, zijn wateren in de ziel." En het gesprek ging verder. Nu, u moet mijn woord hiervoor nemen, Hij maakte contact met haar geest. Zie?

143 Nu, zij was een vrouw, één vrouw komend uit Samaria. En zei: "Onze vaderen dronken uit deze bron, en U zegt dat U wateren hebt die meerder zijn dan deze?" En ze zei: "En U zegt: 'Aanbid te Jeruzalem', en onze vaderen aanbaden op deze berg", enzovoort.

144 Het gesprek bleef doorgaan. Na een poosje vond Hij uit wat haar probleem was. Hoevelen weten wat haar probleem was? Zeker. Hij vond wat haar probleem was. Hij zei: "Ga heen, roep uw man en kom hier."

     Ze zei: "Ik heb geen man."

145 Nu, onthoud, wat is Hij aan het doen? Hij identificeert Zich nu aan de Samaritanen. Dat is hoe Hij het deed bij de Joden. Nu, let op wat deze Samaritaanse gaat zeggen.

     Zei: "Ga heen, roep uw man en kom hier."

     "Wel," zei ze, "ik heb geen man."

146 Hij zei: "U hebt de waarheid gezegd toen u zei dat u geen man hebt, want u hebt vijf mannen gehad en degene met wie u nu leeft is niet van u. En u hebt de waarheid gezegd."

147 Nu, let op die vrouw, die Samaritaanse vrouw, haar reactie daarop. Zij wist meer over God dan de halve bevolking van de Verenigde Staten, zie, zeker, zie, de priesters meegerekend, soms. Ja. Zie?

148 Kijk naar die priesters die daar stonden. Toen zij dat zagen gebeuren, zeiden ze: "Deze Man is een waarzegger. Hij is Beëlzebul", proberend een manier te bedenken waarop Hij het deed, een bepaalde truc, een of ander bedrog. Zie?

149 Maar deze kleine vrouw zei: "Heer, ik zie dat U een profeet bent." Let op. "Wij weten, wij weten dat er een Messias komt, genaamd Christus. En wanneer Hij komt, is dit wat Hij doen zal." Amen.

     Hij zei: "Ik ben het, Die met u spreek."

150 Dat was genoeg, zij wist dat het zo was. Let op wat zij deed. Zij haastte zich naar de stad, en zij vertelde de mensen in de stad: "Kom, zie een Man Die mij de dingen verteld heeft die ik gedaan heb. Is dit niet het teken van de echte Messias? Wanneer hebben wij het ooit gehad gedurende de tijd? Hier is de echte Messias."

151 Dat is hoe Hij Zich identificeerde bij de Joden. Dat is hoe Hij Zich identificeerde bij de Samaritanen. Nu, dat was het einde van hun tijd.

152 Nu, de heidenen hebben twee duizend jaar van onderwijzing gehad, zoals zij duizenden jaren van onderwijzing hadden gehad. Maar als de heidenen niet hetzelfde krijgen als wat zij kregen, dan is Hij een aannemer des persoons. Dus hoe zouden wij Hem vandaag kennen? Doordat Hij bij ons stond, en in ons, en door ons werkte, en bewees dat deze Geest – Die wij de doop met de Heilige Geest noemen – Jezus Christus is, Die Zich verpersoonlijkt in de vorm van Geest in het menselijk wezen, hetzelfde doende. Hij zei in het Evangelie van Johannes, het veertiende hoofdstuk, het twaalfde vers: "Die gelooft", geen schijngeloof. Maar: "Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Is dat niet waar? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

153 Hij zei, in Johannes 5:19... Hij kwam langs het badwater van Bethesda. Ik ben nog... dat is het vierde hoofdstuk van Johannes. Nu ben ik in het vijfde hoofdstuk. In het vijfde hoofdstuk van Johannes kwam Hij langs het badwater van Bethesda. Daar lagen grote scharen. Er zijn twee duizend mensen nodig om één schare te maken. Dus er waren scharen mensen in dit grote geestelijke ziekenhuis, als het ware, die bij de schaapspoort lagen te wachten op het bewegen van het water.

154 God heeft altijd een weg tot Goddelijke genezing gehad voor de gelovigen. Zie? En de engel kwam neer en beroerde het water. Ieder van u weet wat een beroering van water is, zie, het is de stroming die de ene kant opgaat, terwijl de wind het een andere kant opzweept. Het is water in beroering. En het was die engel die op het water kwam die een draaikolk veroorzaakte. En de eerste die erin stapte met geloof, nam de kracht van het water en werd genezen.

155 Jezus passeerde deze groep mensen daar en Hij wist waar een bepaalde man lag die achtendertig jaren een zwakheid had gehad. Hij had waarschijnlijk een prostaatkwaal of zoiets. Het zou hem niet doden. Het was sluimerend. Hij had het achtendertig jaar. En Hij liep naar hem toe en zei: "Wilt gij genezen worden?"

156 Waarom zei Hij het niet tegen de verlamden, kreupelen, blinden, of aangevochtenen? Er waren daar die baby's hadden met een waterhoofd. De Bijbel zegt: "Zij waren lam, blind, kreupel."

157 Deze man kon lopen. Hij zei: "Wanneer ik naar beneden kom, stapt er iemand voor me." Maar onthoud, Hij wist dat deze man daar was geweest. Snapt u het? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

158 En Hij zei: "Neem uw bed op en ga naar uw huis." Daar is geen vraag over. Hij ging weg, want Hij wist dat hij het doen zou.

159 Zij vonden hem terwijl hij zijn bed droeg op de sabbatdag. Hij werd binnen geroepen. Het zou vanavond hetzelfde zijn.

160 [Een broeder roept uit: "Broeder Branham, ik wil de Heilige Geest." – Vert] Als... als een man vanavond... God zegene u, broeder, om het te ontvangen.

161 Als een man vanavond werd genezen, en kon bewijzen dat hij genezen was, van zichzelf wist dat hij genezen was van een prostaatkwaal, wat denkt u dat er morgen zou plaatsvinden? Iemand zou zeggen: "Ik ken iemand die op de hoek zit. Ik weet waar een kreupel persoon is. Ik weet waar dit is, of dat is. Ga ze genezen." Kijk, dat is diezelfde duivel.

162 Jezus werd ondervraagd. Luister wat Hij zei in het Evangelie van Johannes 5:19. "Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u...", en voorwaar betekent 'absoluut', "Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf, maar wat Hij de Vader ziet doen, dat doet de Zoon desgelijks." Zie? Hij deed nooit iets totdat de Vader Hem dat eerst in een visioen liet zien. Dat maakte Hem de God-Profeet.

163 En vandaag is Hij nog steeds Dezelfde, dezelfde God-Profeet, dezelfde Heilige Geest Die bij de mensen woont. Wij hebben Hem ontvangen in de vorm van de doop. Wij hebben Hem ontvangen door voor elkaar te bidden. Wij hebben Hem zien spreken met andere talen. Wij hebben het Hem zien uitleggen. Wij hebben Hem deze grote tekenen van de dag zien doen.

164 En nu bewegen wij ons verder in iets anders. Wij hebben veel nabootsing gehad. Wij hadden veel van deze dingen, maar dat neemt het niet weg van de Bijbelse Waarheid. Hij is nog steeds gisteren en heden Dezelfde, en in eeuwigheid. Hij is nog steeds Jezus Christus. Hij is de Zoon van God. Hij is voor altijd levend.

165 Hij zei: "Een korte tijd en de wereld...", dat is kosmos, de wereldorde, de gewone denominationele groep, "zal Mij niet meer zien. Doch gij zult Mij zien, want Ik...", en 'Ik' is een persoonlijk voornaamwoord, "Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot het einde der wereld, tot de voleinding. Ik, Ik Zelf zal in u zijn, Mijn zelfde werken werkend die Ik deed, heel de weg tot de voleinding, de eindtijd." "Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid." God helpe ons het te geloven.

166 Nu zou ik u een vraag willen stellen, als Hij hier in ons midden zal verschijnen vanavond. Nu, ik wil dat u dit weet, dat er niet zoiets als een Goddelijke genezer is, net zomin als er een Goddelijke redder op de aarde is vandaag. Hij is hier in de vorm van de Heilige Geest, en Hij is hier alleen om te bevestigen wat Hij reeds heeft beloofd. Hij is hier om Zijn Woord te manifesteren. Toen Hij de eerste keer kwam, bewees Hij dat Hij de Messias was door wat Hij deed. Het bewees dat het de Messias was.

167 Nu, Hij zei: "Zoals het was in de dagen van Noach, en in de dagen van Lot." In de dagen van Noach kwam het water. In de dagen van Lot kwam het vuur. Waar kijken wij nu naar uit? Vuur. Let op hoe Hij Zichzelf bewees.

168 Hij kwam naar beneden. Daar was Lot, ginds in Sodom, het lauwe kerklid, half teruggevallen. En daar waren drie engelen die van de hemel kwamen die eerst naar Abraham kwamen, die de eruit geroepen groep buiten dat Sodom voorstelde, die er reeds uitgeroepen waren.

169 En twee van de engelen gingen naar Sodom en predikten, deden nooit veel wonderen, een moderne Billy Graham. Maar hij identificeerde zichzelf als een dienstknecht van God. En onmiddellijk nadat Lot eruit was gekomen – de lauwe de stad had verlaten – vernietigde vuur die plaats. Maar hebt u opgemerkt welk Type bij Abraham bleef? Let op.

170 Nu, Abraham was honderd jaar oud, en Sara was negentig. Vijfentwintig jaar hadden zij die belofte van een komende zoon geloofd en daaraan vastgehouden.

171 Daar komt Hij naartoe, naar degenen die geloven, die vasthouden aan die belofte. En let op waar de twee heengingen.

172 Degene Die bij Abraham bleef, identificeerde Zich. Hij zat met Zijn rug naar de tent. En herinner u, Hij was "Abram" geweest tot een dag of twee daarvoor, en Sara was S-a-r-a-i. Nu is zij S-a-r-a, en hij is A-b-r-a-h-a-m, Abraham. En let op Hem, Hij noemde hem (niet zijn eerste naam) maar bij zijn naam die hem een dag of twee daarvoor gegeven was. "Abraham, waar is uw vrouw, Sara?" S-a-r-a, prinses.

     Hij zei: "Zij is in de tent, achter U."

173 Nu, Hij had Zijn rug naar de tent. En Hij zei: "Abraham, Ik, Ik ga u bezoeken", overeenkomstig de belofte die Hij hem had gedaan. Ziet u Wie Hij was? En Hij zei: "En Sara, uw vrouw, zal deze baby hebben."

174 En Sara, in de tent achter Hem – de Bijbel wijst aan dat zij achter Hem in de tent was, en dat zij in zichzelf lachte.

175 En de Engel zei: "Waarom lachte Sara?" Zie? "Waarom lachte Sara?" Wetend wat zij deed in de tent, achterin. Ziet u wat ik bedoel?

176 En toen Abraham naar buiten ging, Hem uitleidde, ging Hij op weg. Abraham zei dat hij met God sprak, Elohim. Wat? Elohim, de Algenoegzame.

177 Waar was het een teken van? Wat heeft Jezus gezegd? "Zoals het was in de dagen van Lot, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen." Dat... dat...

178 Iemand zei tot mij: "Broeder Branham, u gelooft toch niet dat dat God was, of wel?" De Bijbel zegt dat het God was, en dat is alles wat ik weet. Hij zei dat het God was.

179 Waar was het een teken van? Dat God, in de laatste dagen voordat de wereld vernietigd wordt, in de uitgeroepen groep zal verschijnen, God Die Zichzelf identificeert in menselijk vlees onder Zijn volk. Hier is Hij, Dezelfde, gisteren, vandaag, en in eeuwigheid.

180 Nu, het is geen vraag of Hij u zal genezen of niet. Het is een vraag of Hij leeft of niet. Als Hij leeft, houdt Hij Zijn belofte. Als het niet zo is, is het slechts een mythisch verhaal dat wij ergens gelezen hebben, en dat is alles wat er mee is. Ik geloof dat Hij vanavond onder ons leeft, gelooft u dat? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

181 Ik heb geen klok, ik zie niet... mijn horloge is stuk, en ik... ik weet niet hoe laat het is. Dus kan iemand mij zeggen hoe laat het is. [Iemand zegt: "Kwart voor tien." – Vert] Kwart voor tien. Ik ben vijf... ik ben nu precies vijfenveertig minuten te laat. Ik bedoelde dat niet te doen. Het spijt me. Vergeef mij.

     Laten wij onze hoofden buigen voor een moment.

182 Ik stel u een vraag. De Schrift, wij zouden vanaf nu nog weken bij datzelfde onderwerp kunnen blijven. Het is de identificatie dat Jezus hier is. "Heren, wij zouden Jezus willen zien." En: "Hij is Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid." Als u Hem in ons midden zou kunnen zien bewegen vanavond en hier precies dezelfde dingen zien doen die Hij deed toen Hij daar in Galilea liep, zou u Hem dan geloven? Als u wilt, steek uw hand op en zeg: "Ik zou geloven als ik Hem slechts hetzelfde zou kunnen zien doen wat Hij daar deed."

183 Onze hemelse Vader, het is zo'n fijne groep mensen. Zij zijn zo deelnemend. En ik... ik... Wij, predikers, zijn zo blij, Here, om mensen te zien die reageren op het Evangelie. Het betekent dat er een teken is, het geluid van een ruisende wind in de lucht. Het kan de zaak zijn waarvoor wij hebben gebeden, hier in Tucson, om een grote opwekking te zien.

184 Wij zijn hier om onszelf te identificeren als Uw dienstknechten, als een ware getuige van de Bijbel. En wij weten, dat "In den beginne het Woord was, en het Woord was bij God, en het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons." En wij weten dat deze Bijbel de gedachten van God aan Zijn volk uitdrukt. En een woord is een uitgedrukte gedachte. Here, moge de overlegging die op mijn hart is, dat U Dezelfde bent gisteren, heden en in eeuwigheid, moge de Heilige Geest vanavond helpen dat Woord uit te drukken, dat het hier recht onder ons een levend orakel zal worden, dat wij zullen zien dat Jezus leeft.

185 Door dat te doen, Here, geloof ik dat het gehoor Hem zal ontvangen. Degenen die niet gered zijn, zullen die wonderbare Redder willen hebben. Te weten dat na twee duizend jaar Zijn belofte hier is, net zo levend vanavond als in het uur dat Hij het beloofde. En de zieken zullen genezen worden; de heiligen zullen gezegend worden. Wij voelen dat de opwekking waar wij voor baden onderweg zal zijn. Here, dit is tot hoever een man kan gaan: slechts zeggen wat U hebt gezegd.

186 Nu willen wij dat U komt, dierbare Jezus, en betuig Uw tegenwoordigheid vanavond aan ons, opdat wij allen zullen weten dat U hier bent. En het zal onze harten beroeren, Here, om het ons bewust te zijn wanneer wij de straat afwandelen. Het zal ons allen in gedachten brengen – wanneer wij de volgende keer iets beginnen te doen, of verkeerde dingen denken – het laat ons weten dat U ons gadeslaat. Wij weten dat U hier bent. Wij weten dat het volkomen onmogelijk is, Here, dat dit zonder U zou gebeuren, daarom bidden wij dat U het vanavond zult toestaan. In Jezus' Naam. Amen.

187 Nu, wij geven elke dag gebedskaarten uit. En nu, wij kunnen ze niet allemaal tegelijk nemen, en wij zijn een beetje laat. Ik geloof dat wij worden geacht dit rond tien uur af te sluiten. En wij zullen slechts een paar gebedskaarten oproepen en bidden voor enkelen, de zieke mensen, en misschien zal de Heilige Geest iets onder ons toestaan.

188 Ik wil dat iedereen heel stil zit. Houd u rustig, zo stil als u kunt zijn. Blijf op uw plaats, en dan, denk eraan, bid.

189 Nu, laten wij kijken, wij beginnen gewoon ergens vandaan. Billy is hier ergens, als ik kan zien waar hij is. Hij deelde de gebedskaarten uit. Ik weet niet wat hij heeft uitgegeven. O, hij zit daar achteraan in de schaduw, daar achterin. Wat? A, 1 tot en met 100. Goed. Laat er acht of tien opstaan.

190 A, nummer 1, wie heeft gebedskaart A, nummer 1? Als u niet kunt opstaan, wel, dan zullen wij u dragen. Wij zullen zorgen dat u... A, nummer 1? Laat eens zien, aan welke kant? Kom maar beter deze kant op, lijkt mij. Of deze kant? Goed. A, nummer 1, wilt u precies daar naartoe gaan, dame. Sommige...

191 A, nummer 2? Wie heeft 2, nummer 2? Ik weet dat hier Spaanse mensen zijn. Nummer 2, wilt u uw hand opsteken zodat wij kunnen zien waar u bent? A, nummer 2. Een heer daar achter. Wilt u hier komen, meneer.

192 Nummer 3, nummer 3, wie heeft gebedskaart 3, wilt u uw hand omhoog houden? Een dame. Wilt u precies hier komen, dame, als u dat wilt, 3.

193 4, wie heeft gebedskaart 4? Wilt u uw hand daar omhoog houden? Deze heer hier, precies hier. Goed. Nummer 5? Goed, hierheen. 6, wie heeft gebedskaart 6, nummer 6?

194 Laat iemand het in het Spaans zeggen. Wat? [Verschillende mensen zeggen "seis" – Vert] Seis? [Verschillende mensen zeggen opnieuw "seis".] Seis, gebedskaart 6. Ik hoop... Zie?

195 Kijk op de gebedskaart van degene die naast u zit. Het kan iemand zijn die doof is. Zij kunnen u niet horen, ziet u. Zij zouden hun beurt missen. Wij willen dat er voor iedereen gebeden wordt. Dus kijk nu of iemand... U hebt de gebedskaart, goed, 6. Zij zijn misschien...

196 Er zijn hier sommigen weggegaan, enkele ogenblikken geleden, dus het kan zijn dat ik te lang heb gepredikt, of te lang heb gesproken, liever. Of, ik predikte nooit, maar zij zijn misschien moe geworden.

197 6, 7; 7, wilt u uw hand omhoog houden? 7. 8, 9. Dat is juist. Goed. 9, 9, 9, gebedskaart nummer 9? Is het een kleine jongen? Heb jij gebedskaart 9, zoon? 8, goed. Dat is fijn, nummer 8, 9?

198 Nu, wanneer u gebedskaarten krijgt, kijk, doe niet... doe niet... neem ze niet zomaar, zie, en... en kom zo niet naar voren, omdat u iemand berooft van die plaats, ziet u? En u, u moet uw eigen gebedskaart komen halen. Zie, iemand komt en krijgt er één, geeft hem aan iemand anders, en zij staan op en gaan weg, en dan, ziet u, mist iemand de plaats waar een ander had kunnen inkomen. Goed.

199 6 en 9 ontbreken nog. Wie kan het in het Spaans zeggen, heel luid? [Iemand zegt: "Nueve." – Vert] Goed. Wat dat ook was, goed, dat is fijn. Goed. Als die gebedskaart hier is, goed.

200 Heeft die dame dat, 6 of 9? U, 6? Goed. In orde.

201 9, nu, wie heeft gebedskaart nummer 9? [Iemand zegt: "Ze zijn vertrokken." – Vert] Zij zijn vertrokken. Goed. Goed.

202 Laten wij hier dan beginnen. Goed, begin de gebedsrij, en begin.

203 Nu, en dan, wij zijn... wij hebben een beetje haast, dus wees nu niet nerveus. Wij zullen over tien à vijftien minuten buiten zijn. Maar ik wil u iets vragen.

204 Dat is het, broeders. Nu ik wenste dat u zou... slechts een klein beetje ruimte daar, als u dat zou willen doen. Dank u.

205 [Een broeder zegt: "Broeder Branham, wij hoeven hier niet om tien uur uit te zijn. Neem uw tijd." – Vert] De broeder kwam net en vertelde mij dat wij niet weg hoefden om tien uur. Dus dat is fijn. Wel, we willen de mensen niet vermoeien.

206 Hier is het... hier is de zaak. Zover ik kan zien... Nu, hoevelen daar hebben geen gebedskaart en u bent ziek? Steek uw hand op, die geen gebedskaart hebben. O, het is gewoon overal. U hoeft geen gebedskaart te hebben. U moet geloof hebben. Zie? Een gebedskaart is alleen maar iets wat u in uw hand houdt. Zie? U... het is gewoon een kaart met een nummer erop. Dat is alles wat het is, een kaart met een nummer 1, 2, 3, of wat het ook is. En soms wij... Elke dag geven wij nieuwe kaarten uit, omdat er mensen binnenkomen. Dan beginnen wij vanaf één plaats, dan weer vanaf een andere. Zeker.

207 Hoevelen waren ooit eerder in een van de samenkomsten? Laat uw hand eens zien. O, o, ik dacht dat ik voor een onbekend gehoor stond, om dan over zoiets te spreken. Zie? Wel, nee. Tweederde hier is al eerder in de samenkomsten geweest. Goed. U begrijpt hoe, de wijze waarop wij het doen.

208 Nu, ik zie hier op dit moment geen persoon waarvan ik kan zeggen dat ik die ken. Misschien ken ik enigen van u, maar er is niemand die ik zie die ik ken. Ik kan niet één persoon zien.

209 Ik weet dat mijn vrouw hier ergens is, en één van mijn dochters, maar, en, maar ik weet zelfs niet waar zij zit. Zij is hier ergens binnen. Maar ik, ik weet niet...

210 En ik weet dat ik broeder Fred Sothmann, één van onze beheerders van de gemeente in Indiana, daarnet "amen" heb horen zeggen. Maar mijn hemelse Vader weet dat ik de man zelfs niet kan zien. Het is een beetje moeilijk om het van hieraf te zien. Ik weet zelfs niet waar hij zit. Ik zie niemand die ik ken, geen van u.

211 Maar, en allen in deze gebedsrij, u in de gebedsrij, ieder van u die mij niet kent, of die weet dat ik u niet ken, steek uw hand op, dat u het weet. Goed. De hele groep. Ik ken hen niet; zij kennen mij niet. U kent mij niet, en ik ken u niet.

212 Nu, waar het om gaat is nu: is Jezus Christus levend? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dat is wat wij willen weten. Zie? En nu, wij kunnen zelfs niet... Er zijn veel dingen die wij kunnen zeggen. "Ja, ik voel Hem in mijn hart."

213 De mensen zeggen: "Iets anders." En zij zeggen vele dingen. Zij zeggen: "Dat is psychologie."

214 Maar wij willen weten: is Hij werkelijk levend, Zichzelf schriftuurlijk identificerend als Dezelfde gisteren, vandaag, en in eeuwigheid? Dat is wat wij willen weten.

215 Nu, hier is het Woord van God, en ik houd het in mijn hand. Er is niemand die ik kan zien, buiten mijn zoon nu.

216 En broeder Tony die hier zit, en de president van de Gemeenschap van de Volle Evangelie Zakenlieden, zijn de enige twee mensen die ik zie die ik ken.

217 De kleine zangers zitten daar aan het eind, ik vind ze heel fijn. Ik geloof dat dit hun moeder is die hier zit. Ik weet het niet zeker. Of... of, is dat juist? Heb ik dat fout? Wel, ik heb dat fout. Dus, ik... ik weet het niet. Ik zag een dame spelen. Is zij het bij de piano? Wel, ik zag de vorige avond een dame daarboven spelen die heel veel lijkt op deze dame hier, waarvan ik dacht dat zij de moeder was. Van de... Daar is ze. Ja, meneer. Dat is juist. Welnu, u zult moeten toegeven dat zij heel veel op elkaar lijken. Dat is juist. Maar, dat, zie, ik kende die dame zelfs niet.

218 Nu, daarvoor, ik sta hier met predikers om mij heen, achter mij, en voorin, christelijke mensen. En hier staan wij. En ik beweer dat het Bijbelse bewijs van Jezus Christus het profetische teken is. De Bijbel zegt het. En Hij is Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid. En beloofde, dat als wij in Hem zouden geloven, wij de werken die Hij deed ook zouden doen. Nu, is dat waar?

219 Nu, als dat de waarheid is, behoorde elke zondaar zich hier bij het altaar te bevinden, een plaats hier, om vergeving te vragen van zonden. Elk ziek persoon behoorde zijn genezing te accepteren, precies waar u bent.

220 Want er is geen kracht in mij. Ik ben een man. Hier is uw herder, precies hetzelfde als ik. Wij zijn slechts dienstknechten van Christus. Maar wij zijn hier. Nu, ze zijn... ze zijn predikers. Ik stel niet veel voor als prediker. U weet dat nu wel. Maar ik... ik... Zij zijn predikanten, leraars, enzovoort. Ik ben geen predikant, of een prediker, liever gezegd, omdat ik geen opleiding heb, of... en geen scholing. En ik heb geen graden van... en wat... Geen bachelor, dominee, of... ik... ik heb dat eenvoudig niet. En ik... ik... ik... Maar de Here gaf mij een gave, omdat ik van Hem houd. En Hij... Hij laat mij op deze manier voor Hem werken.

221 En als Hij Zichzelf hier zal manifesteren, dat Hij hier is; en deze Heilige Geest Die u ontvangt, bewijst dat Hij het is. Pinksteren is het enige wat christendom zal bewijzen. U kunt het niet door wetenschap bewijzen. U kunt het door niets bewijzen dan door een pinksterervaring. U Baptisten weet dat, en u Methodisten en Presbyterianen, en wat u ook bent. U weet dat er een pinksterervaring voor nodig is om God te bewijzen. En dat is voor ieder individu. Het bewijst niet de organisatie. Het bewijst de individu.

222 Zoals Jezus zei tot Petrus, toen hij zei: "Gij zijt de Christus, de Zoon van God." Hij zei: "Vlees en bloed hebben u dit niet geopenbaard, maar Mijn Vader Die in de hemel is. Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel kunnen haar nooit vernietigen, zie, kunnen haar niet overweldigen." Nu, waar is het? Deze dame.

223 Nu, als Jezus Christus bewijst dat Hij leeft, hoeveel gaan hun genezing accepteren, precies waar u zit? Steek gewoon uw hand op en zeg: "Als Hij alleen zou doen wat Hij hier deed, dan weet ik dat Hij leeft. Broeder Branham, ik heb u horen spreken. Ik ken u. U bent maar een kleine kaalhoofdige prediker die daar staat, zie, en ik weet dat er niets in u is. Maar ik weet wel, dat als u de waarheid vertelt, God het zeker zal betuigen. Hij is verplicht dat te doen."

224 Nu, ik heb over Hem gesproken. Laat Hem nu spreken, dat ik u de waarheid heb verteld. Als het niet de waarheid is, dan is het niet de waarheid. Als het de waarheid is, accepteer het dan.

225 De dame hier, ik heb haar nooit gezien. Zij stak haar handen op, een paar minuten geleden, dat wij vreemden voor elkaar zijn. Zij kan ergens van mij gehoord hebben, in de krant, een tijdschrift, of kan mij in een samenkomst hebben gezien. Maar iets te weten over die vrouw, het eerste en enige wat ik weet, is dat ik haar waarschijnlijk nooit eerder in het leven heb ontmoet. Zij staat hier, een volslagen vreemde.

226 Zeg, dit was toevallig iets waar ik daarnet over sprak. Hier zijn een man en een vrouw, die elkaar voor de eerste keer ontmoeten, net als Johannes het vierde hoofdstuk, toen onze Here Jezus Christus de vrouw bij de bron ontmoette. Precies als in een panorama, op dezelfde manier, precies zoals de Bijbel beschreef. Jezus kende haar daarvoor niet. Zij kende Jezus niet eerder. Zij ondervroeg Hem – vroeg haar – en... en Hij vroeg haar water om te drinken. En toen de Vader Hem openbaarde wat haar probleem was, herkende zij snel dat dat meer was dan slechts een gewone man.

227 Nu dame, ik... ik ken u niet, weet helemaal niets over u. Maar ik spreek alleen tot u, of u bent de eerste persoon die de Geest van de Here opvangt. En nu bemerk ik dat u een gelovige bent, en ik bedoel een Christen gelovige, niet een lifter. Want onmiddellijk toen ik mij naar u keerde, vibreerde uw geest een welkom. Zie, ik weet dat zij een Christin is. Zie? Nu zij had een huichelaar kunnen zijn; zij had van alles kunnen zijn: zij had een bedriegster kunnen zijn die daar stond. Hoe zou ik het weten? Ik heb haar nooit in mijn leven gezien.

228 Maar, nu, als... als dit zichzelf herhaalt, dat Hij weet waar uw moeite is, Hij weet waarvoor u hier bent. Het kan ziekte zijn. Het kan een financieel probleem zijn. Het kan een huiselijk probleem zijn. Ik weet het niet. Hij wel. Maar als Hij het aan mij wil openbaren door Zijn tegenwoordigheid, en ik mijn gedachten en lippen en alles zo gedragen laat worden door Hem, dat Hij u zal vertellen waarvoor u hier bent. U zou dan weten of het de waarheid was of niet, nietwaar? U zou het weten, of het de waarheid was of niet.

     Hoevelen zouden het geloven? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zie?

229 Nu, hier ben ik, ook met mijn handen omhoog. Ik heb haar nooit in mijn leven gezien voor zover ik weet, haar nooit in mijn leven gezien. Wij zijn totale vreemden voor elkaar. Nu, als de Heilige Geest iets aan deze vrouw kan openbaren over haar; iets wat zij gedaan heeft, zoals die vrouw bij de bron toen; of iets wat zij had moeten doen en het niet deed, een bepaalde moeite die zij heeft gehad, iets wat zij op haar hart heeft, iets wat zij wil, of zoiets dergelijks; het moet komen van een bovennatuurlijke kracht. Hoevelen weten dat? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

230 Welnu, u zou de zijde van de Farizeeën kunnen kiezen en zeggen: "Het is van de duivel." Of u zou de zijde van de gelovige kunnen kiezen en zeggen: "Het is God." Dan hangt het van u af. Het is aan u.

     Nu dan, moge de Heilige Geest spreken.

231 Nu, u, die deze microfoons regelt, soms wanneer de zalving neerkomt, dan weet ik niet hoe luid ik spreek.

232 Ziet u waar ik nu moet staan? Ik moet óf staan met dit Woord... En ik heb verklaard dat het de Waarheid is. Nu moet ik op God vertrouwen dat Hij eveneens verklaart dat het de Waarheid is, precies hier voor deze mensen.

233 Ik deed het voor een half miljoen. God deed het, liever gezegd, in Bombay, India, voor tweehonderdvijftig duizend.

234 In Zuid-Afrika bij de racebaan, toen dertig duizend inboorlingen Christus ontvingen. En vijfentwintig duizend die op stretchers en van alles lagen, stonden tegelijkertijd op en wandelden weg. Dat waren afgodenaanbidders.

235 Wat zou dat moeten doen voor een wedergeboren groep die God gelooft en ernaar uitkijkt dat er zoiets zal gebeuren? Vijfentwintig duizend wonderen werden in één keer volbracht, dat is alles wat zij wilden zien, zodra het gebeurde. Wat zou het met ons moeten doen?

236 Nu, mijn zuster, wij zijn twee mensen, waarschijnlijk in verschillende delen van de wereld geboren, en we ontmoeten elkaar hier nu voor de eerste keer. En ik... ik wil gewoon tot u spreken om te zien of Hij aan mij wil openbaren, terwijl we allen wachten om te zien wat er gebeurt. Nu, het moet Hem zijn, omdat ik u niet ken. Ik heb u nooit gezien, maar God kent u.

237 Maar nu, als de samenkomst... Wie heeft ooit dat licht gezien, die foto van de Engel des Heren? Wie hebben het ooit gezien? Zie? Goed. Hier is het, precies hier tussen mij en de vrouw, precies nu. Kunt u dat niet zien? Het beweegt naar haar toe. Ziet u het? Zie? De vrouw kijkt er zelf naar.

238 De vrouw heeft complicaties. Er zijn vele dingen fout bij haar. Eén van de voornaamste dingen die fout bij haar zijn, is een galblaas aandoening. Dat is waar. Nu, als dat juist is, steek uw hand op.

239 Gelooft u nu? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] En Hij is Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid. Is Hij dat niet? Gelooft u dat, broeders? [De broeders zeggen: "Amen."]

240 Ik blijf dat voelen komen, iemand zei: "Hij raadde dat." Ik raadde dat niet. En kijk, u kunt zich nu niet verbergen. De Heilige Geest is hier. Waar u aan denkt, zal ik opvangen. Jezus bemerkte hun gedachten, ziet u. En ik ben Jezus niet, maar Hij is hier met ons. Zie?

241 Hier, ik ken u niet. En als Jezus mij zal vertellen wie u bent, dan zou dat de vraag voor altijd moeten wegnemen, is het niet? Mevrouw Heineman, ga uw weg. U bent genezen. Jezus Christus maakt u gezond. Amen. Amen.

     Gelooft u nu? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] U zegt: "Die vrouw haar naam?"

242 Wel, vertelde Hij Simon niet wat zijn naam was, wie zijn vader was? Hij is Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid. Gelooft u het? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

243 Hoe maakt u het, meneer? Hier is een man die ik nooit in mijn leven heb gezien. Ik veronderstel dat wij vreemden zijn voor elkaar. Dat is juist. Opdat de mensen het weten, steek even uw hand op zodat de mensen kunnen zien dat wij vreemden voor elkaar zijn. Ik heb de man nooit gezien. Hij ziet er uit alsof hij gezond genoeg is. Ik ken de man niet. Ik heb hem nog nooit gezien. God weet alles over hem.

244 Nu, als hij ziek was en ik hem kon genezen, zou ik dan niet een afschuwelijk persoon zijn als ik hem niet zou genezen?

245 Maar ik zou hem niet kunnen genezen, omdat ik niet kan doen wat Christus reeds gedaan heeft. Hij is reeds genezen, als hij ziek is. Het is alleen iets om... Als Jezus precies hier zou staan, in dit pak dat Hij mij gaf, zou Hij u niet kunnen genezen. Hij zou u vertellen dat Hij dat reeds gedaan heeft. Hij werd gewond om onze overtredingen, door Zijn striemen. Hij zou u vragen of u het gelooft.

246 Maar Hij zou Zichzelf kunnen identificeren dat Hij Dezelfde is gisteren, heden en in eeuwigheid, en dat is precies wat Hij doet. Zie? Dat is juist.

247 Nu, hier is de man. De andere was een vrouw. Ik heb hem nooit gezien, hem ontmoet. Wij zijn gewoon vreemden hier op aarde. Nu, meneer, als de grote Heilige Geest...

248 Waarvan u zich nu bewust bent, iets gebeurde op datzelfde moment. Nietwaar? Nu, dat licht rust precies boven de man. Vraag het hem slechts. Ik wil dat u dit weet. Slechts een seconde geleden, kwam er een echt lieflijk nederig gevoel over u. Is dat juist? Steek uw hand op als dat juist is. Zie? Ik kijk er nu juist naar, zie, daar. Goed.

249 De man is een klein beetje hardhorend in zijn oren, maar er is iets ernstigs met hem gebeurd. Hij kreeg een operatie voor een breuk. Dat is waarvoor u wilt dat ik bid. Als dat juist is, steek uw hand op. Goed.

250 Is dat juist? Gelooft u dat? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Nu, kijk, je raadt deze dingen niet. Ze zijn de waarheid.

251 Hier, hij heeft iets op zijn hart, u wilt geloven of het God is of niet. Er is nog iets op uw hart, iets wat u wilt. Er is iemand hier in het gehoor die ook lijdt. Het is uw vrouw. Dat is juist. Zij heeft complicaties, in ziekte en pijn, juist nu. Is dat niet juist? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Goed, zuster, u bent ook genezen. U beiden, ga naar huis; Jezus Christus maakt u gezond. Ga op weg, u verblijdend. Dank God. Wees gezond. Zegene u!

252 Geloof nu. Heb geloof. Twijfel niet. Geloof. Alle dingen zijn mogelijk voor hen die geloven. Zie? Ik kan niet genezen. Ik ben geen geneesheer. Maar Jezus Christus bewijst dat Hij hier met u is.

253 Deze, een soort Indiaanse of Mexicaanse dame die naar mij kijkt, precies hier, lijdt aan hoge bloeddruk. Gelooft u Jezus Christus? Ik ken u niet. Ik heb u nog nooit gezien. Is dat juist? Maar u zat daar, u geloofde dat. Was het niet? Sta op uw voeten als dat zo is, als u lijdt aan hoge bloeddruk. Jezus Christus genas u.

254 Wat gebeurde daar? U zegt: "Broeder Branham, dat is niet schriftuurlijk." Jawel. Een vrouw raakte Zijn kleed aan. Is dat juist? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

255 Nu, wie van u predikers en mensen geloven dit, dat de Bijbel zegt, dat "Hij nu een Hogepriester is Die aangeraakt kan worden door de gevoelens van onze zwakheden"? Is dat juist? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hoe zou u weten dat u Hem aanraakte? Omdat Hij op dezelfde wijze handelde als gisteren. Amen. Dat maakt Hem Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid.

     Die arme kleine vrouw die daar zit, zie, haar geloof!

256 Er was eens een vrouw die door een menigte van mensen ging, en zij raakte Zijn kleed aan, omdat zij in zichzelf zei: "Ik geloof dat die Man getrouwvol is. Ik geloof dat Hij de Zoon van God is. En als ik alleen de zoom van Zijn kleed kan aanraken, zal ik genezen worden, gezond." Wie kennen het verhaal? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Nu, dan, als Hij...

257 De Bijbel zegt, in het Nieuwe Testament, het boek Hebreeën, dat "Hij een Hogepriester is Die precies nu kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheden." Hoe weten wij dat wij Hem hebben aangeraakt? Omdat Hij op dezelfde wijze handelt als gisteren.

258 Nu, u weet dat de vrouw mij nooit heeft aangeraakt. Zij is negen meter van mij vandaan.

259 Maar zij raakte die Hogepriester aan met Wie wij in contact zijn. Daar bent u er. Een ieder van u kan dat doen als u alleen maar gelooft. Amen. Ziet u dat Hij Dezelfde is? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

260 Nu vraag die kleine vrouw. Ik heb haar nooit gezien, haar nooit gekend. Zij is gewoon een vrouw die daar zit.

261 Excuseert u mij, wij zijn vreemden voor elkaar, maar Jezus Christus kent ons beiden. Gelooft u dat Hij aan mij iets kan openbaren wat u gedaan hebt, iets wat u verlangt? Zou het u dat laten weten? Ik, slechts uw broeder, ik zou dat niet weten. Het zou moeten komen van een bepaalde kracht. Zou u geloven dat het Jezus Christus is? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] U zou het geloven. Ik geloof dat u het zou doen omdat u een Christen bent. In orde. U, gelooft u mij nu.

262 En zal het gehoor nu geloven met geheel hun hart? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Gelooft u dat het uur waarin wij leven, dat deze dingen verondersteld worden nu te komen? ["Amen."] Onthoud dat dat het laatste teken was dat Israël had voordat zij werd... "Wat werd opgenomen, was opgenomen. Wat werd achtergelaten, was achtergelaten." Dat was het laatste teken net voordat het vuur viel. Is dat juist? ["Amen."]

263 Wij hebben tekenen gehad, wonderen, heiliging, doop met de Heilige Geest, spreken in tongen, Goddelijke genezing. Maar wat was het laatste teken voordat Sodom verbrandde? Ditzelfde ziet u vanavond, God Die Zich manifesteert in menselijk vlees en de geheimen van het hart kent. Jezus Christus zei het. "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen."

264 "Zeg, u kijkt naar die vrouw. U leest haar gedachten." Dan zal ik mijn rug naar haar toe keren. Zie? Denk niet dat ik niet opvang wat u denkt, want dat doe ik wel. In orde.

265 Dame, komt u nu even hier, zodat ik omhoog zal kijken en niet iemand anders opvang. Nu, wij zijn totaal vreemden. Maar als Jezus Christus aan mij kan openbaren wat uw moeite is, zult u het dan geloven? Zo ja, steek uw hand omhoog.

266 Ik zie dat u buitengewoon nerveus bent. Dat is juist. En dat gebeurt voornamelijk in de late namiddag, wanneer u moe en afgemat wordt, alles lijkt vreemd te gaan voor u. U lijdt ook aan artritis. [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Dat is zo. Wuif met uw hand. ["Dat is ook juist."] Ja. En ik bemerk dat wanneer u probeert uit bed te komen u heel traag beweegt, wanneer u 's morgens opstaat. Een beetje moeilijk voor u rond die tijd. Dat is waar.

267 Iets vreemds. Ik zie een man, een jongeman verschijnt hier. Het is uw zoon en hij lijdt aan een geestelijke toestand. En de geestelijke toestand werd veroorzaakt door een huiselijk probleem. Dat is ZO SPREEKT DE HERE. Dat is waar. Is het niet? Gelooft u nu? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Ga dan en vind het zoals u het gelooft. God zij met u. Heb geloof, en geloof. Het zal in orde zijn.

268 Gelooft u met heel uw hart? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Natuurlijk. Hij weet alles over u.

269 Hoe maakt u het, meneer? [De broeder zegt: "God zegene u." – Vert] Wij zijn vreemden voor elkaar, neem ik aan. ["Ja, meneer."] De Here Jezus kent ons beiden. ["Ja."] Wij zijn twee mannen die elkaar hier voor de eerste keer in het leven ontmoeten. Maar er is Iemand hier. Niet...

270 Trillend, dat is alleen zwakheid, ziet u. Ik heb een uur of meer gesproken; het veroorzaakte geen last. Maar slechts één visioen, dat doet het. Zie? Zie? Wie van u voelt dat u dat begrijpt? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Daniël zag één visioen, had vele dagen last van zijn hoofd. Jezus predikte de hele avond en van alles, maar één kleine vrouw raakte Zijn kleed aan en Hij zei: "Ik bemerk dat deugd uit Mij ging." Is dat juist? ["Amen."] Dat is kracht. En als het dat deed met de Zoon van God, wat zou het met mij doen, een zondaar? Zie? Zie? Het doet iets met je. Ronduit gezegd, het gehele gehoor wordt nu gewoon wazig. Zie?

271 Ik ken u niet, maar God kent u. Maar als Hij mij zal openbaren wat in uw hart is, dan zal Hij... Jezus nam hun werkelijke gedachten waar. Zie? Hij kent uw hart. En als Hij u uw verlangens kan openbaren, zou u geloven dat u het zou ontvangen? [De broeder zegt: "Amen." – Vert]

272 Hoevelen daar geloven dat u het zou ontvangen? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dat zou het moeten vastmaken, als u het gelooft.

273 Iets aan uw arm laat zien dat u een hoge bloeddruk hebt. Dat is juist. Maar het heeft een oorzaak, en de oorzaak is een kropgezwel. Dat is juist. Gelooft u dat ik Zijn profeet ben, of Zijn dienstknecht, liever? [De broeder zegt: "Ja, meneer, dat doe ik." – Vert] Gelooft u dat Hij u kent? ["Amen."] U wilt genezen worden voor een goed doel. U wilt een zendeling zijn. Uw post zal in Midden-Amerika zijn. Klopt dat? Meneer Ogum, geloof met alles in u, geloof met heel uw hart. Ga en ontvang uw genezing. Jezus Christus zal u gezond maken.

274 Gelooft u? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hoevelen geloven dat Jezus Dezelfde is gisteren, heden en in eeuwigheid? ["Amen."] Gelooft u dat Hij hier is? ["Amen."]

275 Laat mij u nu een ander Schriftgedeelte geven. Jezus zei: "Gaat in de gehele wereld en predikt het Evangelie aan alle schepselen. Hij die gelooft en is gedoopt zal behouden worden; hij die niet gelooft zal verdoemd worden. Deze tekenen zullen hen volgen die geloven." Is dat juist? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] "In Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen. Zij zullen met nieuwe tongen spreken. Als zij slangen zouden opnemen of dodelijke dingen drinken, zou het hun niet schaden. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." Hoevelen weten dat het waar is? ["Amen."]

276 Wat waren de laatste woorden die van Zijn lippen kwamen toen Hij werd opgenomen? "Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." Is dat juist? ["Amen." – Vert] Gelooft u het? ["Amen."] Hoeveel gelovigen zijn hier? Laat eens zien. In orde.

277 Nu, als u het wonder van God wilt zien, geloof dat dit wat ik u vertel, en wat u gemanifesteerd ziet worden, Jezus Christus is. En leg dan uw handen op elkaar. Leg gewoon uw handen op elkaar. Ongeacht wat er verkeerd is, leg gewoon uw handen op iemand naast u.

278 Nu kijk, het is niet alleen van mij. U bent het. Er staat niet: "Deze tekenen zullen alleen William Branham volgen." Er staat: "Zullen hen volgen die geloven; als zij hun handen leggen op de zieken."

279 Bent u nu voldoende overtuigd dat Jezus leeft en onder ons is? Zeg "amen". [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wel, Hij Die de belofte deed, is hier. Nu, bidt u voor de persoon waar u uw hand op hebt. Zie? Bid voor hen. Zie? Bid niet voor uzelf. Bid voor hen, omdat zij voor u bidden. Zie? Nu, u weet dat Hij hier is. Hij deed die belofte. En als Hij hier voor de mensen zal staan en zal bevestigen en bewijzen dat het waar is, gelooft u het dan met geheel uw hart.

280 Nu ga ik voor u allen bidden. En terwijl u voor elkaar bidt, laat ons nu met geheel ons hart geloven.

281 Onze hemelse Vader, wij zijn... inderdaad, onze harten zijn ontroerd. U bent hier vanavond. Er is geen plaats te nederig, geen plaats te groot, geen plaats te ver voor U om tot Uw gelovige kinderen te komen. O, grote God van de hemel, U zond Jezus Christus in de vorm van de Heilige Geest, Die nu hier is en Zichzelf identificeert als Dezelfde gisteren en heden en in eeuwigheid, en de kinderen geloven het. Ik heb hun Uw Woord gegeven. U hebt Uw Woord bevestigd.

282 Nu zijn er vele zieken hier. En zij zijn... ze zijn ontroerd. Ze zijn gelukkig. Ze hebben hun handen, deze gelovigen, deze gelovige kinderen hebben hun handen gelegd op hun zieke broeder of zuster. Zij geloven. Zij bidden voor hem of haar. En, God, U deed de belofte. Het is Uw Woord.

283 Nu, als Uw dienstknecht breng ik deze dienst naar deze plaats dat wij, als gelovigen, komen om de duivel uit te dagen, omdat hij ons getart heeft zover dat in zijn vermogen ligt. Wij geloven dat Jezus Christus Dezelfde is gisteren, heden en in eeuwigheid, en dat Hij leeft en hier met ons is vanavond. En wij volgen Zijn geboden door onze handen op elkaar te leggen.

284 Satan, laat hen los. Kom uit van hen, in de Naam van Jezus Christus. Laat dit gehoor van mensen gaan voor de glorie van God. Laat hen los, Satan. Wij bezweren jou, door de tegenwoordigheid van Jezus Christus, de Levende, de opgestane Zoon van God. Laat hen gaan. En kom uit van hen, voor de glorie van God, in de Naam van Jezus Christus.

285 Iedereen hier die voelt dat Jezus Christus Zijn Woord hield, dat Hij in ons midden gekomen is, dat Hij hier is, omdat Hij beloofd heeft hier te zijn! Hij is hier en heeft Zichzelf geïdentificeerd. Hij is dezelfde Here Jezus Die wandelde in Galilea, en u gelooft dat Hij Zijn hele Woord houdt. En omdat iemand, een gelovige, zichzelf identificeerde met u door zijn handen op u te leggen, om zichzelf te identificeren met het Woord van God, dat u nu genezen bent. En u biedt Satan weerstand om u nog langer vast te houden. U laat uw geloof los om te geloven dat God hier is om Zijn Woord te houden.

286 Ga op uw voeten staan en accepteer uw genezing. Allen die het geloven, sta op. Geprezen zij de Naam van de Here! Hef uw handen omhoog en prijs Hem nu. U bent genezen in de Naam van Jezus Christus.

     In orde, Tony, kom.