Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Toon ons de Vader

Door William Marrion Branham

1 Laten we nog een ogenblik blijven staan en ons hoofd buigen voor een woord van gebed. Het belangrijkste is natuurlijk eerst God te ontmoeten. Ik vraag me af of er vanavond onder ons enige speciale verzoeken zijn, waarvan u graag zou willen dat God die vanavond beantwoordt, als u het even bekend wilt maken met een opgeheven hand naar Hem. Bedenk slechts in uw hart wat u verlangt, en vraag het de Vader nu terwijl wij bidden.

2 Onze hemelse Vader, wij zijn bijeen gekomen in de Naam van Uw dierbare Zoon, de Here Jezus. We zijn ons bewust van de heiligheid van dit uur. Wanneer het voorbij is, zal het geschiedenis zijn, en zullen wij op de oordeelsdag een verklaring moeten afleggen voor het feit dat we hier vanavond aanwezig waren, en voor hetgeen we gedaan hebben. Daarom, Vader, komen we met gebogen hoofd en gebogen hart tot U, en vragen om genade, en dat de grote Heilige Geest op ons zou willen komen om ons te leiden naar hetgeen we zouden moeten zeggen en wat we moeten doen.

3 Wij bidden, Vader, voor eenieder die zijn hand opstak. Gij weet wat het verzoek beneden die hand was. En wij brengen onze verzoeken nu voor Uw verheven ivoren troon, waar het Offer ligt, de Here Jezus, met deze verzekering dat Hij ons vertelde: "Indien wij de Vader iets zouden vragen in Zijn Naam, zou het worden toegestaan." Vader, wij bidden dat iedereen die zijn hand had opgestoken, zijn verzoek deze avond zal ontvangen.

4 Zegen degenen die ziek en aangevochten zijn, Here. Moge de Heilige Geest vanavond komen en Zich zo werkelijk manifesteren, dat de mensen het niet zullen missen te zien.

5 Wij bidden voor degenen die niet gered zijn, die de vergeving van zonden niet kennen en nog steeds daarbuiten in duisternis dwalen, zonder hoop, zonder God, verloren. Moge het licht van het Evangelie, het glorieuze Evangelie van de Zoon van God, vanavond op hen schijnen, en mogen hun harten zo hunkerend zijn dat zij Hem zullen aannemen als hun Redder. Schenk het, Vader. Wij vragen deze zegeningen in de Naam van de Here Jezus, Uw Zoon en onze Redder. Amen.

     U mag gaan zitten.

6 Ik acht het altijd een voorrecht om op het podium te staan om tot de mensen te spreken. Ik was vandaag zo blij de resultaten van de samenkomst van gisteravond te horen, terwijl ik luisterde naar de banden van gisteravond, hoe de Heilige Geest onder ons was, en wat Hij gisteravond voor ons deed. Het enige vervelende dat ik van de samenkomst vind, is dat we niet lang genoeg kunnen blijven. Morgenavond is al de sluiting van de serie diensten. En ik kreeg slechts het voorrecht om met ongeveer twee van de predikende broeders kennis te maken, en dat zijn toch de sponsors van de samenkomst.

7 En veel van u fijne mensen heb ik nog nooit in mijn leven ontmoet, en ik zou graag de gelegenheid willen hebben om zondag met u mee naar huis te gaan voor een maaltijd. Ik weet dat u de beste kok in het land hebt. Dus, wij, ik zou dat zeker graag doen.

8 Maar nu vertrekken wij direct om verder te gaan in het werk van de Heer. Mogelijk, na het vertrek uit Arkansas, zal onze volgende reis naar Alaska zijn. Dan voel ik dat de Here ons zou kunnen roepen om direct overzee te gaan, opnieuw terug naar Afrika.

9 Het was dus een groot voorrecht om de eerste keer hier in uw midden te zijn, en om dat goed reagerende geloof te zien dat u hebt, terwijl de bediening nieuw voor u is. Ik weet dat een wat langere samenkomst grote dingen zou bewerken. Eerst, weet u, gaat u er een paar avonden naartoe, en dan vormt u als het ware uw mening over de evangelist. En dan, na een poosje gaan alle, wat wij de spoken zouden noemen, weg; we raken alle vrees kwijt en zien dat het het Evangelie is, en het Woord van God, en Jezus Christus, de Zoon van God. En speciaal wanneer we een samenkomst hebben zoals deze, waar alle mensen van alle geloven zijn uitgenodigd, heb je een gemengde groep. Maar toch dienen wij de enige ware en levende God, en daar ben ik zo blij om.

10 Nu, gewoonlijk probeer ik te beloven u vroeg uit te laten gaan, maar elke avond mislukte het. Maar deze duren maar erg kort. Soms ben ik thuis gedurende zes, acht, of tien uur op het podium. Maar ik weet dat u dit niet zou kunnen uithouden. U hebt het al heel goed gedaan om een uur, anderhalf uur te blijven. Moge de Here u nu zegenen. En bid voor mij vanavond, terwijl ik hier over een kleine tekst, en enige Schriftgedeelten die ik op een notitieblaadje heb opgeschreven, probeer te spreken. Daar zou ik enkele ogenblikken naar willen verwijzen, en dan zullen we zien wat de Here ons wil laten doen.

11 Weet u, eigenlijk weten we niet wat Hij wil doen, omdat zonen van God worden geleid door de Geest van God. We moeten gewoon opletten, en onthouden wat Hij ons ook maar zegt te doen, en het dan doen.

     Vergeet dus morgenavond niet, de laatste avond van de bijeenkomst.

12 En dan is het Volle Evangelie Zakenliedenontbijt op zaterdagochtend, naar ik geloof in precies deze zelfde zaal. Is dat zo? Hier in dezelfde zaal. En ik denk dat u de kaartjes aan de balie kunt krijgen. Of... Aan de balie. En we zouden het beslist op prijs stellen als u er was. Zo de Here wil, zal ik die ochtend direct na het ontbijt spreken. Als u kunt komen om met ons te ontbijten, zouden we blij zijn als u het deed. Als u niet kunt, wel, stap dan gelijk na het ontbijt binnen voor de boodschap, we zullen blij zijn u hier te hebben. En ik wil daarvoor iets als een evangelische boodschap nemen.

13 Bij deze heb ik geprobeerd me te beperken om slechts voor de zieken te bidden, en genezing. Een beetje op een wijze... Niet met het oog op enige leerstellingen, maar om te tonen dat Jezus Christus gisteren, heden, en voor eeuwig Dezelfde is, dat Hij niet veranderd is.

14 En wat mij betreft is de Bijbel óf het Woord van God, óf is het niet het Woord van God. Ik geloof dat alles óf juist, óf verkeerd is. Je kunt er niet halverwege tussenin hangen. Er bestaan geen tamelijk goede Christenen. U hebt die opmerking wel gehoord, maar zoiets bestaat er niet. Of u bent een Christen, of u bent geen Christen.

15 En de enige manier waarop u een Christen kunt zijn, is wedergeboren te zijn uit de Geest van God. Dat is het enige redmiddel: onder het bloed van de Here Jezus. En wanneer u uw zonden aan God belijdt, en u hebt werkelijk vergeving van God ontvangen, dan bent u geen zondaar. Degene die uit God geboren is, zondigt niet. Als hij het doet, is het niet opzettelijk. "De aanbidder, eens gereinigd, heeft geen bewustzijn meer van zonde." In het Oude Testament bijvoorbeeld, bedekte het bloed van stieren en bokken de zonde; het nam het niet weg. Maar het bloed van Jezus neemt het weg. Het scheidt het af. Er blijft niets meer van over.

16 Om als voorbeeld mijn moeder te nemen. Ze is net een paar maanden geleden naar de hemel gegaan. Ik stond bij haar toen zij heenging, en het was zover dat zij niet meer kon praten. Ik zei: "Moeder, als u mij nog steeds kunt horen: als Jezus, terwijl u stervende bent, u nog steeds even lief is als toen u leefde en in de samenkomsten was; als u niet kunt spreken, knipper dan snel met uw ogen, dan weet ik dat u 'ja' zegt." En zij knipperde met haar ogen terwijl de tranen over haar gezicht rolden. En ze ging heen om de Here te ontmoeten. En ik doopte mijn eigen moeder ongeveer dertig jaar geleden. Ik was nog maar een jongeman als prediker.

17 Nu, wanneer zij een vlek uit mijn shirt probeerde te halen - vele jaren geleden toen ik een kleine jongen was – dan probeerde zij dat altijd met petroleum, of zoiets, om de vlek eruit te krijgen. En eigenlijk kreeg zij de vlek er nooit uit; ze maakte hem alleen een beetje groter, zodat het op één plek niet zo te zien was. Maar dat was alles wat ze daarvoor hadden.

18 Laten we dit nu vergelijken met het bloed van geiten en schapen voor de zonde. Het was slechts... Het was een verzoening, jazeker, maar het deed zijn werk niet afdoende, omdat het dierenbloed was. Want wanneer die bloedcel van de onschuldige gebroken werd, kon het leven van het lam niet op een mens terugkeren, zie, omdat het geen ziel had. Het is slechts een dier.

19 Maar toen Jezus kwam en die bloedcel gebroken werd, toen kon het leven van God Zelf op ons komen. En wij zijn zonen en dochters van God, met Zijn natuur. Merk op.

20 Nu, als ik tegenwoordig een vlek op mijn overhemd krijg, gaat mijn lieve vrouw gewoon iets halen wat ze, geloof ik, chloor, bleekwater, noemt. Doet dat erin en dan is het helemaal verdwenen.

21 Laten we even denken aan een druppeltje inkt, één druppeltje zwarte inkt. Nu, die inkt werd gefabriceerd om een reden.

22 En het is een kleur. En eigenlijk bestaat er slechts één kleur; al de andere zijn daarvan afkomstig, en die kleur is wit. Maar nu weet ik niet de chemicaliën van deze kleur, maar laten we dit zeggen, dat het een begin van een schepping moest hebben, want dat is het. Het moet door een Schepper zijn gemaakt. Een Schepper moet een schepping scheppen.

23 En deze kleine druppel inkt is hier gekomen, nu, laten we bijvoorbeeld zeggen dat het voor een doel is. Dat druppeltje inkt kan Johannes 3:16 schrijven en mijn zonden vergeven. Of, dat druppeltje inkt kan mijn doodvonnis tekenen om mij naar de galg te zenden. Het is voor een doel.

24 Maar als dat druppeltje inkt misschien, met zijn volle kleur, in een teil met bleekwater valt, wat is er dan met de kleur gebeurd? Nu bedenk eens, wat gebeurde ermee? U zult het nooit meer terugvinden. Het water dat in de inkt was, de formule van H2O, is nog steeds in het bleekmiddel. Zijn water zet zich om in wat? Maar laten we zeggen dat, zoals de kleur in de aanvang startte, deze terugkeert in misschien zoiets als een mist of een gas.

25 En dit gas, nu, dit is nu niet de formule; er mag hier iemand zijn die dit begrijpt. Ik zeg dit alleen zodat u weet waarover ik spreek.

26 Zeg dat het terugkeerde in atomen, of moleculen, en de moleculen keerden terug naar atomen. Laten we zeggen dat molecule 4-6-9 plus 6-9-7 zwart maakt. Als het 6-9-6 was geweest, zou er roze uitkomen, enzovoort, en zo verder naar atomen. Iets moest in het begin bepalen wat het zou worden.

27 Maar wanneer het eenmaal hier in dit bleekwater valt, gaat het heel de weg terug, via elke molecule, elk atoom, terug naar zijn Schepper.

28 Welnu, zo gaat het met onze zwarte zonden. Eenmaal beleden in het bloed van Jezus Christus, is het vergeten. Er is geen enkele zonde meer. U bent vrij van zonde, en er is geen zonde meer. Het is niet vanwege uw verdienste, maar vanwege Gods genade dat u verlost bent. Toen de mens zondigde, stak hij een grote kloof over tussen hem en God, en hij werd achtergelaten, er was geen weg terug. Maar God was vol genade. Hij nam een vervangingsmiddel. En een lam was dat vervangingsmiddel tot de volheid des tijds gekomen was, toen Hij, God, vlees werd gemaakt om zonde weg te nemen. En nu bestaat er zelfs geen kloof meer tussen. En mens en God werden Vader en zoon. Daar is totaal geen zonde. Hij doet ze in de zee van het bleekwater van vergetelheid, en kan ze Zich zelfs niet meer herinneren.

29 Nu, wij kunnen dat niet. Wij zijn menselijke wezens. Wij kunnen vergeven, maar niet vergeten. Maar God is oneindig, en Hij is zo groot dat Hij absoluut kan vergeten dat u het ooit hebt gedaan. Denk eens in. U hebt zelfs nooit zonde gedaan. En plaatst een mens daar weer in de tegenwoordigheid van God als zijn Vader, en u bent Zijn kind. Wij zijn nu zonen en dochters van God, niet zúllen, wij zijn nú de zonen en dochters van God. O my! Dat laat Methodisten het gevoel krijgen om te juichen. Is het niet?

30 Wij zijn nu zeer gelukkig om te weten dat wij dit geweldig belangrijke bleekmiddel hebben, hetgeen Jezus Christus ons bracht, Zijn eigen bloed. We gaan nu een beetje over Hem spreken om u een kans te geven wat tot rust te komen.

31 Laten we nu naar de Schrift gaan, en als u wilt het Evangelie van Johannes opslaan, het veertiende hoofdstuk. Ik wil een paar verzen lezen, het zevende en achtste vers, waar Jezus spreekt.

     Indien gij Mij gekend hadt, zo zoudt gij ook Mijn Vader gekend hebben; en van nu aan kent gij Hem, en hebt Hem gezien.
     Filippus zeide tot Hem: Heere, toon ons de Vader, en het is ons genoeg.

32 Ik ga als onderwerp nemen: Toon ons de Vader. Daar wil ik over spreken.

33 Het menselijk hart heeft altijd verlangd om God te zien. Zoals wij de vorige avond spraken over die Grieken die kwamen om te aanbidden, die zeiden: "Heren, wij zouden Jezus willen zien." Zij hadden van Hem gehoord en konden niet rusten totdat zij Hem gezien hadden. En ik denk dat dit werkelijk de wijze is waarop een echte, ware gelovige, die ooit van God hoort, iets in zich heeft wat zijn hart doet verlangen om Hem slechts te mogen zien.

34 En toch kunnen wij Hem zien. Jezus zei hier: "Wanneer gij Mij gezien hebt, hebt gij de Vader gezien." Daarom weten wij dat je Hem kunt zien. Nu, zolang wij ons menselijke wezens kunnen herinneren, hebben ze altijd verlangd om God te zien.

35 Zelfs Job, waarvan ik denk dat dit het oudste boek in de Bijbel is; dat wordt tenminste verondersteld. Het werd eigenlijk geschreven voordat Mozes Genesis schreef. En Job, deze grote patriarch, kende God, toen hij op het punt kwam dat zijn problemen kwamen opzetten.

36 Gewoonlijk zal een mens God zoeken wanneer hij in moeite is. Ik heb mensen horen zeggen: "Ik geloof zelfs niet dat er een God bestaat." Maar laat hem maar eens vallen en zich verwonden, of de dokter zegt dat hij zal gaan sterven, dan hoort u hem zeggen: "O God", zoals Bob Ingersoll. U, u zult aan God denken voordat u aan uw moeder of iemand anders denkt, omdat er iets in u is. U bent een menselijk wezen.

37 We zien nu hoezeer Job in vertwijfeling kwam toen zweren en narigheid waren uitgebroken, en hij op een ashoop zat en zijn zweren krabde.

38 Ik herinner me dat ik enige jaren geleden in de Tabernakel het boek Job doornam, en ik was bijna een jaar bezig met het boek van Job. En een zuster had genoeg genade dat zij het mij niet rechtstreeks op het podium vroeg, maar mij een brief schreef. Ze vroeg: "Broeder Branham, wanneer gaat u Job eens van die ashoop afhalen?" Ik had hem daar laten zitten omdat ik bezig was er iets omheen te bouwen, om ergens tot een punt te komen, het kernpunt, waardoor de mensen iets konden zien, zodat we de altaaroproep konden houden. En toen reageerden honderden erop.

39 Welnu, daar zat hij in de ellende, en verlangde om God te zien. Hij zei: "Als ik maar wist waar Hij woonde, als ik er maar heen kon gaan en op Zijn deur kloppen, dan... dan zou ik Hem kennen. Ik zou graag willen gaan zitten om met Hem te praten." Ziet u, het hart van een mens roept het uit naar God.

40 En voorzeker, als er een menselijk verlangen in een menselijk hart is - die een schepsel van God is, het uitroepend naar God - dan moet er ergens een God zijn om die roep te beantwoorden. Want wanneer de diepte roept tot de diepte, moet er op die roep een antwoord komen. Voordat een diepte hier binnenin kan roepen, moet er daarbuiten een diepte zijn om die roep te beantwoorden, anders zou er hierbinnen geen roep zijn.

41 Zoals ik vaak heb gezegd, voordat er een vin op de rug van een vis was, moest er eerst water voor hem zijn om die vin te gebruiken, anders zou hij geen vin hebben gehad. Voordat er een boom was om in de aarde te groeien, moest er eerst een aarde zijn, anders zou er geen boom zijn geweest. En zolang er een schepping is, is er een Schepper om die schepping te scheppen. Begrijpt u wat ik bedoel?

42 En wanneer er in een mensenhart een honger en dorst is naar iets, moet er iets zijn om dat te beantwoorden, anders zou er geen dorst zijn. Daarom zeggen wij vanavond hier: "Toon ons de Vader, en het is ons genoeg." En nu, als er een God is, waarvan wij weten dat Die er is, en de roep in ons hart om Hem te zien, waarom kunnen we Hem dan niet zien? Als hier een roep is die ons zegt Hem te willen zien, moet er een zekere reden zijn dat wij... een mogelijkheid zijn om Hem te zien.

43 En nu ga ik met Gods hulp proberen u te laten zien, of te spreken over drie verschillende manieren, of laat ik zeggen vier verschillende manieren, om God te zien. Ik ga spreken over: God in Zijn universum; God in Zijn Woord; God in Zijn Zoon; God in Zijn mensen.

44 En we zullen nu eerst spreken over God in Zijn universum. Ik geloof niet dat iemand die zou kunnen begrijpen hoe dit universum beweegt, dit geweldig grote zonnestelsel, en die bij zijn gezonde verstand zou zijn, zou kunnen zeggen dat er geen God is. Wist u dat deze aarde met meer dan duizend mijl per uur ronddraait? Ze heeft een omtrek van vijfentwintig duizend mijl. Ze draait, maakt haar complete omwenteling elke vierentwintig uur, dat maakt dus dat ze op deze manier meer dan duizend mijl per uur gaat. En terwijl ze draait in de baan om de zon, weet ik niet hoeveel duizenden mijlen per uur ze gaat, en wel zo perfect op tijd, op de seconde nauwkeurig. Er bestaat geen horloge, geen machine die in zo'n perfectie kan worden afgesteld, en ervoor zorgt dat het niet verslijt, geen enkel horloge.

45 Ik heb een horloge dat mij in Zwitserland werd gegeven, waarvan men zei dat het mij in Amerikaans geld, als ik het kocht, driehonderd dollar zou kosten; een van hun beste horloges. Toch zal dat horloge achterlopen, steeds... een minuut, regelmatig, of vooruitlopen, of zoiets. Het is niet... het kan niet perfect zijn.

46 En toch draait deze wereld zich in de ruimte in het rond. Wie draait haar in het rond en houdt haar in die volmaakte tijd? Ze zou stellig wat langzamer worden als er niet iets was wat haar gaande hield. En hoe kunt u het zo perfect in beweging houden? En hoe kan ze zo perfect op die wijze om de zon heen gaan? Ze maakt winter, zomer, enzovoort, net zo volmaakt als het is. Dan is er geen... Gedurende zesduizend jaar heeft ze geen seconde verloren; altijd op tijd. Het is zo volmaakt dat men de zons- en de maansverduistering kan vaststellen, en twintig jaar vooruit kan men u precies het uur vertellen dat ze elkaar zullen passeren, door het bestuderen van astronomie, door het zonnestelsel te bestuderen.

47 Hoe groots! My, ik denk dat als iemand omhoog zou kijken naar de lucht, u het zou kunnen uitroepen als die Zweedse schrijver van het lied "Hoe groot zijt Gij!" Hoe groot zijt Gij! Om die kleine sterren te zien, en misschien lijken ze in de lucht nog geen tien centimeter van elkaar verwijderd, en toch zijn ze verder van elkaar verwijderd dan wij van hen. En nochtans bestuurt God dat alles.

48 En daar op de berg Wilson, in Californië, bij... Een astronoom die in mijn samenkomst in Chattanooga was, gaf mij toestemming om met deze andere astronoom naar boven te gaan om een kijkje te nemen bij deze grote telescoop. Ze hadden de foto's, omdat ik overdag ging. En u kunt honderdtwintig miljoen jaren van lichtsnelheid ver zien. Breng dat terug tot mijlen en u zult een paar keer een rij van negens rondom Tucson moeten tekenen om dat terug te brengen tot mijlen.

49 U kunt het niet met uw verstand doorgronden: honderdtwintig miljoen lichtjaren, en daar aan voorbij zijn manen, sterren en werelden. En onze Vader schiep het voor Zijn eigen welbehagen en alles werkt gewoon perfect. O, wat is het wonderbaar om te zien hoe groot Hij is, om dan te zien hoe eenvoudig Hij Zich kan maken, zodat u de weg niet zult missen.

50 Jesaja 35 zei: "Zelfs een dwaas zal daarop niet dwalen." Er is geen slimheid, opleiding voor nodig. Als dat zo was, zou ik verloren zijn. Het vereist slechts geloof om het te geloven. Niet proberen het te begrijpen, maar het te geloven. Eenvoudig: God schiep het, en dat maakt het vast.

51 We zien nu dat mensen proberen te argumenteren dat het zo niet is: ongelovigen. Enige tijd geleden hier in Colorado... O, ik denk dat het dertig of veertig jaar geleden was, dat er een ongelovige door het land was getrokken om te proberen bekeerlingen ongelovig te maken. En hij vertelde het zijn moeder zelfs toen zij stervende was.

     Ze zei: "Wat kun je me nu bieden?"

52 Hij zei: "Ma, zet je tanden maar op elkaar." En wat een uitspraak om dat tegen je eigen moeder te zeggen!

53 Hij kreeg een zenuwinstorting en ging toen naar het westen om wat rust te krijgen. En hij nam een rugzak en trok de bergen in. En op een dag liep hij buiten...

54 En predikers waren bevreesd om hem aan te pakken, want ze zeiden dat hij o zo schrander en hoog opgeleid was, een beschaafde geleerde. En zij lieten hem met rust, lieten hem vastlopen.

55 Ze zeiden dat hij op een dag een wandeltocht maakte, en dat hij naar de rotsen begon te kijken. Hij begon zich werkelijk af te vragen waar zij eigenlijk vandaan kwamen. En weldra kwamen de windvlagen neer door de pijnbomen: "Adam, waar zijt gij?"

56 Ziet u, de Bijbel zei: "Als zij zwijgen, zullen de rotsen het onmiddellijk uitroepen."

57 Deze ongelovige viel op zijn knieën en werd een lieflijke, liefdevolle Christen, omdat God in Zijn universum dit uitriep: "Ik ben de Schepper, Die de hemelen en de aarde gemaakt heeft."

58 Enige tijd geleden... meneer Wood, een vriend van mij die in Jeffersonville woont, is mijn naaste buurman. Meneer Borders hier, (een van...) mijn manager die hier vanavond zit, is goed bekend met hem. Hij was naar de samenkomst in Louisville gekomen. Hij was een Jehova's getuige, en het werd hem zelfs verboden de samenkomsten bij te wonen, maar hij kwam met zijn vrouw. Zijn vrouw behoorde tot de Anderson Church of God.

59 En zij zagen daar een klein meisje dat naar het podium werd gebracht, en hoe de Heilige Geest het meisje vertelde wat haar moeite was, en hoe lang zij het had. Ik ben de naam van de ziekte vergeten, het maakt dat men verkalkt, versteent. Zij had zich al ongeveer drie jaar niet kunnen bewegen. En ik vertelde haar, in de Naam van de Here, dat zij in orde zou zijn. En de volgende dag rende het meisje de trap op en af; ze was die avond in het gebouw, heen en weer rennend over het podium, en van alles.

60 Meneer Wood, die hierdoor tamelijk aangedaan was, had tenslotte... Hij had een zoon die kreupel was door polio, zijn been was onder hem opgetrokken.

61 Ik vertrok vandaar naar Houston, Texas, waar de foto die u hebt van de Engel des Heren werd gemaakt. En daar was die discussie met deze Baptistenprediker, die zich een tegenstander toonde en zei dat Christus nu niet meer de Geneesheer was. En toen kwam de Here die avond voor dertigduizend mensen neer en toonde het, Hij liet Zich op de foto nemen, het licht dat de onderscheiding geeft, wat toonde dat het waar was.

62 En George J. Lacy, het hoofd van de F.B.I. voor vingerafdrukken en documenten, van Californië, kwam daar het Shell gebouw binnen en onderzocht de foto, en zei: "Meneer Branham, ik ben uw criticus geweest, en heb gezegd dat het psychologie was, maar", zei hij, "het mechanische oog van deze camera zal geen psychologie opnemen. Het licht trof de lens." En daarom hebt u nu de foto. En een ervan bevindt zich in Washington D.C., in de Kunsthal voor religie, met een aantekening eronder: "Het enige bovennatuurlijke wezen dat ooit in de wereldgeschiedenis werd gefotografeerd." En als u daar dan ooit langs komt, stap binnen om het te zien.

63 Merk nu op. Toen bracht meneer Wood zijn zoon naar een plaats, in dit geval waren we in een andere plaats. En de Heilige Geest riep hem eruit en zei: "Er is een jongen achterin het gebouw met de naam van David Wood. Zijn vader is een aannemer. Jehova's getuige." Ik had hen nog nooit in mijn leven gezien. Zij woonden in een andere streek, ginds in Kentucky. En toen zei Hij: "ZO SPREEKT DE HERE, de jongen is genezen." En onmiddellijk ging die kreupele jongen op zijn voeten staan, net zo normaal als enig ander. Hij is nu mijn buurman. Ik trouwde hem ongeveer drie jaar geleden met een fijn christelijk meisje, en ze hebben twee fijne kinderen. Veel mensen hier weten ervan.

64 Meneer Wood en ik reden op onze thuisreis door de bergen van Kentucky naar een kleine landstreek waar ik op het kampeerterrein van de Methodisten ben geweest, in een plaatsje Acton geheten, A-c-t-o-n; met slechts één kruidenierswinkel, een tankstation en een kampeerterrein. En het wordt Acton genoemd, Kentucky. Het plaatsje heeft een eigen postkantoor in deze winkel. Ik heb daar een dienst gehouden. En het leek mij een goede omgeving voor eekhoorntjesjacht, daarom wilde ik er naar teruggaan.

65 Ongeveer twee jaar daarna keerden wij ernaar terug om op eekhoorntjesjacht te gaan.

66 En natuurlijk, u mensen van Arizona hier, ik denk... Hoeveel zijn er die weten wat grijze Kentucky eekhoorns zijn? Wie hebben wel eens een grijze eekhoorn gezien? O, wel, uit welk deel van Kentucky komt u? Ik kan me dus echt thuis voelen. Er bestaat niets beters ter wereld om te eten. Als dat wel bestaat, heb ik het nog niet ontdekt.

67 We gingen dus op een tweeweekse vakantie om te jagen en het was echt droog. En die kleine makkers, o my, wat kunnen die er vandoor gaan! En we schoten met een .22 geweer, en het werd zo droog dat we niet konden jagen. En meneer Wood zei: "Broeder Branham, ik ken een man die ongeveer tweehonderd of tweehonderdvijftig hectare grond bezit, met heuvels en laagten waar het water naar beneden komt door de beek." Hij zei: "Het zal er vochtig zijn. We zouden in die rivierbedding kunnen lopen, waardoor ze niet afschrikken; maar", zei hij, "hij is een ongelovige."

     Ik zei: "Wel, laten we het bij hem proberen."

68 Daarom gingen we het land door, door de bossen en over de heuvels die er uitzien alsof er veel zwijnenpaadjes zijn, tot we bij een huis kwamen waar twee oude mannen met slappe hoeden onder een boom zaten. En hij zei: "Dat is hem, aan de andere kant." Zei: "Het is een harde knaap." En toen stopten we.

69 En ik zei: "Misschien kun jij beter gaan als je hem kent. Ik kan beter in de wagen blijven."

     Hij zei: "Goed."

70 Toen stapte hij uit en liep achterom. Hij zei: "Hoe gaat het met u?" En hij zei: "Mijn naam is Wood. Ik heet Banks Wood." Hij zei: "Ik vraag me af of het mogelijk zou zijn dat wij hier een poosje kunnen jagen. We hebben hier bij een andere kreek gejaagd." Hij zei: "Het is daar droog; we kunnen niet jagen."

71 Hij zei: "Ben je de zoon van Jim Wood?" Nu was zijn vader een voorlezer bij de Jehova's getuigen. Hij is een van de voorlezers. Hij zei: "Een eerlijke, erg fijne man!"

     Hij zei: "Ik ben zijn zoon."

72 Hij zei: "Wel, Jim Wood is een van de eerlijkste mensen die ik ooit heb ontmoet. Kies maar uit, jaag maar waar je wilt."

73 Hij zei: "Dank u wel, meneer." En zei: "Ik heb mijn voorganger meegenomen. Ik neem aan dat het voor hem ook in orde is dat hij meegaat?"

74 En hij zei: "Je meent toch niet dat je zo bent afgezakt dat je een prediker met je mee moet nemen waar je heengaat?" En hij zei...

75 Ik dacht dat ik maar beter kon uitstappen, dus kwam ik de auto uit en liep erheen. Ik zei: "Hoe gaat het met u?"

76 Hij zei: "Hoe maakt u het?" En hij zei: "Weet u, ik denk dat ik voor jullie knapen een behoorlijk harde noot ben."

77 Ik zei: "Wel, ieder mag z'n mening hebben." Ik wilde gaan jagen. En toen zei hij... Ik zei: "Ik geloof dat u dat kunt hebben, ieder mag z'n eigen mening hebben."

78 En hij zei: "Ja." Hij zei: "Er is niets wat ik tegen jullie heb, behalve één ding." Hij zei: "Jullie blaffen bij de verkeerde boom."

79 Hoevelen weten wat dat betekent? Dat is een leugenachtige hond, ziet u, die bij de boom blaft: "De wasbeer is hier", terwijl hij weg is. Daar bovenin zit geen wasbeer. Zie?

     Hij zei: "Jullie blaffen bij de verkeerde boom."

     Ik zei: "Wel, dat is uw zienswijze."

80 En mijn moeder vertelde me altijd, zei: "Geef de koe gewoon genoeg touw, dan zal ze zichzelf ophangen." Daarom bedacht ik om hem ruim voldoende touw te geven en ik liet hem doorgaan met spreken.

81 Hij zei: "Wel," zei hij, "ik woon hier in de streek, al... Bij die oude schoorsteen daarboven is ongeveer zestig jaar geleden het oorspronkelijke huis verbrand. Mijn vader bouwde deze plaats. Nu, ik heb hier gewoond en gewandeld door deze plaatsen." Hij zei: "Ik ben zesenzeventig jaar en ik heb geen God, geen engel, of iets dergelijks gezien." Hij zei: "Daarom", zei hij, "is er geen."

     Ik zei: "Wel, natuurlijk, dat is nog steeds uw zienswijze."

82 Hij zei: "Wel, ik denk gewoon dat jullie kerels alleen rondgaan om een gemakkelijk leven te leiden."

     Ik dacht: "O, jongen, als je alleen maar wist wat het is! Gemakkelijk?"

     En hij zei: "Ik denk dat jullie allemaal een gemakkelijk leven leiden."

83 Ik zei: "Ja, meneer." Ik zei: "Jawel." Ik zei: "Dat is nog steeds uw zienswijze."

84 En hij zei: "Wel, dat is wat ik ervan geloof. Jullie blaffen alleen maar bij de verkeerde boom." En hij zei...

     Ik zei: "Bent u wel eens in een kerk geweest?"

85 Hij zei: "Nee, ik geloof er niet in om daarheen te gaan." Hij zei: "Er was eens een man, die hier ongeveer twee jaar geleden uit Indiana kwam, die hier op een plek stond. Ze hadden een samenkomst op het Methodisten-kampeerterrein." Hij zei: "Ik ben de naam van die knaap vergeten. Als ik hem ooit ontmoet, wil ik met hem spreken."

     Ik zei: "Ja?"

86 En broeder Wood begon te zeggen... En ik... De koe was aan het einde van het touw, daarom wilde hij er niet over praten. Ik zei... Stond daar, bakkebaarden op mijn gezicht, ongeveer zo lang, helemaal onder het bloed, en had in geen twee weken een bad gehad, dus dan begrijpt u het wel.

     Ik zei: "Ja, meneer." Ik zei: "Wat was daarmee?"

87 Hij zei: "Wel, we hebben hier een oude dame op de bergrug wonen, met zo en zo'n naam." En hij zei: "Zij was stervende aan kanker." Hij zei: "Wij hadden haar naar Louisville gebracht, naar de kankerspecialist, en zij probeerden haar te opereren. Het was in haar maag." En zei: "Haar maag en darmstelsel waren zo aangetast, dat ze haar zelfs geen klysma konden geven. En ze brachten haar naar huis om te sterven." En hij zei: "Ze was zo zwak geworden dat men haar niet meer op de po kon zetten; ze moesten een onderlegger gebruiken." Hij zei: "Mijn vrouw en ik gingen er twee keer per dag heen om haar bed te verschonen. Ze was stervende."

88 En hij zei: "Deze prediker was hier in Acton. Hij was daar twee avonden. Haar zuster woont hier ongeveer vijftig kilometer vandaan, beneden aan een andere beek. Zij ging er die avond heen. En ze zei: 'De man is nooit eerder in deze streek geweest.' En ze zei: 'Hij stond op het podium, keek neer op ongeveer vijftienhonderd mensen. En hij zei: "Een dame daar, genaamd Zo en zo, toen u vanavond van huis ging, deed u een wit zakdoekje in uw zak, die u uit een ladenkastje haalde met een marmeren plaat erop. En het heeft een klein blauw werkje in de hoek. U hebt een zuster, genaamd Zo en zo, die stervende is aan kanker. Neem dat zakdoekje en ga het op uw zuster leggen. Want, ZO SPREEKT DE HEER, zij zal leven."'"

89 En hij zei: "Ongeveer 11 uur 's avonds dacht ik dat ze het Leger des Heils daar bovenop die heuvel hadden vanwege al het lawaai. Ik... het maakte me wakker en ik zei tegen mijn vrouw: 'O, ze is gestorven. Ik zal morgenochtend mijn paard en wagen nemen om haar weg te halen.' Dat was de enige manier om te komen waar zij woonde. Je moest haar met paard en wagen ophalen om haar naar de weg te brengen voor de auto." Ik zei: "Ik wacht wel tot morgenochtend, dan gaan we haar halen en brengen haar weg."

90 Hij zei: "De volgende morgen stonden mijn vrouw en ik vroeg op om erheen te gaan. En wat vonden wij, toen we er naar binnen gingen? Zij zat aan tafel gebakken appeltaart te eten met haar man. Ze woont daar nu boven, en doet niet alleen haar eigen werk, maar ook het werk van haar buren."

     Ik dacht: "O, o, hier is het!"

     En ik zei: "Nu, u gelooft dat toch niet?"

91 Hij zei: "Wel, als u het niet gelooft, ga erheen en kijk zelf." Hij is nu tegen mij aan het prediken.

92 "Wel," zei ik, "in deze dag van nieuwe wetenschap en dokters, en zo fijn als we het hebben, en dan bedoelt u mij te vertellen dat iemand..."

93 "Wel," zei hij, "als u het niet gelooft, ga daar naar boven en vraag het haar. Daar woont ze. Is het niet zo, John?"

94 Hij zei: "Dat is waar." De andere oude man was een gelovige. Hij zei: "Dat is juist. Zij is precies nu daarboven. U kunt het haar gaan vragen." Nu is hij tegen mij aan het prediken, ziet u. Maar ach, dat is goed.

     Toen zei ik: "Wel, hoe denkt u erover wat er gebeurd is?"

95 Hij zei: "Wat ik die man zou willen vragen, is, hoe hij wist dat dit die vrouw was die daar boven lag. Hij was nooit eerder in de streek geweest. Zij was stervende aan kanker. Hoe wist hij dat ze stervende was aan kanker? Hoe kende hij haar naam? En hoe wist hij dat dit haar zuster was? En hoe wist hij dat zij beter zou worden wanneer die zakdoek op haar werd gelegd? Ik wil met hem spreken wanneer ik hem zie."

     Ik zei: "O, ik hoop dat u dat doet."

96 Toen draaide ik me om. En het was ongeveer midden augustus en het is dan echt warm en de bladeren begonnen al van de bomen te vallen. En hij had daar een mooie appelboom staan en overal lagen appels op de grond. En ik zei: "Vindt u het goed als ik een van die appels neem?"

97 Hij zei: "De wespen [Engels: yellow jackets, gele jasjes – Vert] eten ze op." Hoevelen weten wat een yellow jacket is? Daarom zei hij: "Zij eten ze op. U mag het ook wel."

98 Ik nam er dus één en wreef hem af aan deze oude vuile broek, weet u, en nam een hap en zei: "Dat is een lekkere appel."

     Hij zei: "O ja, ik plantte die boom daar veertig jaar geleden."

     Ik zei: "Uh-huh."

     "Die, ja meneer, ik plantte hem."

     Ik zei: "Draagt die elk jaar zo?"

99 "Ja. We kunnen er elk jaar een paar teilenvol van afhalen. Sommige drogen we bovenop de schuur."

     Ik zei: "Ja, meneer. Dat is erg fijn."

100 Ik zei: "Nu, een vreemde zaak." Ik zei: "Hebt u gemerkt dat we zelfs nog geen vorst hebben gehad. We hebben geen koele periode of iets daarvan gehad, en toch vallen al die bladeren van die boom." Ik zei: "Ik vraag me af waarom dat is?"

     Hij zei: "Wel, het leven heeft het blad verlaten."

     Ik zei: "Verliet het leven het blad?"

     Hij zei: "Ja."

     Ik zei: "Waar ging het leven heen?"

     Hij zei: "Naar beneden in de wortels van de boom."

     "O," zei ik, "waarvoor ging het daarheen?"

101 En hij zei: "Wel, om het te bewaren tegen de winter. Het wordt hier wel meer dan dertig graden onder nul, ziet u." Hij zei: "Als dat leven boven in de boom bleef, zou het leven sterven. Het moet naar beneden de wortels ingaan."

102 Ik zei: "O, ik begrijp het. Uh-uh." En ik zei: "Ik wil u een vraag stellen. U weet dat die boom geen intelligentie heeft, omdat hij maar een boom is, een deel van botanisch leven." Ik zei: "Wat voor intelligentie vertelt hem voordat de vorst intreedt: 'Ga daaruit, heel snel. Vloei naar de wortels en verberg je. Zo niet, dan zal je sterven.' Welke intelligentie doet dat?"

     "Wel," zei hij, "dat is gewoon de natuur."

103 Ik zei: "Wel, ik vertel u. Neem een emmer met water en zet hem daar in augustus op de paal en laat me zien dat al dat water van de paal naar beneden vloeit en dan in het voorjaar weer naar boven terugkeert."

     Hij zei: "Daar heb ik niet aan gedacht."

104 En ik zei: "Denkt u daarover na terwijl ik op eekhoorntjesjacht ga. En dan, wanneer ik terugkom, als u mij kunt vertellen welke intelligentie dat sap in die boom, dat leven, vertelt: 'Ga naar beneden in de wortels en verberg je tot de lente, en kom dan weer terug', wanneer u uitvindt welke intelligentie dat leven door die boom in de seizoenen op en neer laat gaan, zal ik u vertellen welke intelligentie mij vertelde dat die vrouw genezen zou worden."

     Hij zei: "Aan u vertelde?"

     Ik zei: "Ja, meneer."

     Hij zei: "U bent toch niet die prediker?"

     Ik zei: "Ik ben broeder Branham."

     Hij zei: "Kunt u dat bewijzen?"

     Ik zei: "Zeker." Ik zei: "Ik vermoed dat ik er niet op lijk."

105 Hij zei: "Nee, ik bewonder dat." Hij zei: "U ziet er menselijk uit."

106 En ik zei: "Wel..." Ik zei: "Wel..." Ik zei daarom: "Wel, goed meneer."

     En hij zei: "Bent u een prediker?"

107 Ik zei: "Ja, meneer. Dezelfde God Die tegen een boom kan spreken, kan tegen een man spreken." En daar leidde ik de oude man tot Christus.

108 Een jaar later kwam ik terug en hij was heengegaan om de Heer te ontmoeten. En zijn vrouw vertelde mij: "Broeder Branham, hij stierf zegevierend, God prijzend."

109 Wat was het? Hij zag God spreken in Zijn universum. Van alle dingen die hij gezien had, was het toch de natuur van een boom die hem verklaarde dat er een God was. Zie? En hij ontdekte het, en vond Jezus Christus als zijn Redder.'

110 O, wat kunt u Hem goed zien in het opgaan van de zon, Hem zien in het ondergaan. Overal waar u kijkt, kunt u God zien. Zoals ik onlangs op een avond zei: "Als Hij binnenin u is, kunt u Hem daarbuiten zien."

111 Gewoonlijk ga ik in het noorden in Colorado jagen. Op een keer in de herfst... Een andere man en ik waren daar aan het jagen en we gingen ieder een kant op. We jaagden op elken [groot soort hert; Amerikaanse eland – Vert], heel hoog, tot waar de sneeuw komt die de elken naar beneden drijft. Ze verblijven eigenlijk boven bij de boomgrens, omdat ze in het wild levende schepselen zijn. We hadden daarom elk een lastpaard en een rijpaard meegenomen, en gingen omhoog. En de heer Jeverz, de eigenaar van de boerderij, was langs de ene vertakking van de kreek gegaan, ongeveer dertig kilometer ver, en ik ging de andere kant op.

112 En daarginds, in het herfstseizoen, hebben ze... Weet u, de zon zal een poosje schijnen, dan regent het een poosje; dan sneeuwt het een poosje, het regent opnieuw, en dan komt de zon tevoorschijn. U weet hoe dat gaat.

113 En er kwam een storm over de berg aanzetten. Ik was bijna bij de boomgrens. En ik had mijn rijpaard ver beneden vastgebonden, ongeveer zestien of twintig kilometer onder mij, en ik was aan het jagen, het was tamelijk droog, en daar kwam een storm opzetten. En ik verborg me bij een stormvlaag achter een struik, waar de winden wat struikgewas, dennen, omver hadden geblazen. En zo stond ik achter deze bomen tot de wind voorbij was. En tijdens de storm werd het kouder. Ik stond daar ongeveer anderhalf uur, denk ik, en bevroor bijna, en de wind blies. Toen, na een poosje, nam het af, en ik knikkebolde en werd wat slaperig.

114 Toen keek ik op, en toen ik dat deed - terwijl ik stond - keek ik om me heen. Ik zag de zon doorkomen terwijl ze bezig was onder te gaan. En daarboven waar het hard geregend had, had het de altijdgroene bomen getroffen, en er was een ijslaagje op gekomen. En de zon reflecteerde tegen dat ijs en vormde een regenboog. O my! Ik kon God daar zien. Daar is God, precies daar in de regenboog van het verbond. Ik dacht: "Daar is God, hier, bovenop de bergtop."

115 Toen, na een poosje hoorde ik een grote mannetjes eland. Hij was verdwaald in de storm, bulkte naar de kudde. Ik kon God daarin horen. Een oude wolf was op de berg aan het roepen, het vrouwtje antwoordde hem diep beneden. Daar is God in. Ik geloofde altijd dat Hij daarboven woonde. Daar was Hij in de zonsondergang. Daar was Hij in de regenboog. Daar was Hij in de roep van de eland. Daar was Hij in het roepen van de wolf. Hij is in de natuur, rondom, overal.

116 En tot mijn verbazing zat daar een kleine pijnboom-eekhoorn precies tegenover mij op een stronk. Hij is net als de uil van de Ier: "een hoop drukte en veren, maar geen uil", weet u. Hoewel hij slechts een klein kereltje is, met z'n kromme rug, toch is hij de agent in uniform van het woud. Wanneer hij tekeer gaat, gaat al het wild op de loop. En daar was hij, zat daar tegen mij te ratelen alsof hij van plan was mij te verscheuren. En groter dan zo was hij niet. Maar hij sprong maar op en neer. En ik dacht: "Raak niet zo opgewonden, knaapje." En wat hem zo opgewonden maakte...

117 Ik werd zelf ook een beetje opgewonden toen ik al die dingen begon te zien. "God," zei ik, "o, wat een wonderbare plaats om hier te zijn!" Ik voelde me als Petrus op de Berg der verheerlijking: "Laat ons drie tabernakelen bouwen en hier blijven." En ik werd zo gevuld met de glorie van God in mijn ziel! Ik zette mijn geweer tegen de boom. En ik ontplofte, geloof ik. Ik rende rond en rond de boom, schreeuwend: "Prijs God! Prijs God!"

118 Ik moest iets de vrije loop laten. De enige uitlaatklep die ik had, geloof ik. Dus ik... ik weet niet of u zich ooit zo goed hebt gevoeld of niet. Maar het is mogelijk, want ik heb het ervaren. Ik weet dat het goed is wanneer je om je heen kijkt en God helemaal rondom je ziet.

119 Je ruikt geen sigarettenrook daarboven, en daarginds is geen bier en dergelijke, en geen halfgeklede vrouwen. Zij zijn... zij... zij bevinden zich daar beneden op de vuilnisbelten van de duivel.

120 Maar dit is daarboven waar God woont. En toen ik dus daarboven steeds rondrende, zei ik: "Dank U, Here! Ik heb die regenboog gezien." Ik dacht: "Hij ziet eruit als..."

121 In het eerste hoofdstuk van Openbaring zag Johannes Hem als een regenboog, als Alfa en Omega, o, het Begin en het Einde. Met een verbond dat Hij de wereld niet meer zou vernietigen. En toen kwamen wij erin, in het Nieuwe Testament, dat het verbond van Zijn bloed is.

122 En zo bleef ik maar doorgaan. Ik speelde niet voor huichelaar. Ik voelde me goed, en ik wilde stoom afblazen. En ik was aan het roepen: "Prijs God!" rond en rond de boom. Ik vermoed dat ze gedacht zouden hebben dat ze een maniak in de bossen hadden, als iemand daar naar boven was gekomen. Maar het maakte mij niet uit wie er was. Ik voelde me goed, en ik wilde me in de Here verheugen.

123 En ik denk dat ik dit eekhoorntje opgewonden had gemaakt. En ik veronderstel dat hij nog nooit zoiets had gezien. Niet alleen eekhoorns, maar heel wat andere mensen hebben nog nooit zoiets gezien, of zelfs menselijke wezens. En hier was ik aan het rondrennen. Ik denk dat ik een bijzondere bezienswaardigheid was, maar ik voelde me goed. En toen zat hij daar, helemaal gekromd, naar me te schetteren. Zijn oogjes puilden bijna uit zijn kopje.

124 Ik zei: "Maak je niet druk. Ik aanbid alleen onze Schepper. Kalmeer. Doe hetzelfde. Je zult je beter voelen." En toen werd het knaapje rustig. Ik dacht: "Zie je het niet? Kijk. Hier is het. Steek je pootjes omhoog en prijs de Heer." Ik zei...

125 Toen ik oplette, zag ik dat hij niet naar mij keek. Hij hield zijn kopje naar beneden, keek zo. Ik dacht: "Wel, waar kijkt het kereltje naar?" En de storm had zo gewoed dat hij een grote arend naar beneden had gedwongen tijdens deze windvlaag. En daar was hij zo opgewonden over, over die rondstappende arend daar in dat kreupelhout.

126 En toen dacht ik: "Here, ik zie U in de regenboog. Ik zie U in de zonsondergang. Ik hoor U in het roepen van de dieren. En nu, hoe zou ik U ooit in die arend moeten zien? U, in die arend? En waarom stopte U mij met U te prijzen?" Kijk, God doet alles goed. Hij wist dat ik dit op een dag zou vertellen. En daar was hij. Deze grote arend sprong omhoog op een boomtak en keek naar me. En ik dacht: "My, ik bewonder hem. Hij is niet bang."

127 Ik bewonder alles wat niet bevreesd is. God kan geen lafaard gebruiken. Als je een te grote lafaard bent om tegen je baas te getuigen, tegen iemand anders, en je schaamt voor Jezus Christus, kan Hij je niet gebruiken, als je je schaamt voor het Evangelie van Jezus Christus. Ik geloof dat Paulus zei: "Ik schaam mij niet voor het Evangelie van Jezus Christus, want het is de kracht Gods tot redding voor eenieder die gelooft."

128 Sommige mensen kunnen zich uitleven in de kerk, maar zodra ze buiten komen, worden ze verslagen. Dat soort religie is niet goed. Dat is gewoon een show opvoeren. Het moet geleefd worden.

129 Toen lette ik op deze grote arend. Hij was niet bevreesd. Ik dacht: "Wel, wat weet jij? Ben je niet bang voor mij?" Die grote grijze ogen keken naar me. Ik dacht: "Waarom ben je niet bang?" Ik zei: "Ik zou hier mijn geweer kunnen pakken en je neerschieten." Ik zei: "Ben je niet bang voor mij?" Maar hij... hij lette niet op mij. Hij hield die eekhoorn in de gaten. Hij keek naar mij, en dan keek hij weer naar de eekhoorn. Ik dacht: "Ik word dat lawaai ook zat. Jij ook?" En zo bleef hij maar oplettend heen en weer kijken.

130 Na een poosje dacht ik: "Wat maakt hem zo zeker?" Ik bemerkte dat hij zijn vleugels heen en weer bewoog, weet u, zijn veren opschuddend in zijn vleugels. Uh-huh. Kijk, dat is het. Kijk, hij had een door God gegeven gave: die vleugels. En hij wist dat hij, voordat ik mijn hand aan dat geweer kon leggen, tussen dat geboomte kon zijn. Ziet u? En hij was niet bevreesd zolang hij de kracht kon voelen die God hem gegeven had om in veiligheid te komen.

131 O, als een Christen dat maar kon doen! Als een arend zoveel vertrouwen kan stellen in een paar vleugels om hem uit de moeilijkheden in veiligheid te brengen, hoeveel temeer kan een man of een vrouw in de tegenwoordigheid van Jezus Christus, waarin Hij Zichzelf bekend maakt, onbevreesd zijn voor iets! Als je kunt weten en zien, zien dat de Bijbel gezegd heeft dat het op deze manier zal zijn, en hier is het: Jezus Christus Dezelfde gisteren, heden en voor eeuwig, Die temidden van ons wandelt en dezelfde dingen doet die Hij altijd deed, en beloofde dat Hij het precies vóór de eindtijd zou doen, hoe zouden wij dan bevreesd kunnen zijn? Niets zal u kwaad kunnen doen. Hoe kan het u schaden? Hij overwon en veroverde alles: dood, hel, graf, ziekte, al het andere, zonde. Hij is... Ik ben volmaakt in Hem. Niet in mijzelf; ik heb niets. Maar in Hem ben ik veilig.

     Ik heb Hem dit zien blijven doen.

132 Iemand zei eens tegen mij: "Broeder Branham, bent u niet bevreesd dat een keer iemand op het podium komt en u een vergissing maakt?" Niet zolang ik Hem bij mij kan voelen, dan zal er geen vergissing zijn. Dat is waar. Het zal er altijd zijn.

133 Weet u, hij zat daar tot hij dat geschetter van dat kleine oude gestreepte eekhoorntje zat was: tetter, tetter, tetter. Toen maakte hij gewoon één grote sprong, sloeg ongeveer twee keer met zijn vleugels, en ik merkte dat hij daarna niet meer met zijn vleugels sloeg. Hij wist gewoon hoe hij zijn vleugels moest zetten. En toen de wind eraan kwam, steeg hij slechts met de wind mee omhoog. En de wind kwam er weer aan, en hij steeg verder omhoog op de wind. In een golvende beweging ging hij omhoog. En ik stond daar en sloeg hem gade tot hij slechts een stipje in de lucht was geworden. Hij ging verder, verder, verder, verder.

134 Ik stond daar, begon de tranen van mijn gezicht af te vegen. Ik zei: "Dat is het, God. Ik begrijp waarom U die arend hierheen zond." Zie?

135 Het is niet springen en deze week een Methodist zijn, en overspringen en de volgende week een Baptist zijn, en plop, plop naar de ene, en dan plop, plop naar de andere, maar weten hoe je je vleugels van geloof moet plaatsen in de kracht van de Heilige Geest. En als het binnenkomt als een bulderende vloed, beweeg dan mee op het getij ervan. Ga weg van dit kleine oude aardgebonden geschetter: "De dagen van wonderen zijn voorbij. Er is niet zoiets als de doop van de Heilige Geest. Er is geen Goddelijke genezing", tetter, tetter hier; en tetter, tetter daar. Zet eenvoudig uw vleugels in de kracht van de Heilige Geest, en laat Hem u boven al dit oude geschetter, tetterlawaai van "zoiets bestaat er niet", uit dragen.

136 Die arend wist wat hij deed. Hij kon vertrouwen. Ziet u? God is in Zijn universum. Gelooft u dat niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ziet u God in Zijn universum? U kunt Hem in de vogels zien. U kunt Hem in de bloemen zien. U... O! We zouden er de hele avond mee kunnen vullen. Maar gelooft u dat God in Zijn universum is? ["Amen."] In orde.

137 Nu zullen we zien of God in Zijn Woord is. We gaan nu naar God kijken in Zijn Woord. Hij is niet alleen in het Woord, maar Hij is het Woord. Zo is het. De Bijbel zei in het Evangelie van Johannes, hoofdstuk 1: "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond." God en Zijn Woord zijn hetzelfde.

138 Het Woord, zei Jezus, is een zaad dat een zaaier zaaide. En elk bevrucht zaad in de goede soort aarde zal voortbrengen naar zijn aard.

139 Ik besef dat dit nu op de geluidsband wordt opgenomen. En deze banden... we hebben een bandenbediening over heel de wereld. En veel mensen, ongeveer duizend mensen, zijn hier vanavond aan het luisteren. Voordat deze band stopt, zullen tien keer tienduizenden rondom de wereld hem horen, ziet u.

140 En ik zeg dit publiekelijk, ik zeg betreffende het Woord van God dat het een zaad is. Als u de juiste geestelijke houding kunt aannemen ten opzichte van enige Goddelijke belofte van God, dan zal Hij het laten geschieden, als u zelf bij machte bent om te geloven dat die belofte voor u was.

141 Maar als u het door een of andere Ricky aan de kant laat schuiven, die zoveel opleiding heeft genoten dat hij niet meer kan bevatten hoe hij ermee om moet gaan, en die het kan afschuiven naar een vorige eeuw of naar een toekomstige eeuw, dan zal het op u geen uitwerking hebben. Zoals Jezus zei: "U neemt uw tradities en maakt de geboden van God krachteloos", wanneer u probeert God te plaatsen als een historische God, of als een toekomstige God.

142 "Hij is gisteren, heden, en voor immer Dezelfde." Hij is nu evenveel God als Hij altijd is geweest. En als u dat standpunt kunt innemen: dat die belofte voor u is! Jezus zei in Markus 11:22: "Voorwaar, Ik zeg u, als u tot deze berg zegt: 'Word bewogen', en niet twijfelt in uw hart, maar gelooft, dat wat u hebt gezegd zal komen te geschieden, kunt u hebben wat u gezegd hebt. Ik zeg u, wanneer u bidt, geloof dat u ontvangt wat u gevraagd hebt, en het zal u gegeven worden." Welke grotere belofte dan die kon gegeven worden? U moet het geloven, omdat het een zaad is. Nu, als ik...

143 Als u mij om een eikenboom vraagt en ik geef u een eikel, dan zou u potentieel een eikenboom hebben. Het is in zaadvorm. En wanneer u God in uw leven wenst, neem Hem dan aan als uw Redder. Potentieel bent u een volgroeide zoon van God. U zult verder groeien in de gestalte van God. Net zoals de eikel die tot een eikenboom uitgroeit.

144 Nu, u mensen in Arizona, u kweekt sinaasappels. Eerst is het een zaad. Het zaad rot. "Het zaad, de tarwekorrel, moet in de grond vallen", zoals Jezus over Zichzelf zei. Het zal moeten rotten.

145 En het enige wat u kunt doen is om... De enige manier is om die kiem van leven van Gods Woord, Gods eigen leven, aan te nemen, en dan te rotten aan uw eigen ideeën. Laat God het doen.

146 Het is niet mijn zaak om het te verklaren. Ik kan het niet verklaren. Ik geloof het gewoon. Hij heeft mij nooit gevraagd het te verklaren. Hij zei nooit: "Heb je het gevoeld?" Hij zei nooit: "Heb je het begrepen?" Hij zei: "Geloof je het?" Dat is het.

147 Probeer niet naar een seminarie te gaan om wat van deze gedoceerde balsemvloeistof in u te krijgen van een sociale geloofsbelijdenis. Wat u nodig hebt is de doop van de Heilige Geest, de geïncarneerde kracht van God die in u woont, die dit Woord ontvangt en het levend maakt zoals het werkelijk is. Over de hele wereld en voor allerlei mensen; ik weet dat het waar is. Hij is God.

148 Welnu, deze kleine sinaasappelboom, als het onder... Nu, als u gaat planten, als u het krijgt, is het misschien een stekje, twijgje, ongeveer zo groot. U plant het. Dat is alles wat u ermee moet doen. U hoeft niet te gaan zeggen: "Welnu, ik moet ergens wat sinaasappels gaan halen om ze erin te gooien." De sinaasappels zitten er reeds in.

149 Het enige wat dat boompje moet doen... u moet het genoeg water blijven geven. En het enige wat de boom moet doen, is drinken. En hij drinkt en drinkt tot hij niet meer kan. En terwijl hij drinkt, brengt hij takken voort; en hij drinkt nog meer en hij brengt bladeren voort. Drinkt nog meer en hij brengt bloesem voort. Drinkt meer en hij brengt sinaasappels voort. Alleen drinken en voortbrengen, drinken en voortbrengen, dat is het.

150 En dat bent u. Wanneer wij tezamen geplant zijn in Christus, is het enige wat wij te doen hebben: drinken van Zijn belofte en voortbrengen. Alles wat u nodig hebt is in u wanneer u Christus ontvangt, omdat Christus in u is. En u moet gewoon drinken van Zijn Woord, Zijn leven, en voortbrengen. O, ja. Ik geloof dat Hij het water is dat op ons komt. Hij is het leven. Ik geloof dat Hij de onuitputtelijke Fontein van leven is, en dat wij, als wij geplant zijn in Hem, voortbrengen.

151 Abraham ontving God in Zijn Woord toen hij een oude man was: vijfenzeventig jaar oud. Sara was vijfenzestig. Zij was ongeveer twintig jaar voorbij de menopauze. Hij had met haar geleefd sinds zij ongeveer achttien jaar was. Zijn halfzuster; trouwde met haar. En God kwam op een dag naar de oude man toe en vertelde hem dat hij een baby zou krijgen bij Sara. En dat Woord, dat Woord, God in Zijn Woord! Toen God dat tot Abraham sprak, verlieten alle redeneringen over elk ding dat daaraan tegengesteld was hem.

152 Zo doet u wanneer u God in Zijn Woord ziet. U moet het hoe dan ook op die manier ontvangen. Zie?

153 Uw woord sterft nooit. Ik zou hier kunnen spreken via een zendstation, en mijn woorden zullen in een oogwenk rondom de wereld gaan. Door dit gebouw komen vanavond beelden van mensen. Zet uw televisie aan en vind uit of het niet zo is. Woorden van mensen komen hier doorheen. U ziet het niet. Uw zintuigen stellen het niet vast, maar het is er. En een woord sterft nooit.

154 Hier niet lang geleden zag ik het visioen van een jonge vrouw die stierf, waarover men vertelde dat ze zelfmoord had gepleegd. Het is ongeveer een jaar geleden. Ik ben vergeten... Zij was een soort meisje dat een zeer populaire vrouw was. En ik was bovenin de bergen. Ik zag haar sterven. En men vertelde mij... Hij vertelde aan mij: "Nu, zij... U kunt zeggen dat het vier uur was. Het is net een paar seconden voor vier." En Hij zei: "Ze zullen zeggen dat ze zelfmoord pleegde, maar ze stierf aan een hartaanval." Wat is de naam van die vrouw? Een jonge, blonde vrouw, Marilyn Monroe. Dat was het. Ze stierf, en ze pleegde geen zelfmoord.

155 Ik had met het meisje te doen. Ze leek altijd een beetje een zwaarmoedige vrouw te zijn; ze had iets nodig. Ik wou dat ik bij het kind had kunnen komen. Zij had Christus nodig. Misschien was ze wel naar een koude, formele kerk gegaan. Maar zij had een echte ervaring van redding nodig, met iets in haar hart om haar die zekerheid te schenken. Zij... Haar vader heeft zij nooit gezien. Haar moeder was in een krankzinnigengesticht. Dit alles werkte in de gedachten van het meisje. Ze had Christus nodig. En dan, daarom weten we dat.

156 Laatst op een avond vertelden m'n kinderen mij dat er op de televisie een film zou worden getoond, genaamd The river of no return["De rivier van geen terugkeer" – Vert]. Daar ving ik de wereldrecord-regenboogforel, toen ik daar op een keer was met de Christelijke Zakenlieden. En zij wilden dat ik zou kijken of dat die rivier was; dat ik naar een plaats zou gaan waar de televisie stond om te kijken of dat de rivier was, en of Don Smith, de gids, dit meisje daarheen bracht. Daar was zij op de televisie, hetzelfde meisje dat ik had gezien en dat al een jaar geleden gestorven was. Maar daar werd elke beweging die zij maakte, getoond; haar hoorbare stem. Welnu, dat is als in een vierde dimensie. En voor eenieder van ons zal dat hetzelfde zijn op de oordeelsdag.

157 Dus wanneer Jezus Christus deze woorden gesproken heeft, sterven zij nooit. De wetenschap beweert dat zij binnen twintig jaar vanaf nu de letterlijke stem kunnen oppikken. Zij zullen in staat zijn de letterlijke stem van Jezus op te vangen. Die is nog steeds in de wereld. Want, ziet u, u bent een zendstation. Dan moet er een ontvangststation zijn. En als u de ontvanger kunt zijn, het ontvangststation, om het Woord van God te ontvangen, dan is het werkelijk voor u, en dan zal het precies zo leven als destijds. Amen.

158 Welnu, Abraham pikte het op. God zei: "U zult een baby bij Sara, uw vrouw, gaan krijgen."

159 Nu, voor het natuurlijke verstand is dat dwaas. Zou u zich een oude man van vijfenzeventig jaar en zijn oude vrouw van vijfenzestig jaar kunnen voorstellen, die komen zeggen: "Wel, dokter, wij willen regelingen treffen voor het ziekenhuis"?

     "Wel," zeiden ze, "de oude man is zijn verstand kwijt." Zie?

160 Maar alle mensen die God op Zijn Woord nemen, worden door de wereld beschouwd als mensen die een beetje de weg kwijt zijn, omdat God de dingen van deze wereld als vleselijk beschouwt. En de prediking van het Evangelie, en de Christenen, zijn ook dwaasheid voor degenen die verloren gaan.

161 Maar Abraham geloofde het. Ik kan Sara de babysokjes zien breien, weet je, en de spelden klaarleggen, en dan is zij gereed. De eerste maand ging voorbij, zie, en hij zei: "Lieveling, hoe voel jij je?"

     "Er is geen verschil."

     "Glorie voor God. We zullen hem in ieder geval krijgen."

     "Waarom?"

     "God zei het."

     Een jaar ging voorbij. "Hoe voel je je, Sara?"

     "Geen verschil."

     "We gaan hem hoe dan ook krijgen. Halleluja!"

     "Hoe weet je dat je hem zal krijgen?"

     "God zei het." Het is het Woord; God heeft het beloofd.

162 Vijfentwintig jaar later, vijfentwintig jaar later, hij is honderd jaar oud en zij negentig, een omaatje met een sjaal om haar schouders en een mutsje op voor het stof. Een stok, waarmee ze zo rondliep, en hij oud, met een neerhangende baard. "Voel je enig verschil, lieveling?"

     "Niets, lieverd."

163 "Glorie voor God! Wij zullen hem hoe dan ook krijgen. God heeft het gezegd." Zie?

164 Zo is het. En dan noemen wij ons Abrahams zaad? Ongeacht wat dan ook, het zal een groot... Hij kon vijfentwintig jaar later God meer prijzen. Het zal een groter wonder gaan zijn.

165 Maar terwijl wij zien dat Jezus Christus Zich precies voor ons openbaar maakt, en als Hij dan niet direct iets doet, dan is het: "Ik heb het gemist. Ik heb het niet gekregen." Abrahams zaad? Zie?

166 God in Zijn Woord! "Hemelen en aarde zullen voorbijgaan," zei Jezus, "maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan." God is in Zijn universum. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] God is in Zijn Woord.

167 Toen honderdtwintig bange, lafhartige mensen, die al drie en een half jaar met Jezus op aarde hadden gewandeld, en Hem de doden hadden zien opwekken, wonderen en tekenen, enzovoort, zagen verrichten... Ze waren bevreesd voor de dreiging van de Joden. Zij klommen naar boven naar de opperkamer aan de buitenkant van het gebouw; bij de trap die naar de tempel ging, naar een kleine opperzaal, een kleine gebedskamer aan de buitenkant, waar enige kleine olijfolie-kandelaren brandden, of lampen met een pit erin. En zij klommen daar omhoog en grendelden de deuren, omdat zij bevreesd waren voor de Joden.

168 "En toen dan de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, kwam er een geluid uit de hemel als een geweldig gedreven wind, en het vulde heel het huis waar zij gezeten waren." Deuren vlogen open, ramen vlogen open, daar gingen ze de straat op, getuigend onder de kracht, de uitwerking van de Heilige Geest. Waarom? Gods Woord was aan hen betuigd geworden. God hield Zijn Woord. Geen lafhartigheid meer, wanneer het Woord ankert.

169 Ik stop hier even om dit te zeggen. Wanneer een man of vrouw - ik geef er niet om hoezeer de dokter zegt: "U sterft aan kanker, melaatsheid", of wat het ook is - wanneer u dat Woord kunt ontvangen, hetwelk God is, zal er iets gebeuren. En er is niemand die u iets anders kan vertellen. U weet wat u doet. Jazeker.

170 Gelooft u dat God in Zijn universum is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Gelooft u dat God in Zijn Woord is? ["Amen."] Jazeker, Hij is in Zijn Woord. Nu God in Zijn Zoon.

171 God in Zijn universum. God in Zijn Woord. U ziet God in Zijn universum.

172 U ziet God in Zijn Woord, omdat Hij het Woord is. Dat is God in lettervorm. Dat is het Woord in lettervorm, maar het is ook in de ruimte, als u het kunt ontvangen. O my!

173 Evenals die kleine vrouw, die de zoom van Zijn kleed aanraakte; zij ontving het. Zie? Het maakte niet uit wat het was, zij wist in haar hart dat, als zij Hem kon aanraken, zij gezond zou worden.

174 En merk nu op: God in Zijn Zoon. O! In Johannes 14:8 zei Jezus: "Ik en de Vader zijn één. De Vader woont in Mij. Ik ben het niet Die de werken doet. Het is Mijn Vader Die in Mij woont; Hij doet het werk. Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf." Johannes, het vijfde hoofdstuk, vers 19: "De Zoon kan niets van Zichzelf doen, tenzij Hij de Vader dat ziet doen." Zie? "God was in Christus, de wereld met Zichzelf verzoenende."

175 Welnu, veel mensen verwarren de drie-eenheid wanneer ze erover gaan nadenken. Sommigen maken er drie verschillende personen van, en sommigen maken er één van; en ze zijn beiden verkeerd. Merk op, het zijn geen drie goden.

176 Het zijn drie manifestaties van dezelfde God. Begrijpt u? Het zijn drie eigenschappen. God de Vader, Die in de woestijn was in de vorm van een Vuurkolom; en toen drukte diezelfde God Zich uit in Zijn Zoon, welke dezelfde God in Zijn Zoon was; en nu drukt diezelfde God Zich in u en mij uit als de Heilige Geest. Heel de tijd dezelfde God, geen drie goden, maar drie manifestaties van dezelfde God, drie eigenschappen van een Vader. Dat was Hij. Hij demonstreerde het als een Zoon. Dat was Hij. En nu als de Heilige Geest in Zijn volk.

177 God Die neerdaalde; Hij kon niet worden aangeraakt vanwege de zonde. Toen werd God Zelf gereflecteerd in een Man, daar de mens in het beeld van God werd geschapen. En God werd gemaakt in het beeld van een mens teneinde te lijden, zodat Hij de zonde zou kunnen wegnemen. En dan...

178 En nu is Hij in ons. "Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, maar Ik zal bij u zijn, zelfs in u, tot aan het einde der wereld." God in ons. Zie? Nu lijkt het erop dat iedereen het zou kunnen zien.

179 Menigmaal zeggen mensen dat Jezus een Jood was. Sommigen hebben gezegd dat Hij half heidens, half Joods is. Hij was geen van beide. Hij was God. Dat is Wie Hij was.

180 Bedenk nu, dat wanneer een baby geboren wordt - elk leven - dit van het mannelijke geslacht komt. De levenskiem komt van de hemoglobine, het bloed. En het bloed is... Het leven is in het bloed. Dat zegt de Bijbel. Nu de... zoals de...

181 Het is voorjaar. En nu gaan alle vogels nesten maken, en ze krijgen een nest vol eieren. Welnu, een oude moedervogel kan hier in de weer zijn en haar nest heel mooi maken en versieren met allerlei veren. En ze kan een nest vol eieren leggen en heel getrouw op die eieren zitten. Totdat... Ze kan ze elke dag op de juiste manier omdraaien. En ze kan er bovenop gaan zitten en ze warm houden op zo'n wijze dat ze niet zal... dat ze de hongerdood zou sterven. Ze zal zo zwak worden dat ze niet van het nest kan komen om wat eten te gaan zoeken. Zo trouw kan ze zijn voor haar eieren, voor haar aankomende jonkies! Maar als die vrouwelijke vogel niet met de mannelijke vogel in contact is geweest, zullen ze nooit uit het ei komen. Ze moet met het mannetje in contact zijn geweest.

182 Het doet me denken aan hedendaagse kerken. Soms kunnen we de mooiste kerk bouwen - die we hebben - en de beste groep diakenen en al dergelijke; en een grote groep, de burgemeester van de stad en iedereen komt er naartoe, en we zijn er trots op. Maar als zij niet in contact zijn geweest met de nieuwe geboorte, met de Man, Christus, dan hebt u een nest vol rotte eieren gekregen. Zij zullen daar liggen en rotten, allemaal.

183 Wat wij vandaag nodig hebben, is een goede ouderwetse nestreiniging, vanaf de Presbyterianen, de Baptisten, helemaal door tot Pinksteren en al. U moet in contact komen met Jezus Christus: leven. Hij is Degene. De hen kan een ei leggen, maar het zal niet uitkomen tenzij ze in aanraking is geweest met de mannelijke vogel.

184 En de almachtige God, God de Vader, overschaduwde de maagd Maria, en schiep in haar schoot een bloedcel, welke de Zoon van God voortbracht zonder een seksueel verlangen. En dat bloed werd vergoten op Golgotha. Halleluja! Dat is het bloed waarop ik vanavond vertrouw, omdat er anders niets is. "Geen andere bron ken ik, niets dan het bloed van Jezus." Daarom redt het bloed van God ons. Het bloed van God brengt Jezus Christus in ons midden. Het bloed van God brengt de Heilige Geest. Niet het bloed van een Jood of een heiden; maar Gods eigen geschapen bloed. Jezus, de Man, was Zijn Zoon Die Hij Zelf schiep, en God tabernakelde in die tabernakel. En God...

185 Wet zonder straf is geen wet. Als u zegt dat het tegen de wet is om door een rood stoplicht te rijden, en er is geen straf voor, dan is het geen wet.

186 En Gods wet heeft straf. "Want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven." En wanneer de mens daarvan eet, is er geen...

187 God kon geen andere persoon zenden om de plaats in te nemen. Dat zou opnieuw onrechtvaardig zijn. Om deze broeder te laten sterven voor wat die broeder heeft gedaan, zou verkeerd zijn. God moest Zelf komen. En de enige manier waarop Hij het kon doen, zou zijn om in Zijn eigen vlees te komen, wat Zijn eigen geschapen lichaam was dat Hij Zelf schiep, zodat Hij de dood kon ondergaan. Amen.

188 Daar is het Evangelie in de kracht. Dat is God gemanifesteerd in het vlees, Immanuël, om de zonden der wereld weg te nemen. En in dat bloed vertrouwen wij; niet in de Jood of heiden, maar in het bloed van God, Die Jezus Christus was. Dat is de reden waarom Hij zei: "Ik en Mijn Vader zijn één. Mijn Vader woont in Mij." Het was de Vader in Hem.

189 Tijdens een straatsamenkomst zei een vrouw eens: "Tot wie bad Hij in de hof van Gethséman é?"

190 Ik zei: "Ik wil u iets vragen. U getuigde dat u de Heilige Geest had. Waar is Deze? Tot wie bidt u?" Hij is natuurlijk aan de binnenkant van u.

191 Welnu, wij hebben de Geest met mate. Hij had Hem zonder mate. Wij zijn zonen en dochters van God met mate. Zoals je een lepel met water uit de oceaan neemt, en Hij is de hele oceaan; maar dezelfde chemicaliën die in de lepel zitten, zijn in de hele oceaan. Het is verschillend in hoeveelheid, maar van dezelfde kwaliteit. Daarom is Jezus Christus Dezelfde, gisteren, heden en voor immer. God is in ons. Ja. Merk op.

     God in Zijn universum. God in Zijn Woord. God in Zijn Zoon.

192 Welnu, in deze dag proberen de sociale evangeliepredikers - broeders - Hem slechts een soort profeet te laten zijn, of een goede filosoof, of zoiets. Hij was óf God, óf de grootste misleider die de wereld ooit heeft gehad. Hij was God; niets minder, niets meer.

193 Er was een vrouw die bij een zekere cultus behoorde die niet in de letterlijke maagdelijke geboorte van Jezus gelooft; ze nemen dit niet aan. Zij geloven enkel dat de geest over de materie heerst. En ze kwam tamelijk vaak om mij te horen prediken. Op een avond ontmoette ze mij bij het uitgaan. Ze zei: "Broeder Branham, ik houd ervan u te horen spreken."

     Ik zei: "Dank u."

     Ze zei: "Ik vind alleen één fout bij u."

194 Ik zei: "Wel, dank de Here. Ik hoop dat de Here enkel die ene vindt." En ik zei: "My! Van de vele fouten die ik heb, vindt u er slechts één?" Ik zei: "Dank u zeer." Ik zei: "Zou ik mogen vragen wat die fout is?"

     Ze zei: "Ja. U schept teveel op over Jezus."

195 Ik zei: "Ik zal zeker binnengaan als dat de enige fout is die ik heb, dat ik over Hem opschep."

     Zei: "U schept teveel over Hem op."

     Ik zei: "Hoe bedoelt u, dat ik over Hem opschep?"

     Ze zei: "Wel, u maakt Hem Goddelijk."

     Ik zei: "Hij was Goddelijk."

196 "O," zei ze, "meneer Branham, u bent daar verkeerd. Hij was een goede man."

     Ik zei: "Hij was meer dan een goede man."

     Ze zei: "Hij was een profeet."

197 Ik zei: "Hij is meer dan een profeet. Hij was de God van de profeten."

198 En ze zei: "O, meneer Branham! Als ik u bewijs... U zei dat u fundamenteel was. En als ik u bewijs uit uw eigen Bijbel dat Hij niet Goddelijk was, wilt u het dan aannemen?"

     Ik zei: "Als de Bijbel dat zegt, geloof ik de Bijbel."

199 Ze zei: "Goed, ik zal u uw eigen Schrift geven. Het Evangelie van Johannes, het elfde hoofdstuk. De Bijbel zei, dat, toen Jezus naar het graf van Lazarus ging... daar zegt de Bijbel dat Hij weende. En Hij kon niet wenen en Goddelijk zijn."

200 Ik zei: "En dat is het? Is dat alles wat u te vertellen hebt?"

     Ze zei: "Ja."

201 Ik zei: "Dame, uw argument is dunner dan de bouillon die gemaakt is uit de schaduw van een kip die de hongerdood stierf." Ik zei: "Wel, u weet het. U weet beter dan dat."

     En ze zei: "Wat bedoelt u daarmee?"

202 Ik zei: "Wel, kijkt u eens hier. Laat me u iets tonen." Ik zei: "Hij was een mens, maar u mist het om te zien dat Hij meer dan een mens was. Hij was een mens toen Hij huilde. Hij was een mens toen Hij daar stond met smalle gebogen schouders, waarvan de Bijbel zei: 'Er was geen gestalte dat wij Hem zouden begeerd hebben.' Hij was een mens die daar stond en weende. Zo'n mens was Hij, Die daar stond en weende. Maar toen Hij die smalle schouders rechttrok en opwaarts naar de hemel keek, zei Hij: 'Lazarus, kom eruit', en een man die al vier dagen dood was, stond op en leefde weer. Dat was meer dan een mens. Een mens kan dit niet doen. Dat was God in Zijn Zoon."

203 Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Jazeker. Zijn...

204 Die dode man was al aan het vergaan. Met andere woorden, hij was aan het rotten. Er staat: "Hij stinkt." Zijn ziel was ergens op een vierdaagse reis. We zullen er niet over argumenteren waar dat was. Maar wat het ook was, verderf kende zijn Meester. Halleluja! En de ziel kende haar Schepper en haar Minnaar. En een ziel die al vier dagen een rottend lichaam had verlaten, stond op zijn voeten en leefde weer. Vertel mij, kan een mens dit doen? Dat was God in Zijn Zoon, Die dit deed.

205 Ik wil toegeven dat Hij een mens was, toen Hij die avond hongerig uit Jeruzalem afdaalde en een boom doorzocht om te proberen iets te eten te vinden. Hij was een mens. Dat is waar. Maar toen Hij vijf broden en twee vissen nam en er vijfduizend van te eten gaf, daarna nog twaalf manden ophaalde, was dit meer dan een mens. Dat was God, de Schepper, Die daar stond. Hij kon water in wijn veranderen. Hij kon brood nemen en voedsel en vis vermenigvuldigen. God was in Zijn Zoon, absoluut. Jazeker.

206 Hij was een mens toen Hij die avond in dat oude bootje lag dat op en neer danste. Omdat Hij zo vermoeid was geworden van het zien van visioenen; doordat er deugd van Hem was uitgegaan; omdat Hij het Evangelie gepredikt had; de zieken had genezen; en door iedereen bekritiseerd was, daarom was Hij helemaal achterin het schip gaan liggen. Dat was een mens die daar lag te slapen. Op die tijd zwoeren tienduizend duivels van de zee dat zij Hem die avond zouden verdrinken. Daar lag Hij, zo vermoeid dat Hij Zich niet kon bewegen. Zelfs de golven konden Hem niet wakker maken. Het bootje - als een kurk op de woedende zee - maakte Hem nog steeds niet wakker. Hij was een mens. Hij was slaperig. Hij was vermoeid. Hij was uitgeput.

207 Maar eenmaal gewekt, stapte Hij naar voren, keek neer op Zijn discipelen, en zei: "O, gij kleingelovigen", plaatste Zijn voet op de reling van de boot, keek omhoog en zei: "Zwijg, wees stil." En de winden en de golven gehoorzaamden Hem. Dat was meer dan een mens die daar sprak. Dat was God Die vanuit Zijn Zoon sprak. Jazeker. God was in Zijn Zoon. Ik geloof dat Hij Goddelijk was. Dat is waar.

208 Hij stierf aan het kruis en schreeuwde om genade. Hij stierf, roepend om een slok water. Hij stierf en riep om genade. Hij was een mens toen Hij stierf.

209 Maar op die derde dag, toen die profetie vervuld werd: "Ik zal Zijn ziel in de hel niet verlaten; noch zal Ik toelaten dat Mijn Heilige verderving ziet." Alle duivels in de hel... Hij kwam tevoorschijn met de sleutels van dood, hel en graf. Hij verrees, en voer omhoog naar de hemel, en geeft gaven aan de mensen. Dat was meer!

210 Iedereen die ooit een beetje verstand had, heeft dit ook geloofd; dichters en schrijvers, en al de profeten door de eeuwen heen. We zouden enigen van hen kunnen ondervragen.

211 Wat als ik Eddie Perronet hier vanavond op het toneel kon roepen? Hij kon zijn liederen niet verkopen. Niemand wilde ze kopen. Op een dag raakte de Heilige Geest hem aan, en hij greep zijn pen en schreef:

Gij allen, prijst de kracht van Jezus' Naam.
Laten engelen zich neerwerpen;
Breng het koninklijk diadeem tevoorschijn,
En kroon Hem tot aller Heer.

212 Jazeker. Hij is Heer over alles. Hij geloofde dat God in Hem was.

     O, wanneer ik iemand anders hoor zeggen:

Als ik het wond're kruis aanschouw,
Waarop de Prins der heerlijkheid stierf,
Acht ik al mijn beroemdheid slechts schade.

     En een ander schreef:

Levend had Hij mij lief; stervend redde Hij mij;
Begraven, droeg Hij mijn zonden ver weg;
Opgestaan, rechtvaardigde Hij vrijelijk voor eeuwig;
Op een dag zal Hij komen, o glorieuze dag!

213 Als ik vanavond Fanny Crosby kon roepen en vragen: "Hoe denk je over Hem? Was Hij een profeet, of wat was Hij?" Dan zou ze dit zeggen:

Ga mij niet voorbij, o tedere Heiland,
Hoor mijn nederig geroep;
Terwijl Gij anderen roept,
Ga mij niet voorbij.

Gij, de stroom van al mijn troost,
Meer dan het leven zijt Gij voor mij.
Wie op aarde heb ik nevens U?
Of wie in de hemel dan Gij?

214 Prijs God! God was in Zijn Zoon, de wereld met Zichzelf verzoenende.

215 God in Zijn universum! God in Zijn Woord! God in Zijn Zoon! Jazeker. Nu God in Zijn mensen!

216 Gelooft u dat God in Zijn universum was? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] God in Zijn Woord is? ["Amen."] Was God in Zijn Zoon? ["Amen."] Wat nu met God in Zijn mensen? ["Amen."] Amen. O!

217 "Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer," zei Jezus, "doch gij zult Mij zien; want Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot het einde, tot de voltooiing. Ik zal in u zijn, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig." Jazeker. Wat voor mensen zouden wij moeten zijn?

218 Het herinnert mij aan een verhaal. Hier in het zuiden, nog niet zo lang geleden, waren wij gewend slaven te kopen, kleurlingen. De Boers [Zuid-Afrikanen van Nederlandse afkomst – Vert] brachten ze hier en verkochten hen; de Nederlanders. En ze werden hier in Amerika als slaven verkocht. Dat is verkeerd.

219 Het is nooit de bedoeling geweest dat de mens over de ander heerst. We hebben één God. De kleur van de huid van de mens heeft niets te maken met zijn ziel. We komen allen van één bloed. Een gele man kan een zwarte een bloedtransfusie geven, en een zwarte man u, de witte man, eveneens. We zijn... God schiep uit één man alle volken, jazeker, uit één man. Maar ze hebben altijd... God maakte de mens; de mens maakte slaven. Het was vanaf het begin niet goed.

220 Ze waren gewend langs te komen om hen te verkopen, zoals bij een tweedehands autoverkoop. Ze hadden die ouderwetse huizen en plantages, en ze kwamen daarheen om die slaven te krijgen. Kopers, tussenpersonen, kwamen langs om hen mee te nemen. Op een dag kwam een makelaar langs een zekere plantage. Hij zei: "Wel, hoeveel slaven hebt u?"

     Hij zei: "Ongeveer driehonderd."

     Hij zei: "Ik zou ze graag willen bekijken." Hij ging erheen.

221 En ze waren bedroefd. Ze waren weg van huis. Ze wisten nooit hoe... Ze weten dat ze nooit meer naar huis zullen terugkeren. Ze zien hun vader nooit meer. Ze zien hun moeder nooit meer. De moeders zouden de kinderen nooit meer zien. Het was een droevige zaak. En men moest hen met de zweep slaan om ze aan het werk te krijgen; proberen hen te stimuleren hun werk te doen.

222 Maar ze merkten daar een jonge kerel op, die men niet hoefde te slaan. Hield zijn hoofd rechtop, zijn kin vooruit; was steeds aan de gang, correct aan het werk.

     De makelaar zei: "Ik wil deze slaaf kopen."

     De eigenaar zei: "Maar hij is niet te koop."

223 Hij zei: "Wat maakt die man anders? Is hij de baas over hen allen?"

     Hij zei: "Nee, hij is een slaaf."

224 "Geeft u hem misschien wat anders te eten dan die anderen?"

     "Nee, hij eet in de barak zoals de rest van de slaven."

225 Hij zei: "Wat maakt hem zo verschillend van de andere slaven?"

226 Hij zei: "Dat heb ik mij ook afgevraagd, tot ik erachter kwam. Ginds in het thuisland in Afrika, waar zij vandaan komen, is zijn vader de koning van de stam. En hoewel hij een vreemdeling is, weet hij toch dat hij een koningszoon is." Dat is zijn karakter. Hij wilde zich zoals zijn vader gedragen.

227 O, wat een schande is het vandaag voor mannen en vrouwen, die beweren zonen en dochters van God te zijn, met de natuur van God in zich; predikers in de preekstoel, die beweren zonen van God te zijn en ontkennen dat er Goddelijke genezing is, ontkennen dat er een werking van de Heilige Geest is. Wat een schande is het voor onze zusters die beweren heiligen van God te zijn en hun haar afknippen, hun kleding uittrekken, en zich zo gedragen! Hoe schandelijk is het voor onze kerken om mannen, die twee of drie keer zijn getrouwd, toe te staan oudsten in het bestuur te zijn, enzovoort! Wat een schande!

228 Wij behoorden te beseffen, hoewel wij vreemdelingen in deze wereld zijn, dat wij zonen en dochters van de Koning van de hemel zijn. En wij, ons karakter binnenin ons, zou aan Jezus Christus gelijk moeten zijn, opdat (Hij) wij het Zijne zouden mogen weerkaatsen, door Zijn Wezen. God is in Zijn mensen. Ja. Dat geloof ik met heel mijn hart.

229 In Johannes 14:12 zei Jezus: "Wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen, dezelfde manifestaties." Kijk wat wij gedurende deze week hebben bemerkt, hoe Hij Zich manifesteert als de Messias, een gave die in Hem was. Hij kon uw hart onderscheiden, hun gedachten onderscheiden, hun vertellen wat het was.

230 Op een keer drong een kleine vrouw zich door de menigte, en raakte de zoom van Zijn kleed aan. Ze zei: "Als ik Hem alleen maar kan aanraken!" Zij rende terug de menigte in, en bleef staan, ging zitten, wat het ook was.

231 En iedereen omarmde Hem met: "Hallo Rabbi, jonge Profeet! Hoe gaat het met U?"

232 En sommigen van hen zeiden: "Hé, ik hoor dat U de doden opwekt! Wij hebben er een kerkhof vol mee." Critici, je vindt ze gewoon overal.

233 En daar was Hij, en baande Zich een weg. Na een poosje stond Hij stil en zei: "Wie heeft Mij aangeraakt?"

234 Toen kon Petrus deze woorden hebben gezegd: "Heer, zij zullen denken dat er verstandelijk iets verkeerd is. Kijk naar de armen en handen die U van alle kanten aanraken, en dan zeggen: 'Wie heeft Mij aangeraakt?'" Hij berispte Hem daarvoor.

235 Jezus zei: "Maar Ik heb een ander soort aanraking gevoeld, een echte aanraking."

236 Vanavond zijn er zoveel van ons die iets belijden; zo velen van ons doen verschillende dingen, maar toch is er een aanraking, er is iets dat roept om Gods aandacht. En God weerkaatst Zich in Zijn kind. Van het werk dat Hij doet, wordt verwacht dat wij hetzelfde doen.

237 De kleine vrouw ging daar zitten. Jezus keek om Zich heen tot Hij haar ontdekte. Hij vertelde haar over haar bloedvloeiing, en zei dat haar geloof haar had gered.

238 O, wij zien Hem toen de kleine vrouw bij de bron een emmer water kwam halen. En zij had dorst, en toen zij begon de emmer in de put te laten zakken, hoorde zij een jonge Jood zeggen: "Breng Mij een beetje water."

239 Zij keek die kant uit en zei: "Het is niet gebruikelijk. We hebben hier afscheiding. U zou het mij, een vrouw, niet moeten vragen."

240 Hij zei: "Maar als u wist met Wie u sprak, zou u Mij om een dronk hebben gevraagd." En ging toen verder met het gesprek totdat Hij ontdekte wat haar moeite was. Hij zei: "Ga uw man halen en kom hier."

     Ze zei: "Ik heb geen man."

241 Hij zei: "U hebt de waarheid verteld. U hebt er vijf gehad, en degene waarmee u nu leeft, is niet uw echtgenoot. U hebt de waarheid gezegd."

242 Ze zei: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent. En wij weten dat wanneer de Messias komt, dit precies is wat Hij zal doen."

243 Hij zei: "Ik ben het, Die tot u spreek." O my! Wat deed Hij? God weerkaatsen.

244 Wat wordt er van de gemeente verwacht om te doen? Hetzelfde te weerkaatsen als Hij. Zeker. O, weerkaatsend, God in Zijn mensen!

245 Ik herinner mij uit de Bijbel dat, toen een oude profeet zo vol van de Heilige Geest was, een Sunamietische vrouw een baby kreeg. En hij stierf, en de profeet kreeg er van God niets over te horen. Hij liep echter op en neer, heen en weer, tot Gods Geest op hem kwam. Hij strekte zich uit op dat kleine dode kind, en hij niesde zeven keer en kwam tot leven. Wat was het? Die profeet? Beslist niet. God in Zijn mensen. Dat is het. Het was God in Zijn mensen. Absoluut. Dat is precies juist.

246 We vinden een man genaamd Petrus, die niet genoeg onderwijs had gehad, geen seminarie ervaring, die geen lidmaatschapskaart bezat van enige organisatie. Maar hij was vervuld met de Heilige Geest: God in Zijn mensen. Ze hebben hem zien profeteren en zagen het gebeuren. Ze hebben op zijn indrukwekkend leven gelet. Ze hoorden van zijn invloed. Een man die sprak zoals Jezus Christus. De Bijbel zei: "Ze hadden bemerkt dat zij ongeletterde en eenvoudige mannen waren, maar ze wisten dat zij met Jezus waren geweest." Ziet u? Zie? Het weerkaatst Hem in u. En ze ontdekten dat die mensen het zo sterk, zozeer geloofden dat God op die mensen neerkwam, dat zij zelfs in de schaduw van die ongeletterde visser gingen liggen. En allen die daar met geloof lagen, gelovend, werden genezen. Niet de schaduw van die visser, maar God in Zijn mensen, God werkend door Zijn mensen. Beslist.

247 Zij hebben Paulus daar zien opstaan en profeteren. En elk ervan gebeurde precies; dingen voorspellen, en alles doen wat Jezus Christus deed toen Hij hier op aarde was. Ze zagen dat hij bij Christus was. Zij wisten dat Christus bij hem was, zodat ze zelfs verlangden om zakdoeken en schorten van zijn lichaam te nemen, die zij op de zieken en lijdenden legden, en boze geesten voeren uit de mensen. Ziekten werden genezen. Wat is het? God in Zijn mensen.

248 O, wat hebben wij dat vanavond nodig! Kijk naar gisteravond. Ik luisterde naar de band. Een kleine vrouw, die geloof ik uit Oregon, of daar ergens vandaan kwam. Het was een arme vrouw. Zij had haar geld besteed om hier te komen. Zij had een ongeredde man en kinderen. Ze was ziek en aangevochten, kwam naar het podium. Iemand anders in de zaal dacht daar anders over, dacht dat ik aan het raden was wat er verkeerd met haar was.

249 Toen kwam de Heilige Geest terug en vertelde wie zij was, wat haar naam was, hoe haar moeder haar noemde. Vertelde haar, welke naam haar werd gegeven toen zij een baby was. Vertelde haar wat haar trouwnaam nu was. Vertelde haar waar ze geweest was, wat zij gedaan had, waar zij vandaan kwam, waarmee zij bezig was, en welke ziekte zij had. En vertelde haar dat ze een zondige echtgenoot en zondige kinderen had, en dat zij aan een zekere ziekte leed. Ik weet het nu niet meer. Luister maar naar de band.

250 En toen kwam de Heilige Geest met ZO SPREEKT DE HERE. "Ik geef u uw echtgenoot. Ik geef u uw kinderen. Ik genees u." En vandaag is zij gezond. Haar man was als eerste bij het altaar gisteravond, en haar kinderen zijn gered.

251 Wat is het? Hij, Die de verleden tijd weet, de tegenwoordige tijd, de toekomstige tijd. Wat is het? God in Zijn mensen. Amen. Zo is het. Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig. Hij beloofde deze dingen in de laatste dagen.

252 Het is al weer tien minuten voor tien. Neem me niet kwalijk. Ik blijf maar praten. Ik heb hier nog dertig Schriftgedeelten liggen. Oh, oh! Ik zal ze tot morgenavond bewaren.

253 God in Zijn mensen. Gelooft u dat God in Zijn universum is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Gelooft u dat God in Zijn Woord is? ["Amen."] Dat God in Zijn Zoon is? ["Amen."] Dat God in Zijn mensen is? ["Amen."]. Bent u niet blij te weten dat God in het universum is, God in Zijn Zoon is, God in de mensen is? ["Amen."] God is nog steeds God. Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig. Gezegend zij de Naam des Heren! Dat zeg ik u.

     Laten we bidden. Laten we onze hoofden buigen.

254 Onze hemelse Vader, wij geloven dat U God bent. Wij weten dat U nabij bent. Wij zien U helemaal terug, voor de wereld ooit begon. Wij zien U Uw handen uitstrekken en de wereld scheppen. De wereld is gegrondvest door het Woord van God. Zelfs de aarde waarop wij vanavond gezeten zijn, is het gemanifesteerde Woord van God. Zo niet, waar kwam het dan vandaan? U sprak, en het was er. U bent vanavond nog steeds God. O God, laat ons... laat ons er het juiste beeld van krijgen. Laat ons de echte betekenis van Uw dierbaar Woord begrijpen. Sta het toe, Vader. Zegen ons vanavond.

255 Ik bid dat U het vanavond wilt schenken, dat U wilt tonen dat U in Uw mensen bent. Ze kunnen U nu zien in het universum. Zij kunnen U in verscheidene plaatsen zien, Heer. Laat ons nu U zien verschijnen, onze hemelse Vader, als het ons zo vergund is. Ik bid dat U zult zien, Here, dat wij het niet bedoelen dat wij deze dingen moeten zien, maar opdat Uw Woord mag worden uitgevoerd. U hoefde de mensen niet te genezen om te bewijzen dat U de Zoon van God was. U was de Zoon van God. U zei het, opdat het Woord vervuld mocht worden. En vanavond doet U deze dingen niet omdat U denkt dat U ze behoorde te doen. U doet ze omdat U hebt beloofd ze te doen. U bent... U bent aan het Woord verplicht, Here, en U maakt het absoluut altijd waar.

256 Hier liggen zakdoeken van zieke mensen, Here. Over het hele land verspreid zijn er kleine zieke kinderen, moeders. U hebt deze zakdoeken gadegeslagen. Ik leg mijn handen erop, Vader. Ik weet dat ik de heilige Paulus niet ben, maar U bent nog steeds Jezus.

257 Er werd eens in de Bijbel gezegd dat er een groep mensen, de Israëlieten, gehoorzaam waren aan Uw gebod. Zij waren precies in het pad van hun plicht op weg. En terwijl zij hun plicht deden, stond de Rode Zee hun in de weg. Het sneed hen af. Farao's leger kwam eraan. De bergen en woestijnen waren aan elke kant. Het scheen dat God geen ruimte voor Zichzelf overliet om terug te trekken, maar er lag iets in de weg. U beloofde hun dat U hen naar een nieuw land zou brengen. De Rode Zee lag in de weg. Een schrijver zei dat God met dreigende blik door die Vuurkolom naar beneden keek. Hij zei: "Toen Hij dat deed, werd de Rode Zee bevreesd en trok zich terug, en Israël ging verder op reis."

258 O, God des hemels, U bent vanavond nog steeds Jehova. Die niet alleen door de Vuurkolom heenkijkt, maar vanavond naar beneden kijkt door het bloed van Uw eigen Zoon. En ziekte heeft deze zieke mensen hier in de weg gestaan, die deze zakdoeken vertegenwoordigen. Grote Jehova God, wanneer deze zakdoeken op de zieken worden gelegd, moge die duivel bevreesd worden en terugwijken. God, neem hen mee naar deze belofte: "Ik ben de Here, Die al uw ziekten geneest." Schenk het, Vader. In de Naam van Uw Zoon Jezus Christus vragen wij het.

259 En nu, Here, zegen degenen die wachten in het gehoor. Ik bid het in Jezus' Naam. Amen.

260 Nu, ik geloof dat we een beetje laat zijn. Iedere avond hebben we gebedskaarten naar het altaar opgeroepen. Ik denk dat wij vanavond gewoon degenen die geen gebedskaarten hebben, zullen oproepen, zodat u zult zien dat de gebedskaart er niets mee te maken heeft. Hoevelen zijn hier ziek en hebben geen gebedskaart? Steek uw hand op. Goed. Er is geen persoon hier die ik zie en die ik ken. Ik ken niet één persoon, alleen deze kleine zangers die hier vooraan zitten.

261 Als ik zei dat God in Zijn universum is, God in Zijn mensen is. Gelooft u dat God in Zijn mensen is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

262 Ieder van u, kijk nu deze kant op. Zoals Petrus en Johannes zeiden, toen zij door de poort genaamd de Schone kwamen, en zeiden: "Zie op ons." Dat betekent: "Schenk aandacht, luister naar wat ik ga zeggen." Hij zei: "Zilver en goud heb ik niet, maar wat ik heb - zoals geloof - wat ik heb, geef ik u. In de Naam van Jezus Christus, sta op." Hij greep de man vast, en begon hem omhoog te trekken tot zijn enkels sterk werden. Toen liep hij met grote blijdschap weg.

263 Zoals u al weet, ben ik niet opgeleid. Nee, ik zou mezelf geen prediker kunnen noemen. Ik ben zo'n beetje een reserveband. Maar God gaf mij een gave, als een gave om Jezus Christus te manifesteren, om de mensen te tonen dat Hij nog steeds leeft. Nu, als...

264 Hij is niet dood. Als Hij dood is, dan is onze godsdienst tevergeefs. Maar ik heb als zendeling rondom de wereld honderden godsdiensten gezien, en kwam voor allerlei duivels, toverdokters, enzovoort, te staan. Maar onze godsdienst is echt. Onze God leeft. Hij is niet dood. Hij leeft. En Hij beloofde: "De werken die Ik doe, zult gij ook doen."

265 Ik zeg u, dat elk mens die zijn zonden heeft beleden en onder het bloed van Jezus Christus is, een zoon van God is, als hij uit de Geest van God geboren is. Zij zijn zonen en dochters van God.

266 Welnu, wat als Jezus hier vanavond stond, en dit pak droeg dat Hij mij gaf door een goede vriend, Carl Williams? Wat als Hij hier stond en dit kostuum droeg, en u zou naar Hem toe wandelen, en zeggen: "Here Jezus, wilt U mij genezen?" Wel, Hij zou het niet kunnen doen. Hij heeft het reeds gedaan; door Zijn striemen werden wij genezen. U zou willen zeggen: "Vergeef mij." Hij deed dat op Golgotha. Het werk van het hele reddingsplan was volbracht. Genezing en alles werd volbracht.

267 De Bijbel zei: "Hij is opgevaren naar omhoog, zit aan de rechterhand van God." Gelooft u dat? Hij is daar om voorbede te doen, en Hij is onze Hogepriester Die kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheden. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Onze enige Bemiddelaar tussen God en de mens is Jezus Christus. Dat is overeenkomstig de Bijbel. Misschien hebt u anderen die het proberen. Maar God luistert slechts naar Eén, en dat is Jezus Christus. Zo is het. Merk op, zoals Hij daar gezeten is, een Hogepriester, Dezelfde gisteren, heden, en voor eeuwig.

268 Welnu, als Hij hier vanavond wandelde, en u had geloof dat Hij u zou kunnen genezen, zoals die kleine vrouw die geloofde dat God in Zijn Zoon was! Geloof nu dat God in Zijn Woord is. Geloof dat God in Zijn mensen is.

269 Jezus stond op uit de dood, keerde terug tot de Heilige Geest, en kwam weer terug, levend in Zijn mensen om dezelfde werken te doen die Hij deed. En het uur hiervoor is aangebroken dat het zal worden vervuld, omdat het einde van de heidense dispensatie nabij is. Hij deed het aan het einde van de Joodse, het einde van de Samaritaanse; en nu aan het einde van de heidense dispensatie, precies zoals het Hij toen deed. Beloofde het te doen overeenkomstig de Schrift.

     Nu, ieder van u daar die ziek en behoeftig is...

270 En de hemelse Vader weet dat ik de waarheid vertel. Als er iemand is die ik kan zien in dit gebouw die ik ken; op dit moment deze kant opkijkend, dan zijn het deze kleine jongens die hier vlakbij zitten, en dit kleine meisje, die gezongen hebben. Dat zijn de enigen die ik zie, die ik ken.

271 Hoevelen van u daarginds weten dat ik niets over u weet, dat u onbekenden bent? Steek uw hand op. Ziet u? Iedereen. Het geeft niet waar u bent, achterin, waar het ook is.

272 Als Jezus Christus nu Dezelfde is, gisteren, heden, en voor eeuwig, en Hij een Hogepriester is, en wij worden een ontvangstation voor Hem, dan moeten wij ook de werken doen die Hij deed. Ik weet dat u een psychologische prediking kunt horen. We kunnen spreken over wat Hij was, en, wel, dat is in orde. Maar zal het werken? Wij kunnen zeggen dat Hij Dezelfde is, maar zal het werken? Zoals iemand die probeert iets te verkopen; het ziet er goed uit, maar laat ons eerst zien dat het werkt.

273 Nu, onze religie moet in actie komen. Christelijke godsdienst is een actie. Het is Jezus Christus Zelf in actie, Die het kan.

274 Evenals deze microfoon hier, deze microfoon is compleet stom, totdat iets erin spreekt. En dan transformeert het de stem van hetgeen er doorheen spreekt. Maar van zichzelf is het een dood ding.

275 En zo is elke man of vrouw. Je bent stemloos wanneer het tot deze dingen komt, maar wanneer je in contact bent, en Christus heeft je opzij getrokken om je te gebruiken, dan niet meer. Dan is het niet uw stem, het is de Zijne.

276 Daarom wil ik iedereen als getuige oproepen: hebt u ooit van de honderdduizenden keren gezien dat het verkeerd was? Dat zal het nooit zijn, omdat het God is.

277 Nu, u zult het moeten geloven. U zult het moeten accepteren. U moet geloof hebben en het niet betwijfelen.

278 Welnu, tot u daar in het gehoor, ik wil dat u gedurende een paar minuten uw hoofd buigt, en ik wil dat u bidt zoals die kleine vrouw deed. "Here, ik ben ziek." Of: "Ik heb een zieke vriend." Of: "Ik ben wanhopig in nood. Ik heb huiselijke problemen", of enige andere zaak die u nodig hebt.

279 Zeg: "Here Jezus, ik weet dat die man mij niet kent. Hij is een totaal onbekende voor mij. Maar U kent mij. En ik wil, hemelse Vader, dat U mij helpt. Ik wil dat... dat U mij geneest. En ik ga Uw kleed aanraken. Ik ben zover van hem vandaan; het zou hoe dan ook geen goed doen om hem aan te raken; hij is gewoon een mens. Maar ik ga U aanraken. En hij heeft verteld dat wij in de laatste dagen leven, en de kerk heeft het laatste teken gekregen overeenkomstig de Schrift: zoals U naar Abraham kwam, de uitverkorene, die uit Sodom werd geroepen. Nu, Vader God, laat het vanavond zo zijn. Laat het zo zijn, Vader, dat wanneer... Laat de man mij vertellen, tot mij spreken zoals Hij deed tot de vrouw die Zijn kleed aanraakte, en ik zal U met heel mijn hart geloven."

     Laat de muziek nu, als u wilt, meneer, heel zachtjes gespeeld worden.

280 Bid nu. Nu, ieder die ziek is, laat niemand bewegen. En ga niet... ga niet...

281 Iemand nam zojuist een foto. Neem er geen meer. Kijk, de Heilige Geest is een licht. Ik let erop.

282 Ziet u nu waar ik sta? Hier achter mij zit een groep predikers die mij gesponsord hebben. Er zitten ongeveer duizend mensen voor mij. Ik heb de tijd meegemaakt dat er een half miljoen zaten. Ik ken er geen enkel persoon van.

283 En u, zonder gebedskaart vanavond, ik wil dat u bidt en zegt: "Here Jezus, laat al dit bijgeloof van mij worden weggenomen. Hij heeft gezegd dat God in Zijn mensen was. Hij zei dat God hem had gezonden om Jezus Christus in de laatste dagen te verklaren aan de gemeente. Ik ben ziek. En als ik vanavond slechts Uw kleed kan aanraken! Zij... ze vertellen mij dat de Bijbel spreekt, en zegt: 'U bent een Hogepriester Die kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheden.' En de Bijbel zei: 'U bent gisteren, heden, en voor eeuwig Dezelfde.' Dan handelt U vandaag zoals U gisteren deed. En die vrouw raakte U aan en ging tussen het gehoor zitten, en U keerde Zich om en vertelde haar wat haar moeite was, en zei, dat haar geloof haar gezond had gemaakt."

284 Bid nu oprecht, en moge de Here God het verzoek toestaan, is mijn gebed. Wees nu echt eerbiedig. Bid een ogenblik. Als u een zondaar bent, zeg: "Vergeef mij, Here." Als u ziek bent, en een zondaar, zeg: "Vergeef mij, Here." Als u een Christen bent, hebt u een recht op de Boom des levens.

285 Als u nu voelt dat u gebeden hebt, en u hebt iets, blijf dan nu aan Jezus denken. U kunt uw hoofd opheffen als u dat wilt, en blijf slechts aan Jezus denken, en kijk deze kant uit. Kijk mijn richting uit.

286 En geloof nu met heel uw hart, en zeg: "Here Jezus, ik heb zo goed als ik kan het gebed des geloofs gebeden. En ik heb geen gebedskaart. Ik zal niet in de gebedsrij worden geroepen. Of, als hij na een poosje de gebedsrij oproept, zal ik daar niet in zijn. Ik heb geen gebedskaart. Maar ik... ik heb geloof, God. Help mij."

287 Doet u dat nu. En als Jezus Christus dan wil neerkomen om ons te zalven, uw geloof om het te geloven, mijn ogen om het te zien, en mijn lippen om het te spreken! En als Hij hetzelfde doet als wat Hij gisteren deed toen Hij hier op aarde was, en beloofd heeft het opnieuw te doen, dan is God in Zijn mensen. Dan zegt u: "Toon ons de Vader en het is ons genoeg."

288 Bid gewoon. Nu is het niet mijn geloof. Het is het uwe. Ik wacht alleen op Hem om tot mij te spreken. Als Hij niet spreekt, dan roep ik de gebedsrij op. Dat is al wat ik kan doen. Zonder Hem ben ik hulpeloos, maar ik ben er zeker van dat Hij hier is. Absoluut. Als ik maar iemand zou kunnen zien die geloof heeft! Wees niet, wees niet nerveus. U ontvangt nooit iets door nerveus te zijn. Wees alleen eerbiedig voor God, bied uw noden aan.

289 Wat een ogenblik! Wat een ogenblik! Zie? God, het Woord, is de Waarheid, en het Woord zal worden bewaarheid. Of ik ben een valse getuige van het Woord, of, als ik de waarheid heb verteld, zal God bewijzen dat dit Woord de Waarheid is. Zo is het. God zal niets te maken willen hebben met een leugen. U weet dat.

290 Hier is het. Dank U, Here. In de Naam van Jezus Christus neem ik hier elke geest onder mijn controle voor de glorie van God.

291 Geloof nu, eerbiedig, en geloof. Die Engel die u op de foto ziet, is hier op het podium. Het gaat de zaal in. Een ogenblikje. Verliet...

292 Hier is het. Kunt u dat zien? Het is een kleine dame die daar zit op een na de laatste van de rij. Ziet u dat licht, amber, precies aan de zijkant van de dame? Zij zal spoedig moeder worden. Is dat waar? Heeft u een gebedskaart? U heeft het niet. U heeft er geen nodig. Maar u geloofde het. Gelooft u dat ik Zijn profeet ben, Zijn dienstknecht? Als de Here Jezus Christus mij de dingen wil openbaren die in uw hart zijn, en waarvoor u hier bent, zult u het dan aannemen?

293 U bent nerveus, natuurlijk, u staat op het punt moeder te worden, maar uw moeite is in uw rug. U hebt last van uw rug, en dat is in feite wat u God vroeg om u van te genezen. Is dat niet zo? Als dat waar is, steek uw hand op. Nu, als deze dingen waar zijn - als wat gezegd is de waarheid is - dan wil ik dat u gaat staan, zodat de mensen weten dat het de waarheid is. Zijn wij totale onbekenden voor elkaar? Als dat zo is, steek dan uw hand op. Is wat Hij heeft gezegd de waarheid? Als dat juist is, wuif dan op deze manier met uw hand.

294 Welnu, daar is een vrouw die Zijn kleed heeft aangeraakt. Zij kon mij niet aanraken. Zij zit tien of dertien meter bij mij vandaan. Maar zij raakte Zijn kleed aan. En vraag het haar. Zij heeft gebeden dat God haar rug zou genezen en haar geboorte zou geven van haar baby. Dat is juist. Is dat zo? En u deed het voor u hier vanavond naar de samenkomst kwam, en bad dat u op een of andere manier zou worden toegelaten tot de gebedsrij. Als dat waar is, als dat uw gebed was, steek uw hand op. Hoe kan ik hier staan en haar vertellen wat ze zei voordat zij haar huis verliet? Gelooft u dat God mij kan vertellen wat uw naam is? Mevrouw Cisco. Geloof met heel... Dat is juist. Dat is juist. Steek uw hand op. Ga nu naar huis. U bent gezond. God zegene u, en het kind, en uw man die daar zit.

295 Voor Gods aangezicht, ik heb de vrouw nooit eerder in mijn leven gezien. Is Jezus Christus Dezelfde, gisteren, vandaag, en voor eeuwig? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

296 Hier, de kleine Spaans uitziende vrouw die daar zit. Zij was er helemaal door ontroerd. Zij beseft dat er iets gaande is. Ze huilt, omdat dit licht precies boven haar is. Ik ken haar niet. Ik heb haar nooit gezien. Maar zij had iets op haar hart, waarover zij bad. Het gaat over haar moeder. Dat is waar. Hebt u een gebedskaart? U hebt er geen nodig. U hebt er geen. U hebt er geen nodig.

297 Uw moeder is erg ziek. Zij is niet hier. Zij is in Bakersfield. Dat is waar. U bent de vrouw van een voorganger. Dat is uw man die naast u zit. Hij heeft een broer. Hij noemt hem "Joe". Dat is zo. Nu, als dat de waarheid is, steek uw hand op. Ik heb de mensen nooit in mijn leven gezien. Als dat waar is, ga dan beiden staan. Als dat waar is en ik een totaal onbekende voor u ben, steek uw... U hebt uw verzoek. Ga naar huis. Jezus Christus hoort u. Geprezen zij God!

298 De vrouw die er vlak achter zit, met die roze uitziende blouse aan, hebt u een gebedskaart, dame? Ik ben een onbekende voor u. Ik ken u niet. Is dat waar? Er is echter een zwarte, donker uitziende cirkel die om de dame heen cirkelt. Wat betekent het? Moge de Here het mij vertellen. Ja, ik zie haar vallen. Zij heeft een soort aanval gekregen. Zij heeft epilepsie. Dat is zo. Als dat waar is, steek uw hand op. Gelooft u dat Jezus Christus u kan genezen? Ontvang dan uw genezing. Moge u er nooit meer een krijgen, in de Naam van Jezus Christus.

299 Gelooft u met heel uw hart? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Heb geloof in God. Gelooft u? ["Amen."] Merk op. Hier is Hij weer. Let op. Het is boven een kleine vrouw, een kleine, mager-uitziende vrouw, die hier vlak beneden zit. Zij lijdt aan bloedarmoede. Ze gaat het missen.

300 Here God, help mij. Alstublieft, Vader, ik bid U, laat het haar niet voorbij gaan.

301 Haar naam is mevrouw Marsh. Sta op, mevrouw Marsh, en wees gezond in de Naam van Jezus Christus.

302 Satan dacht dat hij er zo onderuit kon komen, maar hij heeft het mis. Ik ken de vrouw niet. Ik heb haar nooit in mijn leven gezien. God in de hemel weet het.

303 Wat is het? God in Zijn universum, God in Zijn Woord, God in Zijn Zoon, God in Zijn mensen. "Jezus Christus Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig." Gelooft u het met heel uw hart? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hoevelen geloven het? Steek uw handen op.

304 Hoevelen hebben God nodig in hun leven? Steek uw handen op en wuif ermee.

305 Neem uw wuivende handen en leg ze op iemand anders, en ik zal hier vandaan voor u bidden. U bidt voor iemand. Leg elkaar de handen op en u zult de glorie van God zien. Het maakt mij niet uit hoe kreupel u bent. Als hier iemand in een rolstoel zit, iemand op krukken, iemand die niet kan lopen, maak u gereed, u zult gaan lopen. U zult naar buiten lopen, als u het gelooft. Leg elkaar de handen op en bid voor elkaar. Jezus Christus, de Zoon van God, is hier. God in Zijn mensen. Jezus heeft gezegd: "Deze tekenen zullen degenen die geloven, volgen. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij genezen."

306 Hemelse Vader, ik kom om vergevende genade vragen en gebed voor deze mensen, nu wij weten dat Uw tegenwoordigheid hier is. Ik vraag dat elke duivelse macht in het gehoor wordt verbroken, en dat Jezus Christus op dit moment de samenkomst zal overnemen, en elke zieke die in de Goddelijke tegenwoordigheid is, wil genezen. Door Jezus Christus' Naam, vraag ik het.

307 Ik geloof. Het maakt mij niet uit wat er verkeerd met u is, wat verkeerd is geweest. Ik verklaar u "genezen". Als u het met heel uw hart gelooft, laat uw krukken liggen waar ze zijn. Wat er ook verkeerd is, ga op uw voeten staan, en getuig aan God dat u op dit moment uw genezing aanneemt. Ga staan. En geloof met uw hele hart dat Jezus Christus... Kijk eens aan. Dat is het. De hele groep staat, honderd procent. Jezus Christus heeft elke persoon in Goddelijke tegenwoordigheid, die heeft geloofd, genezen.

308 Nu, als u Hem niet kent als uw Redder, kom nu hier naartoe en ontvang Hem, terwijl Zijn tegenwoordigheid hier is. Wilt u nu hier naar voren lopen en Hem ontvangen? Hef uw handen omhoog naar God en geef dank en lofprijs, terwijl ik een van de voorgangers vraag of hij de dienst wil overnemen.

     Kom hier. God zegene u, broeder.