Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

O Here, nog eenmaal

Door William Marrion Branham

1 Goedemorgen, vrienden, of goedemiddag. Mijn horloge is kapot, ik kan niet zeggen hoe laat het is. [Een broeder zegt: "Het is nog steeds morgen, broeder." – Vert] Is het nog steeds morgen? In orde.

2 Maar hoe dan ook, wij leven in de eeuwigheid. Wij hebben geen tijd. De begrenzingen van de tijd stopten toen Jezus Christus mij Zijn leven in mij gaf om daardoor te leven, daarom zijn we precies nu eeuwige schepselen, tezamen gezeten in hemelse gewesten in Christus Jezus. Wat een tijd!

3 Nu, dit is pas mijn tweede dag met u hier, maar, my, het is als koude stroop in de morgen, weet u, het is zo dik en wonderbaar. In geen enkele samenkomst heb ik mij ooit méér verheugd. En nu, als ik 's avonds rondkijk, dan zit men zo opeengepakt dat ik niemand kan herkennen, maar vandaag kan ik rondkijken. Ik had het voorrecht de hand te schudden met deze fijne groep predikers hier in deze groep.

4 Ik herinner mij een oude man die gewoon was naar onze gemeente te komen, John Ryan genaamd. Ze noemden hem 'Oudste Ryan'. Hij kwam van Dowagiac, Michigan. En hij was gewend om een beetje te prediken, en dan snel terug te lopen om mij de hand te schudden. En dan predikte hij wat, en liep snel terug en schudde mij de hand. Ik zei: "Broeder Ryan, ik waardeer dat, maar ik begrijp de betekenis niet waarom u dat doet."

5 Hij zei: "Wanneer de batterij zwak wordt, moet ik hem opladen; en nu ben ik helemaal opgeladen." [Broeder Branham en de samenkomst lachen – Vert]

6 Ik zag net een Methodistenprediker die ginds uit mijn gebied komt, die pas de Heilige Geest heeft ontvangen, en ik doopte hem. Hij zit hier aan mijn linkerkant, broeder Junior Jackson. Ik zag hem zo handen schudden, wat me een beetje aan Broeder Ryan deed denken. Hoevelen denken dat de Methodisten de Heilige Geest niet kunnen ontvangen? U vergist zich. Sta op, broeder Junior Jackson, hij en zijn lieflijke vrouw daar. Zij zijn van ginds in Indiana daar, een Methodistenprediker.

7 Waar is Willard Collins? Is hij in het gebouw deze morgen? Waar bent u ergens, broeder Willard? Ik dacht dat hij hier ergens was. Een andere Methodistenprediker die hier aanwezig is; als u denkt dat Methodisten de Heilige Geest niet kunnen ontvangen en herdoopt worden. Sta op, broeder Willard Collins. Daar is er nog een. De broeder was van het Asbury College te Wilmore, Kentucky, komend vanuit een fijne methodistenachtergrond.

8 Nu, er zijn hier nog enige mensen bij mij die hierheen gekomen zijn. Ik hoorde hen "amen" zeggen en ik weet dat ze hier zijn, maar ik kan ze niet zien. Broeder... broeder Fred Sothmann van de Tabernakel in Jeffersonville. Fred, zijn jij en broeder Tom hier? Ik geloof dat ik hem "hier" hoor zeggen. Hier in de hoek, ja.

9 We zijn erg blij om deze mannen te introduceren. Ik zie het nu niet precies, er zijn er wellicht meer hier dan ik weet. Ik geloof dat broeder Jack Moore net klaar is met spreken. En dit zijn fijne mannen en wij hebben hen lief.

10 En nu is het zo'n wonderbare tijd geweest om hier te zijn. Ik zei tegen onze vrouw, mijn vrouw, ik zei: "Je had mee moeten komen naar deze samenkomst." We geloven in een fijne ouderwetse pinkstersamenkomst. Wij geloven, dat waar de vrijheid in de Geest van God is, alle verschillende richtingen van denominaties als een gemeente kunnen samenkomen, om samen te zitten in hemelse plaatsen. Wanneer we in Christus zijn, maken onze verschillen niets meer uit, omdat we onder het bloed en in de gemeenschap van Zijn liefde zijn.

11 En ik wil dit zeggen tot deze groep predikers. Ik kwam in Pinksteren vanuit de Zendingsbaptisten en ik heb Pinksteren bewonderd. Zij zijn mijn volk. Ik heb hen lief. Als ik dacht dat er een kerk was die nog beter was dan die, dan zou ik bij die andere kerk zijn. Maar ik ben bij Pinksteren omdat ik geloof dat dat het dichtste bij de Schriften is van wat ik zie. Als ik iets anders wist, zou ik bij hen zijn, daarom; niet om geringschattend te doen over enig ander geloof, totaal niet. Maar de reden waarom ik aan Pinksteren denk, is omdat het dichterbij is bij wat ik geloof dat de Schrift is van alles waarvan ik weet.

12 En in deze conventie is er iets buitengewoons dat ik heb opgemerkt, en dat zijn vrouwen met reine gezichten: niets van die manicure, weet u, of hoe u dat spul ook noemt. Ik houd daar niet van. Dat past niet bij Christenen. Uh-huh. Zo is het. Daar houd ik van. Ik ben van de ouderwetse school die van reinheid houdt, ziet u. Ik houd ervan om vrouwen te zien... Weet u, ik bedoel niet om...

13 Dit is geen plaats om van alles te zeggen, grappen en heiligschennende dingen, om zo maar wat te zeggen. Maar ik zeg dit niet met die bedoeling. Dit is daar geen plaats voor.

14 Trouwens, hoe bent u hier aan gekomen? Het lijkt wel of dit uit mijn Tabernakel vandaan komt. Zeker komt het dat. Klopt dat, gemeente? Ziet dat er niet uit als de oude preekstoel? Wel, ik denk dat dezelfde oude Boodschap die we daar prediken, er hoe dan ook van uitgaat.

15 Want u weet dat er slechts één vrouw in de Bijbel is die ooit haar gezicht beschilderde. En zij beschilderde haar gezicht nooit om God te ontmoeten. Zij beschilderde haar gezicht om mannen te ontmoeten. Dat is juist. Weet u wat God voor haar deed? Voedde haar aan de honden. Wanneer u dus een vrouw ziet met verf, zegt u gewoon: "Goedemorgen, juffrouw Hondenvoer." Dat is precies wat het is. Dat is verschrikkelijk, nietwaar? Maar dat is hoe God erover denkt. Zij is gewoon tot hondenvlees gemaakt voor wilde honden. Dat is ongeveer wat ze is. Sommige van deze wilde wolven die rondgaan en fluiten, weet u, wat men "achter de vrouwen aanlopen" noemt, weet u. Dat is wat het is, gewoon opnieuw hondenvoer.

16 Ik ben dankbaar voor u vrouwen. Moge God u de genade toestaan dat u wordt bewaard in het zicht van het kruis, om weg te blijven van deze dingen van de aarde. Alles bij elkaar genomen, zijn we op weg naar de heerlijkheid. We zijn burgers van een ander Koninkrijk.

17 Lange tijd geleden... Ik keek net rond over het gehoor om te zien of ik een van de mensen kon zien, en dat zijn sommigen van onze gekleurde vrienden, de negers. U weet dat men lange tijd geleden hier in het zuiden slaven van ze maakte. Nu, ik ben een zuiderling. En er is één ding dat ik over hen zou willen zeggen, en wat ik met Martin Luther King zou willen bespreken. Deze man, die een Christen is, weet niet dat hij zijn volk rechtstreeks in een dodelijke valstrik leidt, waarbij er miljoenen gedood zullen worden. Zie? Hij is verkeerd.

18 Ik heb mijn broeders lief, mijn gekleurde broeders. Ik zou daarginds niet in Afrika zijn en tot hen prediken als ik hen niet liefhad. Zij zijn Gods mensen, net als wij. Maar ik geloof niet dat... Die man zal hiermee alleen veroorzaken dat velen, velen, en nog velen meer van hen gedood zullen worden. Dat zal weer een oproer beginnen die daarginds nooit meer uit de mensen zal verdwijnen. Want zij zijn geen slaven. Zij hebben evenveel vrijheid als ieder ander. Zij, als zij slaven waren, zou ik aan die kant staan. Maar zij zijn geen slaven.

19 Het is alleen maar omdat zij naar school willen gaan. Zij hebben scholen. Laat hen naar school gaan. Dat is juist.

20 Ik was daar, en ik herinner me die oude gekleurde broeder die die morgen opstond tijdens die rel. Hij vroeg aan de burgerpolitie of hij kon spreken. Hij zei: "Ik was nooit beschaamd om een zwarte man te zijn. Mijn Maker maakte mij een zwarte man. Maar deze morgen ben ik beschaamd over de wijze waarop mijn ras handelt. Wat doen die mensen ons aan? Ze zijn slechts goed voor ons."

21 Hij stond op en zei: "De blanke vrouw... Ik wil niet dat mijn kinderen onderwezen worden door een blanke vrouw, omdat zij niet dezelfde interesse in mijn kinderen zal hebben als een gekleurde vrouw van mijn eigen ras." Zei: "Kijk eens naar onze scholen. Ze hebben zwembaden. Ze hebben betere scholen en van alles. Waarom zouden we naar hun school willen gaan?" Dat is juist.

22 Ik geloof dat God een God is van, wel, ik zou zeggen dat Hij een God is van verscheidenheid. Hij maakt grote bergen en kleine bergen. Hij maakt woestijnen. Hij maakt wouden. Hij maakt blanke mensen, zwarte mensen, rode mensen. Wij zouden dat nooit moeten kruisen. Het wordt een verbastering. En alles wat verbasterd is, kan zichzelf niet voortplanten. U ruïneert het mensenras. Er zijn enige dingen met een gekleurde man waar een blanke zelfs de trekken niet van bezit. Een blanke maakt zich altijd druk en maakt zich zorgen; een gekleurde man is tevreden met de staat waarin hij is, daarom hebben ze die dingen niet nodig.

23 Maar terug in de slaventijd verkocht men slaven, menselijke wezens, zoals bij een veiling, zoals men tweedehands auto's bij opbod zou verkopen. Er kwam een koper door het land, en hij zou hen opkopen en hen gaan verkopen en geld aan hen verdienen, precies zoals u zou doen met een tweedehands auto of zoiets.

24 Dat was nooit Gods programma! God maakte de mens; de mens maakte slaven. De een moet niet heersen over de ander. We behoren samen te leven in eenheid en vrede.

25 En deze man komt naar een oude plantage. Hij wil kopen. "Hoeveel slaven hebt u?"

     Hij zei: "Honderd of meer."

26 Hij monsterde hen, en het viel hem op dat er onder deze mensen één slaaf was die...

27 De slaven waren bedroefd. De Boeren van Afrika hadden de slaven gegrepen en ze hierheen gebracht, en zij verkochten hen. En ze wisten dat ze nooit meer naar hun thuisland zouden teruggaan. Ze wisten dat ze hier de rest van hun leven zouden blijven. Ze zouden hun kinderen nooit meer terugzien. Ze zouden papa en mama nooit meer zien. Ze waren hier voor altijd, en ze waren bedroefd. En men had zelfs zwepen bij zich om ze te slaan om ze te doen werken. En op die manier liet men hen dus werken, omdat ze niet wilden werken. Ze waren helemaal terneergedrukt.

28 Deze slavenkoper bekeek hen. En hij ontdekte dat er onder deze slaven één jonge knaap was die ze niet hoefden te slaan. Hij had zijn borst vooruit, de kin omhoog, precies aan het werk. En de makelaar zei tot de eigenaar van de slaven: "Ik wil die slaaf kopen."

     Hij zei: "Hij is niet te koop."

     Hij zei: "Hij lijkt anders te zijn dan de andere slaven."

     Hij zei: "Dat is hij ook."

29 Hij zei: "Wat is het verschil? Is hij een baas over de rest?"

     Hij zei: "Nee, nee. Hij is gewoon een slaaf."

30 Hij zei: "Misschien voedt u hem anders dan de anderen?"

31 Hij zei: "Nee. Hij eet in de kombuis met de rest van de slaven."

     Hij zei: "Wat maakt hem zo anders?"

32 Hij zei: "Ik heb mezelf dat altijd afgevraagd, tot ik erachter kwam. Ginds in het thuisland, in Afrika waar hij vandaan komt, is zijn vader de koning van de stam. En ongeacht waar hij is, weet hij nog steeds dat hij de zoon van een koning is, en hij gedraagt zich als zodanig."

33 Halleluja! Als u een dochter bent van een koning, handel dan niet als de wereld. Als u een zoon bent van de Koning, handel niet als de wereld. Wij zijn, we weten dat we zonen en dochters van God zijn. Alhoewel we hier zijn in een donkere wereld van dood en verdriet, toch weten we waar onze erfenis is. Wij zijn zonen en dochters van een koning; niet van een koning, maar van de Koning. Laten we er naar handelen.

34 Enkele ogenblikken geleden – de reden waarom ik zo laat was – was er een klein Ethiopisch meisje bezig de kamer in orde te brengen, en ik merkte op dat zij iets aan het doen was. Ik probeerde enkele teksten uit de Schrift op te schrijven voor iets waarover ik wilde spreken. Ik kom niet spreken om alleen maar gehoord te worden; ik kom om iets te zeggen wat de gemeente zal helpen, om hulp te bieden. En ik begon te studeren, en deze kleine dame bleef een beetje rondhangen. Meteen zei ze: "Zou u mij willen excuseren, meneer?"

     En ik zei: "Ja, mevrouw."

35 En ze zei: "Ze vertellen mij dat u de man bent die gunst hebt verkregen bij God, en dat God uw gebed beantwoordt wanneer u voor de zieken bidt."

36 Ik zei: "Hij beantwoordt niet alleen het mijne, maar Hij antwoordt iedereen die Hem zal geloven."

37 Ze zei: "Ik ben ziek, meneer. Zou het uit de orde zijn als ik u vraag een klein gebed voor mij te bidden?"

     Ik zei: "Helemaal niet."

38 Ik ging naar haar toe. Ik bad zoiets als dit: "Here Jezus, vele jaren geleden toen U een oud ruw kruis een zandige heuvel opsleepte, en de voetafdrukken groter werden door het bloed dat van Uw rug afliep, werd Uw kleine broze lichaam zo zwak dat U onder het gewicht neerviel. Er stond iemand vlakbij, Simon genaamd, een neger; hij raapte het kruis op en hielp U het te dragen. Hier is een van zijn kinderen deze morgen dat ziek is." Om die tijd ongeveer gebeurde het. Zie? Hij is God van het gehele menselijk ras.

39 Nu, vrienden, u bent zo'n fijn gehoor. En hier ben ik, net van de zendingsvelden daarginds teruggekomen, staande voor duivels en toverdokters, enzovoort. Denk niet dat zij u niet zullen uitdagen. Je kunt maar beter weten waarover je spreekt, wanneer je voor hen komt te staan. Maar als je daaronder bent geweest en dan kom je hier waar de thuisvuren branden onder Christenen, enzovoort, dan beseft u niet wat een opluchting het is voor een man om hier zo te staan. Ik wenste dat ik gewoon daarachter in het gehoor kon gaan zitten om deze fijne gezalfde broeders het Woord te horen prediken, om gewoon mijn handen omhoog te doen en te huilen, te jubelen, en te bidden. En wat een geweldige zaak is het om je te warmen aan het Vuur. Het is zo'n wonderbare zaak. Maar gewoonlijk...

40 Mijn broeders... ik heb zoveel broeders die mij liefhebben en mij vragen om te spreken. En daarom weet ik dat ik, geroepen tot de dienst van de Koning, moet proberen te werken naar het beste van mijn vermogen, maar ik overdrijf altijd door te lang te blijven. En ik weet dat u op uw maaltijd wacht, u die hierbinnen bent sinds acht uur vanmorgen of zo, in deze groep mensen. Maar ik dacht eraan om vanmiddag slechts een korte tijd tot u te spreken; ik schreef hier enkele notities op en enkele Schriftplaatsen waarnaar ik zou willen verwijzen. En terwijl ik dit doe, denk ik dat u hier mannen hebt die veel geschikter zijn dan ik, die een roeping van God hebben om deze plaats in te nemen. Want de mijne is om voor de zieken te bidden, visioenen te zien, enzovoort.

41 Enkele minuten geleden sprak ik met iemand. Als u het tijdschrift Life inkijkt van verleden maand, dan zult u het daarin zien. En u hebt die band. Ik ben geen bandenverkoper. Maar als u ooit de woorden die ik predik, hebt geloofd, en u het zich kunt veroorloven, verkrijg dan "De zeven zegels" en krijg eerst "Heren, hoe laat is het?" Luister ernaar hoe daarover gesproken werd, zes maanden voordat het gebeurde. En de wetenschap staat voor een raadsel. Ik stond er precies onder waar het gebeurde. En ik vertelde hun zes maanden daarvoor, dat er zeven engelen zouden zijn in de vorm van een constellatie die eruitzag als een piramide, die naar beneden zouden komen. En ik zou ten noorden van Tucson, Arizona, staan, en er zou een gebulder zijn waardoor zelfs de rotsen van de bergen af zouden schudden. Broeder Fred Sothmann die daar zit, stond daar bij ons, velen van hen, toen het gebeurde.

42 Nu, de wetenschap nam de foto ervan, u zag hem, hij ging naar de Associated Press. Zij wisten niet wat het was. Daar hangt een wolk, tweeënveertig kilometer hoog. Dat is zelfs vijfentwintig of dertig kilometer hoger dan waar er damp is. Men weet niet waarover het allemaal gaat en men probeert het te onderzoeken. En daar, precies daaronder, stond ik. En deze zeven engelen donderden hun stemmen uit van de zeven zegels terwijl ik daar stond. En de getuigen, drie van ons als getuigen van de dingen die op de band "Heren, hoe laat is het?" geprofeteerd werden. En nu probeert men erachter te komen. Het is een mysterie voor hen.

      Sommigen zeiden: "Ga, ga, waarom ga je het hun niet vertellen?"

43 Het zou precies zo zijn als toen de Engel des Heren hier in Houston, Texas, verscheen in dat licht. Ik vertelde de mensen: "Ik heb dat licht heel mijn leven gezien."

44 De kerk weet het. De wetenschap weet het. Het is zo dat alles moet getuigen wanneer Jezus Christus een beweging maakt. Daar is het. Als u het tijdschrift wilt inkijken, het is het exemplaar waar Rockefeller en zijn nieuwe vrouw op de achterkant staan. Ik denk dat het de meiuitgave is van het tijdschrift Life. Hij is God. Wij leven in de laatste dagen.

45 Nu, ik ben vanmorgen gekomen om te proberen hier enige notities en dingen uit te kiezen om over iets te spreken wat de gemeente zou helpen, en deze predikerbroeders zou helpen, om met deze mensen mijn schouders eronder te zetten. Wij zijn broeders, en ze brengen mij hier omdat ze in dezelfde bediening geloven. U bent gered gedurende deze samenkomst, waarom wordt u geen lid van een van deze fijne kerken hier, die dit type bediening gelooft? Zij, ze geloven het, ze staan erachter. En ik ben gekomen om de Schrift uiteen te zetten, en voor iets wat de gemeente zou mogen helpen.

46 En mijn onderwerp vanmorgen is als het ware: in welke staat ik denk dat de Pinksterkerk vandaag is. In welke toestand, en in welk uur staan wij, en wat is er mogelijk? Nu, laat mij dit opnieuw aanhalen. In welke toestand staat de gemeente nu, en welke mogelijkheden liggen er voor haar in het verschiet?

47 Ik wil uit de Schrift lezen, en als tekst wil ik lezen uit het boek Richteren, het zestiende hoofdstuk, de verzen 27 en 28.

     Het gebouw nu was vol mannen en vrouwen; ook waren daar alle vorsten der Filistijnen; en op het dak waren omtrent drie duizend mannen en vrouwen, die toezagen, toen Simson speelde.
     Toen riep Simson tot de HEERE, en zeide: Heere, HEERE! gedenk toch mijner, en sterk mij toch alleen ditmaal, o God! dat ik mij met een wraak voor mijn twee ogen aan de Filistijnen wreke.

48 Ik zou daarvan een tekst willen nemen: O Here, nog eenmaal. Moge de Here het lezen van Zijn Woord zegenen.

49 Het moet een aangename namiddag zijn geweest, zoiets als waar wij ons hier vandaag in verheugen op dit kampeerterrein, hier in Hot Springs, Arkansas. En er was een grote viering gaande, maar zeer tegengesteld aan de viering die wij vandaag hebben. Er waren ongeveer drieduizend Filistijnen die vanaf de galerijen naar beneden keken naar een vreemd paar dat de grote arena binnentrad, en de hooggeëerde krijgsheren en hun met luxe juwelen overdekte dames zaten allemaal op hun plaats.

50 En zoals het toen was, ze hadden daar zoiets, o, wat op een paddestoel leek, het gebouw stond op pilaren die naar boven toe wijd uiteen liepen, misschien zoiets als een modern soort architect, of architectuur. En al die Filistijnen hadden zich daarboven vergaderd en zij hadden zich voor deze grote gebeurtenis gezet. En zij waren in deze grote viering, en alle ogen waren op het midden van de arena gericht. Zij moeten opgestaan zijn om een beter zicht te hebben op de gebeurtenis die op het punt stond plaats te vinden.

51 En nu, zoals wij hier deze middag zitten, laten we zien of wij, met een voorstelling in onze gedachten, onszelf in die positie kunnen plaatsen om naar deze scène te kijken. Wat zien wij?

52 Binnenkomend, en zich voortbewegend naar het midden van de arena, kwam een kleine jongen die de hand vasthield van een blinde man, die struikelde en voortstrompelde. Zij hadden talrijke apenshows gehad en kunstjes, enzovoort; maar nu was de tijd gekomen voor de hoofdgebeurtenis, de zaak waar men zo lang op had gewacht, de hoofdgebeurtenis van de dag. De inleidingen waren voorbij. De hallen hadden de hele middag gegalmd van dronken feestgedruis. Want zij vierden de overwinning van Dagon, hun visgod, over de ark en de belofte van Jehova.

53 Wat een schandelijk gezicht is dat, als wij ons kunnen indenken dat er zoiets plaatsvindt: dat men de overwinning viert van de visgod van een heidense natie over de dienstknechten van Jehova, allemaal wegens het falen van de man die de dingen moest uitvoeren waarvoor hij verordineerd was. En hier waren heidense, dronken, ruziënde, met juwelen behangen vrouwen met geverfde gezichten – een modern Hollywood feest – die de dienstknecht van de Here God, gebonden in ketenen, naar binnen brachten voor de hoofdgebeurtenis van de dag.

54 De jongen moet hem daar al struikelend naartoe getrokken hebben, deze grote massa menselijk vlees, beide ogen uitgestoken, haar dat op zijn rug naar beneden hing, vastgeketend, om entertainment te brengen aan een dronken, ruziënde troep ongelovigen. Hij moet gestruikeld hebben onderweg naar de pilaar vanwaar men de pret zou laten beginnen.

55 Wanneer ik daaraan denk, denk ik aan een kerk die door God verordineerd werd om iets voor God te doen. En zij stond de vijand toe haar ogen blind te maken voor het Woord van de levende God en de geboden van God, en voor de taak die God haar had opgedragen om te doen; alleen om kunstjes te doen in een verborgen plaats voor dronken, beschilderde, met juwelen beladen vrouwen, die korte broekjes dragen en afgeknipt haar hebben, en voor mannen van de wereld. Een kerk die behoorde te schijnen in de kracht en sterkte van de Heer! Wat een schande!

56 Hoe vernederend moet het voor Simson zijn geweest! Zijn hele gestel was nog intact, en daarmee was hij meer dan in staat geweest, en God had bewezen dat Zijn kracht door zijn gestel heen kon werken. En elke spier die hij ooit had gehad, was nog steeds in zijn lichaam, maar de zegeningen van de Heer hadden hem verlaten.

57 Wij mogen onze hele structuur hebben. Wij mogen onze denominatierituelen hebben. Wij mogen onze namen in de documenten hebben en in de registers. Maar ik vraag me vandaag af of de Pinkstergemeente niet ongeveer op dezelfde plaats staat, met haar ogen uitgestoken voor het Woord van God en voor het doel waarvoor Jezus stierf, opdat wij gemeenschap zouden kunnen hebben rondom het Woord en de dingen van God.

58 Vernederd stond hij temidden van de tijd waarin hij leefde. Zoals ik Simson daar zie staan, is het een symbool: een symbool van een gevallen, moreel bedorven natie, en een moreel vervallen en bedorven kerk. Want hij symboliseerde zowel Israël als natie, als de kracht van God die in de kerk thuishoort. Het was zeker een jammerlijk gezicht zoals we hem daar zien staan: zoals hij daar tenslotte naartoe wordt gebracht, deze knaap die hem leidt, zonder ogen.

59 Als de vijand uw ogen slechts kan verblinden voor de werkelijke zaak van God, dan zult u er regelrecht overheen lopen en het niet weten. Ongeacht wat God doet en het betuigt door Zijn Schrift en bewijst door Zijn kracht, als uw ogen niet geopend zijn voor de dingen van God, zult u er regelrecht overheen lopen, zo blind als u maar kunt zijn.

60 En daar staat hij. Het moet dus een adembenemende tijd geweest zijn voor deze dronken soldaten en vrouwen die daar staan met hun cocktailglazen in hun hand. Ik kan het door de zalen horen galmen: "Dit is dus Simson, de machtige man Gods, de machtige man met heldenmoed, de grote krijgsman", terwijl hij daar in die toestand stond. Ik stel het me voor, zoals die krijgslieden daar stonden met hun armen rondom hun moderne Hollywood-lievelingen met hun fijne rinkelende klatergoudjuwelen, de leden van deze grote kerk van Dagon. Ik stel me voor dat sommigen zich konden herinneren dat zijn naam, Simson, alleen zijn naam al, hen deed beven. Zijn naam alleen al bracht vrees op hen, want hij was door God gezalfd. Velen van hen herinnerden zich dat.

61 Velen van die soldaten die daar stonden, konden zich herinneren hoe ze hem daar hadden zien staan met het kaakbeen van een muilezel in zijn hand, en dat daar duizend dode Filistijnen lagen. Hoe kon het gebeuren? Wanneer het kaakbeen van een muilezel een van deze helmen treft, die nagenoeg vier centimeter dik zijn, van solide koper; wel, dat muilezelkaakbeen zou in duizenden stukken uit elkaar vliegen als u op die helm sloeg met dat muilezelkaakbeen. Maar Simson, met de kracht van God op zich, sloeg duizend Filistijnen neer, brak hun schilden af en legde ze aan zijn voeten. Ik kan me voorstellen dat velen van die krijgers die gevlucht waren gedurende die tijd, daarboven opstonden en het zich herinnerden. "En dat is Simson?"

62 Zij herinnerden zich dat ze het kaakbeen in zijn hand zagen en dat hij zei: "Nog iemand die hier wat van lust?" Hij was een man die wat te zeggen had. Hij was een man die door God gezalfd was. God had beloofd hem te zegenen. Hij stond in de kracht van Jehova.

63 O, ongetwijfeld zijn er velen hier die zich kunnen herinneren dat de gemeente in zo'n soort kracht stond, maar nu helemaal verbroken is. Allerlei soorten denominaties, de een die de ander bevecht. Van de ouderwetse, de hele avond durende gebedssamenkomsten, wordt niet meer gehoord. Straatsamenkomsten zijn absoluut voorbij. Die zijn verouderd. Toch hebben we onze structuur, we hebben het kader, maar waar is de God van wonderen? Vrijuit gesproken, velen loochenen het, ontkennen zelfs Goddelijke genezing; velen.

64 Precies hier in deze staat sprak ik met een kerkelijke man met een grote kerk, die zei... Ik wilde een paar stoelen hebben om hier in Hot Springs neer te zetten, in het Wapenarsenaal, toen ik hier was, ik en Broeder Moore. En een Pinksterman zei: "Ik zou zelfs niet toelaten..." Hij wilde mij de stoelen niet geven. Hij zei: "Ik wil niemand op mijn stoelen laten zitten die in Goddelijke genezing gelooft." Dat is niet alleen hier; het is overal. Wat is er aan de hand? Vooroordeel, vanwege sponsoring en andere organisaties, vergetend dat wij Gods volk zijn door geboorte. Simson was dat ook vergeten. Ik zou eraan kunnen denken...

65 Ik denk, dat terwijl hij daar stond, dat er sommigen waren die zich die avond in Gaza herinnerden hoe die man de poorten van Gaza kon oppakken en ze op zijn schouders legde, toen zij hem probeerden in te sluiten.

66 U kunt de zalving van God niet insluiten. Geen organisatie kan het vasthouden. God redt degenen die Hij geroepen heeft. "Al wat de Vader Mij gegeven heeft, zal komen."

67 Wel, zij dachten dat ze hem ingesloten hadden. En hij pakte de poorten op, legde ze op zijn schouders en wandelde weg; liep naar de top van de heuvel en ging zitten. Grote koperen poorten die tonnen wogen, werden door een kleine man uit de rotsen getrokken. Hij vouwde ze op, legde ze op zijn schouders en wandelde er de heuvel mee op; met wat God ook maar in de weg stond.

68 Velen in dit dronkemansgetier konden zich dat van Simson herinneren. Maar wat was er vandaag aan de hand dat hij het niet deed? Daar stond Simson, maar de Geest des Heren kwam niet meer op hem. Hij was niet gezalfd. Hij was ontdaan van zijn kracht door een vrouw die hem had weggelokt van de geboden des Heren.

69 Ik vraag me vandaag af, of dat niet iets is zoals bij onze kerken. Zie? Een vrouw in de Bijbel vertegenwoordigt de "kerk". En ik vraag me af of we niet geluisterd hebben naar de verlokking van andere denominaties, die proberen onze predikers op te leiden tot een graad van "Bachelor of Arts", zodat onze samenkomst zou kunnen zeggen: "Onze voorganger heeft een B.A., D.D. [Doctor in de godgeleerdheid – Vert] of L.D. [Doctor in de rechten]." Ik vraag me af of we niet zijn afgeweken door een grote driftige ijver om te proberen een kerk te bouwen die een beetje beter is dan die van de Methodisten of de Presbyterianen? We zouden beter af zijn in een of andere zendingspost met de Geest van God op ons, dan dat wij in deze toestand zouden zijn. Ik vraag me af of we geen bekeerlingen hebben gemaakt, en hen van de ene naar de andere hebben getrokken, om te proberen onze organisaties te laten groeien? En we hebben een grote structuur gekregen, maar waar is de Geest des Heren?

70 Daar stond hij, van kracht ontdaan door een vrouw. Wat moet er door de gedachten van die man zijn gegaan terwijl hij daar stond? Hij had tijd om erover na te denken.

71 Ik hoop dat de gemeente zoveel tijd krijgt. Wat betekent er meer voor u: een miljoen meer, of een diepere zegening van God in uw ziel? We hebben onderzocht...

72 En ik zou nog veel meer dingen naar voren kunnen brengen die ik hier vlug heb opgeschreven, over deze krijgsheren en wat Simson deed, en wat zij dachten.

73 Laten we nu teruggaan naar Simson. En wat denkt u dat er door zijn gedachten ging, over de vele overwinningen die hij had behaald, de vele grote dingen die hij had gedaan toen de Geest des Heren op hem was? Hij was zich er evenwel van bewust dat hij elke spier had, maar dat de Geest des Heren ontbrak.

74 Laat me u iets vertellen, gemeente. Probeer niet tot de meest aantrekkelijke kerk toe te treden, de welsprekendste groep. Blijf bij Christus, waar de Geest des Heren is.

75 Dan moet hij gedacht hebben aan de grote overwinningen die God hem gegeven had, en aan de tijden dat zijn ogen open waren, dat hij de beloften van God kon zien. Maar nu, nadat hij in deze zaak terechtgekomen was, waren zijn ogen uitgestoken.

76 Zoveel mensen worden tegenwoordig afgetrokken naar verstandelijke illusies, en denken er nooit aan om de Schrift te onderzoeken om te zien of het klopt of niet. Anderen proberen te zeggen: "Het maak helemaal geen verschil."

77 Paulus in Handelingen 19, geloofde dat het verschilde. En hij zei: "Als een engel uit de hemel iets anders zou prediken, wat het ook is, die zij vervloekt." Zie? Zie? Het verschilt echt.

78 Nu zien we Simson daar staan, hoe hij dacht aan de dingen die hij eens deed in Gods Koninkrijk. En hoe God... Hij had gefaald voor God en hij had gefaald voor Gods volk. Jazeker. Nu is hij een gevangene van die natie waarvoor God hem had opgewekt om die te vernietigen.

79 Ik wil hier even rustig bij stilstaan. Pinksteren, u weet dat ik u liefheb. Toen ik naar u, Jack Moore, Richard T. Reed, broeder G.H. Brown, broeder Ben Pemberton en andere grote mannen toekwam, om de dingen die u had te onderzoeken, leek het dat wij zoveel gemeenschappelijk hadden dat wij precies bij elkaar pasten; ik paste precies bij u. Voor de Boodschap waarin ik geloofde – niet wetend dat er zo'n gemeente was – was hier reeds een groep mensen om haar te ontvangen. Ik ben nog steeds broeder Branham. Ik ben nog steeds uw broeder, en ik heb u lief.

80 Maar beseft u, dat u zich heeft overgegeven aan precies de zaak waarvoor God u heeft opgewekt? God bracht u jaren geleden uit deze organisaties om een volk uit u te maken, en u keerde zich om en organiseerde precies de zaak waar God u uitgebracht heeft om er tegenin te gaan.

81 Ik daag iedereen uit om me één plaats in de geschiedenis te tonen waar de kerk zich niet voor het eerst organiseerde, hetwelk de Rooms-katholieke kerk was in Laodicea, of Nicéa liever gezegd, Rome, toen de Katholieke kerk werd georganiseerd en een organisatie vormde. En heeft niet, wat dit betreft, elke kerk vanaf Maarten Luther...

82 Toen gaf God Maarten Luther de openbaring van rechtvaardiging; en zodra Luther was heengegaan, maakten zij er een organisatie van, en het viel. Na hem kwamen Wesley op en Asbury, enzovoort, zij gingen heen; ze maakten er een organisatie van, en het viel. Verder door kwam Alexander Campbell op, en het viel met de organisatie. Verder door kwam John Smith voor de Baptisten, en het viel. En elke keer dat de mens heeft geprobeerd het te organiseren tot een door mensen gemaakt systeem, viel het, en stond nooit meer op. In de hele geschiedenis is geen kerk te vinden die ooit werd georganiseerd dan dat zij viel, en elk ervan viel en stond nooit meer op.

83 De kinderen Israëls, in type, moesten de Vuurkolom volgen. En elke avond moesten zij gereed zijn, niet om te organiseren en hier te blijven zitten, maar om met het Vuur mee te bewegen.

84 Dat is wat God wil dat Zijn volk doet: meebewegen met de Geest, meebewegen met de tijd!

85 U zegt: "Wel, broeder Branham, we hebben allerlei soorten regens gehad, regens van binnen en regens van buiten." U bent intelligent. Ik geef er niet om welk soort openbaring het is, en hoe goed het er uitziet, als het niet overeenkomstig Gods Woord is, laat het gaan. Dit is de blauwdruk om door de woestijn heen te komen, het Woord van de Heer.

86 Maar hier staat de gemeente vandaag, de Pinkstergemeente, in ongeveer twintig of dertig verschillende organisaties, en elk noemt de ander dit, dat en nog wat, "buizerdverblijfplaats" enzovoort. Wat een schande, terwijl u zich omkeerde en precies hetzelfde hebt gedaan als zij, precies hetzelfde als waarvoor God u uit de denominaties trok. Dat is precies wat Simson deed. God wekte Simson op om het land te vernietigen. En God wekte u op als een volk, niet als een organisatie.

87 Maar toen God met Israël startte vanuit Egypte, waren zij slechts ongeveer tien dagreizen van het beloofde land vandaan, ongeveer vijfenzestig kilometer. Maar zij bleven in de woestijn gedurende veertig jaar. Waarom? Genade had voor hen in een lam voor hun zonden voorzien, een besnijdenis als een teken, een Vuurkolom als een getuige, Mozes als een profeet. God had in alles voorzien wat zij nodig hadden, maar zij wilden iets wat zij zelf konden doen.

88 Hoe weinig wisten zij ervan toen Mirjam met de tamboerijn danste, en de kinderen Israëls met haar dansten, en Mozes in de Geest zong, dat zij toen slechts tien dagen van het ten volle beloofde land vandaan waren. Weinig wisten zij ervan dat veertig jaar later hun lijken in de woestijn zouden rotten. Hoe kwam dat? Israël nam haar meest onbezonnen beslissing die zij ooit nam toen ze de wet accepteerde in plaats van genade; toen zij enkele bisschoppen en iets van zichzelf wilden maken, iets wat zij er zelf aan konden doen. God was in hun midden en leidde hen.

89 En dat is precies wat Pinksteren heeft gedaan. Toen God iets nieuws in de Schrift openbaarde, noemde men het in plaats daarvan 'nieuwe discussiepunten', of wat u er ook mee wilt doen. Maar toen God iets openbaarde – in plaats van de Waarheid te accepteren en dat te testen met de Bijbel – trokken zij eruit en maakten een organisatie, scheidden zich af. En dan komt dit langs, dat en het overige, en nu staat u, de Pinkstergemeente, bedorven, gebonden in de ketenen van organisatie. De zaak waarvoor God u opwekte om die te vernietigen; en nu bent u net zo georganiseerd als zij. Godvruchtige mannen en vrouwen in elk ervan, dat is waar, in elk ervan.

90 En wij, allemaal, zijn schuldig. De pot kan de ketel niet verwijten dat hij zwart ziet. Wij zijn allen schuldig, ieder van ons, u "eenheid", "tweeheid", "drieheid", en wat u ook mag zijn. Wat een schande! Wat een smaad bracht u op Jezus Christus! Wat een smaad op de naam van Pinksteren! Men heeft er zo'n smaad op gebracht dat het bijna een schandelijke naam is geworden. De mensen willen zich nauwelijks associëren met zo'n naam. Het is omdat u deed wat u verondersteld werd niet te doen. En in het voortgaan met de geboden des Heren te volgen, zou het één grote eenheid van God moeten zijn, die vandaag voortmarcheert naar de overwinning.

91 Hij liet een vrouw toe om hem van het Woord van God weg te lokken, nu staat hij trucjes te doen voor de duivel. Dat is juist. Precies juist.

92 Hetzelfde gebeurt vandaag, Izebel, "de moeder der hoeren", gaat haar gang. Openbaring 17 zegt dat zij "de moeder van hoeren" was. Nu, als zij een hoer is, is dat een vrouw die ontrouw leeft aan haar man. Zij beweert dat Christus haar Man is, maar ze leeft niet naar Zijn gebod.

93 En wat doen de andere kerken? Wat is een hoerendochter? Het is hetzelfde als het andere. Wat is het? Prostitutie tegenover Gods Woord. En zij was "de moeder van hoeren". En men laat die Izebel-leer toe, enzovoort, vanwege een groep intellectuele mannen die willen samenkomen en iets willen organiseren zodat zij voor zichzelf grote namen kunnen hebben. En daar staat de gemeente: verdeelde broederschap. O, wat... wat een schande vanavond!

94 Wat een verschrikkelijke zaak is het; geestelijk blind. "O," zegt u, "wel, ik ben niet geestelijk blind." Handelingen spreken luider dan woorden; zij bewijzen dat u blind bent door de wijze waarop u over dingen struikelt. Zie?

95 Nu, bedenk dat deze band gemaakt wordt en de wereld rond gezonden zal worden. Kijk, en ik spreek niet zozeer voor hier, maar dit gaat naar ongeveer zeventien verschillende naties, in de oerwouden en overal.

96 Geestelijk blind! Blind voor wat? Het Woord van God, de waarheid van God. Uw organisatie zal niet toestaan...

97 Fijne predikers komen naar me toe en zeggen: "Ik geloof dat dit de Waarheid is, broeder Branham, maar als ik dat zou prediken..." Nu, daar hebt u het. "Als ik dat geloofde, wel, dan zouden de mensen..."

98 Ik geef er niet om wat de mensen zeggen, ik geef er niet om wat de organisatie zegt; het is wat God zegt dat de Waarheid is. En als het de Waarheid van God is, dan zal God het steunen. Hoe kunt u verwachten geloof te hebben wanneer u verlangens hebt om eer te nemen van elkaar? Kijk, het neemt geloof van u weg.

99 Pinksteren, dat buiten de denominaties geboren was, ging terug naar de denominaties. Pinksteren werd niet in een denominatie geboren; het werd buiten een denominatie geboren. En de sluwheid van Satan trok u regelrecht weer in datgene waar u uitgekomen was: "Zoals een zwijn naar zijn modderpoel terugkeert, en de hond naar zijn wenteling in het slijk." Nu, kijk naar hen, verslagen!.

100 Wij behoorden reeds in het beloofde land te zijn. Jezus Christus behoorde zo verheven onder ons te zijn dat er geen enkele ziekte zou zijn. O, het zou zo glorierijk zijn.

101 Er zouden geen vrouwen met kortgeknipt haar en korte jurken moeten zijn. En er zouden geen mannen moeten zijn die drie- of viermaal gehuwd zijn, diakenen in onze kerk. En vertel me niet dat het niet in Pinksteren is; dat is het zeker. Maar het is wegens sociaal aanzien. Het behoorde er niet te zijn, maar het is er. Waarom? Vanwege denominationele invloed, politiek, geld, in plaats van met het Woord overeen te stemmen. Men geeft een dierbare broeder de bons, en stelt er iemand voor in de plaats omdat hij een belangrijke sociale standing in de stad heeft.

102 Ik wil een man die een sociale standing in de heerlijkheid heeft. Als hij zijn ABC's niet kent, wat maakt het uit? Weet u waar ABC voor staat? "Always Believe Christ." ["Altijd Christus geloven." – Vert] Dat is juist. U leert dat.

103 Niet lang geleden kwam een man naar me toe, die zei: "Broeder Branham", een van de meest bekende Pinksterpredikers in het land. Hij nam mij binnen in zijn kamer, en zei: "Ik wil voor u bidden."

     Ik zei: "Ik ben niet ziek."

     Hij zei: "Ik heb u lief."

     Ik zei: "Dat gevoelen is wederzijds."

104 Hij zei tegen mij: "Waarom houdt u niet op met die vrouwen te vertellen over hun afgeknipt haar en al dat soort spul, en over de kerk?" Zei: "Dat zijn uw zaken niet."

     Ik zei: "Wiens zaken zijn het dan?"

105 Hij zei: "Het zal gebeuren dat u niets zult hebben dan een stel pilaren om tegen te prediken."

106 Ik zei: "Ik zou liever dat doen en de Waarheid prediken, dan compromissen sluiten met de duivel." Ziet u? Zie?

107 Hij zei... Hij zei: "Broeder Branham, riep God u niet om voor de zieken te bidden?"

     En ik zei: "Ja, meneer."

     Hij zei: "De mensen geloven dat u een profeet bent."

     En ik zei: "Wel, dat heb ik nooit gezegd."

108 En hij zei: "Maar zij geloven u zo." En hij zei: "Als u een profeet bent, waarom spendeert u uw tijd niet om de mensen te leren geestelijke gaven te krijgen, en hoe de zieken te genezen, en hoe ze dit moeten doen: deze geestelijke gaven te ontvangen en de gemeente te helpen, in plaats van voortdurend de vrouwen de mantel uit te vegen, en de mannen de mantel uit te vegen, en dergelijke dingen?" Zei: "Waarom laat u hen niet met rust?" Zei: "Waarom onderwijst u hun geen belangrijkere dingen dan afgeknipt haar en dergelijke, en laat dat met rust?"

109 Ik zei: "Hoe kan ik hun algebra leren wanneer zij zelfs hun ABC's niet kennen?" Dat is juist. "Laat hen eerst hun ABC's leren."

110 Een oude prediker ging ergens heen en predikte tijdens een opwekking rechtvaardiging; de tweede avond, derde avond, vierde avond, vijfde avond. De diakenen riepen hem apart en zeiden: "Eerwaarde, weet u niets meer dan de prediking over rechtvaardiging?"

111 "O, zeker. Maar laat hen eerst allen gerechtvaardigd worden, en dan zullen we iets anders prediken." Dat is juist.

112 O, als u slechts zou kunnen terugkomen naar het fundament! Daar stond Simson, verslagen.

113 Nu, kijk, wij mogen mooier zijn, dat kan zo zijn. Maar het is hetzelfde als wat ik onlangs onderweg op een groot bord zag staan: "Funk's, een verbasterd graan", hoe geweldig het was. Maar het is helemaal niet goed. Het is net zo "niet goed" als het maar kan zijn, en het doodt de natie. U hebt erover gelezen in Reader's Digest: "Als vrouwen doorgaan met het eten van verbasterd rundvlees en graan, en dergelijke, dan kunnen zij binnen twintig jaar vanaf nu geen baby's meer krijgen." Er zit niets goeds in.

114 Wat is een verbasterd kasplantje? Als het geen originele plant is, moet u het de hele tijd blijven besproeien om de insecten ervan weg te houden. De insecten zullen hem opeten. Maar als het een oorspronkelijke plant is, hoeft u hem niet te besproeien. Op een goede gezonde plant zal een insect niet kruipen.

115 Dat is wat er aan de hand is, u moet de mensen in de kerk blijven vertroetelen: "Glorie voor God, zuster." Zie? U bent een bastaard, u bent op een andere manier binnengebracht

116 U neemt dat bastaardgraan en plant het opnieuw, en wat krijgt u? Niets. Er komt zelfs niets op.

117 De kerk is mooi vandaag, dat is waar, grotere gebouwen dan u ooit hebt gehad, de grootste samenkomsten waar u ooit voor hebt gepredikt, de betere intellectuele predikers dan u vroeger had. U had gewoonlijk mannen van ergens uit de graanvelden vandaan, die God daar op een terrein met bremstruiken eruit riep. Maar nu hebt u uw kinderen naar school gezonden en kleinkinderen van hen gemaakt, die terugkomen met al hun doctorsgraden. En zelfs in een van onze grote Pinksterkerken vandaag is het zo dat, voordat zij een man naar de zendingsvelden sturen, hij eerst bij een psychiater moet komen om te zien of hij voldoende geestelijke vermogens heeft. Denk het u in!

118 Op Pinksteren was de vereiste geen intelligentietest, het was een test van de Heilige Geest Die neerviel op de dag van Pinksteren. Dat komt vandaag niets eens bij de mensen op.

119 Wist u dat de Rooms-katholieke kerk eerst de oorspronkelijke Pinkstergemeente was? Het kostte zo'n tweeduizend jaar om in de toestand te komen waarin zij vandaag is. Als deze Pinksterorganisatie nog vijftig jaar doorgaat, zal ze slechter zijn dan de Katholieke kerk. Dat is juist. Zonde hoopt zich op aan elke kant! Nu, misschien denkt u dat ik niet... U kunt misschien denken dat ik gek ben, maar ik weet waar ik sta. Zie? En het is waar. Wacht gewoon af en u zult erachter komen. Ja.

120 Het hybride, verbasterde graan, veroorzaakt dat vrouwen smaller worden in de heupen en breder in de schouders, enzovoort.

121 De evolutieleer vertelde ons gewoonlijk dat in de evolutie bepaalde dieren samenkwamen en iets anders uitbroedden, en weer iets anders, tot het uitkwam bij de mens. Ze bleven overal zoeken totdat ze hun eigen theorie weerlegden.

122 Laat mij u iets vertellen, u boeren hier. Wat maakt een muilezel? Hij is het verschrikkelijkste dier in de wereld. Hij is een bastaard. Hij heeft geen gevoel om mee te beginnen. U kunt hem niets leren. Hij zal zijn hele leven wachten om u te schoppen net voordat hij sterft. U kunt hem niets vertellen. Wat is het? Omdat hij een bastaard is.

123 Het doet me denken aan sommige zogenaamde bastaardchristenen. U kunt proberen een oude muilezel iets te vertellen, en hij zal daar staan met zijn oren omhoog en dan gaat het: "Haw! Haw! Haw!" Zie? Al wat hij weet is balken en tekeergaan. U kunt hem de waarheid niet vertellen en hem iets leren. Dat is hoe deze mensen zijn. Vertel hun over Christus, dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig: "Haw! Haw! De dagen van wonderen zijn voorbij", een gebalk van een of ander seminarie dat wij leerden. Het is een bastaard.

124 De Heilige Geest zal elk gebod van God bekrachtigen met een "amen". Dat is een seminarieachtige geest die hij uitademt. Niet een balken tegen het Woord van God, als het de Heilige Geest is. Hij zal het met een "amen" bekrachtigen. Zie?

125 Weet u, ik denk dat een muilezel onwetend is. Maar weet u wat? Hij kan niet zeggen wie zijn papa of zijn mama was. Kijk, zijn vader was een kleine ezel, zijn moeder was een merrie, maar hij kan zich niet terugbrengen tot het een of het ander. Hij is tot een einde gekomen.

126 Een plant kan zichzelf niet terugbrengen. Neem een wit viooltje en een blauw viooltje: het zal voor een roze viooltje zorgen; plant het twee of drie keer, en het zal wit of roze te voorschijn komen, ziet u.

127 Kijk, dat bewijst dat ze nooit zo zijn begonnen. God zei: "Laat alles voortbrengen naar zijn eigen zaad", en zo blijft het. De mens werd gemaakt in het beeld van God, niet in dat van een aap. Zie? Dat idiote gedoe!

     Let nu op de onwetendheid van de muilezel. Maar weet u wat? U kunt hem niets vertellen. Hij is hardleers.

128 Maar als ik denk aan een echt volbloedpaard, o my, hij weet wie zijn mama was, wie zijn papa was. Hij heeft een stamboek. Hij weet alles over zijn grootouders en van alles, omdat hij een stamboek heeft.

129 Zo is het gesteld met deze verbasterde, zogenaamde Christenen. "De dagen van wonderen zijn voorbij. Wel, wij Presbyterianen, wij Methodisten, wij zus-en-zo geloven dit niet. Wij trinitariërs, wij zus-en-zo, wij geloven het niet. Wij doen dit niet." Kijk, u weet niet waar u staat.

130 Maar een waarachtig wedergeboren volbloed Christen van het boek Handelingen weet precies waar hij staat. Hij is geboren uit de Geest en hier is zijn stamboom. Hij komt uit de ranken van God. Dat zal elke keer hetzelfde voortbrengen.

131 Geen wonder, de kerk is veel mooier. Maar wat is er aan de hand? De Geest is helemaal weggegaan. Ze is onvruchtbaar geworden door haar omgang met de wereld. Staat toe dat de vrouwen korte broekjes dragen; staat toe dat ze met make-up op de piano spelen; staat toe dat mannen vier of vijf keer huwen en hun plaats, hun positie, behouden. Ze houden zich vast aan al dit soort dingen, precies zoals de Schrift heeft gezegd. Zij is gewoon evenzeer verslagen als Simson was. Precies hetzelfde. Jazeker.

132 O, terwijl Simson dacht! Ik mag... Ik wil u niet te lang houden; ik zal enige van deze teksten hier overslaan. Zoals Simson daar moet hebben gestaan en aan zijn vergissing gedacht moet hebben, en waar hij had kunnen zijn!

133 Denk aan Israël. Kan ik teruggaan naar Israël, als u me een ogenblik wilt excuseren? Weet u wat zij deden gedurende die veertig jaar toen zij daar hun organisatie maakten? In plaats van ermee door te gaan, geleid door de Vuurkolom, de Engel des Heren, Welke Christus was, in plaats van ermee door te gaan en Hem te volgen? In ongeveer tien dagen zouden zij in de volle belofte zijn geweest. Maar weet u wat? "Zij zwierven door de woestijn", zegt de Bijbel.

134 Zij kwamen te Kades-Barnéa, hetgeen de oordeelstroon was, en daar was het waar de spionnen terugkwamen en over het land spraken. Ze zeiden: "Wij kunnen het niet."

135 Kaleb en Jozua zeiden: "Wij zijn meer dan in staat om het te doen", want zij keken naar Gods belofte, niet naar wat de omstandigheden waren.

136 "Wij kunnen geen kerk hebben zonder een organisatie te hebben." Wel, u begrijpt niet wat God gezegd heeft. Dat is juist.

137 Wat deden ze? Zegende God hen? Zeker, zeker. Ze zwierven rond. Ze huwden vrouwen. Ze plantten wijngaarden. En ze kregen baby's en ze namen toe. En ze deden het goed in de woestijn. Dat is juist. Maar ze waren nog steeds niet in de volle zegening.

138 Vervolgens liet God al degenen die deel uitmaakten van deze grote groep van organisatie – "de oude vechters" zoals ze genoemd werden – in orde, toen liet God hen daar verblijven tot ieder van hen gestorven was. En toen begon Hij met de nieuwe generatie onder het leiderschap van Jozua die het Woord geloofde, amen, en hij nam hen mee naar het beloofde land.

139 O God, moge deze jonge generatie van Pinkstermensen de visie krijgen. Kijk, zij gingen voort naar het beloofde land. Wij behoorden daar te zijn waar wij alle soorten gaven van God hebben.

140 Wij hebben in tongen gesproken. Dat is juist. Dat is fijn. Niets daartegen. Mozes stak de Rode Zee over; de vijand werd achter hem gedood. Wij... we waarderen dat. Maar dat is nog steeds niet alles ervan.

141 Hoe weinig konden uw vaders en moeders bevroeden, toen zij daarginds stonden en men pistolen op hen afvuurde door de ramen terwijl zij in de Geest dansten, dat hun kinderen ooit hiertoe zouden komen? Maar het gebeurde.

142 Maar er is een nieuwe generatie die nu opkomt. Simsons haar is uitgegroeid. Zie?

143 Let op! Laat Delila u nooit in zoiets dergelijks verweven. Uh-huh. Blijf ervan weg. Dat is de zaak die u bedorven heeft. U werd opgewekt om het te veroordelen. En ik heb mijn best gedaan om het te doen, hoewel ik alleen stond. Maar ik heb mijn best gedaan om te staan voor de geboden Gods. Ik zie de kerk daar staan, ontdaan van de kracht van God, ontdaan van de zegeningen, ontdaan van de gaven.

144 En God zal Zijn gave uitgieten. En dan zeggen ze: "Dat is gedachten lezen, telepathie", terwijl zij het behoren te omarmen. Ziet u? "Wel, hij is daar bij de Eenheidsgroep. Nee, dat is... dat kan zijn... want o, ze waren dit, dat of wat anders." Zie? O, als u slechts uw dag herkend zou hebben! Laat het u niet voorbijgaan. Dit is het uur, het zich verenigen in Christus. Merk het op.

145 Simson stond daar, denkend aan zijn vergissing, de dingen die hij gedaan had. Beseft u nu wat het veroorzaakt had dat hij er zo aan toe was? De vijand had zijn ogen uitgestoken.

146 En dat is het eerste wat een organisatie zal doen: zal uw ogen uitsteken voor elke andere gemeenschap dan de uwe. Amen! Ik zou hier een heleboel dingen kunnen zeggen, maar ik zal het niet doen. Maar als u geestelijk gezind bent, weet u waarover ik spreek. Het zal uw ogen uitsteken! Slechts u en uw groep: als u een Methodist bent, bent u alleen Methodist. Als u een Baptist bent, bent u alleen Baptist. Als u Presbyteriaan bent, bent u... Als u een "eenheids" bent, als u een "tweeheids" bent, als u een "drieheids" bent of hoeveel meer men er heeft, zie, dan bent u alleen maar dat. "De rest is niet goed."

147 De Baptisten hadden een slogan in de vroege dagen van Billy Graham: "In '44 een miljoen meer." Wat kreeg u? Een troep sigarettenrokende tot de kerk toegetreden huichelaars.

148 Toen ik bij zijn ontbijt was, zei Billy zelf: "Weet u wat er aan de hand is? Hier is het voorbeeld." Hij zei: "Ik zal in... Paulus ging een stad binnen en hij had één bekeerling. En hij ging een jaar later terug en die ene bekeerling had er nog dertig toegebracht." Hij zei: "Ik zal gedurende zes weken een stad binnengaan en heb dertigduizend beslissingen, en ik kan binnen zes maanden terugkomen en er geen dertig meer vinden." [Leeg gedeelte op de band – Vert]

149 Welnu, ik bewonderde de man voor zijn moed, maar ik zou hem graag één vraag willen stellen. "Wie ontfermde zich over de bekeerlingen van Paulus? Hoe zat het met hem, wat betreft een luie voorganger?" Wat was het? Paulus bleef bij hem totdat hij een echt kind van God was, geboren uit de Geest. Hij nam hem zover mee in Christus dat hij zelfs niet meer terug kon kijken.

150 Zij lopen slechts naar voren en treden misschien toe tot de kerk, of spreken zelfs in tongen. Ik geloof in spreken in tongen. Ik geloof dat de Heilige Geest in tongen spreekt. Maar ik weet dat niet allen die in tongen spreken de Heilige Geest hebben. Zie? Ik heb toverdokters in tongen zien spreken, en bloed zien drinken uit een menselijke schedel die de duivel aanroepen, in tongen spreken en het uitleggen. Dat is geen echtheidsbewijs. Nee, nee. Het leven van Christus in u, de vrucht die van zichzelf getuigenis aflegt, dat is het. Maar wij zetten ons daarop vast: "Als iemand in tongen heeft gesproken, dat is alles, laat hem binnenkomen." Kijk wat u vandaag hebt gekregen. Zie? Dat is waar, spreken in tongen, maar niet heel de Waarheid.

151 Zoals de gekleurde man, die een schijf watermeloen at. Hij zei: "Hoe vond je het, Moos?" Hij zei: "Dat was goed, baas, maar daar is zeker nog wat meer van."

152 Als ik in tongen kan spreken, zeker is er nog wat meer van. Zie? Maar wat doen wij? Net als Israël, gebonden door die ene zaak, en nu zwervend in de woestijn gedurende veertig jaar, nog steeds zonder de rust van het beloofde land. Dat is precies wat wij gedaan hebben.

153 Simson stond daar. (Ik moet me haasten.) Hij moet terug gekeken hebben, aan al deze dingen gedacht hebben. En hier stond hij, juist door de zaak waarvoor hij was opgewekt, was hij blind gemaakt. En stond daar met zijn grote structuur, zijn grote organisatie van een menselijk lichaam, een berg van vlees, stond daar met zijn enorm grote spieren, maar zonder kracht.

154 Hier staan wij vandaag. Terug in de tijd bestond Pinksteren slechts uit een beperkt aantal, misschien vier- of vijfhonderd mensen door het hele land. Vandaag is het de snelst groeiende kerk in de wereld. Wat krijgen we binnen? Een stel leden. Met ons grote kaderwerk behoorden we tienduizend keer krachtiger te zijn dan toen we begonnen. En wij zijn tienduizend keer zwakker dan toen we begonnen, omdat we het bouwen op een bodemloos fundament, op organisatie, op iets wat God heeft vervloekt. En hoe kunnen we een gemeente bouwen op de as van een Sodom en Gomorra?

155 Ik hoop dat u me niet haat, maar zit even stil en luister. Zie?

156 Hij kan het niet doen. Wat God heeft vervloekt, heeft Hij vervloekt. Houd me dan weg van alles wat God heeft vervloekt. Ik wil datgene wat Hij zegent. Dat is juist.

157 Kijk hoe hij daar stond na te denken. De krijgsheren, half dronken, stonden daar: "Ik herinner me die grote persoon. Ik herinner me dat hij daar stond met een muilezelkaakbeen in zijn hand. Ik herinner me dat hij de poorten van Gaza opvouwde en ermee naar de heuveltop wandelde. Ik herinner me al deze dingen. Toen die leeuw achter hem brulde, dat kleine kereltje, en de Geest op hem kwam, toen scheurde hij die leeuw met zijn hand gewoon in tweeën. En hier staat hij, gebonden, met een kleine knaap die hem leidt. En onze god, de visgod Dagon, heeft de overwinning op hem behaald."

158 Daar hebt u het. De wereld is de gemeente binnengekropen, heeft de overwinning behaald. Het heeft onze vrouwen ontkleed. Het heeft een verlangen in de harten van de mensen gelegd om thuis te blijven en televisie te kijken, in plaats van naar de gemeente en de gebedssamenkomst te gaan. De liefde voor de wereld is binnengekropen en heeft onze Pinkstermensen meegenomen voor een rit naar de hel.

159 Het verlangen en het geloof? Laat een persoon door de gebedsrij gaan en laat hem zien wat er allemaal gebeurt, de volgende avond staan ze er weer. Abrahams zaad? Het geloof is daar niet. Het zou daar moeten zijn, maar het is er niet. Wanneer u...

160 God vertelde het Abraham eenmaal, en hij keek er vijfentwintig jaar naar uit. Het deed er niet toe hoelang geleden het was, ik kan hem tegen Sara horen zeggen: "Ga op pad, je bent nu vijfenzestig jaar oud. Ga wat luiers kopen, en haal wat breinaalden en maak een paar slofjes. We zullen de baby krijgen."

     "Hoe weet je dat je hem zult hebben?"

     "God heeft het gezegd." En dat maakte het vast.

161 Ten eerste, zie, was zij ongeveer twintig jaar voorbij de menopauze. Hij had als een jongeman met haar geleefd sinds zij ongeveer zestien jaar oud was. Het maakte totaal niets uit; hij keek daar niet naar, nam dat niet in overweging. Hij hield rekening met wat God had gezegd. Hij scheidde zich af van alle ongeloof en trok de woestijn in.

162 Dat is wat de moeilijkheid vandaag is. U wilt zich verbinden aan een organisatie van ongeloof, in plaats van u af te scheiden van de dingen van de wereld. U wilt zien hoe dichtbij u bij de zonde in de buurt kunt blijven. Kijk hoever u erbij vandaan kunt blijven.

163 Maar hier waren zij. De eerste dertig of achtentwintig dagen gingen voorbij. Een gemengd gehoor nu, en u volwassenen weet waarover ik spreek. "Sara, schat, hoe voel je je?"

     "Helemaal geen verschil, Abraham."

     "Glorie voor God, we zullen hem hoe dan ook gaan hebben."

     "Hoe weet je dat?"

     "God zei het."

164 Tien jaren gingen voorbij. "Laat die spelden daar maar liggen en al die luiers."

165 Een paar van zijn vrienden kwamen langs: "Abraham, vader van naties, hoeveel kinderen heb je?"

166 "Glorie voor God! Op dit moment geen, maar ik zal ze hebben."

     "Hoe, jij? Wel, je bent negentig jaar oud."

167 "Dat maakt helemaal niets uit. Het zal nu een groter wonder zijn dan als het twintig jaar geleden was gebeurd."

168 Maar vandaag is het: "Gisteravond werd er voor mij gebeden. Ik voel mij vandaag niets beter." Abrahams zaad?

169 Wat is er aan de hand? U bent afgestroopt. Uw kerkvezels zijn daar nog steeds; uw organisatie is even groot als die van de Methodisten of van de Baptisten. U bouwt voortdurend aan deze vezel, maar waar is dat onvervalste geloof? O, u klapt in uw handen, u jubelt en zingt liederen en danst. My, ik heb dat zien gebeuren in veel samenkomsten van toverdokters. Ik zag ze in hun handen klappen en in tongen spreken en het uitleggen en op-en-neerspringen. Vader Divine heeft hetzelfde. Dat is niet waarover ik spreek.

170 Ik spreek over een waarachtig geloof dat de belofte van God kan ontvouwen en daar kan staan en het levend maken, een Schriftuurlijke zaak.

171 De Mohammedanen, ik heb hen op straat zien vallen, schreeuwend: "Allah, Allah, Allah" tot zij in trance raakten. En ik en Billy Paul stonden daar en zagen een man een zwaard nemen en het vlak onder zijn hart steken, en een dokter goot water door deze zijde en het kwam er aan de andere kant uit. Ik zag hem zoiets als een stuk lans nemen en het door zijn lip en door zijn neus steken en er was zelfs geen druppel bloed. Stak splinters onder zijn vingernagels en schreeuwde: "Allah, Allah, Allah! Allah, Allah, Allah! Allah, Allah", zoals dat. Een Mohammedaan die de gedachten van Jezus Christus veracht. Hij had geen Heilige Geest. Nee, nee, maar hij had emotie. Dat is juist. Wij zijn...

172 Christendom is niet zozeer een emotie. Heidendom kan gewoon evenveel psychologie voortbrengen als Christendom, maar dat is niet de Waarheid. Wij willen de Waarheid. Christus is de Waarheid.

173 Wat doen wij? Wij hebben onszelf vastgezet, zodat wij nu staan zoals Simson, zoals hij daar stond te denken aan wat hij geweest had kunnen zijn. Vandaag denk ik dat de gemeente stil zou moeten staan om enkele ogenblikken met mij mee te denken aan wat wij geweest hadden kunnen zijn, als deze dingen dit niet hadden gedaan. Wat we hadden kunnen zijn!

174 Toen kwam iets in zijn gedachten, iets drong door. Ik geloof dat God het deed. O, als het slechts op dit kampeerterrein kon gebeuren! "Er is een mogelijkheid." Er is een mogelijkheid. God vergeeft. Er is een mogelijkheid.

175 We zullen hier niet lang meer blijven. Onze tijd loopt ten einde. De confederatie van kerken neemt het land over. Ze zal zich met het Katholicisme verenigen. We hebben er precies de man voor daarbinnen.

176 Ik wou dat ik tijd had om er dieper op in te gaan, om u te tonen dat dit land precies overeenkomt met Israël. Zij kwamen een vreemd land binnen, dreven de bewoners eruit, en namen het land in bezit. Dat hebben wij gedaan. Israël had eerst mannen, grote mannen, zulke mannen als Jozua, mannen als David, als Salomo. Maar ten slotte kreeg een man het koningschap: Achab, een afvallige. Wij hadden grote mannen: Washington, Lincoln; maar nu, wat heeft men gedaan? Precies de zaak waarvoor wij hierheen kwamen, voor vrijheid, hebt u in het Witte Huis gezet, omdat u meer geeft om uw politiek dan om Christus. Precies juist.

177 En bedenk dat in die tijd al de predikers toegaven. Izebel was de leidster. Luister, Achab was zelf een aardige, fijne kerel, maar Izebel was de nek onder het hoofd. Zij was degene die het deed. Zij was de afvallige. Ik heb niets tegen die man als president, maar het is dat Izebel-systeem dat erachter staat. Kunt u deze pausen en dergelijke nu niet zien binnenkomen? Er staat er een op "die Jozef niet kent". En het begint er al meteen mee dat wij precies nu de Protestantse kerk vragen ermee samen te gaan. En elke organisatie zal regelrecht in de federatie van kerken gaan, en daar bent u in de val gelopen.

178 Wij leven van het belastinggeld dat binnen veertig jaar na vandaag betaald zal worden. Het land is bankroet. Waar is het aan toe? Wie heeft het geld? Wij hebben het niet. Onze obligaties zijn waardeloos. We moeten goud hebben. Wie heeft het? De Katholieke kerk. Wat zullen zij doen? Voordat deze whiskymannen en al deze grootaandeelhouders en effectenhouders het ooit zullen opgeven, zullen zij absoluut de hele voorraad verkopen, en de kerk zal de natie het geld lenen. En dat zal maken dat zij haar geboorterechten direct aan het Katholicisme zal verkopen. Wat zult u dan gaan doen? Daar is het goud van de wereld, zij en de Joden, en dat is het verbond dat hij maakt met Israël.

179 Kijk, u bijbellezers kunt dat in uw kerk onderwijzen. U moet begrijpen dat ik u alleen laat zien dat ik hetzelfde geloof.

180 Dat is hoe het zal moeten gebeuren, en wij hebben het daar nu precies. En hier zijn wij, een organisatie, met het merkteken van het beest op ons, precies zoals het eerste beest; een beeld ervoor, een federatie van kerken die hun krachten bundelen. En zij maakten een beeld voor het beest opdat hij ook zou kunnen spreken, en hij deed hetzelfde als wat het eerste beest voor hem deed. Precies in onze groepen! O, kinderen!

181 Hoe laat is het? Is er een mogelijkheid? Simson stond daar en zei dat. Hoe laat is het? Slechts dat: "Is er een mogelijkheid?" Simson moest hieraan denken: "Die grote God! Hij is alomtegenwoordig. Hij is de eeuwige God. Ik zie mijn vergissing in. Ik zal mij bekeren." En hij riep het uit.

182 Er is een mogelijkheid dat wij hetzelfde kunnen doen. Degenen van die dag... In deze dag ziet men de visie niet zoals Simson deed. Als wij slechts de visie van een mogelijkheid zouden kunnen zien! Begin precies hier, nu onmiddellijk. Een mogelijkheid, ziet u.

183 Ze zitten onbeweeglijk, klappen in hun handen, en vragen zich af hoe het zal aflopen. Op een dag zult u erachter komen, u zult aan het kortste eind trekken, zie, in die tijd. U heeft grote bijeenkomsten en glinsterende wereldse dingen: "O, wij denken, wel, weet u wat? Wij hebben meer leden dan ooit. En wij kunnen gebouwen bouwen van miljoenen dollars en hebben meer geld dan ooit, betere kerken misschien dan sommige Protestanten of sommige anderen. O, man! Geleerdheid; wel, wij brengen onze kinderen naar school, en bouwen nieuwe seminaries voor hen om naartoe te gaan."

184 Laat mij het u nu precies vertellen. Een man met een opleiding, zonder de Heilige Geest, brengt zichzelf met elke graad die hij krijgt verder weg van God. Dat is juist. U zegt: "Ik heb een 'Bachelor of Art'." Dan bent u precies een stukje verder weg dan u was. Splitsen een ei in atomen en struikelen over een grassprietje waar ze niets over weten. U hebt het oude gezegde gehoord: "Dwazen zullen met spijkerschoenen treden waar engelen vrezen een voet te zetten." Dat is juist, geleerdheid; maar het brengt de Geest niet. Het brengt de werken en het leven van Jezus Christus niet.

185 De moeilijkheid is dat de kerk vandaag niet is zoals Simson. Men is niet bereid de prijs te betalen. Simson bad juist, toen hij bad: "Here, laat mij sterven met de vijand." Hij wist dat het hem iets ging kosten. Hij wist dat het iets ging kosten. Het zal u iets kosten, het zal mij iets kosten; uw sociale aanzien, uw plaats en positie in de denominatie. "Here, laat mij dan sterven. Ik zie Uw doel." Hij wist dat het hem iets zou kosten. U moet bereid zijn om te sterven voor uw vijand om in de zegeningen van God te komen. Simson was bereid om de prijs te betalen om de kracht van God opnieuw op zich te krijgen. Hij was bereid het te doen. Bent u het?

186 Bent u bereid uw televisieprogramma's op te offeren? En weet u, het was destijds eveneens verkeerd voor ons om naar de bioscoop te gaan. Maar nu bracht de duivel er een naar u toe, bracht het regelrecht bij u in huis. Dat is juist. Zie?

187 Ik was gewoon om naar een oude Methodistenprediker te gaan die een lied placht te zingen:

Wij lieten de barrières neer, wij lieten de barrières neer.
Wij sloten compromissen met de zonde;
Wij lieten de barrères neer, de schapen raakten buiten;
Maar hoe kwamen de geiten binnen?

     U liet de barrières neer, dat is alles.

188 O, ik hoor iemand zeggen: "Nu, wacht even, broeder Branham, wij hebben opwekkingen!" Ja, wat is het? Een denominatieopwekking. Dat is juist. Kijk naar uw moraal en uw verschillen. Is het een opwekking? Is er een tijd van verbreking? Is er een tijd dat iedereen bijeen kan komen en gemeenschap hebben? Als uw organisatie erin is, dan "is het in orde". U raakt steeds verder van het Woord af, dat is juist, terwijl u nieuwe bisschoppen en van alles maakt. Zie?

189 Simson wist dat zijn huidige teruggevallen toestand niet de kracht voor de uitdaging van het uur kon voortbrengen.

190 Mannen en vrouwen, mijn broeders en zusters, laat mij dit zeggen: de gemeente in haar huidige denominationele toestand kan niet de kracht voortbrengen om de tijd uit te dagen, om deze tijd te bestraffen. God wil mannen en vrouwen, oprechte harten. En u kunt de "eenheid" verlaten en naar de "tweeheid" gaan, en u kunt de "tweeheid" verlaten en naar de "drie-eenheid" gaan, en u kunt dit, dat en het andere allemaal doen, u verwisselt slechts uw papieren; of u bezoekt zendingsposten, of handelt als ik weet niet wat, als een onvolwassen kind. Dat is juist. U krijgt het niet op die wijze. Onze teruggevallen kracht kan de uitdaging van dit uur niet tegemoet treden. De denominaties zullen de betuiging van het Woord niet nemen.

191 Zoals ik u gisteravond al probeerde te vertellen, beloofde Jezus Christus dit in de laatste dagen. Hij beloofde dat het hier zou zijn. En u weet dat uit de Bijbel. En gedurende vijftien jaar trekken we heen en weer door het land, en het wordt voortdurend slechter. Dat is juist. Kijk, men wil het niet.

192 Men zegt: "Welnu, hij gaat om met de 'eenheid', of, hij gaat om met de 'drie-eenheid'. Hij doet dit, dat of het andere." We gaan om met Christus, ginds in elke organisatie, proberend om... .

193 Maar God ziet erop toe dat zij het zien. En de ware gelovigen zijn zoals de kleine prostituee gisteravond; zodra het licht over haar pad flitste – en dat zaad des levens lag daar – geloofde zij het. Dat was alles, het vatte onmiddellijk vlam. Terwijl er daar duizenden stonden die er gekheid over maakten, maar zij niet. Zij wist dat dit de Messias was. Zij wist dat dat de belofte was, dat, wanneer Hij kwam, Hij dat zou doen.

194 Ik vraag me af of wij wel hetzelfde weten! Zijn we zo verwikkeld in onze organisatie dat het ons verboden is er zelfs maar naar te kijken? Ik vraag het me af, als u naar de tijdschriften en foto's kijkt en de oude vuile smerigheid van de wereld, in plaats van uw Bijbel te lezen zoals u dat zou moeten doen. "De mens zal niet leven bij brood alleen, maar bij ieder woord dat de mond Gods uitgaat."

195 Onze kinderen, onze jongens zijn een troep "rickies" en "ricketta's" geworden. U weet dat dit juist is, een lastig stel met sportwagens en van alles. En waar vind je een Pinksterjongen? Op straat met zijn sportwagen. En waar vind je onze zuster? Ginds ergens in de kantine aan het rock-and-rollen. Waar vind je papa en mama? Papa is weg om golf te spelen, of naar iets dergelijks, en mama zit ergens in een of ander borduur- en naaikransje, of bij een vereniging waartoe zij behoort of zoiets. Terwijl het een thuis behoorde te zijn, samen vergaderd onder het leiderschap van de Heilige Geest, waar de Bijbel weer teruggekomen is. Daar zijn we naar afgedreven. Niet om te kritiseren, maar alleen om u wat te schudden, ziet u, opdat u het zult begrijpen.

196 Al die tijd (o, ik moet afsluiten) merkten de Filistijnen niet op wat er gaande was. Er was iets gaande, omdat er iets begon te bewegen in Simsons hart: "Er was een mogelijkheid." Zie? Hij voelde achter zich, om te zien of het daar nog steeds was.

197 Sommige vrouwen hebben nu een moeilijke tijd, omdat ze weten dat het de bedoeling is dat ze het zouden hebben. Maar kijk of Zijn belofte daar nog steeds is, kijk of Hij nog steeds... Voel gewoon achter u, en kijk of Hij niet Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig.

198 Hij voelde het. Hij wist dat er iets was. Hij hief zijn hoofd omhoog. Hij had geen ogen. Zij merkten de tranen niet op die naar beneden kwamen uit die lege oogkassen, waar de klieren de tranen naar beneden lieten druppelen. Zijn hoofd omhoog, zijn lippen bewogen traag, terwijl de tranen uit die blinde oogkassen naar beneden vielen. Hij bekeerde zich. Hij wist dat Jehova nog steeds leefde. Hoewel hij verkeerd gedaan had, wist hij dat Hij nog steeds God was. De tranen vielen van zijn wangen af terwijl hij daar stond. De Filistijnen waren te dronken om dat op te merken.

199 Als uw kerkleden, uw collega's in de kerk het niet opmerken, blijft u gewoon doorgaan met bidden. Hij wilde nog één keer Gods Woord gemanifesteerd zien voor die verblinde, dronken troep heidenen, ongelovigen. Als dat vandaag het hongeren is van de gemeente, om nog eenmaal de ouderwetse door God gezonden opwekking te zien, vanaf de kansel regelrecht door tot aan de portier, een ouderwetse opruiming, een ouderwetse opwekking met de kracht van God, een Evangelie dat een mens volkomen reinigt van de binnenkant uit; zo recht als een geweerloop, een ouderwetse, zo blauw als de hemel, dodende, zondedodende godsdienst, die alle Hollywood uit u wegneemt bij degenen die geïnteresseerd zijn.

200 Daar stond hij te bidden. Nu niet om een nieuwe denominatie, een nieuwe geloofsbelijdenis, maar een betuiging van het Woord. "Here, U was eens op mij; U gaf mij eenmaal kracht. Indien ik slechts die kracht had! Ik heb de spieren, maar zij zijn zwak."

201 Wij hebben de leden, maar zij zijn zwak. Ze hebben de dingen van de wereld meer lief dan de dingen van... U zegt dat ik helemaal... O? Kijk naar de kerken en kom erachter. Probeer het niet te ontkennen. Uw handelingen spreken luider dan uw woorden, zie. O ja, u hebt meer leden gekregen, grotere spieren, maar waar is de kracht des Heren? Uw grote spieren zullen de uitdaging van dit uur niet aankunnen, het opnamegeloof om de gemeente hieruit weg te nemen vóór het oordeel de aarde treft.

202 En oordeel staat op het punt te treffen. Ik wil zeggen wat mijn goede vriend Jack Moore zei: "Als God Amerika er goed vanaf laat komen met de dingen die het nu doet, dan is Hij moreel verplicht om Sodom en Gomorra op te wekken om Zich te verontschuldigen voor hun verbranding." Juist! Oordeel is het volgende.

203 God, neem heel de wereld uit mij weg. Geef mij geloof, o Here, voor een opname. Want er zullen er twee in het bed zijn, en één zal meegenomen worden, één achtergelaten. Twee zullen in de autostoelen zitten, en één zal meegenomen worden en de ander achtergelaten. Het zal in een oogwenk gebeuren.

     U zegt: "Broeder Branham, wanneer zal dat zijn?"

204 U zou dit kunnen bekritiseren. Is het in orde om het zeggen? [De predikers zeggen: "Ga door en zeg het, broeder." – Vert] Laat me hier een klein iets laten vallen. Op een dag zult u erachter komen.

205 Dan zult u gaan zeggen: "O, ik werd onderwezen dat dit, dat, enzovoort, zal gebeuren voordat de Here komt. Er zal een grote verdrukkingsperiode zijn en wij zullen er doorheen gaan." Zie? Zie?

206 Weet u, op een keer werd er een vraag aan Jezus gesteld. Hij zei: "Waarom zeggen de Schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?"

207 En Jezus zei: "Ik zeg u dat hij reeds gekomen is, en u wist het niet."

208 Een dezer dagen zult u zeggen: "Wel, ik dacht dat als de gemeente zou weggaan, er dit, dat, enzovoort, moest geschieden. Ik dacht dat er een opname zou zijn. Ik dacht..."

209 Kijk, het zal een verborgen wegnemen zijn. Als Hij er één neemt hier in Hot Springs, en één ergens anders, en één daarginds, en één daar, zullen het er letterlijk miljoenen vormen van degenen die uit de aarde opkomen. En er worden elke dag ten minste vijfhonderd personen vermist in de wereld, en wij weten zelfs niet waar zij naartoe zijn gegaan. Kijk, de opname zal bestaan uit al degenen die slapen in het stof der aarde, die met God in orde zijn.

     Ze zullen zeggen: "Wel, ik dacht dat er een opname zou plaatsvinden."

     "Het is reeds gebeurd en u wist het niet. U bent achtergelaten." Zie?

     "Wel, alles gaat..." Jazeker.

210 Het is een geheim komen, de opname, die onopgemerkt komt wegnemen. Zoals in dat boek dat ik las in die tijd (Wat was het?), Romeo en Julia. Hij kwam 's nachts, toen de mensen sliepen in wereldsgezindheid, en de kerk geheel in wereldsgezindheid was. En plotseling kwam de roep, en weg gingen zij.

211 Luister, u hoorde zo vaak bij de Christelijke Zakenlieden, de Zakenlieden van het Volle Evangelie, zeggen: "O, weet u, de eerwaarde heilige vader Zus-en-zo! De Presbyterianen beginnen de Heilige Geest te ontvangen! De Lutheranen beginnen de Heilige Geest te ontvangen!"

212 U slapende groep mensen! Weet u het niet? Jezus zei: "Toen de slapende maagden kwamen om olie te kopen, was dat precies de tijd dat de Bruidegom kwam, en zij ging naar binnen." Bedenk dat zij het niet kregen! Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Dat is juist." – Vert] Zoals Booth-Clibborn zei: "Huh?" Zij kunnen misschien door enkele emoties zijn gegaan, maar zij kregen het niet echt. Toen zij kwamen om olie te kopen, was het te laat.

213 En hier zijn zij nu, de Presbyterianen, de Lutheranen. Kijk naar "De Stem" van de Volle Evangelie Zakenlieden en die groep Pinksterkleinkinderen met deze denominatiebroeders, denkend dat dit iets groots is. Op een dag vraagt u misschien: "Wel, ik dacht dat dit..."

214 "Het is al voorbij en u wist het niet." Laat mij daar stoppen, omdat ik hier niet ben om een leer te prediken.

215 Maar, de mogelijkheden! Neem dat risico niet. Dit is de dag. Dit is het uur. Er is nú een mogelijkheid, misschien niet om vijf uur. Er is een mogelijkheid. "Here, ik weet dat U God bent. Ik weet dat U het bent. Ik ben bij U vandaan. Maar ik weet dat deze vezels eenmaal vibreerden met de kracht van God. Ik ken de dingen waar ik vandaag om geef, terwijl ik beweer Pinksteren te zijn." De vrouwen: "Ik knip mijn haar"; de man: "Ik doe dit, dat, enzovoort."

216 En u mannen die uw vrouwen toestaat om die korte broekjes te dragen en die dingen te doen, en zich dan een zoon van God noemen, schaam u.

217 Niet lang geleden ging ik naar een grote denominatiekerk, naar een... Ze hadden een samenkomst en ik ging erheen om hen te bezoeken. En de voorganger nam me mee om mij aan zijn vrouw voor te stellen. Zij was de pianiste. En die vrouw had een jurk aan die zo strak zat, dat haar huid bijna aan de buitenkant was. Zij had make-up op en droeg allerlei soorten dingen in haar oren.

218 En ik zei: "Broeder, bedoelt u te zeggen dat uw vrouw een heilige is?"

     Hij zei: "Jazeker."

219 Ik zei: "Ze ziet eruit als het tegenovergestelde." Ik zei: "Ik heb nog nooit zoiets gezien in de naam van Pinksteren en heiligheid!"

220 O, broeder, wij hebben een huisreiniging nodig, vanaf de kansel tot in het souterrain. En een dezer dagen... U zegt: "Ik ben van Pinksteren." Dat betekent niets meer voor God dan een varken te zijn. Dat heeft niets met Christus te maken. Dat is slechts een naam. U moet Pinksteren in uw hart zijn, de vruchten van de Geest. Merk het op. O my!

221 Hij was zich ervan bewust wat er zou gebeuren als God zijn gebed beantwoordde.

222 Bent u zich ervan bewust? Bent u zich ervan bewust dat uw organisatie u zal excommuniceren? Beseft u dat u nu regelrecht naar de confederatie van kerken gaat, en dingen waar u regelrecht ingaat? Beseft u wat het u zal kosten? Weet u dat die vrouwen waarmee u kaart speelt u ouderwets zullen gaan noemen en al dat soort dingen? Omdat u niet zult toelaten dat uw kinderen korte broeken dragen, en omdat u deze dingen doet, weet u wat het u zal gaan kosten? U kunt het beter berekenen voordat u begint, zie. Denk er liever over na. Ja. U kunt het beter eerst met God bespreken voordat u een begin maakt.

223 Hij wist het, als zijn gebed beantwoord werd; maar hij was gereed, en hij was oprecht.

224 Als de gemeente slechts in die toestand kan komen! Als u nu op dit moment gereed bent, als u oprecht bent, als u echt zaken wilt doen, als uw ogen open zijn voor wat ik u probeer te zeggen op een omslachtige manier! Als u oprecht bent, zeg dan: "Here, ik geef er niet om wat het is, ik ben klaar. Ik zie het teken. Ik weet dat het later is dan we denken. Het is tijd om te komen."

225 Toen riep Simson het uit: "Here, zij hebben mijn ogen uitgestoken. Ik weet dat U God bent. Ik weet dat U kracht hebt om het te doen. Ik weet dat U mij van deze ketenen kunt bevrijden. Nog eenmaal, Here, nog eenmaal!"

226 Nog eenmaal, Here, nog eenmaal! Laat er een kampsamenkomst zijn aan de zijde van een heuvel, zoals er een was op de heuvel in de opperkamer. Laat er een geluid van de hemel komen als een geweldige gedreven wind, die het gehele huis vervult, het zichtbare bewijs van de opgestane Christus.

227 "Nog eenmaal, Here, nog eenmaal", riep hij. Zoals hij het in oprechtheid uitriep, terwijl hij daar stond met zijn blinde ogen. "Ik ken de prijs, Here, maar nog eenmaal!"

228 Die God beantwoordt gebed. Hij voelde de vezels zich spannen. Zijn spieren hechtten zich samen. De kracht in zijn benen begon terug te komen. Hij zei tegen de kleine jongen: "Leid me nu naar de pilaar."

229 "Leid mij, Here, leid mij. Leid mij naar de pilaar, naar Golgotha. Leid mij naar de pilaar waar ik kan gekruisigd worden, totdat mijn oude wereldse leven hier afsterft en alles wat ik ben. Leid mij naar de pilaar, Here."

230 Toen hij begon te voelen dat die spieren zich spanden met de kracht van God, hoefde hij niet te zien wat er gebeurde, hij voelde wat er gebeurde. Hij begon met zijn schouders te draaien, en toen hij dat deed, ging het gebouw naar beneden. Die dag, toen hij overwon, doodde hij meer Filistijnen dan hij in al de dagen van zijn leven had gedaan.

231 Vrienden, er is een mogelijkheid dat deze gemeente in deze staat... Nu, ik heb daar ongeveer drie of vier bladzijden met notities die ik zal laten gaan. Er is een mogelijkheid. Er is een mogelijkheid precies hier in deze kampsamenkomst. Er is een mogelijkheid precies hier in dit uur. Er is een mogelijkheid; als wij bereid zijn de prijs te betalen, kunnen wij een ander Handelingen 2 zien plaatsvinden.

232 "Nog eenmaal, Here! Wij hebben het in de knoei gebracht. Wij hebben georganiseerd. Wij hebben onze broederschap opgebroken. Wij hebben onze gemeenschap afgescheiden. Wij hebben hier een kleine groep genomen. Wij vechten met elkaar, en de duivel zit achterover toe te kijken hoe wij elkaar ervanlangs geven. Here, is het mogelijk dat nog eenmaal alle honderdtwintig van ons in één plaats eensgezind kunnen zijn? Is het mogelijk dat er een geluid komt van de hemel als een geweldige gedreven wind? Nog eenmaal, Here, nog eenmaal!"

233 Laten wij opstaan en zeggen: "Nog eenmaal, Here! Nog eenmaal, Here!"

234 O, Here God, hoor mij, Here. Nog eenmaal, Here! Zend de Heilige Geest nog eenmaal op deze kampsamenkomst in kracht en heerlijkheid!