Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Jezus op het toneel roepen

Door William Marrion Branham

1 God zegene u, broeder. God zegene u, broeder. Laten we onze hoofden buigen.

2 Hemelse Vader, wij zijn zo blij dat wij U nog steeds hebben, Here. Wanneer alle andere dingen ons ontvallen, hebben wij nog steeds U. U bent van eeuwigheid tot eeuwigheid. Wij danken U werkelijk, Here, voor deze wonderbare dingen die U ons hebt getoond in deze eindtijd. Wij danken U voor deze opwekking en voor deze plaats hier, voor broeder Carlson, voor al de predikende broeders rondom, die proberen de zaak die juist is hoog te houden. Wij bidden voor hen, Here, met ons hele hart, opdat U een groot ontwaken zult geven hier in Chicago, Here. Sta het toe. Wij zien ernaar uit. Vergeef nu onze zonden en overtredingen. En nu, Here, lichamelijk gesproken vermoeid, maar toch, in de geest voel ik mij fris, en ik bid dat U ons nu allen zult verfrissen en zult gereedmaken voor wat U vanavond voor ons hebt. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

3 U mag gaan zitten. Dit is zeker een grote tijd van verfrissing voor mij geweest. Ik heb het heel erg gewaardeerd. De Here Jezus alleen weet hoezeer ik de Here dank voor wat Hij heeft... voor wat Hij voor ons heeft gedaan.

4 Nu wil ik dit gehoor bedanken voor al uw vriendelijkheid en voor uw medewerking, dat u bij ons bent gebleven om naar het Woord te luisteren. En op zondagavond, nadat we een zondagmiddagdienst hebben gehad, is de plaats vanavond toch weer nagenoeg helemaal vol. Wij zijn daar zo dankbaar voor.

5 Nu wil ik u bedanken voor uw kleine liefdegaven die u mij gezonden hebt, door Billy Paul. De doos met snoepgoed en de doos met koekjes, en, weet u, een doos met walnoten, en o, al de kleine geschenken en dingen, zij betekenen gewoon heel veel voor ons hart. Wij waarderen het zeker. Gewoonlijk...

6 Ik geloof dat ze zeiden dat er een liefdeoffer was opgehaald. Dat was niet de reden waarvoor ik kwam, u weet dat allemaal, na al deze jaren. Maar wat het liefdeoffer betreft, ik kijk er zelfs niet naar, zie het niet. Het gaat regelrecht naar de... voor de zendingsreis overzee, die ik op het punt sta te ondernemen.

7 Ik ga erheen om enigen van u fijne Noren en Zweden te zien, uw oorspronkelijke thuis waar u vandaan komt, ginds in Noorwegen en Zweden; en naar beneden in Denemarken, boven in Finland.

8 En vervolgens om broeder Mattson te bezoeken in Kenia en Tanzania, zijn scholen te bezoeken. De kleine broeder heeft zeker hard gewerkt in die scholen. Ik ga hem bezoeken om de bediening die de Here Jezus mij gegeven heeft voor die dierbare jonge mannen daar te plaatsen, die uitgaan om het Evangelie uit te dragen.

9 Om van daaruit door te gaan naar Zuid-Afrika en te proberen terug te komen via China, Japan, en ginds aan de andere kant van de wereld.

10 Dat is wat wij doen met deze liefdeoffers. En we zijn... Omdat de mensen niet in staat zijn om de samenkomsten te sponsoren, blijf ik dus gewoon alles apart houden wat de mensen mij geven, hetgeen binnenkomt. Ik incasseer zelfs geen cheque; het wordt afgestempeld door de kerk en het wordt apart gezet als een offer en kan alleen daarvoor gebruikt worden, het is alleen daarvoor; dan weet ik dus dat het goed moet gaan, ziet u, en wij zijn dus dankbaar.

11 En ik zal zeker blij zijn; ongeveer tachtig procent van onze samenkomst hier in de omgeving van Chicago bestaat gewoonlijk uit Noren of Zweden, en ze zijn werkelijk lieflijke mensen.

12 Vrijuit gesproken, ik verlaat Chicago en ga naar Tucson, Arizona. Dat is waar ik nu woon. En ik woon... Mijn huisbazin is een kleine Zweedse. Zij zou hier vanavond kunnen zitten, denk ik, zuster Larson. Ik verblijf in haar huis in Tucson, Arizona. Ik heb haar nog niet gezien, maar zij woont hier in Chicago, en wellicht is zij hier in deze tijd als zij niet daar in Tucson is. Lieflijke, zachte persoon, met een lieflijke man. Wij waarderen haar zeker.

13 En nu, broeder Carlson, Christen Zakenlieden, al de predikerbroeders overal, de Here zegene u rijkelijk. De Here zegene deze plaats en make die tot een grote plaats van redding, waar het een toevluchtsoord is waar de rechtvaardigen binnen lopen en in veiligheid zijn. Dat is mijn oprecht gebed. En ik vertrouw erop met heel mijn hart dat...

14 In deze scherpe, snijdende boodschappen, God vergeef mij als ik opzettelijk geprobeerd heb iemand te kwetsen. Ik zou dat niet willen doen, voor niets. Maar toch ben ik een gevangene voor dit Woord, ziet u, ik moet er precies bij blijven. Ik spreek geen harde dingen om te maken dat mensen zich slecht voelen. Ik spreek soms scherpe dingen om de mensen te laten kijken, ziet u, een uitroep: "O, kijk!" Ziet u, om hen er naar te laten kijken, zodat ze het zien. Als u hen dan hebt, dan daagt het hen misschien soms uit. En in ongeveer negen van de tien gevallen als men, als men een klein beetje uitgedaagd wordt, de Schriften gaat onderzoeken, en dan doet God de rest, ziet u. Gewoon alleen maar naar de Schriften kijken. Als ik ooit iets zeg dat tegengesteld is aan de Schriften bent u verplicht om het mij te komen vertellen, mij te schrijven, of het mij op een op andere wijze te laten weten. En dat is de reden dat ik mij aan u verplicht voel om de Schriften uit te leggen. Niet om gewoon te proberen ze uit te leggen; maar slechts ze te zeggen zoals ze zijn. Dat is wat ze zeggen. Geloof het, geloof het zo.

15 Nu, ik waardeer zeker het bezoek. Ik kom vermoeid naar u toe. Ik had hiervoor interviews en samenkomsten gehad, enzovoort, tot ik zo'n beetje uitgeput was. En twee samenkomsten per dag maakt dat, wel, ik ben gewoon een beetje verder op de weg dan ik vroeger was. Ik ben net de vijfentwintig gepasseerd, weet u, voor de tweede keer. Dat is juist.

16 Nu, er is slechts één ding dat me spijt, en dat is dat ik Hem niet vroeger in mijn leven kende. Ik predikte het Evangelie toen ik ongeveer, geloof ik, tweeëntwintig jaar oud was, en ik wilde dat ik was begonnen met prediken toen ik in staat was om te spreken, toen ik nog maar een kleine jongen was. Ik... ik miste al die kostbare jaren. Als hier een jong persoon is, ik vertrouw erop dat je het zult oppakken waar ik mijn fout heb gemaakt, van ongeveer mijn tiende tot mijn tweeëntwintigste, ik vertrouw erop dat jij eerder begint, zodat je niet hoeft terug te kijken naar dezelfde fout als waar ik naar kijk.

17 De Here zij met u, is mijn gebed. En ik vertrouw erop dat iets dat de Here Jezus mij heeft laten doen, door een gave...

18 U ziet, ik ben geen... zou niet kunnen zeggen dat ik een prediker ben, ziet u, want ten eerste ben ik niet welsprekend genoeg; ik heb geen opleiding. Dat is waarom ik niet zou kunnen zeggen dat ik gewoon een "prediker" ben. Want als iemand "een predikant" zegt, dan verwacht men onmiddellijk een collegegraad; dan verwacht men een grote doctor in de godgeleerdheid of zoiets. En wanneer je dan "prediker" zegt, en ik dan mijn woorden gebruik, mijn armzalige grammatica, dan ziet dat er enigszins mistroostig uit.

19 Maar de Here zond mij om voor Zijn zieke kinderen te bidden. En daarbij houd ik ervan om met mijn hele hart uit te drukken wat ik over Hem weet. Als ik fouten maak, bid voor mij. Ik ben niet onfeilbaar. Ik ben uw broeder. En nu vertrouw ik erop dat God iets gedaan heeft; als Hij het niet gedaan heeft, moge Hij het vanavond nog doen, een woord of zoiets spreken dat zal maken dat u in Hem gelooft.

20 Iemand wilde mij niet lang geleden een geschenk geven, en het was een grote som geld. En ik zei: "Ik... ik... ik kan het niet aannemen." Ik zei: "Ik zou niet weten wat ik ermee moest doen, zie", zei ik. Ze zeiden... Wel, wel, het was duizend dollar, ziet u. En ik zei: "Ik zou niet weten wat ik ermee moet doen."

21 Ze zeiden: "Wel, wij willen dit voor u persoonlijk. Wij willen dit niet voor de kerk."

22 Het gaat niet naar de kerk. Dat is een stichting. Kijk, het gaat naar de kerk, bij name van de kerk, maar het is een fonds dat terzijde is gezet alleen voor overzee. Zie? En daarom, het... de giften zijn niet belast, dus moet het daarvoor gebruikt worden. De raad van beheer, de beheerders zitten hier precies vanavond naar mij te luisteren. En dat is waar. En ik zei...

     Ze zeiden: "Wij willen dit geven voor u en uw gezin."

23 Het was een cheque. Ik kon hem niet aannemen, ziet u. Ik zei: "Ik kan dat niet doen." Maar ik zei: "Wilt u mij gelukkig maken?"

     Ze zeiden: "Zeker."

     Ik zei: "Kan ik ermee doen wat ik maar wil?"

     "Ja."

24 Ik zei: "Laat mij dan meehelpen om mijn reis overzee te betalen." En ik zei: "Wij hebben genoeg kleren om te dragen. Mensen geven ons een heleboel kleren, en we hebben voedsel op tafel. Ik krijg honderd dollar per week van de kerk." En toen zei ik: "Ik, wij... we komen ermee rond. Laat mij ermee doen wat ik wil." En ik...

     Ze zeiden: "In orde. Het is van u, maak uzelf gelukkig."

     En ik zei: "Het zal mij zeer gelukkig maken."

25 [Een broeder stapt naar de kansel en onderbreekt broeder Branham en zegt: "Laat mij even één woord zeggen. Er is een blauwe Oldsmobile stationwagen geparkeerd vlak achter broeder Branhams auto. Nu, wanneer zij vertrekken, zullen zij daar helemaal ingesloten zijn. Als u dus hier bent, wilt u hem alstublieft gaan verplaatsen, een blauwe Oldsmobile stationcar uit Iowa. Ik heb het nummer van de nummerplaat niet, maar u weet wellicht wie u bent, en wilt u alstublieft uw auto verplaatsen. Dank u." – Vert] Ja, meneer.

26 Liefde. Wij hebben zeker waardering voor u, mensen. En de Here zegene u nu rijkelijk. En als u ooit door Jeffersonville heen komt, stop en kom naar mij toe. Als u door Tucson komt, stop en kom naar mij toe, en ik zal blij zijn u te zien.

27 Nu, terwijl ik in Tucson woon, blijft het kantoor (onthoud dat) altijd in Jeffersonville. Billy Paul is daar de hele tijd, en weet waar hij mij op elk moment kan bereiken. Zie? Hij zal zo'n beetje de enige zijn die het zal weten, omdat ik op het veld ben, eerst op de ene plaats, dan op een andere. En misschien ben ik hier, laten wij zeggen, in Tucson; dan, een uur daarna, als de Here mij een visioen heeft gegeven, kan ik op weg zijn naar Hawaii, ziet u. Gewoon waar Hij mij naar toe leidt, daarheen ga ik, gewoon nergens anders heen dan precies daarheen, zie. En bid voor mij. Als ik u niet meer zie aan deze kant van de rivier, zal ik u daarginds ontmoeten. Amen.

28 Nu, voordat wij het Woord benaderen. En vanavond wil ik slechts enkele ogenblikken nemen, omdat ik daarbuiten enkelen van mijn vrienden heb ontmoet uit Jeffersonville, en ik ontmoette nog een groep van hen op straat, en zij rijden vanavond naar huis na de dienst. En ik zou prediken over het onderwerp De aftelling, dat ongeveer twee en een half uur duurt. Dus dan zouden ze morgen niet voor daglicht terug zijn in Jeffersonville. Daarom... en velen van u mensen moeten naar uw werk gaan. En u hebt me deze week horen spreken, en ik heb me erin verheugd om bij u te zijn. En nu zal ik vanavond proberen mijn uiterste best te doen, want ik zou niets verkeerds willen zeggen.

29 Nu zullen we gaan bidden voordat wij tot het Woord naderen.

30 Barmhartige God, beseffend dat ik hier naar mensen heb gekeken waarvan ik er misschien sommigen nooit meer zal zien. Dit zal onze laatste ontmoetingstijd zijn. Als ik binnen een jaar vanaf nu zou terugkomen, zouden velen, zouden sommigen misschien zijn heengegaan, de oudere mensen. En, Here, ik besef dat er vanavond sommigen hierbinnen zijn die ziek zijn, en als U hun lichaam niet op enige wijze aanraakt, ik... zullen zij hier misschien ook niet lang meer zijn. En eveneens, Here, zal ik hier misschien niet erg lang meer zijn. We weten het niet. Laten we daarom oprecht zijn en ernstig, het Woord van God gedenkend, dat "alle dingen zullen medewerken ten goede voor degenen die God liefhebben".

31 En ik zal het Woord lezen, Here. Het Woord lezen is al wat ik kan doen, en wij zijn afhankelijk van U om iets te zeggen of iets te doen waardoor elke ongeredde persoon hier vanavond zal worden gered. Mag het Woord van God zo reëel zijn voor sommige mensen, vanavond, Here, die niet gered zijn, dat zij U vanuit hun hart zullen aannemen als hun Redder. En mag de Heilige Geest onder ons komen, tot ons spreken, en het werk van God doen, door het Woord te bevestigen met tekenen die volgen. Sta het toe, Vader.

32 En wanneer het leven helemaal voorbij is en wij tot het eeuwige leven komen, zullen wij gewoon zo dankbaar zijn, Here, tot die tijd. En dan willen wij gedurende het tijdperk dat geen einde heeft aan Uw voeten zitten, en kijken naar Degene Die wij liefhebben en Degene Die ons liefhad. Houd ons tot die tijd gezond en gelukkig, U dienend. Dat bidden wij in Jezus' Naam. Amen.

33 [Opnieuw komt een broeder naar de kansel met het verzoek of een eigenaar zijn auto wil verzetten – Vert]

34 Laten wij nu in de Schrift het vierde hoofdstuk van Markus, het vijfendertigste vers, opslaan om te lezen, als u er van houdt het te volgen of het misschien wilt opschrijven. Ik weet dat heel wat mensen een kleine tekst markeren in hun Bijbel waar een prediker over spreekt, die zij later opnieuw willen lezen. En ik houd ervan om deze kleine eenvoudige Bijbelboodschappen te lezen en erover te spreken; het verblijdt gewoon mijn hart om het te doen. Het vijfendertigste vers van het vierde hoofdstuk van Markus.

     En op de zelfde dag, toen het nu avond geworden was, zeide Hij tot hen: Laat ons overvaren aan de andere zijde.
     En zij, de schare gelaten hebbende, namen Hem mee, gelijk Hij in het schip was; en er waren nog andere scheepjes met Hem.
     En er werd een grote storm van wind, en de baren sloegen over in het schip, alzo dat het nu vol werd.
     En Hij was in het achterschip, slapende op een oorkussen, en zij wekten Hem op, en zeiden tot Hem: Meester, bekommert het U niet, dat wij vergaan?
     En Hij opgewekt zijnde, bestrafte de wind, en zeide tot de zee: Zwijg, wees stil! En de wind ging liggen, en er werd grote stilte.
     En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij zo vreesachtig? Hoe hebt gij geen geloof?
     En zij vreesden met grote vrees, en zeiden tot elkander: Wie is toch Deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn?

35 Gewoon als een klein praatje, vanavond, zou ik daarvan een tekst willen nemen, en het dit noemen: Jezus op het toneel roepen. Laten wij Jezus op het toneel roepen.

36 Weet u, ik kan me ongeveer indenken hoe Hij Zich voelde. Hij had net een geweldige dag achter de rug. En Hij had... Hij was vermoeid. En Hij had veel gesproken die dag, de gelijkenissen onderwijzend. Als u het zult opmerken, van het mosterdzaad en verschillende dingen. Hij had een geweldige dag gehad waarop Hij de zieken had genezen, en had onderwezen, en Zijn lichamelijke kracht was zo ongeveer uitgeput. En zoals elke prediker weet – gewoon in onze kleine bedieningen die wij gekregen hebben – hoezeer het ons vermoeit; wat moet het dan wel niet met Hem hebben gedaan?

37 Bedenk, in het vlees was Hij slechts een mens, maar in de geest was Hij God. Maar Hij was een man in het vlees, daardoor was Zijn lichaam een menselijk wezen dat onderworpen was aan verleidingen, onderworpen aan ziekten, precies hetzelfde als het onze; want Hij moest het op Zich nemen om een man te zijn, een menselijk wezen. En dan was Hij God in de geest. Hij zei: "Ik en Mijn Vader zijn één. Mijn Vader woont in Mij."

38 Toen Johannes Hem doopte in de rivier de Jordaan, zien wij God nederdalen vanuit de hemel als een duif, en de stem zei: "Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik welbehagen heb te wonen." Nu, als u het origineel neemt, en werkelijk de wijze waarop het geschreven is, het is: "Degene Die Mij behaagt om in te wonen." Zie? Maar men plaatst het werkwoord voor het bijwoord [In het Engels – Vert] "Waarin het Mij behaagt te wonen, of, in Wie het Mij behaagt te wonen; in Wie Ik welbehagen heb te wonen." Zie?

39 Hij, God, woonde in Christus, en in Hem was de volheid der Godheid lichamelijk. God, Die Zichzelf uitdrukt door Jezus, en Jezus was de betuiging van God. Kunt u het nu begrijpen? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Kijk, niet drie mensen; drie attributen van één God. Geen drie goden; drie goden is heidens. Zie? Geen drie goden, niet... Vader, Zoon en Heilige Geest zijn niet drie verschillende goden. Het is één God in drie manifestaties.

40 God, de Vader, in de vorm van de Heilige Geest, was in een Vuurkolom, en niemand om Hem heen kon die aanraken. Hij was heilig. Het zondoffer was nog niet gebracht; alleen een potentieel offer.

41 Nu, diezelfde Vuurkolom, het Vaderschap, kwam naar beneden en werd God gemaakt in het Zoonschap. Hij woonde in een Vuurkolom, hier is Hij... in de Shekina heerlijkheid. Hier woonde Hij in een lichaam, wat Zijn Zoon was Die Hij schiep en in de vorm maakte van een man; dat maakte Hem dus de Zoon van God, de tweede Adam. Nu, Hij moest komen door de schoot van een vrouw, niet zoals Adam, omdat dat is wat Hij moest veroordelen, de geboorte van een menselijk wezen door een vrouw. Ziet u, Hij moest dus op die wijze komen. Nu, dat is God, de Zoon, dezelfde God. En nu bracht Hij, door het offeren van dat lichaam zonder zonde, een menselijk offer.

42 Nu, de cel, of de geest, leven, ligt in het bloed. En wanneer de bloedcel van een lam of een dier gebroken werd, kon het leven dat in die cel was niet terugkomen op de aanbidder, omdat het een dier was. En wij zijn een menselijk wezen, wij zijn anders. Het dier heeft geen ziel. Het menselijk wezen heeft een ziel. Daarom kon de geest niet op hem terugkomen nadat hij zijn offer had gebracht, maar toch bracht hij het, en oprecht, sprekend met geloof dat hij geloofde dat dat volmaakte Offer zou komen.

43 Maar toen de bloedcel gebroken werd in Jezus Christus, werd God vrijgemaakt. Ziet u, Hij was God. Dat bloed was niet Joods. Dat bloed was niet heidens. Dat was een bloedcel met scheppingskracht, God Zelf. En nu, door dat bloed, dat een verzoening maakt voor onze zonden, wordt de gelovige gereinigd, en worden al zijn zonden van hem weggenomen alsof hij nooit gezondigd had. God doet ze in de zee van vergetelheid. En dezelfde God Die op Jezus Christus was, gaat voort in de gelovige, dezelfde werken doende als die Hij hier deed, want het is dezelfde Geest.

44 Daar is God, zie, niet drie goden. O, hoevelen van u trinitarische mensen hebben dat door elkaar gehaald. En wat hebben u Eenheidsmensen dat ook verward, dat Hij één zou zijn als uw vinger. Uh-huh. Zie? Zij, zij beiden hebben het verward. Zie? Dat is juist. Als Hij de ene God is zoals uw vinger, één, hoe zou Hij Zijn eigen Vader kunnen zijn? Zie? Kijk, Hij kan Zijn eigen Vader niet zijn. En als Hij een andere Vader had buiten de Heilige Geest, en indien God een man is, een persoon, dan is Hij een... de Heilige Geest was Zijn Vader, en God is Zijn Vader, Mattheüs 1, dan was Hij dus een onwettig kind. Zie? U kunt het dus niet op enige wijze laten kloppen, u, het is allebei verkeerd.

45 Hij was God gemanifesteerd in een vlees van Zijn geschapen Zoon. Zie? Nu, dat is, God schiep de Zoon.

46 En wanneer u katholieke mensen zegt: "eeuwig zoonschap", waar krijgt u zo'n woord vandaan? Dat heeft geen betekenis voor mij. Hoe kan Hij eeuwig zijn en een zoon zijn? Een zoon is iets dat "verwekt" is, hoe kan het dan eeuwig zijn? Eeuwig begon nooit, het eindigt nooit, dus hoe zou het dan eeuwig zoonschap kunnen zijn? O my!

47 Als deze denominaties geen warboel hebben gemaakt van de dingen, dan weet ik niet wie wel. Geen wonder dat mensen geen geloof kunnen hebben, ze weten niet waarin ze moeten geloven. Dat is juist. Wat wij nodig hebben is een goed, ouderwets teruggaan naar de Bijbel. Dat is juist. Precies juist. Dat is juist.

48 Nu, Jezus Die een man was, lichamelijk, was vermoeid, zwak. Nu, daar lag Hij, vermoeid; kracht was van Hem uitgegaan. En dan, hoewel Hij God was, kon Hij slechts doen wat...

49 Nu zegt u: "Hoe kon Hij God zijn en mens zijn?" Zie, daar is het geheimenis. Kijk, in het lichaam was Hij mens, in de geest was Hij God. Zie?

50 Iemand vroeg mij: "Dan, hoe, tot Wie bad Hij in de Hof van Gethséman é?"

51 Ik zei: "Ik zal u daarop antwoord geven als u deze beantwoordt: Gelooft u dat u de Heilige Geest hebt?"

     "Ja."

52 Ik zei: "Dan, tot Wie bidt u? Waar is Hij wanneer u tot Hem bidt? Want terwijl u beweert Hem te hebben, bidt u toch tot Hem." Zie? Mensen... ze hebben gewoon een bepaalde voorstelling en slaan ermee op hol, ziet u, dat is wijze waarop het gaat.

53 Nu, in de geest was Hij God. Want Jezus zei in Johannes 3: "De Zoon des mensen, Die nu in de hemel is, staat toch hier op aarde, terwijl de Zoon des mensen nu in de hemel is." Hoe zou u dat beantwoorden? Kijk, Hij zei dat Hij toen in de hemel was, en hier stond Hij op aarde. Zie? O my! U ziet dat Hij God moest zijn, alomtegenwoordig. Zie? Zeker, Hij is overal tegenwoordig. Hij kent elke gedachte. Door alwetend te zijn, alle dingen te weten, kan Hij alomtegenwoordig zijn. Begrijpt u?

54 Nu zien we Hem dus, en wetend dat er de volgende dag een grote taak voor Hem lag, ging Hij naar Gadara. En in Gadara was een bezetene, een man die zijn verstand verloren had, en die daar buiten leefde onder de duivels, en zichzelf sneed: een arme man die niemand te hulp kon roepen. En nu ontdekken we dat Hij daarheen op weg is. Ik geloof dat Hij er alles over wist. De Vader had Hem daarheen gezonden. Hij wist het.

55 En terwijl Hij nu vermoeid en zwak is, trekt Hij Zich terug en neemt deze gelegenheid te baat om wat te rusten, terwijl het schip de zee oversteekt. Het was een geweldige dag geweest, misschien staken ze rond deze tijd in de avond, of een beetje later, de zee over, terwijl Jezus naar het achterste deel ging, achterin het achterschip, waarschijnlijk de kleine kamer daar achterin binnenging en Zich op een kussen neerlegde. En terwijl Hij daar lag te rusten, dachten de discipelen: "Nu, onze dagreis is voorbij, of ons werk voor Hem, nu beginnen we aan onze normale taak. Laten we maar beginnen met het roeien van de boot."

56 Ongeveer net zoals de discipelen vandaag, nadat de opwekking voorbij is. En we weten allemaal dat het voorbij is. U kunt dat gerust vaststellen, het is voorbij, de grote opwekking die we gehad hebben. We zijn slechts aan het nalezen. Dus, omdat het voorbij is, gaat iedereen terug naar zijn eigen kerk en wat ook meer, hij gaat terug om zijn oude baan weer op te pakken, of wat hij ook doet.

57 En we komen erachter dat zij dat deden terwijl Jezus een beetje rust nam. En nu moeten zij begonnen zijn zich te verheugen over de grote werken die zij Hem hadden zien doen, en zij bespraken het met elkaar. O, ik houd ervan om er op die wijze over te denken, dat zij zich verheugden over de opwekking die zij die dag hadden gehad.

58 Weet u, het is net zoals met Zijn discipelen nu. Wanneer u naar huis gaat, en de Here vanavond bij ons komt en iets buitengewoons zal doen, iets zoals Hij gisteravond deed: liet de verlamden opstaan en lopen, en verschillende dingen. Zie? Nu, als Hij dat zou willen doen, of dat iemand gered wordt, of iets, dan zult u naar huis gaan en misschien zullen de dame en haar man, de kinderen enzovoort, gaan zitten en erover praten.

59 Dat is wat deze discipelen, geloof ik, aan het doen waren. Zij spraken over wat zij hadden zien gedaan worden. O, zij moeten zich erover verheugd hebben. En zij moeten Zijn handelingen besproken hebben, hoe Hij was, van Zichzelf had bewezen dat Hij het beloofde Woord van God was. Nu, de Messias, Hij had aan hen door Zijn handelingen, door Zijn Woord, door Zijn actie, bewezen dat Hij de Gezalfde was. Nu, het woord "gezalfd" of, het woord "Christus" betekent Gezalfde. Daarom, er zou er Eén gezalfd zijn boven al de profeten; want de profeten hadden een deel van God, maar Hij had de volheid van God. Begrijpt u? Nu, de mens kon dus slechts een deel hebben. Hij had de volheid van de Godheid lichamelijk. Nu, zij waren aan het praten, en over hoe dat bewees dat Hij het was, en vanwege het Woord waarvan zij afwisten – wat zij Hem hadden horen uitleggen – werd aan hen bewezen Wie Hij was. O, wat een geweldige conversatie moet dat zijn geweest tussen die discipelen!

60 Eén van hen zou zeggen: "Wel, dan, wij weten het. Wij zijn overtuigd. Wij geloven dat Hij die Messias is." Nu, kijk, zij dachten dat Hij het niet verstond; Hij bevond Zich achteraan in het achterste deel van het schip. Dus zeiden ze: "Hij moet... we weten dat Hij de discipel moet zijn... de gezalfde Messias moet zijn."

61 Dan moeten zij de houding van de mensen besproken hebben. Nu moeten ze zoiets dergelijks gezegd hebben: "Als wij dat kunnen zien, hoewel wij ongeschoolde mensen zijn, wij vissers van het meer hier; en wij kunnen het zien en begrijpen, en onze Schriften lezen en beseffen dat Hij volkomen in dat beeld past, en weten dat Hij de door God Geïdentificeerde is, dat Hij die Messias is. Waarom kunnen de intellectuelen dat dan niet zien? Wat is er met hen aan de hand dat zij dat niet kunnen zien?" Zij bespraken de houding. "Sommigen van hen, sommige mensen geloofden, sommigen niet."

62 Wel, het is vandaag hetzelfde. Vandaag zullen sommige mensen Hem geloven, anderen niet. Maar, Hij, dat verandert Hem helemaal niet. Hij is nog steeds Dezelfde. Het verandert Hem niet.

63 Misschien was het gesprek van sommige mensen in die dag zoiets als dit: "Weet je, ik sprak vandaag met een groep mensen daarginds, toen wij... Hij die vis daar teruggaf, de broden en de vissen vermenigvuldigde. Ik sprak met sommigen van hen, en zij zeiden: 'Dat zou niemand anders kunnen zijn dan Jehova, want Jehova was Degene Die het brood uit de hemelen deed regenen voor de kinderen Israëls.' En ze zeiden: 'Nooit sprak een man zoals deze. Wel, deze Man moet de Messias zijn, omdat wij weten dat de Messias een profeet is. En wat Hij ook zegt, het Woord van God is met Hem. En wat Hij ook zegt, het moet gebeuren. En deze Man is die Messias, omdat wat Hij ook zegt, gebeurt.'" Amen! Ik houd daarvan.

64 Dat is de reden dat ik hier zo'n vertrouwen in heb, omdat dit is wat Hij heeft gezegd, en het zal gebeuren. Dat is juist. Hij, Hij zei het. Dit is Zijn Woord. Wat Hij ook zegt, het zal gebeuren: "Alle hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn Woord zal het niet."

65 En toen kozen enigen van hen voor de negatieve kant. Zij, de ongelovigen, zij zeiden: "Deze Man is slechts een waarzegger. Nu, deze Man kan niets doen. Wij weten dat Hij slechts een waarzegger is."

66 Nu wisten zij dat Hij een mysterieus leven had, omdat Hij recht in het hart van de mensen kon kijken en hun precies kon vertellen wat zij deden, wat zij gedaan hadden, wat hun moeite was, en wat er zou gebeuren. En het faalde nooit. Het gebeurde precies op die wijze. En dat kan alleen God zijn.

67 Nu geen... een voorspeller of een waarzegger kan langs komen en er een beetje naar raden en u in verwarring brengen. Dat is de duivel. Iedereen weet dat. U hebt daarbuiten dus geen voorspeller of waarzegger het Woord van God zien manifesteren, beslist niet, zij doen dat niet. Ze zijn ergens anders bezig om ergens een offer op te halen, om u te misleiden. Dat is juist. En zij leven elk soort leven.

     Deze Man bewees dat Hij de Messias was.

68 U ziet dat de twee geesten zo dicht bij elkaar zijn dat het de uitverkorenen zou verleiden indien het mogelijk was. Maar als zij uitverkoren zijn, zal het hen niet verleiden. Zie? Maar het is zo dicht bij elkaar, en in het bijzonder in deze laatste dagen; Jezus beloofde dat het zo zou zijn, de twee geesten. En hoe dit – de andere kant – hier ver bij vandaan is, beide kanten zijn totaal buiten elkaars bereik.

69 Waar de strijd is, is precies daar bij Satan. Niet iemand die de baby's kust, en de doden begraaft, en een zakmes heeft; maar iemand met een tweesnijdend zwaard, recht vooraan in het gevecht. Dat is hem, ziet u. Dat is wat telt. Daar is het waar de hitte van de strijd is. Dat is waar de vijand staat.

70 En daar achteraan, wel, zij merken het niet op. Kijk, u krijgt geen smaad. Daar komt niets, slechts: "Doctor Zo-en-zo, wij zijn zeker blij u te zien, onze dominee, broeder, doctor Zo-en-zo, heilige goddelijke vader." Zie? O my!

     Maar wanneer u daarginds bent: "Die oude Beëlzebul, die duivel, die huichelaar, Hij is niets dan de duivel." Begint elke keer een twistgesprek. Ja, meneer. Ziet u?

71 Daar is het waar Hij stond. En daardoor wisten zij dat daar dat Woord betuigd werd, bewezen dat het zo was.

72 En dus, weet u, het kan misschien de jonge Johannes geweest zijn, wiens hart niet zo met littekens bedekt was door zoveel theologie, dat hij iets gezegd moet hebben als dit: "Denk er aan! Precies hier in dit schip; Deze Die geïdentificeerd is door Jehova's Woord als Jehova's Dienstknecht, in Wie Hij een welbehagen heeft, is precies hier in het schip met ons. Wat een veilig gevoel!"

73 O, als wij vanavond slechts dat visioen zouden kunnen vatten! De Jehova, Die de hemelen en de aarde maakte, is precies in dit kleine vat van ons, terwijl wij op 's levens plechtige zee varen. Want de Heilige Geest is Jehova, in Geestvorm, in u. Zie? God, de Heilige Geest, is God Zelf in u. Jezus zei: "In die dag zult u weten dat Ik in de Vader ben, de Vader in Mij, Ik in... en u in Mij." O! O my!

74 God dan, alles wat God was, goot Hij uit in Jezus; en alles wat Jezus was, goot Hij uit in Zijn gemeente, verdeelde Zichzelf op de dag van Pinksteren. Die Vuurkolom kwam neer en verspreidde zich, de Shekina heerlijkheid, en plaatste het in verschillende mensen. Tongen van vuur werden op elkeen gezien; de Heilige Geest, God, Die Zichzelf identificeerde in menselijke wezens. Amen.

75 Over verbazingwekkende genade gesproken, hoe lieflijk het geluid. Wat een veiligheid is het! Hoe veilig voelen wij ons, te weten dat wanneer we op de snelwegen rijden, of wat we ook doen, Jezus in het schip ligt. Amen. Degene Die elk wonder kan doen, Die alles kan doen wat Hij gedaan wil hebben, Die het opnieuw doet om Zichzelf volkomen te identificeren. Hij is in onze kleine boot terwijl wij over 's levens plechtige zee varen. Precies zoals Hij toen was, zo is Hij nu. Wat een gevoel van veiligheid, terwijl we over de onrustige wateren des levens varen. Waarover deze Mel Johnson, de bekwame zanger, de kleine Zweed, zingt: "Wanneer ik overgestoken ben over de Jordaan." Bedenk slechts, dat wanneer u daar bij de rivier komt, Hij daar zal zijn. "Ik zal u niet begeven noch u verlaten." Wat een belofte, terwijl we over deze onrustige wateren varen.

76 Zij waren zo'n beetje zoals wij vandaag, die discipelen daar buiten op dat schip die avond, na de opwekking, feestend op de resultaten.

77 Nu, misschien kijken wij nu tussen de opwekkingen door uit naar een andere beroering, omdat er nu iets moet gebeuren dat de gemeente bijeen zal brengen. Er zal een soort druk moeten komen. God doet het altijd op die wijze om Zijn volk op één lijn te krijgen. Ik geloof dat datgene wat alles zal uitsluiten wat het niet met hen eens zal zijn, reeds is gevormd, en dan zal het de gemeente naar elkaar toe drijven. En wij wachten erop dat dit gebeurt, en we leven op de resultaten van de grote opwekking die wij net hebben gehad, en Hij rust.

78 Hij rustte toen zoals Hij deed toen Hij Zijn werk in Genesis voleindigde. De Bijbel zegt: "En op de zevende dag rustte God van al Zijn werken." En nu had Jezus die dag afgesloten, en Hij rustte van de werken die Hij die dag had gedaan, rustend voor het... een groter werk dat morgen ging beginnen. Zie, nam een beetje rust.

79 En dat is wat ik denk dat Hij nu doet. Er is geen beroering onder de mensen. Je kunt het enthousiasme niet zien dat wij eens hadden, ongeveer tien of vijftien jaar geleden toen de opwekking begon, een van de langstdurende opwekkingen die wij ooit hebben gehad. En de geschiedenis laat alleen maar zien dat een opwekking hooguit maximaal drie jaar duurt. En wij hebben er nu in deze laatste dag een van ongeveer vijftien jaar gehad, waarvan de opwekkingsvuren over de hele wereld zijn gegaan.

80 Maar nu lijkt het te rusten. We vragen het ons af, elke Geestvervulde dienstknecht, en kijken naar omhoog: "Here Jezus, ik weet dat er iets gaat gebeuren. Ik voel de druk opkomen. Ik heb U lief, Here. En nu, ik wil U zien in vrede, Here. Help ons. Wij wachten op U." Dat is zo ongeveer de houding die bestaat.

81 Dat is de wijze waarop die discipelen bespraken wat zij gezien hadden, en toen, geheel plotseling, kwam er moeite opzetten.

82 Dat is Satan. Hij zal u er niet erg lang op laten rusten. Wanneer u over de Here Jezus begint te spreken en over Zijn werk, zal hij daar onmiddellijk zijn om dat te onderbreken.

83 Toen kwam, geheel plotseling, de moeite opzetten. Het schip begon heftig te schommelen, de zeilen bliezen eraf, de riemen braken, en het water vulde de boot. Moeite op komst! Kijk, het gebeurde plotseling. Alle hoop op overleven was weg. Ofschoon zij Hem zo vele grote dingen hadden zien doen, wanneer moeite treft, vergeet men er alles over.

84 Nu wil ik u als een broeder iets vragen. Is dat niet ongeveer de houding van de mensen vandaag? We zullen hier naar de kerk komen en jubelen en God prijzen terwijl onze broeders, enzovoort, het Woord spreken, en wij de beloften kunnen horen. Wij prijzen God gewoon voor wat Hij heeft gedaan en luisteren naar het getuigenis van wat iemand zei: "Ik was eens blind, mijn ogen waren blind, maar nu zie ik." Iemand zegt: "De dokter had mij opgegeven, met kanker, en in twee weken, of twee dagen, of zo, was er geen spoor meer van kanker. Dat is al een hele tijd geleden. Ze kunnen het niet meer vinden." "Ik lag gebonden in een rolstoel, verlamd; ik loop net zo goed als ieder ander." Wij horen deze getuigenissen.

85 Maar precies eender, laat het ons kleine huis een keer treffen, dan vergeten we alles over die heerlijkheid waarin wij ons verheugd hebben, al die grote dingen; o, nu zijn wíj het. Kijk, die dingen gebeuren met een doel, ze gebeuren om u te beproeven. Nu, moeite die wij niet kunnen verhelpen, waarvan het lijkt alsof de doktoren het niet kunnen verhelpen, en dat er niets bestaat dat kan genezen.

86 Ze probeerden hun zeilen aan te trekken: ze waaiden weg. Ze probeerden hun roeiriemen: ze braken. Ze haastten zich naar het midden van het schip: het liep vol. Kijk, Satan was vast besloten om hen te pakken te nemen. Nu had hij Jezus in slaap, dacht hij, bij hen vandaan, en daarna kon hij ongemerkt bij hen naar binnen glippen.

87 Nu, dat is de wijze waarop het vandaag is. Wanneer Satan een kans krijgt, komt hij direct. Zie? En u gaat naar de dokter en hij zegt: "Er is niets wat u kunt doen; het is vergevorderd. Wie? Wij hebben niets voor een zenuwinstorting. Wij hebben niets voor geestelijke kwalen. Nee, wij kunnen niets doen. Artritis? Nee, daar kunnen we niets aan doen. We kunnen u misschien cortisone geven, en dat zal u doden, maar we hebben er niets voor. Leukemie? Niets wat wij er aan kunnen doen." Zie, dan krijgt u volop moeite.

88 Maar kijk terug, heeft Hij geen leukemie genezen? Heeft Hij geen kanker genezen? Heeft Hij niet alles goed gedaan? Heeft Hij Zijn Woord niet gehouden? Kijk, wij raken verontrust wanneer het ons kleine schip treft. Dit kleine schip waarin wij zeilen, is broos, hoe dan ook, stroomt vol met twijfels, wereld.

89 Merk op, moeite die zij niet konden verhelpen, dan komt vrees binnen, net als nu. We zijn zelfs bevreesd voor nationale problemen. We zijn bevreesd voor kerkproblemen. We zijn bevreesd voor alles, overal. Nu zeggen we: "Welnu, wat kunnen wij eraan doen?" Als wij ons slechts konden herinneren dat Hij in het schip is. Zie? U zegt: "Maar is..." Ja. "Is Hij in het schip?"

90 Hier, dit is Hem: "In den beginne was het Woord, het Woord was bij God, en het Woord was God." En het Woord is "Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig". Het is nog steeds gewoon dit nemen! Het is het geneesmiddel. Het is het medicijn. Het is het geneesmiddel voor elke geestelijke instorting. Het is het geneesmiddel voor elke kanker. Het is het geneesmiddel voor elke kwaal. Het is God gemanifesteerd in een woord. "Het Woord is God." Jezus zei: "Het is een zaad." Het zaad zal, als het geplant is in de juiste soort grond, precies doen opkomen wat het is, en elke belofte zal worden voortgebracht. Wij vergeten het allemaal, onwetend dat Hij in het schip is.

91 Zij hadden moeten beseffen dat Hij wist dat dat zou gebeuren. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Natuurlijk wist Hij het. Hij wist heel de tijd dat het zou gebeuren. Waarom? Hij deed het slechts om te beproeven, om hun geloof te testen.

92 En soms doet Hij hetzelfde bij u en mij. Hij laat dingen gebeuren, gewoon om te zien wat wij ermee zullen doen. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] De Schrift zegt, dat "elke zoon die tot God komt beproefd, gekastijd en getoetst moet worden." Satan zal u elke centimeter grond die u opeist laten bewijzen; hij zal het zeker doen. Dus God laat die dingen soms gebeuren.

93 Nu bedenk, dat ze allemaal opgewonden waren. Alle hoop was vervlogen. Hun schip was... Hun zeilen, die ze hadden gebruikt om mee te zeilen, waren weg. De riemen waarmee zij getrokken hadden, waren gebroken. De golven hadden het schip doen overhellen en gekanteld, enzovoort. Alle hoop was vervlogen. En toch lag precies bij hen in het schip Iemand Die bewezen had dat Hij de Schepper was van hemel en aarde. Amen. Hij had bewezen wat Hij was door tekenen en wonderen; want God had Zijn Woord genomen – wat Hij had gezegd dat Zijn Messias zou doen – en had betuigd dat die Man Zijn Messias was. En Hij lag gewoon achterin het schip, vlak achter hen, en toch waren zij doodsbenauwd.

94 Glorie! Ik voel me als een... wat u denkt dat ik ben: een heilige roller. Wel, bemerk nu, toen... Ik weet dat dat niet erg als een geestelijke klinkt, maar het laat mij me goed voelen om dat te zeggen, hoe dan ook. Zie?

95 Merk daar dus op, dat hun hulp daar gewoon lag, en dat zij er alles over vergeten waren. Jezus had bewezen de God te zijn Die brood kon scheppen, de dag daarvoor, dezelfde dag, en vis kon scheppen. Bewees dat Hij de Schepper was, en ze vroegen het zich nog steeds af. [Leeg gedeelte op band – Vert]

96 Jezus zei: "Indien Ik niet die dingen doe die van Mij geschreven zijn, geloof Mij dan niet; maar indien Ik die dingen doe die van Mij geschreven zijn, dan getuigen en vertellen die u Wie Ik ben." O my!

97 Als u beweert een Christen te zijn, dan vertelt de Bijbel u hier wat een Christen behoort te zijn. Markus 16 zal u vertellen of u een gelovige bent of niet, zie, het vertelt u wat u zou moeten zijn.

98 Jezus zei: "Wie van u kan Mij veroordelen van zonde?" Zonde is ongeloof. "Als Ik niet gewoon precies aan u bewezen heb wat Ik verondersteld word te zijn."

99 Elke zodanig belangrijke boodschapper wordt ons in de Bijbel voorzegd. Altijd kunnen wij er in de Schrift de plaats van vinden. Dat is de reden waarom de Heilige Geest van vandaag ons in de Bijbel werd voorzegd, en wij weten dat Hij hier is. En wij weten door de Schrift het soort betuiging van wat Hij is. We zagen hoe Hij handelde in het begin, we zagen hoe Hij handelde in Christus, we zien hoe Hij vandaag handelt. Kijk, we weten dat Hij de Heilige Geest is of niet, omdat Hij het Woord van God manifesteert en betuigt, het levend maakt.

100 Nu: "Die zijn het die van Mij getuigen. Onderzoek de Schriften, zij vertellen u Wie Ik ben." Zij zouden geweten moeten hebben dat Hij dezelfde God was Die brood kon scheppen, zoals Hij ook de winden en de golven geschapen had. Zeker. Hij is niet slechts gedeeltelijk God; Hij is helemaal God. Hij schiep de winden en de golven. Als andere dingen Hem moesten gehoorzamen – en Hij was de Schepper – zouden de winden en de golven Hem dan ook niet moeten gehoorzamen? Amen.

101 Merk op, laten we niet vergeten dat Hij ook ons lichaam schiep. En zullen onze lichamen Hem niet moeten gehoorzamen? Amen. Als u uw gedachten aan Hem overgeeft, uw leven aan Hem overgeeft, uw geloof aan Hem overgeeft, let dan op dat lichaam hoe het gehoorzaamt aan wat Hij zegt. Als u een dronkaard bent en niet kunt stoppen met drinken, geef dat leven aan Hem over en let op, u zult niet meer drinken. Als u een gewoonteroker bent en geprobeerd hebt om het op te geven en u kunt het niet, geef dat dan gewoon aan Hem over en let op wat er gebeurt. Hij zal maken dat dat lichaam weer in onderwerping komt aan het Woord. Jazeker. Maar u moet het aan Hem overgeven. U moet Hem geloven. Hij heeft onze lichamen gemaakt; zij gehoorzamen ook Zijn wil. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Als u een Christen bent, moet u het.

102 U zegt: "Doet Hij onze lichamen gehoorzamen? O, ik geloof dat wij daar rechtsbevoegdheid over hebben." Dan bent u niet volledig overgegeven.

103 Want u bent niet van uzelf; u bent dood. "U bent zelf dood en uw leven is verborgen in God door Christus, en verzegeld door de Heilige Geest." Hoe kunt u daar onderuit komen? Ik denk dat we een opwekking nodig hebben. "Ons leven is dood." Wij zijn dood; uw eigen gedachten. U denkt zuivere gedachten. Die oude wereldse gedachten die u ervan wegleiden, daar bent u dood voor. "En uw leven is verborgen in God door Christus, en verzegeld door de Heilige Geest." Wat een positie! Wat een verzekerdheid! O my! Hoe lang, tot de volgende opwekking? "Tot de dag van uw verlossing." Efeze 4:30: "Bedroef de Heilige Geest van God niet waardoor u verzegeld bent tot de dag van uw verlossing." Wat een zeker gevoelen, wetend en erop lettend hoe de Heilige Geest uw natuur van een gemeen persoon verandert. Amen. Dan weten we dat we zijn overgegaan van dood in leven, dan zien we de Heilige Geest in ons leven: Zijn leven.

104 Paulus zei: "Het leven dat ik eens leefde, leef ik niet meer. O, niet ik, maar de Christus Die in mij woont!" Dat is het, hij was overgegaan van dood in leven, en Christus was levend in hem. Veilig verzekerd! Christus was Degene Die het schip bestuurde; Paulus moest alleen maar stilzitten en Hem gehoorzamen.

105 Merk op, God zal maken dat onze lichamen Hem zo gehoorzamen, want Hij zei in Johannes, het zesde hoofdstuk: "Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage." Denk eraan, onze lichamen gehoorzamen wanneer wij er geen controle meer over hebben en zijn teruggekeerd tot een lepelvol stof; God zal tot dat lichaam spreken en het zal weer opstaan in de gelijkenis van de opgestane Jezus Christus. Waarom maakt u zich hierover bezorgd? Als het in de handen van God is, laat het gaan, amen, want Hij zal het opwekken in de laatste dag. Hij beloofde het te doen, dat is ZO SPREEKT DE HERE. Het staat geschreven in Zijn Woord. Waarom bent u hier dan bevreesd voor, dit kleine oude schip? Hij is erin.

106 Als Hij het niet is, ga dan vanavond niet weg totdat Hij binnenkomt. Het is een gevaarlijke zaak om te proberen zonder Hem te varen. U zult beslist zinken.

107 Maar u kunt niet zinken. Als u zinkt, zal Hij u weer doen opstaan, dus wat maakt het uit? Het eeuwige leven, God Die kan maken dat heel de schepping Hem gehoorzaamt. O, ik houd van dat oude geestelijke lied:

De winden en de golven gehoorzamen Zijn wil.
Vrede, wees stil! Vrede, wees stil!

108 Alles moet Hem gehoorzamen. Heel de natuur moet Hem gehoorzamen. Hij is de Schepper van de natuur. Amen.

109 Toen de discipelen aan het eind van hun latijn waren, moet het bij hen hebben gedaagd. Nadat zij gezien hadden dat zij er niets aan konden doen, moet het bij hen hebben gedaagd: "Zeg, we zijn hier in een verschrikkelijke toestand! O, ik ga sterven. Ik wil niet verdrinken. Dit..."

110 Een van hen moet gezegd hebben: "Wacht even! Wacht even! Is het ooit tot jullie doorgedrongen dat Hij daar precies ligt? Hier hebben we over van alles van Hem zitten praten, over Hem getuigd, over de grote werken, en hebben beweerd dat Hij de Messias is, en hier ligt Hij precies bij ons!" O! O! Glorie! O, wat een gevoelen!

111 Hebt u ooit wel eens gedacht dat u aan het einde van de weg was? Ongeveer acht maanden geleden zag ik thuis een visioen, en u weet er over, "Heren, welke tijd is het?" Toen ik dat zag, hoorde ik die uitbarsting in het visioen, en zag ik zeven engelen, die mij grepen. Ik vertelde het u allemaal: "Dit is waarschijnlijk het einde van de weg." Ik ging naar mijn vrouw en ik zei: "Schat, dit zou mijn einde kunnen zijn. Ik weet het niet." Hoevelen hebben ooit de band gehoord? Wel, zeker, u weet het. Zie? Ik zei: "Het is ZO SPREEKT DE HERE. Iets staat op het punt te gebeuren, ik weet het niet." En toen ging ik naar haar toe en ik zei: "Lieveling, ik zal je vertellen wat ik wil dat je nu doet. Als dit mijn einde is, God heeft mij een visioen getoond."

112 Hij vertelt u niet altijd wat het is. Hij vertelde aan de profeten van het Oude Testament, of Nieuwe Testament, nooit wat het was. Dikwijls – tenzij Hij het hun wilde laten weten – schreven zij het gewoon op, zie, omdat het helemaal hun zaken niet waren. Het is God Die iets doet.

113 Als God niet op het toneel was verschenen, onlangs 's morgens, vijftien minuten voordat ik vertrok, zou deze kerk hier niet veel langer meer zijn geweest. Vraag het broeder Carlson. Als de Here God niet tot mij had gesproken, vijftien minuten voordat ik hier kwam, zou ik zeggen in de Naam des Heren, dat deze kerk er niet langer dan zes maanden meer zou staan. U zou verstrooid zijn geworden als schapen. Maar de Here God, in Zijn barmhartigheid, sprak tot mij, terwijl ik er niets over wist, en ik kwam het broeder Carlson vertellen. Geheel plotseling ontvouwde het zich, en daar was het. Nu, hier is broeder Carlson. Zie?

114 O, ik ben zo blij dat Hij in de tijd van moeite in het schip is. Amen.

115 Hoe zij de Naam des Heren geprezen! Ik wou dat ik woorden had, dat ik de woordenschat had, een soort woord waarmee ik kon uitdrukken wat Hij voor ons betekent. Maar er zijn geen woorden voor. Wij... Hij, Hij... De profeet zei: "Hij is de Raadsman, Vredevorst, Sterke God, Vader der eeuwigheid," en toen schoten zijn woorden tekort en hij zei: "Hij is wonderbaar." Hij had geen titels meer die hij Hem kon geven. "Raadsman, Vredevorst, Sterke God, Vader der eeuwigheid, en Wonderlijk." Amen. O, hoe prijzen wij die grote, machtige Here God Jehova!

116 Te midden van afgoderij, te midden van wereldsheid, te midden van allerlei verwarring en warboel, hebben wij Hem nog steeds in het schip. O, in deze dag, in deze dag waarin religies niet weten welke kant op te gaan; o, wat ben ik gelukkig om te weten dat diezelfde God, met dezelfde Shekina heerlijkheid, Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid, in het schip is, wetend dat ik (als Hij vertoeft) de vallei van de schaduw des doods onder ogen moet zien. Geen wonder dat David het uitschreeuwde: "Ik zal geen kwaad vrezen, want U bent in het schip!" Amen.

117 O, dat ze dit hadden mogen zien, wat hadden ze veel gezien, toch waren ze niet in staat om het allemaal uit te drukken wat ze hadden gezien. Nu begon het tot hen door te dringen dat Hij daar vlak bij hen lag.

118 Nu is Hij heel wat dichterbij u dan Hij toen was. Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] "Ik ben nu met u, maar zal in u zijn. Een kleine tijd en de wereld zal Mij niet meer zien, maar gij zult Mij zien; want Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot aan het einde der wereld."

119 "Broeder Branham, kan ik hier verzekerd op rusten?" Jezus zei het! "Hoe zal ik het weten?"

120 "En de werken die Ik doe, zult u ook doen." Dat is het. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] In orde, "Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid!"

121 Ik denk dat het tijd is, wanneer moeite opkomt, dat wij hetzelfde zeggen als die discipelen, die gezegd moeten hebben: "Laten we Hem wakker maken. Laten we Hem gaan roepen. Laten we Hem op het toneel roepen." O, mijn geliefde broeder, mijn lieve zuster, ik heb u lief. En vergeet niet dat ik u de waarheid vertel. Als u moeite hebt vanavond, is Hij precies bij de hand. Hij kan op het toneel geroepen worden, gewoon door een beweging van uw lippen. Hij zal op het toneel komen. Amen. Roep Jezus op het toneel! Maak Jezus wakker, want wij hebben Hem bij ons, en Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid.

122 Zij hadden Gods schriftuurlijke Woord door Hem betuigd zien worden, en dat hebben wij ook, en het was niet moeilijk om Hem op het toneel te roepen. Hij lag er gewoon op te wachten dat zij Hem zouden roepen.

123 Nu vraag ik mij vanavond af, of Hij er niet gewoon precies in uw hart op ligt te wachten dat u Hem wakker maakt. Dat is juist. O, ik houd daarvan!

124 De mensen zeggen vandaag: "Welnu, als wij het slechts zeker konden weten." Wij horen ze bijvoorbeeld zeggen: "Dit is dat, en dit is dat."

125 Maar dit is dat. Dit is dat. Nu, dit is wat Hij zei, dit is Zijn Woord. Hij en Zijn Woord zijn hetzelfde. Laat Zijn Woord Hem identificeren.

126 Dat is de wijze waarop Hij zei dat Hij kon bewijzen dat Hij God was, omdat de werken die God Hem te doen gaf door Hem werden gedaan. "Als Ik niet de werken doe van Mijn Vader, geloof Mij dan niet." Zie? Dat is hoe het Hem identificeerde.

127 Dat is hoe u geïdentificeerd wordt. Als u zegt dat u een Christen bent, en de identificatie van een Christen, de Bijbelse Christen, wordt in u niet bewerkt, dan is er iets verkeerd. Kijk: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven." Jazeker. Niet "misschien zullen zij het". Zij zullen het!

128 Als we slechts konden beseffen dat Hij hier bij ons is, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. "Zie, Ik ben altijd met u. Ik zal u nooit verlaten, u nooit begeven. Ik ben met u tot de voleinding der wereld", het vierentwintigste hoofdstuk. "Ik zal u nooit verlaten", zei Hij opnieuw. O! Opnieuw: "Ik zal u nooit verlaten, noch begeven." Ik keek net naar de Schriftplaatsen die ik hier daarover had opgeschreven.

129 Hoe kunnen wij zeker zijn? Door Zijn bewezen Woord. Hij wacht er nu op dat u Hem op het toneel roept om bewezen te worden, laten wij dus Christus wakker maken in ons leven.

130 Hoe maakt u Christus wakker? Door Zijn Woord te geloven. Geloof brengt Hem op het toneel. Dat is wat Hem op het toneel brengt: geloof. Roep Hem dan aan om Zijn Woord te bevestigen. En twijfel niet in vrees; doe dat niet. Geloof Hem gewoon zoals het staat geschreven, en laat het gedaan worden, en God zal aan u bewijzen dat Jezus Christus Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig.

     Wij aanbidden een onzichtbare God.

131 Als een man vanavond dit podium op wandelde met nagellidtekens in zijn handen, en merktekenen van doornen hier overheen, dan zou dat God niet zijn. We hebben daar tegenwoordig zoveel van gehad. Zie? Wel, elke huichelaar zou dat kunnen doen. Kijk, elke nabootser, bedrieger, zou dat kunnen doen. Maar de enige manier waardoor u Jezus zou kennen, was door Zijn werken. En die man zou proberen van zichzelf Jezus te maken; en Jezus zal niet worden gezien in dat soort lichaam totdat we Hem zien komen. "Er zouden valse christussen opstaan in de laatste dagen," zei Hij, "en zij zouden grote wonderen en grote tekenen doen", maar dat is het nog steeds niet.

132 "Want zoals de bliksem komt van het oosten, en schijnt naar het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn."

133 Maar hoe zullen we dan weten dat Hij met ons is, in de... in welke vorm? Niet door intellectuele opvattingen; dat bewijst het niet in hun leven. Niet door te zeggen: "Ik geloof." Dat doet het niet. Het moet iets zijn dat in u gebeurt, de Heilige Geest Zelf is Gods betuiging.

134 En als u zegt dat u de Heilige Geest hebt, en dan niet elk woord hierin gelooft, dan is er iets verkeerd met de geest die u hebt. De Heilige Geest schreef de Bijbel, en Hij kan niet zeggen: "Ik loog daar. Ik bedoelde dat niet." Niet Hij; Hij is volmaakt.

135 Merk op hoe Hij wordt geïdentificeerd; wat kon Hij? Als de Bijbel zegt, Kolossensen 1:15, dat wij – wij zijn... wij een "onzichtbare God" aanbidden. God is onzichtbaar. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dan komt deze persoon hier langs met nagelafdrukken, en rook, en bloed, en al het andere, maar dat zou hem niet God maken. Wij aanbidden een onzichtbare God. Hij is altijd onzichtbaar geweest totdat Hij Zich identificeerde in Jezus Christus. Is dat juist? ["Amen."]

136 Nu identificeert de onzichtbare God Zich in u. Zie? U bent Zijn tempel. Gij zijt de... "Uw lichaam is de tempel van de Heilige Geest." De Schrift zegt dat.

137 De Vuurkolom die Mozes zag, was niet de onzichtbare God. Die Vuurkolom was de Shekina heerlijkheid die verklaarde dat de onzichtbare God nabij was.

138 Toen Johannes Jezus doopte, de Zoon van God, kwam God, de onzichtbare God, neer in de vorm van een licht, gevormd als een duif die door de lucht naar beneden zeilde, de onzichtbare God geïdentificeerd in de Shekina heerlijkheid.

139 Dezelfde onzichtbare God betuigde Zich in de Vuurkolom, een Shekina heerlijkheid, toen men de tempel inwijdde in Salomo's tijd. Het kwam binnen en ging... de Vuurkolom ging binnen achter de gordijnen, boven het allerheiligste. De Shekina heerlijkheid werd betuigd.

140 Nu, toen Paulus op weg was naar Damascus, betuigde de onzichtbare Jezus Christus Zich aan Paulus in de vorm van de Shekina heerlijkheid, een licht dat de ogen van die zondaar uitdoofde. Amen.

141 Diezelfde Shekina heerlijkheid is hier vanavond, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig, een onzichtbare God vertegenwoordigend, Die Zijn Woord bevestigt met dezelfde tekenen die Hij beloofd heeft dat ze gedaan zouden worden. Hij is op het toneel geroepen.

142 Nu kunt u Hem in uw leven roepen, en zeggen: "Here Jezus, ik neem Hem, neem U op Uw Woord. Ik geloof dat U hier bent. Ik geloof dat U hier vanavond bent om mij te helpen. Ik wil U in mijn boot. Ik wil dat U, de grote Heilige Geest, tot mij komt. Ik ben in moeite. Ik ben ziek. Ik ben een zondaar. Ik wil dat U naar mij toe komt, wil dat U mij helpt. Ik besef dat U daar gewoon ligt te wachten tot ik U zal roepen. En ik zal U gaan roepen, met heel mijn hart"?

143 Laten we nu onze hoofden buigen terwijl we dat doen. Wees eerbiedig. Bid als nooit tevoren.

144 Laat iedereen gewoon even stoppen en nadenken. Wie bent u? Wat bent u? Waar kwam u vandaan, waar gaat u naar toe? Als u vanavond hierbinnen een zondaar bent die Christus niet kent, en u zou graag willen dat Hij vanavond in uw schip komt zodat Hij u door de onrustige wateren heen helpt, en u wilt dat er aan u gedacht wordt in gebed, zou u dan uw hand willen opsteken? God zegene u. God zegene u, en u, u, u, overal in het gebouw.

145 Zou u er nu niet even aan willen denken, wanneer ik voor u bid, om gewoon uw hart te openen? Dat is alles wat nodig is. Belijd gewoon, en zeg: "Here, ik ben verkeerd. Ik wil dat U mij gedenkt."

146 Here God, U zag die handen, deze mensen. Ik geloof, Vader. Ik sta hier voor hen tussen leven en dood. En ik besef dat ik mij op de dag des oordeels zal moeten verantwoorden voor wat ik nu precies doe. En ik vraag in gebed voor hen, Here, dat de grote Shekina heerlijkheid van God aan hen zal verschijnen in dit uur. Die zal hen de rest van hun leven nooit meer verlaten. En moge gedurende hun hele leven, in elke kleine moeite, die Shekina heerlijkheid daar zijn, en mogen zij weten dat deze op elk tijdstip opgeroepen kan worden.

147 Ze zeiden in de Schriften, Vader, dat zij U namen zoals U was, en U in het schip brachten.

148 Here Jezus, U bent vanavond Geest, hier in de vorm en naam van de Heilige Geest. O God, door geloof nemen wij U zoals U bent in ons schip, Vader. Help ons, God. Laat de Shekina heerlijkheid aan ons verschijnen en vrede geven.

149 Ik weet niets anders te doen, Here, dan dit te zeggen wat U hebt gezegd: "Geen mens kan tot Mij komen tenzij Mijn Vader hem eerst trekt, en allen die de Vader Mij gegeven heeft, zullen tot Mij komen." En voor wat zich achter deze handen bevindt – waarvan ik geloof dat zij die hun handen naar U opstaken oprecht waren – daarvoor bid ik dan, Here Jezus; en als Uw dienstknecht geef ik hen aan U, als de bewijzen van deze samenkomst hier in Chicago.

150 Ik beveel de duivel hen niet opnieuw aan te raken! Zij zijn Gods eigendom. Blijf van ze af, Satan, tot zij volledig gevestigd zijn en zullen weten hoe ze zich moeten gedragen en de vijand moeten weerstaan. Ik beveel de vijand, door Jezus Christus, om van hen weg te blijven.

151 Mag de liefhebbende Heilige Geest hen nemen, hen naar de waterdoop leiden en naar de doop van de Heilige Geest, hen daarna verzegelen in het Koninkrijk van God tot de komst en de verschijning van het zichtbare lichaam van de Here Jezus om Zijn bruid weg te nemen. Zij zijn de Uwe, Vader. Moge de grote God van de Shekina heerlijkheid met hen zijn, nu en voor eeuwig. In de Naam van Jezus Christus, bid ik het. Amen.

152 Nog even een ogenblik. Dat is het eerste om te doen. Nu, het tweede ding om te doen, als u Hem hebt aangenomen, is om ervan te getuigen, want Hij is de Hogepriester van uw belijdenis. Hij kan u niet helpen tot u Hem eerst door geloof aanneemt en openlijk getuigt dat Hij uw Redder is. Hij, als u hier van Hem zult getuigen... Als u hier beschaamd zult zijn voor Hem, zal Hij daar beschaamd zijn voor u. Als u hier niet beschaamd bent voor Hem, dan zal Hij daar niet beschaamd zijn voor u. Ik denk, bij het sluiten van deze samenkomst, dat elk van deze mensen die Christus als hun Redder hebben aangenomen, naar dit podium zouden moeten komen om te vertellen wat God in uw hart heeft gedaan.

153 Nu, "Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden."

154 Nu, er zijn geen gebedskaarten. De mensen, we baden gisteravond voor de zieken, maar ik voel mij gedrongen om dit te doen. Hoeveel zieke mensen zijn hier, steek uw handen omhoog. U die ziek bent en behoeftig. God weet wie u bent. Heb gewoon geloof.

155 Nu, laat niemand zich bewegen van... gedurende de eerstvolgende minuten. Dit is iets groots. Het is zo groot!

156 Als hier dus een ongelovige is die er niet in gelooft, dan daag ik u uit, in de Naam van Jezus Christus, om hier te komen om dit te doen. Als u een andere manier weet buiten het Woord van God, en... en wat dit is, het Woord van God, wil ik het gedaan zien worden. Dan, als u het niet kunt, geloof het dan.

157 Nu, laat iedereen hierbinnen rechtstreeks deze kant op kijken; of omhoog kijken, dat is beter. Ik ben bang dat ik uw aandacht zal richten op iets waar ik haar niet op behoor te richten. Zoals Petrus en Johannes zeiden: "Kijk naar ons." Ik bedoel het niet op die wijze. Laten we, laat ons omhoog kijken.

158 En ik zal een andere Schriftplaats aanhalen. "Hij is de Hogepriester van onze belijdenis", wij weten dat, "en Hij is ook een Hogepriester Die aangeraakt kan worden door het voelen van onze zwakheden." Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

159 Ik ga nu kijken om te zien wie ik zie die ik ken, omdat ik enkele mensen hier heb die hier binnen zitten van de Tabernakel ginds thuis. En een van hen heb ik net herkend, en zij komt daar, dat is mevrouw... Haar naam was vroeger Griffith. Ik vergeet haar naam nu. Het is zuster Rosella hier, zij en haar moeder zitten hier. De alcoholiste van Chicago, en de Here genas haar in de samenkomst. U allemaal, bijna, kent Rosella hier; de zendingsposten enzovoort, waar zij ging getuigen. Een volslagen alcoholiste, en nu een lieflijke Christin, die door precies dezelfde Shekina heerlijkheid werd geroepen. Het is ook blijvend, nietwaar, Rosella? [Zuster Rosella zegt: "Amen." – Vert]

160 En nu, opnieuw rondkijkend. Ik ben er niet zeker van, maar ik denk dat ik deze dame die hier zit, ken, precies hier, de tweede vrouw precies hier, met haar handen omhoog tot aan haar mond. Ik kan haar naam niet noemen. Ja, u. Komt u niet naar de Tabernakel? Is het niet mevrouw Peckinpaugh? Is dat juist? Ik dacht dat dat het was. In orde.

161 En dan rechts, de derde vrouw daar, is mevrouw Way, de vrouw van deze man die onlangs dood neerviel in de gemeente door een hartaanval, en terug tot leven werd geroepen, die hier zit.

162 Zag iemand ooit iemand die uit de dood werd opgewekt? Als u het nooit zag, steek uw handen omhoog, die nooit iemand zag die uit de dood werd opgewekt. Sta op, meneer Way. [De samenkomst verheugt zich – Vert]

163 Ik predikte net zoals nu, de Shekina heerlijkheid was tegenwoordig, en plotseling, door een hartaanval, draaiden zijn ogen weg. Nu, u kunt uw ogen sluiten, maar u kunt uw ogen niet terugdraaien. Zijn vrouw daar is een al vele jaren gediplomeerd verpleegster, zij schreeuwde toen zij aan zijn hart voelde en zag dat hij was heengegaan. Ik kalmeerde het gehoor en ging naar beneden. Ik had gesproken. Legde mijn handen op hem, en voelde. Ik keek op naar haar, en ze zei: "Hij is heengegaan." En ik onderzocht zijn ogen, ik zag zijn ogen helemaal... het achterste deel hier, het oogwit, helemaal zo naar achteren. Hij had niet meer polsslag dan dit.

164 Ik zei: "Here Jezus", en Hij kwam op het toneel.

165 Ik legde mijn hand op hem. En hij zei, probeerde te spreken: "Broeder Branham..." Hij was zo zwak dat hij niet kon... En hier staat hij vanavond, een trofee van Gods genade.

166 Nu, er zijn ten minste vijf of zes definitieve gevallen van dood geweest te zijn, soms gedurende zes of acht uren, die terugkwamen tot leven door de tegenwoordigheid van Jezus Christus, door gebed.

167 Ik ben niet helemaal zeker van een dame die hier zit, ik geloof dat zij er een is. Ik ken u. Ik weet niet wat uw naam is, maar ik ken u. Klopt dat?

168 En dan broeder Brown, ik geloof dat dat juist is, als ik mij niet vergis, die zit... Is dat broeder Brown? Nee, ik denk niet dat hij het is. Neem mij niet kwalijk. In orde; dat is het ongeveer, geloof ik.

169 Bidt u nu en zeg: "Here Jezus, laat mij Uw kleed aanraken, U bent een Hogepriester. En ik weet dat broeder Branham mij niet kent, dat hij niets over mij weet. Maar U kent mij. En als U mij slechts Uw kleed zult laten aanraken. Ik wil gezond worden." Nu, bid zo'n gebed.

170 En ik vraag God dit. Here Jezus, bij het afsluiten van deze samenkomst vanavond, laat de mensen – het mogen vreemdelingen binnen de poort zijn, en misschien begrijpen zij het niet – maar laat hun weten dat de Boodschap waar is. Kom, Here Jezus, en sta het ons toe. En mogen wij ons gezamenlijk onderwerpen, opdat de ongelovige, of deze pasgeboren Christenen, mogen zien dat de Shekina heerlijkheid van God nu hier is, betuigd door een foto, ook door de wetenschap, in de kerken rondom de wereld. U bent Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig. Wij geloven U.

171 Laat de Here Jezus... [Een zuster begint in een andere taal te spreken. Leeg gedeelte op de band – Vert] Prijs de Here. Nu, God heeft Zichzelf hier geïdentificeerd. Nu, ik geloof dat dat waar is.

172 Laat nu iemand door de secties aan deze kant... en dan zullen wij deze kant op komen, dan zo verder, rondom. En geloof gewoon dat... Laat nu niemand gaan lopen. Wees echt eerbiedig.

173 Nu, ik zeg niet dat Hij het zal doen. Ik vertrouw erop dat Hij het zal doen. Maar als Hij het zal doen, zal dat niet een bevestiging zijn van dit Woord, dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag, en voor eeuwig? Was dat hoe u mensen in het begin wist dat Hij de Messias was? Dan betuigt Hij Zich vanavond in Zijn gemeente dat Hij dezelfde Messias is, als u het slechts zult geloven.

174 Bid nu slechts. Ik moet me op één plek toewijden... concentreren, liever gezegd, op één plek, gewoon naar de mensen kijken en zien. Ik... ik...

175 Ja, God zij dank, hier is het. In de Naam van Jezus Christus, neem ik elke geest hierbinnen onder mijn controle voor de heerlijkheid van God. Nu, u weet wat dat betekent. Wees eerbiedig.

176 Dat licht hangt boven een kleine vrouw die hier zit, een jonge vrouw die een roze jurk draagt. Zij bidt over haar man. Hij is teruggevallen, achteraan zittend bij een pilaar. Hij zal het geloven, het aannemen, en God zal dat wonder voor u doen als u het zult geloven.

177 De dame die naast u zit, vraagt zich af of haar man... Nee, het is haar broer die morgen in het ziekenhuis zal worden opgenomen, het Veteranen Hospitaal. Als u het ook zult geloven, zal het ook voor u werken, als u het kunt geloven.

178 Hier is een man. De Here zegene u. Neem het eenvoudig aan. U kunt krijgen waarom u gevraagd hebt.

179 Daar is een man die geopereerd is aan kanker, hij zit hier. Als u het zult geloven, zal God u gezond maken. Gelooft u het? Meneer Wilcox, ga staan en aanvaard uw genezing. De hemelse Vader weet dat ik de man nooit in mijn leven heb gezien. Dat is juist. Wees niet bezorgd, meneer. Als we vreemden voor elkaar zijn, laten we dan naar elkaar wuiven. Dat is waar.

180 Wat is het? De Shekina heerlijkheid; Jezus Christus, Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig.

181 Een gekleurde dame hier met een hernia, complicaties. Mevrouw Burnet, gelooft u dat de Here Jezus u gezond zal maken? Dan kunt u het hebben. Amen. Ik heb de vrouw nooit in mijn leven gezien.

182 Met astma, daar achteraan zittend, lijdend, die man kijkt recht naar mij. O, als ik kan... De Here zal mij vertellen wie het... Meneer McGill, sta op en aanvaard uw genezing, in de Naam van Jezus Christus. Nooit eerder in mijn leven zag ik de man. De almachtige God weet dat.

183 Nog iemand hier. Hier is een man die een bloedprop heeft, precies rond zijn hart, die daar op de achterste rij zit. Gelooft u dat de almachtige God u zal genezen en gezond maken? Het is de enige hoop die u hebt om te leven.

184 Deze man die hier zit aan het einde, bidt voor een man die in Noorwegen is, bidt voor zijn vriend. De man zelf lijdt aan een rugkwaal. Dat is waar, is het niet? Steek uw hand omhoog. Dat is het, u hebt wat u wilt.

185 Roep Hem aan! Hij is hier. Hij is in het schip. Gelooft u Hem? [De samenkomst verheugt zich – Vert]

186 Ga dan staan, en zeg: "Here Jezus Christus, ik roep U nu aan. Ik geloof U. Ik roep U hier op het toneel voor mijzelf." Steek uw hand omhoog, en roep op uw eigen wijze uw nood uit. Het gaat om u. U bent het die ziek is. Hier is Hij, Hij heeft Zich duidelijk geïdentificeerd dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag, en voor eeuwig. Glorie voor God!

     Hemelse Vader, help nu gewoon in deze tijd van moeite.

187 Ik daag Satan uit, in de tegenwoordigheid van de geïdentificeerde Jezus Christus. Voor deze zakdoeken, en voor deze mensen: Satan, je kunt hen niet vasthouden. Jezus Christus bestraffe u! De mensen geloven dat Hij in het schip is. Hij is hier nu. Zijn Shekina heerlijkheid is op ons. Kom hier uit vandaan, Satan! Ik daag je uit, in Jezus' Naam!