Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Hij, Die in u is

Door William Marrion Branham

     Dank u, broeder Neville. De Here zegene u.

1 Laten we even een ogenblik blijven staan, terwijl we bidden. Laten we onze hoofden nu buigen. En allen die graag zouden willen dat in dit gebed aan hen gedacht wordt, steek uw hand op en zeg: "God, ik ben het."

2 Allerheiligste en genadige God, we brengen deze mensen vóór U, met de verzoeken die ze hebben. Zij vroegen dat er aan hen gedacht zou worden; en Heer, mijn hand is ook omhoog. Ik bid u om ons genadig te zijn. Gij kent onze noden en wij zouden willen bidden, zoals U ons hebt geleerd te bidden: "Uw koninkrijk kome, Uw wil geschiede, op de aarde, alzo ook in de hemel." Vader, we zouden vanavond om genade en om vrijheid van geest willen vragen, opdat we in staat zouden mogen zijn om de Evangeliewaarheid aan de mensen te brengen, en wat we geloven dat de Boodschap van dit uur is voor Uw gemeente; Here, we bidden dat we deel uitmaken van die gemeente, die er zal worden uitgeroepen in de laatste dag. Vader, als wij niet dat deel zijn, openbaar ons dan wat we moeten doen om dat deel te zijn. Geef ons genade en kracht in dit uur van beproeving dat op de aarde is om allen die hier wonen te beproeven. Geef ons van Uw Heilige Geest om ons te leiden en ons tot Gids te zijn, opdat we tenslotte, aan het einde, in vrede tot U komen, voor dat eeuwige leven waarnaar alle gelovigen hebben uitgekeken, sinds de tijd begon. Help ons, Here, we vragen het in Jezus' Naam. Amen. (U kunt gaan zitten.)

3 Ik ben werkelijk dankbaar voor het voorrecht hier vanavond te zijn, en voor Gods genade, die ons is gegeven door Jezus.

4 En dan, over de boodschap van deze morgen... ["Zielen die in de gevangenis zijn" – Vert] Nu, ik wil dat iedereen het door en door begrijpt. Ik vertrouw op God, dat het niet die tijd is. Ziet u, maar de boodschap is waar. De boodschap is waar. Het zal eens zo zijn, als dit niet die tijd is. En het lijkt zoveel op die tijd, dat ik me voelde zoals Paulus destijds, die zei: "Ik heb niet nagelaten u de hele raad Gods te verkondigen"; ziet u, alles wat moet worden gedaan.

5 Er was vanmorgen één ding waarvan ik spijt heb dat ik het zei. Ik noemde de naam van een broeder van wie ik denk dat hij dwaalt. Ik had dat niet behoren te doen. Ik noem nooit de naam van een persoon. En als de band bij geval in zijn handen mocht terecht komen... Ik wil hem opzoeken en met hem spreken, omdat ik geloof dat de broeder een groot man is, een goed man, die hier van de preekstoel heeft gepredikt, broeder David duPlessis. Het was niet mijn bedoeling om zijn naam te noemen; ik was bezorgd over de Boodschap enzovoort, over "wat als het deze tijd is?" En ik noemde de naam van de broeder. Ik doe dat niet. Het spijt me dat ik dat deed. Ik heb broeder David duPlessis lief. Hij is onze broeder, en ik denk toch dat zo'n knap man meer in de Schrift onderricht behoorde te zijn.

     Ik zal u vertellen wat het is. Het is, waar David en ik het over hadden...

6 Hij sprak eens voor mij in de samenkomsten. Hij predikte regelrecht van deze preekstoel, in de oude kerk, regelrecht hier van de preekstoel. En zijn broer Justus was mijn tolk in Zuid-Afrika, waarheen ik zal teruggaan. En ze komen uit een fijn gezin, een Pinksterthuis, een echt, fijn iemand. David was geloof ik eens voorzitter van de Wereld Pinkster Assemblee en de Pinkster Wereld Conferentie. Hij was een van de voorzitters. Later kwam hij naar de Verenigde Staten en vestigde hij zich ginds in Texas bij broeder Gordon Lindsay, en begon toen in de omgeving op verschillende plaatsen te prediken.

7 Maar het punt waar ik denk dat onze dierbare broeder zijn vergissing maakte, (waar ik, net als ieder ander, ook aan onderworpen ben) is, dat hij zich begon bezig te houden met de hooggeplaatsten. Hij bleef spreken rond de Princeton Universiteit en de plaatsen die hem uitnodigden, denkend dat hij deed wat goed was, en bracht regelrecht voer naar de machine. Ziet u? En dan zo'n vreugde!

     En niet alleen dat, maar de Volle Evangelie Zakenlieden die mijn samenkomsten over de hele wereld organiseren en steunen. Ziet u? Ik heb deze mensen lief, ziet u, maar ik ben het zeker niet eens met de principes die zij... Zij zijn... Ze hebben hun principes waarmee ze begonnen verlaten, en worden nu precies zoals elke andere organisatie of wat anders ook. Ziet u? En het punt is dat ze niet proberen Pinksteren te blijven, maar dat ze proberen Pinksteren te vermengen met de rest ervan.

8 En het lijkt mij dat broeder duPlessis, een wonderbare, fijne man als hij is, genoeg van de Schrift zou moeten weten, om te zien dat wanneer hij ziet dat de slapende maagd probeert olie te kopen, de tijd voorbij is. Ziet u? Bedenk, toen zij kwam om olie te kopen, was er geen olie meer. Dat is de Schrift. Ze vroeg aan de gemeente: "Geef ons van uw olie", maar ze ontving het niet. Ze mag op en neer springen, in tongen spreken, en wat ook meer, maar overeenkomstig Gods eigen Woord ontving ze het niet. En ze was buiten in de buitenste duisternis, en er was geween, weeklagen en knersing der tanden, toen de uitverkoren bruid al was binnen gegaan; de wijze maagden die olie in hun lamp hadden.

9 Nu, ik ken nog een man; iets wat pas onlangs gebeurde. Weet u wat het is: deze fijne mensen, ziet u, u weet wat ik bedoel, krijgen een beetje vat op de mensen. Weet u, wat het eerste gebeurt is, dat ze voelen dat dat God is, Die dat doet. Vele keren echter, is dat de duivel die dat doet. Ziet u?

10 Jezus had een kans om voor Herodus te komen; Hij had een kans voor velen, en zij wilden Hem gebruiken om de zaak te "verkopen". Ziet u? Dat is precies wat ze proberen met Pinksteren te doen. Pinksteren kwam uit die dingen vandaan, om anders te zijn. En "als een zeug naar haar modderpoel en een hond naar zijn uitbraaksel", keert zij regelrecht weer terug, en zit nu in de Oecumenische Raad. Ziet u? Het is heel erg. Het is een schande.

11 God, houd mij klein en nederig, zodat Hij Zijn Waarheid kan openbaren. Ziet u, ik wil dat nooit doen. Geen felle lichten, geen glans en schittering naar de wereld. Laat mij de weg nemen met de weinige verachten van de Here. Laat mij bij het Woord blijven.

12 Nu, sprekend over de Oecumenische Raad, die zich verenigt met het Vaticaan. Gelooft u dat ze zich dan zouden kunnen verenigen wat het Woord betreft? Ze zouden het misschien kunnen in organisatie, maar ze kunnen het niet wat het Wóórd betreft. Zie? Dat is juist. Dus is er niets om een compromis over te sluiten. Ziet u? Een organisatie, het is alles hetzelfde. Alles hetzelfde. Het ligt volmaakt in de lijn: moeder en dochter. Maar wanneer het dit Woord aangaat, ben ik net zo hard tegen Methodist, Baptist en Presbyteriaan, als dat ik tegen Katholicisme ben, omdat het moeder en dochter is, overeenkomstig dit Woord. Het is dit Woord waarvoor ik sta. Ziet u? Dit, elk Woord ervan.

13 Nu, deze dierbare broeder, hij en zijn vrouw zijn mijn goede vrienden. Velen van u zagen het tijdschrift. Hoe die dierbare, van God gezonden broeder ooit zijn vrouw kon laten... Iemand vertelde haar dat ze eruit zag als Jacqueline Kennedy, en ze maakte een haarbos... een van die hele grote kapsels, en dergelijke. Wat is het? Ze gaat heel de tijd met dat soort mensen om, en tenslotte...

     Als een goede man een slechte vrouw neemt, zal ze of een goede vrouw worden... of ik bedoel, als een goede man een slechte vrouw neemt, zal ze of een goede vrouw worden, of hij zal een slechte man worden. Toon mij met wie u omgaat, dan zal ik u vertellen wie u bent. Ziet u? Soort zoekt soort. Blijf bij schitterend gedoe vandaan!

14 Ik daalde onlangs af in een mijn, ver weg boven in de bergen op de grens van Arizona en Mexico; broeder Sothmann (die hier zit) en ik waren daar samen boven. Ik ging daar binnen en ik groef wat van die... het ziet er helemaal precies uit als goud. Maar de enige manier waardoor je kunt weten dat het geen goud is, is dat het meer schittert dan goud. Het schittert; en goud schittert niet, het gloeit. Ziet u? Het wordt 'dwazemansgoud' genoemd. Het is zelfs niet eens zoveel waard als de steen waar het inzit. Het wordt ijzer-pyriet genoemd. Ik geloof dat het in de... De geleerden beweren dat het water en de er langs sijpelende zuren en zo, daar nooit dicht genoeg bij kwamen om het te harden en tot een plaats te brengen dat er goud uit ontstond; dus het schittert beter, maar het heeft de chemische stof niet in zich.

     En dat is precies de manier waarop een heleboel schijngeloof Christendom is. Ziet u? Het zal schitteren en eruit zien als Hollywood; maar de gemeente gloeit door het Evangelie.

15 Nu, een zuster hier, Billy toonde het me zojuist, was zo vriendelijk om dit tijdschrift Life te nemen, met deze foto, en die te vergroten, van die... van de zeven engelen, en ze heeft hem laten maken en naar me toegezonden. Dat is de foto. En nu, als u hier op let, toen het wegging en weer opsteeg, toen de engelen hun boodschap hadden gebracht, was het in de vorm van een piramide; helemaal precies zoals ik u vertelde hoe het zou zijn, drie maanden voordat het gebeurde. Is dat waar? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

     En de opmerkelijke engel, met zijn vleugels ingeklapt aan zijn zij, terug naar achteren liggend, u herinnert zich hem. Ik zei: "Hij had zijn hoofd... komend met deze snelheid." Ziet u zelfs de vleugels daar? En daar is de engel. Helemaal precies op de wijze dat het werd gezegd.

16 Nu, alleen God kan dat doen. Ze hebben hier ook een foto liggen van een vrouw, die zei... Vele keren zeggen de mensen...

17 In de onderscheiding zeg ik: "Deze persoon wordt ten dode overschaduwd door een donkere schaduw."

18 Nu, zij zeggen: "Wel, hij zegt dat zomaar." Ziet u, dat zijn de mensen die niet heel de weg kunnen gaan, ze kunnen dat niet begrijpen. Ze kunnen met u jubelen, ze kunnen met u spreken; maar wanneer het erop aan komt om werkelijk alles te geloven met geheel hun ziel en lichaam, kunnen ze het niet.

     Maar ziet u, als God in de zaak is en de Waarheid vertelt, dan is dit de laatste periode van de geschiedenis. Dit is het laatste deel van de wereldgeschiedenis. Het is aan het afsluiten. Er zal op een dag geen tijd meer zijn. God bevestigt alles, zowel geestelijk als wetenschappelijk.

19 Toen ik als kleine jongen zei: "Een lichtkolom, die eruit zag als een ster."

20 Hoe velen herinneren het zich dat ze het destijds gewoonlijk "ster" noemden? Toen het hier beneden aan de rivier verscheen, toen Hij zei: "Zoals Johannes de Doper werd gezonden..."

21 Nu, tenslotte, kwam dat naar beneden en werd de foto ervan genomen. We hadden er hier gewoonlijk ergens één. Ja, ze zeggen dat hij in de hoek hangt, ik kan hem niet zien. Dat bewijst wetenschappelijk dat het de waarheid is.

22 En nu, wat betreft dat de mensen werden 'overschaduwd'; er zat hier een vrouw, die een foto nam. Daar is hij, gewoon net als elke andere foto, zoals iemand die neemt met een toestel. Ik zei... Iemand vroeg zich dat af. En ik zei tot de vrouw: "U wordt ten dode overschaduwd met kanker. Er is een donkere schaduw." Ze draaide zich om en nam de foto. De vrouw is hier geweest om te getuigen, en is hier misschien vanavond voor zover ik weet. Zie?

     Nu, daar is de vrouw, met iets als een zwarte kap over zich heen. Goed, nu, daar is het wetenschappelijke bewijs dat dat de waarheid is. En onmiddellijk nadat de vrouw 'gezond' was verklaard, nam ze de foto, en het was er niet meer. Wat trof dan de lens? En wat ging er weg, wat niet meer op de lens was, toen was verklaard dat ze genezen was? Ziet u?

     Nu, ik stond hier en vertelde u dat de engelen zouden komen.

23 Broeder Fred, die één... (Ik zag broeder Fred even geleden. Ik dacht dat hij hier precies tegenover zat, maar ik ben hem ergens kwijt geraakt. O, hier achter, dat is goed.) Hij stond binnen drie kilometer, of tweeëneenhalf of drie kilometer van waar ik was; hij hoorde de explosie, voelde de rots en al het andere, toen het weerklonk. Is dat juist, broeder Fred?

     En daar waren die engelen die mij terugzonden met die Boodschap. En hier is het zelfs in de piramide-vorm, zoals ik u hier toonde hoe het zou zijn; ik vertelde u hoe ze zouden staan, voordat ik wegging.

     Foto na foto legde het vast, het hele land door, regelrecht Mexico in, het was dertig mijl [48 kilometer – Vert] hoog en zevenentwintig mijl [43 kilometer] in doorsnede. Op zo'n hoogte dat zelfs vocht of niets kan... Vochtigheid komt niet voor boven een hoogte van acht of negen mijl [dertien of veertien kilometer]. Daarboven bent u op een plaats waar niets is om vocht te maken. Zie? En dit was geloof ik zevenentwintig mijl hoog en dertig mijl doorsnee, of wel het was dertig mijl hoog en zevenentwintig mijl doorsnee, het een of het ander. Het tijdschrift Life nam het op, of Look. Welke was het, Look of Life? 'Life'! Het tijdschrift Life. Ik geloof de uitgave van 17 mei. Dat is het.

24 Nu daar is het wetenschappelijk bewijs dat het de waarheid is. Dus daarom maken we ons er geen zorgen over of het de waarheid is. Zowel wetenschappelijk als geestelijk; en wat werd gezegd kwam te geschieden. Dus de Boodschap van de zeven zegels, in hun afsluiten, dat is de Boodschap van de gehele Bijbel. De zeven zegels sluiten het Nieuwe Testament en verzegelden het, dat is waar. Nu, we weten dat dit zo is door profetische uitspraak, door de wetenschap, en door het Woord. Drie hebben er getuigenis van afgelegd dat het de waarheid is.

25 Daarom weten we dat we in de eindtijd zijn; we zijn er. Ik weet niet hoe ver weg; ik... Hij zal ons dat nooit laten weten, omdat Zijn komst zal zijn 'als een dief in de nacht'. Mijn vrienden, mijn broeder, zuster, laat ons hoe dan ook gewoon gereed zijn. Laten we ons gewoon verootmoedigen. Ziet u, want de wereld zal regelrecht doorgaan. Ze zullen zelfs nooit weten dat het is gebeurd. Wanneer de deuren der genade zijn gesloten, zullen predikers redding prediken, wat zal veroorzaken dat mensen zich bekeren, ze gaan regelrecht door, precies zoals het altijd ging. Het was zo in andere tijdperken en het zal zo in dit tijdperk zijn.

     En de opname zal zo plotseling en zo snel zijn, dat de wereld ze zelfs nooit zal missen, als ze heengegaan zijn. Dat is zo. Ze zullen er niets over weten. Hij komt en neemt haar heimelijk weg. Ze zal verdwenen zijn en men zal er niets van weten.

     Dus wees in gebed. Bid voor mij. Ik bid voor u. We weten niet wanneer het uur zal zijn, maar we geloven dat het spoedig zal zijn. Blijf weg van schitterende dingen. Blijf bij het Evangelie. Zie? Blijf daar nu precies bij, en bid.

26 Nu, Billy schreef me hier een brief, of een notitie liever, waarop staat dat iemand een baby wilde opdragen. Als dat zo is, (is het zo?) steek dan uw hand op; als iemand... Ja, twee baby's. Goed, breng ze die kant langs. En broeder Neville... En ik vraag mij af of onze zuster aan de piano hier even een ogenblik heen zou willen komen voor de baby-opdracht. We willen er geen buitensluiten.

27 Nu bedenk, tegen deze tijd morgenavond, zo de Here wil, zal ik in New York City zijn en we zullen daar in het strijdperk gaan om "de goede strijd des geloofs te strijden".

28 Dus precies hier, zuster, als u wilt; precies hier vooraan, en ik zal ze oppakken. Ja, mevrouw. Dank u. En nu zijn we...

29 Hoevelen willen voor me bidden? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Nu, zo God wil, wat ik hoop, zal ik zondag over een week (als dat in orde is met broeder Neville) weer terug zijn. [Broeder Neville zegt: "Dat is fijn."] Volgende week zondag. Ik ben dan weer op weg terug naar Louisiana, en zal even stoppen voor een samenkomst hier in de gemeente. ["Amen."]

30 Ik wil u allen danken voor uw vriendelijkheid. Die dame die me dat suikergoed stuurde; ik waardeer dat. Ik weet niet wie de dame was; iemand stuurde me een doos met suikergoed en wat van die kleine luchtige gebakjes. Het was werkelijk verrukkelijk. Ik ben er nu op dit moment helemaal vol van en ik dank u. En u denkt dat die kleine dingen niet veel betekenen? Dat doet het zeker wel; het is een klein teken. Verschillenden overhandigden hun kleine liefdegaven, en lieten ze zien aan Billy Paul; en geven ze en zo. Ik krijg het, ziet u, u weet niet hoezeer ik dat waardeer. God zegene u. Ik zal het onthouden, dus hoe veel te meer zal Hij het onthouden. "In zoverre u dit aan de minste van deze, Mijn kleinen, hebt gedaan, hebt u het aan Mij gedaan." Ziet u? Nu, genade zal worden betoond, wanneer genade wordt verleend.

31 Nu, we hebben een paar fijne kleine jongens hier. Zou u... Ik wil dat u daar blijft en daarna 'Breng ze binnen' zingt. Goed, u broeders, kom hier even een ogenblik boven.

     My, hier is de eerste; twee bruine oogjes die met een grote, schattige lach naar me kijken. Een meisje? Hoe heet ze? [De moeder zegt: "Sharon Rose. Sharon Rose." – Vert] Sharon Rose, dat is een geweldige naam voor mij. ["We hebben haar, broeder Branham, naar de uwe genoemd."] Naar mijn kleine meisje dat is heengegaan. ["We hadden haar de naam gegeven voordat zij werd geboren, broeder Branham."] U had haar de naam al gegeven voordat zij was geboren. Als het een meisje zou zijn dan zou u het Sharon Rose noemen. ["We waren er zeker van dat het een meisje zou zijn. Ze moest het zijn."] Het moest zo zijn. ["Sharon Rose Goodman."]

     Weet u wat? Ik weet niet of u het weet of niet, maar als mijn vrouw hier zou staan zou ze waarschijnlijk bijna flauwvallen. Dit is net zo'n soort jurkje als dat mijn kleine meisje aanhad bij het opdragen, kleine Sharon Rose. Misschien zal deze... moge deze leven, waar God de mijne heeft opgenomen. Wat is uw achternaam? [De moeder zegt: "Goodman."] Mevrouw... en komt u hier uit de stad? ["Chicago."] Chicago. Broeder en zuster Goodman. God zegene u.

31a Weet u, mijn kleine Sharon zag er net zo uit. Ik vermoed niet dat er hier iemand is die zich herinnert hoe zij eruit zag. Zij had zulke bruine oogjes, zoals haar moeder. Echt een lief klein meisje met donker haar. Ongeveer net zo.

     Hoe oud is de baby? [De moeder zegt: "Vijf maanden." – Vert] Vijf maanden. Zij was acht maanden toen God haar omhoog riep. Ik heb haar kort daarna gezien, u kent het verhaal. ["We hebben het op de band."] U hebt het thuis op de band.

     Sharon Rose komt uit het Woord; ik draaide het om van de Roos van Saron. En Hij had zo'n kleine nodig op Zijn altaar, dus nam Hij haar, zie, en ik zal weer bij haar zijn. Moge uw kleine Sharon leven om het leven te vervullen dat zij hier op aarde geleefd zou hebben en moge zij met u in de heerlijkheid zijn, zoals ik voel dat mijn Sharon met mij zal zijn.

31b Hoe maakt u het? Zie? Over een vriendelijk klein ding gesproken! Kijk hier eens. Ze is gewoon een en al lach.

     Laten we ons hoofd buigen.

     Dierbare God, terwijl ik deze kleine schat vasthoud, een kleine Sharon Rose, weet U wat ik in mijn hart denk, Here, dus hoef ik het niet uit te drukken. Gezegend zij de Here God, Die deze kleine juwelen voor ons hart geeft. Zegen dit huize Goodman. Mogen deze ouders beloond worden, wat ze al zijn, om zo'n juweel in huis te hebben. Moge het in hun huis blijven, Here, en als er een morgen is, maak haar een eerbare vrouw van morgen.

     En nu, Here God, in gehoorzaamheid aan wat U ons door Uw voorbeeld hebt opgedragen om te doen... U nam kleine kinderen in Uw armen en zegende hen en zei: "Laat de kinderkens tot Mij komen." En zij brengen de baby naar mij als Uw dienstknecht, zoals U Uw dienstknechten hebt gezegd om Uw werk voort te zetten, en hier staan Uw dienstknechten, broeder Neville, broeder Capps en ik. En nu, Here God, geven wij deze kleine Sharon Rose, uit de armen van de vader en moeder, aan U, en we dragen haar op voor een leven van dienst in de Naam van Jezus Christus. Amen.

     God zegene u. [Zuster Goodman zegt: "Broeder Branham, we hebben er thuis nog vijf, twee meisjes en twee jongens." – Vert] Behalve deze nog vijf kleintjes. ["Ja."] Wat lief. God zegene u, broeder Goodman. God zegene u, zuster Goodman, en moge de Here kleine Sharon zegenen.

31c Hoe maakt u het, broeder? Even kijken, ik... Arnett. [De vader zegt: "Arnett." – Vert] Arnett. Arnett, dat is het. ["Naar u genoemd."] Is dat zo? William, William Arnett? ["James William Arnett."] James William Arnett. Dat is een fijne jongen. Weet u, hij en ik hebben nu al enkele dingen gemeenschappelijk, namen; en verder hebben wij net zo'n soort scheiding in ons haar, ziet u? Hij is een fijne jongen, Jimmy. Vermoedelijk gaan jullie hem James noemen; James. Goed. Zou ik hem even mogen vasthouden? Ik weet het niet, we zijn echte maatjes, dat weet je, is het niet? Goed, laten we ons hoofd buigen.

     Here God, Gij hebt dit huis, het huis van de Arnetts, gezegend met dit fijne jongetje. En ik bid dat U zijn vader, zijn moeder en zijn geliefden wilt zegenen. Ze zijn Christenen. Wat heeft zijn vader hard gevochten vanwege sigaretten en verschillende dingen, totdat het vanaf één dag doorbrak: "Zo spreekt de Here." Hij was als de vrouw die volhardend was dat ze daar zou komen. Hoewel het fout ging met zijn zaak en alles fout scheen te gaan, nam hij nog steeds een deel van zijn geld en wachtte interview na interview, totdat het op een morgen gebeurde. Hij geloofde dat het zou gebeuren.

     Nu brengt hij zijn kleine jongen waarmee U hem gezegend hebt, o God, de vrucht van hun vereniging. Ik zegen deze kleine James William Arnett in de Naam van Jezus Christus. Geef hem een lang leven en maak hem een waardig man van Uw Evangelie voor morgen, als er een morgen is. En mogen we uiteindelijk daar in het koninkrijk dat komende is samen zijn. Ik... Als Uw dienstknechten leggen wij onze handen op hem en dragen hem op aan Jezus Christus voor dit leven van dienst. Amen. God zegene u.

31d God zegene u, broeder. Hebt u er nog twee? Dit zijn dezelfde mensen. Goed.

     Ik geloof dat jullie mij bijna op zouden kunnen tillen in plaats van ik jullie. Dit is... [Broeder Arnett zegt: "Dat is Al." – Vert] Alfred, en Al en Martha. Laat nu de samenkomst... ik zou het fijn vinden als zij de kinderen zien. Ik vind dat ze lief zijn als ze klein en jong zijn.

     Nu, laten we onze handen op hen leggen.

     Evenzo, almachtige God, leggen wij, Uw dienstknechten, onze handen op deze kinderen, het broertje en zusje van dit kleine jongetje dat we hier net opdroegen. We leggen onze handen op hen om ze op te dragen, van de moeder en vader in de armen van Jezus Christus, voor een leven van dienst, in de Naam van Jezus Christus. Amen.

     God zegene jullie, Al en Martha. Zuster, echt fijn om u weer te zien. De Here zij met u.

31e Deze jonge kerel, my, hij is een goede jongen. Nu, vroeger kon ik ook zo'n scheiding in mijn haar maken. Zie? Hoe heet hij? [De vader zegt: "Terrel Keith Walker." – Vert] Ke... ["Terrel Keith Walker."] Herrel Keith Walker. Wat een fijne jongen.

     Ik vraag me af, ik weet het gewoon niet, zie... Hij keek naar me alsof hij misschien wel wilde; ik vraag me af of ik hem zou kunnen vasthouden? [Het kindje zegt iets.] Is dat zo, Keith? O, hij is een fijne jongen. Zeker. Is dat geen lieve jongen? Herrel. [De moeder zegt: "Terrel."] Herrel; Terrel Keith Walker.

     Almachtige God, uit de armen van de ouders in de armen van Jezus Christus, kleine Terrel Keith Walker, we leggen onze handen op hem in toewijding aan de almachtige God, omdat de vader en moeder zo verlangen dat deze baby zal worden grootgebracht in de vreze Gods. Als er een morgen is, maak hem dan een dienstknecht, waardig aan deze opdraging. Want wij, als Uw dienstknechten, leggen onze handen op deze baby en dragen hem op aan de Here Jezus Christus. Amen.

     God zegene u, broeder Walker. Is dit zuster Walker? Het is werkelijk fijn. Jullie hebben een fijne jongen en moge God jullie zegenen.

31f [Broeder Gramby spreekt tot broeder Branham – Vert] Goed, meneer. [Broeder Gramby praat verder.] Ja. ["En bad voor haar toen ze werd geboren. Ze werd geboren met een knobbel in haar kaak. En u bad voor haar en het verdween meteen."] Dit kleine meisje is... Broeder Grimsley, onze... [De broeder zegt: "Gramby."] Gramby, ik haal dat door elkaar. Ik heb een broeder Grimsley, ik blijf denken... Broeder Gramby brengt dit kleine meisje. En toen ze werd geboren had zij een grote knobbel in haar gezicht, en ik bad voor haar en de knobbel is weggegaan. En nu willen zij bidden, omdat... Zijn de ouders Christenen? ["Geen Christenen."] Ze zijn geen Christenen, en ze zijn bang dat een boze geest het kind overneemt. En zij willen dat weg hebben. Laten we bidden.

     Here Jezus, op dit kindje, terwijl het op het altaar leunt waar Gij genade hebt getoond om een tumor-knobbel uit haar mond te verwijderen. Nu probeert een boze geest het leven van dit kind te nemen. Ongetwijfeld zou U dit kind kunnen gebruiken en bent U van plan om dat te doen en probeert Satan dat plan te dwarsbomen. Daarom gebieden wij Satan, in Jezus Christus' Naam, om zijn handen en zichzelf weg te nemen van dit kind. Wij geven haar aan de Here Jezus Christus, voor de glorie van God. Amen.

     Broeder Gramby, geloof. Het kind is te klein om nog amper geloof te hebben, maar het zal gebeuren.

32 Ik heb Hem lief. U niet? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hij is wonderbaar. Nu, iedereen... Ik beloofde vanavond dat ik klaar zou zijn tegen half negen, dus heb ik nog een half uur over. Ik weet het niet, wat dat betreft, misschien zal het toch een beetje later dan dat worden. Maar laat ons nu...

33 Ik ben blij broeder Dauch hier deze morgen te zien. Ik weet niet waar de andere man heen is gegaan; maar deze morgen, als hij ooit een dubbelganger had, zat er een man daar achteraan, die een volmaakte dubbelganger van hem was. Ik zei: "Welke is broeder Daugh?" Ik keek van de een naar de ander en ik stond op het punt het te vermelden, maar ik was zo in de boodschap verwikkeld. Weet u, broeder Dauch, u ziet er precies uit zoals u er altijd uitzag. Ik ben zo blij hem in die staat te zien.

34 Kortgeleden nog kreeg ik een lange-afstands-telefoongesprek vanuit Tucson, om weer voor hem te bidden, omdat er iets anders met hem was gebeurd. Broeder Dauch is, geloof ik, negentig of eenennegentig; is negentig jaar oud, geloof ik, of eenennegentig. En je lichaam raakt uitgeput, maar "Vele zijn de tegenspoeden van de rechtvaardige; maar uit die alle redt hem de Here." En eens, wanneer het lichaam in een toestand komt waar het het niet langer meer volhoudt, weet ik, dat Hij een hand toesteekt. Hoewel het een kluit stof is, heeft God beloofd het weer op te wekken in de laatste dagen. Ik ben zo dankbaar.

35 Ik herinner me, dat, toen broeder Daugh hier het bassin inging om te worden gedoopt in de Naam van Jezus Christus, hij hier zelfs geen kleren had om in gedoopt te worden, maar hij wilde toch gaan. En God is genadig ten opzichte van die man geweest. Bedenk slechts, hij is twintig jaar over de tijd die God hem beloofde. Ziet u? Als dat geen genade is!

     En toch lag hij daar onlangs, met een totale hartverlamming en daar nog bovenop kreeg hij een hartaanval. En als God die man daar niet genas en hem onmiddellijk oprichtte! En ik geloof dat sindsdien zijn dokter is gestorven. Is dat juist? Ik begrijp... Ja, zelfs de dokter, de Joodse dokter die hem in behandeling had, die met mij over hem stond te praten in de hal, is al overleden. Zie?

     My, hoe veel en hoe diep is Uw liefde, o Heer. Hoe groot is Uw liefde!

36 Nu, we hebben hier wat zakdoekjes waarover we zo dadelijk zullen bidden. Maar ik ga een beetje over geloof spreken, en dan zullen we zien hoe de Here het leidt, wat we van daaruit zullen doen. Wel, laten we het gewoon aan Hem overlaten, dat is de beste manier. O, om samen gezeten te zijn in hemelse gewesten!

37 Ik sprak vandaag een paar van mijn vrienden nadat ik daarginds uit de 'Blue Boar' kwam. Ik zei: "Blijft u voor de dienst?"

38 "Ja."

39 Ik zei: "U zult waarschijnlijk tot twaalf of één uur moeten rijden." Ze verwachten rond zes uur in de morgen thuis te komen, heel ver weg. Bedenk, zij zijn mensen, en ze worden net als ik vermoeid. Ze gaan helemaal naar Tennessee en omgeving. De Here zegene hen.

40 Er zijn zovele dingen die ik zou kunnen zeggen, dat ik gewoon de hele tijd in beslag zou nemen, maar ik kom er niet toe u zo dikwijls te bezoeken en ik houd er gewoon op de een of andere manier van om tot u te spreken. Maar als ik er niet toe kom om u alles wat ik over u denk, hier te vertellen... Ziet u? Ik wil die broeders iets zeggen; sommigen van hen sloten hun samenkomsten.

41 Broeder Jackson, hier, gaf vanmorgen die prachtige uitleg van een onbekende tong, waarin een broeder sprak, en bevestigde en ondersteunde dat het God was. Hebt u opgemerkt, dat Hij nooit zei dat het verkeerd was; Hij heeft nooit gezegd dat het niet zo was, Hij gaf alleen de waarschuwing om te luisteren. Zie? Ziet u? Dus, broeder Junior was hier vanmorgen, en had zijn dienst gesloten; en ik begrijp dat andere broeders van de andere kerken, hier bij Sellersburg...

42 En broeder Ruddell was hier vanmorgen. Ik weet niet of ze hier vanavond ook zijn of niet. Goed, hier wéér vanavond! Wel, de Here zegene, u broeder Ruddell, en u.

     Ik weet gewoon niet onder woorden te brengen wat ik denk. Maar misschien... wanneer wij daar aan de andere kant komen, wil ik bij u komen zitten, tienduizend jaar voor ieder apart, ziet u. Ziet u, dan zullen we het allemaal bepraten.

43 En terwijl de oogst rijp is en de arbeiders weinig zijn, laten we er regelrecht in graven, er zou toevallig een zondaar bij kunnen zitten. Er zou iemand kunnen zijn die vanavond de hele gang van zaken zou kunnen veranderen.

     En als het vanmorgen niet de tijd was, dan zouden vanavond de boeken kunnen sluiten. Bedenk, dat er niet één meer binnen zal komen, wanneer die namen zijn verlost. Voordat...

     Nu, laat iedereen heel opmerkzaam luisteren voor ik de Schrift lees.

44 God zette de naam van allen die ooit zouden worden verlost in het boek des levens des Lams, voordat de wereld ooit werd geschapen. Hoevelen weten dat? Dat is de Schrift. [Leeg gedeelte op de band – Vert] En de antichrist zal in de laatste dagen zo lijken op de werkelijke zaak, de werkelijke gemeente, helemaal precies zoals Judas erop leek, dat het die uitverkorenen zou verleiden, als het mogelijk ware. Is dat juist? Maar geen mens kan tot Jezus komen tenzij God hem zendt. En allen die God Hem heeft gegeven, zullen tot Hem komen. En wanneer Hij dat boek neemt voor de laatste naam...

45 Ziet u, Hij trok allen in het Lutheraanse tijdperk eruit. Hij trok allen in het Wesleyaanse tijdperk eruit. Allen in de verschillende tijdperken, en het Pinkstertijdperk, Hij trekt ze eruit. Ze staan hierin en ze zullen niet met hen geoordeeld worden, zij gaan in de opname. Tenslotte, wanneer de laatste naam, die werd gezet in het boek des levens van het Lam, dat werd geslacht voor de grondlegging der wereld, eruit komt, wanneer de laatste naam is verlost, is Zijn werk voleindigd. Hij treedt naar voren om op te eisen wat Hij heeft verlost. Dat maakt dat ons hart bloedt. Maar al zou het dan nog duizend jaar langer duren, er zou er niet één verlost worden. En niemand kan worden verlost, tenzij zij in het boek des levens des Lams waren gezet, voor de grondlegging van de wereld. Wie zijn zij? Ik weet het niet. Niemand anders weet het, zie, slechts God alleen. Ik vertrouw dat van elk van ons, onze namen in dat boek staan. Als de mijne daarin stond, ben ik er zeker van daar te zijn. Als hij er niet in stond, zal ik daar niet zijn, dat is alles. Ziet u, dat is gewoon aan God. "Het is niet hij die wil, noch hij die loopt, maar God Die genade betoont." Ziet u?

46 Nu, laat ons nu het Woord naderen met alle eerbied en oprechtheid. Ik geloof dat dit één ding is wat we moeten doen, ziet U. Laten we ophouden met zoveel nonsens! Wees eerbiedig, oprecht! Ik bemerk soms dat deze belijdenissen... op de televisie, toen ze die Billy Graham-samenkomst hielden... Ik zeg helemaal niets tegen Billy Graham, maar ginds in Californiëpredikte de man een wonderbare boodschap die laatste avond. Hij predikte hetzelfde als wat ik hier niet lang geleden over Daniël predikte: "Gij zijt gewogen in de weegschaal en te licht bevonden." Hoevelen hebben het gezien? Velen van u, vermoed ik.

47 Kijk, hebt u die mensen opgemerkt die de paden af kwamen lopen, kauwgum kauwend, lachend, elkaar stompend? Dat is niet naar voren komen voor een zaak tussen leven en dood. Dat is geen berouw over de zonde en bekering. Zie? Het is precies wat Billy zei: "Een beslissing nemen." Een koude beslissing met droge ogen betekent niets; helemaal niets. U moet berouw hebben over de zonde en u ervan afwenden.

     En Billy zelf zei: "Het blijkt dat er van de dertigduizend binnen een jaar geen dertig meer te vinden zijn." Hij zei onlangs: "Wat is er aan de hand met New York? Ik had daar die grote samenkomst, en wat is er gebeurd? De zonde is erger dan ooit."

48 En het zal slechter blijven worden! Er zal geen nationale bekering zijn, het land is verloren. Slechts u, als enkeling, en spoedig zal ook dat voorbij zijn als het al niet zover is. Nu, tekent u dat slechts op, u jonge kinderen. Zie in hoeverre broeder Branham (het is broeder Branham niet), dat wat ik heb gezegd, goed of verkeerd is. De zonde zal al maar erger worden, totdat op een dag de hemelen vlam zullen vatten, ze zal op de aarde vallen en de aarde zal verbranden met vurige hitte. Maar de verlosten zullen hier dan niet zijn, zij zullen zijn verdwenen.

49 Nu, ik wil lezen uit Markus, het elfde hoofdstuk, 1 Johannes 4:4 en Matthéüs 28:20.

50 Eerst wil ik lezen uit Markus 11:12–24. Luister nu heel aandachtig als we lezen. En nu, dit zal de achtergrond zijn voor een klein getuigenis en enkele woorden van aansporing en daarna zullen we zien wat de Here ons zal laten doen. Laat iedereen gewoon blijven zitten en wees, terwijl we lezen, in gebed.

51 Markus 11:12:

     En de volgende dag, toen zij uit Bethaniëgingen, hongerde Hem.
     En van verre een vijgeboom ziende, die bladeren had, ging Hij om te zien, of Hij ook iets daarop zou vinden; en daarbij gekomen zijnde, vond Hij niets dan bladeren; want het was de tijd der vijgen niet.
     En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Niemand ete enige vrucht meer van u in eeuwigheid! En Zijn discipelen hoorden het.
     En zij kwamen te Jeruzalem; en Jezus, in de tempel gegaan zijnde, begon hen, die in de tempel verkochten en kochten, uit te drijven; en de tafels der wisselaars, en de zitstoelen van hen, die de duiven verkochten, keerde Hij om;
     En liet niet toe, dat iemand enig vat door de tempel droeg.
     En Hij leerde, zeggende tot hen: Is er niet geschreven: Mijn Vaders huis zal een huis des gebeds genaamd worden voor alle volken? Maar gij hebt dat tot een kuil der moordenaars gemaakt.
     En de Schriftgeleerden en de overpriesters hoorden dat, en zochten, hoe zij Hem doden zouden; want zij vreesden Hem, omdat de ganse schare ontzet was over Zijn leer.
     En toen het nu laat geworden was, ging Hij uit buiten de stad.
     En des morgens vroeg... (Nu, dat is de andere dag.) voorbijgaande, zagen zij, dat de vijgeboom verdord was, van de wortels af.

     Binnen vierentwintig uur nadat Hij ertegen had gesproken had het wonder plaatsgevonden: "Niemand ete..." Niets leek daarop toen het gebeurde, maar de volgende dag was hij verdroogd.

     En Petrus, zulks indachtig geworden zijnde, zeide tot Hem: Rabbi! zie, de vijgeboom, die Gij vervloekt hebt, is verdord.
     En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Hebt geloof op God.
     Want voorwaar zeg Ik u, dat, zo wie tot deze berg zal zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen; en niet zal twijfe­len in zijn hart, maar zal geloven, dat wat hij zegt, geschieden zal, het zal hem geworden, zo wat hij zegt.
     Daarom zeg Ik u: Alle dingen, die gij biddende begeert, gelooft, dat gij ze ontvangen zult, en zij zullen u geworden.
     En wanneer gij staat om te bidden, vergeeft, indien gij iets hebt tegen iemand; opdat ook uw Vader, Die in de hemelen is, u uw misdaden vergeve.
     Maar indien gij niet vergeeft, zo zal uw Vader, Die in de hemelen is, ook uw misdaden niet vergeven. (Het is onder voorwaarde.)

52 Nu zou ik willen lezen 1 Johannes 4:4.

     Kinderkens, gij zijt uit God, en hebt hen overwonnen; want... (Luister aandachtig!) Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is.

53 Mag ik het opnieuw lezen:

     Kinderkens, gij zijt uit God, en hebt hen overwonnen;... (Hij spreekt hier van de antichrist.) want Hij is meerder, Die in u is, dan hij die in de wereld is. (Twee voornaamwoorden, ziet u; hij, persoonlijk voornaamwoord: hij die in de wereld is, en Hij die in u is.) ... Hij is meerder, Die in u is, dan hij die in de wereld is.

54 Nu, Matthéüs 28, het twintigste vers:...

     ... lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb.
     En ziet, Ik ben met u al de dagen tot de voleinding der wereld.

55 Nu, ik zou daaruit vanavond graag als tekst willen gebruiken: Hij, Die in u is. En hierop wil ik natuurlijk geloof bouwen voor een gebedsdienst. En zo snel mogelijk...

56 Nu, zoals ik u al heb gezegd, houd ik u graag op de hoogte van gebeurtenissen die hebben plaats gevonden, en ik wacht gewoonlijk tot ik hier naar de gemeente kom om de gebeurtenissen te vertellen; en als anderen het dan graag willen horen, kunnen zij het aan de weet komen door de banden. Maar ik wacht tot ik hier ben.

     En er zijn, tenminste bij deze gebeurtenis waar ik u nu zo over zal vertellen, verscheidene mannen hier, die er getuige van zijn geweest. Christen-broeders. Eén die aanwezig was, was broeder Banks Wood. Een ander die aanwezig was, was broeder David Wood. Nog één die hier tegenwoordig is, was broeder Evans en zijn zoon Ronald. Nog iemand die tegenwoordig was, is onze edele diaken, broeder Wheeler. En nog een ander die aanwezig was, was broeder Mann. Is broeder Mann hier, uit New Albany? Een Methodisten-prediker die ik pas geleden doopte in de Naam van Jezus Christus. Hij was er eveneens toen dit gebeurde.

57 Het is al enige tijd, al een paar jaar, dat ik een diepe last op mijn borst... op mijn hart heb gehad, die ik... Het voelde mij aan alsof ik iets verkeerds had gedaan. En ik doorzocht mijn leven steeds opnieuw om te zien wat er verkeerd was. "Here, als ik iets verkeerds heb gedaan, openbaart U het dan slechts aan mij wat er fout is, en ik zal het in orde gaan maken." Maar er werd niets aan mij geopenbaard. Ik vroeg: "Heb ik iemand gekwetst? Heb ik iets ongedaan gelaten? Heb ik... lees ik genoeg? Bid ik genoeg?" En ik las en bad en ik dacht dan: "Openbaar het aan mij. Heb ik iemand kwaad gedaan, ergens? Als ik dat deed, zal ik het goed maken. Toon het mij slechts; ik wil deze last niet." En de laatste vijf jaren, sinds ik van het zendingsveld af kwam, is er een last geweest die op mijn hart ligt.

58 Ik ben naar de bergen gegaan. Ik ben naar de kust gegaan. Ik ben overal heengegaan en heb gebeden, gebeden en gebeden, en het wilde maar niet minder worden. En ik heb aan alles gedacht, of ik ook maar iets had gedaan. Maar nog steeds wilde het niet minder worden, het leek net of ik in gevangenschap was.

     En het is erg vreemd dat dit zou worden weggenomen precies in de tijd dat deze boodschap van deze morgen voortkwam, ziet u. Nu, was het God Die Zich hiervoor op de achtergrond hield? Ik weet het niet. Zie, ik... deze dingen waren allemaal in mijn gedachten. U kunt zich voorstellen wat er in het hart van een mens omgaat wanneer dat op je gelegd is. Ziet u? Te bedenken wat er plaats vindt, en te weten dat je het de mensen moet vertellen, wetend dat sommigen het verkeerde gezichtspunt zullen gaan innemen, en sommigen zullen deze kant opgaan, of die richting inslaan en u weet hoe het gaat; sommigen zullen geloven, en sommigen niet, en... Maar dat is wat je geduldig moet verdragen.

59 Hoe kun je het zeggen zonder pijn te doen? Hoe kun je het zeggen zodat het zijn uitwerking zal hebben? Hoe kun je het zeggen zodat je toont dat je niet op de mensen hakt, maar dat je hen liefhebt? Hoe kun je streng en vastberaden zijn, en toch liefhebbend? En o, hoe zul je het gaan brengen? En dan, wee mij als ik het niet breng! Zie? Daar bent u er. Ziet u? Geen wonder dat het je nerveus houdt en innerlijk verscheurd.

60 Ik was uit Arizona gekomen om een groep broeders hier te ontmoeten, die elk jaar met me gaan jagen in het noorden van Colorado.

     Nu, sommige mensen hebben zich afgevraagd: "Waarom gaat u uit jagen? Wat bezielt u?"

     Kijk, hier vult úzich, ik word leeg. Daar vul ik mij zodat ik leeg kan gieten. Ziet u? Nu, ik ga niet alleen om wild te schieten. Wel, mensen, ieder van u hier die met mij meegaat, weet dat ik honderden stuks wild voorbij heb laten gaan en ze zelfs nooit aanraak. Ik doe het niet.

61 Nu, hier niet lang geleden, begon ik wild te schieten voor de Christen zakenlieden. Als ik ging, zeiden ze: "Billy, schiet voor mij een stier, neem voor mij een koe, neem voor mij een eland, neem dit voor me mee; of dat, of nog wat anders." Ik trok er op uit en schoot gewoon links en rechts wild. De Here hielp me zodat ik wild kon zien, en vinden, en ik tamelijk zuiver kon schieten, zodat ik raak schoot. En zij zitten daar gewoon in het rond en spreken over hun zaken.

62 Toen zei de Here mij dat niet meer te doen. En ik voelde me er naar over, dus ik beloofde Hem dat ik het niet meer zou doen. Nee, ik zei: "Als het dringende noodzaak is en iemand heeft het nodig, zal ik het doen. Maar als ze het niet nodig hebben, zal ik het niet doen." Juist die mannen hebben meer dan genoeg geld om rundvlees en zo te kopen. Dus waarom zou ik dat doen? Laat het dier leven als u het niet gaat gebruiken.

63 Dus ik ga gewoon om alleen te zijn. En elke man, die ooit met mij uit jagen gaat, weet dat ik met niemand jaag. Ik trek er in mijn eentje op uit om alleen te zijn. Ik ga met hen om 's avonds gemeenschap te hebben, in het rond te staan en te bidden enzovoort.

     Maar daar waren vele andere predikers. Er waren boven in de bergen dit jaar, onze broeder Palmer. (Ik geloof dat ik hem daarnet ergens zag. Hier is hij; hier zit hij, broeder Palmer.) En broeder Bob Lambert, hij was hier vanmorgen, ik hoorde hem ergens roepen. Ik veronderstel dat hij hier nog is. En dan was er een broeder... de twee gebroeders Martin, ik veronderstel dat ze hier zijn. Zijn ze er, de jongens van Martin? Broeder... broeder Martin. U belde mij onlangs op, dat was goed; die jongen werd genezen, die prediker-broeder.

64 Bent u hier, degene waar ik onlangs over de telefoon voor bad? Ik vergat zijn naam, hij komt ginds uit Arkansas. Zijn vrouw belde me op; de man was helemaal opgezwollen in zijn zij, had hoge koorts en was stervend. Het was dezelfde man die eruit werd geroepen, daar in Little Rock... of in de Hot-Springs-samenkomst, toen hij in de samenkomst zat.

     En het is een fijn uitziende kerel. Als hij hier is, vermoed ik dat hij nu helemaal niet wil opstaan. Maar ik ben zijn naam vergeten. Ik kan niet op zijn naam komen. [Iemand zegt: "Broeder Blair." – Vert] Blair! Broeder Blair. Iemand...

     Wel, hij zat in de samenkomst in Little Rock... Hoe velen waren er in... ik bedoel in Hot Springs. Hoevelen waren er in de samenkomst? En de Heilige Geest riep die jonge kerel en vertelde hem dat de duivel aan het proberen was hem er toe te krijgen mij te verwerpen door te zeggen dat ik een 'valse profeet' was. En de man getuigde dat het de waarheid was. Ziet u wat de duivel aan het doen was? De man gaat niet naar dokters. Hij gelooft niet in het gaan naar dokters. Maar de satan wist dat deze ziekte bij hem zou toeslaan, en dat hij hem daar precies zou kunnen doden. Ziet u? Dus hij was aan het proberen om hem er toe te krijgen mij te verwerpen. En de Heilige Geest, in genade, riep hem eruit en zei hem dat niet te doen (de man was een vreemde), en zei hem dat niet te doen.

65 En onlangs 's avonds belde zijn vrouw me op en zei: "Broeder Branham, ik geloof dat hij stervende is. Hij is helemaal opgezwollen, en zijn koorts... hij is bijna buiten zinnen." En ze zei: "Het laatste wat hij zei, was: 'Bel broeder Branham.'"

     Ik zei: "Hebt u daar iets, uw tasje, met een zakdoek?"

     "Nee." (Ik was in Tucson, zij was in Arkansas.)

     En ik vroeg: "Hebt u iets?"

     Ze zei, geloof ik, dat ze haar sjaal had.

     Ik zei: "Nu, leg uw hand op de sjaal. En houd nu de hoorn in de andere hand." En ik bad en vroeg God om genadig te zijn en die vijand te verwerpen.

66 En ze ging heen en legde de sjaal op haar man; en de volgende morgen belde hij mij op! Nu... binnen ongeveer vierentwintig uur, of minder.

67 Onze dierbare broeder, ik heb hem vanavond nog niet gezien, broeder Roy Roberson. Eens, weet u, was broeder Roy een soort militair. Als hij hier is, ik hoop dat hij het begrijpt, omdat ik dat niet veroordeel. Maar alles is strikt, hij was sergeant in het leger, weet u, en u moet een beetje bekend worden met het behandelen van mensen zoals ze in het leger doen. "Wel, deze geestelijke dingen zijn voor iemand anders", niet voor hem! Maar de Here spaarde hem. Hij zou dood geweest zijn; ze legden hem een lange tijd voor dood buiten. De Here genas hem; hij heeft sindsdien altijd gevolgd. Maar van al dit "geestelijke gedoe", zoals visioenen, wist hij niets af.

68 En hier, niet lang geleden... Velen kennen het visioen dat aan broeder Roy werd gegeven, zelfs voor ik daar heenging, over dat hij mij daar boven op de berg zag staan; in dat licht, en een stem die van mij uitging. Dat nam alle twijfel van broeder Roy weg.

69 En onlangs 's avonds werd hij op zo'n manier getroffen, dat hij erg ziek werd en hij zeer hoge koorts kreeg en zo. En de dokter had hem medicijnen en alles gegeven, maar het deed hem geen goed. Hij kwam zelfs in een toestand dat hij zich zelfs niet meer kon bewegen; zijn benen en zo waren als verlamd.

70 En de arme kleine broeder was in stukken geschoten geweest met scherven van een .88, een Duitse .88, en het was gewoon de... En ik geloof dat iedereen van zijn hele troep werd gedood behalve hij, en hij werd daar aan stukken geblazen.

71 En weet u wat er gebeurde? Ik vertelde zijn edele vrouw, zuster Roberson, om... Ze zei... Ik zei: "Heeft u daar iets?"

72 Ze zei: "Ik heb een zakdoek waar u eens over bad."

73 "Ga hem halen." En ik was in Tucson (en zij legde haar hand daarop) en ik bad en bestrafte het, en zei: "Zuster Roberson, het zal verdwijnen."

74 Iets zei me dat gewoon: "Het zal verdwijnen; zeg het!" En binnen een half uur was de koorts verdwenen en was hij in de keuken op zoek naar iets om te eten. Ziet u? Ziet u?

75 Wat ik probeer te zeggen: "Verlies nooit uw vertrouwen." Laat Satan u geen kwaad over mij vertellen, omdat er veel is. Maar houdt u dat vertrouwen, want als u dat niet doet, zal het niet gebeuren. Zie niet op mij als een mens, ik ben een mens, ik ben vol fouten. Maar zie op hetgeen ik over Hem zeg. Hij is het, Hij is Diegene.

76 Toen we in Colorado waren, ziet u, toen we daar boven waren... we gingen terug, en het was werkelijk droog geweest. Wild was schaars. De Here zegende broeder Wheeler, en gaf hem een fijne trofee, en we waren daar zo blij om. Het was de eerste keer dat hij ooit in de bossen jaagde. En de Here zegende hem. En ik had een grote trofee geschoten waar ik al twintig jaar naar uitgekeken had en die ik in de gaten had gehouden; broeder Banks en ik hadden lange tijd achter hem aangezeten. En toen ik schoot... Ik had mijn geweer beneden ingeschoten in het warme land, en bracht het naar boven in de kou, wat het geweerslot deed uitzetten, hoewel het met glas bekleed was, waardoor het verscheidene centimeters afweek. En ik trof het dier, staande tussen de bomen, waar ik hem niet had moeten raken, te laag om het dier humaan in een seconde te laten sterven. Maar het trof hem op zo'n hoogte, dat hij sprong alsof hij zo neerviel.

77 Billy was bij mij, en hij zei: "Dat heeft hem te pakken." Ik dacht ook dat het zo was; maar toen we daarheen gingen, was het niet zo. Dus hij zei: "U raakte een boom." Ik keek naar boven en naar beneden, maar er was geen enkel teken te zien aan een boom. Toen ging ik het zoeken.

     En toen kwam daar een waarschuwingsteken. Er waren praktisch honderd man, vlak boven ons. En zij en broeder Palmer zijn daar getuige van. En broeder Evans, dat is waar, hij was er; broeder Welch Evans en zijn zoon, Ronnie (ik geloof dat ik hem een tijdje geleden noemde). En een groot aantal mannen was hoger dan wij naar boven gegaan, naar wat ze het 'koeienkamp' noemen daarboven, waar de cowboys verblijven en rijden en de koeien gescheiden houden. Ik verbleef daar vroeger zelf in dat kamp en hoedde dat vee en hield ze apart.

78 En toen... Dus, daarbinnen was ongeveer een honderd man. Maar iedereen in dat land weet, dat wanneer er een sneeuwstorm wordt voorspeld, je beter onmiddellijk kunt weggaan. Dat is de reden dat broeder Palmer en de anderen vroeg weggingen, omdat ze slechts een drie-versnellings-overbrenging in hun auto hadden, en ze moesten daaruit vandaan gaan, omdat het weer... als u daar blijft zou u misschien weken moeten blijven. Dus ze zeiden: "Er komt een sneeuwstorm", het weerbericht, de kranten, de radio. Wagen na wagen, praktisch alles van boven, in de hele omtrek, vertrok. Ze waren op hetzelfde moment verdwenen, omdat ze wisten dat ze daar weg moesten.

79 Maar mijn broeders hadden vergunningen voor twee herten, en ze wilden niet weggaan. Dus zei ik: "Wel, dan zullen we blijven." Maar ik had over ongeveer zes dagen een samenkomst in het vooruitzicht, en ik moest teruggaan naar Tucson.

80 Dus mijn kleine vrouw en ik waren tweeëntwintig jaar getrouwd. En ik was al twintig jaar elke keer op onze trouwdag daarboven geweest; het viel toevallig telkens op die dag. Ik had daarom een kleine plek waar ik altijd heenliep om te bidden, die eruit zag als de plek waar ik haar mee naartoe had genomen.

81 Ik maakte er zo'n beetje wat van, weet u, ik had niet genoeg geld voor een jachttocht én mijn huwelijksreis, dus nam ik mijn vrouw zo'n beetje mee op een jachttocht als huwelijksreis. We waren toen in New York, en ik herinner mij dat ik haar over houtblokken en zo heenhielp om bij een plek te komen. En ik heb daar een klein plekje, waar ik altijd aan haar denk, als ik daar heenga op onze trouwdag. De drieëntwintigste oktober is als het seizoen daar open is, en ik ben dan al twintig jaar niet thuis geweest, ik was altijd daarboven.

82 Dus, die dag was onze trouwdag. En broeder Mann... Ik zei: "Nu, als u, broeders..." Ik zei bij het kampvuur die morgen: "Nu, als..." Die avond, liever gezegd. "Als u nu allemaal wilt blijven, bedenk dan dat we hier misschien wel een maand moeten blijven." Want ik heb zes meter sneeuw zien vallen in slechts één nacht. Je gaat dan daar naar buiten en het is net zo droog en fijn; de volgende morgen echter lag de sneeuw dan zóhoog, misschien boven je tentdak uit. Dus toen zei ik... En dan moet je daar blijven totdat het wegsmelt. Want je bent ongeveer vijfentwintig tot dertig kilometer diep in de wildernis. En dus zei ik toen... Als het een noodgeval wordt, natuurlijk, ze sturen helikopters en halen u eruit, maar gewoonlijk laten ze u gewoon... (niemand die omkomt) moeten ze daar gewoon wachten.

83 Dus iedereen vertrekt zo gauw ze die uitzending horen, die weersverwachting. Dus wij zaten daar en ik zei: "Nu, neem uw besluit. Als u wilt blijven: ik ben hier om met u op jacht te gaan, en ik zal mijn vrouw opbellen en haar een 'Gelukkige trouwdag' wensen." Maar ik zei: "Dan, in dat geval, zal ik ook... dan zullen we wat levensmiddelen halen, omdat we hier misschien zouden moeten blijven." We hadden toen geen brood meer, en ik wilde even een hele tijd geen flappen meer zien, die pannekoeken! Ik had ze toen in Canada ongeveer eenentwintig dagen lang gegeten, en ik had schoon genoeg van die dingen. Dus toen wilde ik wat brood halen.

84 Ze zeiden dat ze wilden blijven. Dus zat er niets anders op dan te blijven. Maar broeder Mann en ik gingen weg, en we gingen daar naar beneden, en ik haalde de levensmiddelen. Ik belde mijn vrouw op, en de telefoon antwoordde niet. Niemand nam op; dus wachtte ik ongeveer een uur tot we de levensmiddelen hadden ingeslagen, ging terug, belde op, maar ze nam niet op. Dus moest ik zuster Evans opbellen.

     Ik geloof dat zuster Evans hier is. En ik vertelde... Ja, broeder Evans en zuster Evans zijn hier.

85 Dus ik belde zuster Evans op voor broeder Evans en vertelde het hem. Ze zei: "Ik zal zuster Branham opbellen en het haar zeggen." Een 'Gelukkige huwelijksdag', natuurlijk, weet u. Ze was weggegaan om te winkelen om wat levensmiddelen voor de kinderen te halen.

     En toen gingen we terug; de volgende morgen waren er niets dan wolken in de lucht. Het had daar de hele herfst niet geregend en het was werkelijk droog. Ze hadden het jachtseizoen een paar dagen extra moeten verlengen vanwege de droogte.

86 Wel, ik zei tegen de broeders die morgen: "Nu, als de eerste regendruppel begint te vallen, de eerste sneeuw, de eerste natte sneeuw, of wat ook, ga dan zo snel als je kunt terug naar het kamp, omdat je binnen vijftien minuten geen hand meer voor je ogen kunt zien. Ziet u? En het zal gewoon wervelen en waaien, en het maakt mij niet uit hoe goed je het land kent, als je daar blijft zul je omkomen. Omdat je soms zelfs niet kunt ademhalen doordat de natte sneeuw zo waait; je sterft daar precies." En ik zei: "Zo gauw als die natte sneeuw begint, ga dan naar het kamp zo vlug als je kunt, het kan me niet schelen waar je bent."

87 Wel, ik zei: "Ga daar naar boven en ga in deze ravijnen zitten, en ik zal ver naar boven klimmen en stenen over de heuvel rollen en zo voort, om de herten vanaf de top te laten schrikken om ze naar beneden te jagen; jullie zoeken maar uit wat je wilt."

88 Dus ik begon omhoog te klimmen, en omstreeks de tijd dat ik boven kwam, waar wij het 'het zadel' noemen, een kleine plek daar die ik altijd oversteek om naar een plaats te komen die 'Quaker Knob' heet, precies op de 'Continental Divide' [de top van de bergketen die Oost en West Amerika scheidt – Vert] daar, heel hoog. En toen ik bijna bij dit kleine 'zadel' was gekomen, werden de wolken alsmaar donkerder. Er was geen auto achter gebleven, alleen wij waren daarboven, zo ver... en de cowboy in het kamp. We kregen slechter en slechter weer tot het even later begon te regenen. Wel, ik nam mijn geweer en deed hem onder mijn jas, om te voorkomen dat het telescoop-vizier besloeg en de lade nat werd; ik zou een beer tegen het lijf kunnen lopen of zoiets, als ik terugging, dus ik hield mijn vizier zó, en ging even onder een boom zitten. En ik ging daar zitten en bad. Ik zei: "Here God, Gij zijt de grote Jehova, en ik heb U lief."

89 Wat heb ik veel ervaringen gehad! Ik wees aan de broeders, broeder Palmer en de anderen, de plaatsen aan, waar ik de adelaar op die dag op zag stijgen, weet u, en hoe... dat zijn de plaatsen waar het allemaal plaats vond. Er is iets in mijn aard om daar te zijn. Ik heb zovele grote ervaringen met mijn Heer gehad boven in die bergen. Dus je kunt daar gewoon niet heengaan, zonder Hem te zien; Hij is gewoon overal.

90 Toen ik daar zat, begon er natte sneeuw te vallen en de wind begon te wervelen, op die wijze. Ik zei: "Wel, ik ken de weg naar beneden, maar ik kan beter nu hier direct vandaan gaan." Dus ik zei...

91 Ik keek naar beneden en ik kon zelfs de dalen niet meer zien door die wolken die gewoonweg wervelden en rond draaiden en door die jagende natte sneeuw. En daar was het, de sneeuwstorm! Al verscheidene dagen voorspeld: "Er komt een zware sneeuwstorm."

92 Broeder Tom is hier. Broeder Tom Simpson, komend uit Canada, hoorde het weerbericht, en hem werd aangeraden om niet door dat deel van het land te gaan, omdat dit weerbericht zei: "Er zal een sneeuwstorm zijn." Waar bent u, broeder Tom? Ik geloof dat... Ja, hierzo. En hij... De sneeuwstorm was op komst! Iedereen had zich daarop ingesteld.

93 Wel, ik deed mijn geweer terug onder mijn overhemd, zo, onder mijn rode overhemd en begon de berg af te lopen. En toen ik begon te lopen, kwam ik op ongeveer achthonderd meter van het 'zadel'... En o, er vielen zulke grote sneeuwvlokken en de wind wervelde en waaide op die berg. Ik kon het dal niet meer zien. Ik kon ongeveer zes of negen meter voor me uitzien. En ik wist hoe ik regelrecht van deze kleine, wat wij een 'varkensrug' noemden, af kon komen, een kleine kam, dan zou afdalen naar de kreek toe, en dan wist ik dat ik de kreek kon volgen, en waarheen ik moest gaan als het heel slecht werd.

94 En toen begon ik dus af te dalen, en ik kwam daar ongeveer halverwege beneden, en Iets zei tegen me, net zo duidelijk als dat u mij hoort: "Stop en ga terug!"

95 Wel, ik dacht: "Waar was ik over aan het denken? Misschien zijn het gewoon mijn gedachten." En ik kon gewoon geen enkele stap meer vooruit doen.

96 David had die morgen een sandwich voor me klaargemaakt en ik geloof dat hij geprobeerd had om het me betaald te zetten dat ik er voor zijn vader eens één maakte, met ui en honing (dat is alles wat we hadden). Dus hij maakte iets bijzonders voor mij klaar en o, ik weet niet wat het allemaal was, wat daar ingestopt was! En ik had hem in mijn overhemd, en hij was nat geworden door mijn overhemd heen; ik dacht: "Ik zal even stoppen en dit opeten, en misschien zal ik... zal het dan in orde zijn." Dus ik trok de sandwich eruit, rond tien uur, en ik begon de sandwich op te eten. En terwijl ik de boterham at, dacht ik: "Nu zal het in orde zijn."

     En ik begon verder te lopen, maar Iets zei: "Ga terug naar waar je vandaan komt!"

97 "Teruggaan door die storm?" Achthonderd meter of meer teruggaan de berg op, in dat donkere woud, waar je nauwelijks zover kon zien als tot dat orgel daar? Maar ik begin een oude man te worden, ik ben nu drieëndertig jaar een Christen, en ik weet, ongeacht hoe lachwekkend het schijnt: let op de Here! Doe wat de Here zegt!

98 Ik keerde om en ging terug naar het Zadel, mijn weg terug op de tast vindend. O, de natte sneeuw viel harder en harder; het werd donkerder en donkerder. En ik ging daar zitten, en ik legde gewoon mijn jas of mijn overhemd zo omhoog weer over het vizier. Ik ging zitten en dacht: "Wat ben ik hier aan het doen? Waarom zou ik hier boven terug moeten komen?"

99 En ik wachtte gewoon een paar ogenblikken en begon toen weer op te staan, en net zo duidelijk als dat ik ooit zou willen horen, zei een stem: "Ik ben de Schepper van hemelen en aarde! Ik maak de wind en de regen." Ik nam mijn hoed af.

100 Ik zei: "Grote Jehova, bent U dat?"

101 Hij zei: "Ik was Degene Die de winden deed ophouden op de zee. Ik was Degene Die maakte dat de golven werden gestild. Ik schiep hemelen en aarde. Was Ik niet Degene Die u zei om te spreken, zodat die eekhoorntjes in bestaan kwamen? Ik ben God."

102 Nu, wanneer er een stem tot u spreekt, let op de Schrift. Als het niet Schriftuurlijk is, laat u het liggen; het maakt me niet uit hoe duidelijk het is, blijft u er van weg.

103 Ik zei: "Ja, Heer."

104 Hij zei: "Spreek tot deze winden en die storm, en ze zullen weggaan." Nu, deze Bijbel ligt voor me, en daarin ligt mijn leven.

105 Ik stond op en ik zei: "Ik betwijfel Uw stem niet, Here." Ik zei: "Wolken, sneeuw, regen, natte sneeuw, ik weersta uw komen. In de Naam van Jezus Christus, ga naar uw plaatsen! Ik zeg dat de zon onmiddellijk moet doorbreken en vier dagen schijnen tot onze jachttocht voorbij is en ik met mijn broeders wegga."

106 Het goot gewoon, het ging van "Whoooossssh", op die manier. En het begon over te gaan in "Whoosh", daarna werd het "whew, whew, whew, whee", en het stopte.

107 Ik stond heel stil. Mijn broeders daarboven vroegen zich af wat er gebeurde. De natte sneeuw en regen stopten. Er kwam een wind naar beneden van de berg af, die de wolken ophief, en de een ging deze kant op: naar oost, noord, west en zuid. En binnen een paar minuten scheen de zon vriendelijk en warm. Dat is de waarheid! God weet dat het de waarheid is!

108 Ik stond daar gewoon rond te kijken, met mijn hoed af. Ik keek... u zegt... Ik werd totaal verdoofd.

109 Ik dacht: "De God van de schepping Zelf, het is alles in Zijn handen. Wat wil Hij mij vertellen?"

110 Ik nam mijn geweer op, wiste de telescoop schoon en begon terug te lopen, de heuvel af. En Iets zei tot mij: "Waarom dwaal je niet met Mij rond door deze wildernis en wandel je met Mij?"

111 Ik zei: "Ja, Heer, met heel mijn hart, een van de grootste dingen die ik zou kunnen doen, is met U te wandelen." Dus deed ik mijn geweer over mijn schouder, en begon ik daar doorheen naar beneden te wandelen (er was nooit een bijl in geweest, het was ongerept bos), daar doorheen wandelend.

112 En terwijl ik voortliep naar beneden langs deze wildsporen, voelde ik me geneigd om naar boven te gaan naar de plaats waar... Gisteren was het onze gedenkdag, en ik wilde daar even een paar ogenblikken staan; gewoon als een kleine groet aan Meda, daar waar een groepje ratelpopulieren staat op een heuveltje. En ik zei: "Ik geloof dat ik daar maar heen zal lopen als een groet aan onze trouwdag. Dan zal ik terug naar beneden gaan langs de andere zijde van deze donkere bossen, en rond wandelen, en regelrecht oversteken in de richting van Corral Peaks, en dan kom ik op die manier weer terug naar beneden." Gewoon wandelend en me verheugend.

113 Ik zei: "Vader, ik weet dat U met mij wandelt en wat een voorrecht is dat! Er is niemand groter met wie ik zou kunnen wandelen dan met God Zelf!" En die warme zonneschijn!

114 Zelfs toen ik uit de bergen kwam. Ik stopte bij benzinepompstations en ik zei: "Prachtige dag!" Drie dagen later. Het heeft helemaal niet geregend in dat deel van het land tot de vier dagen voorbij waren. De zon scheen elke dag. Is dat waar, broeders? [De broeders zeggen: "Amen." – Vert] Ziet u? En geen wolkje aan de hemel.

115 Ik kwam bij een benzinestation en ik zei: "Bepaald een prachtige dag."

     "Ja, dat is het!"

     Ik zei: "Het is verschrikkelijk droog geweest."

116 Zei: "Het is een vreemde zaak!" Deze bediende zei: "Weet u, ze vertelden ons dat we een grote sneeuwstorm zouden krijgen, maar plotseling hield hij op!"

117 Ik kwam verder naar het zuiden aan de grens van Nieuw-Mexico. Billy, mijn zoon, en ik gingen de morgen dat we vertrokken naar een kleine plaats daar, om wat te halen, en ik zei: "Het is werkelijk een mooie dag."

     "Ja, dat is het!"

     Ik zei: "Het lijkt erop of het behoorlijk droog is geweest."

     "Ja, dat is het geweest!"

     Ik zei: "Bent u van hier?"

118 Zei: "Nee, ik kom uit Wisconsin", of zoiets. Zei: "Ik ben hier ongeveer twintig jaar geweest, dus ik geloof dat je het dan wel je thuis zou mogen noemen."

119 Ik zei: "U bent dus een bewoner van deze streek, vermoed ik." Dus ik zei: "Ja, meneer, het ziet ernaar uit dat het verschrikkelijk droog is geweest."

120 Hij antwoordde: "Weet u, er gebeurde zoiets vreemds! We hadden een voorspelling dat we een sneeuwstorm zouden krijgen, een heleboel sneeuw; en het begon werkelijk, en hield toen op!"

121 Ik zei: "Het is toch niet waar", en zo kalm.

122 En ik kwam thuis en broeder Tom zei, dat hem werd gezegd om niet die kant op te gaan, er was een sneeuwstorm op komst. En hij kwam regelrecht door het land, zonder zelfs een spatje regen of zoiets! Hij is nog steeds God, ziet u, net zozeer als Hij ooit was. Ziet u?

123 Daar boven lopend ging ik voort... Nu, dit deel... Ik hoop dat mijn vrouw deze band niet krijgt. Zie? Maar ik zal u iets vertellen. En, nu, ik vertel u geen... Ik vertel u slechts de waarheid, zie, en dat is het enige wat ik kan doen. Ik heb mij dikwijls afgevraagd waarom zij niet klaagde over dat ik altijd deze tochten maakte op onze trouwdag. Weet u wat ik voor mijzelf had uitgemaakt? Ik zei: "Er zijn zoveel mensen rond het huis. En dan ben ik altijd... u weet dat ik nerveus ben. En alles wat ik zeg, waar ik over wil spreken, is God, de Bijbel, of zoiets. Misschien denkt ze gewoon dat het een kleine rust voor haar is. Zij zou me voor een paar dagen kwijt zijn, als ik ga jagen." Ik liep daar voort, dat half denkend.

124 Dat... Ik ben... ik zal haar mijn verontschuldigingen aanbieden, en ik heb God gevraagd mij te vergeven voor zulke gedachten, want ik liep daar en ik dacht: "Wel, ze denkt... Wel, lieve goedheid! Zij is een werker, weet u, en heel de tijd is ze in de keuken, of ergens buiten in de..."

125 En ieder van u die haar kent, weet dat die wasmachine heel de tijd draait. En dus ging ik daar dan heen en trok haar; en dan zei ik: "Was toch niet zo! Praat tegen me. Zie, ik houd van je. Ik wil dat je me wat vertelt: vertel me dat jij ook van mij houdt."

126 Ze zei: "Wel, je weet dat ik het doe", en ging regelrecht door met wassen, net zo hard als ze altijd deed.

127 "Ik wil niet dat je dat doet, ik wil dat je hierbinnen komt en bij me komt zitten."

128 "O, Bill, ik heb zoveel werk te doen!"

129 En dan dacht ik: "Wel, kijk, als ik hierheen naar boven ga, dan krijgt zij tijd om haar werk te doen." Ik liep daar zo aan te denken.

     Nu, bedenk, ik legde deze Bijbel hierop, zodat u zou zien dat ik voor het Woord sta.

     Terwijl ik zo voortliep, gebeurde er iets met me. Ik begon...

130 Eerst dacht ik er aan hoe ik haar met de huwelijksreis had meegenomen daarboven. Ze was een knap klein meisje met zwart haar en bruine ogen en ik tilde haar over deze houtblokken en alles weet u, en probeerde haar daar boven op die plek te krijgen waar ik een of andere beer doodde. En ik wilde mijn vrouw laten zien, waar ik deze beer te pakken kreeg. En ze had mijn cowboy-laarzen aan. (Dat is ongeveer tweeëntwintig, of eenentwintig jaar daarvoor; ik geloof dat het tweeëntwintig jaar geleden was. Wij trouwden in 1941.) En ik tilde haar op, weet u, over deze blokken.

131 En ik dacht: "Nu, arme kleine kameraad, door met mij te doen te hebben, is ze grijs geworden." Ja, ik dacht: "Wel..." en ik deed van: [Broeder Branham schraapt z'n keel – Vert] En ik had me een paar dagen niet geschoren, en ik ontdekte dat ik ook grijs was. Ik zag dat mijn baard hier uitstak, grijs, en ik dacht: "Ouwe jongen, je bent nu zo ongeveer aan het eind. Zie? Als je nog iets wilt doen, kun je beter voortmaken. Jij wordt ook oud." Ziet u?

132 En terwijl ik zo doorging, gebeurde er iets. Plotseling (in elke beweging, in principe) was ik een jongen, ik dacht als een jongen. Ik had mijn hoofd naar beneden, en ik keek op. En net zo duidelijk als ik haar ooit zag, stond ze daar voor me met haar armen uitgespreid. En ik stopte, wreef in mijn gezicht; ik keek en zei: "Meda, ben jij dat, lieveling?"

133 Ik keek hier en ik dacht: "Nu, wat is er gebeurd?" En ik dacht: "Ja, ik ben aan het wandelen met Hem." En toen veranderde het, en ik was weer opnieuw een oude man en het visioen was van mij weggegaan.

134 En ik stopte, ik nam mijn hoed weer af, legde die over mijn hart. Ik zei: "Jezus, mijn hart heeft jaren zo'n last gedragen. Ik hoef U niet te vertellen dat een last mij drukt. Ik heb berouw gehad, ik heb berouw gehad, ik heb alles gedaan wat ik weet. En waarom heeft deze last me niet verlaten?"

135 En ik begon verder te lopen. En terwijl ik dit kleine heuveltje beklom, ongeveer dertig, vijfendertig meter voor mij, toen ik dit heuveltje begon op te gaan begon ik me heel zwak te voelen. En daar stond een kleine ratel-populier, ongeveer 25 centimeter doorsnee, opgegroeid in de vorm van een L, en dan weer omhoog. En net toen ik daar kwam, voelde ik me zo zwak dat ik wankelde. Ik had mijn pet weer op en ik legde gewoon mijn hoofd hier tegen aan. Het paste precies, om mijn hoofd hier zo tegen die kleine ratel-populier aan te leggen. Het is eigenlijk een populier. Het ziet eruit als een berk, ziet u, En het is een... Ik leunde daar tegen aan. En ik stond daar gewoon met mijn hoofd naar beneden, die warme zon scheen me op de rug, en ik dacht: "Dezelfde God, Die die regen en die wind deed verdwijnen!"

136 En ik hoorde iets gaan van "pets, pets, pets".

137 Ik dacht: "Wat is dat? Het water is er allemaal afgewaaid. De zon is doorgekomen. Wat is dat gespat?" Ik keek naar beneden; het was water uit mijn eigen ogen dat naar beneden liep, door mijn grijze baard, en van daar op de droge bladeren viel die voor mij lagen en die God had opgedroogd. Ik stond daar op deze manier, gewoon tegen de boom aan. En mijn handen... deze hand naar beneden, mijn hoofd liggend tegen de boom, mijn hand aan de geweerriem, zo; daar stond ik te huilen.

138 Ik zei: "God, ik ben niet waardig Uw dienstknecht te zijn." En ik zei: "Het spijt me, dat ik vele fouten heb gemaakt. Ik wilde geen fouten maken, Heer. U bent zo goed voor mij geweest."

139 Mijn ogen waren gesloten; en toen hoorde ik iets gaan van: "Stamp-stamp; stamp, stamp."

140 Ik hief mijn ogen op, en precies voor mij uit kwamen er drie herten aan. En ik dacht: "Daar is die van broeder Evans, van broeder Woods... daar zijn de drie herten, zie, precies waar ik naar op zoek ben." Nu, de regen was opgedroogd. Ik greep naar mijn geweer en zei: "Ik kan dat niet doen. Ik beloofde God dat ik dat niet zou doen." Zie? "Ik beloofde Hem dat ik het niet zou doen."

141 En iets zei tegen mij: "Maar daar is het!"

142 En ik dacht: "Ja, dat is wat een man eens tot David zei: 'God gaf hem in uw hand!'" Weet u, koning Saul.

143 En Joab zei tot hem: "Dood hem! Daar ligt hij!"

144 En hij antwoordde: "God verhoede dat ik Zijn gezalfde zou aanraken."

145 En die herten stonden daar en keken naar me. En ik dacht: "Ze kunnen niet wegkomen. Er is geen manier voor ze om te ontkomen. Ze zijn geen dertig meter bij me vandaan. En ik heb dit geweer hier staan en daar zijn drie herten. Nee, ik kan het niet doen. Ik kan het gewoon niet doen." Het was een hinde en twee grote reekalven. Dus ik... ik kon dat geweer gewoonweg niet nemen. Ik zei: "Ik kan het niet." Ik bewoog niet. Ik bleef daar gewoon staan. Ik zei: "Ik kan het niet doen, omdat ik God heb beloofd dat ik het niet zou doen. Want die broeders hebben die herten niet nodig. Zie? Ik kan dit niet doen. Ik kan het gewoon niet doen."

146 En die hinde kwam aanlopen... Nu luister, er waren daar een honderd man geweest die daarboven op hen schoten, gedurende vier of vijf dagen. Bang? Bij het eerste teken van rood (en ik had een rood overhemd, rode pet), bij het eerste teken zijn ze verdwenen; maar ze stonden daar alle drie recht naar me te kijken.

147 Ik zei: "Moeder, neem je jongen en ga de bossen in. Je bent in mijn hand. Ik... Je leven is in mijn handen, maar ik zal jullie geen kwaad doen. Ik beloofde God dat ik het niet zou doen." Ziet u? En ze kwam dichterbij. Ze keek naar me. Ze kwamen allemaal dichterbij tot ze zo dichtbij kwamen dat ze bijna uit mijn handen zouden kunnen eten. En de wind blies rechtstreeks naar ze toe. Dus keerden ze zich om en liepen een klein eindje terug, zij alle drie.

148 En hier kwam ze weer terug, liep regelrecht op me af. Ik bewoog me geen moment, maar stond daar gewoon. Ik zei: "Loop door, de bossen in; ik houd er ook van. Leef! Jullie leven is in mijn hand maar ik zal jullie sparen. Jullie zouden niet kunnen ontkomen, jullie weten dat jullie dat niet zouden kunnen." Ik had ze alle drie in ongeveer één seconde, drie seconden, hoe dan ook kunnen doden, net zo snel als ik maar zou kunnen vuren; ze zouden niet kunnen ontkomen zo vlak bij me. Ziet u? Ik zei: "Ik zal jullie sparen. Ga door, leef." En ik stond daar. Ze gingen weg, en wandelden verder de bossen in.

149 Ik wiste mijn gezicht zo af, en juist toen gebeurde er iets. Een stem weerklonk, net zo duidelijk, regelrecht uit die blauwe hemelen, zonder één wolk. Het gebeurde alles binnen zeer korte tijd. Een stem sprak en zei: "Je dacht aan je belofte, is het niet?"

150 Ik zei: "Ja, Heer."

151 Hij zei: "Ik zal de Mijne ook gedenken Ik zal je nooit verlaten, noch je verzaken." De last ging van mijn hart af. Hij is er sindsdien niet meer geweest. Moge hij er nooit meer komen.

152 Toen kwam ik naar Tucson. Een vreemd iets... er is nog nooit zoveel gebeurd, sinds ik naar beneden kwam. Ik geloof dat het God was, die weerhield voor dat uur. Ik geloof dat de tijd nu op handen is, want er moet iets plaatsvinden.

153 Als wij alleen maar deze Waarheid zouden kunnen ontvangen. Nu, even een ogenblik. Als we slechts konden beseffen wat dit Schriftgedeelte betekent: "Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." We kunnen dat niet begrijpen, toch zeggen we dat we het geloven. En we weten dat het de waarheid is, maar echt begrijpen doen we het niet. "Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Wat is er in u dat meerder is? Het is Christus, de Gezalfde! God, Die in Christus was, is in ú. "Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is."

154 Dan als Hij in u is, bent u het niet meer die leeft, dan is Hij het Die in u leeft. Ziet u? Het is niet uw denken en wat úhierover zou denken, het is wat Hij hierover zei. Ziet u? Dan, indien Hij in u is, zou Hij absoluut niet ontkennen wat Hij zei. Hij zou het niet kunnen. Maar Hij zou houden wat Hij heeft gezegd en Hij probeert die persoon te vinden, waardoor Hij Zichzelf kan betuigen.

155 Nu, dat betekent niet dat Hij het bij iedereen moet doen. In de tijd dat Mozes de kinderen Israëls leidde, was er één: dat was Mozes. De rest van hen volgde gewoon de boodschap. Ziet u? Sommigen van hen probeerden op te staan en het na te bootsen. En God zei: "Scheid uzelf af!" en verzwolg hen gewoon. Ziet u? Ziet u?

156 Nu! Maar "Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." God in u, zoals Hij in Jezus Christus was, omdat God alles wat Hij was, uitgoot in Christus; en alles wat Christus was, goot Hij uit in de gemeente. Ziet u? Dat is God in u: "Hij, Die in u is."

157 Geen wonder dat de wind en de golven Hem gehoorzaamden, Zijn woorden gehoorzaamden! Zij gehoorzaamden Zijn woorden, omdat het Gods Woord door Hem heen was. Hij was een mens, maar Hij was het Woord vlees gemaakt. Ziet u? En wanneer Hij sprak was het God Die sprak door menselijke lippen. Ziet u? Geen wonder dat de wind en de golven... De Schepper Zelf, Die de wind en de golven schiep, was in Hem. Nu, denk daar aan! Denk nu diep na, voordat ik tot dit ogenblik van sluiten kom. Geen wonder dat demonen verlamden bij Zijn Woord! Het was God in Hem. Het was God in Christus. De demonen werden verlamd. Geen wonder dat de doden, die terugkeerden tot het stof, daar niet konden blijven liggen op Zijn Woord! Want Hij was het Woord.

     Hij zei tegen Lazarus, nadat hij vier dagen dood was en stonk (zijn gezicht, de neus was ingevallen na zoveel tijd): "Lazarus, kom eruit!" En een man, die dood was, ging staan. Waarom? Het was God. Hij, Die in Christus was, was God. De doden konden in Zijn tegenwoordigheid geen standhouden! Het was God in Christus.

158 De wind... Nu bedenk, God schiep de wind; het is lucht. God schiep de golven; het is water. Maar toen de duivel erin voer kreeg hij deze aan het rollen, om vernietiging te brengen. God schiep de mens om zonen van God te zijn, maar wanneer de duivel in hen komt, betekent het moeilijkheden. Nu, dat was de duivel die in de wind voer, waardoor die storm kwam. Kon de Schepper, Die de wind schiep, niet zeggen: "Ga terug naar waar Ik u schiep"?

     Is dat niet dezelfde Schepper Die onlangs op de heuvel in Colorado stond? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zie?

     Is dat niet Dezelfde Die een stuk vis kon nemen, en het breken, terwijl er weer een ander stuk aan groeide? Hij had dat eigenlijk niet hoeven hebben. Hij zou had het kunnen spreken.

     Is dat niet dezelfde Schepper Die eekhoorntjes schiep? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dan is Hij, Die in Christus was, in ons! Zie? Want het doet dezelfde werken als die Hij deed, dezelfde zaak.

     De dood kon niet standhouden in Zijn tegenwoordigheid, bij Zijn Woord.

159 Kijk, wij hebben vijf betrouwbare verklaringen van mensen die "dood" waren, en toen de Here een visioen gaf, en we naar ze toe gingen, werden ze weer opgewekt. Hier zit er een, hier precies nu, die stierf, precies waar hij daar zit. En hier is hij levend vanavond, getroffen door een hartaanval. Daar is zijn vrouw, een verpleegster. We gingen naar beneden; alles was verdwenen, z'n ogen star, en hij was heengegaan. Hier is hij, levend. Want Hij is meerder, Die hierbinnen is, in ons, dan die in de wereld is! Zie?

160 Hij is meerder! Het is God, de Schepper! De wind en de golven moesten Hem gehoorzamen. Demonen werden verlamd. Heel de natuur gehoorzaamde Hem, omdat Hij de Schepper van de natuur was. O, wanneer we dat bedenken, dan is het moeilijkste gebeurd. Dan begrijpen we deze dingen, ziet u? Wat is het? Het is niet de mens. De mens kan dat niet doen, de mens is deel van de schepping. Ziet u? Maar de wind en de golven gehoorzamen de Schepper. Zie?

     En de Schepper is daar voor nodig om dat te doen: "Want Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Hij, die de onrust kan veroorzaken: dat is hij die in de wereld is. Hij, Die in u is, is de Schepper, Die de wind maakte; Hij kan de duivel bestraffen om uit de wind weg te gaan, en er is een kalmte. Hij kan de duivel uit de storm weg berispen, en er is geen storm meer. Hij is de Schepper; en "Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Zie?

161 De duivel is van de wereld. De wereld behoorde aan hem. Die is altijd van hem geweest. "Hoe zijt gij gevallen, o Lucifer, gij zoon des dageraads!" Ziet u, deze wereld behoorde aan hem. Toen hij uit de hemel was geschopt, kwam hij er naar terug. Ziet u?

162 Hij was degene die tot Christus zei: "Deze koninkrijken zijn de mijne, ik doe ermee zoals ik wil." Ze behoren aan hem, en hij is degene die "in de wereld" is.

163 Johannes had net de discipelen verteld: "Gij hebt gehoord van de antichrist die zal komen en hier reeds werkende is in de kinderen der ongehoorzaamheid, maar kinderkens, gij zijt niet van deze wereld. Gij zijt uit God; en Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Dat is Christus in u!

164 Hij, Die de hemelen en aarde schiep, werd openbaar gemaakt in de Persoon van Jezus Christus; God in Christus, de wereld met Zichzelf verzoenend.

     Laten we zeggen dat u zegt: "Maar dat was de Zoon van God, broeder Branham." Goed, laten we uitvinden of Hij de eeuwige, immerdurende God is.

165 Hij was meerder, Die in Jozua was, dan de zon. En Jozua was een man, in zonde geboren, zoals u en ik. En Hij was meerder, Die in Jozua was, dan in de zon die verder ging op Gods bevel. God beval die zon te schijnen en zich rond te draaien en hij wordt bestuurd en geleid door Gods wetten. Maar Hij was meerder, Die in Jozua was, dan Gods wetten, omdat de Schepper Zelf in Jozua was, toen Jozua opzag naar de zon en zei: "Blijf stilstaan waar je bent. En maan, hang daar waar je bent, tot ik deze strijd beëindig." En de zon en de maan gehoorzaamden hem! Want Hij was meerder, Die in Jozua was, dan de zon en de maan; Hij, Die in Jozua was.

166 Hij, Die in Mozes was, was meerder dan Egypte. Egypte had de machtigste legers van de wereld, ze hadden de wereld veroverd in die tijd. Maar Hij was meerder, Die in Mozes was, dan Egypte, omdat Mozes Egypte overwon. Hij was meerder, Die in Mozes was, dan zelfs de natuur zelf. Hebt u ooit bedacht, dat God Zijn Woord nam en het aan Mozes gaf, en zei: "Ga daar naar buiten en beveel dat de zon niet schijnt"? En de zon was pikdonker! Is dat juist? Hij kan de zon laten schijnen en de wolken laten teruggaan, of Hij kan maken dat de zon wordt verduisterd. Hij is God, Hij kan doen wat Hij maar wil, en Hij is in het gelovende kind! Amen. Zo is het.

167 Er was geen vlieg te zien. Misschien was het winter, dan zijn er geen vliegen, maar God zei tot Mozes: "Ga, spreek Mijn Woorden, en Ik zal in uw gedachten leggen wat te zeggen. En je gaat daar naar buiten, neemt wat stof van de grond, en gooit het stof omhoog in de lucht."

168 En hij zei: "Laat er vliegen zijn!" En binnen een paar uur krioelde het overal op de grond van de vliegen, waarschijnlijk verscheidene centimeters dik. Is dat juist? De Schepper!

169 Er waren helemaal geen kikvorsen, dus strekte hij zijn staf uit, en zei: "Laat er kikvorsen zijn!" En ze waren overal, opgehoopt, tot het hele land stonk. Is dat juist?

170 Toen hij bij de Rode Zee kwam en zij hem in de weg stond, zei God: "Spreek tot de zee." En Mozes sprak tot de zee; en Hij is meerder, Die in Mozes was, dan de zee zelf. Is dat zo? O! Nu, u ziet, Hij was meerder, Die in Mozes was, dan die in de wereld is. Hij is meerder, Die in Mozes was, dan wat ook van de natuur dat er in de wereld is. Hij beval de natuur bij... wat God hem ook vertelde te zeggen, hij zei het, en dat is de manier waarop het gebeurde.

171 Diezelfde God is vanavond bij ons! Niet alleen bij ons, maar in ons! Hij heeft bewezen dat Hij binnen in ons is. "Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Zijn we bang voor de wereld?

172 Onlangs vonden ze hier een of ander soort tand van een dinosaurus, hier ergens bij de... Ik veronderstel dat u er allemaal over gehoord hebt; hier bij de Niagara Watervallen. Ze zeiden dat hij zes pond woog. Ik dacht dat ze zouden zeggen dat hij uit een mens kwam, maar ik geloof dat ze hem tenslotte definieerden als een of ander voorhistorisch dier. Die dieren leefden waarschijnlijk eens op de aarde. Waar zijn ze nu?

     Weet u dat de almachtige God zou kunnen bevelen dat er dinosaurussen op de aarde kwamen? In het komende uur zouden ze veertig mijl dik kunnen liggen. Weet u, dat God deze aarde met vliegen zou kunnen vernietigen? Hij zou om vliegen roepen. Waar gaan ze heen wanneer ze sterven? Wat gebeurt er met de huisvlieg? Wat gebeurt er met de sprinkhaan? De wintertijd komt, en het wordt veertig graden onder nul, en als u naar buiten gaat het volgende voorjaar zijn er overal sprinkhanen. Waar kwamen ze vandaan? Hij is de Schepper Die het in bestaan spreekt! Hij is God. De natuur gehoorzaamt zijn Woord.

173 Waar velen van onze broeders opgewonden raken: ze krijgen de indruk dat God gebiedt om een bepaald ding te doen, en ze zeggen dat het 'zo spreekt de Here' is, terwijl het dat niet is. Dat is de reden dat het niet gebeurt.

     Maar wanneer God het u werkelijk zegt, móét het gebeuren, het moet op die wijze zijn. Zie? Wanneer God het spreekt moet het gebeuren.

174 Hij is meerder, Die in Mozes was, dan die in Egypte was. Hij is meerder, Die in Mozes was, dan alles wat Farao kon doen, al zijn toverij. Hij was meerder, Die in Mozes was, dan die in de tovenaars was. Zie? Hij was meerder, Die in Mozes was, dan heel de natuur.

175 Meerder... Hij, Die in Daniël was, was meerder dan de leeuwen. Hij kon die hongerige leeuwen tegenhouden. Dus alles wat iets kan stoppen, is meerder dan wat hij stopte. Dus de leeuwen kwamen hongerig naar buiten rennen, om Daniël op te eten; en Hij was meerder, Die in Daniël was, dan die in de leeuw was.

176 Nu, toen de leeuw werd geschapen in het begin, was hij een vriend van de mens. Het is de duivel die hem dat laat doen. Dat is juist. In het duizendjarige rijk zullen de wolf en het lam samen weiden, en de leeuw zal stro eten als de jonge os en zal neerliggen bij de jonge os. Zij zullen niet verwonden of vernietigen in het duizendjarig rijk. De duivel zal verdwenen zijn. Het is de duivel die maakt dat wilde dieren verscheuren, openrijten en eten, en dat soort dingen, de wijze waarop ze handelen. Het is de satan die dat veroorzaakt. Maar Hij was meerder, Die in Daniël was, dan die in de leeuw was. Ziet u? Meerder was Hij in die profeet, dan die in de leeuw was.

177 Hij was meerder, Die in de Hebreeën-kinderen was; Hij was meerder, Die in hen was, dan die in het vuur was. Want zij werden in het vuur geworpen, en Hij, Die in hen was, was bij hen en weerhield het vuur ervan hen te verbranden toen de oven zevenmaal heter werd verhit dan hij ooit verhit was geweest. Is dat zo? Hij was meerder, Die bij de Hebreeën-kinderen was, dan die in de wereld was.

178 Daar zat Nebukadnezar (of Belsazar; Nebukadnezar was het geloof ik), die de oven zevenmaal heter had verhit dan ooit tevoren. Geïnspireerd door de duivel om deze mensen te pakken, omdat ze pal stonden voor het Woord van God. Ze wierpen ze in deze oven, zevenmaal heter dan ooit tevoren, en het kon hen zelfs niet verbranden. Want Hij was meerder, Die met Sadrach, Mesach en Abednego was, dan die in de wereld is. Absoluut! O, my!

179 Hij was meerder, Die in Elia was, dan de 'koperen' hemelen, omdat hij de regen kon brengen uit een 'koperen' hemel waaruit het drie jaar en zes maanden niet had geregend.

     Hij is meerder, Die in Elia was, dan de dood, want toen het voor hem tijd werd om te sterven... God zag die oude, vermoeide profeet; hij had Izebel berispt met al haar verf en moderne dingen, en hij was wat vermoeid, dus liet Hij hem zelfs niet naar huis lopen zoals Hij Henoch liet doen, Hij zond een wagen en pikte hem op en nam hem mee omhoog naar huis. Hij is meerder, Die in Elia was, dan die in Jeruzalem was, en in Judéa, en in de bergen; meerder was Hij, in Elia, dan de dood zelf. Hij is meerder, Die in Elia was, dan het graf; omdat hij aan het graf ontkwam, hij ontkwam aan de dood, en hij ging gewoon naar huis in een triomfwagen. Ziet u? Hij was meerder, en Hij was in Elia.

180 U zegt: "O, wel dat was een groot man."

181 Wacht even! De Bijbel zei: "Hij was een man die van gelijke beweging was", zoals u en ik. Dat is juist. Maar als hij bad, geloofde hij dat hij ontving waarvoor hij bad, zoals Jezus tot ons zei: "Wanneer u bidt, geloof dat u ontvangt waar u om vraagt, en het zal u geworden." Hij bad vurig dat het niet zou regenen, en het regende drie jaar en zes maanden niet. Ziet u? Hij was meerder, Die in Elia was, dan de natuur.

182 Wat dan over de zieken genezen? Zie? Hij is meerder, Die in u is, dan de ziekte. Zie? Omdat dat een onderbreking is, die de wetten van God onderbreekt. Ziekte is dat. Wel, Hij is meerder, Die in u is, dat is de Heelmeester en Schepper, dan de duivel die het programma van uw leven heeft onderbroken. "Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Ziet u? Hij was meerder, Die in Elia was. Hij was meerder in Jesaja, dan de tijd; of elk van die profeten, omdat zij voorbij de tijd hebben gezien. Zie?

183 Hij is meerder, Die in Job was, dan zelfs de huidwormen en de dood en het graf, omdat hij door een visioen het komen van de Here zag en zei: "Mijn Verlosser leeft, en in de laatste dag zal Hij op de aarde staan, en hoewel mijn huidwormen dit lichaam vernietigd zullen hebben, zal ik toch in mijn vlees God zien." Zie? Hij is meerder, Die in Job was, dan de dood; meerder, omdat de dood probeerde hem te nemen en het niet kon doen. Hij kon het niet doen, omdat hij zei: "Ik zal weer opstaan", en hij deed het. Hij deed het.

184 Luister, ik wilde dat we tijd hadden om hier verder op door te gaan. Maar ik zou graag de vraag willen stellen, waarover ik onlangs een opmerking hoorde, over: Christus in u.

     Nu, laat het niet rusten op iets wat u hebt gedaan, zoals: "Ik voelde een kleine huivering. Ik sprak in tongen. Ik danste in de Geest." Daar is niets tegen, ziet u, maar rust daar niet op. Zie?

     Uw leven moet dit gaan zijn. [Broeder Branham tikt op zijn Bijbel – Vert] Dit is het. U en dit moeten één worden. En dan manifesteert dit zichzelf. Ziet u?

185 Nu, wat als u vanavond met heel uw hart kon zeggen, dat de geest van Shakespeare in u leefde, dat Shakespeare in u leefde? Weet u wat u zou doen? U zou de werken van Shakespeare doen. Zeker zou u dat doen. U zou gedichten scheppen en toneelstukken enzovoort, omdat Shakespeare dat soort kunstenaar was, een groot schrijver, een dichter. Nu, als Shakespeare in u leefde, zou u de werken van Shakespeare doen. Is dat juist?

186 Wat als Beethoven in u woonde? Wat als Beethoven in u woonde? Weet u wat u zou doen? U zou liederen schrijven zoals Beethoven, de grote componist. U zou liederen schrijven zoals Beethoven, omdat Beethoven uw leven zou zijn. U zou een opnieuw vleesgeworden Beethoven zijn. Als Beethoven in u leefde, zou u de werken van Beethoven doen, omdat Beethoven in u leefde. Is dat juist?

187 Maar Hij, Die in u is, is Christus! En als Christus in u is, zult u de werken van Christus doen, indien Christus in u leeft. Hij zei het, Johannes 14:12: "Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe zal hij ook doen." Als u in Christus was... of als Christus in u leefde. Christus is het Woord. Is dat juist? En het Woord kwam tot Zijn profeten. Ziet u? En als Christus in u leefde, zouden de werken van Christus door u heen worden gedaan, het leven van Christus zou dóór u worden geleefd. De werken die Hij deed, het leven dat Hij leefde, en alles, het zou in úleven; precies als wanneer Shakespeare, Beethoven of wie het ook was, in u leefde.

188 Indien Zijn leven... Maar als u nog steeds uw eigen leven leeft, dan zult u uw eigen werken doen. Ziet u? Maar als u het leven van Christus leeft, indien Christus in u is: "Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Als uw twijfels en verwardheden over Gods belofte in u zijn, dan is Christus daar niet, zie, dan bent u alleen maar opgewerkt. Maar als het leven... als Christus in u leeft, zal Hij Zijn Woord erkennen en zal Hij Zijn belofte doen. Ziet u? Hij zal het doen.

189 "Wanneer u bidt, geloof dat u zult ontvangen waarom u hebt gevraagd, en het zal u worden gegeven. Indien u tot deze berg zegt: 'Word opgenomen' en niet twijfelt in uw hart, maar gelooft dat wat u zegt zal geschieden, kunt u hebben wat u zegt. De Vader werkt en Ik werk tot nog toe. Waarlijk, waarlijk, Ik zeg u, de Zoon kan niets doen in Zichzelf; maar wat Hij de Vader ziet doen, dat doet de Zoon gelijkerwijs." Ziet u? En wanneer de Vader Hem toonde wat te doen, liep Hij daar naar buiten zonder een enkele mislukking en zei: "Laat het zo zijn"; en het was zo!

     En diezelfde Christus leeft in u, Hij leeft in ons. Dan zullen wij Zijn werken doen, omdat Christus het Woord is. En de belofte van het Woord brengt genezing tot u. Gelooft u dat? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zeker!

190 Hij zei: "Ik zal u niet troosteloos achterlaten", zoals ik bid... wat ik daarnet vroeg. Daar in Matthéüs 24, zie, of Matthéüs 28:20. Ziet u? Hij zei: "Ik zal tot u komen, in u zijn. Ik", de Persoon, Christus in de vorm van de Heilige Geest, "zal komen en in u leven. Dan zult u niet meer uw... zult u niet meer uzelf zijn, Ik zal in u zijn. En Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Zie? Hebreeën 13:8 zegt: "Hij is Dezelfde gisteren en in eeuwigheid."

191 Hij, Die in Noach was, was meerder dan het oordeel van het water. En Hij, Die in u is, is meerder dan de oordelen van vuur. Ziet u? Hij is meerder, Die in u is, omdat Hij boette voor het oordeel en het oordeel overwon, voor u. Ziet u? Er bestaat geen vrees voor. Zie, u bent daar binnen. Ja.

     Hij is meerder, Die in Noach was, dan die in de oordelen van het water was, wat de wereld die niet geloofde vernietigde, omdat Noach geloofde. En meerder was Hij in hem, die Hem geloofde Die tot hem sprak, dan die in de wereld was. Zo ontkwam Noach aan het hele oordeel, omdat het Woord van God meerder was dan dat oordeel, en hij werd boven het oordeel uitgeheven.

     Meerder, wat zouden we daar een tijd bij kunnen blijven stilstaan, ziet u?

192 Hij is meerder, Die in David was, dan de beer die zijn schapen roofde. Hij was meerder, Die in David was, dan de leeuw die binnenkwam en een van zijn lammeren pakte. Hij is meerder, Die in David was, dan de vijand, Goliath. De grote Filistijn stond daar, zo'n drieëneenhalf, vier meter lang; met vingers van vijfendertig centimeter; met een speer als een weversboom; en overal overdekt met vijf of zeven centimeter dik staal of koper metaal. Maar wat in David was, was meerder dan datgene wat in hem was.

     Hij was kracht, spieren. Hij was een krijgsman. Hij kon gewoon zeggen dat hij David zou oppikken met het eind van zijn speer en hem ophangen, om hem door de vogels te laten opeten.

193 Maar David zei: "U komt tot mij als Filistijn, in de naam van een Filistijn. U vervloekt mij in de naam van de Filistijnse god." En zei: "U hebt uw blufferij gesproken van wat u zult doen. En u komt mij tegemoet met een wapenrusting en een speer. Maar ik treed u tegemoet in de Naam van de Here God, en vandaag zal ik uw hoofd van uw schouders nemen." En hij deed het, want Hij was meerder, Die David inspireerde voor die moed.

194 Hij, Die in u is, is meerder dan die rolstoel. Hij, Die in u is, is meerder dan dat ligbed. Hij, Die in u is, is meerder dan die kanker. Hij, Die in u is, is meerder dan die aanvechting. Hij is meerder dan iets wat de duivel u zou kunnen opleggen. "Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Hij is meerder! Ja!

     Meerder was David... wat in David was, God in David.

195 Hij is in ons, dat is, de Christus. Hij was de Overwinnaar van elke vijand voor ons. Toen Hij hier op aarde was overwon Hij de zonde, Hij overwon de ziekte, Hij overwon de dood, Hij overwon de hel. Hij overwon het graf; en nu leeft Hij in ons als Overwinnaar! Hij overwon ziekte, hel, dood, graf, en kwam tot ons om ons te bevrijden van al die dingen. En Hij is meerder, Die in u is, dan die al deze grootspraak op u kan leggen. Ja! "Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is."

196 Dat is hoe deze wonderen gebeuren. Dat is hoe die wind onlangs ophield. Zou een menselijk wezen dat kunnen doen? Nee, dat is onmogelijk. Toen ik daar stond te huilen en die windvlagen voorbij joegen en...

     Hoeveel zijn er hier, die daarboven waren? Laat ons u uw handen zien opsteken. Steek uw handen omhoog, ieder die daar boven was daar in Colorado, op dat moment. Goed. Broeder Fred, geloof ik, is de enige die toen aanwezig was. Ik dacht dat broeder Mann hier misschien was, maar hij... Broeder Evans, was hij er niet? Broeder Evans was daar boven die keer, ja. In orde. En... Ja.

197 Let op. Is dat niet de waarheid? Is dat niet de wijze waarop het gebeurde? Deze regens hielden gewoon op en de winden hielden op te waaien. Wat was het? Mijn woord? Nee! Omdat Hij me zei het te doen. En Hij is meerder, Die in ons is, dan welke natuur ook. Is dat niet dezelfde God Die de golven op de zee kon kalmeren, Die kon maken dat de winden teruggingen naar hun plaats? Is Hij niet Dezelfde Die de zon kon verduisteren, en de zon kon laten schijnen? "Want Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Ziet u? Goed.

198 Nu, daarom kunnen deze ware wonderen worden gedaan, omdat het een belofte van God is: "De dingen die Ik doe, zult gij ook doen." Johannes 14:12. Hij, Christus, Die de wind en de golven stilde, is hun Schepper. Hij is nog steeds evenveel Schepper als toen; Hij is Dezelfde, gisteren, vandaag en in eeuwigheid.

     Hij genas de zieken en vernietigde de zonde, en veranderde het allemaal voor u, en kwam tot u opdat Hij bij u zou mogen wonen. Hij overwon dit allemaal, om in ons te komen leven. Hij is die Overwinnaar Die deze dingen reeds heeft overwonnen; Die het in de Schrift bewees, terug kwam en alles overwon, en aan u bewees dat Hij dezelfde God is; en na negentienhonderd jaar is Hij hier nog steeds en doet Hij dezelfde dingen onder ons als die Hij toen deed, die de dood, ziekte en het graf overwonnen.

199 Deze Christus, deze Hij, Hij is Degene Die in u is, Hij is 'Christus'. Zoals Johannes zei: "Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Dat was Christus! Hij is meerder dan heel de wereld, omdat Hij de wereld overwon, en Hij is meerder dan al die dingen, omdat Hij het voor ons overwon; en wij zijn meer dan overwinnaars door Hem, Die ons liefhad en Zichzelf voor ons gaf, opdat Hij zou mogen terugkomen en Zijn werken door ons heen doen om aan ons te bewijzen dat Hij Dezelfde is, gisteren, vandaag en in eeuwigheid.

     Toen Hij op aarde was, bewees Hij, toen Hij onder de mensen stond, dat Hij de Messias was. Hij kon de gedachten onderscheiden die in hun hart waren. En de Bijbel zei, Mozes zei, dat Hij een profeet zou zijn. Is dat juist? Hij kende de geheimen van het hart. Hij wist wie de mensen waren. Hij wist wat er verkeerd met hen was. Hebben wij dat gedaan zien worden? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Keer op keer!

200 Wij weten dat de doden regelrecht uit de dood zijn opgewekt. Sommigen waren anderhalve dag dood geweest; wel, één stierf 's ochtends en ze brachten hem die avond terug, reisden de hele nacht en kwamen de volgende dag ongeveer twaalf uur of wat later aan; en ze kwamen daar waar de tent stond. Een kleine dode baby, koud, liggend in de armen van zijn moeder. En de Here God sprak het Woord des levens, en die baby werd warm en begon te huilen en ik gaf hem terug in de arm van de moeder.

201 Mevrouw Stadsklev stond daarbij en zag het gebeuren; dat is de reden dat ze zo riep om háár baby, en wilde dat ik naar Duitsland vloog. Maar de Here zei: "Dat is Mijn hand, bestraft u dat niet." Ziet u, je weet beter.

     Toen Hij tot Mozes sprak, zei hij: "Spreek tot de rots"; niet 'sla hem'. Dat betekende spreken, niet slaan. Zie? U moet gehoorzamen wat Hij zegt. Maar geen mens kan iets van zichzelf doen. Hij moet het eerst van God horen.

202 Nu, het Woord van God beloofde dat Hij leeft; en omdat Hij leeft, leeft u. Hij beloofde dat: "De werken die Ik doe, zult u ook doen: dezelfde dingen, alleen meer ervan, zult u doen, omdat Ik tot de Vader ga." Hij overwon alle dingen. Hij is Degene Die tegenhield...

     Hij is Degene Die die eekhoorntjes maakte. Dat gebeurde twee keer. Het gebeurde een keer op jouw grond, Charlie, en het gebeurde daarboven, toen broeder Fred en broeder Banks en de anderen daar boven bij ons waren.

203 Het is gebeurd in Duitsland, toen die vijftien toverdokters, aan elke kant van mij, zeiden... omdat Billy en broeder Arganbright hen niet toelieten om mij te bezoeken. Toen zei hij: "Wel, we zullen maken dat die tent wegwaait." En ze gingen daar zitten met hun toverij en riepen hun god aan (de duivel) en hier kwam hij met een storm. Ongeveer dertigduizend, veertigduizend Duitsers waren daar, en die tent rees gewoonweg zo op en neer.

     En toen sneden zij... Ze namen een schaar en knipten een veer, en maakten er zo'n punt aan. En zij spraken hun... deden al hun betoveringen, en zeiden de drie heilige woorden: "De Vader, de Zoon, de Heilige Geest; whoe-hoe-loe-loe-loe-loe. De Vader, de Zoon, de Heilige Geest; whoe-hoe-loe."

204 Op die manier ging het, en de storm stak werkelijk op. zeker. "Hij is de vorst van de machten der lucht", Satan. En ze riepen de storm op. En nu, zelfs die grote geweldige tent, die zo was opgezet, o, my, en waarvan de oppervlakte ongeveer zo groot was als een stadsblok; en ze was opgebouwd uit balken van vijf bij tien centimeter, met gewoon canvas erover vastgemaakt. De wind sloeg daaronder en hief hem gewoon zo op. En die wind en het weerlicht gingen tekeer terwijl ik gewoon door bleef prediken.

205 En o, ze gingen gewoon over tot een grote betovering, ze bleven steeds maar die paar heilige woorden zeggen. Ze zeiden: "De drie hoogheilige woorden: Vader, Zoon en Heilige Geest", aan weerskanten op die wijze. Toen zag ik hem buigen, en omringd door duivels daar, maar niet gebonden.

206 En ik zei tegen broeder Lowster: "Vertaal dit niet."

207 Ik zei: "Broeder Arganbright, bid slechts."

208 Ik zei: "Here God, Schepper van hemel en aarde, U zond mij hierheen, en ik zette mijn voet op deze Duitse grond in de Naam van Jezus Christus omdat U mij hierheen zond. Die wolk heeft geen macht over mij. Hij heeft het niet, omdat ik gezalfd ben en hierheen ben gezonden voor de redding van deze mensen. Ik beveel u in Jezus' Naam van hier weg te gaan."

209 En de donders die gingen van "BANG! BANG! BANG!" deden "grrrrrrrr", en rolden weg, ze werden regelrecht boven de tent teruggeblazen, en de zon brak door.

210 Binnen tien minuten kwamen er ongeveer tienduizend naar het altaar, roepend om genade, doordat ze de kracht van God zagen. Waarom? "Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Ziet u?

211 "Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Kijk de aanvechtingen in de zaak... O, broeder, zuster, we hebben zelfs geen enkele zorg. De grootheid is God, en Hij is in u. Gelooft u dat? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

212 Nu, ik ben ver over tijd. Het is ongeveer vijftien minuten over negen. En ik weet dat deze mensen nog een lange weg moeten rijden.

     Laten we onze hoofden een ogenblik buigen.

213 O Vader, God, Gij weet het over Colorado. U weet dat die dingen waar zijn, en ik zeg het tot Uw heerlijkheid, opdat deze mensen het zouden weten na al het wetenschappelijk bewijs van de foto's en van de werken van de Heilige Geest. En Here, Gij weet dat ik duidelijk aan de mensen heb verklaard, en het altijd doe, dat het is omdat U het hebt beloofd. En U bent hier, en probeert iemand te vinden door wie U Zich kunt bevestigen; om anderen te laten zien dat U leeft, en dat U Dezelfde bent gisteren, vandaag en in eeuwigheid. Ik bid U, Heer, om genadig te zijn en ons te leiden en te sturen in onze gedachten.

214 Er zijn er die hier zitten, die ziek en aangevochten zijn. Er zijn er misschien die zouden sterven als ze geen hulp van U krijgen. Velen van hen zijn misschien aan het eind van de weg gekomen waar de doktoren niet meer kunnen helpen. Gij zijt God, en U bent Dezelfde gisteren, vandaag, en in eeuwigheid. En Uw tegenwoordigheid is hier.

215 En Here, we weten niet wat deze derde trek, waar we naar hebben verwezen, zal zijn. Ik weet niet wàt. Maar we weten één ding, dat de eerste trek volmaaktheid was. De tweede trek, die de vijf was, was genade.

     En God, ik bid vanavond dat U Uzelf aan ons zult openbaren, dat we na deze dingen zullen zeggen: "Hij, Die in u is..." En U zei: "De werken die Ik doe, zult u ook doen", en U zei dat U niets deed tot de Vader het U toonde.

216 En we hebben gezien wat U deed toen U in staat was de apostel Petrus te vertellen wie hij was, wat de naam van zijn vader was; dat U Nathanaël kon vertellen wat zijn roeping was, hoe het kwam dat hij daar was, waar hij tevoren was, wat hij had gedaan; U vertelde de vrouw bij de bron van haar zonde en hoe ze in overspel had geleefd met deze zes mannen; vijf had ze er gehad en degene met wie ze nu leefde, was haar man niet. Gij zijt nog steeds dezelfde God. U vertelde...

217 Het was Bartimeüs' blinde toestand zoals hij daar stond; maar toch had hij in zijn hart er uitzicht op, dat hij zou kunnen zien, als dat de gemanifesteerde Jehova was in het Zoonschap van Jezus Christus, dat Hij in staat was om zijn roep te kennen. En hij riep uit: "Gij Zoon van David, heb genade met mij!" En het deed U stilstaan, en U draaide U om en genas hem. O Vader, hem zeggend dat zijn geloof hem had behouden.

218 Die kleine vrouw die anemie had, die door deze bloedvloeiing en door de levensovergang... en het duurde vele jaren zonder dat het ophield. Ze had al haar geld aan dokters besteed, en geen van hen kon haar helpen. Ze kwam naar een van Uw samenkomsten, terwijl U aan het spreken was met de man daar in Galilea, en U op weg was naar Jaïrus' huis. Deze kleine vrouw had in haar hart gezegd, zonder dat er een Schriftgedeelte achter stond: "Indien ik slechts Zijn kleed kan aanraken, geloof ik dat ik gezond zal worden." En zij ontving haar verlangen toen zij Uw kleed aanraakte. En U zei haar dat haar geloof dit had gedaan, U beschreef haar wens, en ze werd gezond.

219 Ons wordt verteld in het Woord dat U een Hogepriester bent, Die zetelt in den Hoge, altijd levend om voorspraak te doen. En ook dat U, Die de Hogepriester bent, op dit moment kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheid. Here God, sta toe dat elk persoon hier vanavond mag worden... het voorrecht mag hebben U, de grote Hogepriester, vanavond aan te raken, en gezond te worden. Voor de heerlijkheid van God, vraag ik het in Jezus' Naam. Amen.

220 Nu, ik weet niet... Zijn er gebedskaarten? Ik heb Billy gezegd om geen... Is er iemand die een gebedskaart heeft gekregen? In orde, dat is goed, ik zei hem om ze niet uit te geven. Ik dacht dat ik het misschien een beetje lang zou maken, daar ik... o, ik praat gewoon zo veel. Maar kijk... Ziet u? En u vertelde mij... Toen ik zei: "Ik zal proberen klaar te zijn om half negen", lachte u, en ik wist dat u wist waar u over sprak. Ik ben... Maar ik heb u lief. Ziet u?

221 Wat ik probeer te doen... ik heb altijd dit geprobeerd, vriend, dat nooit iemand zou zeggen: "Broeder Branham deed dit." Broeder Branham kan niets doen. Ziet u? Het is Jezus Christus. En Hij, Die in mij is, is in u. U moet alleen geloven. Is dat niet zo? Ziet u? Hij, Die in u is, is meerder dan uw ziekte.

222 Nu, hoeveel mensen hier zijn ziek in hun lichaam en kennen mij niet, maar u gelooft dat u geloof genoeg hebt om de Hogepriester aan te raken? Steek uw hand op en zeg: "Ik geloof." Goed. O, er zijn praktisch overal handen. Goed, hoevelen hier kennen mij en weten dat ik niets weet over wat u van node hebt, en willen dat God u aanraakt, steekt uw hand op. Zie? Zie? Goed.

223 Eerlijk gezegd, er is hier nu op dit moment niemand waar ik iets over weet, over ziekte; behalve deze jongen die hier zit, hem ken ik. Ik heb vele malen voor hem gebeden. Ik kan niet op zijn naam komen, maar hij komt ginds uit Kentucky. Hij schrijft me heel de tijd en is een persoonlijk vriend van onder anderen broeder en zuster Wood, en komt daar. Hij komt al een lange, lange tijd in de samenkomst. Dat is de enige persoon van wie ik het weet.

224 Nu, broeder Dauch is voor zover ik weet in orde anders zou hij hier niet zitten. Hij was onlangs erg ziek, en de Here genas hem.

225 Ik ken deze persoon niet. En ik weet niet wie het is die deze krukken hier heeft; misschien die persoon in de stoel, ik weet het niet.

     En ik ken een heleboel van u, maar God in de hemel weet dat ik op dit moment niet weet wat u wilt. Ik heb geen idee. Het is nogal moeilijk hier in de Tabernakel, omdat ik een heleboel mensen ken, ziet u.

226 Nu, het gaat hierom. Wanneer u tot een plaats komt... Nu, ik kom hier soms en dan zeg ik: "Goed, we zullen iedereen een gebedskaart geven en ze in een rij opstellen. Kom naar boven op het podium." Iemand zal weggaan... Nu, u kunt niet...

     Nu, vrienden, ik zal mijn hart uitstorten en u iets vertellen. U kunt dat niet verbergen. Ik weet precies wat u denkt. Dat is zo. Ik weet wat u denkt, ziet u? En soms zegt u: "Broeder, ik geloof." Wel, u gelooft tot een zekere mate, ziet u? Ik weet het.

227 En hier nu juist, wel, precies op dit moment komt de zalving op mij, ziet u, en ik kan gewoon die polsslag voelen, als een kloppen, zie, een bonzen vanuit verschillende plaatsen. Ziet u?

     Maar nu, wees niet meer ongelovig. Geloof héél de Boodschap. Geloof dat. Als het niet in de Bijbel geschreven staat, geloof het dan niet. Maar als het in de Bijbel staat, dan is de Heilige Geest, Die in ons woont, verplicht om dat te volvoeren, als wij het geloven. Is dat juist? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ik weet dat het moeilijk is. Ziet u? Niets komt gemakkelijk.

228 Het was moeilijk voor Hem om te sterven, opdat dit voor u voortgebracht zou worden. Het was moeilijk voor Hem om naar Golgotha te gaan. Hij wilde blijven, zelfs zo zeer dat Hij riep: "Niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede." Zie? Zie? Hij wilde niet heengaan, Hij was een Jongeman, en Hij had Zijn broeders. Hij had hen lief, precies zoals ik u lief heb. Maar het was niet mogelijk dat Hij zou leven, en zij ook zouden leven, dus stierf Hij, opdat wij mochten leven. Dat was niet gemakkelijk. Hij moest het doen. Kijk welk een dood er voor Hem lag! "Vader, de ure is gekomen. En zal Ik bidden dat Gij deze beker van Mij wegneemt? Nee!" Hij wilde dat niet doen; Hij wilde dat Gods wil werd volbracht.

229 Nu, kijk, als u datzelfde gelooft... Nu, betwijfel het helemaal niet. Geloof het slechts, geloof het gewoon absoluut. Twijfel er niet aan, geloof het!

230 Als ik de mensen naar boven laat komen in een gebedsrij, en ik zeg: "Goed, nu, deze persoon, u weet dat ik u niet ken."

231 "Nee; dat is juist, broeder Branham."

232 Dan zult u regelrecht daar buiten opvangen dat iemand zegt: "Uh-huh, maar hij leest wat ze op die gebedskaart hebben gezet! Telepathie." Alleen dat zal al genoeg zijn.

233 Dan zeg ik: "Goed, nu, deze zondag zullen we helemaal geen gebedskaarten uitgeven. Ik wil dat een ieder hier die een vreemdeling is, die hier nooit tevoren was, opstaat." Ziet u? En dan zal de Heilige Geest direct rondgaan en onderscheiden wat er allemaal in hen was. Ziet u? Is dat juist? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] U hebt het op beide manieren gezien.

234 "O, wel, daar is iets verkeerds mee!" Ziet u? Ziet u, er is geen manier, je kunt niet... Kijk, zolang Satan bezit van u kan nemen, zal hij u gewoon alles laten geloven.

     En hij zal u elke fout tonen die ik heb, en ik heb er een overvloed van die hij u kan tonen. Maar kijkt u daar niet naar! Kijkt u daar niet naar, ik ben een mens. Ziet u? Maar bedenk, dit Woord van God is de Waarheid en ik probeer erbij te leven.

235 Als ik hier naar buiten ga en dingen verkeerd begin te doen die niet juist zijn, als ik zondig, en drink, en... of rook, of dingen doe die niet juist zijn, komt u dan en geeft u mij een standje, omdat dat niet betamelijk is. Ik zou dan de wereld willen verlaten. Ik wil niet... Ik zou willen heengaan voordat dat gebeurt, ziet u? Ik wil dat niet doen.

236 Maar zolang ik probeer te leven bij wat juist is en te doen wat recht is, ziet u, en probeer te leven zoals een Christen betaamt, laat dan God Zijn Woord nemen en horen dat ik erbij stand houd. Hoewel het mij zo vele vrienden en de populariteit van de wereld kost, en dat soort dingen, en ik gehaat word door velen, en de denominaties mij eruit schoppen, toch wil ik trouw zijn aan dit Woord. Het is Gods Woord. En ik heb God lief. Dus, het is Gods Woord. En ik vertel u dat "Hij Dezelfde is gisteren, vandaag, en in eeuwigheid", en dat Hij nu in ons is. En als het...

237 Nu, als het leven van Shakespeare in mij was, levend in mij, als Shakespeare in mij leefde, zou ik dan niet de werken van Shakespeare doen? Als Beethoven in mij was, zou ik dan niet de werken van Beethoven doen? Als de geest van Dillinger in mij was, als John Dillinger in mij leefde, zou ik dan geen John Dillinger zijn? Als Beethoven in mij was, zou ik een Beethoven zijn. Ziet u? Indien Castro in mij was, zou ik een Castro zijn. Zie?

     En als Jezus Christus in mij is, zal ik Zijn werk doen, omdat Hij het is. En zei Hij niet dat hetzelfde zou plaatsvinden? Ziet u? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

238 Nu, wat zou Hij doen als Hij hier stond, als Hij Dezelfde is gisteren, heden, en in eeuwigheid? Hij zou zeggen: "Ik kan slechts doen wat de Vader mij toont." Is dat juist? Wel, dat is de wijze waarop Hij het gisteren deed.

     Nu, is Hij Dezelfde? Hoe zit het met ziekte? Uw prijs is al betaald! Elk van u is reeds genezen van uw ziekte. Is dat juist? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Elk van u is vergeven, maar u moet het aanvaarden. Elk van u is genezen, maar u moet het accepteren.

239 Nu, om te bewijzen dat Hij Dezelfde is, gisteren, vandaag, en in eeuwigheid; als Hij hier stond, zou Hij u helemaal niet kunnen genezen met uw ongeloof. U zou het moeten geloven, precies zoals u het nu op dit moment moet geloven. Het zal precies zo moeten zijn, ziet u, omdat Hij vele machtige werken niet kon doen in Zijn dag vanwege hun ongeloof. Is dat juist? Vele machtige werken kan Hij vandaag niet doen vanwege het ongeloof.

240 Nu, Wie was het Die dat kon voorzeggen? God. Wie was het Die dit zei? God. Wie was het Die dat deed? God. Wie is het Die zei waar de beer, herten, caribou, en al deze andere dingen, en de zeven... al deze dingen die zijn gebeurd? Wie was het Die dat zei? Hij, Christus, Die in ons is, Zichzelf door ons heen profeterend, Zichzelf openbarend, dat Hij Dezelfde is, gisteren, vandaag en in eeuwigheid.

     Wie deed de winden stoppen? Wie schiep de eekhoorntjes? Dezelfde, Die de ram voor Abraham schiep, toen zijn... Hij noemde Hem Jehova-Jireh. Die samengestelde namen van verlossing zijn nog steeds op Hem van toepassing. Hij is nog steeds Jehova-Jireh, "de Here kan voor Zichzelf in een offer voorzien."

241 Nu, ieder van u, ik wil nu uw diepste oprechtheid. Indien u werkelijk met heel uw hart zult geloven, zal er, tegen de tijd dat die klok vijf minuten verder is gedraaid, geen zwak persoon in ons midden meer zijn. Er zal hier geen persoon meer zijn dan die 'gezond' op hun voeten zullen staan, indien u het slechts gelooft. Kunt u het geloven?

242 Nu, laten we slechts zien of Hij nu tot ons wil komen en Zichzelf wil openbaren, terwijl we onze hoofden buigen.

243 Here Jezus, helpt U mij nu. Ik zal U gehoorzamen, Heer, hoe ik maar weet. Vergeef mijn zonden en overtredingen, bid ik in Jezus' Naam. Amen.

244 Laten we nu deze kant hier nemen, en iemand die hier is: Geloof, heb geloof, twijfel niet! Iemand die mij zo mogelijk niet kent. Ik kan niet zeggen waar het visioen heengaat. Ik moet er gewoon naar uitzien. En als dat gebeurt, dan weet u of het waar is of niet. Gelooft u slechts en twijfel niet. Als Hij het zal doen, zult u dan geloven? Ziet u, na dit alles wat vandaag is gedaan? Zie? Aanvaard gewoon uw genezing, zie? Zeg: "Heer, ik raak nu Jezus Christus aan. Ik geloof." En moge de God des hemels het toestaan.

245 "Hij, Die in u is, Christus, is meerder dan die in de wereld is." Nu, in de samenkomst, waar we Hem aanraken, weerkaatst Hij Zichzelf terug, zoals de vrouw God door Christus aanraakte en haar nood terug reflecteerde.

246 Ik zie nu dat hier ginds in een hoek... het ziet eruit alsof het een man is, het is zeer ernstig met hem. Nee, dat is het niet, het is een vrouw die bidt voor een man, en de man is hier niet. Maar het is een vrouw. Ik zie dat die vrouw... het is haar vader, en hij is stervend aan kanker, en het is zeer ernstig. De man is hier niet. Hij is op een andere plaats, hij is zelfs niet in deze staat, hij is in Georgia.

     Blijf bidden. Gelooft u nu met heel uw hart? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Blijf slechts bidden, zie.

     De naam van de vrouw die bidt is mevrouw Jordan. Zij komt niet uit Georgia, zij komt uit Noord Carolina. Als dat juist is, dame, gaat u staan. Juist, helemaal de waarheid. [De zuster zegt: "Dank God! Dank God!" – Vert] Was u aan het bidden voor zoiets? ["Jazeker, mijn papa."] In orde, in orde. [De vrouw gaat verder met over haar vader – Vert] Gelooft u dat Hij, Die in u is, meerder is dan die in de wereld is? [De zuster zegt: "Ja."] Gelooft u dat Hij, Die...?

247 Kijk, hier is iemand anders, u hebt een geweldige training gehad in uw vroegere dagen, of zoiets dergelijks, omdat het lijkt alsof u verward bent in een of andere soort christelijke... Is uw vader geen prediker of zoiets, of enigen van uw naaste familie, of zoiets? [De zuster zegt: "Mijn man." – Vert] Uw man, die is het. Ik kan iemand bij u zien staan, die het Evangelie predikt, en u bevond zich in een kerk; hij was met u verbonden. ["Prijs de Heer."] Goed, daar bent u er.

     Nu, de dame ken ik niet, maar God kent de vrouw.

248 Hebt u iets in uw handtasje, een klein zakdoekje of zoiets? Goed, neem dan... Wanneer u gaat zitten, leg dan uw handen op die zakdoek en twijfel niet, en Hij is meerder, Die in u is, dan die uw vader aan het doden is. Geloof met heel uw hart, dan zal het gebeuren zoals u gelooft.

249 Nu, ik wil u iets vragen. Ik ken die vrouw niet. Zover als ik weet, is dit vermoedelijk de eerste keer, dat ik haar ooit zag. Maar zij zit hier in een wanhopige toestand te bidden. En die God, Die Zich kon omkeren en de vrouw vertellen over haar bloedvloeiing, is dezelfde God Die hier is, tonend, dat Hij, Die in u is, de wereld heeft overwonnen. Gelooft u? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Indien u slechts geloof hebt, twijfel niet.

250 Over kanker gesproken, ik zie die zwarte schaduw opnieuw. Het is boven een vrouw die hier precies zit. Ze heeft keelkanker, en ze is in een slechte toestand. En er is voor haar gebeden, en ze probeert haar genezing te aanvaarden. Mevrouw Burton, als u zult geloven! Ik ken de vrouw niet, maar als u gelooft met heel uw hart... Werkelijk, de zaak...

     Laat me dit aan u uitleggen, wat u probeert te doen: u hebt uw stem erdoor verloren, en u probeert te bidden dat uw stem terugkomt. Is dat juist? Wuif zo met uw hand. Nu de vrouw is een vreemde voor mij. Ik ken haar niet. Ziet u haar? Ziet u, dat is juist. Daar, daar is ze. Ziet u? Hij is meerder, Die in u is, het geloof dat Hem kan aanraken, dan die in uw keel zit.

     Gelooft u met heel uw hart? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

251 Zuster Larsen, ik ken u wel. Zij is mijn huiseigenares. Maar zuster Larsen, u bent naar een dokter of zoiets geweest – iets dergelijks. U moet een operatie ondergaan. Dat is juist. Is dat niet juist? Hij is meerder, Die in u is, zuster Larsen, dan die in de wereld is. Jezus zei: "Ik was een vreemdeling, en u hebt Mij in huis genomen. In zo verre gij dit aan de minste van deze, Mijn kleinen, hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan."

     O, hemelse Vader, wees barmhartig.

252 Wat denkt u? U moet ook geopereerd worden. U bent een vreemde voor mij. Is dat juist? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] U bent niet van hier. ["Ik ken u, maar u kent mij niet."] U kent mij, maar ik ken u niet. ["U kent mij niet."] Maar God kent u. Gelooft u dat? ["Ja, dat geloof ik."] U moet worden geopereerd. U woont hier niet. U woont vlakbij Bedford, Springville, zoiets dergelijks. Daar is het, Springville. Mevrouw Burton... Nee, nee, neemt u mij niet kwalijk, ik bedoelde dat niet... Mevrouw Parker, dat is uw naam. Is het niet? Hij is meerder, Die in u is, dan die probeert u te doden. Is dat juist? Gelooft u met heel uw hart? Dan zult u uw operatie niet nodig hebben, als u dat doet.

253 Wat denkt úvan dit alles, zuster? Ik ken u niet. U bent een vreemde voor mij. Gelooft u dat ik Zijn profeet ben? [De zuster zegt: "Ik geloof het." – Vert] Dat gelooft u. Dank u, God zal dat eren. U bent mevrouw White. U komt uit Fort Worth, Texas. U hebt een spierziekte, een zenuw-aandoening. U hebt het heel erg, er is geen hoop voor u voor zover het de medische wetenschap betreft. Uw man heeft een geestelijke nood waarvoor hij bidt. U hebt een zoon daar, hij heeft last van zijn rug en heeft een hartkwaal. U had een kleine jongen op schoot, die kleine jongen heeft het een of andere soort spraakgebrek, waar u voor bidt. Als dat juist is, steek uw hand op. [De man zegt: "Dat klopt. Dat zijn onze noden." – Vert]

     "Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Gelooft u dat? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Met heel uw hart? ["Amen."] Met alles ervan? ["Amen."] Nu, laat ons onze hoofden buigen.

254 Hij is nu door het gebouw gegaan. Hij heeft aan u bewezen dat Hij God is. "Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Het is de Here God. Nu, laat Hij, Die in u is, laat Hem voorrang hebben. Laat Hem het hoogste gezag hebben van wat u...

     Zegt u dit nu op ditzelfde moment in uw hart, als u kunt, met uw hele hart, en geloof het: "De ziekte die in mijn lichaam was, is weggegaan." Ziet u? "Ik ben niet meer aangevochten. Ik heb geen ziekte meer. Hij is meerder, Die in mij is, dan die in mijn lichaam is. Hij is meerder, Die in mijn hart is, dan die in mijn vlees is. Daarom, Hij, Die in mijn hart is, schiep de hemelen en de aarde. Mijn vlees was bedorven door Satan, en ik ben een tempel waar de Heilige Geest in wil leven. Daarom, Satan, beveel ik je mijn lichaam te verlaten. In de Naam van Jezus Christus, kom uit van mij." Zie? Gelooft u het? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

     Nu, laten we nu allen bidden op onze eigen manier, iedereen, terwijl ik voor u bid:

255 Almachtige God, de Schepper van hemelen en aarde, de Auteur van leven, de Openbaarder van de geheimen van het hart. U zei: "Het Woord van God is scherper dan een tweesnijdend zwaard, het is zelfs een onderscheider van de gedachten van de geest."

256 Daarom wist Hij, toen het Woord vlees werd gemaakt, waar ze over dachten, daar Hij hun gedachten bemerkte. Hij was het Woord, en het Woord kende de geheimen van hun harten.

     En dat Woord is nog steeds hetzelfde Woord. En vanavond zien we het zich in ons openbaren, na tweeduizend jaar, omdat Hij het op het papier schreef en hier is om het te bevestigen, tonend dat het juist is.

257 Er liggen hier zakdoekjes. Er zijn overal zieke mensen. Ik bid dat de grote Heilige Geest, Die tegenwoordig is, Die deze dingen toont, Die deze dingen vertelt en Die nooit faalt, maar altijd juist is, Die niet één keer kàn falen, omdat het God is, dat Hij deze zakdoekjes zalft met Zijn tegenwoordigheid, en dat elke zieke, waarop ze worden gelegd, zal genezen. En de God, Die na tweeduizend jaar levend kan zijn en Zich kan voegen in harten van zondaars, die zijn verlost door genade en geloof, en Zijn eigen Woorden kan spreken door sterfelijke lippen; en zie het gebeuren, helemaal precies wat Hij beloofde.

258 O Here God, ik vraag U ons genadig te zijn. En moge elke man en vrouw die hier aanwezig is, die enige soort ziekte of kwaal heeft... en zoals Mozes zichzelf in de bres wierp voor de mensen, leg ik vanavond mijn hart voor U open, Heer. En met al het geloof dat ik heb, dat in U is, dat U mij hebt gegeven, geef ik het hun. Zoals Petrus zei bij de poort genaamd 'De Schone': "Wat ik heb geef ik u. In de Naam van Jezus Christus van Nazareth, sta op en wandel." En de man was nog een paar ogenblikken lam en zwak, maar terwijl zij hem vasthielden, ontvingen zijn enkels kracht. En hij ging het huis Gods binnen, springend en lofprijzend en God lovend.

259 Gij zijt Dezelfde, gisteren, heden en in eeuwigheid. En Zijn apostelen zeiden. "Wat ik heb, geef ik u." Het was geloof. En ik zeg: Wat ik heb, geef ik dit gehoor: In de Naam van Jezus Christus van Nazareth, verwerp uw ziekte, want Hij is meerder, Die in u is, dan de duivel die probeert uw leven te nemen. U bent kinderen van God. U bent de verlosten.

260 Ik beveel dat Satan deze mensen verlaat. Moge de God Die onlangs die storm deed terugkeren, de God Die maakte dat de winden en golven stopten, moge Hij erop toezien dat elke ziekte van deze mensen wordt afgenomen en de kracht van Christus wordt gemanifesteerd in hun leven in dit uur. Moge elke zondaar zich bekeren. Moge elk persoon die niet dicht bij U is, in orde komen in dit uur. En moge het zo zijn, in de Naam van Jezus Christus.

261 Ik, als uw voorganger, uw broeder, met het geloof dat ik heb, ik heb God gevraagd het op u te leggen. Ik geloof dat ik zal ontvangen wat ik heb gevraagd. Nu, als u het met mij zult geloven, met dat geloof dat ik heb, dat ik u geef voor dit uur...

     En nu, in de Naam van Jezus Christus, de Zoon van God, verwerp uw kwaal, uw ziekte, en spreek ertegen: "Je moet gaan!" Omdat u úw geloof hebt, plus mijn geloof, met de kracht van Jezus Christus, Wiens alomtegenwoordigheid hier is, om te betuigen en te bewijzen dat Hij hier is, zult u gezond worden op dit moment.

262 Gelooft u dat, dame, die op dit veldbed ligt? [De zuster zegt: "Dat is zo." – Vert] Hoewel uw spieren er zo aan toe zijn, vanwege wat ze sclerose noemen en zo, kunt u lopen indien u het zult proberen. Sta op in de Naam van Jezus Christus. Help haar daar. Daar gaat ze. Gelooft u niet? De rest van u, sta op en wijs de vijand af. Geloof! Haar enkels ontvingen kracht.

     Nu laat ons onze handen opheffen en Hem prijzen.

263 Grote Jehova God! In de Naam van Jezus Christus dragen wij onszelf aan U op voor de genezing. Amen.