Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Meneer, we zouden Jezus willen zien

Door William Marrion Branham

1 Bid voor mij. [Broeder Branham spreekt met een broeder op het podium – Vert]

Geloven alleen;
Geloven alleen, geloven alleen,
Alles is mogelijk, geloven alleen.

2 Terwijl wij nu onze hoofden buigen voor een woord van gebed, vraag ik mij af hoevelen hier gedacht zouden willen worden, met het opheffen van uw hand, zodat uw verzoek kenbaar wordt gemaakt? In orde. Laten we bidden.

3 Onze hemelse Vader, wij zijn U dankbaar voor dit geweldige voorrecht dat wij hebben om opnieuw samen te komen voor de komst des Heren. En wij bidden, Vader, dat dit niet zomaar een doorsnee vergadering zal zijn, maar dat het een vergaderen tot U zal zijn in de banden van Uw liefde en gemeenschap. Wij bidden dat U een ieder die naar de samenkomst komt zult redden. Vul degenen met de Heilige Geest die daar reeds zo lang naar verlangen, Vader. Genees ieder ziek en gekweld persoon. Mogen wij eerbiedig zitten en rustig zijn, wachtend op U en wachtend op het antwoord dat komt waar we zolang voor hebben gebeden. Zegen deze herder, broeder Vick en broeder Boze en al de andere predikers, al onze vrienden. Wij dragen nu onszelf met dit gebouw aan U op. In de Naam van de Here Jezus, zodat U ons, terwijl wij hier vergaderd zijn, kunt gebruiken voor Uw glorie. Amen. (U kunt gaan zitten.)

4 Het is zo'n voorrecht om hier te zijn. Ik wachtte gedurende lange tijd... Een van de hoogtepunten van... (Zoals ik vanmorgen tegen de herder zei) van mijn bedevaart was om broeder Vick te ontmoeten en deze tijd van gemeenschap met hem, en u mensen, te hebben.

5 Ik kom niet zo vaak in New York. Het lijkt alsof... Ik woon in Tucson, Arizona, weet u, en ik ben altijd ginds in het westen in de bediening. En we staan nu op het punt overzee te gaan, al heel gauw, voor een volgende bijna wereldwijde tour. Dus toen ik wist dat ik naar New York zou komen voordat ik wegga, achtte ik het beslist een groot voorrecht en een zegen van God om hier bij u te zijn.

6 Nu, ik kom niet, zoals u al eerder bekend is, om enige kerk of enige bepaalde denominatie of een bepaalde geloofsleer te vertegenwoordigen. Ik heb slechts de Here lief en ben één van u, dus zijn we slechts hier om Hem te dienen. En wij dienen Hem als...

7 U zegt: "Wel, als u dus tot ons spreekt, broeder Branham, dan zijn wij... en zo dienen wij de Heer." Wel, als u het ook gelooft, dan dienen we samen de Heer. De twee van ons tezamen maakt de eenheid.

8 Weet u, vroeger werkte ik als elektricien. En ik ontdekte dat je een draad kunt hebben waar meer dan genoeg spanning op staat, maar die heeft geen effect tenzij hij is aangesloten. Als hij aangesloten is, dan krijgt u de resultaten, de stroom. Daarom moeten we de twee delen van de draad hebben om het goed te laten werken.

9 En al zou er nog zulk wonderbaar spreken zijn, maar niemand zou het geloven, dan zou het zonder effect zijn. Maar als er iemand is die het gelooft, dan krijgt het echt resultaat. [Een broeder zegt: "Wij geloven!" – Vert] En wij... Dank u, broeder. Dat is goed. Daar houd ik van: "Wij geloven." Daarvoor zijn wij hier.

10 En ik geloof beslist dat wij vlak voor een grote gebeurtenis staan. Ik vertrouw dat het de komst des Heren is. Het wordt... Wij weten dat iets moet bezwijken, de wereld staat onder teveel druk. En er is iets verkeerd. Iedereen weet dat. En ik geloof dat wij voor iets geweldigs staan en ik geloof met geheel mijn hart dat het de tweede komst van de Here Jezus is. En ik vertrouw erop dat Hij Zijn Geest op ons zal uitstorten en ons de dingen zal openbaren die we zouden moeten doen om voor Zijn komst gereed te zijn.

11 Nu ben ik mij ervan bewust dat, om hier bij broeder Vick en deze broeders te komen, ik... Het is een zware opgave, omdat hier veel grote mannen, grote invloedrijke sprekers, zijn geweest. Ik hoorde broeder William Booth-Clibborn eens vertellen dat hij een lange dienst had gehouden bij de Rotsgemeente. Zei ik dat goed? Het is de Rotsgemeente. En ik noem het de hele tijd de 'Steengemeente'. Dus dat is alles wat ik... En er zijn vele andere grote mannen hier op bezoek geweest. En ik wilde zelf heel graag naar deze gemeente komen om mannen te ontmoeten... Of, om in de preekstoel te komen waar de mensen hebben geluisterd naar zo'n man als hij en uw herder en broeder Boze, doctor Lee Vayle, en vele van deze andere geweldige predikers – het maakt dat ik me behoorlijk klein voel. Maar ik ben hier om mijn deel hierin te doen. Misschien voelt de vinger zich tamelijk klein ten opzichte van het verstand, maar toch moet hij een vinger blijven. Kijk, we hebben hem nodig.

12 We zullen nu een kleine bekende tekst nemen, zodat we niet te lang hoeven te blijven; een kleine tekst die ik meestal gebruik bij de aanvang van de samenkomst en iedere keer probeer ik het wat anders te benaderen.

13 We zouden vanavond een gebedsrij hebben gehad om voor de zieken te bidden in een gebedsrij. En mijn zoon die ik vanmorgen met enige lieflijke mensen van de 'Steenkerk' ... Rotskerk, excuseert u mij... Broeder Boze zei tegen me dat het kwam omdat ik uit het westen kom, dat dat de reden is waarom ik het een steen noem; ginds noemen ze het een steen en hier noemen ze het een rots. Dus ik ontmoette deze fijne mensen en zij... we hadden alles doorgesproken en ik zei: "Ik zal er nu heen gaan." En ze gaven me een stapel gebedskaarten en zeiden: "Geef deze aan uw zoon om ze uit te delen, zodat we voor de zieken kunnen bidden." Wel, hij wist niet dat we het op die manier zouden doen, daarom waren hij en enige van de broeders weggegaan en waren niet op tijd terug om deze kaarten uit te delen. Maar ik veronderstel dat ze het reeds op de een of andere manier hebben aangekondigd dat ze ze morgen zullen uitgeven, hoe het ook zij, hoe ze ze morgen zullen uitdelen.

14 Maar vanavond dacht ik te beginnen met een kleine inleiding over datgene waar we over zouden willen spreken.

15 Nu, als we spreken over Goddelijke genezing of een ander onderwerp in de Bijbel, zijn er veel mensen waarbij we als eerste hinderpaal ontdekken dat mensen het òf proberen te bouwen op iets in het verleden òf in de toekomstige tijd, òf het is zo hoog dat niemand het kan bereiken. Welnu, dat is dus de duivel die dat doet.

16 Want in de Bijbel staat: "Hij is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer." Hij blijft altijd God. En Hij is bij Zijn volk – als Hij vandaag gelovigen vindt – nog precies even geweldig als Hij immer was. En ik geloof dat het Woord deze Bijbel is, dat dit Gods Woord is, eenvoudig niets meer en niets minder. Ik weet dat God dingen kan doen die Hij niet in de Bijbel heeft opgeschreven, omdat Hij God is. Maar zolang ik weet dat wat ik Hem zie doen, Hij hierin heeft opgeschreven dat Hij dat zal doen, dan weet ik dat ik zó juist ben. Als Hij dus... Ja, als Hij er zo bij blijft, dan zal dat genoeg voor mij zijn, omdat ik daarin zie staan dat: "Hij verwond werd vanwege mijn overtredingen, verbrijzeld om mijn ongerechtigheid, de straf voor mijn vrede was op Hem en door Zijn striemen werd ik gezond gemaakt." Dus dat beëindigt de reis voor mij.

17 En Hij beloofde dat wij... dat Hij ons zou opwekken in de laatste dag, daarom zien we uit naar die tijd dat dit komt. Natuurlijk wachten vele dierbare heiligen op dat uur.

18 Welnu, wat dit betreft, God moet de mensen, de wereld, gaan oordelen. Wij geloven dat er een dag komt waarop God de wereld zal oordelen door Jezus Christus. Maar er moet een standaard zijn, ergens, waarmee Hij zal oordelen.

19 Wel, omdat vandaag zoveel mensen beweren: "Wel, ik ben...", zelfs zeggen mensen dat zij "Christus" zijn en "ik ben Christus", en "ik ben van Christus" en "deze denominatie is van Christus, of deze denominatie." Het zou nogal verwarrend zijn als er niet een standaard was.

20 Welnu, als ik vanavond aan de Katholieke mensen hier in het gebouw zou vragen: "U, wat denkt u hoe God de wereld zal gaan oordelen?"

     Zij zouden zeggen: "Wel, de standaard van de Katholieke kerk."

21 Ik zou het aan een andere denominatie kunnen vragen. Wel, die zou zeggen: "Wel, de standaard van onze kerk." Ze zouden het niet rechtuit mogen belijden, maar onze handelingen bewijzen dat wij dat denken. Maar welke kerk zou dan de juiste zijn? Kijk, we zouden niet weten waarheen we moesten gaan. Daarom is het niet door een bepaalde groep, een kerk, een denominatie.

22 Het zal geschieden overeenkomstig Zijn Woord. Kijk, dat is de standaard. Ziet u? Want in Johannes 1, het eerste hoofdstuk van Johannes, heeft Hij gezegd: "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. En het Woord werd vlees gemaakt en woonde onder ons", dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Dus dit is één ding waardoor Hij de wereld kan oordelen, waaraan wij allen zullen moeten voldoen: dit Boek. Daarom vertrouw ik erop dat God deze week dit Boek voor ons wil openen in evangelische boodschappen en in uitleggingen die Hijzelf van Zijn Woord zal geven, precies zoals het is opgeschreven, en het aan ons uitlegt en dan Zichzelf hier levend aan ons betoont, om dàt te doen.

23 Nu zijn er vele dingen die wij kunnen zeggen. En ik vermoed dat een mens alles kan zeggen wat hij maar wenst. Maar als God het zegt, dan is het goed. Als God het dan zegt en erop terug komt en bewijst dat Hij het heeft gezegd, dan blijft er geen vraag meer over, dan is het helemaal in orde.

24 Laten we nu, als u zo deze Schriftplaatsen wilt volgen... Ik geloof dat ik zie dat ze hier een bandopname aan het maken zijn. En ik geloof dat er ook, voordat wij lezen...

25 Ik zal op een zondag spreken. Is dat waar, broeder Vick? [Broeder Vick zegt: "Juist." – Vert] Op zondagmorgen of zondagavond? ["Avonden, de hele week door."] Avonden, gedurende de hele week. ["Ja."] En geen diensten overdag, geen diensten overdag. In orde. Nu, en dan zullen we...

26 Hoevelen zouden een genezingsdienst willen hebben, gebed voor de zieken? Laat mij uw handen omhoog zien gaan. Tjonge! Het is zodanig in de meerderheid, dat ik vermoed dat het negen en negentig komma negen en negentig procent is. Dat is ongeveer... Wel, dat is fijn. Maar we zijn...

27 Nu is Goddelijke genezing niet de gehele boodschap. Ik dacht dat men beweerde dat Jezus ongeveer tachtig procent van Zijn bediening besteedde aan Goddelijke genezing. Maar zoals de overleden broeder Bosworth... Velen van u kenden broeder F.F. Bosworth, een godzalige, heilige man. Vaak zei hij dat "Goddelijke genezing precies hetzelfde is als het aas op de haak. Je laat de vis nooit de haak zien, je laat hem het aas zien." En hij... Dus Goddelijke genezing is minder belangrijk. En je kunt nimmer het meerdere op het mindere bouwen, maar het leidt naar het meerdere. Wij begrijpen dit.

28 En de Bijbel is waar, ieder woord. En ik voel dat we onze ziel aan ieder woord van de Bijbel kunnen ophangen. Het is Gods Woord, en misschien heb ik niet genoeg geloof om het allemaal in werking te stellen, maar ik geloof beslist dat het kan worden gedaan als we genoeg geloof hebben om het te geloven. Ja, als men het zou geloven.

29 Nu, in het boek van Johannes 12:20. Velen van u die eerder in de diensten zijn geweest; dit zal een zeer bekende tekst zijn, omdat ik deze gebruik als openingstekst om te introduceren wat ik gedurende de week wil zeggen en waar we over willen spreken, en daarna Hebreeën 13:8. In Johannes 12:20:

     Er waren enige Grieken onder hen, die opgingen om op het feest te aanbidden:

     dezen dan gingen tot Filippus, die van Bethsaïda in Galilea was, en vroegen hem en zeiden: Heer, wij zouden Jezus wel willen zien.

30 En ik wil daar slechts vijf woorden uit nemen. Meneer, wij zouden Jezus willen zien. En dan verder met Hebreeën 13:8.

     Hij is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid.

31 Welnu, als Hij dezelfde is, dan zijn onze harten – ik ben er zeker van dat ik voor een behoorlijke groep in deze samenkomst spreek – dan zijn onze harten net zo hongerig om Jezus Christus te zien als het bij deze Grieken was. Wij... Er is niemand die ooit over Hem hoort die Hem niet zou willen zien. Het is het verlangen van mijn hart geweest om de werkelijkheid te leren kennen.

32 Doordat ik een ruime ervaring heb opgedaan, helpt het mij enigszins om mijn gebrek aan opleiding te compenseren, want ik heb gehandeld met andere godsdiensten zoals het Boeddhisme en de Mohammedanen en verschillende soorten religies. Ik zag ze over de hele wereld gedurende mijn reizen en ik bestudeerde ze en verdiepte me erin. Maar er bestaat slechts één waarheid waarvan ik geloof dat het echt is, Christendom dat is het, ziet u, en daarbij is het de enige die kan bewijzen dat de Stichter van deze godsdienst niet dood is. Nu, ik...

33 Ze vervoeren, hebben een paard neergezet bij het... of er staat er liever gezegd één bij het graf van Mohammed en ze geloven dat hij op een dag zal opstaan en de wereld zal doortrekken om te veroveren. Maar hij is dood. Hij is al verscheidene honderden jaren dood. Boeddha stierf ongeveer drieëntwintig honderd jaar geleden, hij was een filosoof in Japan, China.

34 Maar nu onze godsdienst, van Christus, Hij stierf ook, Hij moest sterven om ons te redden. Maar wij laten een leeg graf zien. En nu weerkaatst Zijn leven in ons, om te bewijzen dat Hij niet dood is, ziet u, èn Zijn beloften.

35 Natuurlijk, als u dat in een vreemd land zou zeggen onder de Mohammedanen, dan zouden ze zeggen: "Ja, hij weerkaatst zijn leven in ons. Maar hij deed geen enkele belofte, ziet u, deze beloften." Maar hij zei: "Uw Jezus deed deze beloften, nu wachten wij om te zien dat ú, leraars, datgene uitvoeren wat Hij zei, wat Hij beloofde." Kijk, daar is het wachten op.

36 En daar vingen zij onze broeder Billy Graham, die Mohammedaanse leraar, over die zaak, hij zei: "Als dit... Brengt u er zoveel en ik breng er zoveel en ik doe net zoveel met hen als u zult doen."

37 Wel, dat is nogal een uitdaging. Maar op een dag zal hij de verkeerde persoon uitdagen en dan zullen we het zien. Nu, ik zou – ik zou willen geloven dat Hij dezelfde is gisteren, vandaag en tot in alle eeuwigheid.

38 Welnu, overeenkomstig de Schrift wordt er van ons verwacht dat wij geschreven brieven van Hem zijn. De Bijbel zegt dat wij geschreven brieven zijn. En als wij vanavond zouden hongeren en dorsten om de Here Jezus Christus te zien, dan zouden wij als Christelijke gelovigen Zijn leven moeten weerkaatsen, in die mate dat het Zijn volkomen vertegenwoordiging is. Dat behoorden wij te zijn. Iedere Christen zou het leven van Jezus Christus moeten vertegenwoordigen en reflecteren. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ik geloof dat iedere Christen het leven van Christus zou moeten reflecteren. Hij zei in Johannes 14:12: "Wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Dan weten wij dat dit waar is, dat wij Zijn vertegenwoordigers zijn. En als wij beweren dat Christus in ons leeft – en als Christus in ons leeft – dan behoorden wij te doen zoals Christus deed. Wij behoorden Zijn leven te weerkaatsen.

39 Wat als ik vanavond beweerde dat het leven van Shakes-... Wat als ik zei dat Shakespeare in mij leefde, of u zei dat Shakespeare in u leefde? In orde, u zou de gedichten schrijven die Shakespeare schreef, omdat Shakespeare in u leeft. Wat als u zei dat Beethoven in u leefde? U zou de grote componist zijn die Beethoven was, omdat Beethoven in u leeft. U bent uzelf niet, want u bent nu Beethoven of u bent Shakespeare.

40 Als Christus dan in u leeft – daar bent u er, ziet u – dan leeft u het leven van Christus. Kijk, het is simpel op die manier als Hij in u leeft. Maar u kunt niet daar binnen bij Hem leven; Hij moet in u leven. Zo is het altijd, Hij neemt uw plaats in en wij worden verondersteld Hem op iedere wijze te representeren.

41 Nu ontdekken wij dat de eerste gemeente Hem vertegenwoordigde als geschreven brieven, Zijn leven leefde door deze mensen heen. Ik kan onze huidige kerk daar niet mee vergelijken. Hoe moeilijk het ook is om dit te zeggen, hoezeer ik de mensen ook liefheb, toch moet je eerlijk zijn en de waarheid vertellen. Ik kan niet zeggen dat we vandaag in de kerken Christus weerkaatst zien op de wijze waarop deze mensen dat zagen.

42 Zij, zij wisten dat ze bij Jezus waren geweest. We ontdekken in... Nee, ik geloof dat het in Handelingen, het vierde hoofdstuk, staat, waar we deze vissers Petrus en Johannes aantreffen die een man genazen bij de Schone Poort; en ze waren in staat om iedere vraag die zij... die het Sanhedrin hun stelde te beantwoorden; toch waren ze ongeletterd en niet bestudeerd. Dat konden ze zien. Ze hadden geen opleiding gehad en ze waren geen opgeleide predikers, ze waren vissers. "Maar zij bemerkten dat zij bij Jezus waren geweest", ziet u, omdat zij op dezelfde manier handelden als hoe Hij met hen gehandeld had.

43 Je kunt zo lang met iemand omgaan en bij ze in de buurt zijn totdat je hun gewoonten gaat overnemen. En het is goed voor ons om niet weg te lopen en met de wereld samen te gaan. Maar blijf bij Jezus totdat we kunnen weerkaatsen, tot Zijn leven in ons leven wordt weerkaatst.

44 Zo waren deze discipelen. Zij wisten dat zij bij Jezus waren geweest, want zij spraken zoals Hij, handelden zoals Hij en genazen zoals Hij en ieder antwoord was zoals bij Hem. Ze waren geïnspireerd zoals Hij en zij wisten dat Hij in hen leefde. Zo zouden wij, als gelovigen, altijd moeten zijn. Ze handelden zoals Hij omdat ze al zo lang met Hem waren omgegaan.

45 We zien in de Bijbel, in het boek Koningen [2 Koningen 3 – Vert] dat er een man was, genaamd Josafat, een rechtvaardig man. En daar was de zoon van Achab, Joram, en hij nam de gewoonten van zijn vader over, en voorts de koning van Edom. En gedurende die tijd verklaarden de Moabieten Israël de oorlog. En Joram die toen koning was na zijn vader, wel, hij deed een beroep op Josafat. En Josafat, een rechtvaardig man, had zich nooit moeten verbinden met deze onrechtvaardige persoon. Maar Christenen doen dat vaak zonder na te denken.

46 Zo trokken zij zeven dagreizen ver de woestijn in en ontdekten toen dat ze geen water meer hadden. En een van hen riep uit: "Ach, God heeft deze koningen zeker hier gebracht om ze te doden!"

47 Maar Josafat die een rechtvaardig man was herinnerde zich in de tijd van moeite dat God nog steeds leeft. Ziet u, ongeacht de... Hoewel wij het pad hebben verlaten en verkeerd hebben gedaan, toch is God nog steeds bij ons. God blijft altijd dezelfde. En Josafat die zich dat herinnerde riep het uit: "Is hier niet ergens een profeet des Heren om Hem te kunnen raadplegen?"

48 En een van de dienstknechten van de koning van Israël antwoordde: "Ja, hier is Elisa. Hij goot water op de handen van Elia."

     En Josafat zei: "Bij hem is het Woord des Heren."

49 Waarom? Kijk naar zijn gezelschap. Kijk, hij, zij wisten dat deze man in contact had gestaan met een echte profeet. En ze wisten dat het dat soort gezelschap was geweest. Om in dat gezelschap te kunnen blijven, moest hij een behoorlijke rechte wandel hebben gehad en hij zou niets zeggen... want hij was opgevoed onder het leiderschap van deze grote profeet Elia.

50 O, hoe zou het vandaag zijn als de kerk slechts bij Christus kon blijven staan onder het leiderschap van de Heilige Geest, nimmer dat Woord verlaten voor een leerstelling of enig ding, het eenvoudig geloven zoals het geschreven staat. En overal zou men weten dat u ook bij Jezus bent geweest. Op die wijze zou men het weten.

51 Maar vandaag is het heel erg. We kijken enigszins naar een goed opgeleide wetenschapper of zoiets. We denken dat we daar Christus in vinden. Wij gaan naar scholen. Wij sturen onze jongens naar scholen, naar bijbelscholen; wat in orde is, maar we ontdekken dat ze daar leren hoe ze welsprekende toespraken moeten houden en ze houden geweldige verhandelingen. En duizenden ervan zijn ongetwijfeld fijne mannen. En ze weten hoe ze het programma aantrekkelijk moeten maken. Ze weten hoe ze op het podium moeten staan, ze weten hoe ze Christus aan de mensen moeten voorstellen. Maar u zult ontdekken dat het meeste daarvan, veel ervan, teveel ervan, alleen maar die man is; hij is niet echt een vertegenwoordiger van Christus, maar een geleerde. Kijk, hij weet, hij is geoefend om een lezing te houden. Je kunt hem vragen een redevoering te houden die de mensen werkelijk versteld zou doen staan vanwege de uitnemendheid van zijn spreken en hoe hij zich weet te gedragen en hoe hij de mensen ademloos kan laten luisteren. Maar dan ontdekken we dat hij dat ergens in een seminarie heeft geleerd, ergens waar ze hem hebben opgeleid om het zo te doen.

52 Wat een verschil met Paulus toen hij zei: "Ik ben nimmer tot u gekomen met uitnemendheid in spreken, noch met de wijsheid van deze wereld, maar in de kracht van de Heilige Geest; opdat uw geloof niet zou rusten in de wijsheid der mensen en in zijn beschaving, maar in de kracht van de Heilige Geest."

53 Ja, dan hebben we nog een andere groep waar wij, veel mensen, nogal naar opkijken, dat is naar de man die we een fijne vent noemen. Hij staat op het podium en hij is een echte grappenmaker. Hij kan een paar grappen vertellen en de mensen aan het lachen krijgen en de mensen zullen van overal vandaan er op af gaan om zijn grappen te horen. En wellicht zijn het geen slechte grappen, het zijn alleen maar grappen die vanaf het podium worden verteld, maar ik geloof niet dat dit goed is. Nee, ik, ik... dit is geen plaats voor grapjes.

54 Dit is de plaats voor de meest diepe oprechtheid. Dat is er vandaag met de kerk aan de hand, we zijn bij die diepe oprechtheid vandaan gegaan. We zouden met deze zaken regelrecht tot op de bodem moeten gaan, er ernst mee maken, ziet u. Want God houdt van oprechtheid en wij zijn er niet serieus genoeg mee.

55 Maar we ontdekken dat deze man iedereen aan het lachen kan krijgen, enzovoort, en we zien eigenlijk uit naar zo'n man. Maar wat mij betreft, ik zou het misschien een komediant willen noemen of wellicht niet meer dan een 'preekstoelclown', dat is alles, ziet u, die daar alleen maar staat om de mensen te laten lachen. Terwijl zij bezig zouden moeten zijn met de komst des Heren, met de grootste oprechtheid lettend op het spoedige moment van Zijn verschijning, want wij weten niet op welke tijd Hij zou kunnen verschijnen. Daarom hebben wij geen redevoerders nodig, wij hebben geen komedianten nodig, enzovoort.

56 Dan is er nog een klasse van mensen die naar God uitzien – àls ze naar Hem zouden uitzien – in de wijze waarop een persoon zich kleedt. Er zijn veel mensen die als ze een man op straat zien lopen met de een of andere grote... een bepaald soort religieuze hoed op, en neerhangende religieuze kleren aan, dan denken zij dat dit erg religieus is, dat het christelijk is. Maar dat vind ik niet. Als dat zo zou zijn, dan... Christus kleedde Zich niet zo, dus het zit niet in de kleding. "Het Koninkrijk van God bestaat niet uit voedsel en kleding, maar uit lijdzaamheid en de Heilige Geest."

57 Ze zien uit naar mensen, velen van hen zien uit naar mensen... Mensen zien uit naar Christus, liever gezegd, onder hun verwanten. U zegt: "Mijn moeder is al zoveel jaren een bepaald lid geweest van een bepaalde kerk. O, mijn vader kwam naar voren." En op die manier zien ze naar Christus uit, onder hun familie. "Mijn familie heeft me opgevoed om zus en zo te zijn." Maar Christus zien we niet, ziet u, dat zien we niet.

58 Weet u, Maria en Jozef maakten een keer die vergissing. Ze waren goede mensen. Maar zij gingen op weg naar Jeruzalem voor het feest en op hun terugreis misten ze Jezus onder hen. Dus ze zochten Hem onder hun familie, maar Hij werd niet gevonden. En ik denk dat dit vandaag in veel gevallen zo is. En ze probeerden er achter te komen waar Hij was. Weet u waar ze Hem vonden? Precies daar waar ze Hem hadden achter gelaten. Dat is zo.

59 Wel, daar zullen wíj Hem vinden. Daar zal de kerk Hem vinden. We zullen Hem niet in lezingen vinden. We zullen Hem niet in komedianten vinden. We zullen Hem niet vinden in de wijze waarop we ons kleden, of bij de denominatie waartoe wij behoren. Laten we teruggaan naar de Pinksterdag, toen Hij de gemeente binnenkwam en daar zullen we Hem vinden. Want daar verliet de eerste gemeente Hem, op het Concilie van Nicéa, en sedert die tijd is Hij daar achtergelaten. Dus is het zaak dat we naar die tijd teruggaan om Hem te vinden. Ga terug naar waar we Hem hebben verlaten, naar de plaats waar we Zijn Woord kunnen nemen; en er niets aan toevoegen en er niets vanaf nemen. Het eenvoudig geloven zoals het is. Zo staat het geschreven, zo is het. God heeft erover gewaakt om het op deze manier te bewaren en dat is de standaard waardoor wij zullen worden geoordeeld.

60 Welnu, deze Grieken zochten geen redevoerder wat Jezus Christus betrof. Ze zochten niet naar preekstoelclowns, zoals ik een paar ogenblikken geleden zei. Daar zochten ze niet naar. Ze waren niet uit op komedianten. Ze wilden Hem zien, de Persoon, Jezus Christus. Ze verlangden ernaar Hem te zien, omdat ze over Hem hadden gehoord. "En geloof komt door het horen, het horen van het Woord." En Hij is het Woord, ziet u, Hij is het Woord. En ze wilden Jezus zien.

61 Nu zeiden ze niet dat zij Hem wilden horen; ze hadden reeds gehoord. Ze wilden zien. Dat was niet de vraag: "Wij zouden Jezus willen horen. Heren, wij zouden, wij... Jezus horen." Ze wilden Jezus zien. Het doel van hun verzoek was om Hem te zien. Niet om Hem uitgelegd te krijgen.

62 Vandaag kunnen wij het met geweldig intellectuele boodschappen zo uitleggen dat je het beeld kunt zien. Maar daar zien we vanavond niet naar uit. We zien niet uit naar de mechaniek, we zien uit naar de dynamiek ervan. Daar gaat het om. Er is zoveel, ziet u, dat is... We hebben de mechaniek van de godsdienst van de Bijbel zo gekanaliseerd dat het lijkt op een geweldig lange trein van zestien of vijfendertig rijtuigen die daar op de rails staan. Maar als je er helemaal geen stoom in hebt dan zal de... De dynamiek is nodig om iets tot stand te brengen bij de mechaniek. En wat we nu nodig hebben is om dàt te zien, wat we al deze jaren hebben onderwezen; is dat de waarheid of is het dat niet? Het is steeds weer verklaard door verschillende seminaries en kerken, enzovoort, maar nu verlangen we ernaar te ontdekken wie deze Persoon is.

     Nu zegt u: "Broeder Branham, hoe wilt u dat doen?"

63 Wel, hebt u opgemerkt dat ze naar een dienstknecht van Christus toegingen, die had geleerd wat men moest doen. Niet om alleen maar te zeggen: "Ga zitten; wacht even! Gaat u hier zitten dan zal ik het uitleggen." Nee, hij bracht hen rechtstreeks naar Hem, omdat ze dat wilden zien. Ze zeiden: "We wilden Jezus wel zien." Niet: "We zouden het op prijs stellen als u het aan ons uitlegt en ons er alles over vertelt." Dat was de vraag niet. Maar zij wilden Jezus zien. En zij... God had daar iemand staan, Filippus, die ze kon meenemen en ze aan de Persoon Jezus Christus kon voorstellen.

64 Nu, dat willen wij zien. Wij willen de Persoon zien. U zegt: "Wel, broeder Branham, wij zullen Hem zien wanneer Hij komt." Ja, maar Hij beloofde dat Hij in de laatste dagen zou komen in de Persoon van de Heilige Geest en bij ons zou zijn, zelfs in ons, tot het einde der wereld. En de dingen die Hij deed, zouden wij ook doen. Hij zei in Hebreeën 13:8, zoals ik heb aangehaald, dat: "Hij dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer." Nu zou er slechts één manier zijn om te weten wat Hij vandaag is.

65 We zagen dat we Hem niet in fijne redevoeringen konden vinden, want we zien mensen die kunnen opstaan en het Woord zodanig kunnen uitleggen dat het je de adem beneemt. Maar als we het vinden is het slechts een redevoering. Kijk, slechts een redevoering, het is de mechaniek. En we vinden de entertainer die door allerlei handelingen kan heengaan, enzovoort, maar dat is het nog steeds niet. Wij, dat is niet waar wij naar uitzien. We zien het religieuze type met hun gewaden aan, enzovoort, maar dat is nog steeds niet waar we naar uitzien. Ziet u? Nee.

66 Wij zien uit naar de Persoon Jezus Christus. Kijk, de Persoon, Jezus Christus! Als nu de Bijbel zei: "Hij is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer", dan moet Hij dat zijn, anders heeft de Bijbel iets verkeerds gezegd. En ik geloof niet dat God de wereld zou oordelen door iets wat verkeerd is.

67 Waar zijn we dan aan toe? Kijk, we bevinden ons weer in een warboel, want deze kerk zegt: "wij hebben het", en "wij hebben het", en "wij hebben het", enzovoort. Maar als u het hebt, dan zou u het laten zien; dat is juist, ziet u; de Persoon, Jezus Christus.

68 Nu, de enige waarachtige manier om te ontdekken wat Hij is, is om te ontdekken wat Hij was, ziet u, omdat Hij onveranderlijk is. God kan totaal niet veranderen. Hij is nimmer veranderd. "Hij is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer." Hij moet altijd hetzelfde blijven. Zijn Woord moet hetzelfde blijven. Zijn plannen moeten altijd hetzelfde blijven.

69 Nu hebben we in de wereld alles geprobeerd om bij Zijn plannen vandaan te gaan, er onderuit te komen. Maar ze bestaan nog steeds, Hij is de enige weg. De mens heeft geprobeerd een weg te maken door iemand in gemeenschap te brengen door opleiding; het faalde. We hebben geprobeerd ze in gemeenschap te brengen door ze in een denominatie te plaatsen; het faalde. God heeft één plaats waar Hij de mens ontmoet en dat is onder het Bloed. En buiten dat... Daar bestaat geen falen. Dat is juist. U moet, moet het hebben onder het Bloed.

70 Welnu, een Katholieke priester, een orthodoxe Jood en een Nazirener en een Pelgrim Heiligheid en een Pinksterman, kunnen ginds in hun denominatie opstaan en de hele dag met elkaar ruziën en beweren geweldiger te zijn dan de andere, enzovoort, maar laat ze allemaal eens onder dat Bloed komen en bij het kruis neerknielen, dan zullen ze hun armen om elkaar heenslaan en ze zijn broeders omdat ze gemeenschappelijke dingen hebben. En dat is één ding wat iedere wederomgeboren gelovige gemeenschappelijk heeft, namelijk het Bloed van Jezus Christus dat hen reinigt.

71 Niet lang geleden hoorde ik het verhaal van een familie, een lieflijke kleine familie die uit elkaar ging. Een man en zijn vrouw waren het met elkaar oneens geworden en er zou een echtscheiding komen. En de advocaat had tegen ze gezegd: "Welnu, als u niet wilt dat de rechtbank alles neemt wat u hebt, dan moet u naar huis gaan en de spullen van uw gezin, uw huwelijk, onder elkaar verdelen."

72 Ze reden dus naar het huis en op een afgesproken dag zouden ze elkaar treffen. Ze gingen de huiskamer binnen en ze ruzieden en ze vochten met elkaar over elk ding dat in de huiskamer stond. Toen liepen ze de keuken in en ze ruzieden en vochten over wat daarin stond, en zo door de verschillende kamers van het huis. Na enige tijd besloten ze naar de zolder te gaan omdat daar nog een oude koffer stond. Ze hadden nog wat antieke spullen die ze daar hadden opgeborgen, daarom gingen ze naar de zolder om deze oude koffer uit te pakken. En de een zei: "Dit is van mij", "dit is van mij", en ze maakten er ruzie over.

73 Na enkele ogenblikken kwam er iets te voorschijn en ze staken er allebei hun hand naar uit, en hun handen raakten elkaar. Het waren een paar kleine schoentjes van de baby die God aan hun huwelijk had geschonken en van hen had weggenomen. Maar wie kon ze opeisen? Het was iets wat ze gemeenschappelijk hadden. En met tranen in hun ogen trokken ze de schoentjes tussen zich in. De echtscheiding werd ingetrokken. Kijk, zij vonden iets wat voor hen allebei iets betekende.

74 En ik vind dat de Christenen hetzelfde zouden moeten doen. We kunnen iets vinden wat voor ons beiden betekenis heeft en dat is Christus. Zie? Dat heeft voor ons allen betekenis, daar kunnen we elkaar een hand geven en staan als broeders en zusters in Christus. Hij is Christus. Nu, leeft Hij? Dat doet Hij zeker. "Levend voor altijd! En omdat Ik leef zult gij ook leven."

75 Nu moeten we teruggaan om goed te kijken. We weten dat we Hem niet kunnen vinden als een groot onderwijzer. We hebben zelfs geen enkele vermelding dat Hij naar school is geweest. En we... Hij moet geen anders geklede Man zijn geweest want Hij ging bij de mensen in en uit, was onder hen, liever gezegd, en nimmer... Wel, de mensen herkenden Hem niet, zij waren allen hetzelfde gekleed. Hij kleedde Zich niet als een priester. Hij kleedde zich niet als een religieus man. Hij kleedde Zich precies zoals een gewoon mens. En verder wat betreft Zijn...

76 We ontdekken dat de Bijbel werd geschreven in heel gewoon taalgebruik; Hij moet de spreektaal hebben gebruikt die buiten op straat werd gebezigd, zoals de gewone man deed. Want in de Bijbel staat: "Het gewone volk hoorde Hem graag", ziet u, dus de intellectuelen konden zich waarschijnlijk niet voegen bij zo'n gewoon Persoon die misschien gebrekkig sprak, enzovoort. Daarom was het een beetje teveel voor hen. Vandaag is dat nog zo.

77 Daarom wordt de Bijbel zo'n probleem voor de mensen omdat ze proberen het uit te leggen door een hoger soort taalgebruik dan waarin het werd geschreven, namelijk gewone omgangstaal, ziet u. De...

78 Dus, God vernedert Zichzelf. God is nederigheid. "De man die zichzelf kan vernederen wordt verhoogd. Wie zichzelf verheft wordt vernederd", altijd. We moeten dus onthouden dat Christendom niet een voordringen is en proberen deze knaap voorbij te komen, maar achteruit stappen en de achterste plaats innemen. Kijk, de andere persoon laten voorgaan, dat is Christendom. Verneder uzelf. "Als hij u voor het gericht daagt en uw jas afpakt, geef hem dan ook uw mantel. Als hij u dwingt één mijl te gaan, ga er twee. Als hij u op de wang slaat, keer ook de andere toe." Hij was ons voorbeeld in alles wat wij zouden moeten zijn. En als dat leven in ons kan weerkaatsen, dan zullen de mensen Christus in u zien, als ze dàt kunnen zien.

79 Welnu, kijk, er mogen vele mannen zijn geweest. Jezus was anders dan iedereen. Er mogen vele mannen zijn geweest die nederig konden zijn en de tweede mijl gaan of de andere wang toekeren, maar wij ontdekken dat Jezus een ander Persoon was.

80 Nu, God is altijd bij Zijn Woord blijven staan. Onthoud, Hij verandert Zijn Woord nimmer.

81 Zoals ik even geleden zei over het bloed. Toen Adam en Eva in de hof van Eden hadden gezondigd en God Zijn wet moest nakomen omdat Hij rechtvaardig is... En de straf van de wet was, wel, Hij moest dat die familie opleggen, want: "Het loon der zonde is de dood en u zult gaan sterven." Maar toen ze er zo voorstonden moest Hij een verklaring van vrijlating afkondigen; Hij besloot dat er bloed voor nodig was. Adam en Eva probeerden een schort van vijgenbladeren te maken, maar dat werkte niet. Dus vereiste Hij bloed.

82 En Hij is nimmer veranderd. Hij verandert nooit. Welnu, toen er een tijd kwam dat een persoon ziek was en genezen wilde worden door God, genas God hem op basis van zijn geloof in Hem. Dat heeft Hij nimmer gewijzigd. Het is nog steeds hetzelfde, precies hetzelfde!

83 En ieder woord dat God zegt, kan nimmer worden veranderd. Dat is de reden waarom ik de Bijbel precies zo geloof als het staat geschreven. Kijk, het kan nimmer worden veranderd. We kunnen niets beters vinden; God kan het niet. Hij is oneindig. Wij zijn eindig. Wij maken fouten en morgen weten we meer dan vandaag. Maar God niet; Hij is de Eeuwige en oneindig, almachtig, alomtegenwoordig, alwetend. Hij is eenvoudig... Hij is God. Als Hij deze dingen niet is, dan is Hij God niet, ziet u, dan is Hij eindig zoals wij. We moeten dus onthouden dat Hij God is en dat Zijn woorden een deel van Hem zijn. U hebt mensen horen zeggen: "Iemand is evenveel waard als zijn woord." Dat is waar. God is niet beter dan Zijn Woord.

84 Jezus verwees altijd, voortdurend, terug naar het Woord van de Vader. "Er staat geschreven. Er staat geschreven." Zo versloeg Hij Satan, met het Woord. "Er staat geschreven." Nu zien we Hem toen Hij...

85 Hij kwam in de kracht van de Schrift, precies naar de uitleg van de Schrift. Maar de mensen van die dag, die naar Zijn komst uitzagen, misten Hem, omdat zij een uitleg hadden en niet bij die uitleg vandaan konden komen. Ze moesten het op hun manier hebben.

86 Nu, het zou vandaag opnieuw op die manier kunnen komen, ziet u. Zou het niet vreselijk zijn als dat zo zou zijn? "En wij hebben het helemaal berekend en wij hebben zoveel scholing gehad, dat wij een kaart kunnen ophangen en u praktisch het uur van Zijn komst kunnen vertellen en wij vertellen u of Hij komende is, rijdend op een wit paard of in een wolk. Wij weten precies hoe het zal gaan." En het zou wel eens totaal anders kunnen zijn wanneer Hij komt. Ja. Dat deed Hij. Weet u, deze dingen zijn zo verraderlijk wanneer men probeert te zeggen: "Dit is dat." Precies zoals het in de Schrift is geschreven, zo is het.

87 Hebt u opgemerkt, eens maakte ik een dergelijke opmerking. Op een keer zeiden de discipelen tegen Jezus in... ik geloof in Mattheüs 6:11 of 11:6; ik geloof dat het 11:6 is, neem me niet kwalijk, ik denk dat dit het is, dat de discipelen van Johannes naar Jezus toekwamen en wilden weten of Hij werkelijk Diegene was. Nu had Johannes Hem geïntroduceerd en hij zat opgesloten in de gevangenis. En Jezus zei: "Blijf even tot de dienst voorbij is, ga dan terug en vertel Johannes wat u hebt gezien." Hij gaf hem echt geen boek over hoe hij zich in de gevangenis moest gedragen of zoiets dergelijks of een intellectuele redevoering. Hij zei: "Blijft u slechts hier tot de samenkomst voorbij is en ga dan aan Johannes vertellen wat u zag." En toen ze vertrokken, keek Jezus ze na terwijl ze de heuvel overgingen.

88 Hij zei: "Wat bent u gaan aanschouwen toen u heenging om Johannes te zien? Zag u een man gekleed in fijne zachte kleding en omgekeerde boorden, weet u, enzovoort?" Hij zei: "Die zijn in de koningspaleizen. Zij kussen de baby's en begraven de doden, enzovoort." Hij zei: "Maar wat bent u gaan aanschouwen? Een man als een riet door de wind bewogen?"

89 Nee, niet Johannes. U kunt hem niet vertellen: "Ik zal u zoveel geven als u deze kerk verlaat en naar deze hier toekomt." Niet Johannes. Hij werd niet heen en weer bewogen door organisaties, en dergelijke. Niet Johannes.

90 Hij zei: "Wat bent u gaan aanschouwen? Een profeet?" En Hij zei: "Ja, Ik zegt u, meer dan een profeet." Want hij was meer dan een profeet, omdat hij de... hij was de... de brug tussen de wet en genade. Hij was de boodschapper van het verbond van die dag, een groot man.

91 En we ontdekken, toen Hij sprak over Johannes en wat voor een groot persoon hij was, dat Hij zei: "Als u het kunt ontvangen, dit is degene waar de profeet over gesproken heeft: 'Zie, Ik zend Mijn bode voor Mijn aangezicht uit.'" Ziet u?

92 En ze zeiden: "Wel, waarom heeft Elia dan op een keer gezegd toen hij daarover sprak... Waarom heeft Elia dat gezegd , dat er eerst..." Of: "Waarom zeggen de Schriftgeleerden...", neem me niet kwalijk, "dat Elia eerst moet komen?"

93 En Hij zei: "Elia is reeds gekomen en gij wist het niet." Ziet u? Zie? Deze getrainde mannen die uitzagen naar de komst van die voorloper van Jezus, op iedere wijze getraind in de Bijbel, Schriftgeleerden die de Bijbel overschreven en hem kenden van A tot Z, van voor naar achter, geleerden. Tjonge, dat waren echt mannen, ze kenden de Schrift, ieder woord, van binnen en van buiten, maar toch faalden ze om te zien dat Johannes Elia was. Zelfs Zijn discipelen hadden er niets van gezien.

94 Welnu, zou het niet heel erg zijn als wij een dezer dagen zien hoe het oordeel de aarde treft en wij zeggen: "Wel, wat is er aan de hand? Er zou toch een opname komen?"

95 En Hij zou zeggen: "Wel, die is reeds gekomen en u hebt het niet geweten." In een ogenblik, in een oogwenk, wanneer niemand er aan denkt, dan zal het voorbij geglipt zijn. U zult het helemaal niet bemerken als het weggaat. Ik vertel u dat het voor ons nuttig is dat we gereed zijn, ja, gereed zijn voor dit uur.

96 Laten we dit nu eens nemen en zien wie Hij was. We ontdekken dat zodra Hij was gedoopt, God op Hem kwam in de vorm van een duif en Hij ging gedurende veertig dagen de woestijn in om verzocht te worden. En daar versloeg Hij eerst Satan op basis van het Woord. Hij versloeg Satan op basis van het Woord.

97 Toen begon Zijn aardse bediening. Nu zien we Hem en, ten eerste was er een man in Johannes 1, genaamd Andreas. We ontdekken dat hij wegging om zijn broeder Simon te halen en hij bracht Simon mee naar de samenkomst waar Jezus sprak. En toen hij dat deed zag Jezus Simon. En weldra, toen Hij hem zag, vertelde Hij hem dat zijn naam "Simon" was en dat hij "de zoon van ene Jonas" was. Welnu, dat nam de kritiek bij deze apostel weg en hij erkende toen dat Hij de Christus was; en tenslotte werd hij de leider van de gemeente te Jeruzalem, omdat hij had ingezien dat dit de Christus was.

98 Hebt u er ooit bij stilgestaan hoe het kwam dat hij herkende, slechts doordat Hij dat zei, dat deze Man de Christus was? Omdat de Christus overeenkomstig de Schrift een profeet moest zijn. Mozes, hun leider en leraar had hun verteld: "De Here Uw God zal een profeet doen opstaan zoals ik." Ongeacht hoeveel intellectuele mannen waren opgestaan, er moest een profeet komen en die profeet moest het teken van een profeet laten zien.

99 Wellicht spreek ik vanavond tot veel Joodse mensen. En u weet uit de Schrift dat de Jood zijn profeet geloofde. Want het was tot de profeet dat het Woord des Heren kwam, en tot hem alleen. Het Woord des Heren komt tot de profeten. "God heeft eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken door de profeten, maar in het laatst der dagen door Zijn Zoon, Jezus Christus", Hebreeën 1. Nu, de Jood geloofde de profeet, omdat de profeet het Woord des Heren had.

100 Welnu, de manier waarop men kon vertellen of die profeet juist was of niet, was door op de profeet te letten. Als hij iets zei, profeteerde, en het kwam te geschieden, dan zei God: "Luister naar die profeet want Ik ben met hem. Maar als het niet gebeurt, let dan niet op wat hij zegt." Dat is niet meer dan logisch, zie. "Als er iemand onder u een profeet is, een geestelijke of een profeet, dan zal Ik, de Here, Mijzelf aan hem bekendmaken in visioenen, en door dromen tot hem spreken. En als komt te geschieden wat deze profeet zegt, luister dan naar hem, want Ik ben met hem. Maar als het niet gebeurt, doe het dan niet."

101 Dus daar stond Jezus. En ze hadden gedurende vierhonderd jaar geen profeet in Israël gehad. En hier stond een Man die een doodgewone visser zag aankomen en hem vertelde wat zijn naam was en wat de naam van zijn vader was. Wat een verbazingwekkende zaak! Wat was Hij aan het doen? Hij riep die man. En toen dat licht over dat uitverkoren zaad flitste, kwam het leven snel, hij herkende wat dat was.

102 Deze man waar we nu over spreken, Filippus, zag dit plaatsvinden, daarom haastte hij zich om de berg heen, wat ongeveer tweeëntwintig kilometer is, naar een vriend, die samen met hem de Schrift bestudeerde. En de naam van deze man was Nathanaël. Hij moet een bos hebben gehad, dus hij zat buiten in het bosje te bidden toen Filippus arriveerde. Nu, zij waren beiden Hebreeërs, die uitzagen naar de komst van de Messias. Toen Filippus hem vond, zei hij: "Kom en zie Wie ik heb gevonden, Jezus van Nazareth, de zoon van Jozef."

103 En natuurlijk wist Nathanaël, die een belangrijk man was, dat Nazareth een laag gezonken stad was, en hij zei: "Zou er iets goeds uit Nazareth kunnen komen?"

     Hij zei: "Kom en zie."

104 Dat is... dat is een van de meest verbazingwekkende uitspraken! Zoveel mensen zullen zich verzetten en alles bekritiseren, in plaats van te komen en het ter harte te nemen en het te onderzoeken om te zien of het waar is. Als deze schriftgeleerden dat slechts hadden gedaan ten opzichte van Jezus Christus, dan zouden de... u Joodse mensen niet in de toestand zijn waarin u nu bent; ziet u? En de wereld, de kerken zouden niet zijn zoals we zijn, als we de Schriften zouden bestuderen en als God iets doet opkomen. We weten dat er heel veel fanatisme is; dat is er altijd geweest en zal er altijd zijn totdat Jezus komt. Maar dan, valse profeten en valse christussen en al het andere, zullen in de wereld opstaan, die tijden van het teken, of tekenen van de tijden liever gezegd, zullen tonen, enzovoort. Maar Hij zei: "Gelooft u dat niet." Zie? Maar als u hier oplet, zij stopten niet om te denken wat Hij aan het doen was.

105 Filippus zei: "Kom en zie voor uzelf." Dus toen Filippus en Nathanaël samen om de berg heen liepen, kwamen ze bij de samenkomst, zeg maar zoiets als deze, waar Jezus aan het spreken was.

106 Nu weet ik niet hoe ze er aankwamen. Het kan zijn dat hij buiten in het gehoor stond, misschien stond hij daar waar Jezus voor de zieken bad. Nee, ons werd niet verteld hoe de omstandigheden waren. Maar zodra Jezus de man zag, zei Hij: "Zie, een Israëliet in wie geen bedrog is!" Kijk er nu naar hoe Hij Zichzelf bekend maakte toen Hij hier gisteren was.

107 Kijk, Hij hield nimmer een geweldig intellectueel verhaal. We hebben van Hem geen enkele vermelding dat Hij in seminaries werd onderricht, zoals ik zei. Nimmer schreef Hij een boek. Nimmer schreef Hij één woord. Hij schreef iets op de grond en daarna stak Hij Zijn hand uit en veegde het weer weg. Waarom schreef Hij niets op? Omdat Hij het Woord was.

108 Dus, ziet u, als ze slechts hadden geweten dat Hij het Woord was. Hij was het Woord Zelf, vleesgemaakt. Hij was God vleesgemaakt. God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende.

109 Let nu op wat Hij deed toen Filippus deze trotse Jood meebracht; Hij zei: "Ziet, een Israëliet in wie geen bedrog is."

110 Wel, misschien hebben sommigen gezegd: "Logisch, dat kun je wel zien aan de manier waarop hij gekleed is." Nee, alle oosterse mensen droegen een tulband, ze droegen een baard, ze droegen lange klederen. Je had hem niet van een Assyriër of een ander persoon kunnen onderscheiden. Hij had een normaal soort kleding aan.

111 Hij zei: "Ziet, een Israëliet in wie geen bedrog is." Hoe wist Hij dat hij die rechtvaardige, eerlijke man was die hij was? Hij had een bandiet kunnen zijn. Hij had een dief kunnen zijn die daar met Filippus was meegekomen. Hij wist het niet maar hij had een manier om het te weten.

112 En het ontstelde deze man zozeer, dat hij zei: "Rabbi," wat 'leraar' betekent, "wanneer hebt U mij ooit gezien? Hoe kent U mij?"

113 Hij zei: "Eer Filippus u riep, toen u onder die boom zat, zag Ik u." Ziet u?

114 En wat wist deze onderzoeker van het Woord hierdoor? Hij wist dat dit die Profeet was. Hij zei: "Rabbi, Gij zijt de Zoon van God. U bent de Koning van Israël."

115 En Jezus zei: "Omdat Ik u deze dingen heb verteld, gelooft u, maar vanaf nu zult u grotere dingen dan deze zien."

116 U ziet hoe Hij Zichzelf bekend maakte. Niet door een bepaald soort kleding, niet door een geweldig beroemd geleerde te zijn, met een doctorsgraad van een of ander college.

117 Die dingen zijn in orde. Ik bekritiseer ze niet, ik probeer iets naar voren te brengen wat de aandacht behoort te krijgen, om het u te laten zien. Deze denominaties en colleges en kleding zijn wat mij betreft in orde, maar nu hebben we het niet over deze dingen. Ik zie beslist liever een man in een religieus gewaad dan dat ik hem hier buiten op straat zie zoals deze vrouwen, of zoiets. Zou hem liever zo zien, zelfs als hij fanatiek in zijn godsdienst is; ik zou hem liever zo zien dan hier ergens dronken in een sloot, ziet u, dus daar heb ik niets over te zeggen.

118 Maar wat ik probeer te zeggen is, dat we die Persoon proberen te vinden, Jezus. Dat is de Persoon die we proberen te vinden. Hoe zit het met dit Woord? Dat... Kan dit Woord liegen? Beslist niet, het kan niet liegen èn God zijn. God kan niet liegen. En dit Woord is God. De Bijbel zei dat dit zo was. Dus nu proberen we te ontdekken wie Hij is.

119 Hoe zouden we Hem kunnen identificeren? Niet door kleding, niet door denominaties, niet door redevoeringen. Hoe zouden we Hem kunnen vinden? We zullen Hem gaan vinden in de Persoon die Hij is, die Hij nu is. Let op, dat is de manier waarop zij Hem toen kenden. Niet aan Zijn kleding, niet aan Zijn onderwijs op Zijn school.

120 Hij kon niet verwijzen naar een school waar Hij vanaf kwam. Ze zeiden: "Vanwaar komt Gij? Van welke school komt Hij? Wij weten niets over deze Man." Inderdaad, ze hadden nergens enig bericht over Hem. Maar Hij...

121 Op die wijze verschenen de profeten op het toneel. Ze wisten niet waar ze vandaan kwamen. Ze wisten niets over Elia en de overigen. Ze kwamen uit het niets en verdwenen weer. Dat is alles wat ze wisten. Het zijn mannen waar God een houvast op kan krijgen. Mannen zoals u, waar God een houvast op kan krijgen en Zichzelf doorheen kan verklaren, zodat Hij op rechtvaardige wijze een generatie kan oordelen, dat Hij een natie kan oordelen, een wereld kan oordelen. Want het Woord moest ergens uitgaan en Hij ziet erop toe dat de uitverkorenen binnenkomen om dat te horen.

122 Welnu, we ontdekken dat toen Jezus aan het spreken was en Hij onderscheidde, dat er enigen waren... [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... die dat geloofden.

123 Er stonden daar enigen die verslag moesten uitbrengen aan hun samenkomst. Er stonden daar enigen die aan hun denominatie verslag moesten uitbrengen, of ze nu Farizeeën, Sadduceeën, Herodianen of wat ook meer mochten zijn. Dus zij stonden daar en ze zeiden: "Deze Man doet dat door Beëlzebub. Hij is een waarzegger", met andere woorden: "Hij beoefent telepathie. Hij leest hun gedachten."

124 "Jezus onderscheidde hun gedachten." Ze hoefden het niet hardop te zeggen. Hij wist wat ze dachten. Hij ving hun gedachten op.

125 Hij is vandaag dezelfde als toen. Kijk, Hij weet wat u denkt. Als Hij het Woord is, moet Hij het Woord blijven. Nu, in Hebreeën 4 zegt de Bijbel: "Het Woord van God is sneller, krachtiger, scherper dan een tweesnijdend zwaard, en zelfs een onderscheider van de gedachten van het hart." Wat is het? Het Woord, het Woord van God kan de gedachten onderscheiden die in uw hart zijn.

126 Dat is precies wat Hij was, het Woord, en het Woord kon de gedachten die in het hart zijn onderscheiden. Nu, dat was het Woord. Dat behoorden ze te hebben geweten, ziet u, dat dit de oorzaak was. Hij onderscheidde hun gedachten, keek naar ze. En Hij zei: "Ik zal u dat vergeven", want Hij was nog niet gekruisigd. De Heilige Geest was nog niet gekomen.

127 "Maar", zei Hij, "wanneer de Heilige Geest is gekomen..." – om datzelfde te doen als wat Hij aan het doen was, want Hij beloofde het, ziet u – "wanneer de Heilige Geest is gekomen, zal Hij u deze dingen in herinnering brengen die Ik u geleerd heb en Hij zal u toekomende dingen verkondigen." "Wanneer Hij nu komt om hetzelfde te doen als wat Ik doe, dàn één woord er tegen zal u nimmer worden vergeven, noch in deze wereld, noch in de wereld die nog komende is." Ziet u, zo strikt zal het zijn in deze laatste dagen. Het zal scheiding brengen, zie.

128 Dan zal God bij Zijn oordeel rechtvaardig kunnen zeggen, zoals Hij in Eden deed: "U zag het. U wist het. Ik bewees het en u geloofde het niet." Dat is het.

129 Let nu op wat hij deed, toen Hij dit deed, wat Hij zei. Filippus zei: "Gij zijt de Zoon van God. Gij zijt de Koning van Israël." Jezus zei tegen hem dat hij grotere dingen dan deze zou zien. Nu, dat betrof de Joden.

130 Nu zijn er drie mensenrassen op de aarde, zoals we aannemen, dat zijn de Jood, de heiden en de Samaritaan. We zullen altijd... God is volmaakt in drieën. Er zijn drie zonen van Noach en vanuit die drie zonen is het gehele menselijke ras voortgekomen.

131 We ontdekken dat de Heilige Geest... Op de dag... voor de Pinksterdag werden de sleutels van het Koninkrijk aan Petrus gegeven. We zien dat hij dit op de Pinksterdag voor de Joden opende. En hij ging naar Samaria en opende het voor hen. Ging daarna naar het huis van Cornelius en opende het daar. Daarna hoefde hij het nooit meer te doen; het was voor de wereld geopend, ziet u, de Heilige Geest, op die manier. U herinnert zich dat Filippus op weg ging en tot de Samaritanen predikte en ze had gedoopt in de Naam van de Here Jezus, alleen de Heilige Geest was nog niet op hen gevallen. Daarom lieten ze hem, die de sleutels had, halen en hij legde hun zijn handen op en de Heilige Geest kwam op hen. Dat is waar. Dat zijn Joden, hei... deze drie mensenrassen.

132 Welnu, wij heidenen waren afgodenaanbidders, Romeinen, Grieken, enzovoort. Wij aanbaden afgoden. Wij zagen niet uit naar een Messias. Wij hadden geen tijd voor een Messias. Wij, onze voorvaderen, hadden onze eigen goden. Maar de Joden zagen uit naar een Messias, evenals de Samaritanen, want zij waren half Jood, half heiden.

133 Nu, Jezus zal aan hen verschijnen die naar Hem uitzien; slechts aan diegenen, dat is alles. Hij is niets verplicht aan de ongelovige, maar aan de gelovige is Hij verplicht. Hij is verplicht om de gelovige op te wekken in de laatste dag, ziet u; alleen aan de gelovige.

134 We zien hier nu dat Jezus Zichzelf aan de Joden had bekend gemaakt. Terwijl we nog vele anderen hebben, we zouden blinde Bartimeüs kunnen nemen, maar om tijd te sparen... Er waren nog vele anderen door de Schrift heen aan wie Hij exact bewees dat Hij de Messias was in de hoedanigheid van een profeet. "De Here uw God zal een profeet opwekken zoals ik."

135 Ze hadden geen profeten gehad. Maar zij die het idee hadden verworpen dat Hij een profeet was, moesten hun een antwoord geven, daarom zeiden ze: "Hij was een duivel, een tovenaar, of weet je, het was een boze geest die dat deed."

136 En Hij zei dat het een onvergeeflijke zonde was om het werk van de Heilige Geest een boze geest, een slechte zaak, te noemen; dat de Heilige Geest zou komen en Zijn Woord manifesteren.

137 Waarom? Het was geprofeteerd dat Jezus juist dit zou doen. Toen Hij de Joden antwoordde, zei Hij: "Wel, wie van u kan Mij veroordelen? Wie van u kan Mij beschuldigen van zonde?" Zonde is ongeloof. Als... Hij zei: "Onderzoekt de Schriften, want daarin meent gij eeuwig leven te ontvangen, en zij zijn het die van Mij getuigen." Dat hadden ze moeten weten. Ze dachten dat ze het wisten, maar dat was niet zo, anders hadden ze daar meteen kunnen weten dat Hij het Woord was. Hij kon de gedachten in hun harten onderscheiden, enzovoort, en precies doen wat de profeten deden.

138 Want Hij was meer dan een profeet, Hij was de God van de profeten. Hij was het Hoofd en de laatste der profeten. Op deze dag spreekt Hijzelf door middel van Zijn gemeente.

139 Nu merken we hier op dat Hij Zichzelf volmaakt identificeerde bij de Joden dat Hij de Messias was, door te bewijzen dat Hij de Profeet was. Wij weten dat. Er is geen andere manier. Niet door Zijn kleding, niet door Zijn spreken, door niets anders te zijn dan...

     En dan zegt u: "Wel, Hij dreef duivelen uit."

140 Hij beweerde dat de Farizeeën hetzelfde deden. Hij zei: "Als Ik duivelen uitwerp door de vinger Gods, hoe werpen uw kinderen ze dan uit?" Ziet u? Dus zij dreven ook duivelen uit. Maar Hij dreef ze dus uit door de vinger Gods en zei: "Dan is het Koninkrijk van God nabij u gekomen."

141 We zien nu dat de zaak die Hem volmaakt identificeerde om de Messias te zijn, de Profeet was, omdat Messias, "de Gezalfde" betekent. Gezalfd met wat? Met het Woord. Het gezalfde Woord is precies zoals een zaad met water erop, in de juiste grond: het brengt precies voort overeenkomstig Zijn belofte. Om die reden zei Hij: "Wie kan Mij beschuldigen? Wie kan Mij vertellen dat Ik... Indien Ik de werken van Mijn Vader niet doe, geloof Mij dan niet. En dit is het Woord. In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Als Ik niet doe wat dit Woord voor deze generatie beloofde, geloof Mij dan niet", zei Hij.

142 O, zou het niet wonderbaar zijn vandaag als de kerk datzelfde kon zeggen, als we daar konden staan? Dit, als we de werken Gods niet doen, dan is het God niet. En overal waar God is vindt het bovennatuurlijke plaats, omdat Hij bovennatuurlijk is. Kijk, Hij is een Geest. God is een Geest.

143 We zien dat Hij op weg is naar Jericho, maar Hij voelde Zich gedrongen door Samaria te gaan. Welnu, Samaria ligt tegen de berg aan. Jericho ligt aan de voet van de heuvel. Maar op Zijn weg naar omlaag gaat Hij in plaats van regelrecht naar Jericho de andere kant op naar Samaria. Ik vraag me af waarom? En Hij komt bij een stad genaamd Sichar. En de discipelen werden ernaar toe gestuurd om wat etenswaren te kopen, voedsel.

144 En terwijl ze daar waren om dit voedsel te kopen ging Hij bij de bron zitten. En deze bron was – zoals we er een beeld van scheppen – een openbare plek waar mensen samen kwamen om hun water te halen. En deze is er tot op de dag van vandaag. En er groeiden wijnranken over de muur en Jezus zat tegen de muur.

145 Terwijl Hij daar zat kwam er een jongedame de stad uit. Wij zouden haar vandaag een vrouw van slechte zeden noemen. Misschien was het kind ertoe aangezet en misschien hadden haar ouders haar op straat gezet. U weet wat ik bedoel. Ik denk dat er met de dame, de vrouw, in werkelijkheid iets was gebeurd, het wordt ons niet verteld in de Schrift, maar let op wat er in het hart van die vrouw gebeurt. Ziet u? Ze kwam eraan om water te halen en het moet ongeveer een uur of twaalf zijn geweest.

146 Gewoonlijk komen de meisjes – zoals ze nog steeds doen – 's morgens vroeg water halen en ze zetten het op hun hoofd, in hun grote kruiken van aardewerk, en ze dragen het weg om te gebruiken als drinkwater en voor huishoudelijk werk en zo meer.

147 En deze jonge vrouw komt rond het middaguur de stad uit. Waarom? Ze kon niet samengaan met de rest van de mensen, de goede mensen. Ze kon niet onder hen verkeren. Ze zouden haar de rug toekeren en daar voelde ze zich slecht over, daarom bleef ze weg. Ze wist welk soort leven ze leefde, daarom bleef ze bij de religieuze mensen vandaan.

148 Nu merken we op dat ze waarschijnlijk helemaal niet opmerkte Wie daar tegen de muur zat, toen ze de stad uitkwam.

149 En deze kruiken die ze hebben – zoals ik ze noem – zij... Sommigen noemen ze emmers. Ze hebben handvaten en ze zijn gemaakt van klei. En ze hebben een touw met twee haken die ze eraan doen. Dat laten ze in de put zakken en ze laten hem omvallen en vol water lopen en ze trekken hem weer omhoog. Dan zetten ze het op hun hoofd en op hun heup als ze weglopen.

150 En misschien stond deze vrouw op het punt de haken aan de kruik te bevestigen en deze te laten zakken, toen ze een stem hoorde die zei: "Vrouw, geef Mij wat te drinken." En ze keek op om te zien wie het was. En daar zat, laten we zeggen, een Jood van middelbare leeftijd, zo ongeveer. En Hij was op die tijd niet ouder dan dertig jaar of zoiets, tweeëndertig of drieëndertig jaar oud.

151 Hij moet er wat ouder hebben uitgezien dan Hij was, want in Johannes 6 wordt Hij vijftig genoemd. Ze zeiden: "U bent een man die niet ouder is dan vijftig jaar en dan zegt U dat U Abraham hebt gezien? Nu weten wij dat U gek bent. U bent gestoord", want dat betekent 'gek'. "U hebt een duivel."

     Hij zei: "Voor Abraham was BEN IK." Ziet u?

152 Nu, Hij moet al een beetje grijs zijn geworden of zoiets. Daar zat Hij, een man die er min of meer uitzag als van middelbare leeftijd. En Hij... Ze zei: "Wel, het is niet de gewoonte." Kijk, er bestond een scheiding tussen hen. Ze hadden geen omgang met elkaar. Ze zei: "Het is niet de gewoonte voor u, Joden, om aan Samaritanen dergelijke gunsten te vragen."

     Hij zei: "Maar indien u wist Wie er tot u sprak!"

153 Ziet u, o, daar is het! Als we maar eens beseffen, o, tot Wie wij spreken, ziet u, als we dit lezen. Als u aan het bidden bent, als u... Jezus zei: "Als gij bidt, geloof dat u ontvangt waar u om bidt." Zie?

154 "Indien u slechts wist tot Wie u sprak, dan zou u Mij om water hebben gevraagd en Ik zou u water brengen dat u niet uit deze bron kunt halen."

155 En zo ging het gesprek nog wat verder. Ze zei: "Wel, onze vader..." Kijk, hoewel ze een Samaritaanse was, zei ze: "Onze vader Jakob groef deze put. En hij dronk eruit en zijn kinderen en ze drenkten het vee, enzovoort." Maar Hij zei... "Wel, U zegt in Jeruzalem te aanbidden en anderen zeggen op deze berg te aanbidden, enzovoort."

156 Hij antwoordde: "Wij... de Joden, het heil komt door de Joden. Wij weten wat we aanbidden. Maar", zei Hij, "luister naar Mij. De tijd komt en is nu dat de Vader de waarachtige aanbidders zoekt, die in Geest en in waarheid zullen aanbidden." Ziet u, in Geest en in waarheid!

157 En hun gesprek ging nog wat verder. Wat was Hij aan het doen? Nu, u zult er bijna mijn woord voor moeten nemen. Kijk, ik geloof dat Hij probeerde te ontdekken waar haar probleem lag, wat in haar gedachten was. Nu onthoud dat de Vader Hem daarheen gezonden had, want: "Ik moet naar Samaria gaan." Hij zei dat in Johannes 4.

158 In Johannes 5:19, toen Hij de man had genezen bij de poort, genaamd de Schone, we weten dat Hij... Nee, neemt u me niet kwalijk, Hij bevond Zich bij het badwater van Bethesda. Hij genas deze man en men vroeg Hem waarom Hij de overigen niet genas.

159 Welnu, deze man. Er lagen daar mensen die lam, kreupel, verschrompeld en blind waren. En hier komt Hij er tussendoor lopen, wandelt door dit badhuis en Hij gaat naar een man die iets, ik weet niet wat, mankeerde. Misschien had hij tb., een prostaatkwaal, iets. Hij was gebrekkig, had het al gedurende achtendertig jaar, het zou hem niet doden. Hij kon lopen, hij kon erheen lopen.

160 Maar bemerk dat Hij recht door die badplaats vol mensen gaat waar ze allemaal lagen, massa's, duizenden, zoals ze bij de Schaapspoort lagen te wachten op de beweging van het water. God heeft altijd een toegang tot Goddelijke genezing gehad voor de mensen. Dus de eerste die erin stapte, die genoeg geloof zou hebben, en dat nam de kracht uit het water, hij was genezen.

161 Maar merk op dat deze Man Jezus daar tussendoor loopt, die de waarachtige God van de schepping was, en Hij loopt door de poort en mengt Zich onder de mensen, denk slechts daaraan, met medegevoel. Gelooft u dat Hij medegevoel had? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

162 Stop nu een ogenblik en denk na. Daar is een dame met een baby met een waterhoofd dat wel zo groot is, en loopt er vlak langs voorbij. En hier was een man die blind was: "Laat iemand medelijden met mij hebben en breng me in het bad." In de Bijbel staat dat ze lam waren, blind, kreupel, verdord. Daar lag een arme man wiens armen nog niet zo dik waren. Of een kleine moeder met een stel kinderen thuis en de medegevoelende Jezus passeerde haar rechtstreeks. Is dat niet vreemd? En toch vol medegevoel. Maar dat staat in de Bijbel. Ieder... Zie, let op. Wij weten niet wat medelijden is.

163 Let op Hem. Hij vond een man die op een vlonder lag, die kon lopen, en Hij zei tegen hem: "Wilt gij gezond worden?" Waarom die? Ziet u, waarom die? Let nu op dan zal Hij het u vertellen. Jezus wist dat deze man gedurende die tijd daar was, al die jaren. Hij genas hem, vertelde hem zijn bed op te nemen en naar huis te gaan. En dat deed hij. Ze vonden hem terwijl hij zijn bed droeg en toen vonden ze Jezus en brachten Hem voor de rechter.

164 Luister naar wat Hij zei: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets doen uit Zichzelf, maar alleen wat Hij de Vader ziet doen." Daar is het medelijden: te weten wat de wil van God is en het dan doen. Zie? "De Zoon kan niets doen uit Zichzelf, maar alleen wat Hij ziet", niet hoort. Niet... "Wat Hij de Vader ziet doen, dat doet de Zoon eveneens."

165 Hij moet dus een visioen hebben gehad om daarheen te gaan: "Hij moest door Samaria gaan" en Hij wist dat deze vrouw daar zou zijn. Dus omdat Hij dat wist, ging Hij daarheen en toen Hij bij de poort was, stuurde Hij Zijn discipelen weg. De... Toen wist Hij niet wat te doen toen de vrouw deze vragen begon te stellen, enzovoort, daarom wachtte Hij op de Vader om het Hem te laten zien. En toen Hij ontdekte wat haar probleem was... Hoevelen weten wat het was? Ze had teveel mannen. Daarom zei Hij tegen haar: "Ga uw man halen en kom hier."

166 "Wel," zei ze, "ik heb geen man." Dat leek op een regelrechte bestraffing. Ziet u?

167 "Wel," zei Hij, "u hebt de waarheid gesproken, want u hebt er vijf gehad en degene met wie u nu leeft is uw man niet. Hierin hebt u de waarheid gesproken dat u geen man hebt."

168 Let op die kleine vrouw. Weet u, zij zou negentig procent van de hedendaagse geestelijkheid het Evangelie kunnen onderwijzen. Ziet u? Wel, waarom stonden deze priesters daar en noemden Hem "Beëlzebub", terwijl hun eigen Bijbel vertelde dat Hij dat zou doen? Is dat waar? En hier staat een prostituée, een vrouw van slechte zeden, en zodra Hij dat tegen die vrouw zei, zei zij nimmer: "Wel, u bent Beëlzebub."

169 Ze zei: "Meneer, ik begrijp dat U een profeet bent." Let nu op haar aanhaling. "Wij begrijpen, ik begrijp dat U een profeet bent. Wij weten dat wanneer de Messias komt, die de Christus wordt genoemd – en wij zien uit naar Zijn komst – dat wanneer Hij komt Hij ons deze dingen zal vertellen. Dit is wat Hij zal doen."

170 Dat was het teken van de Messias gisteren. Dat is het teken van de Messias vandaag; hetzelfde. Zie?

171 "Wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij ons deze dingen zal vertellen, maar wie bent U?" Dat was de vraag. "Ik weet dat U een profeet bent. We hadden er gedurende honderden en honderden en honderden jaren geen."

     "In bet-bet-bet-bet overgrootvaders brief hier stond dat ze een profeet hadden, de laatste, Maleachi, vierhonderd en nog wat jaar geleden; sedert die tijd hadden we in Israël geen profeet meer, maar hier staat een Man die mij dit vertelt."

     "U bent een profeet en wij zien uit naar de Messias."

     Jezus zei: "Ik ben het, die met u spreekt."

172 Dat is Zijn betuiging. Dat is hoe Hij Zichzelf aan Israël betuigde. Hier is Hij bij de Samaritanen en betuigt Zichzelf.

173 "Ik ben het die tot u spreekt." En dat gezegde trok ze nooit in twijfel. Kijk, dat leven was al bij God bekend.

174 En hoezeer deze Farizeeërs ook probeerden religieus te zijn, Jezus zei: "Zij, zij waren verblind." Hij zei: "Zeker heeft Jesaja van u gesproken: 'U hebt ogen, maar kunt niet zien. U hebt kennis, maar u verstaat niet.' U bent een redenaar en weet niet waarover u het hebt. U bent, kijk, u hebt al deze dingen."

175 Want, kijk, Jezus zei: "Niemand kan tot Mij komen tenzij Mijn Vader hem trekt, en al wat de Vader Mij heeft gegeven zal tot Mij komen." Dat zei Hij, is het niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zie?

176 Wat was het? Daar was de Bijbel, in het boek Openbaring staat dat in de eindtijd de antichrist op het toneel zal verschijnen, zo precies gelijkend op de echte zaak dat "het zelfs de uitverkorenen zou misleiden indien dat mogelijk was." Maar dan zegt Hij opnieuw: "Hij verleidde allen die op de aarde waren, wier namen niet stonden geschreven in het levensboek van het Lam, dat werd geslacht voor de grondlegging der wereld."

177 Ziet u, hun namen waren opgetekend in het levensboek, het boek van verlossing. Jezus kwam om diegenen te verlossen die hun namen in het boek hadden staan. En wanneer die laatste naam wordt verlost, dan neemt het Lam het boek en wandelt weg; dat is alles, verlossing is voorbij, het is gesloten. Dezen!

178 En wat was zij? Zij was iemand die haar naam daar had staan. Ongeacht in welke toestand zij zich daar bevond, zodra dat waarachtige Evangelielicht die kleine prostituée trof, herkende zij het. Waarom? Er lag daar binnenin iets dat in vlam kon raken. Kijk, zij herkende het.

179 U zou water bij benzine kunnen gieten, maar dat zal het alleen maar hinderen; maar laat er eens wat vuur bij komen en kijk wat er gebeurt! De vonk van geloof is nodig ten opzichte van Gods Woord. Wanneer ze weten dat het de waarheid is, dan gebeurt er wat!

180 Ze stelde geen enkele vraag meer. Ze wist dat dat de Messias was. Waarom? Hij had Zich volkomen geïdentificeerd. Precies zoals Filippus zei: "Wel, Gij zijt de Zoon van God, de Koning van Israël!"

181 Daar stonden anderen die zeiden: "Dat is... Hij is een waarzegger, dat is Hij."

182 Hij zei: "U kunt daar niet voor worden vergeven als de Heilige Geest dat doet." Hij zei dat.

183 Maar let nu hier op hoe Hij aan haar werd bekendgemaakt. En ze rende snel de stad in en ze vertelde het aan de mensen.

184 Nu is het beslist zo – als hier iemand uit het Oosten komt – dat de Bijbel een nieuw boek wordt voor iemand uit het Westen die eens naar het Oosten gaat, want ze hebben nog steeds dezelfde gewoonten en leven daar nog op dezelfde manier. Ze had geen recht om de stad in te gaan en tot de mannen te spreken. Dat kon ze niet doen. Ze zouden beslist niet naar haar luisteren.

185 Maar ze had een boodschap die door niets was te stoppen. Kijk, ze had leven gevonden, iets dat haar trof. Ze rende de stad in en zei tegen de mannen: "Kom, zie een Man die mij de dingen vertelde die ik heb gedaan. Zou dat niet de Messias zijn? Is dat niet waar we naar hebben uitgezien?"

186 Geïdentificeerd als de Messias! En in de Bijbel staat dat toen Jezus de stad inkwam, Hij dat geen enkele keer meer deed, niet bij hen. Maar zij geloofden wat de vrouw zei, ziet u, en ze ontvingen Hem. Hij genas daar geen enkele zieke; Hij wist dat Filippus langs zou komen om dat te doen en om ze op orde te zetten, nadat de Heilige Geest was gekomen, daarom maakte Hij hun alleen bekend dat Hij de Messias was.

187 Nu kijk, daar waren de Joden die Jezus herkenden. Hij werd bekendgemaakt als Messias aan het einde van hun bedeling en op die manier deed Hij dat.

188 Op dezelfde wijze bij de Samaritanen, zij zagen uit naar een Messias. Zo identificeerde Hij Zichzelf als Messias.

189 Nu zijn er tweeduizend jaren voorbijgegaan bij de heidenen; zij ontvingen het Evangelie. Nu loopt onze bedeling ten einde – het gemeentetijdperk – we zijn aan het eindigen. Hij is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer en nimmer verandert Hij Zijn plannen. En als Hij hier vanavond bij ons stond, dan zou Hij geen man zijn met indrukwekkende geestelijke kleding aan, een groot redenaar of geleerde spreker of zoiets, maar Hij zou aan ons bewijzen dat Hij de Messias was. Hij zei toen Hij hier op aarde was: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen."

190 Let hier heel goed op. In de dagen van Sodom – en altijd – zijn er drie klassen van mensen geweest.

191 Wij weten dat drie een 'volmaakt' getal is. En zeven betekent de 'voltooiing'. Veertig is de 'verzoeking'. Vijftig is het 'jubeljaar'. U kent de getalbetekenis van de Schrift.

192 Maar let nu op bij Sodom, daar ziet u de drie klassen van mensen. Daar heb je de Sodomieten, die ongelovigen waren. Daar was Lot en zijn groep, die de lauwwarme gelovigen zijn, de natuurlijke kerk. Daar was Abraham, de geestelijke, uitgeroepene, uitverkorene, ginds in de woestijn, bij Sodom vandaan.

193 Let op, op een dag kwamen er drie engelen neer uit de hemel. De zonden van Sodom waren ongeveer even erg geworden als het nu in de wereld is. Zij kwamen neer. Nu, zij zagen eruit als een man, ze waren gekleed in kleding zoals mannen die droegen; bedekt met stof en hun voeten waren vuil door het lopen. En Abraham die onder de eik zat, zag ze in de verte aankomen.

194 We halen nu aan wat Jezus zei dat er zou plaats vinden in de eindtijd, vlak voor Zijn komst. Onthoud nu: de Sodomieten waren heidenen.

195 Let op, we zien hier deze mannen op het toneel verschijnen. En Abraham, geestelijk, bemerkte dat er iets met deze mannen was wat anders was dan bij gewone vreemdelingen.

196 Er is eenvoudig iets als een gelovige een gelovige ontmoet, als een gelovige het Woord ontmoet! Precies zoiets als bij die vrouw, weet u wel, zij zijn daartoe verordineerd. Zij kunnen het niet helpen dat ze het geloven. Er is iets dat hen treft, ziet u, ze hebben dat.

197 En toen Abraham deze mannen zag komen ging hij hen tegemoet. En hij zei: "Mijn Heer, wilt U alstublieft langskomen, dan zal ik wat water halen om Uw voeten te wassen? En ik zal U wat brood ter hand stellen en ga dan verder, want om die reden bent U langsgekomen." Ze kwamen mee.

198 Nu, Abraham woonde in de grote hoofdtent. En daar omheen woonden vele van zijn dienaren, genoeg om met een leger te kunnen vechten. Het waren herders. Dus hij haastte zich naar binnen en zei tegen Sara zijn vrouw: "Ga snel wat bloem of meel kneden." Weet u, ze kneden het, zeven het, zoiets. "En bak er op de haard wat koeken van." Daarna ging hij ook naar de kudde en vond een vet kalf en doodde het en gaf het aan zijn knecht en zei: "Maak het gereed en bak er wat biefstukjes van." En hij liep weg om met de Man te praten.

199 Snel ging hij terug en pakte de bloem – het brood, en nam wat melk en wat vlees en kwam terug en zette hen het voor. In de Bijbel staat dat ze het opaten; ze aten.

200 En als u opmerkt, die ene Man bleef maar naar Sodom kijken. En Hij zei: "Ik zal dit niet geheim houden."

201 Twee van hen staan op en gaan door. Ze dalen af naar Sodom. Een moderne Billy Graham en een Oral Roberts, en zo dalen ze af daar naartoe, zie, dalen af naar de Sodomieten, om het Evangelie uit te roepen zoals Billy Graham en de anderen doen. Hebt u dat ooit opgemerkt? Onthoud dit nu. Ik hoop niet dat ik iets verkeerd heb gezegd. Maar geestelijk gezien hebben we dit gehad.

202 Je moet nooit naar dingen kijken in het natuurlijke. Kijk naar de geest van alles. Als je naar een stad wilt kijken, kijk dan naar de geest ervan. Kijk je naar een familie, kijk dan naar de geesten in de familie. Kijk je naar je man, kijk naar de geest die in hem is. Kijk, waar je ook naar kijkt, alles moet een motief en een doel hebben. Ziet u?

203 En let hierop, wist u dat alle grote mannen die we hebben gehad: Sankey, Finney, Moody, Knox, Calvijn, enzovoort... dat er tot nu toe geen man op het veld is geweest met een bediening voor de gewone kerk van wie zijn naam eindigde op h-a-m, zoals A-b-r-a-h-a-m, G-r-a-h-a-m. Nimmer daarvoor. Hij bevindt zich precies temidden van Sodom, dat is de reden. De man doet een wonderbaar werk. Om die reden moet hij daar zijn, ziet u, h-a-m betekent 'vader van naties'. Ziet u?

204 Merk op dat een van hen daarheen ging om te prediken tot de Sodomieten. Ze gingen daarheen.

205 Een van hen bleef echter bij Abraham. Merk op dat hij een paar dagen daarvoor "Abram" was geweest. En zij heette "Saraï", niet S-a-r-a. Zie? En hij was nu A-b-r-a-h-a-m. En merk op dat Hij hem bij zijn nieuwe naam noemde: "Abraham, waar is uw vrouw S-a-r-a, Sara? Waar is zij?"

206 De vrouwen waren toen een beetje anders dan ze nu zijn, zie, ze bemoeiden zich niet met de zaken van hun man. Ze zaten achter, bleven... Ze zat achter in de tent. Dus hij antwoordde, hij zei: "Ze is in de tent achter U."

207 Hij zei: "Abraham, Ik", persoonlijk voornaamwoord, "Ik zal u gaan bezoeken overeenkomstig de belofte die Ik u heb gegeven." Wie was dat? Wie was deze Persoon die daar zat met stoffige kleren aan? "Ik zal u gaan bezoeken overeenkomstig de belofte die Ik aan u heb gegeven."

208 En Sara die een oude vrouw was, giechelde enigszins, zoals we dat vandaag zouden noemen, weet u, lachte in zichzelf. "Ik, een oude vrouw?" Ze was nu tegen de honderd. Ze zei: "Ik, een oude vrouw, oud; en mijn heer," ze bedoelde haar man, "die eveneens oud is, zouden wij wellust hebben?" Nu, wij zijn een gemengd gehoor, maar ik... U luistert naar uw dokter en ik ben uw broeder. Kijk, hun familie-relatie was vele, vele jaren daarvoor opgehouden, ziet u, dus zij hadden die omgang niet meer met elkaar. En zij zei... "Zou ik wellust hebben met mijn heer terwijl hij oud is?" Zij betwijfelde het.

209 En de engel, de boodschapper, de Man, de Mens, in menselijk vlees, die het kalfje van een koe at en haar melk dronk en brood at, zei: "Waarom lachte Sara achter Mij?" Ziet u? Denk daar aan.

210 Jezus zei dat dit zich zou herhalen; "Zoals het was." Waartoe? Onthoud nu dat die Ene niet naar Sodom ging, Hij manifesteerde dat teken slechts hierboven aan de uitverkoren groep die niet in het vuur zou komen, Onthoud dat het vlak voor de tijd was dat de bestaande heidense koninkrijken werden verbrand. En dat is precies wat er nu gaat gebeuren. Daar zien we op dit moment naar uit. "God", zei Jezus, "zal worden gemanifesteerd", met andere woorden, "in de laatste dagen in menselijke wezens. Zoals het was in de dagen van Sodom zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen."

211 En onthoud dat de uitverkorenen nadien nooit meer enig ander teken hebben gezien, Niet één keer daarna verscheen God nog aan Abraham. Het enige wat er gebeurde was dat Sara ogenblikkelijk in een jonge vrouw veranderde en Abraham in een jongeman; en ze gingen op reis en Abimelech werd verliefd op haar en wilde met haar trouwen – terwijl ze zo wat honderd jaar oud was! En ze brachten dit kind voort. Waarom? Ze zagen uit naar een beloofde zoon.

212 En daar zien wij vandaag naar uit: een beloofde Zoon. En voordat deze beloofde Zoon arriveert, moet de uitverkoren gemeente God gemanifesteerd zien in het vlees, die de geheimen van het hart vertelt en de dingen weet die ik heb gedaan. "Jezus Christus dezelfde gisteren, vandaag en voor immer."

213 Onthoud, degene die ginds in Bab- of in Sodom is vanavond en deze boodschap aan hen brengt, is onze nobele broeder Billy G-r-a-h-a-m, slechts zes letters, G-r-a-h-a-m – terwijl zijn naam A-b-r-a-h-a-m was – de boodschapper aan de algemene kerk, die het precies zo tegen hen uitroept. En wat deed hij? Hij verrichtte slechts één wonder: sloeg hen met blindheid. En het prediken van het Woord slaat de ongelovige met blindheid. Ja, hij geloofde. Natuurlijk geloofde hij dit; maar hij zei dat hij tot deze politici werd gezonden om ze te slaan. En dat is precies zo, dus daar bevindt hij zich in het Babylon van de wereld, daarginds in een modern Sodom, en predikt tot deze denominaties, hamert er op los.

214 En de mensen nemen het niet eens in oprechtheid aan. Onlangs in Los Angeles, tijdens de grote bijeenkomst, zag ik talloze keren honderden naar voren komen om hun beslissing te nemen. Er kwamen jongelui naar voren, tieners die elkaar duwden en kauwgom kauwden en aan elkaars haar trokken en toneel speelden; kwamen naar voren om een beslissing te nemen. Geen wonder dat het Babylon is! Geen wonder dat het een Sodom is! De hele zaak staat op het punt te worden verbrand.

215 God is hier, Jezus Christus is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Zijn kracht is vandaag nog hetzelfde als immer. Hij faalt niet. Hij kan niet falen. Hij is God. Hij moet God blijven. Juist! "Heren, wij zouden Jezus willen zien", niet het aanhoren van de mechaniek, maar de dynamiek van Hem zien! Gelooft u dat? Nu, deze week zullen we naar Hem uitzien, we zullen ernaar uitzien dat Hij onder ons wandelt en ons laat zien dat Hij dezelfde is, gisteren vandaag, en voor immer.

216 Kijk, toen Hij werd gekruisigd, kwamen die dronken Romeinse soldaten er aan, die oude critici, en ze deden een lap om Zijn gezicht en sloegen Hem op het hoofd en zeiden: "Nu, als je een profeet bent, profeteer dan en vertel ons wie je sloeg." Ziet u? Hij speelde niet voor clown voor de duivel. Hij opende Zijn mond niet eens en sprak geen woord. Natuurlijk wist Hij het. Ze hadden de stok aan elkaar doorgegeven en zeiden: "Vertel ons nu wie jou sloeg, dan zullen we je geloven." Kijk, dat zijn critici, ze geloofden het niet. Hij was een profeet, maar Hij speelde niet voor clown voor de mensen.

217 Dit zijn geen voorstellingen, Dit is niet zomaar iets, een show op het podium. Het is de tegenwoordigheid van Jezus Christus. Het is Zijn kracht onder de mensen en we moeten het met de grootste oprechtheid benaderen.

218 Evenals Satan: "Indien Gij de Zoon van God zijt! U zei dat U wonderen kon volvoeren, laat mij u dan eens dit of dat zien doen."

219 Hij zei: "Ga achter Mij, Satan. Ziet er staat geschreven", dat is juist, "dat gij de Here zult dienen en Gij zult Hem alleen aanbidden." Dus wij... Of: "Aanbid de Here; Hem alleen zult gij dienen."

220 Nu weten wij dat Hij dezelfde is. Als wij nu vanavond komen, dan ontdekken wij dat als... Jezus kan niet falen, omdat Hij God was. Hij is het Woord. Het Woord en Christus zijn hetzelfde. Als dan het Woord belooft (het Woord) dat dit in de laatste dagen zal plaatsvinden, namelijk dat de geest van Elia zelfs in de laatste dag zal terugkeren – dat is juist – op de mensen, en dat Hij de harten van de kinderen zal terugvoeren tot de vaderen, de leer, de principes van de Bijbel... Ze zijn afgedwaald in denominaties en organisaties. En de grote kracht van God zal op de mensen komen met een geweldige vrede die hun harten zal terugvoeren tot de herinnering dat Hij steeds God blijft, dat Hij God is. Jezus beloofde dat de dingen die Hij deed, Zijn gelovigen ook zouden doen: "De werken die Ik doe."

     Iemand zei: "O, dat doen wij! Wij doen grotere werken."

221 Ik zei: "Doe precies de werken die Hij deed. Kijk, dat zei Hij. Doe dat eerst."

222 Hij zei: "Wel, wij hebben hier denominationele broeders zitten die het Evangelie over de hele wereld prediken. Dat kon Hij niet."

223 Ik zei: "Doe dan eerst de werken die Hij deed, dan zullen we het daar over hebben."

224 Houdt u lezingen? Maar Jezus heeft nimmer gezegd: "Ga in de gehele wereld en onderwijs dit of onderwijs dat." Hij zei: "Ga in de gehele wereld en predik het Evangelie." Prediken betekent, demonstreer de kracht van de Heilige Geest. "Deze tekenen zullen degenen volgen", het komt niet door een redevoering, dat is juist, kijk: "die geloven." Het komt niet door redevoeringen. Het komt door de tegenwoordigheid van de levende God die in menselijk vlees rondgaat en Zelf bewijst dat Hij dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer. Dat is juist. Hij faalt nooit om dezelfde te zijn. Het komt zo eenvoudig. Het is de eenvoud ervan die het intellectuele verstand erbij vandaan drijft.

225 Dat veroorzaakte dat ze niet in Jezus geloofden. "Hoe kan een man... Wel, U werd in zonde geboren, hoe kunt U ons dan komen leren wat wij moeten doen? Wij zijn priesters. Onze vaders waren priesters, onze grootvaders. Wij, wij kennen de Bijbel van binnen en van buiten. En probeert U ons te vertellen wat wij moeten doen?"

226 Hij zei: "Gij zijt uit uw vader de duivel en zijn werken wilt gij doen." Ziet u? En wel, dat was een vreemd iets om tegen een dergelijke groep geestelijken te zeggen.

     Maar hij zei: "Wel, wij hebben Mozes. Wij zijn... Wij weten het."

227 Hij zei: "Als u in Mozes had geloofd, had u Mij gekend," zei Hij, "want Mozes heeft van Mij gesproken. Mozes sprak over Mijn dag. En als u Mozes' woorden niet kunt geloven, hoe zult u dan Mij gaan geloven?" Zeker. Hij zei: "Als u Mij – als een Man – niet kunt geloven, geloof dan de werken die Ik doe; zij getuigen ervan Wie Ik ben."

228 Wel, dat is dezelfde zaak. De grote Heilige Geest, de Messias, de zalving komt vandaag op ons en het produceert exact Zijn leven.

229 Precies zoals Beethoven opnieuw Beethoven zou produceren; als het leven van Beethoven in mij woonde, wel dan zou ik liederen componeren. Als het leven van John Dillinger in mij woonde, dan zou ik een crimineel zijn. Als het het leven van enig ander persoon was – het maakt niet uit wat hij was – zou dat in mij zijn, in mijn leven.

230 En als het leven van Jezus Christus in u is, dan is dat precies wat u zult zijn. Kijk, zo is het precies, dan zult u Zijn werken doen. Jezus zei dat.

231 Ik weet dat dit verschrikkelijk moeilijk is voor mensen die niet in het bovennatuurlijke geloven, enzovoort. En ik heb het weer laat gemaakt, vrienden, maar laat mij slechts dit tot u zeggen tot slot. Sluit uw hart er niet voor af. Kom, denk er slechts over na, wees verstandig.

232 Kom, lees de Schrift en kijk of deze dingen juist zijn, kijk of dat de manier is hoe de wereld zal weten dat Hij de Messias was, kijk of dat de manier is hoe Hij Zichzelf betuigt. En als Hij het toen op die manier voor deze twee mensenrassen deed, zowel Samaritanen als Joden, omdat zij naar Hem uitzagen, dan nu ook als wij naar Hem uitzien. Bedenk dat zij duizenden jaren van onderricht hadden gehad, meer dan tweeduizend jaar van onderricht dat Hij komende was en wat Hij zou zijn. En toen Hij kwam was dat de manier hoe Hij Zichzelf betuigde.

233 Wel, als Hij ook aan het einde van het heidentijdperk komt dan moet Hij Zichzelf op dezelfde manier betuigen, anders is Hij niet dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Hij gaf hun... Als Hij dit heidentijdperk laat binnengaan onder een verstandelijke opvatting, dan deed Hij hun beslist kwaad, ziet u, want Hij deed dat om te laten zien dat Hij dat Woord was. En Hij moet hetzelfde doen.

234 Ook al waren ze onderricht, ze waren belangrijke geestelijke leiders, zij stonden ver boven wat wij vandaag hebben. Ze waren een natie, een natie die door de wetten van de Bijbel werd geregeerd. Dat waren ze. Wij, van ons wordt verondersteld dat we dat zijn, maar o genade, wij weten allemaal dat we daar een miljoen mijl bij vandaan zijn. De mensen konden in die tijd niet leven zoals wij nu. Mannen met vier of vijf vrouwen, en echtgenotes, zij zouden zijn dood gestenigd. En de dingen die wij vandaag doen en dan onszelf een godsdienstige natie noemen! Dat kunnen we niet... of zij konden dat niet doen, liever gezegd. Ze konden... Wij kunnen het, maar zij niet. Want zij moesten er in onderricht worden. Iedere man moest besneden zijn. Hij moest dat zijn anders werd hij gestenigd. Zelfs als hij teveel gewicht droeg op de sabbatdag – zoveel inkt droeg dat hij er teveel letters mee zou kunnen schrijven – dan werd hij gestenigd. Ze moesten godsdienstig zijn. En ze bestudeerden die Bijbel dag en nacht en toch misten zij het om hun Messias te kennen toen Hij precies in hun midden stond, hoewel de Bijbel hun vertelde dat Hij juist dat zou zijn.

235 Welnu, hoe weten wij het? Als ik zeg: "Heb ik een hand?" – ik weet niet of dit een schaduw maakt of niet; nee, er is teveel licht. Maar wanneer je een eindje van het licht af staat en je kijkt naar je hand, dan zie je wat de schaduw is. Als je nog nooit je hand had gezien of jezelf had gezien, als je dan je schaduw ziet dan weet je hoe je in het echt zult zijn, want het is slechts een weerkaatsing van wat je bent.

236 Nu weten wij wat Christus was als een schaduw door de manier waarop Hij Zichzelf manifesteerde. En we weten wat Hij toen ginds deed en nu moet het in ons worden weerkaatst. Het Evangelie, Christus, de manier waarop Hij het daar weerkaatste, de manier waarop Hij het vandaag weerkaatst, dat maakt van Hem dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Gelooft u dat? ["Amen."]

237 Laten we onze hoofden buigen voor een ogenblik van gebed. Laat nu iedereen zo eerbiedig mogelijk zijn gedurende een paar ogenblikken.

238 Het spijt me dat Billy er niet toe gekomen is om gebedskaarten uit te geven. Dat spijt me. Ik denk dat we ze morgen zullen uitdelen tijdens de dienst, of wacht... Hebt u een ochtenddienst? Nee, het zal een avonddienst zijn; kom morgenavond om ongeveer zeven uur, kwart over zeven, en neem uw gebedskaart in ontvangst. We zullen voor de zieken bidden, zo de Here wil.

239 Jezus Christus is een Geneesheer. Nu, onthoud, vrienden, er bestaat niemand die een genezer is. Nee. Er bestaat niemand die een redder is. Jezus Christus: "Hij werd verwond om uw overtredingen." Iedere zondaar is vergeven door Jezus Christus, maar dat zal u geen goed doen tenzij u het aanvaardt. "Door Zijn striemen werd u genezen." Dat moet u nu geloven. "Werd u", niet "zult u". U bent het al, maar u moet het aanvaarden. Geloof het nu met uw gehele hart.

240 Zeg, ik dacht hier juist aan. Tussen haakjes, hoevelen hier binnen geloven het echt al op de eerste avond, steek uw hand op, gelooft dat het de waarheid is wat ik u vertelde? ["Amen."]

241 Laten we bidden. We zullen op geen enkele gebedskaart wachten. De Heilige Geest is nu precies even groot als wanneer u met een gebedskaart voor u zou laten bidden. De gebedskaart betekent niets, maar het geeft u... [Leeg gedeelte op de band – Vert]

242 Buig uw hoofden. Ik wil u iets vragen. Jezus van Nazareth was eens... Als u mij er ooit op betrapt dat ik iets onschriftuurlijks doe, iets wat deze Bijbel niet zegt, dan bent u verplicht naar mij toe te komen en het me te vertellen. Jezus Christus zei...

243 Toen Hij hier op aarde was, stak Hij de zee over en Hij stopte. En onderweg kwam er een man naar Hem toe genaamd Jaïrus en hij was... zijn dochtertje was erg ziek en ze lag op sterven. Eigenlijk stierf ze al voordat Hij er arriveerde.

244 En daar was een vrouw die misschien op de heuvel woonde en over Hem had gehoord en haar geloof geloofde het echt dat Hij de Messias was.

245 Er stonden vele Schriftgeleerden en Farizeeërs bij die zeiden: "Luister niet naar die Man. Die Man zal je helemaal verscheuren, je in verwarring brengen. Je zult uit de synagoge weggaan. Hij zal niet... Je, je zult niet meer weten wat je moet geloven. Luister niet naar die Man."

246 Maar dat hield die kleine vrouw niet tegen. In de Bijbel staat dat ze gedurende vele jaren aan een bloedvloeiing leed. En ze had al haar geld aan de dokters besteed. En de dokters hadden ongetwijfeld hard geprobeerd de kleine vrouw te helpen maar ze konden het niet. Ze verloor nog steeds bloed en ze was bleek, misschien zag ze er ziekelijk uit. En plotseling hoorde ze: "Wat is dat geluid daar op het strand?"

     Ze zeiden: "Die Profeet uit Galilea komt er aan."

     "Die Jezus?"

247 Kijk, Jezus is eenvoudig een gangbare Joodse naam. Ik ken persoonlijk veel mensen die Jezus heten. Precies waar ik woon in Arizona ken ik al drie of vier mannen, zelfs predikers, die Jezus heten.

248 Maar dit is Jezus de Christus, de Gezalfde, ziet u, de Zoon van God; en deze Profeet Jezus kwam er aan. Zij wist dat Hij een profeet was. En ze wist dat God het Woord was en Hij komt naar Zijn profeten, daarom zei ze: "Als ik slechts het kleed van die Man kan aanraken, dan zal ik gezond worden."

249 Bent u bekend met het verhaal? ["Amen."] In orde. Bedenk, zij drong door de menigte heen.

250 Nu weet iedereen dat het Palestijnse kleed een onderkleed heeft en een tuniek en het hangt vrij als ze lopen. Alle mannen en vrouwen, iedereen droeg dat. En ze dragen het lang en ze hebben iets als kousen aan hun benen, en dergelijke, om het stof van hun ledematen af te houden. En terwijl ze lopen komt er natuurlijk stof op hun kleding.

251 Dus ze ging er langs, misschien moest ze zich er tussendoor wringen. En iedereen sloeg z'n armen om Hem heen: "Rabbi! Zo en zo!" En sommigen zeiden: "Wel, Hij is... Hij stelt niets voor." Dat is de gemengde menigte, dat vind je overal. Maar deze kleine vrouw brak er doorheen en raakte de zoom van Zijn kleed aan.

252 Dat was Zijn buitenste kleed. Welnu, u of ik zouden het zelfs niet voelen als ik uw jas zou aanraken of u raakte de mijne aan, terwijl het tegen je aan zit. En deze losse Palestijnse kleding hing zover van Zijn voeten af, dus lichamelijk voelde Hij er natuurlijk niets van. En zij raakte Zijn kleed aan, ging terug, ging zitten of wat ze ook deed.

253 Jezus stopte en zei: "Wie raakte Mij aan?" Is dat waar? ["Amen."] In orde. Let nu op.

254 Nu, dat was Jezus gisteren. En niemand zei iets, en Hij keek rondom Zich heen over het gehoor totdat Hij ontdekte waar dat geloof was en Hij openbaarde het aan haar. Hij zei: "Uw geloof heeft u behouden. Uw bloedvloeiing is gestopt." Is dat zo? "Uw geloof." Welnu, dat was Jezus gisteren. Nu is het zo dat in de Bijbel staat...

255 Nu weet ik dat hier veel predikers zitten en grote bekwame geleerden. Zegt de Bijbel niet in het boek Hebreeën 3 [4] dat Hij op dit ogenblik een Hogepriester is, die immerdurend leeft om voorspraak te doen op onze belijdenis? Is dat juist? "Een Hogepriester die immerdurend leeft om voorspraak te doen en kan worden aangeraakt door de gevoelens van onze zwakheden." Is dat juist? Als u Hem dan aanraakt, hoe weet u dan dat u Hem aanraakte? Hij zou hetzelfde handelen als gisteren. Is dat zo?

256 Welnu, als u Hem aanraakt, Hem, niet iemand anders; Hem, Hem aanraakt... Hij is de Hogepriester en u raakt Hem aan door de gevoelens van uw zwakheden. "Here Jezus, ik ben ziek. Ik moet sterven, de doktoren vertellen mij dat ik niet kan leven, maar toch... of, ik heb al mijn geld uitgegeven. Ik kan het me zelfs niet meer veroorloven naar een dokter toe te gaan." En wat uw probleem ook is, of zelfs: "Ik ben niet naar de dokter geweest", of wat anders ook. En zeg: "Here God, ik zal Uw dienstknecht zijn." En indien niet, zeg: "Ik zal Uw dienstknecht zijn. Ik, ik geloof U. Er is iets mee wat vanavond werd voorgelezen en tegen me werd gezegd, het klinkt alsof het de Bijbel is. En ik heb het gelezen en ik weet dat het waar is. En deze man probeert hier ons geloof uit te dagen, daagt ons geloof uit, regelrecht hier in New York City, New York; en hij vertelt ons dat U dezelfde blijft, dat U nu op dit ogenblik Hogepriester bent en op diezelfde zaak zult handelen, als ik U slechts kan aanraken. Here, laat mij Uw kleed aanraken."

257 Hoe zult u het nu weten? Nu, de enige manier hoe u het weet is: "Nu, ik weet dat broeder Branham mij niet kent en hij is slechts een man, zie; hij is slechts een man die daar staat, dat is alles. Hij weet niets over mij. Maar als ik U kan aanraken, spreekt U dan tot hem en laat hem tot mij spreken."

258 Want God werkt alleen maar door middel van de mens. Hoevelen weten dat? Dat is absoluut zo. Hij doet helemaal niets buiten de mens om. Beslist niet. "Doet niets voordat Hij het eerst openbaart aan Zijn profeten." Is dat wat de Bijbel zei? Dat zijn Zijn predikers. Ja.

259 Geloof het nu met uw hele hart en zeg: "Here Jezus, laat..." Wees nu niet nerveus, opgewonden, zie; als u zichzelf opwerkt gaat het over u heen, dan probeert u er iets van te maken. Wel, het is zo eenvoudig.

260 Hoevelen hier binnen zijn vreemden voor mij en ziek? Laat het mij zien door uw hand op te steken, bijvoorbeeld: "Ik heb genezing nodig." Wel, bijna iedereen.

261 Ik weet hier eigenlijk niemand om tegen te spreken die ik ken. Ik ken deze broeder Anthony die hier zit. Ik... dat is zo ongeveer... En broeder, ik geloof dat dat broeder Tyler is die daar zit; dacht ik. Is dat broeder Pat Tyler niet? Ja, in orde. Dat dacht ik.

262 Of ik nu nog iemand anders ken, misschien heb ik u wel eens gezien en u kunt mij hebben gezien, maar de hemelse Vader weet dat ik op dit ogenblik hierboven niemand herken. Ja, ik ken deze jongen die hier de banden zit op te nemen, want hij is een van onze bandenjongens. En afgezien daarvan... Zijn vader moet hier ergens zijn, want ik denk dat ze samen zijn. Bent u hier, broeder Sothmann? Waar zit u? O, helemaal achteraan. In orde.

263 Nu wat u betreft, ik weet dat het laat wordt en we... ik vermoed dat we hier al lang weg hadden moeten zijn, maar slechts nog een ogenblik.

264 Het is één ding om iets te zeggen maar iets anders voor God om te bewijzen dat het juist is. Als ik zou zeggen dat u het recht hebt om te twij-... Nee, u hebt geen recht om het te betwijfelen, want ik lees het voor uit de Bijbel. Ziet u? Maar als God nu bevestigt dat het zo is, dan zult u weten of het zo is of niet.

     Laten we nu nederig onze hoofden buigen voor gebed.

265 Here Jezus, ik weet dat dit een grote uitdaging is. Het is een uitdaging die ik misschien niet had mogen doen. Ik weet het niet. Maar ik voel dat veel van deze mensen hiervoor in samenkomsten zijn geweest, zij kennen U en zij weten dat U vandaag op aarde bent. En zij weten dat U Uw Woord houdt doordat U Zichzelf vertegenwoordigt door een mens. En Here, als U slechts tot één persoon of twee of misschien drie zoudt willen spreken. Zoals er staat: "In de mond van twee of drie getuigen zal ieder woord vaststaan." Laat het tenminste drie mensen hier zijn, Here, die mij onbekend zijn, waar U tegen wilt spreken. En laat hen Uw kleed aanraken en laat mij dan het visioen zien en weten wat er gezegd moet worden. Laat de Heilige Geest mijn lippen gebruiken zoals U reeds deed, en zo genadevol, Here, bij zo'n onwaardig persoon. En niemand van ons is waardig, niemand van ons; maar iemand moet het doen, daarom bid ik God, dat U het vanavond wilt doen. Wilt U het? Opdat het aan deze grote stad, die binnenkort staat opgeschreven voor het oordeel, mag worden bekend gemaakt. Wij weten dat de hele wereld niet in deze conditie kan blijven bestaan. En er kunnen hier mensen zijn die er nooit meer zullen zijn, misschien doe ik dit daar wel voor, zeg ik dit. Ik bid, Vader, dat U zult maken dat dit Woord dat ik heb gepredikt – het is Uw Woord – dat het wordt bekendgemaakt, in Jezus' Naam.

266 Houd nu uw hoofden gebogen en bid slechts, zeg: "Here Jezus, laat mij Uw kleed aanraken." En als u klaar bent met bidden kunt u deze kant opkijken zodat u misschien...

267 Nu zeg ik niet dat u naar mij moet kijken, dat weet u allemaal. Toen Petrus en Johannes door de poort liepen die de Schone werd genoemd en tegen de kreupele man zeiden "kijk naar ons", toen betekende dat niet... Met andere woorden "let op datgene wat ik tegen u zeg."

268 Bid nu en zeg: "Here Jezus, broeder Branham kent mij niet maar U kent mij. Laat mij slechts Uw kleed aanraken, omdat hij mij zojuist heeft verteld dat U een Hogepriester bent die kan worden aangeraakt door de gevoelens van mijn zwakheden, en mij vertelde dat U dezelfde bent gisteren, vandaag en voor immer, en dat U op dezelfde manier zult reageren als U deed toen die vrouw Uw kleed aanraakte. En het zal beslist al de twijfel uit mij wegnemen, omdat ik dan weet dat U dezelfde bent, gisteren, vandaag en voor immer."

269 Dan zal de Schrift precies worden vervuld. We kunnen Jezus dan vanavond kennen zoals wij Hem toen kenden. "Heren, wij zouden Jezus willen zien." Als ik naar binnen zou komen met nagelwonden in mijn handen, dan zou ik... dat zou huichelachtig zijn. U zou Hem daar niet aan kennen. U zou Hem niet kennen door de wijze waarop Hij was gekleed. U kent Hem door Zijn leven, zó identificeerde Hij Zich als Gods dienstknecht, profeet.

     Bid nu en heb geloof.

270 Hier is een dame. Ik wil niets tot haar zeggen, omdat u kunt zien wat er verkeerd met haar is. Ik geloof dat het de dame is die hier zit, zij heeft een opgezwollen schildklier waarvoor ze bidt. Je ziet het niet op haar hals maar je kunt op een bepaalde manier naar haar nek kijken en als ze haar jurk opzij trekt zie je het. Ik ken u niet. Maar als u met uw hele hart gelooft zal het bij u weggaan. Ja. Ik – ik – ik...

271 Als u nu slechts geloof hebt en niet twijfelt. Bid slechts en zeg: "Here Jezus, ik wacht erop om Uw kleed aan te raken. Openbaar Uzelf aan mij."

272 U zegt: "Waar wacht u op, broeder Branham?" Een visioen.

273 Wees nu heel eerbiedig. Loop niet rond, u verstoort. Wees echt eerbiedig.

274 Hier, let hierop, kijk hiernaar. Hier precies zit een dame die bidt en ze kijkt recht naar mij. Ik zie bloed druppelen. Het is in de maag. Ze heeft een bloedende maag. Als u zult geloven! Is dat waar, dame? Steek uw handen op. Ik ben een vreemde voor u. Ik ken u niet, maar dat is waar. Het is zojuist gestopt. Uw geloof!

275 Ik wil u iets vragen, wat raakte de vrouw aan? Ik ken haar niet. Ik heb haar nog nooit in mijn leven gezien. Alles wat ik weet is dat ze gewoon een vrouw is. Ziet u?

276 Hier zit een dame aan het einde van de... hier vlakbij aan het einde van de rij. Ik zag het zojuist gebeuren, het leek of het de andere dame nu precies beïnvloedde. Nee, zij is het. Ze heeft rugklachten en ze... Er is iets verkeerd met uw rug.

277 Leg uw hand op de dame naast u, met haar rug is ook iets verkeerd. In orde. Ze kan bijna niet overeind komen of gaan zitten.

278 De dame naast u is blind aan het worden, die andere aan de andere kant, ze wordt blind. Ik wil dat u ook haar de handen oplegt. Dat is goed. Geloof nu met uw hele hart, dan zal het voorbij zijn. Let op wat er gebeurt.

279 Gelooft u? Ik zie precies hier een donkere schaduw hangen, het hangt over een arme vrouw. Ze zal gaan sterven, ze heeft kanker. Kijk, als God haar niet aanraakt, moet ze sterven. Ik ben er zeker van dat ze het zal... God help me. Mevrouw Katur, als u het met uw hele hart gelooft, zal Jezus Christus u gezond maken. Gelooft u het? K-a-t-u-r, als u het met uw hele hart gelooft, maakt Jezus Christus u gezond. Sta op, dame, en geef God de eer. In orde, u kunt naar huis gaan en gezond zijn. Ik heb de vrouw nog nooit in mijn leven gezien. Nimmer zag ik haar eerder in mijn leven. Ze is een volkomen vreemde voor mij.

     U zegt: "Wel, u noemde haar naam."

280 Wel, dat is niets meer. Jezus noemde Simons naam, vertelde dat zijn naam Simon was, wie zijn vader was. Is dat zo? "Heren, wij zouden Jezus willen zien."

281 "Jezus Christus is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer." Gelooft u dat niet? Gelooft u niet dat u nu precies in Zijn tegenwoordigheid bent? Hoevelen geloven dat? ["Amen."] Wij zouden nu Jezus willen zien, Jezus Christus! Nu, ik was het niet die deze mensen genas. Hier begint het weer. Ziet u? In orde, heb slechts geloof.

282 Ik zal u vertellen wat u nu direct moet doen. U gelovigen, leg zó uw handen op elkaar, leg uw hand op iemand naast u. Jezus, ik ga de laatste woorden aanhalen die Hij zei toen Hij de aarde verliet: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven." Zei u dat u geloofde? "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven."

283 Natuurlijk hebben wij geloof en ongeloof door elkaar zitten. Dat hebben we altijd. Er zijn altijd drie klassen van mensen: gelovigen, schijngelovigen en ongelovigen. En wij hebben dat ook. Maar terwijl u bidt, waar u ook zit, heb geloof voor de persoon waar u uw handen hebt opgelegd. "Geloof." Jezus Christus zei dit.

284 Onthoud nu, dat als u niet gelooft, u heel voorzichtig moet zijn, want deze ziekten gaan van de een naar de ander. Dat weten wij. We lezen het in de Bijbel, waar boze geesten uitgingen en rechtstreeks in een ander gingen. En we zien het... Velen van u zijn in de samenkomsten geweest en hebben het gezien. Als dat zo is zeg "amen". ["Amen."] Zeker, mensen raken verlamd of worden doof, sterven, precies in de samenkomsten, van alles.

285 Nu, zoals u bidt, bid niet voor uzelf, bid voor degene waar u uw handen op hebt gelegd. Ziet u, bid voor hen.

286 En als hier een persoon is – terwijl wij zo met elkaar verbonden zijn – die geen Christen is en Christus wil aannemen als uw Redder, wilt u dat dan kenbaar maken door even op uw voeten te gaan staan en te zeggen: "Ik wil op dit moment in Zijn tegenwoordigheid Jezus als mijn Redder aannemen. Ik wil opstaan om aan deze samenkomst te laten zien dat ik een getuigenis ben voor Jezus Christus. Ik wil Hem ditzelfde ogenblik aannemen als mijn Redder." Als u dit nog niet eerder hebt gedaan dan hebt u nu de gelegenheid om op te staan. Hij zal... U staat nu op voor Hem; Hij zal later voor u opstaan als u bij de oordeelstroon komt. Als u geen Christen bent, neem het dan nu aan.

287 En u die uw handen op elkaar hebt gelegd, bid voor elkaar. Bedenk dat zij voor u bidden, bidt u voor hen. Nu ga ik hier boven met u mee bidden voor al deze mensen.

288 God zegene u daar achteraan, mijn broeder. God des hemels, wees genadig. Dat is erg fijn, een dappere zaak. Zou er nog iemand willen gaan staan, zeg... Jezus kent u. "Niemand kan komen..." God zegene u, zuster. Dat is fijn.

289 Om de tegenwoordigheid van Jezus Christus de samenkomst te zien binnenkomen om precies te doen wat Hij in de Schrift deed! Dat is volkomen onmogelijk voor een man om dat te doen. Er is een Geest voor nodig om dat te doen.

290 Als u dat zoals de Farizeeërs "een boze geest" wilt noemen dan zult u die beloning krijgen.

291 En als u het "de Geest van God" noemt, neem het dan aan. Aanvaard het als uw Redder, want Hij is Jezus Christus en de enige Redder der wereld. En Hij is Gods Zoon die voor u stierf, Hij is vanavond hier in de persoon van de Heilige Geest. Hij is nog steeds Jezus, nog steeds Jezus Christus in de persoon van de Heilige Geest, hetgeen Christus in Geestvorm is. En als u Hem nog nimmer hebt aangenomen als Redder, wilt u dan even opstaan, weet u, en Hij zal voor u getuigen als u getuigt voor Hem.

292 Er stonden enigen op. Als er nog iemand is dan snel, voordat wij bidden. God zegene u. God zegene u. God zegene u, u, u in Zijn tegenwoordigheid. Dat is fijn. Velen, dat is fijn. God zegene u. God zegene u, zuster. God zegene u, helemaal achteraan, de man stond al, stak zijn hand op. God zegene u. En God zegene u. Dat is wonderbaar. Dat is juist. Neem Hem aan op dit moment.

293 Onthoud, op dit moment – in de Naam van Jezus Christus – er is hier binnen geen enkel leven dat voor God verborgen kan blijven op dit ogenblik, of Hij zou het regelrecht aan mij kunnen openbaren. U weet dat. U, velen van u zijn erbij geweest; ieder van u die voorheen in samenkomsten bent geweest en hebt gezien hoe vaak het achter elkaar raak was, zeg: "Amen." ["Amen."] Ziet u, u weet dat het waar is. En op ditzelfde ogenblik weet ik dat hier mensen zijn die zichzelf aan Christus behoren over te geven. Doe het alstublieft. Doe het alstublieft nu terwijl u de gelegenheid hebt in Zijn Goddelijke tegenwoordigheid. O, doe onderzoek! We kunnen precies nu later zijn dan we denken.

294 Terwijl Hij met Zijn verheven tegenwoordigheid binnenkomt en ons zegent en door middel van de Schrift bewijst dat Hij hier is, een bevestigd woord. Acht of tien mensen die hier zitten werden genezen, hier vlakbij u. En het zijn er meer. Als u mij op mijn woord wilt nemen als Zijn dienstknecht, dat Licht dat u op de foto ziet, die de wetenschap hier in Washington D.C. heeft hangen als het enige bovennatuurlijke Wezen dat ooit werd gefotografeerd, dat Licht cirkelt door dit gebouw, rond en rond en rond en rond. Nu, dat is waar.

295 Gelooft u nu. Jezus Christus zei, de laatste woorden die Hij zei toen Hij de aarde verliet, waren: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen zullen zij gezond worden."

296 "En Hij werd in de hemelen opgenomen en zij gingen overal heen, predikend; de Here werkte met hen mede doordat Hij het Woord bevestigde met tekenen die volgden."

297 Bid nu voor elkaar terwijl ik voor u bid vanaf deze kansel.

298 Here Jezus, de Zoon van God, die uit de dood opstond op de derde dag – dood en hel konden Hem niet vasthouden. Hij steeg op naar de hemel, zette Zich aan de rechterhand van de Majesteit omhoog, vanwaar Hij voor immer leeft om te bemiddelen op onze belijdenis. En nu is Zijn levende tegenwoordigheid hier in de vorm van de Heilige Geest, die het werk heeft gedaan en de gedachten die in de harten van de mensen zijn onderscheidde, hun hun ziekten vertelde, ze gezond verklaarde. O God, om Uw geweldig, machtig werk te zien; om te weten dat we in deze dag vol verwarring en verdraaiing, vol politiek, vol met kerkpolitiek, vol met allerlei soorten dingen, toch de levende God hier vanavond bij ons aanwezig hebben. Geen lezing, niets anders dan het bewijs dat de Heilige Geest regelrecht in ons midden is; Jezus Christus die deze dingen doet zoals Hij deed toen Hij hier op aarde was. O God, wees genadig!

299 En Satan, je ziet de handen van deze mensen op elkaar liggen. Je bent een verslagen wezen. Je kunt deze mensen niet langer vasthouden. Ik beveel je in de Naam van Jezus Christus, de Zoon van God, dat je deze mensen loslaat en uit hen komt. Kom eruit, ziekte en aandoening, bij deze mensen. Ik beveel je in de Naam van Jezus Christus dat je hen verlaat.

300 Geloof het nu met geheel uw hart! Als u het gelooft, ga dan nu op uw voeten staan en aanvaard het. Hef uw handen op tot God en zeg: "Ik neem nu mijn genezing aan. Ik geloof." Hef uw handen op en geef Hem lof, zeg: "Dank U, Here Jezus!"