Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Het teken van deze tijd

Door William Marrion Branham

1 Alles is mogelijk; geloven alleen.
Geloven alleen, geloven alleen,
Alles is mogelijk, geloven alleen.

2 Laten we onze hoofden nu een ogenblik buigen voor gebed. Onze genadige hemelse Vader, wij zijn vanavond beslist gelukkig met het voorrecht om hier naar New York te zijn gekomen om Uw volk te bedienen in Uw Naam. We zijn zo blij om hen te ontmoeten in de wetenschap dat er een grote dag van 'morgen' is waar we elkaar zullen zien, waar we nimmer voor de zieken hoeven bidden, want de zieken zullen voor immer gezond zijn. Daar zullen er geen lange avonden van gebed voor de verlorenen zijn, omdat ze dan allemaal zijn gered.

3 En we zien uit naar die dag dat Jezus zal verschijnen. Als we zien dat dit uur naderbij komt, en tekenen en wonderen wijzen naar die tijd, dan doet ons dat een ogenblik stilstaan, Here, om over onszelf na te denken; daarom stellen we ons nu deze vraag: "Onderzoek mij en beproef mij, Here." En als er enige boosheid in ons zou zijn, neem het eruit, Vader. Wij willen U dienen met een zuiver hart en reine handen, want wij weten niet in welk uur U ons zou kunnen roepen en ons hogerop ontbiedt. Wij zullen komen en U ontmoeten.

4 Maar mocht hier vanavond iemand zijn, Here, die U niet als zijn Redder kent, noch de vergeving van zijn zonden – en evenmin wederom geboren is door de Geest van God – moge dit dan de avond zijn dat ze die beslissing zullen nemen en, God, vul ze dan met Uw goedheid. Genees ieder ziek persoon hier binnen, Vader, al de aangevochtenen. Moge er geen enkel zwak persoon in het gebouw zijn als de dienst voorbij is, geen enkele zondaar. Mogen wij dit zien gebeuren voor de eer en glorie van God. Wij vragen het in de Naam van Zijn geliefd Kind, Jezus Christus. Amen.

5 U kunt gaan zitten. Het is een groot voorrecht hier vanavond opnieuw te zijn om weer te kunnen bedienen in de Naam van onze lieflijke Redder, Die de Algenoegzame is.

6 Gisteravond spraken wij over de Engel des Heren en het teken van Sodom, hoe deze Engel achterbleef om met Abraham te spreken; deze Man die een engel was, was God in een menselijke vorm omdat Abraham Hem "Here" noemde. Iedere Bijbellezer weet dat hoofdletter H-e-r-e komt van "in den beginne schiep God de hemel en de aarde", hetgeen Elohim betekent, "de Algenoegzame, de Almachtige". En God maakte Zich daar bekend aan Abraham in de vorm van een man. Hij zag eruit als een bestofte reiziger. Hij vertelde helemaal niet waar Hij vandaan kwam. Maar bemerk dat, toen Hij tot Abraham begon te spreken, Hij zei: "Ik zal dit doen. Ik beloofde u dit." Ziet u? En noemde hem bij zijn "vader-naam" Abraham, die pas een paar dagen daarvoor was veranderd van Abram, en hij heet nu Abraham. En noemde Saraï nu Sara, "een prinses".

7 Daarna verdween God voor Abraham en ging naar Sodom en dat was hun laatste teken. Vuur viel uit de hemel en vernietigde geheel Sodom en Gomorra en de omliggende steden. Liet zo het beeld zien hoe het met de heidenwereld zou aflopen. Deze zal vernietigd worden, het zal vernietigd worden door vuur. God beloofde dat Hij de wereld niet meer door water zou vernietigen, door ons een teken te geven. God doet nimmer iets zonder een teken. En Hij gaf ons het teken van de regenboog als een verbond dat Hij de wereld nimmermeer door water zou vernietigen. Maar nu is het deze keer vuur.

8 En toen Jezus verwees naar de tijden, zei Hij: "Zoals het was in de dagen van Noach, toen de ark werd toebereid, waarin slechts acht zielen werden gered door het water, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen." Kijk daar naar de minderheid: "Zoals het toen was, toen acht zielen werden gered door het water." En Hij ging verder en beschreef de moraal van die dag: "Etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende." En als...

9 Ik las dat enige tijd geleden en verklaarde dat, ik predikte erover. Toen ontdekte ik dat Jezus hetzelfde boek Genesis las dat ik lees en u leest. Dus ging ik terug naar Genesis 6 om te ontdekken wat ze in die dag deden en we zien dat "de zonen van God de dochters der mensen tot zich namen." Ik zocht de vertaling daarvan op en er staat: "namen vrouwen tot zich", niet dochters. Dat was hetzelfde als een Reno, Nevada; niets anders dan huwelijk en echtscheiding, precies als Hollywood, enzovoort. En er stond: "Dezen waren mannen van naam, uit de voortijd."

10 Dan hebt u in het tijdschrift Life gezien hoe dit grote schandaal naar voren kwam in Engeland, van deze welbekendstaande mannen en deze prostituées, en dergelijke, en over onze bestuurders. En o, wat bevinden we ons in een opeenhoping van vuil, precies het beeld dat Jezus schetste hoe het zou zijn, ziet u. "Etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevend, en ze bemerkten het niet tot de dag dat Noach de ark binnenging."

11 En toen werd de deur gesloten. Er bestond geen kans meer. Dat was zijn laatste boodschap. De laatste boodschap die in iedere grote bediening werd gepredikt was tot degenen die onmogelijk gered konden worden. Noach, zijn laatste boodschap was tot degenen die onmogelijk gered konden worden. Kijk, hij ging naar binnen en de deur ging achter hem dicht en hij zat daar zeven dagen binnen voordat het begon te regenen. Kijk, zijn boodschap bestond eerst uit prediken, het bouwen van de ark en daarna zeven dagen opgesloten zitten.

12 De mensen zeiden: "Die oude fanaticus. Kijk, hij zit daar maar, hij deed de deur zelf dicht." Maar God sloot hem. Hetzelfde gebeurde in Sodom.

13 Kijk naar onze Here Jezus. Toen Hij op aarde kwam was Hij de jonge profeet uit Galilea. Hij ging de synagogen binnen en iedereen hield van Hem. Hij genas de zieken. Dat was het eerste deel van Zijn bediening, de eerste periode. De tweede periode was profetie toen Hij de Farizeeën en Sadduceeën van Zijn dag begon te bestraffen, hun vertelde wat ze waren en dat ze blind waren en het niet konden zien en Wie Hij was, enzovoort, weet u, en wat er met hen zou gebeuren. Hierdoor werd Hij veroordeeld en op deze basis werd Hij gekruisigd, maar de boodschap konden ze niet stoppen. Je kunt de boodschapper stoppen, maar de boodschap niet. En de Bijbel zei dat "Hij afdaalde in de hel en predikte tot de zielen die in de gevangenis waren, die eertijds ongehoorzaam waren", en daar klonk Zijn laatste boodschap, aan de verlorenen.

14 Bedenk nu zeer ernstig dat een dezer dagen mensen gewoon doorgaan met prediken precies zoals ze deden ten tijde van Noach, ze zouden op precies dezelfde manier doorgaan, maar dan tot een verloren wereld waarvoor de deuren reeds gesloten zijn. We weten niet op welke tijd dat zal gebeuren. Als u dus vanavond geen Christen bent, denk er dan hard over na. Schenk er serieus aandacht aan.

15 Nu weten we maar één ding om te doen en dat is de instructies op te volgen die onze Heer ons heeft achtergelaten: "Predik het Evangelie aan alle schepselen." Hij weet wie gered is en wie niet. Dat weten wij niet. Wij werpen eenvoudig het net in de zee, dat allerlei soorten voortbrengt, maar God weet wie gered is en wie niet. "En niemand kan tot Hem komen tenzij de Vader hem trekt; en al wat de Vader Hem heeft gegeven zal komen." Wij weten dat, ziet u. Daarom kunnen we niet zeggen dat deze een Christen is en die niet, want Hij zei: "Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een man die een net nam en naar de zee liep en het er in wierp." Toen hij het net had binnengehaald, had hij er van alles in. Er zaten waterspinnen, torren, slangen en vis in, aasvissen en goede vis. Maar ziet u, de watertorren en dergelijke kruipen weer terug het water in, maar de goede vis werd voor de Meester bewaard. Nu, wij weten niet wie wat is. Wij werpen slechts het net uit.

16 Maar onthoud, die watertor was een watertor toen het net over hem heenging. De invloed van de samenkomst was het wat hem ving. De slang was nog steeds een slang, alleen het Evangelienet trok hem er in. En de aasvis was een aasvis, de schildpad was een schildpad, de rivierkreeft was een rivierkreeft, zie. Maar de echte vis was een vis om mee te beginnen. Dus Hij weet wie wat is, omdat Hij hun namen in Zijn boek heeft staan, ze werden er in gezet toen het Lam werd geslacht voor de grondlegging der wereld.

17 Wij zijn hier om ons deel te doen. Nu heeft broeder Vick hier op deze hoek gedurende vele jaren het net uitgeworpen. Andere predikers hebben op andere hoeken gestaan om het net uit te werpen. Ik kom om mijn deel met die van u, broeders, te verbinden, zodat we precies één reusachtig groot net kunnen maken en zoals vissers blijven trekken op de hoeken van het meer. Een dezer dagen zal de laatste vis uit het meer worden gehaald. Dan zal het vissen voorbij zijn. Laten we met ons hele hart naar God uitzien, bidden en oprecht zijn als we dit uur zien naderen.

18 Nu zullen we vanavond voor de zieken gaan bidden. Dat hebben we bekend gemaakt. Ik geloof dat Billy... ik kreeg hem niet te pakken... heeft hij gebedskaarten uitgedeeld? Ja. Wel, fijn; dat is goed. In orde.

19 Gisteravond waren we bezig de voorbereiding te treffen voor vanavond, voor een gebedsdienst. En dan dacht ik een avond of twee te nemen voor alleen prediken. En we zullen zien hoevelen er de Heilige Geest niet hebben ontvangen. Dat is de hoofdzaak, ziet u. Als u – als u krijgt... Als u bent genezen – God zal u genezen, beslist. Hij heeft het reeds gedaan, u hoeft het alleen maar te geloven. Maar als u dat bent, dan zult u, als u lang genoeg leeft, waarschijnlijk opnieuw ziek worden. Maar dan, als u bent gered is het anders.

20 En nu zouden we dit ene willen zeggen, omdat er soms vreemden binnenkomen in de samenkomst die misschien nog nooit een genezingsdienst hebben gezien. En ze proberen dikwijls dit etiket op je te plakken van "een Goddelijke genezer". Maar er bestaat geen... Er bestaat slechts één Goddelijke Genezer en dat is God. En eerlijk gezegd bestaat er slechts één Genezer en dat is God.

21 Welnu, doktoren beweren niet dat ze genezers zijn. Ze zijn geen genezers, dat beweren ze niet. Wat als ik naar buiten ging en daar mijn arm brak en ik ging naar binnen en zei: "Dokter, genees mijn arm heel snel want ik moet mijn werk afmaken"? Hij zou zeggen: "U hebt geestelijke genezing nodig." Wel, dat zou waar zijn. Ziet u? Nu kan de dokter mijn arm zetten, maar God doet de genezing. Als ik in mijn hand snijd en ik zeg: "Dokter, ik sneed in mijn hand, genees hem snel voor mij." Dat kan hij niet. Het enige wat hij kan doen is hem schoonmaken, of als de wond groot is, kan hij het dichtnaaien; maar God moet het genezen.

22 Kijk, de natuur moet cellen vormen, leven. Leven moet dat samenvoegen. Het lichaam moet kalk produceren, enzovoort, het heeft zelf leven. Kalk zal niet genezen, maar leven. Kijk, er bestaat geen medicijn dat geneest. Medicijnen houden het slechts schoon terwijl God geneest. Zie? Er bestaat geen medicijn dat geneest.

23 Stel dat ik in mijn hand zou snijden en hier dood zou neervallen. Als u mij naar de dokter zou brengen en zeggen: "Wilt u deze man genezen?" Dan zou hij zeggen: "Hoezo, hij is dood."

24 In orde, dan zegt u: "Laten we het hechten. En u hebt toch wel een medicijn dat die hand zal genezen, is het niet?"

     "Nee, dat hebben we niet."

25 Als ze me dan dichtnaaien en mij balsemvloeistof geven die mij er gedurende honderd jaar natuurlijk doet uitzien en ze geven me iedere dag een injectie met penicilline en ze doen alle mogelijke zalf op die plek, dan zou mij dat beslist niet genezen. Waarom? Omdat het leven eruit is gegaan.

26 Wel, wie is dan de genezer, het medicijn of het leven? Vertelt u mij nu wat leven is, dan zal ik u vertellen wie God is. Zie? God is leven. U bent...

27 Gisteravond zeiden we: "We hebben zoveel van de mechaniek, maar niet van de dynamiek." Nu is mijn lichaam de mechaniek, maar mijn lichaam zal niet werken zonder de dynamiek, de geest. Zie? En de geest zet mijn lichaam aan het werk, brengt het onder controle.

28 Precies zoals bij een auto waar geen benzine in zit, zonder ontsteking, zie. Het doet er niet toe hoe fijn de dynamiek, of ik bedoel de mechaniek in elkaar is gezet, de cilinders en de contactpunten en bougies en wat meer ook, er is ook stroom nodig. Je moet het bij elkaar hebben.

29 Op die manier is God. Er is een gelovige in God nodig om het contact te maken, dan zal er iets plaats vinden.

30 Het is dus met Goddelijke genezing hetzelfde als met redding. Geen man die het Evangelie van redding voor uw ziel predikt, wil een Goddelijke redder worden genoemd; anders zou hij evengoed een Goddelijke redder genoemd kunnen worden, als iedere man die Goddelijke genezing predikt een Goddelijke genezer zou zijn. Want de man kan niet zeggen dat hij een persoon kan redden, omdat Jezus dit reeds deed. Ziet u? In orde. Maar door zijn prediking verwijst hij hen naar Christus die de Redder is.

31 Goddelijke genezing wijst hun slechts op het volbrachte werk van Calvarie: "Want Hij werd verwond om onze overtredingen, door Zijn striemen werden wij genezen." Ziet u? Goddelijke genezing is niet iets wat een man heeft gekregen wat hij op u kan plaatsen. Het is hoe uw geloof is in een volbracht werk.

32 Als Jezus vanavond hier zou staan met dit pak aan, dat Hij mij gegeven heeft, dan zou Hij u niet kunnen genezen. Hij zou slechts... Misschien zou Hij... U zou kunnen weten dat het Jezus was, maar Hij zou u niet kunnen genezen omdat Hij dat reeds heeft gedaan. Ziet u, u zou het moeten geloven. Hij zou zeggen: "Mijn kind, weet je niet dat je door Mijn striemen reeds genezen bent?" Kijk, Hij heeft het reeds gedaan. Het is reeds een voleindigd werk. Het is verleden tijd. Nu geloven we het eenvoudig. En wat mij betreft zou het Woord afdoende zijn. Als je iemand iets zou vertellen en ze wilden het niet geloven, wel, dat zou het dan zijn, laat ze maar doorgaan en het niet geloven. Maar zo is God niet, ziet u.

33 Het lijkt op een liedje dat ik vroeger een prediker en zijn vrouw hoorde zingen: "Niet zoals stervelingen elkaar vergeven; Jezus vergeeft en vergeet." Zie? Wij kunnen het niet vergeten, maar Hij wel. Hij is God. Hij kan het vergeten, het was er nimmer; deed het in de zee der vergetelheid en herinnert het Zich zelfs niet meer. Hij is God. Hij kan het geheel uit Zijn geheugen wissen. Maar dat kunnen wij niet, zie. Hij wel.

34 Als u Hem nu kunt geloven, dat Hij dit voor u heeft gedaan: "Hij genas u toen Hij voor uw ongerechtigheid werd verwond en door Zijn striemen werd u genezen", verleden tijd. Nu, het enige wat u hebt te doen is het te geloven. Het Woord leert dat. Niemand kan zeggen dat het Woord dat niet leert. En het onderwijst het; welnu, we zien zoveel bewijzen hoe mensen overal gezond worden gemaakt. Er is wel Goddelijke genezing.

35 Als het nu u of mij betrof, als wij ons woord zouden geven en we waren zo oppermachtig als God, en mensen zouden het niet willen geloven, dan moesten ze dat zelf maar weten; tenslotte zijn zij het die ziek zijn. Maar zo is God niet.

36 Hij heeft ook apostelen, profeten, leraars, herders en evangelisten in de gemeente geplaatst, ziet u, allemaal voor de volmaking van het lichaam. En in dit lichaam, aan ieder plaatselijk lichaam, gaf Hij negen geestelijke gaven en deze gaven zijn er in verschillende soorten: wijsheid, kennis, spreken in tongen, gaven van gezondmaking, uitleg van tongen, enzovoort. Negen geestelijke gaven, allemaal om Zijn liefde te tonen aan de gemeente, omdat Hij wil dat u in orde blijft, de grote Heilige Geest Zelf die de Leraar van de gemeente is. Het is erg dat wij een bisschop namen in plaats van dat de Heilige Geest onze Leraar zou zijn, zie. Maar wij – wij... De Heilige Geest is de Leraar die God aan de gemeente heeft gegeven om de gemeente omhoog te brengen, om haar in de vreze van God te laten groeien. De Heilige Geest zet deze gaven dus vrij in de gemeente en zij zullen volmaakt functioneren als u maar niet opgewonden raakt en niet probeert aan te nemen wat u er zelf van denkt.

37 Daar maken mensen fouten. Ik ontdek onder de mensen dat iemand helemaal beïnvloed raakt en denkt iets te weten door de Heilige Geest. Wat wonderbaar is, om te worden gestimuleerd. Maar dan zal er iemand naar u toekomen en zeggen: "Heeft de Here zo en zo gezegd?" Kijk, u hoeft hun geen antwoord te geven. Zeg het niet tenzij God het zegt, dan hebt u ZO SPREEKT DE HERE. Dan kan niets het weerhouden om het te laten gebeuren. Het moet eenvoudig gebeuren.

38 Ik daag vanavond iedereen uit om te weerleggen dat u ooit de Heilige Geest in de samenkomsten ZO SPREEKT DE HERE hebt horen zeggen of het gebeurde precies op die manier, exact, van de miljoenen gevallen. Kijk, het moet absoluut juist zijn.

39 Als de Heilige Geest vanavond zou komen en door een visioen tegen me zou zeggen: "Ik wil dat je morgen naar het graf van de president gaat; Ik ga George Washington opwekken", dan zou ik de wereld uitnodigen om te zien hoe het gebeurt. Het moet gebeuren, zie, want de Heilige Geest heeft het gezegd. Dat maakt het de waarheid.

40 Maar je wacht slechts totdat Hij dat zegt, begrijpt u? Zie? Je weet dat je bent gered en je weet dat je bent gevuld met Zijn goedheid. En als Hij in je is, weet je hoe Hij Zijn leven door je heen laat werken. Wees dus tevreden. Als Hij je wil gebruiken zal Hij het zeker doen, zie. Hij weet waar je bent.

41 En ik denk dat wij, als we dat in liefde en gemeenschap met elkaar doen, al deze samenscholingen, denominaties en barrières vergeten en dat het grote leger van God voorwaarts marcheert naar de overwinning.

42 Ik ga vanavond een klein gedeelte van de Schrift lezen en wellicht willen velen van u met me meelezen. Als u dat wilt, wel, dan kunt u dat beslist doen. We willen nu het boek van Mattheüs opslaan, het twaalfde hoofdstuk, als u met me mee zou willen lezen terwijl ik lees. In het achtendertigste vers van Mattheüs, het twaalfde hoofdstuk.

43 En ik wil nu aankondigen wat het onderwerp is waarover ik wil spreken: Het teken van deze tijd. Dit is een kleine bekende tekst en ik spreek hierover omdat ik aan het bidden was. Ik houd er niet van om eerst met hard prediken te stoppen en dan daarna weer met de rij door te gaan. Want iedereen weet dat gaven van de Heilige Geest door een zeker kanaal heen werken. "Er zijn gaven van gezondmaking door dezelfde Geest; gaven van tongen door dezelfde Geest", slechts een ander kanaal en je trekt jezelf van de een in de ander. Laten we nu dus lezen. Als u...

     Toen antwoordden Hem enige der schriftgeleerden en Farizeeën en zeiden: Meester, wij zouden wel een teken van U willen zien.

     Maar Hij antwoordde hun en zeide: Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van Jona, de profeet.

     Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon des mensen in het hart der aarde zijn, drie dagen en drie nachten.

     De mannen van Ninevé zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en het veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona en zie, meer dan Jona is hier.

     De koningin van het Zuiden zal in het oordeel optreden met dit geslacht en het veroordelen, want zij is gekomen van de einden der aarde om de wijsheid van Salomo te horen, en zie, meer dan Salomo is hier.

44 We ontdekken hier in de Schrift, in wat wij zojuist over onze Here gelezen hebben, dat dit de trend was hoe Joden geloven. De Joden geloofden in tekenen. En deze theologen waren naar Jezus gekomen en discussieerden met Hem dat zij een teken van Hem wilden zien. Ziet u nu hoe blind ze waren? Hij had Zijn teken reeds getoond van wat Hij was, dat Hij de Messias was.

45 We hadden het daar gisteravond over. Hoevelen waren gisteravond hier? Laat eens zien. Dat is fijn. In orde.

46 We hadden het er gisteravond over en bewezen aan het gehoor dat het Messiaanse teken dat verondersteld werd door Hem getoond te worden was dat Hij de Profeet was, waarvan Mozes had gesproken dat deze zou opstaan. "En allen die deze Profeet niet geloofden, zouden uit het volk worden uitgeroeid. De Here onze God zal een profeet doen opstaan zoals ik." En toen Hij kwam en het teken van de profeet deed, wel, toen wilden velen beweren dat Hij Beëlzebub was of een boze geest.

47 En Hij antwoordde hun en zei: "Nu dit, dit zal u worden vergeven. Maar wanneer de Heilige Geest is gekomen en u spreekt daar tegen terwijl Hij hetzelfde werk doet, natuurlijk, dan zal het u nimmer worden vergeven, noch in deze wereld noch in de wereld die komt."

48 Daarom willen we deze dingen niet lichtvaardig benaderen, we moeten hier oprecht naartoe komen en zien. Jezus deed deze uitspraak, dat wanneer de Heilige Geest zou komen om hetzelfde werk te doen als wat Hij deed, dat dan één woord er tegen te spreken nimmer zou worden vergeven in deze wereld, noch in de wereld die komt.

49 Herinner u dat de Heilige Geest pas met Pinksteren werd gegeven. En de Joden hadden reeds getuigenis afgelegd van de persoon Jezus Christus; de Samaritanen hadden getuigenis afgelegd van de persoon van Jezus Christus. Dus kon een rechtvaardig God geen rechtvaardig volk veroordelen; er moet een onrechtvaardig volk zijn dat God kan veroordelen. Daarom moest deze Heilige Geest in de laatste dagen op de gemeente terugkeren en deze zelfde tekenen tonen die Hij toen deed, omdat God Zijn manier nooit verandert.

50 God doet nimmer een ding op deze manier en op een ander moment op een andere manier. Kijk, Zijn eerste beslissing is volmaakt omdat Hij God is. Ziet u? Zijn Woord kan niet worden veranderd. Hij leerde er niets bij in deze zesduizend jaar van menselijke geschiedenis die we hebben. Hij leerde nimmer iets bij sedert die tijd, omdat Hij oneindig is om mee te beginnen. Zie? En nimmer verandert Hij Zijn Woord. Hij moet...

51 Hij verkoos de mens te redden door het gestorte bloed van een onschuldige. Wij hebben geprobeerd ze op te leiden; wij hebben geprobeerd ze in denominaties te brengen; wij hebben alles geprobeerd wat er in de wereld bestaat, en sociaal leven; en alles heeft gefaald en zal voortdurend falen totdat wij terugkomen onder het Bloed. Dat is de enige plaats waar gemeenschap bestaat.

52 God verandert nimmer. Als God iets zegt moet dat altijd zo blijven. Als God... Als iemand tot God komt en God genas die man op basis van zijn geloof, dan moet Hij het met de volgende persoon precies zo doen, anders deed Hij verkeerd toen Hij de eerste persoon genas. Als Hij een man redde onder het Bloed en dàt alleen en laat dan iemand binnengaan die slechts opleiding heeft of een theoloog is of zoiets, zonder dat het gestorte Bloed bij hem is aangebracht, dan deed Hij verkeerd toen Hij bij de eerste man Bloed vereiste. Kijk, Hij moet altijd hetzelfde blijven. Zijn voornemen is altijd hetzelfde geweest. Zijn handelingen zijn altijd hetzelfde geweest.

53 God heeft niet te eniger tijd met enige organisatie gehandeld. Vind het in de geschiedenis. Hij handelt altijd met één individu, nimmer met een groep; één individu. We ontdekken in de geschiedenis, dat wanneer er een groot man opstond – de Here bracht ze op het toneel – en zij stierven, dat ze na hen een organisatie kregen. En er is nog nooit een tijd geweest dat mensen organiseerden of die organisatie stierf; het kwam nimmermeer tot de geestelijke sferen terug zoals het was. Ik heb pas zo'n twintig jaar van Bijbelse geschiedenis doorgemaakt, maar er bestaat geen plaats waar zij ooit weer opstonden.

54 God handelt met vandaag. Wat Hij morgen doet is Zijn zaak. En met ons handelt Hij altijd door middel van een individu, ziet u, omdat een groep mensen te veel ideeën heeft.

55 Kijk zelfs naar de apostelen, nadat zij probeerden er een te kiezen – omdat Judas was afgevallen – zij wierpen het lot en dit viel op Matthias. Met de sleutels van het Koninkrijk was dat het beste wat zij konden doen. En in geen enkel Schriftgedeelte staat iets geschreven van wat hij deed. Maar God verkoos Saul, een heetgebakerde kleine knaap, maar Hij moest hem op een dag op zijn rug werpen om hem een poosje omhoog te laten kijken. En Hij zei: "Ik zal hem tonen hoe zwaar hij voor Mij zal moeten lijden." Ziet u? Kijk, de gemeente koos Matthias, maar God koos Paulus. Kijk, dat is het verschil. God maakt altijd Zijn keuze, Zijn uitverkiezing. God doet dat door uitverkiezing, door Zijn voorkennis.

56 Nu zien wij dat God altijd met de mensen handelt door tekenen en wonderen. Hij heeft tekenen beloofd voor de laatste dagen. God kan Zijn beleid niet veranderen. Hij spreekt altijd tot de mensen door Zijn profeten. Gedurende de eeuwen zijn er vele tijden geweest; maar God had altijd ergens een profeet tot wie Hij kon spreken, ieder tot wie het Woord des Heren zou komen – en dat alleen, ziet u – tot die profeet. Begrijpt u?

57 Ze probeerden altijd te ontdekken waar die profeet was. Een ziener betekent – een ziener betekent "voorspellen" of "voorzeggen", hij is een ziener die dingen ziet die zullen gaan gebeuren. En dat voorzegt hij aan de mensen. En in de Bijbel staat: "Als het niet gebeurt, luister dan niet naar hem." Het moet iedere keer kloppen. God kan niet falen, ziet u. "En als het niet gebeurt", zei Hij, dan "was Hij niet met die persoon." Dus op basis daarvan wisten de mensen dat het Woord des Heren bij deze ziener was, die Hij had, de zieners van het Oude Testament.

58 Nu, de Heilige Geest verandert deze trend niet. Jezus zei: "Wanneer Hij, de Heilige Geest, op u is gekomen, dan zal Hij u deze dingen die Ik u geleerd heb tonen – die Ik tot u gesproken heb – en Hij zal u de toekomende dingen verkondigen." Kijk, Hij verandert Zijn systeem totaal niet; het is altijd hetzelfde, daarom kunnen wij vertrouwen in Hem hebben.

59 Maar, begrijpt u, onze menselijke kant raakt verwikkeld in allerlei zaken, en groepen mannen komen bij elkaar en stemmen hierop en daarop. Dat brengt ons van het pad af, en ze zeggen: "Wel, dit was voor een andere dag." Nee. Hij is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. En het gehele Woord is geïnspireerd, alles ervan.

60 Nu kwam Jezus exact met het teken dat Hem zou moeten volgen, zoals Mozes voorzegde dat de Messias een gezalfde profeet zou zijn welke de Here zou verwekken, en Hij had duidelijk bewezen dat Hij die Profeet was. En nu kwamen deze Farizeeërs naar Hem toe en zeiden: "Meester, wij willen een teken van U zien."

61 Hij antwoordde hun, ergens zei Hij, als u het zou willen lezen, in Mattheüs, het zestiende hoofdstuk bij het derde vers, van 1 tot 3, daar vroegen ze Hem opnieuw naar een teken. En Hij zei: "Gij blinde Farizeeën, huichelaars, als u naar buiten gaat en de zon ziet ondergaan, dan zegt u: 'Morgen zal het goed weer zijn.' Als het een beetje roodachtig en betrokken is, zegt u: 'Het zal slecht weer worden.'" Hij zei: "U huichelaars, u kunt het aanzien van de lucht onderscheiden, maar het teken van de tijd kunt u niet onderscheiden." Ze hadden het moeten weten.

62 Welnu, als deze Heilige Geest in de laatste dagen komt, dan moet het precies het leven van Christus in de gemeente zijn, ziet u, en als de wereld erom lacht of er één woord tegen spreekt, dan zal ze door de autoriteit van Gods Woord worden vernietigd. Als u ziet wat de wereld heeft gedaan, dan is het nu precies op orde dat God het oordeel vanuit de hemel doet neerkomen. Onze natie, onze steden, onze wereld, zijn rijp voor het oordeel.

63 En ik ben er zeker van dat het later is dan wij denken. Hij zei dat Hij de tijd moest inkorten vanwege de uitverkorenen, anders zou er geen vlees worden behouden.

64 Denk er slechts aan hoe het van dag tot dag, van jaar tot jaar, slechter wordt. Kijk naar uzelf, heiligheidsmensen, Pinkstermensen, hoe er bederf in de kerken is binnen gekomen; geruzie, getier.

65 Kijk naar onze vrouwen. Vroeger was het verkeerd voor hen om hun haar te knippen; de Bijbel zegt: "Het is fout." Maar ze doen het hoe dan ook. Maar in de Bijbel staat dat ze het niet moeten doen. En om deze kleding te dragen die op mannenkleding lijkt; in de Bijbel staat dat het een gruwel is voor God.

66 "O," zegt u, "dat zijn Methodisten." Dat zijn Pinkstermensen. Ze doen het allemaal.

67 Hoe komt dat? U houdt meer van uw televisieprogramma's dan dat u er om geeft de Bijbel te lezen. Kijk, u maakt van deze mensen uw voorbeeld in plaats van van Gods Woord. Ziet u? Welnu dan, er moet oordeel komen en het wordt voortdurend slechter en slechter.

68 Nu vertelde Jezus hun dat er een teken zou zijn. Hij sprak over de tekenen van de eindtijd. En gisteravond vertelde Hij ons: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen; de Geest van God zou worden geopenbaard in de eindtijd in menselijk vlees; deze zou in staat zijn de gedachten te onderscheiden die in de geest, in het hart, zijn."

69 Nu staat er in de Bijbel dat Gods Woord dat doet, Hebreeën 4: "Het Woord Gods is sterker, krachtiger en scherper dan een tweesnijdend zwaard, en het dringt door zó diep, dat het vaneen scheidt gewrichten en merg en het schift overleggingen en gedachten des harten."

70 Dat is de reden waarom Jezus het Woord was. "In den beginne", Johannes 1, "In den beginne was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. En het Woord is vlees geworden en woonde onder ons." Daarom kon Hij naar ze kijken en hun gedachten onderscheiden.

71 Daarom kon Hij de vrouw bij de bron dit vertellen: "U hebt vijf mannen", ziet u.

72 Daarom kon Hij tegen Filippus zeggen toen hij Nathanaël meebracht – Hij zei tegen Nathanaël: "Ziet, een Israëliet in wie geen bedrog is."

     Hij zei: "Waar kent U mij van, Rabbi?"

73 Hij zei: "Voordat Filippus u riep toen u onder de boom zat, zag Ik u."

74 Een onderscheider van de gedachten, o, er zijn zoveel plaatsen in de Schrift die Hem betuigen! Dat was niet bij de heidenen. Geen enkele keer betuigde Hij Zichzelf op die manier aan de heidenen. Onderzoek de Schrift. Geen enkele keer. Dat is heden. Ziet u? De heidenen hadden tweeduizend jaren van studie en theologie; Hij heeft een volk uit de heidenen genomen terwille van Zijn Naam; maar nu is de tijd gekomen dat dit moet worden gedaan vlak voor de verbranding zoals het in Sodom was.

75 Hier was Jezus met Zijn geïdentificeerde, betuigde teken – een Schriftuurlijk teken voor de mensen – en toch zeggen deze Joden: "Ik zou willen dat U een teken laat zien."

76 U hebt vast wel eens mensen gezien die ongelovigen zijn, die dit tot u zullen zeggen: "Als dat zo is, ik ken hier iemand in de straat; als u díe geneest!" Kijk, dat is, het is... Je kunt zien dat het Satan is, dezelfde zaak.

77 U weet dat ze zeiden: "Indien Gij de Zoon van God zijt, kom dan van het kruis af." Ze wonden een lap om Zijn hoofd en zeiden: "Deze knaap zegt dat Hij een profeet is. "Ze sloegen Hem met een stok op het hoofd, met een lap over Zijn gezicht en zeiden: "Profeteer nu en vertel ons wie Jou sloeg", terwijl ze de stok aan elkaar doorgaven; ze zeiden: "Dan zullen we Je geloven."

78 Maar, ziet u, God speelt voor niemand clown. Jezus zei: "Ik doe slechts wat de Vader Mij toont." Ziet u? En dat is waar.

79 En dat is een ware dienstknecht van God; hij is altijd gehoorzaam aan Zijn Meester. Zie? Niet om zichzelf naar voren te brengen of om iets te zeggen om iemand een goed gevoel te geven, maar om eerlijk en waarachtig te zijn met Hem die hem zendt. Dat is een ware dienstknecht van Christus.

80 Zoals Eliëzer die als vertegenwoordiger van Abraham kwam om de bruid voor Izaäk mee te nemen, de schone Rebecca; gehoorzaam, de modeldienaar, ziet u, hij was slechts bezig met de zaken van zijn heer. Wat een type is van de Heilige Geest vandaag, dezelfde zaak, die er een bruid uithaalt, zie, in de avondtijd terwijl de lichten bezig zijn uit te gaan.

81 Nu wilden zij een teken zien. Ofschoon Hij met een teken dat door en door Schriftuurlijk was, werd geïdentificeerd, toch wilden zij niet het Bijbelse teken ontvangen. Ze wilden dat Hij voor clown speelde. Ziet u het niet? Dat is dezelfde soort geest die zei: "Indien Gij Gods Zoon zijt, beveel deze stenen dan te veranderen in brood. Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelf dan hier naar beneden, want er staat geschreven dat Hij Zijn engelen zal bevelen U op te vangen, opdat Gij Uw voet niet aan een steen zult stoten." Maar Hij stootte zijn voet niet tegen een steen. Ziet u? Zeker. En hij zei daar hetzelfde, als u opmerkt, toen Hij aan het kruis hing, enzovoort; welnu, die geest hier was in deze Farizeeën, zeggend: "We zouden een teken willen zien."

82 Hij zei: "Een boos en overspelig geslacht zal naar een teken verlangen." Merk op.

83 En Hij, God, had gedurende alle tijdperken tekenen voor Zijn volk. En voordat Hij enige zaak doet, zendt God een teken; Hij zendt altijd eerst een teken. En Hij beloofde hetzelfde te doen, omdat Hij niet kan veranderen. Dus we zien de eindtijd verschijnen en de tekenen van de eindtijd, zelfs het laatste teken dat was beloofd voordat Sodom verbrandde.

84 We hebben vreugde gehad. En we zagen de sterren bewogen worden in de hemel. We hebben oorlogen gehad en geruchten van oorlogen. We hadden aardbevingen op verscheidene plaatsen en al deze dingen. Terwijl de gaven van de Geest in de gemeente terugkeerden. We hebben al deze verschillende manifestaties gehad, grote genezingsdiensten en dergelijke, die iets bewezen. Dat zijn allemaal tekenen.

85 Maar het laatste teken, vlak voordat de heidenen worden verbrand, was het teken van God gemanifesteerd in menselijk vlees. Dat is juist. En daarvan zei Jezus dat dit bij Zijn terugkeer weer zo zou zijn. We zouden nu voorzichtig moeten zijn en echt in orde moeten komen met God; wees er nu zeker van dat u in orde bent.

86 Ze waren geneigd, de Joden waren altijd geneigd op hun tekenen te vertrouwen, u weet daarvan, in plaats van op theologie en geleerdheid. Ze moesten op tekenen vertrouwen omdat de echte ware gelovige altijd gelooft dat God een God van kracht is.

87 En waar God is, moeten tekenen voortkomen. Kijk, het lijkt precies op het slaan op een heet stuk metaal op een aambeeld, ziet u, er zullen vonken vanaf vliegen. Het reflecteert. En overal waar God is zullen er ook tekenen en wonderen zijn. Jezus zei: "Deze tekenen zullen diegenen volgen die geloven", de bediening over de hele wereld, zie. "Deze tekenen zullen diegenen volgen", altijd tekenen. God geeft altijd tekenen zoals Hij in het begin deed en Hij geeft ze tenslotte aan iedere generatie.

88 Hij deed het in Noachs tijd. Noach was een teken voor die generatie. Hij was een fanaticus in de ogen van de wereld. Wat betreft de wetenschapsmensen, wel, zijn boodschap zou in de verste verte niet overeenstemmen met hun wetenschappelijk begrip. Hij zei: "Er zal water vanuit de hemel neerkomen en de aarde overstromen."

89 Misschien waren ze wel in staat naar de maan te schieten, met hun radar of wat het ook was. Ze zeiden: "Er is daar geen water. Ik kan wetenschappelijk bewijzen dat daar geen water is", hebben de wetenschappers misschien gezegd.

90 Maar Noach zei: "God is bij machte. Als daar geen water is, Hij is de Schepper; Hij kan daar water brengen. En Hij weet hoe Hij dat moet doen." Maar hij was een teken. Hij ging door met het bouwen van een ark terwijl er geen water was om op te drijven, maar hij bouwde hem hoe dan ook. Hij was een teken voor die mensen.

91 Wel, Mozes was een teken in Egypte, toen ze deze grote wonderen zagen, enzovoort. Salomo, en zo verder.

92 Dan zien we hier dat zij Jezus riepen... het teken dat Hij hun gaf was het ware profetische teken van hun Schrift.

93 Nu zijn er veel tekenen die geen Schriftuurlijke tekenen zijn. Wij moeten Schriftuurlijke tekenen hebben. Het moet als ZO SPREEKT DE HERE komen uit deze Bijbel, ziet u, dan weten we dat het juist is. Natuurlijk gaat daar veel mee samen en God kan alles doen wat Hij maar wil. Hij is God. Maar ik weet dat Hij Zijn Woord houdt, daarom wil ik het vanuit Zijn Woord zien, dan weet ik dat het waar is, omdat het het Woord is.

94 Nu ontdekken wij gedurende die tijd dat Jezus Zijn Schriftuurlijk teken toonde, dat zij toch dat Schriftuurlijke teken noemden... Omdat zij niet wilden geloven dat het een Schriftuurlijk teken was, moesten zij een antwoord voor de mensen bedenken, daarom zeiden ze: "Het is Zijn geest. Hij, Hij is door een duivel bezeten." En Hij werd genoemd – ze noemden Hem: "Beëlzebub." En Hij bestrafte hen daarvoor. Hoe zal het zijn als Hij opnieuw komt?

95 Merk op dat Hij naar Jona verwees. "Zoals het was in de dagen van Jonas," Hij bedoelde Jona, "zo zal het zijn bij de Zoon, bij het komen van de Zoon des mensen."

96 Nu zijn er veel mensen die Jona veroordelen. Ik veroordeel Jona niet. U hoort het ze zeggen: "Wel, hij is een Jona." U hebt die uitdrukking wel gehoord. Maar dat moet u niet doen, Christenen. U behoort Gods dienstknechten niet te veroordelen. Jona was een profeet. Hij was niet uit de wil van God. Hij volvoerde die precies. Hij moest dat doen als een teken. Alles gebeurt niet door toeval, het gebeurt als een teken.

97 Eens moest een profeet met een prostituée trouwen en kinderen bij haar verwekken. Er lag er één gedurende driehonderd en veertig dagen op zijn zij, keerde zich toen op zijn andere zij. Een ander trok zijn kleren uit. En dat deden ze allemaal om tekenen te zijn, ziet u. En Jona moest dit doen als teken.

98 Bedenk dat Abraham met Hagar moest trouwen – tegen zijn eigen wil in – toen Sara hem de dienstmaagd gaf, maar hij weigerde het. Maar God verscheen aan hem en zei: "Luister naar Sara, want de vrije vrouw zal geen erfgename zijn met de slavin." Ze moest het kind uitwerpen. Wat betekende het? Een teken. Het zijn allemaal tekenen. God doet dingen als tekenen.

99 En Jona was een teken. Als u nu opmerkt; Jezus verwijst er hier naar: "Een zwak, boos en overspelig geslacht zal naar tekenen uitzien en die zullen ze krijgen. Want zoals de profeet Jona in de buik van de walvis was gedurende drie dagen en drie nachten, zo zal het met de Zoon des mensen eveneens zijn, zie, Hij zal in het hart der aarde zijn gedurende drie dagen en drie nachten." Waar was Jona dan een teken van? Hij was een teken van de opstanding. In orde.

100 Welnu, als er ooit een bedorven generatie was, dan die wel waarin wij leven. Wij weten dat. Het is bedorven op het geestelijke, lichamelijke, sexuele vlak en alles. Het is bedorven. Een boos geslacht, ongelovigen, ik vermoed erger dan we ooit hebben gehad. Het zijn – het zijn de kerkelijke soort ongelovigen en dat zijn de ergste om mee te handelen.

101 Ik ben een zendeling. Ik was op het veld en zag waar ze de heidenen naar voren brachten die zelfs hun rechter- van hun linkerhand niet konden onderscheiden. Dat wisten ze niet. Wel, hij komt in die toestand. Hij heeft nog nooit over God gehoord. Nu wil hij iets zien. En zodra je aan hem kunt bewijzen wat de waarheid is, zal hij het aannemen.

102 Maar de geleerde heiden – kijk, dat is een vreselijk woord om te gebruiken, maar het is de waarheid. Kijk, de heiden met opleiding – hij wil er zijn eigen mening over vormen, zie, hij weet er zoveel over. Hij kan zich niet vernederen tot eenvoudig geloof, om naar Gods Woord te kijken.

103 Zo was het ook met deze Farizeeërs in die dag, ze konden niet gewoon naar het Woord kijken. Daar was het, maar ze wensten het niet te zien. En het jammerlijke daarvan is dat ze eigenlijk blind waren. God deed dat voor een teken.

104 Kijk dan naar vandaag, het teken dat dit boos geslacht waar wij in leven zal zien, zal het teken van de opstanding zijn. Hij zei niet dat er "één" zal zijn. "Een boos en overspelig geslacht zoekt een teken en zij zullen het teken van Jona ontvangen, de opstanding." En dat is dit boos, overspelig, bedorven geslacht waar wij wereldwijd in leven! Denk niet dat u het allemaal in New York hebt. U hebt dat niet, het bevindt zich over de hele wereld. Denk niet dat Amerika de enige is die ze heeft; ze bevinden zich over de hele wereld. Juist. "Overspelig geslacht", ziet u, dezen zijn het die het teken van de opstanding gaan ontvangen.

105 Gedurende al deze dagen hadden we Boeddha, de Shiïeten, Jaïns, en o, allerlei soorten godsdienst, duizenden soorten rondom de wereld en een ieder kan u meenemen naar het graf van hun grondleggers. Maar het Christendom heeft een leeg graf. Ziet u?

106 Niet alleen dat, maar je kunt deze mensen bijvoorbeeld niet vertellen: "Hij leeft in mijn hart." Ze zullen je regelrecht naar Zijn Woord toebrengen. Dat zullen ze zeker doen. Ze zullen u regelrecht naar Zijn Woord verwijzen. Ja. U kunt geen psychologie aan de heiden verkopen, ziet u, omdat zijn god ook in zijn hart leeft.

107 Ik zag de Mohammedanen op straat liggen en "Allah, Allah" zeggen, tot ze zo hysterisch werden dat ze een splinter van iets konden pakken en het door hun vingers steken zonder er iets van te voelen.

108 Ik zag een man in Zurich, Zwitserland, een zwaard nemen en hij stak het dwars door z'n longen; op deze manier, en stak het er helemaal doorheen. En ze lieten een arts op het podium komen en ze goten water aan de ene kant zodat het er aan de andere kant uitkwam. Trok het eruit en bloedde zelfs niet. Ziet u? Nemen een lancet en steken deze door hun kin en verder omhoog door hun neus.

109 Nu, je kunt maar beter weten waar je het over hebt wanneer je tot een dergelijke man over God gaat spreken. Dat kon je maar beter weten. Alleen psychologie zal niet werken. Hij zal je dat heel snel laten weten. Je moet weten waar je het over hebt.

110 Maar onthoud dat de God die bij Elia stond op de berg Karmel, vandaag nog precies dezelfde God is. En ik heb het Hem voor letterlijk honderdduizenden mensen zien doen, ziet u, zag daar tientallen toverdokters staan om je uit te dagen en let dan op de Heilige Geest wat Híj doet. Zie? U hebt de boeken gelezen en u weet ervan; en ondertekende uitspraken van wat God doet. Hij is nog steeds God. Hij is aan Zijn Woord gebonden. Nu is Hij ten opzichte van uw verlangens niets verplicht. Hij is verplicht Zijn eigen Woord te houden. Ziet u? Nu vinden we hier deze heidenen, de wijze waarop zij zouden handelen.

111 Nu heeft God in deze laatste dagen beloofd dat Hij aan het boos en overspelig geslacht het teken van Zijn opstanding zou tonen, dat Hij niet dood is. Hij is levend. Hij houdt ieder woord, Hij leeft het rechtstreeks door u heen. "Een korte tijd en de wereld zal Mij niet meer zien," zei Jezus, "toch zult gij Mij zien," sprekend tot de gelovige, ziet u, "want Ik", ik is een persoonlijk voornaamwoord, "Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot aan het einde der wereld, de voleindiging." En de werken... Johannes 14:12: "Wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Dezelfde werken! "Jezus Christus is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer", Hebreeën 13:8.

112 Nu is de gemeente opgekomen door een aantal gemeentetijdperken, na het eerste, het gemeentetijdperk van Efeze van de Bijbel. En zo de Here wil, wil ik voordat we hier vandaan gaan over een klein onderwerp spreken genaamd "De aftelling", om te zien waar we vandaan zijn gekomen en hoe we zijn doorgegaan. Let op bij het gemeentetijdperk van Efeze en deze andere tijdperken hoe het in de donkere Middeleeuwen terechtkwam, duizend jaren van duisternis. En toen kwam Luther, die de eerste hervormer was, eruit met rechtvaardiging; hier komt Wesley met heiligmaking; hier komen de Pinkstermensen met de doop van de Heilige Geest. De gemeente geraakt voortdurend in de minderheid, grotere krachten. "Als de vijand binnenkomt als een vloed, zal de Geest van God er een standaard tegen oprichten."

113 En nu hebben we het Pinkstertijdperk verlaten. Nu komen we tot waar het lijkt op de piramide, geen piramideleer nu, maar ik bedoel zoals bij de piramides. Als de Deksteen komt om daarop te passen, dan moet deze zijn afgeslepen. Er moet een bediening in de gemeente zijn – de ware gemeente van de levende God – zodat wanneer de Deksteen komt, Christus, of de bediening van Christus, en Christus... daar precies tezamen in zullen passen. Dat zal dan de verlosten terugbrengen, om het hele huis van God naar de heerlijkheid te brengen: de Methodist, Baptist en Presbyteriaan, door de geweldige tijdperken van reformatie; die eruit zijn gekomen en hun leven gaven in vervolgingen en dergelijke, voor Gods Koninkrijk. Maar die Steen komt. Jazeker. Die zal zeker komen. God zal hem zenden. Daarop zal het hele gebouw worden samengevoegd. Ziet u? Nu zien we deze tekenen, omdat we de bediening van Christus smaller zien worden tot het komt tot de complete bediening van Christus in de volheid van de Heilige Geest.

114 Het was dezelfde Heilige Geest onder Luther: rechtvaardiging; toen heiliging onder Wesley; de boodschappen; toen de doop van de Heilige Geest, dat maakt drie. Drie, geen drie stappen van genade, maar als ik het zo mag noemen, drie gradaties.

115 Zoiets als dit, let op. Als een baby wordt geboren, zijn er drie dingen die met de geboorte samengaan. Het eerste bij een normale geboorte... U volwassenen luister nu goed, want de jonge kinderen kunnen dit helemaal niet vatten. Maar, laat eens zien, het eerste ding bij een normale geboorte is water, dan bloed, dan leven. Ziet u?

116 Nu, diezelfde dingen gaan samen met de nieuwe geboorte: water, bloed, Geest. De elementen die uit Zijn lichaam kwamen, zijn het die Zijn lichaam vormen. Wat van Zijn lichaam komt, is het materiaal dat nodig is om Zijn bruid te maken. Want bij Adam werd zijn bruid uit zijn lichaam genomen. Christus, Zijn bruid werd uit het lichaam genomen. En toen Christus stierf, waren er drie elementen die uit Zijn lichaam kwamen water, bloed, Geest; rechtvaardiging door geloof: water; heiliging door het bloed; de doop van de Heilige Geest.

117 Nu moet deze laatste grote stap tot volmaaktheid komen, de Heilige Geest moet zo volmaakt in die gemeente leven, dat het zal maken dat het Hoofd en het lichaam zich verenigen. Zie? Zie? Dat is het lichaam. Hij is het Hoofd van het lichaam. Nu ontdekken we dat Hij voor deze laatste dagen beloofde dat dit zou worden gedaan. Dat ontdekken wij.

118 Welnu, Jona. Ik zei dat veel mensen van Jona hebben gezegd: "Wel, die kerel was een ongelovige." Nee, dat was hij niet.

119 Er werd van hem verwacht dat hij naar Ninevé zou gaan, dat is helemaal juist, want het was een grote stad vol zonde. En misschien woonden er een half miljoen mensen in en ze waren erg, erg slecht. Het was een grote handelsstad. Hun beroep bestond voornamelijk uit visserij, naar ik begreep, dus waren ze dat. Hij werd daarheen gezonden maar hij stapte op het verkeerde schip en ging naar Tarsis.

120 Nu zijn er veel mensen die beweren dat hij het niet wilde. Ik geloof dat het helemaal door God was gepland. Ik las een kort verhaal dat wellicht nu kan worden aangehaald om Jona enigszins te rechtvaardigen, om duidelijk te maken wat ik wil gaan zeggen.

121 Welnu, toen Jona het verkeerde schip nam, was het eerste, weet u, dat hij de verkeerde kant opging en dat ze in moeilijkheden kwamen. De winden begonnen te waaien, de golven begonnen te bulderen en iedereen dacht dat het schip zou gaan zinken. Maar Jona was diep in slaap en ze zeiden: "Sta op, o slaapkop en roep je God aan!"

122 En Jona beleed dat hij verkeerd had gedaan. Hij zei: "Bind mijn voeten en mijn handen maar vast en gooi me overboord, dan zal de storm stillen." En dat deden ze. En God had een grote vis toebereid.

123 Nu hoorde ik hier niet lang geleden een wetenschapper uit Louisville, Kentucky, spreken, in de buurt van Jeffersonville waar ik vroeger woonde. Ze hadden een skelet van een walvis op een dieplader liggen en deze kerel was aan het uitleggen – deze wetenschapper – en vertelde hoeveel tanden hij had en o, ik weet het allemaal niet meer. Dus tenslotte zei hij: "U kent dat Bijbelverhaal wel, dat niet waar is." Hij zei: "De Bijbel..."

124 Dat was gewoon teveel voor mij, dus ik ging wat dichterbij staan. Ik dacht: "Ik ben benieuwd wat hij zal gaan zeggen."

125 Hij zei: "Het Bijbelverhaal van de walvis die Jona doorslikte." Hij zei: "Ik wil dat u mensen kijkt. Hoe zou een man door zijn keel kunnen als je nog niet eens een honkbal door zijn keel kunt gooien?" Dus hij zei: "Dat klopt niet."

126 Ik kon het niet verdragen om deze ongelovige zulke dingen te laten zeggen. Ik zei: "Neem me niet kwalijk, meneer. Hebt u de Bijbel wel eens gelezen?"

     Hij zei: "Zeker."

127 "Wel," zei ik, "hoe kunt u dan zo'n uitspraak doen? God zei helemaal niet dat het een walvis was. God zei dat het een 'vis' was."

     Hij zei: "Wel, dat zou een walvis moeten zijn."

128 Ik zei: "Laten we aannemen dat het een walvis was. Het was een speciaal toebereide, want God bereidde een vis voor hem." Deze was speciaal. Hij zou er een kunnen maken waar een hele goederenwagon in kan rijden. Hij is God, ziet u, dus is dat waar. Wij, wij willen deze dingen niet geloven, of deze Bijbelverhalen. God bereidde deze vis voor Jona. Het was een speciale vis, dus slokte hij Jona op.

129 En nu bevond hij zich beneden in de buik van de walvis. En zijn handen waren achter hem vastgebonden en zijn voeten samen gebonden. Nu kunt u zich voorstellen in wat voor toestand die man was. En de walvis zou hoe dan ook zoals iedere andere vis – waarschijnlijk – door het water heen en weer zwemmen totdat hij zijn voedsel heeft gevonden en dan gaat hij naar de bodem van de zee.

130 Als u uw goudvisje eten geeft, let er dan eens op. Zodra z'n buikje vol is, gaat hij naar de bodem van de zee en spreidt z'n kleine vinnen uit. Daar rust hij uit, ziet u, omdat hij z'n voedsel heeft gevonden.

131 Wel, toen deze vis de profeet had gevonden en hem had doorgeslikt, wel, toen moest hij naar de bodem van de zee zijn gegaan. Nu weet ik niet of hij dit deed, maar ik zeg dat het mogelijk is dat hij dit heeft gedaan. En deze man bevindt zich hier nu.

132 Nu zijn wij altijd – het is erg – maar we zijn altijd geneigd om te denken, te wijzen op... of Satan wijst ons op onze symptomen. "Wel, zie je, je bent niet beter dan gisteren. En je ziet wel dat je niet beter bent." Zie niet op de symptomen.

133 Als er iemand symptomen had kunnen hebben, was het Jona wel. Ziet u? Overal waar hij heen keek was het de maag van de walvis. Ziet u? Maar weet u wat hij zei? "Het zijn leugensprekende ijdelheden." Hij zei helemaal niet: "Ik zal hier naar gaan kijken." Hij zei: "Nogmaals zal ik opzien naar Uw heilige tempel."

134 Want hij wist dat Salomo, toen hij bad en deze tempel inwijdde, zei: "Als Uw volk op enige plaats in problemen is en naar deze heilige plaats kijkt en bidt, hoor dan vanuit de hemel." Hij had vertrouwen in Salomo's gebed, een man, een aardse man zoals u en ik, die enige tijd later zelfs terugviel, z'n vrouwen trokken hem bij God vandaan. Maar zijn gebed werd door God verhoord, en onder deze omstandigheden kon hij geloof hebben.

135 Hoeveel temeer geloof behoorden wij dan te hebben, daar wij niet hoeven te kijken naar een tempel die door een man werd gebouwd, maar naar de hemel zelf, waar de Zoon van God aan de rechterhand van Zijn majesteit zit met Zijn eigen Bloed, voor immer levend om bemiddeling te doen!

136 En er bestaat niet één van ons die dergelijke symptomen heeft. We zien voortdurend dat mensen worden genezen in de tegenwoordigheid van God. We zouden nooit naar onze symptomen moeten kijken, het zijn leugensprekende ijdelheden. Zie op naar God, dat is Degene die de belofte deed.

137 We ontdekken nu dat wat er ook plaats vond, God op de een of andere manier zuurstof bij de profeet kreeg, hóe weet ik niet. Maar overeenkomstig de Bijbel leefde hij gedurende drie dagen en nachten. En ik weet niet hoever Tarsis was en hoever dat bij Ninevé vandaan was, hoever ze zich op zee bevonden, maar Jona bleef in leven overeenkomstig de Schrift gedurende drie dagen en nachten. Hij riep hem.

     U zegt: "O, dat is onmogelijk."

138 Hoe zit het dan met het roepen van Lazarus nadat hij vier dagen dood was geweest? Zie? En op een dag zal Hij ons roepen, al zijn we tienduizend jaar dood. Het maakt geen enkel verschil, ziet u, het zal hetzelfde zijn. Kijk, Hij is God.

139 Nu vinden we hem hier en hij is onderweg naar Ninevé. De walvis gaat rechtstreeks door het water heen alsof hij een taxi is. Een taxi die over de bodem van de zee rijdt, regelrecht naar Ninevé toe en het moet ongeveer op het middaguur zijn geweest.

140 Nu waren deze mensen vissers. En ze waren bezig hun netten binnen te halen, enzovoort, want het waren beroepsvissers. En ze waren heidenen. Ze aanbaden afgoden. En een van hun goden...

141 Zoals de Indianen hier in Amerika gewend waren dat de grizzlybeer een god was, Vegas; hij was een god die door de heidense Indianen werd aanbeden voordat ze tot het Christendom waren gebracht. Ze hadden een god, een god van kracht.

142 En mij werd verteld dat de walvis in Ninevé de zeegod was omdat hij de meester is van de zee. Hij kan alles verzwelgen. En rond het middaguur komt hier hun god aan, omhoog uit de zee, doet zijn mond open en de profeet wandelt regelrecht de oever op. Geen wonder dat ze geloofden, ziet u. Zie? Ze geloofden het beslist, omdat de profeet die de boodschap bracht, uit de mond van hun god kwam: "Bekeert u, anders zal deze stad omkomen." Zie?

143 Dus hij was niet uit de wil van de Here. Hij deed het juist, daar "God alles ten goede laat werken voor degenen die God liefhebben", zo is het, "en die naar Zijn voornemen geroepen zijn." Jezus verwees naar hem.

144 Dan nog één voordat we sluiten voor de gebedsrij. Hij verwees ook naar Salomo.

145 Welnu, als God een gave naar de aarde zendt en de mensen het respecteren, dan is dat altijd een gouden eeuw voor dat volk. Maar wanneer zij het verwerpen, loopt het voor dat volk altijd uit op chaos. Dat doet Hij in ieder tijdperk. Kijk slechts. Kijk wat het betekende toen zij Jezus verwierpen en toen zij de profeten verwierpen, enzovoort.

146 Maar in Salomo's tijd geloofden zij allemaal. Salomo had een gave van onderscheiding. God gaf het aan Salomo. Het... En de mensen geloofden het allemaal van harte. Het werd bijna het duizendjarig rijk genoemd voor het Hebreeuwse ras van die tijd. Het was de gouden eeuw, Salomo's tijdperk. Geen oorlogen of zoiets; Hij zorgde voor voorspoed. Ze bouwden de tempel en al deze grote dingen die ze gedurende het tijdperk van Salomo bouwden, omdat hij een type was, de zoon van David, ziet u, de vleselijke zoon van David. Nu ontdekken wij dat in deze tijd toen zij de tempel en van alles bouwden, iedereen die gave respecteerde die God hen had gegeven, en hem zelfs tot hun koning had gemaakt. En zijn faam ging overal heen.

147 Ik vertel u Amerikanen, als wij slechts de gave, de Heilige Geest, die God tot ons heeft gezonden zouden respecteren, dan zouden we ons niet bezorgd hoeven te maken over de Russische astronauten en de atoombommen, en dergelijke. Wel, onze veiligheid is Christus. Ziet u? Hij is onze veiligheid.

148 Maar het probleem is, dat Hij ons de gaven schenkt en wij het bespottelijk maken, precies zoals zij deden. Dat is de oorzaak dat we voor het oordeel staan. Dat krijgen we. Het zal gaan toeslaan. Want God heeft geen aanzien des persoons. Als God deze wereld laat gaan, dit New York, dit Amerika, deze wereld, laat gaan met wat er nu wordt gedaan, zonder er oordeel op te brengen, dan zou Hij als een rechtvaardig God verplicht zijn om Sodom en Gomorra te doen opstaan om Zich te verontschuldigen dat Hij ze heeft verbrand; want Hij verbrandde hen voor precies hetzelfde als wat wij nu aan het doen zijn. Zie? Dus Hij beloofde dat het op deze manier zou zijn.

149 Nu zagen wij dat in de dagen van Salomo – kunt u zich dat voorstellen – iedereen over God sprak: "O, Salomo's geweldige kracht van onderscheiding!" Dat was een gave die kon onderscheiden en iedereen was er over aan het opscheppen. Er bestond geen verwarring, bijvoorbeeld: "Ach nee, nee!" Zij geloofden het allemaal. En de roem verbreidde zich in iedere natie. En de naties werden bevreesd voor Israël, niet omdat zij een beter leger hadden, maar omdat God met hen was. Dat is het wat vrees brengt: God. God was met hen.

150 O, wat behoorde dat bij ons te zijn, die belijden een Christennatie te zijn! Het is erg dat denominaties en dergelijke ons in zo'n toestand hebben gewrongen, dat we vandaag allemaal onze vorm kwijt zijn en niemand nog amper weet wat te geloven.

151 En merk op dat de roem van Salomo helemaal terecht kwam in Scheba. De koningin hoorde het. Ze was een heidense. En alles, de enige manier die ze toen hadden... Ze hadden geen televisie en dergelijke dingen, die wij vandaag hebben, of de krant. De enige manier die ze hadden om een boodschap te verzenden was van lip tot oor. En ongetwijfeld zou de kleine koningin naar buiten gaan als er een karavaan binnenkwam en zeggen: "Bent u door Palestina gekomen toen u op de terugweg was?"

     "Ja."

     "Is het zo wat zij zeggen?"

152 "O, dat zou u moeten zien! Er is niets mee te vergelijken! Die mensen daar hebben een opwekking. U... Het gaat door het hele land. O, ze hebben een wonderbare opwekking. En hun God heeft hun koning gezalfd en hij heeft een gave van onderscheiding. En u hebt nog nooit iets dergelijks gezien. Er bestaat niets wat deze wijsheid kan overtreffen. Hij kan alles vertellen. Het gaat boven de wijsheid van een mens uit. Het is een onderscheiding van God." En zij allen, wel, ze hoorden dat.

153 Weet u: "Geloof komt door horen, het horen van het Woord van God." Niet het horen dat we Methodist zijn, Baptist of van Pinksteren; maar het horen van het Woord van God, ziet u. "Geloof komt door het horen."

154 En terwijl zij het hoorde, begon ze te hongeren. Welnu, zij besloot, nadat zij dit alles had gehoord, voordat zij er iets over zei, dat ze er zelf heen wilde gaan om het te zien voordat ze er commentaar op gaf. O, zou dat niet fijn zijn als we dat allemaal zouden doen? Ziet u? Hoewel ze ongetwijfeld vele boekrollen ter hand had genomen, de Bijbel, van de profeten, van wat zij hadden geprofeteerd, om te zien wat het karakter was van hun Jehova God.

155 Nu moest deze kleine koningin heel veel tegenstand overwinnen voordat ze daar heenging. Omdat ze een heidense was, moest ze in de eerste plaats naar haar priester toegaan en om toestemming vragen, omdat ze een koningin en een lid van de kerk was. Ik kan me dus voorstellen dat ze naar de priester toegaat en zegt: "Vader, kan ik naar Israël gaan om kennis te nemen van enige wijsheid van deze grote man Salomo, aan wie hun God wijsheid heeft toebedeeld?"

156 Ik kan hem horen zeggen: "Mijn kind, zoiets zou ik nooit van jou hebben verwacht. Onze denominatie werkt niet samen in die opwekking." Maar u weet wel hoe het vandaag zou zijn. Ik maak het nu natuurlijk van iets verhevens tot iets belachelijks. Maar nu vandaag zou diezelfde geest dat zeggen. Kijk, dezelfde geest zou het zo naar voren brengen. Toen ze... "Dat moet je niet doen, zie je, want deze mensen zijn tenslotte... Het zijn fanatici. Ze geloven in allerlei soorten tekenen, en dergelijke. Maar wel, zie je, iedereen weet dat het een club fanatici is. Zoals zeeën die opdrogen en al dat soort zaken die ze hadden, er is niets van waar. Kijk, het is slechts een verhaal dat werd verteld, of een lied dat werd gezongen of zoiets. En er is niets van waar."

157 Maar, weet u, als echt geloof het hart raakt, dan begint men te hongeren. Men wil het zien.

158 Er bestaat geen levend wezen dat niet voorbij het gordijn van de tijd zou willen kijken. "Waar kwam ik vandaan? Wie ben ik? Waar ga ik naartoe?" Van al de fijne boeken die zijn gelezen, de belangrijkste boeken die zijn geselecteerd, daarvan bestaat slechts één Boek dat openbaart wie u bent, waar u vandaan komt en waar u naartoe gaat. Dat is het. Dat is het. En het laat ons ook voorbij de voorhang kijken om het te zien.

159 Nu, toen zij dit zagen gebeuren, en zij erover hoorde, toen zei ze: "Ik zal toch gaan." Dus ongeacht wat de bisschop zegt of wat er ook was, ze is vastbesloten hoe dan ook te gaan, omdat ze iets echts wil zien, iets.

160 Wel, toen heeft de priester misschien tegen haar gezegd: "Nu kijk eens, dochter, je bent een koningin, je moet geen contact zoeken met dergelijke mensen."

     "Het maakt me niet uit, ik ben ook een menselijk wezen dat moet sterven."

161 "Welnu, als er zoiets dergelijks aan de gang zou zijn, dan zou het precies hier in onze eigen kerk zijn." Natuurlijk is die geest evenmin dood, zie. "Ja, het moet bij ons komen, anders is het niet goed."

162 Wel, misschien heeft ze gezegd: "Ik ben hier geweest sinds ik een klein meisje was en werd opgedragen. Ik heb al deze afgoden en beelden gezien, enzovoort, en u hebt over ze verteld dat ze goden zijn. Mijn grootmoeder hoorde hier bij en mijn overgrootmoeder en mijn betovergrootmoeder. En niet een ervan heeft enig teken getoond, enig teken van leven. Ze zeggen dat dàt 'leven' is."

163 Er zouden nog wat meer mensen mogen zijn met dat soort idee dat de koningin had, precies hier in New York en over de hele wereld.

164 "Ik wil het zelf zien. En ik zie deze afgoden niet. Ik hoor u allerlei boeken lezen en gebedenboeken, enzovoort, maar wat is het? Ik zie nooit een beweging van iets dat leeft. Het is allemaal dood, wat theologie of zoiets. Mijn hart hongert ernaar om het te zien. Waar is ergens een God? Waar is Hij?"

165 O, moge de wereld daar naar hongeren! Waar is Hij? Als Hij ooit God was, moet Hij nog steeds God zijn. Als Hij dat niet was, stierf Hij. Ziet u? "Hij is dezelfde", zei de Bijbel, "gisteren, vandaag en voor immer."

166 Let nu op, haar hart begint nu te hongeren, dus toen kreeg ze een goed idee. Ze zei: "Ik zal behoorlijk wat geld meenemen en wat reukwerk en spul, mirre. En als die zaak juist is, zal ik het gaan ondersteunen. Als het niet juist is, zal ik het laten gaan."

167 Ze zou Pinkstermensen beslist iets kunnen leren! Iets ondersteunen dat u een 'heilige roller' noemt en van alles en nog wat, zie, en dan ondersteunt u het toch nog. Ziet u? Oh! En de gave van wijsheid behoort in de gemeente te zijn. Let nu op. Dat werd gezegd voor de voorgangers. Let nu op.

168 Toen zei ze dit: "Ik zal mijn geschenken meenemen en als het niet waar is, kan ik mijn geschenken mee terug nemen." Dat is goed. Nu staat de kleine dame gereed om te gaan. Ze neemt een paar eunuchs mee, al dit geld en haar dienstmaagden.

169 Denk nu eens aan de afstand die ze moest afleggen om uit te vinden of dit juist was of niet. Ziet u? Meet het uit op uw atlas, vanaf Palestina tot Scheba. Het is precies negentig dagen, drie maanden op de rug van een kameel. Ze had geen... Ze had moeilijkheden. Ze kon niet komen in een Cadillac met airconditioning, zoals wij. Maar zij kwam de hele weg van het uiterste deel van de beschaving – de wereld in die tijd – om de wijsheid van Salomo te horen.

170 En mensen wonen aan de overkant van de straat en willen niet komen luisteren naar iets wat groter is. Geen wonder dat Jezus zei: "Ze zal in het laatst der dagen opstaan en dit geslacht veroordelen!"

171 Ze had problemen onderweg. Denk aan de zonen van Ismaël; deze snelle rijders daarginds waren woestijnrovers. Hoe gemakkelijk zou het zijn geweest voor een grote bende van deze Ismaëlieten om deze kleine koningin te overvallen en deze paar eunuchs te doden en al haar schatten mee te nemen.

172 Maar er is iets mee, dat wanneer het hart naar God begint te hongeren, problemen niet zo erg meer lijken. Je bent vastbesloten, ongeacht hoe iemand je noemt. Ze kunnen je noemen wat ze maar willen, ze kunnen zeggen wat ze maar willen, ze kunnen proberen je elk struikelblok in de weg te leggen; maar als je dorst naar God, zal je het ergens gaan vinden. Dat is alles, ziet u. Niets zal u kunnen stoppen. Uw man zal u niet kunnen stoppen. Uw vrouw zal u niet kunnen stoppen. Uw kerk zal u niet kunnen stoppen. Uw voorganger zal u niet kunnen stoppen. Er bestaat niets dat een heilige bij zijn God vandaan kan houden als hij het werkelijk wil zien. Nee.

     Ze dacht er zelfs helemaal niet aan.

173 Je denkt er helemaal niet aan wat die zal gaan zeggen en wat moeder zal gaan zeggen en wat vader zal gaan zeggen of wat manlief zal gaan zeggen. Als je komt om uit te vinden dat Jezus Christus werkelijkheid is en u hoort dat Hij leeft, dan zal niets u gaan tegenhouden, wanneer die honger, dat zaad daar ligt, dat is voorbestemd van voor de grondlegging der wereld. Wanneer het licht dat treft, dan komt het snel tot leven.

174 Deze vrouw was dat type zaad, ofschoon ze een vreemdeling was, een heidense.

175 Bedenk nu dat zij waarschijnlijk 's nachts moest reizen, in de Saharawoestijn was het zo heet. En ze had 's nachts gereisd. Misschien las ze de boekrollen. "Nu zullen we gaan ontdekken wat de profeet hier sprak hoe God was. 'Ik zal de geheimen van het hart openbaren. En wanneer er iemand onder u is die geestelijk is of een profeet, dan zal Ik, de Here, Mijzelf aan hem bekendmaken, in visioenen tot hem spreken. En als komt te geschieden wat hij spreekt, hoor hem dan.' Ik zal het uitzoeken als ik daar kom. Dat is hoe die God is. Ik ga het uitzoeken."

176 Bemerk nu, na enige tijd arriveerde ze tenslotte bij de opwekking die aan de gang was. Het was een opwekking. Ze arriveerde dus. Nu kwam ze niet om alleen maar te zeggen: "Ik zal naar binnengaan en even gaan zitten. En als ik hem één woord hoor zeggen dat niet in overeenstemming is met mijn geloofsleer dan ga ik er vandoor!" Nee, ze zal bij het oordeel zijn om dat soort te veroordelen, ziet u. Ze kwam om te blijven totdat ze volkomen overtuigd was.

177 Als wij dat slechts konden doen, eenvoudig eerbiedig zijn en stil zitten en zeggen: "Dit is iets dat er uitziet alsof het echt is. Ik weet het niet, ik zal het niet bekritiseren. Ik zal rustig blijven zitten en ik zal opletten. Dan zal ik het met de Schrift vergelijken en zien of het juist is." Dat bent u aan uzelf verplicht.

178 Welnu, zij kwam van de uiterste delen der wereld. Waarschijnlijk betrad ze het binnenplein van de tempel en zette daar haar tenten op en wat meer. En wellicht... Nu zal ik hier een drama van maken voor de jongelui, enzovoort.

179 Waarschijnlijk klonk de bazuin die morgen toen de kerk openging, de priesters bliezen op de bazuinen en de muziek speelde, enzovoort. En al de kinderen begonnen naar binnen te gaan en waarschijnlijk stond haar stoel helemaal achteraan. Gewoonlijk gaat het op die manier. En ze kwam helemaal achteraan terecht. Wel, ze lette op toen dominee Salomo er aan kwam. En hij... Ze stelden hem voor en hij sprak tot de mensen en las de Schrift en zij baden. Toen kwam het eerste geval naar voren. Toen zei ze: "Nu zal ik eens zien hoeveel onderscheiding dat is."

180 En toen zij die onderscheiding zag, toen schoof ze – vermoed ik – bij de volgende dienst een paar stoelen naar voren. Misschien... En dat, dit, als we... Als het onheilig klinkt, vergeef me. Misschien werd haar gebedskaart die ene avond niet opgeroepen, ziet u, ze moest een beetje wachten. Ik probeer nu iets aan de mensen duidelijk te maken, begrijpt u? Zie? En misschien was het dat niet, maar hoe het ook zij, tenslotte lette ze op geval na geval en ze werd overtuigd.

181 Maar wacht tot het bij haar gebeurde. Dat was wat zij wilde. En in de Bijbel staat: "Toen zij in de tegenwoordigheid van Salomo werd gebracht, was er niets, geen vraag in haar gedachten, of Salomo maakte het bekend." God openbaarde haar... openbaarde aan Salomo al de dingen die zij in haar leven nodig had. En toen hij dit deed, toen overkwam het haar. En ze stond op en ze zei: "Alles wat ik heb gehoord is waar en meer dan dat." Ze zei: "En gezegend is de man die hier dagelijks zit en die grote gave ziet werken, dat geweldige teken. Gezegend zijn de mannen die hier bij u zijn en deze zaak dagelijks zien." Ze aanvaardde God. Ze had iets echts gezien. Haar hart was in beroering gebracht. Ze had iets gevonden wat onvervalst was, iets wat geen dode leerstelling was, iets wat geen afgod was. Het was een levende God.

182 Welnu, geen wonder dat Jezus zei: "De koningin van het Zuiden zal opstaan in het oordeel met deze generatie en zal deze veroordelen; want zij kwam van de uiterste delen der aarde om de wijsheid van Salomo te horen, en ziet, een grotere dan Salomo is hier." En zelfs in de dagen van de Here Jezus, de Immanuël, God vlees gemaakt: "God was in Christus, de wereld met Zichzelf verzoenende"; Hij was het levende Woord. En in die dag vertelde Hij zelfs hun, die Zijn bediening van dat type bekritiseerden, dat Hij ze zou vergeven. Hij zei: "Wanneer de Heilige Geest komt..."

183 U hebt tweeduizend jaar meer onderricht van de Bijbel gehad dan zij daar hadden; tweeduizend jaar meer dat de Heilige Geest over de aarde heeft bewogen. Nu, als zij die generatie veroordeelt, wat zal ze dan met deze generatie doen? Eén groter dan Salomo is hier! De kleine dame zag iets echts.

184 Ik heb dit kleine ding eerder verteld, maar ik geloof dat het de moeite waard is om het nu opnieuw te vertellen voordat ik de gebedsrij oproep. Ik houd van jagen. Ik... Ik... Het is als mijn tweede natuur. Ik houd ervan. Mijn bekering heeft dat nooit uit me weggenomen, omdat ik ervan houd om de wildernis in te gaan. Gewoonlijk jaagde ik hier in het Noorden en jaren geleden was ik gewoon om hier te jagen in de Adirondack. Ik ging erheen en klom naar de top van de bergen om te zien hoe de zon opkomt en ondergaat, en huilde, en verbleef daar gedurende weken buiten om God te horen spreken door de natuur. Daar is het waar Hij...

185 Mijn eerste Bijbel was de natuur. Om te zien hoe een zaadje in de grond valt, en dan vriest het zo diep, en het zaad barst open, de pulp loopt eruit en ieder teken dat u kunt zien is weg, maar de volgende lente leeft het opnieuw. Ziet u? God bereidde er een weg voor. "Als Hij een weg voor het zaad bereidde om opnieuw te leven," zei ik, "dan is er een weg voor mij om opnieuw te leven." Dat is juist. Dus dat was mijn eerste Bijbel.

186 Meestal ging ik jagen met een kleine Yankee hier vandaan, die een fijne jager was maar in zijn hart erg wreed. En hij was een... ik neem aan dat hij een goede man was. Het was een fijne vent om mee te jagen en je hoefde je nooit druk te maken dat je hem moest gaan zoeken, want hij wist waar hij was. En we jaagden, maar hij was echt zeer wreed in zijn hart. En ik zei dikwijls tegen hem: "Waarom ben je zo wreed?"

187 En nu niet om de man belachelijk te maken of zoiets, maar hij had ogen die op een hagedis leken. En dan keek hij naar me en zei: "Och, schiet op, prediker! Kom tot jezelf, Billy! Je kunt niet tegelijkertijd een jager èn een prediker zijn." Hij zei: "Weet je, je bent te weekhartig." En dan doodde hij expres jonge hertjes om mij mezelf slecht te laten voelen.

188 Die kleintjes, ik haat het om ze te doden. Dus hij zei... Het is in orde als de wet zegt dat je een jong hertje mag doodschieten, dat is in orde, maar niet om ze alleen maar voor de lol dood te schieten. Abraham doodde een kalf en God at het dier. En dat is in orde (Ziet u?), dus het gaat niet om de grootte van het dier. Maar niet om het zomaar te doden om gemeen te zijn, dat is wat mij betreft moord. Ik vind dat die kleine behoorde te blijven leven. Als je hem nodig hebt, wel, als de wet zegt dat je hem mag nemen, wel, dan is het in orde. Weet u, ik was gedurende zeven jaar opzichter van het reservaat, dus toen was daar... Dat was gedurende de tijd dat ik diende in de Baptistenkerk.

189 Dus toen met deze knaap die daar zo wreed mee omging – in een bepaald jaar ging ik daar omhoog en hij had een fluitje gemaakt voor zichzelf.

190 Nu geef ik daar de Baptistenmensen niet de schuld van, ziet u. Nee kijk, ik bedoelde dat niet op die manier. Ik was... Ik was nog niet op het veld. Welnu, ik wilde gaan werken. Ik heb altijd gewerkt totdat ik wegging voor dit Evangeliewerk, maar toch heb ik nimmer in mijn leven een offer opgehaald, ziet u. Dat is juist. Zie? Ik heb nog nooit iemand om een stuiver gevraagd. Ik wil dat mijn leven spoedig tot het punt komt dat ik iets heb te zeggen, zoals Samuël daar stond en zei: "Heb ik u ooit iets in de Naam des Heren verteld dan dat het kwam te geschieden? Heb ik ooit geld van u aangenomen, uw huishoudgeld?" Kijk, dat is juist. Ze zeiden: "Nee, dat hebt u niet." Maar ze wilden hun koning hoe dan ook, dus waarschijnlijk is dat de wijze waar het op uit zal lopen; zo gaat het meestal.

191 Maar deze kerel, ik mocht hem, en in een bepaalde herfst ging ik daarheen. En hij had een fluitje uitgevonden waarop hij kon blazen, zodat het net klonk als het reekalf, dat is het kleintje van de ree dat naar zijn moeder roept. Dus nu zei hij: "Hee, ik wil je iets laten zien, Billy." En hij liet dit fluitje zien waarop hij kon blazen.

     Ik zei: "Dat, dat zal je toch niet doen?"

192 En hij zei: "O, daar heb je hem weer. Je zult er nooit overheen komen, is het wel?"

     En ik zei: "Beslist niet. Niet om zo te zijn."

193 Dus we gingen jagen en het was laat in het seizoen. Ik moest omhoog gaan en u jagers hier weten allemaal hoe die kleine witstaartherten daar zijn. Houdini is in vergelijking met hen totaal geen ontsnappingsartiest meer wanneer zij bevreesd raken. En er was op hen geschoten. En er lagen kleine sneeuwbanken op de grond, kleine... wat we in het Zuiden kleine 'skifs' noemen, ongeveer twaalf tot vijftien centimeter hoog, waar je goed doorheen kunt lopen. En we liepen ongeveer een halve dag en ik dacht dat...

194 We hadden een kleine thermosfles met hete chocolademelk bij ons met een sandwich waar je wat energie door krijgt. Gewoonlijk gingen we dan even zitten. En als we dan bovenop de berg zijn, gaat hij de ene kant op en ik de andere om de terugtocht te maken en ergens in de nacht in het kamp terug te keren. Dus ik dacht... Het was ongeveer elf uur, of zoiets, en ik dacht dat hij daar op een kleine sneeuwbank zou gaan zitten, een kleine plek, een opening met de afmeting van ongeveer twee keer deze ruimte. En hij ging daar zitten. Ik dacht dat we onze lunch zouden gaan eten en ik begon mijn lunch uit te pakken.

195 En hij haalde dit fluitje te voorschijn en hij wilde op dat fluitje gaan blazen. En herten zijn echt zeer schuw, ze zullen onder takkenbossen, en dergelijke, verblijven terwijl het jachtseizoen aan de gang is. Dat moeten ze wel om te overleven. En hij blies op dit fluitje. En toen hij dat deed stond precies aan de overkant van de kleine opening een zeer grote hinde op. Welnu, de hinde is het moederhert en ze stond op. En ik keek naar haar; ze was prachtig, daar was ze met deze grote oren en enorm grote bruine ogen. En ze keek of ze die kleine zag.

196 En hij keek zo naar mij. Ik dacht: "Dat zal jij niet doen, Bert, dat zal je echt niet doen." Voorzichtig deed hij de kogel in zijn geweer. En hij schoot altijd raak.

197 Ik keek naar hem, hij blies opnieuw. En het moederhert liep regelrecht die opening in, om elf uur overdag. Nu, dat is ongewoon. Dat zouden ze niet doen, nee, zeker niet tijdens het jachtseizoen, op die tijd van de dag toch al niet. Ze liep daarheen. Waarom? Ze was een moeder. Haar natuur was moeder. Ze was een moeder in haar hart en haar baby was in problemen. En het riep haar en ze zocht naar het kind.

198 Ik dacht: "Je zult toch zeker niet zo wreed zijn om die moeder dood te schieten die haar baby zoekt!" Hij keek schuin naar mij, zo, met die hagedissenogen. En hij pakte dat geweer en richtte naar omlaag. Ik dacht: "Oh, dat zal hij toch zeker niet doen." En die dappere moeder liep naar voren, stond daar!

199 En toen de grendel omlaag ging op het geweer, om de kogel te vergrendelen in de kamer – toen de grendel omlaag ging, hoorde het hert de grendel en ze keerde zich om en ze zag de jager. Hij was zo omhoog gekomen om op haar te schieten en o, dat kruispunt van het vizier was recht op haar getrouwe hart gericht! Ik dacht: "Die grote 30-0-6, 180 grams kogel zal haar hart er compleet uitblazen." Ik dacht: "Hoe kan je dat doen? Een moeder die zoekt naar... En hij misleidde haar, riep of het haar baby was. Om haar op die open plek te krijgen en haar dan dood te schieten, een getrouwvol hart dat zo klopt, hoe kan je het doen? Wat, hoe kan je zo wreed zijn?" En ik zag hem richten. En het hert dat normaal gesproken zou wegrennen, stond gewoon stil. Ze was niet bevreesd om te sterven. Haar baby was in moeilijkheden.

200 Nu kijk, ze speelde geen toneel. Ze deed niet alsof. Het betekende dood. Ziet u? Maar ze kon het niet helpen, ze was een moeder. Dat was haar natuur, een moeder; en haar baby'tje, daar zocht ze naar. Het riep en ze keek rond naar haar baby.

201 Ik kon er eenvoudig niet tegen om deze daad te zien volvoeren. Ik draaide m'n hoofd om; ik begon te bidden. Ik zei: "Here Jezus, laat het hem niet doen. Laat het hem niet doen. Hoe kan hij het doen? Die arme moeder die daar staat en hij gaat haar hart eruit blazen." Wel, ik wachtte en het geweer ging maar niet af.

202 Ik keerde me om om te kijken en de loop ging zo. Hij kon hem niet meer houden. En hij keerde zich om, keek naar me en uit deze scheefstaande ogen kwamen grote tranen over z'n wangen rollen. Hij greep het geweer en smeet het op de grond. En greep me vast bij m'n broekspijp, op die sneeuwbank; hij zei: "Billy, ik heb er genoeg van. Ik heb er genoeg van. Leid mij naar die Jezus waar je over spreekt."

203 Wat was er aan de hand? Hij zag iets echts. Hij zag iets wat niet gemaakt was. O, als wij slechts de Christen konden zijn zoals dat hert een moeder was. Ziet u?

204 Toch heeft Jezus gezegd: "Zou een moeder haar zuigeling vergeten? "Ja, dat kan zij." Maar Ik kan u nimmer vergeten. Uw namen staan in Mijn handpalmen gegraveerd."

     Laten we voor een ogenblik onze hoofden buigen.

205 Hoevelen die in Goddelijke tegenwoordigheid zijn, zouden op dit moment, terwijl we ons haasten, snel willen zeggen: "God, ik bid U nu om van mij een even goede Christen te maken als dat hert een moeder was, zodat ik onbevreesd zal zijn. Ik zal liefhebben... ik wil U liefhebben zoals dat hert liefhad, de moeder haar jong liefhad"? Steek uw hand op en zeg... God zegene u. God zegene u. Dat soort liefde te hebben.

206 Onze hemelse Vader, er zitten er hier velen, ja, honderden staken hun handen omhoog dat zij ook die ervaring zouden willen hebben. De reden waarom dat hert dat moederschap kon tonen, die dapperheid, is omdat zij een moeder was. Haar natuur was moeder. O God, maak ons Christenen, onze natuur Christenen, Here. Niet slechts iets nadoen en zeggen: "Ik behoor hiertoe of daartoe", maar maak ons Christenen in ons hart. Plant Uw Woord en liefde in onze harten, Here, zodat wij het kunnen zijn en aan de wereld een voorbeeld van Christendom en Goddelijke liefde tentoon kunnen spreiden, zoals dat oude hert die dag deed met haar moederschap. Sta het toe, Vader. Ik bid voor iedereen die zijn hand opstak. Moge die ervaring tot hen komen.

207 Misschien bevindt zich hier iemand die niets anders weet dan naar een kerk te gaan. Ze hebben nog nooit iets echts gezien. Maar één groter dan Salomo is hier, Jezus Zelf, die dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer. Moge het wachtende gehoor, terwijl het vanavond naar de gebedsrij kijkt, de uiting zien van de liefde van God en de waarheid van God, dat Zijn Woord waarachtig is, dat Hij niet dood is. Hij leeft voor altijd. En als zij dit zien, mogen zij dan hun leven volkomen aan U overgeven en Uw kinderen worden; liefde in hun harten hebben, waardoor zij zonder enige vrees zelfs de dood onder ogen kunnen zien.

208 Zoals David zei: "Ja, al wandel ik door de vallei van de schaduw des doods, ik vrees geen kwaad." Zoals dat moederhert dat die bossen uitliep, regelrecht in de schaduwen des doods, regelrecht de open plek op. En David zei: "Al ga ik door de vallei van de schaduwen des doods, ik vrees geen kwaad, Gij zijt met mij." God, dat is wat wij allemaal willen zijn. Sta het toe, Here. Ik vraag het in Jezus' Naam. Amen.

209 De Here zegene u. Het spijt me dat ik u zo lang heb gehouden. Het lijkt net of ik bijna niet kan ophouden met praten. Maar we zullen nu voor de zieken gaan bidden. Ik zou graag willen dat u allemaal min of meer op uw plaats blijft zitten gedurende enige ogenblikken. Ik had beloofd dat ik vanavond de gebedsrij door zou laten komen en dat wil ik doen. Ik weet dat er werd verondersteld dat we eerder zouden stoppen dan dit, maar ik weet dat we ongeveer... En de beheerder, ik waardeer beslist uw vriendelijkheid, meneer, dat u de lichten niet uitdoet. Moge het licht van God uw leven binnen schijnen als het daar nu niet is, om u op een dag mee te nemen naar de heerlijkheid.

210 Welnu, waar is Billy? Welke kaarten heb je uitgegeven? A, van 1 tot 100. In orde. Ze zullen, al zijn we nu gehaast... Normaal gesproken schudden we ze door elkaar. En terwijl de jongen de gebedskaarten uitdeelt, schudt hij ze in uw bijzijn en hij geeft u eenvoudig een gebedskaart als u er een aan hem vraagt. Ze zijn dus allemaal door elkaar geschud en we weten nooit van tevoren waar vandaan we beginnen op te roepen. Velen hier zijn eerder in de diensten geweest. Het is zo dat die jongen geen gebedskaart mag verkopen; eens ontdekten we dat iemand dat deed. Dat doen wij niet. Ook weet hij niet welke.

211 Als hij zegt: "Wel, je geeft me deze kaart, zal ik in de rij komen?" Hij weet het niet. In de eerste plaats zijn ze allemaal door elkaar geschud en hij geeft u slechts een kaart. Vervolgens weet hij het niet en ik weet het niet totdat wij hier komen. Gewoonlijk tel ik er zoveel in deze rij en verdeel het met zoveel in deze rij en krijg ergens een antwoord vandaan, of begin zomaar ergens.

212 Maar vanavond zullen we dat overslaan en eenvoudig bij nummer 1 beginnen, omdat we laat zijn. En gebedskaart... Laten we nu een voor een gaan staan als ik uw nummer oproep. Als u niet overeind kunt komen, zal iemand u helpen en u hier naar boven brengen.

213 Welnu, hoevelen hier binnen hebben geen gebedskaart en zijn ziek? Bid slechts. Moge God u zegenen. Dat is fijn.

214 Nu wil ik gebedskaart nummer 1. Wie heeft die? Precies daar. Wilt u hierheen komen, dame, hierheen? Nummer 2, wie heeft gebedskaart A, nummer... Was het A? A, nummer 2. 2, wie heeft... De dame hier, wilt u hier naartoe komen, dame? Nummer 3. Kom direct hierheen. 4. Kom hierheen, meneer. 5, wie heeft gebedskaart 5, wilt u uw hand opsteken? De dame, 6. Dit zorgt ervoor dat het niet op een arena gaat lijken, weet u, waar... Dit is een kerk. 6,7. In orde, nummer 8. In orde, neem uw positie in, 8. [Leeg gedeelte op de band – Vert] 8, 9, 11.

215 Ik zie 11 niet, misschien is iemand doof. Wilt u even op de kaart van uw buurman kijken? 11, u hebt 11, is dat zo, dame? Wilt u uw hand opsteken? O, ze is doof, zie ik. Let u daar op haar kaart wanneer ze wordt geroepen, zie. In orde, 11. U hebt hem, 11. 12. Gebedskaart 12, de dame hier. 13, gebedskaart nummer 13. Is daar 13, gebedskaart 13, 13? [Een broeder spreekt tot broeder Branham – Vert] In orde, controleer de dame daar, zie. Dame met de blauwe hoed, is de uwe 13... 12. En ú hebt 13, is dat zo, 13? Het spijt me. 14. In orde. 15. Ik geloof dat dit ongeveer zoveel is als we op dit ogenblik kunnen nemen, anders raken de rijen overvol.

216 Nu de overigen die geen gebedskaart hebben. Is er iemand hier voor de eerste keer? Laat me uw hand zien. Wel, wij zijn blij om u hier vanavond te hebben. Bent u eerder in de diensten geweest? Steek uw hand op als u in de diensten bent geweest. In orde.

217 Nu weet iedereen dat wij niet beweren genezers te zijn. Wij kunnen geen mensen genezen. Jezus heeft dat reeds gedaan. Maar wij beweren dat Hij dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer. En als wij Hem slechts kennen, en herkennen dat Jezus hier in ons midden is! Als Hij hier stond en u kon Hem met uw ogen zien, zou u dat geloof geven? Beslist. Maar ziet u, Hij zal dat niet doen. Wanneer Hij komt is de tijd ten einde; dan komt Hij ons halen. Maar de Persoon van de Heilige Geest...

218 Iemand zou hier naar boven kunnen komen met nagelwonden in zijn handen en over zijn hele gezicht dorens. Dat zou gewoon een imitator zijn. Dat zou een bedrieger zijn. Iedereen zou dat kunnen doen. Maar zelfs in dat te doen, als het niet het leven van Christus zou produceren, dan zou het nog steeds Christus niet zijn. Zie? Nee, het moet nu Christus' leven zijn.

219 En in de Bijbel staat: "Hij is een Hogepriester die kan worden aangeraakt door de gevoelens van onze zwakheden." Welnu, u mensen daar zonder gebedskaarten, laten we nu iets nemen, en zeg terwijl wij bidden, zegt u eenvoudig: "O, grote Hogepriester, Jezus Christus, mijn Here en Redder!" Als er enige zonde in uw leven is, belijd het, kom er vanaf.

220 En u hier in de gebedsrij, doe hetzelfde, omdat u er zeker van kunt zijn dat het hier genoemd zal worden. Ziet u? Als u weet dat er iets verkeerd is, waarvan u niet wilt dat het hier op het podium gezegd zal worden, stap dan uit de rij. Want hoevelen weten dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Beslist, het zal er hier regelrecht worden uitgeroepen. Breng het dus onder het Bloed, ziet u, zeg dus: "Vergeef mij mijn zonden en help mij U te geloven. En ik ben ziek, Here, en ik wil gezond zijn tot Uw heerlijkheid." Kijk, God geneest niet alleen maar om te genezen. Zie? Nee. Hij doet het voor de glorie van God. En we moeten onze zonden belijden en ons ongeloof.

221 Kijk naar de vader die dat kind bracht met epilepsie, dat de discipelen niet konden genezen. Jezus zei: "Ik kan het, als u het gelooft."

222 Hij zei: "Here, ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp." Ziet u? Hij – hij riep het uit, omdat hij in nood was.

223 Nu u daar, bidt u tot God en zeg: "God, broeder Branham kent mij niet. Hij kent mij niet. Maar ik weet dat U mij wel kent, laat mij dus Uw kleed aanraken. Laat mij Uw kleed aanraken, want U bent Hogepriester. En spreekt U dan door broeder Branham en spreek dan zoals U deed op aarde bij de vrouw die Uw kleed aanraakte. Want als U de Hogepriester bent die kan worden aangeraakt door de gevoelens van onze zwakheden – dezelfde gisteren, vandaag en voor immer! – dan zal Hij op dezelfde manier moeten handelen."

224 Hoeveel denkt u dat er geloofden, op die dag toen die vrouw Hem aanraakte en wegliep en ging zitten? Denkt u dat het de mensen daar beïnvloedde? Kijk, dat deed het waarschijnlijk wel. Wel, dat zou het zeker. Dan zijn wij, de heidenen van deze dag, evenzeer dankbaar voor Jezus. Wij behoorden nog dankbaarder te zijn. Ziet u?

225 En deze kleine vrouw raakte Hem aan, ze liep weg en ging zitten. Jezus zei: "Even een ogenblik. Wie raakte Mij aan? Wie raakte Mij aan?"

226 Wel, Petrus bestrafte Hem en zei: "Here," met andere woorden, "dat is onverstandig van U om dat te zeggen. Wel, de mensen denken van U dat U een profeet bent. Wel, hoe kunt U dan zeggen, wie raakte Mij aan, terwijl iedereen U aanraakt?"

227 Hij zei: "Ja, maar dit was een totaal andere aanraking. Zie je? Kijk, er ging kracht uit Mij vandaan, sterkte."

228 En Hij keek om Zich heen totdat Hij de vrouw vond, vertelde haar dat ze een bloedvloeiing had gehad. En ze voelde in haar eigen lichaam dat het was gestopt, want Hij zei: "Uw geloof heeft u behouden." Ziet u?

229 Hij is nu dezelfde Hogepriester, als u Hem nú kunt aanraken!

230 Welnu, mij aanraken zou u helemaal geen goed doen. Ik ben hetzelfde als uw man, uw broeder, uw vader, ziet u. Om een van de herders aan te raken zou hetzelfde zijn. Zie? Maar raak Hem aan, Hij is Degene. Ik ken u niet; ik weet niets over u. Ik zou u niet kunnen genezen. Als ik het zou kunnen, zou ik het beslist doen, maar ik kan het niet. Ik kan niet doen wat Hij reeds heeft gedaan.

231 Als Hij hier zou staan, dan zou Hij Zichzelf beslist bekend maken dat Hij onder u is. Denk daar even over na. Nu, wij weten allemaal dat we onderweg zijn naar iets. We kunnen dat voelen.

232 Welnu, er is een goede en een verkeerde kant. Er bestaan teveel verschillende richtingen om in te gaan, om te kunnen zeggen: "Wel dit is de weg, dat." Er moet ergens een goede weg zijn.

233 Om dan te bedenken dat dezelfde God die u bij het oordeel zal berechten, hier precies in uw midden neerkomt en precies hier bij u staat! "Waar twee of drie tezamen vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik." Kijk, "de werken die Ik eens deed", zal Hij opnieuw doen. Hij beloofde dat. "U bent Mijn getuigen; Jeruzalem, Judéa, New York City, ziet u, de gehele wereld."

234 En zit u nu echt heel stil en bid. Geloof met geheel uw hart. Twijfel niet. Geloof slechts met alles wat in u is, geloof (ziel, lichaam en geest) en God zal het aan u toestaan.

     Laten we nu onze hoofden even buigen.

235 Grote Schepper van hemel en aarde, alles waar ik hier vanavond voor heb gestaan en wat ik heb gezegd, zal van generlei waarde zijn tenzij U komt en bewijst dat het waar is. Wij hebben zoveel gehoord en de mensen hebben zoveel gehoord. Nu zal één woord van U, Vader, het helemaal in orde maken. En daar zien wij naar uit.

236 Nu, wij weten dat U slechts door menselijke lippen spreekt. U maakte de mens tot Uw vertegenwoordiger. Op een dag toen U stond te kijken naar de oogst, zei U: "Ze is rijp." U zei: "Bid de Heer van de oogst dat Hij arbeiders zal uitzenden in Zijn oogst", en U was de Heer van de oogst. Maar U hebt in Uw programma een verbinding gemaakt dat het U en de mens tezamen is; buiten dat om doet U niets.

237 Nu bid ik, God. Als U slechts mij zou zalven en dit gehoor niet zalft om te geloven, dan zal het geen goed doen. We behoren samen te werken als één geheel, als broeders en zusters.

     Ik bid, God, dat U ons tezamen wilt zalven, opdat wij opnieuw mogen zien – opnieuw aan deze zijde van de eeuwigheid – de glorieuze Here Jezus, een grotere dan Salomo die hier is. Wij vragen het in Zijn Naam. Amen.

238 Nu wil ik dat u zo eerbiedig bent als maar mogelijk is. [De pianist begint Only Believe te spelen]

239 Een dezer dagen, als ik sterf, als ze me in het graf leggen, dan zullen ze dat spelen, weet u. Wanneer u hoort dat ik ben heengegaan, geloof dan niet dat ik dood ben, dat ben ik niet. Maar stop slechts even als u het op de radio of ergens hoort, het in de krant leest, zing dan slechts dat lied (wilt u?) en bedenk dat dit het is, slechts "geloven alleen."

240 Welnu, in het gehoor, er is niet één persoon in die rij die ik ken. Als een ieder van u in die rij een vreemde voor mij is, en u weet dat ik niets over u weet, niets weet over wat er verkeerd met u is, steek dan uw hand omhoog dat ik het juist heb. Misschien bent u ziek; misschien bent u het niet. Ik weet het niet. Het kunnen financiële problemen zijn, gezinsproblemen. Ik weet het niet.

241 Als de kleine dame hier nu wat dichterbij wil komen, zie. Dank u, dat is in orde. Nu is hier een vrouw die veel jonger is dan ik. Waarschijnlijk zijn wij jaren en kilometers van elkaar geboren. Onze eerste ontmoeting. Nu is zij hier voor een bepaalde reden. Ik weet het niet. Zij – misschien is het ziekte; ik weet niet wat haar moeite is. Maar wat haar moeite ook is, God weet het. En als Hij het openbaart, dan zal zij weten of het waar is of niet.

242 Als de kleine dame zou zeggen: "Broeder Branham, ik ben vreselijk ziek. Ik – ik... mijn maag bezorgt me last. Ik heb krampen of zoiets dergelijks." Ze ziet eruit als een gezonde persoon, maar daar kun je niet altijd op afgaan.

243 En als zij dat zou zeggen, dan zou ik zeggen: "Wel, de Bijbel zei: 'Leg handen op de zieken.'" Op die manier zou broeder Roberts voor haar bidden, broeder Allen of zovele anderen. Dat is hun bediening. Ze kunnen handen op hen leggen en zeggen: "Satan, laat haar los, in Jezus' Naam. Ik bestraf je, Satan", of zoiets dergelijks. Zeggen: "Ga nu verder, u bent genezen." Ze zou dat geloven. Kijk, dat zou in orde zijn.

244 Welnu, wat als zij daar wat verborgen zonden had zitten? Je zou liters olie op haar kunnen gieten, haar vele keren zalven, op en neer springen en schreeuwen: die duivel blijft precies daar zitten. Onbeleden zonden. Je zult hem er nooit uit krijgen. Beslist niet.

245 Maar als nu de Heilige Geest kan neerkomen en haar iets vertellen wat er is geweest, dan zal zij weten of dat waar is of niet, om haar dan te vertellen hoe het zal worden. Als "wat is geweest" juist is, dan zal "zo wordt het" ook juist zijn. Klopt dat? Welnu, dat is de vriendelijkheid van onze lieflijke Here, die probeert Zijn bruid bij elkaar te krijgen in deze laatste dagen, ziet u, wat Hij beloofde te doen. Hoevelen zouden met geheel hun hart in Hem willen geloven als Hij zoiets dergelijks zou doen? ["Amen."] God zegene u voor uw vertrouwen. Nu, dit is een...

246 Als u het wilt lezen, ik vraag u, als u ontdekt dat ik buiten de Schrift omga, vertel mij dat dan. Schrijf me een brief of vertel het aan een van de herders en vertel mij waar ik fout ben. Ik wil niet fout zijn. Ik wil in orde zijn en het moet dit Woord zijn.

247 Laten we even iets nemen zoals dit, laten we Johannes 4 nog eens nauwkeurig nemen. Hier zijn een man en een vrouw die elkaar voor de eerste keer ontmoeten, zoals onze Heer en de vrouw van Samaria. Zij ontmoetten elkaar voor de eerste keer en Jezus sprak een poosje tot haar totdat Hij ontdekte waar haar probleem zat. Haar probleem was immoraliteit. En Hij vertelde haar wat haar probleem was en snel herkende zij dat, dat Hij een profeet moest zijn. Ze zei: "Meneer, ik begrijp dat U een profeet bent." Ze zei: "Wij weten dat de Messias komt. Wanneer Hij komt is dàt wat Hij zal doen."

     Jezus zei: "Ik ben het." Zie?

248 Welnu, als dat de wijze is waarop Hij Zichzelf gisteren aan de mensen voorstelde, dan, als Hij dezelfde vandaag is, dan behoort Hij Zichzelf op dezelfde wijze te identificeren. Nu, als de Heilige Geest dat tot háár zou zeggen, dan zou zij weten dat het uit een geestelijke bron moet komen. Het kan niet uit een natuurlijke komen. Zie? Een geestelijke bron! Ze zou zoals de Farizeeërs kunnen zeggen: "Het is Beëlzebub", dat is aan haar. Als ze zegt: "Het is Christus", dan is dat opnieuw tussen haar en Christus, ziet u, het een of het ander.

249 Wees nu heel eerbiedig. Ik wacht een ogenblik, voor die zalving. Daarom treuzel ik, zie. Want het zou ook helemaal niet kunnen komen. Als het niet komt, dan zullen we onze hoofden buigen en het gehoor ontbinden en morgenavond terugkomen en Hem vragen of Hij... Hij heeft me nog nooit in de steek gelaten. Zelfs voor honderdduizenden in één keer heeft Hij nooit gefaald. En Hij zal dat deze keer ook niet. Ik weet dat Hij dat niet zal doen. Ik weet dat Hij dat niet zal doen. Ziet u, ik weet gewoon dat Hij dat niet zal doen.

250 Kijk, ik heb steeds in mijn gedachten dat het al over sluitingstijd is. Je kunt niet... je kunt niet opgejaagd zijn en tegelijkertijd de Heilige Geest door je laten werken; je moet rustig worden. Welnu, als er extra kosten worden gemaakt deze avond, dan zal ik ze betalen, ziet u. Dat is het. Satan, je kunt ons op die manier niet overbluffen.

251 Ik neem nu de leiding en de controle over iedere geest hier binnen, in de Naam van Jezus Christus. Nu slechts...

     Ik wil tot de kleine dame spreken. Als nu de Heilige Geest, dame...

252 Jezus sprak even met deze dame om haar geest te vangen, zie, om te zien wat er verkeerd was. Ik geloof dat Hij dat deed. De Vader zond Hem daarheen en Hij moest langs Samaria gaan. Maar toen Hij daar was, was alles wat Hij wist dat Hij daar was. Hier komt de vrouw aan, toen wist Hij dat het daarvoor was.

253 Nu heeft de Vader mij hierheen gezonden. Hier ben ik in New York; en hier bent u, de eerste persoon op het podium vanavond. Ik weet het niet, maar Hij zal het aan mij openbaren. Als Hij dat zal doen, zal dat dan maken dat u Hem met uw hele hart gelooft? Zult u het aannemen? U weet of het waar is of niet, zie. Terwijl ik u niet ken en een vreemde voor u ben, maar uw probleem, waar u... U hebt meerdere problemen. Maar uw hoofdprobleem waar u gebed voor wilt is in uw keel. U hebt een keelaandoening. Is dat waar? Steek uw hand op. Gelooft u het? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Even een ogenblik. Nu, dat zou in orde zijn.

254 U zegt: "Dat had u wel kunnen raden, broeder Branham." Nee, echt niet. Ik vang dat altijd op vanuit het gehoor: "Hij raadde dat."

255 Nu een ogenblik, laat ik tot haar alleen spreken. U bent zich ervan bewust dat er iets gaande is, zie.

256 Nu tot het publiek. Hoevelen hebben die foto van de Engel des Heren gezien, dat Licht? Het hangt in Washington, D.C.. Kijk, dat hangt nu vlak bij haar. Kunt u het niet zien? Het lijkt op... Natuurlijk is de zalving nu hier. Ik kan het zien, ziet u. Het hangt vlak boven haar.

257 Ja, hier is het. Ze heeft, ja, haar probleem is in haar keel. Ze maakt zich er zorgen over. Wel, ze heeft een tumor in haar keel. Dat is precies zo. Niet alleen dat, maar u hebt ook problemen met de schildklier waar u last van hebt. Is dat waar? Ziet u? In orde. Gelooft u dat dat Jezus Christus is die hier staat die u kent en er alles over weet? Aanvaardt u Hem als Uw Genezer? [De zuster zegt: "Dat doe ik." – Vert] Ga en wees gezond, in de Naam des Heren.

     De rij, laat mij zien. Hij weet alle dingen.

258 Hoe maakt u het, jongedame? U voelt zich nu een beetje ontzet, ziet u, want zodra het eraan kwam – de dame eraan kwam, kwam dat Licht vlak boven haar. Zie? En ze is zich daarvan bewust. Nu kijk. Ik ken de vrouw niet. Ik weet niets over haar. Maar ze staat daar, gewoon een jonge vrouw. Als nu de Heilige Geest aan mij kan openbaren wat uw verlangen is van God! U bent een Christen, zie. En als u dat niet was, dan zou Hij mij dat vertellen, zie. Maar u bent een Christen, ik bedoel een echte Christen. En als Hij zou – als Hij aan mij zou openbaren wat uw verlangens zijn van Hem, zou u dan geloven dat ik Zijn profeet ben, of dienstknecht? Ik moet dit niet zeggen, ziet u, de tijd zal komen, zie. Zou u dat geloven? [De zuster zegt: "Amen." – Vert] U weet dat ik een vreemde voor u ben.

259 Welnu, in feite bent u hier niet voor uzelf. Ik zie een vrouw, een oudere vrouw, juist, het is uw moeder. ["Ja!"] Uhu. En ze is niet hier. En zij, u bent enorm bezorgd over haar. Zij maakt zich ook bezorgd, over kanker. En u vraagt zich af hoe het met haar toestand is. Gelooft u, jongedame, dat dat de Heilige Geest is die dat doet? ["Amen."] Neem nu die zakdoek uit uw tas en ga naar huis. Als u naar uw moeder toegaat, of het naar haar opstuurt, leg of stuur dan de zakdoek naar haar toe ter gedachtenis aan dit gebed vanavond. En twijfel niet in uw hart. Maar geloof dat Jezus... [De zuster spreekt tot broeder Branham – Vert] Ja, en de duisternis zal haar verlaten en ze zal... U zult in orde zijn. Ga nu, en de Here zegene u. God zegene u, mijn zuster.

260 Zult u met uw hele hart geloven? Twijfel nu niet. Heb slechts geloof.

261 Een ogenblik alstublieft, excuseer mij voor een moment. Er gebeurde iets. Er verscheen hier iemand anders. Wie was de dame waar hier zojuist voor werd gebeden, waar is zij nu? O ja, dat was goed. Slechts een ogenblik. Nee. Even wachten, de Heilige Geest... Er is iemand anders gekomen. Kijk, het is een licht en het laat...

262 Ja, het is deze kleurling dame die precies hier zit. Ja, u zat daar te bidden voor genezing. Welnu, u bent een vreemde voor mij. Ik ken u niet. Maar gelooft u dat Jezus Christus dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer? Gelooft u dat die hoge bloeddruk u zal verlaten en dat u gezond zult worden? Dat is waar u voor bad. Zie? Amen. Wat raakte zij aan? Ze kan mij niet aanraken, ze is te ver bij mij vandaan. Ze raakte de Hogepriester aan die kan worden aangeraakt door de gevoelens van onze zwakheden.

263 Geloof slechts. Nu kijk, u hoeft niet hier boven te zijn. U zit daar, geloof slechts, dat is alles wat ik u vraag te doen. Geloof slechts.

264 Hier zit een dame achteraan die zo opzij kijkt en ze bidt. Ze bidt niet voor zichzelf. Ze bidt voor een geliefde. Omdat deze... Iemand ging hier pas weg die voor een geliefde bad, een dame voor haar moeder. Maar deze dame bidt voor haar vader. En haar vader – ik zie een zee met golven, hij – hij is niet... Hij woont overzee of zoiets, Noorwegen, een Noor. Dat is exact de waarheid. Geloof in de Here Jezus, jongedame, en uw vader zal gezond worden.

     Wat raakte zij aan? Vraag haar of zij mij kent.

265 Is dat waar u voor bad? Wuif met uw handen als het waar is. Dat is juist. Wij zijn vreemd voor elkaar. Is dat zo? Dat is zo. In orde. U hebt uw verzoek als u het slechts gelooft.

266 Wat raakte zij aan, twintig meter bij mij vandaan? Ze raakte de Hogepriester aan, ziet u, niet mij. Ik ken haar niet. Maar ze raakte de Hogepriester aan, de lieflijke Here Jezus die bij ons is vanavond.

     U bent een vreemde. Is dit de patiënt, is dit de persoon?

267 Kijk, ik moet eenvoudig volgen. Op die manier leidt het mij, zie. Zoals die vrouw, zie Hij pikte haar eruit. Zij raakte God aan door Hem. Wel, dat is wat zij deden, deze mensen daar raakten God aan. Kijk, het gaat... ik moet die kant opgaan waar Hij mee bezig is.

268 Welnu, wij zijn vreemden voor elkaar. Ik ken u niet. Ik heb u niet eerder in mijn leven gezien. Wij zijn vreemden; opdat de mensen zullen zien dat wij vreemden zijn voor elkaar, wij kennen elkaar niet. Als de Here Jezus mij nu iets zou openbaren waarvan u weet dat ik daar niets over weet, dan moet dat komen door een bovennatuurlijke kracht. Ziet u, Goddelijke genezing, als u genezing wenst... Ik weet niet of u dat wenst. Soms is het voor iemand anders, huiselijke problemen, financiële, of iets anders. Maar Hij kan overal in voorzien. Als Hij weet wat u nodig hebt, dan kan Hij dat aan Mij openbaren, zie. En als Hij dat dan doet, dan weet u dat Hij het is. Kijk, u weet dat Hij dat moet zijn.

269 Zou dat maken dat u allemaal gelooft? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] In orde, geloof.

270 Welnu, zij schijnt een vriendelijk persoon te zijn. Zie? Laten we nu een moment spreken.

271 Het ging weg. Het ging naar het gehoor. Iemand... Wees slechts eerbiedig. Kijk, het is die grote trek van geloof. Het neemt het rechtstreeks... Je voelt het, deugd! Ik predikte ongeveer anderhalf uur en één visioen maakt mij zwakker dan wanneer ik tien uren predik. Kracht, deugd is 'kracht'.

272 Kijk, u doet dat. Dat ben ik niet. Ik ben het niet. Deze visioenen komen niet door mij. U bent het die dat doet. Het is uw geloof in God dat dit doet. Ik ben het niet. Ik niet. Ik sta hier slechts als een vertegenwoordiger. Zoals dit hier, deze microfoon is stom totdat er een levende stem in spreekt; het kan zelf niet spreken. Evenmin kan ik spreken. Het is Hij, de Levende, Christus, de Levende, Hij spreekt en Hij weet wie u bent en wat u hebt gedaan.

273 Laten we opnieuw tot de dame spreken. Als de Here Jezus mij iets uit uw leven zal openbaren, wat u... misschien wat u van Hem wilt. Want omdat u een gelovige bent, vraagt u iets aan Hem. En als Hij het aan mij zal openbaren, gelooft u dan dat u het zult ontvangen? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Zou u het geloven? Welnu, uw probleem zit in de maag. ["Ja."] Een onderzoek heeft uitgewezen dat uw maag is verzakt. ["Ja."] Dat is waar. Is dat zo? ["Ja."] En hier is iets anders wat ze tijdens het onderzoek ontdekten, dat is dat u een tumor hebt in de maag. ["Ja."] Is dat waar? ["Ja."] Gelooft u? ["Ja."] Gelooft u dat God mij kan vertellen wie u bent? ["Ja."] Mevrouw Willard, gaat u nu naar huis en geloof.

274 U, gelooft u met uw hele hart? [De samenkomst verheugt zich – Vert] Vraag het aan de dame. We hebben elkaar in dit leven nog nooit gezien. Maar het is de Heilige Geest, Hij is hier. Wees nu echt eerbiedig. Vertel mij of u genoeg tijd hebt, waar...?...

275 Welnu, hoe maakt u het, meneer? Nu, wij zijn vreemden voor elkaar. En u bent zich ervan bewust dat wij op een dag voor God moeten staan. En terwijl u vreemd bent voor mij en ik voor u, als de Here Jezus mij uw problemen zou vertellen, zou u dan geloven dat Hij het is? En u weet dat ik, een man, dat niet kan weten. Maar Hij is er voor nodig om het te doen. Is dat waar?

276 Ik haat het om dit te zeggen. De jongen is overschaduwd, zie, er hangt een duisternis over hem heen. En er is iets heel ernstigs aan de hand. U hebt kanker. Dat is juist. En een röntgenfoto heeft uitgewezen en verklaard dat de kanker zich in de maag bevindt en het is ook op de maagwand. Het is op de... Is dat waar? Ik zie op de foto waar het is, de röntgenfoto. Het is op de maagwand. Dat betekent dat u spoedig moet heengaan, zo niet, dan moge God u helpen. Wilt u het aannemen, mijn broeder? Jezus... Kanker betekent niets voor Jezus Christus, niets meer dan hoofdpijn. Gelooft u dat? Nu gebeurde er zojuist iets in u. U had een heel goed gevoel, zie. Als u nu op zo'n manier blijft geloven! De schaduw verliet u. Ziet u? Uw geloof redde u. Ga nu met geloof en God zal u gezond maken.

277 God kan artritis genezen. Gelooft u niet? ["Amen."] Wel, begin dan met lopen, zeggend: "Dank U, Here Jezus."

278 "Indien gij kunt geloven! Alles is mogelijk voor degene die gelooft." In orde.

279 Het maakte dat u zich wat eigenaardig voelde toen ik "artritis" zei. Dat is wat u ook hebt, u kunt 's morgens bijna niet opstaan, het maakt u stijf. Het is nu over, als u het gelooft. Ga terug, ga het geloven. De Here zegene u. Geloof het slechts.

280 Astma daar, ziet u. Gelooft u dat God dat kan genezen ["Amen."] Ontvang Hem, ga, en Jezus Christus maakt u gezond, en geloof met uw hele hart.

281 Wilt u uw avondeten weer eten, u er in verheugen; maagkwaal over en gezond naar huis gaan? Ga, geloof het. Indien gij kunt geloven!

282 God kan rugklachten genezen, welke andere zaak ook. Gelooft u dat niet? Gelooft u dat Hij de uwe zal genezen? Ga op weg, u verheugend, zeg: "Dank U, Here."

283 Gelooft u dat ik Zijn profeet ben, of Zijn dienstknecht? Gelooft u dat God een hartkwaal kan genezen? Ga dan, geloof het.

284 Ten eerste hebt u een vrouwenkwaal èn artritis. Is dat waar? Gelooft u dat Hij de Goddelijke Genezer is? Aanvaard Hem als uw Genezer. Ga heen, u verheugend, zeg: "Dank U, Here."

285 U hebt een vrouwenkwaal waar u al lange tijd last van hebt. U hebt ook hartproblemen. Het lijkt u te gaan doden. Uw hart pompt, pompt traag. Geloof met geheel uw hart en u zult er nooit meer last van hebben. Ga en geloof het.

286 Bloedziekte. Gelooft u dat God dat bloed goed kan maken, zodat de bloedarmoede stopt en Hij het in orde maakte? Gelooft u dat? In orde, ga dan gelovend, die suikerziekte zal u geen last meer bezorgen. Als u van ganser harte gelooft!

287 Gelooft u dat Hij u heeft genezen, u die daar zit? Gelooft u het met uw hele hart? Gelooft u dat het God is, die u geheel gezond maakt, totaal? God zegene u. Ga op weg en wees verheugd. Amen.

288 Als die rugkwaal u nimmermeer lastig zou vallen, dan zou u dat echt fijn laten voelen, zou het niet? In orde, ga naar huis, u verheugend, zeg: "Dank U, Here Jezus" en geloof met uw hele hart.

289 Bloed, er druppelt iets in uw bloed. Diabetes. Gelooft u dat God suikerziekte kan genezen? Laten we naar Golgotha gaan voor een bloedtransfusie. Hij zal het van u wegnemen.

290 U hebt problemen met uw borst. Is het niet? Ik wilde u even geleden eruit roepen. Enige ogenblikken geleden keek u naar mij en ik keerde me om en keek naar u en u ving mijn blik op en keek omlaag; een zeer vreemd gevoel kwam over u, de moeite in uw borst verliet u. Het is weg. Het was een nerveuze toestand die uw borst blokkeerde. Geloof nu.

291 Wat denkt u daar met die artritis, die daar aan het eind van de bank zit, gelooft u? Sta op, Jezus Christus maakt u gezond.

292 Ik daag u uit God te geloven, Jezus Christus, dezelfde gisteren, vandaag en voor immer! Gelooft u het? ["Amen."] In orde. Als u van ganser harte gelooft, leg dan uw handen op elkaar. Hij kan niet falen. Hij is God, de lieflijke Here Jezus, Zijn opstandingskracht, Zijn betuiging. Laat iedereen zijn handen op iemand anders leggen.

293 Hemelse Vader, de vijand is op de vlucht. De vijand is verslagen. Jezus Christus leeft en regeert. O God, wees genadig en sta de genezing van deze mensen toe.

294 Satan, je hebt het gevecht verloren! Jezus Christus heeft de overwinning behaald in dit gehoor vanavond. Je bent tentoongesteld. Je bent alleen maar bluf en we dagen je uit in de liefde van Golgotha. Kom uit deze mensen vandaag, in de Naam van Jezus Christus, en verlaat hen en laat hen los!