Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Nog eenmaal

Door William Marrion Branham

1 Ik wil zeggen dat ik... [De zaal applaudisseert – Vert] Ik waardeer dat. Dank u zeer. Ik wil zeggen dat ik deze man ook liefheb. Broeder Jozef is gedurende jaren mijn vriend geweest. Ik zou graag eens de gelegenheid hebben om u te vertellen hoe we elkaar zijn tegen gekomen. Maar ik vertrouw erop dat de Here van mij houdt zoals Jozef doet, dan zal ik helemaal in orde zijn. God zegene u, broeder Jozef. [Broeder Jozef zegt: "Dank u."] De Here zegene u.

2 Ik geloof dat we dat zouden gaan zingen: "Ik geloof nu." En laten we dat vanavond vanuit ons hart menen: "Ik geloof nu." In orde.

Nu geloof ik, nu geloof ik,
Alles is mogelijk, nu geloof ik,
Nu geloof ik, nu geloof ik,
Alles is mogelijk, nu geloof ik.

3 Laten we onze hoofden een ogenblik buigen terwijl we blijven staan. En laten we op dit moment ook onze harten buigen voor Hem. Nu vraag ik mij af of er iemand in de samenkomst is die in dit gebed gedacht zou willen worden door uw hand tot God op te steken en te zeggen: "God, dit laat zien dat ik nog een nood heb en ik wil dat U daarin voorziet." God moge uw verzoek toestaan.

4 Onze hemelse Vader, grote en almachtige Jehova, die de aarde vormde uit Uw Woord en ons de gelegenheid heeft gegeven hier te verblijven en onze beslissing te nemen of we willen leven of sterven. "Kiest gij heden." En wij kiezen tussen dood en leven. Daarom bid ik, Vader, als er hier binnen enigen zijn die U niet kennen als hun eigen geliefde Redder, dat zij zullen kiezen om U, die Leven is, deze avond te leren kennen. En als er hier vanavond enigen zijn die lichamelijk ten dode toe ziek zijn, dat zij U vanavond zullen kiezen als hun Genezer en dat zal ook weer lichamelijk herstel betekenen.

5 O, Gij zijt zo goed voor de zonen der mensen, lankmoedig, niet willende dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering zullen komen. U zendt de wolken en de regen en brengt vruchten en voedsel voort op de aarde om Uw kinderen te voeden. En wij zijn zo traag, Here, en zo afbrekend om dit te verkwisten en zelfzuchtig te zijn. En, o God, vergeef ons slechts, Here. Wij smeken om genade. Wij willen Uw recht of Uw oordeel niet; wij willen Uw genade, Here, daarom bidden wij dat wij deelhebbers mogen zijn aan Uw genade.

6 En, Vader, niet dat deze samenkomst míj hoort, maar dat U het mag zijn die hier in deze plaats staat die is opgedragen. Ik dank U voor deze fijne gemeenschap. En ik geloof in mijn hart dat als U vanavond zou komen, er een grote groep mensen uit New York in die geweldige opname zou gaan. En, Vader, wij bidden dat wij lichten zullen zijn, niet onder een korenmaat, maar onder de zalving van de Heilige Geest die de kaars aansteekt, opdat wij lichten mogen zijn voor deze stervende wereld, terwijl de sombere mistbanken van ongeloof vanaf iedere kant binnen drijven. We weten dat we spoedig zullen zien hoe onze Here die mist openbreekt, als het licht begint te schijnen. En we vertrouwen Here, dat U ons gereed zult maken. Als er vanavond iets is wat we nodig hebben, voorzie ons daarvan, Here, door Uw genade. Want wij vragen het in Jezus' Naam, Uw kind. Amen.

7 Ik kan me niet zo goed uitdrukken, maar ik zou graag iets willen zeggen tot voorganger Vick, zijn kleine medewerker hier, en het koor, wat een fijne groep vrouwen en mannen is en tot al de samenwerkende herders, de leken, u allemaal; en de bezoekers, vreemdelingen in onze poorten. Ik wil u bedanken voor uw ondersteuning deze week, en voor uw gebeden en samenwerking om te proberen het Evangelielicht naar deze stad te brengen.

8 En onze inspanningen, voorganger Vick, met vele andere voorgangers, zijn als waren wij vissers in dit grote meer. Er zitten hier vissen in die aan God toebehoren. Wij weten niet wie zij zijn en waar zij zijn. Maar terwijl hij aan één kant staat en een ander aan een andere kant staat te vissen, kom ik om mijn net bij de hunne te voegen met de bediening die mij werd gegeven, de mijne met de hunne, om te proberen een iets grotere groep te bereiken om binnen te halen, zodat wij hen aan God kunnen voorstellen en zeggen: "Vader, zit hier binnen enige vis? Zijn er enkele zaden des levens, voorbestemd om in het levensboek te staan waarvoor het Lam stierf?" Als ze er zijn – zo voelen wij – zullen zij, als dat Evangelielicht hen treft, het heel snel zien omdat zij daartoe zijn verordineerd.

9 Nu spijt het ons dat we geen ruimte hadden om de mensen te laten zitten. Bijna iedere avond als ik hierheen kwam, waren er grote groepen mensen in de straat die daar liepen en probeerden binnen te komen. En sommigen huilden, anderen weer anders, weet u.

10 Maar ik weet dat ze hier een wet hebben, een voorschrift van de brandweer, slechts zoveel, er moeten zoveel paden vrij blijven, enzovoort. Daar kunnen zij niets aan doen. Want omdat we Christenen zijn, moeten we ons daar aan houden. Want de Bijbel zei, Jezus vertelde ons om de keizer die dingen te geven die van de keizer zijn en dan aan God de dingen die aan God toebehoren. Dus proberen wij dat. En als wij de keizer niet zullen gehoorzamen is het twijfelachtig of wij God zullen gehoorzamen. En zolang de wetten van de keizer Gods wetten niet doorkruisen... we moeten God eerst gehoorzamen. En dan wat dit brandgevaar, enzovoort, betreft, wel, zij weten hoe ze dat moeten aanpakken en ze vertelden dat aan ons.

11 Ik vroeg om medegevoel voor de mensen, om te zien hoe ze de straat op en neer liepen en zo, en de zieken, hoe ze probeerden binnen te komen; ze brachten ze met taxi's van verschillende plaatsen in New York, of van Long Island en Jersey, of van andere plaatsen en Manhattan. Wel, ziet u, maar we kunnen het alleen maar vragen. En toen ontdekte ik dat het de verordening was, want hij zei: "Als de commandant van de brandweer binnen zou komen en ontdekken hoe we op die manier zitten samengepakt, dan zou hij de hele samenkomst sluiten." Dus dat zou iedereen uitsluiten.

12 Ik wil mijn dankbaarheid uitdrukken aan de eigenaar of wat het ook is, of de maatschappij van wie dit gebouw is en aan de leiding dat ze ons dit gebouw wilden geven en aan u, de bewaker, en de vriendelijkheid dat ze ons onze gang lieten gaan. Ze zijn erg, erg aardig geweest. En als ze... Als ze op dit moment geen eeuwig leven hebben, dan vertrouw ik dat God hun eeuwig leven zal geven.

13 En nu mag dit klinken als een overdreven opvatting maar ik zeg dit alleen omdat ik vurig ben voor Christus. Ik bid dat als dit gebouw vanaf nu te eniger tijd wordt gebruikt voor dansen of werelds vermaak, dat de Heilige Geest zo'n veroordeling op deze mensen werpt dat zij moeten huilen. Daar bid ik om. Want ik ben er zeker van dat zelfs de mensen die dit bezitten liever zouden zien dat er zielen worden gered voor Gods Koninkrijk dan dat die andere dingen plaats vinden.

14 "En nu bent u van harte welkom om terug te komen", het vervult mijn hart als ik eraan denk dat ik terugkom. Want kleine vreemde bedieningen zijn soms zo onwelkom onder broeders, vooral voor sommigen van hen die in hun bepaalde organisatie zitten waar ze gevormd zijn tot een plaats waar ze het niet kunnen aannemen, ziet u, omdat er een systeem achter zit. Niet dat veel van deze dierbare mannen...

15 Ik heb Katholieke priesters ontmoet die mijn hand vastpakten en mij recht aankeken. En denkt u dat ik niet wist wat er door hun gedachten ging? Dat is onderscheiding, ziet u, wat u hier ziet. Hij wilde het omarmen maar hij kon het niet; hij zou geëxcommuniceerd worden, zie? Hetzelfde met Protestantse predikers, fijne broeders, en ze willen het doen.

16 Daarom betreft het, als ik tegen enige denominatie spreek, of het denominationele systeem, niet de mensen die er in zitten. Waar ik tegen ben is het systeem, ziet u, dat hen uit elkaar houdt, ons ervan weerhoudt het te ontvangen. Ze hebben er hun verklaringen voor, bijvoorbeeld: "Wij geloven dit, punt!" Als ze het zouden eindigen met een komma: "Wij geloven dit, plus zoveel als de Here ons kan tonen uit Zijn Woord", dan zou het in orde zijn. Maar ze doen het niet op die manier. U weet dat. Het zou geen denominatie kunnen zijn èn dat doen, ziet u. Het zou slechts de beweging van God zijn die de hele tijd voortbeweegt, ziet u. En de...

17 Iedereen wordt een late regen voor de ander. Kijk, Luther was de late regen voor de Katholiek. En John Wesley was de late regen voor Luther. De Pinksterman was de late regen voor de denominatie. En nu de Pinkstermensen zijn georganiseerd, wat zal er nu gaan gebeuren? Zie? Zie?

18 Maar onthoud dat de kinderen Gods nimmer hun tentstokken vastsloegen – of zo vast dat ze ze niet meer konden uittrekken. En wanneer het Vuur verder ging, de Vuurkolom, dan trokken ze ermee op. Kijk, zij trokken verder met de Vuurkolom.

19 Maar als het zover is dat de Vuurkolom iets doet, de Heilige Geest iets doet, dan zullen ze nadat die man met een boodschap dit leven verlaat, zeggen dat zij op zijn werk gaan organiseren. En de Vuurkolom trekt eruit weg en laat ze daar zitten; gaat regelrecht verder. Zij zitten zo vastgepind dat ze niet kunnen bewegen, maar daarin zitten veel mensen met een fijngevoelig hart.

20 Ik weet niet wanneer ik nog meer vrijheid had om vanuit mijn hart te spreken dan juist hier.

21 Nu wordt er gezegd dat de mensen van New York koud zijn, onverschillig, informeel; de grote smeltkroes waar een handvol van de slechtsten uit iedere natie zitten en als je ze er ingooit en omroert krijg je New York, ziet u. Maar ik wil u laten weten dat daarin ook enigen van Gods heiligen zijn, zie. Dat is juist. Het is waar. En overal waar ik heenga, over de hele wereld, vind ik de heiligen van God in iedere natie, overal. En het vreemde is dat...

22 Ik zou dit tot enigen van u willen zeggen, even er tussendoor. Als zendeling ontdek ik, als ik een land binnenga waar ze zelfs niet weten welke de rechter- of linkerhand is, waar ze geen woorden kennen, hoe ze iets moeten spellen, maar het enige wat ze weten is doodmaken en eten. Maar laat deze mensen eens de Heilige Geest ontvangen en ze doen hetzelfde als wat u doet en handelen op dezelfde manier als u, terwijl ze er zelfs geen woord over weten. Dus u ziet dat het voor alle rassen is, voor alle mensen overal, en we hebben overal de goeden en slechten.

23 En ik heb het gevoelen vanavond en dank onze hemelse Vader, omdat ik geloof dat ik vanavond het voorrecht heb te spreken tot het beste deel van de oogst.

24 Nu kunt u zich voorstellen hoe groot de verantwoordelijkheid is om te spreken tot een groep die zich vasthoudt aan ieder woord dat je zegt en dan zal je je op de dag van het oordeel moeten verantwoorden voor wat je hun vertelde. Want door de kleine nederige bediening krijgen de mensen geloof om te weten dat een menselijk wezen deze dingen niet kan doen. Het moet van God komen, daarom houden ze zich vast aan ieder woord dat je zegt. Daarom probeer ik nooit iets op te bouwen, te bedenken of schriftplaatsen en notities op te schrijven waardoor het iets zou zijn waarvan ik dacht dat het alle mensen in verrukking zou brengen. Kijk, ik probeer te bidden en aan iets te denken dat opbouwend zou zijn voor u, dat u zou helpen.

25 Want ik ben hier niet alleen maar om u in de handen te laten klappen en te laten juichen en het gangpad op en neer te laten rennen. O, daar geloof ik in, zeker, maar er gaat nog meer mee samen. Er hoort een fundament bij, ziet u. Ik geloof dat wanneer u springt en als u dan weer neerkomt, dat u zo hoog moet leven als u sprong, ziet u. En als u dat niet doet, spring dan niet. Zie? Spring dus altijd zo hoog als u leeft. Nu, dat is wat we zouden moeten doen. Want uiteindelijk spreekt uw leven luider dan uw getuigenis, zie. Kijk, de mensen weten wat u bent door de wijze waarop u leeft en de dingen die u doet.

26 En nu heb ik het vanavond alweer laat gemaakt. Er wordt verwacht dat ik, wel, ik vermoed op de juiste tijd, over ongeveer twintig minuten zal weggaan en ik ben nog niet eens begonnen. En ik, ik ben langzaam. Ik ben eenvoudig...

27 Ik ben altijd te laat. Ik was te laat met hier te komen, iets over de negen maanden. En dan was ik... Dat is waar. Toen ik werd geboren was ik een beetje overtijd, zei mijn moeder. En toen ik dat beetje opleiding kreeg – dat ik kreeg – liep ik altijd achter. En toen ik ging trouwen liet ik mijn vrouw ongeveer drie uren wachten omdat ik bij een zieke werd geroepen; ik was te laat op mijn bruiloft. Als ik nu maar te laat op mijn begrafenis kan komen, dat is het volgende, ziet u, dat is het belangrijkste. Ik zeg dat niet om te... Maar dat is de waarheid.

28 Maar ik heb nimmer geprobeerd mensen er in op te voeden. Ik heb nimmer geprobeerd te denken; laat slechts de Heilige Geest Zijn weg hebben.

29 Ik heb twee meisjes thuis. Ik sprak een paar ogenblikken geleden met ze. Een ervan is Rebekka, de andere... Dat is de oudere. De jongere zuster onder haar is Sara en ze schelen ongeveer vijf jaar. Enige tijd geleden kwam ik, nadat ik in een zendingsbijeenkomst was geweest, laat thuis. En zij zijn papa's meisjes. En zelfs nu, nu Rebekka een jonge vrouw is, is ze nog steeds papa's meisje. En ik houd van mijn kinderen, en ik herinner me dat ze opbleven en zaten te wachten. Ik was enige maanden niet thuis geweest. En als ik dan thuiskwam, wachtten ze om me te zien. Wel, ze waren klein. Het is jaren geleden, ongeveer tien jaar geleden. Ik was overzee geweest en kwam terug. En het vliegtuig was te laat, dus de meisjes werden slaperig en gingen naar bed. De zandman kwam in hun ogen, of strooide zand in hun ogen, liever gezegd. Dus toen, wel, mijn vrouw bleef op.

30 Tenslotte kwam ik heel vroeg thuis, ongeveer om drie uur in de ochtend. Dus toen was ik zo vermoeid en uitgeput dat ik niet kon slapen. Ik lag ongeveer een uur op bed en stond op, liep de huiskamer in en ging in een stoel zitten. En na een poosje werd het licht.

31 En het eerste wat ik hoorde, weet u, was een geluid achterin de kamer en het waren de twee meisjes die wakker waren geworden. Rebekka werd eerst wakker, het schoot haar te binnen: "Papa is thuis", en daar kwam ze haar bed uit, en hier komt zij! Wel, dat maakte haar kleine zusje wakker.

32 Ik vermoed dat het met mijn kinderen gaat zoals met die van u. Als de oudste bijna helemaal uit iets is gegroeid dan krijgt de volgende het afdankertje, dus Sara droeg Becky's pyjama. En dat was de tijd dat ze die pyjama's hadden met zo'n soort konijnenvoeten eraan, grote, lange voeten eraan en deze waren beslist veel te lang voor Sara. Dus ze kon het niet bijhouden, haar benen waren te kort.

33 Dus Rebekka rende naar binnen en sprong op mijn knie en sloeg beide armen om mij heen en begon me te omhelzen. En ik moest natuurlijk een beetje huilen. Toen dacht de arme, kleine Sara dat ze werd overgeslagen, Becky had haar verslagen; en ze stond bij de deur en haar grote donkere ogen keken omhoog en met tranen op haar wangen.

34 Dus toen keerde Rebekka zich om en zei: "Sara, mijn zuster!" Ze deed iets zoals ik denk dat sommige kerken proberen te doen, weet je. Ze zei: "Ik wil je laten weten dat ik hier eerst was." En ze zei... En ze had allebei haar armen om me heen geslagen en ze zei: "Ik heb alles van papa gekregen en er is niets voor jou overgebleven." Nu, dat is wat ze ons heel wat keren proberen te vertellen, weet je. Wel, Becky had tamelijk lange benen en ze kon de vloer bereiken; ze was tamelijk goed gefundeerd, weet je, zoals zoveel kerken.

35 Maar kleine Sara, ze was zo gekwetst, totdat ik naar haar keek en naar haar knipoogde, weet je, en zo naar haar gebaarde, en stak mijn andere knie uit. Daar wachtte ze op. Daar kwam ze! En ze sprong op mijn been en het was een beetje te hoog voor die korte beentjes van haar en ze wiebelde alsof ze zou vallen. Wel, ik ving haar met twee armen op en ze legde haar hoofdje tegen mijn borst. En ik denk dat ze dat wel een fijn gevoel vond, en dat vond ik ook, dus ik knuffelde haar.

36 En ze tilde haar hoofd op en ze keek omhoog naar Rebekka. En ik dacht dat dit een goeie was. Ze zei: "Rebekka, mijn zuster, ik wil jou ook iets vertellen." Ze zei: "Het mag waar zijn dat jij hier eerst was en dat je alles van papa hebt, maar ik wil je laten weten dat papa alles van mij heeft." Dus... [De zaal klapt – Vert]

37 Ik ben geen theoloog. Ik had niet genoeg tijd om door te groeien in een bepaalde theologische school, maar ik hoop dat Hij alles van mij heeft, ja, dat is alles, zodat Hij mij kan gebruiken.

38 Het laatst, maar niet het minst, absoluut niet. Ik ben hier helemaal niet gekomen... En ik heb hun gevraagd geen offer op te halen, zie. Daar kom ik niet voor. Ikzelf heb van mijn leven nog geen enkele opgehaald. Al mijn... Ik ben gedurende drieëndertig jaar prediker geweest maar ik heb nimmer in mijn leven een offer opgehaald. Er zijn er voor mij een paar opgehaald door predikers. Maar ik nam er zelf gedurende mijn leven niet één en ik hoop dat ik dat nooit hoef te doen.

39 Maar nu u dat hebt gedaan; het zal gaan – ik zal het meenemen en het besteden aan de buitenlandse zending en er zelf heengaan om aan de mensen die niet hetzelfde voorrecht hebben als u hier, om ditzelfde Evangelie tot diegenen te brengen die het zich niet kunnen veroorloven mij te laten komen of mijn reis te betalen. Daarom... [De zaal klapt – Vert] Dank u. Zodat ook zij die niet zo bevoorrecht zijn, hetzelfde voorrecht mogen hebben dat wij hier hebben. En er zal geen stuiver van worden besteed, weet u, aan drinken, roken of... Het zal voor Gods Koninkrijk zijn. En ik vertrouw dat God u vanwege dit bijzonder gedachtig zal zijn. "In zoverre u dit aan de geringsten van dezen, Mijn kleintjes, hebt gedaan, hebt u het aan Mij gedaan." En moge de Here u zegenen. Nu zal ik vanavond proberen...

40 Ik wil u een vraag stellen. Hoevelen waren gisteravond in die grote gebedsrij, die onder de handen van deze predikers doorgingen, die voelen dat de Heilige Geest reeds aan het werk is in uw geval? Laat mij uw handen omhoog zien gaan. O, dat is wonderbaar. Dat is heel fijn, prachtig. Hij doet het altijd. Hij werkt in uw belang.

41 Nu dacht ik vanavond, omdat we al zoveel genezingsdiensten hebben gehad... En we hebben de Here Jezus gezien in Zijn grote kracht, wat Hem dezelfde maakt gisteren, vandaag en voor immer. En we hebben gedurende de week geleerd dat er vele grote tekenen zijn die Hij ons heeft laten zien van Zijn tegenwoordigheid die nu precies hier bij ons is in de vorm van de Heilige Geest.

42 Nu zal ik de volgende zondag in mijn Tabernakel zijn; zondagochtend en zondagavond in Indiana. En dan ben ik de volgende week in Shreveport, Louisiana, op een grote conferentie. Dan ga ik daarna naar Yuma, Arizona. En terug naar Phoenix voor de Christen Zakenlieden. Dan terug naar Indiana voor de feestdagen met Kerst.

43 Dan weer terug naar Phoenix, als iemand van u daar in de buurt is en vrienden heeft: het begint op de negentiende; ze geven mij dat mooie Ramada auditorium, met ongeveer vierduizend zitplaatsen, met airconditioning, gratis, met voorrang gegeven aan de internationale conferentie van de Christen Zakenlieden. En ik spreek twee van de vier avonden en de heer Roberts een avond en ik denk broeder Brown een avond en ik denk dat het mijn beurt is op de openingsavond en slotavond. En dan vanaf daar doorgaand en doorgaand.

44 Bid voor mij. Nu, ik heb uw gebeden nodig. Als er iemand is die gebed nodig heeft, ben ik het wel. En Satan zal beslist... Ik ben een schietschijf voor hem, weet u. En ik moet het geloof, dat schild, steeds omhoog houden om verder te marcheren. Moge de Here u altijd zegenen.

45 En als ik u nimmermeer zie tot op die dag, dan zal ik u ontmoeten in de morgen, ziet u, bij die poort. En daarbinnen kan ik u hetzelfde zeggen als wat ik nu zeg; ik zal nog steeds ditzelfde heerlijke Evangelie geloven en geloven dat Jezus Christus niet dood is maar Hij leeft onder Zijn volk en Zijn Evangelie is hetzelfde. En van de dingen die Hij deed wordt verwacht dat wij ze doen totdat Hij komt. En ik ben me ervan bewust dat God mij zal oordelen voor deze dingen die ik heb gepredikt. Ik zal voor God moeten verantwoorden wat ik zeg.

46 Moge de Here u nu zegenen. Laten we nog eens bidden voordat we de Bijbel openen.

47 Here Jezus, neem nu het Woord en voed onze hongerige zielen. Wij wachten geduldig, Here. Wij hebben grote verwachtingen zoals op de laatste dag van het feest, hoe de mensen zich verheugden! We denken aan Simeon in de tempel, die door de Heilige Geest was beloofd dat hij de dood niet zou zien totdat hij de Christus des Heren had gezien. En toen was het daar op die grote dag, toen de vrouwen binnenkwamen om hun kinderen te laten besnijden en het reinigingsoffer te brengen, het was op die tijd dat deze Jezus in de tempel werd gebracht. Simeon bevond zich die morgen misschien ergens in een zijkamer, in het kantoor, maar de Heilige Geest had hem de belofte gegeven. En hier was de Messias in de armen van Zijn moeder, de kleine Jongen, daar in Zijn wikkeldoeken verpakt.

48 En Maria werd op afstand gehouden omdat ze een slechte naam had, zo dachten de mensen, "de baby was buitenechtelijk geboren." Niemand wilde iets met die vrouw te maken hebben. Maar in haar hart wist zij wat zij in haar armen hield. En Vader, mogen onze harten vanavond diezelfde hoop koesteren. Ongeacht wat de wereld zegt, wij weten wat in ons leven is binnengekomen.

49 En op die tijd, Simeon, degene die had gezegd dat hij... De Heilige Geest had hem verteld dat hij de Messias zou zien. Toch, hoewel hij oud, bejaard, een oude wijsgeer was, een eerbare man, geloofde hij toch het Woord des Heren voor hem. De Heilige Geest kwam naar hem toe en hij liep, geleid door de Heilige Geest door het gebouw om deze lange rij van moeders heen. Met tweeëneenhalf miljoen mensen in die tijd konden er misschien in één nacht wel enkele honderden baby's worden geboren. En daar waren zij, stonden klaar voor de besnijdenis en reiniging.

50 En hoe leidde de Heilige Geest hem regelrecht naar deze kleine verworpen persoon! Stak zijn armen uit, nam de Messias in zijn armen terwijl de tranen langs zijn baard liepen. Hij zei: "Here, laat nu Uw dienstknecht heengaan in vrede, overeenkomstig Uw Woord, want mijn ogen hebben Uw verlossing gezien."

51 Strompelend door het gebouw kwam een oude profetes aan tot wie het Woord des Heren kwam, en zij profeteerde ook over Hem; haar ogen waren blind, maar haar geest niet. Ze wist dat dit de Messias was.

52 Here God, mogen onze ogen worden geopend voor het feit dat Hij nog steeds de Messias is. En mogen wij Hem omarmen vanavond, want wij hebben beleden dat wij in deze wereld pelgrims en vreemdelingen zijn. Dit is niet ons thuis. Dit is niet ons land. Wij zijn mensen die zich anders gedragen omdat wij geboren zijn van omhoog.

53 En wij die deze belofte in ons hart bewaren, mogen wij de belofte zien die Jezus aan Zijn gemeente gaf, dat wij vlak voor Zijn komst zijn, zoals we zien dat de dagen van Noach terugkeren: "etende, drinkende, huwende, ten huwelijk gevende" en immoraliteit in het land. Voorts zei Hij: "Zoals het was in de dagen van Sodom bij de heidenen, voordat het vuur viel, toen God naar beneden kwam en werd gemanifesteerd in vlees, doordat Hij de geheimen van het hart van de mensen kende." En Hij beloofde dat diezelfde zaak zou terugkeren. Mogen wij vanavond datzelfde voorrecht hebben, grote Heilige Geest, want wij vragen het nederig in Jezus' Naam. Amen.

54 [Een zuster spreekt in een andere taal. Een broeder geeft een uitleg – Vert] Amen

55 O, ik denk dat we ons nu bewust moeten zijn dat de Geest dicht bij ons is, Licht. Breek door de schaal heen van het uur en de tijd waarin wij leven en weest u nu bewust van Gods Geest onder ons.

56 Laten we het zestiende hoofdstuk opslaan in het boek der Richteren, te beginnen met het drieëntwintigste vers, terwijl wij het Woord lezen.

57 En terwijl u het opzoekt, zou ik dit mogen zeggen, waarom ik er aan dacht dit hoofdstuk deze middag te kiezen voor het lezen bij het sluiten van deze samenkomst, namelijk dat het iets naar voren zou mogen brengen wat opbouwend zou zijn voor de gemeente. En ik wacht er altijd op om te zien wat de Heilige Geest zal zeggen in de kamer als het mij treft. Ik zal verschillende Schriftplaatsen, en dergelijke, noteren en me dan afvragen wat het zal zijn wat ik daar aantref. "Wat zal Hij hierover zeggen?"

58 En luister nu aandachtig, probeer zo goed mogelijk hiernaar te luisteren, terwijl wij lezen. Want hierin probeer ik, als het de wil van de Here is, een parallel te trekken, een parallel van het één naar het ander. En luister nu aandachtig, het drieëntwintigste vers om mee te beginnen:

     Daarop kwamen de stadsvorsten der Filistijnen bijeen om een groot offerfeest te vieren voor hun god Dagon en om vrolijk te zijn; zij zeiden: Onze god gaf Simson, onze vijand, in onze macht.

     En toen het volk hem zag, loofden zij hun god, terwijl zij riepen: Onze god gaf onze vijand in onze macht, de verwoester van ons land, die velen van ons gedood heeft.

     Toen zij in een vrolijke stemming gekomen waren, zeiden zij: Roept Simson om ons te vermaken. En zij lieten Simson uit de gevangenis halen en hij vermaakte hen; men gaf hem een plaats tussen de zuilen.

     Toen zeide Simson tot de jongen die hem bij de hand hield: Laat mij los en laat mij de pilaren tasten, waarop het gebouw rust, om daartegen te kunnen leunen.

     Het gebouw nu was vol mannen en vrouwen; alle stadsvorsten der Filistijnen waren daar, en op het dak bevonden zich ongeveer drieduizend mannen en vrouwen, die naar het spel van Simson keken.

     En Simson riep tot de HERE en zeide: Here HERE, gedenk toch mijner en maak mij nog slechts ditmaal sterk, o God, opdat ik mij met één wraak voor mijn beide ogen op de Filistijnen wreke.

     Daarop greep Simson de beide middelste zuilen, waarop het gebouw rustte, met zijn rechterhand tegen de ene steunende en met zijn linkerhand tegen de andere.

     En Simson zeide: Dat ik met de Filistijnen sterve. Toen boog hij zich met kracht, en het gebouw stortte in boven de stadsvorsten en boven al het volk, dat daarin was. De doden die hij in zijn sterven gedood heeft, waren talrijker dan die hij in zijn leven gedood had.

59 Wat een droevig gezicht! Het moet een hete namiddag zijn geweest, de zon brandde tijdens dit grote feest en drieduizend Filistijnen keken vanaf de galerijen van het stadion naar beneden toen het paar binnenkwam. Wat leunden ze voorover, deze geëerde krijgsheren en hun dames, met prachtige juwelen behangen, om goed te kunnen zien hoe de jongen deze blinde man leidde! De gangen hadden de hele middag geëchood met dronkemanslawaai terwijl ze feest vierden, (hier is wat mij pijn doet) ze vierden de overwinning van hun visgod Dagon over Jehova's dienstknecht. Wat een schande! Wat een zaak die had plaats gevonden! De man had gefaald. Nee, God had niet gefaald.

60 Wat moet Jehova ervan hebben gedacht toen Hij naar beneden keek en al dit gedoe zag! Een dronken samenscholing van half afgestroopte vrouwen, met mooie juwelen behangen en opgemaakt; hun dronken mannen aan het drinken en feestvieren voor een god, een visgod, een afgod, die de overwinning had behaald op Jehova's dienstknecht.

61 De knaap leidde de strompelende, blinde man naar het midden tussen de palen waar zij stonden, twee ervan, die deze reusachtige, grote, schuinstaande pilaren droegen, of een reusachtig grote ruimte die op deze manier afhelde. En twee hele grote hoge stutten, zoals ik mij kan voorstellen hoe het er uitzag, die de mensen droegen, drieduizend krijgsheren en de notabelen, de hoogst geëerde soldaten, de grootste strijders. Alleen de hoogwaardigheidsbekleders waren hiervoor uitgenodigd omdat het feest was.

62 En tegenover hen bevond zich dit enorme beeld van een vis met eronder een altaar met menselijk bloed als een offer aan deze visgod; een compleet heidens standbeeld dat nimmer kan spreken, horen of ademen. Maar zij, in hun onwetendheid, aanbaden deze god, denkend dat hij hun de overwinning had gegeven; een festiviteit.

63 Hij werd naar deze posten in de vloer geleid waar ze het allemaal konden zien, het belangrijkste evenement stond op het punt aan te vangen. Er waren al veel nummers geweest, misschien zoals ze dat meestal hadden, apen, en ze hadden gladiatoren die zouden duelleren en de gladiatoren zouden zeggen of het slachtoffer dat op de vloer lag moest worden gedood of niet. Ze moesten bloed zien vloeien. En al de evenementen waren geweest en nu kwam het hoofdnummer op. De inleidingen waren voorbij. En het grootste vermaak was om lol te maken over Jehova, lol te maken over onze God, alleen omdat Zijn dienstknecht Hem opzij had gezet.

64 Kijk, Hij is God, dat is waar, maar wij zijn Zijn dienstknechten en wij hebben onze opdracht gekregen om het precies zo uit te voeren als Hij zei dat het uitgevoerd moet worden.

65 Dan zien wij ze in hun dronken, oneerbiedige toestand waarin ze waren en nu waren ze allemaal opgestaan omdat er een grote stilte was, misschien schalde er een trompet. En nu kwam het belangrijkste evenement waarvoor zij feestvierden: Jehova's getuige werd binnengebracht; werd middenin de zaal gezet zodat ze allemaal lol over hem konden maken en de spot met hem drijven.

66 Kijk naar hem, vernederd, gebroken, een symbool van een gevallen gemeente, geestelijk afgestroopt, het moraal gebroken. Wat een voorbeeld is dit van de hedendaagse toestand!

67 Simson, dit was Simson, Simson de geweldige; dus dit was hem, dat geweldige, machtige instrument van God? Wel, ik kan me voorstellen dat veel Filistijnen, deze krijgsheren, daar stonden te kijken; wel, men hoefde zijn naam maar te noemen of het hele land beefde. Zei alleen maar: "Simson", dat was alles wat je hoefde te doen, noem slechts de naam "Simson" en iedereen beefde voor zijn naam, en kijk nu naar hem.

68 Weet u, vroeger was het zo dat men grote eerbied had voor de Naam van de "Here Jezus", de mensen achtten deze hoog. En degenen die deze eerden, konden er boze geesten mee uitdrijven en konden maken dat de natuur hun opdracht gehoorzaamde door Zijn Naam.

69 Maar ik denk dat Simson hier, waarmee ik een vergelijking wil maken, de moderne lokale... of niet lokale, maar de moderne toestand van de hedendaagse kerk is. Het is een volmaakte parallel. De kerk is al lang geleden haar respect verloren; niet omdat God de kerk in de steek heeft gelaten, maar de kerk heeft God in de steek gelaten. Het was niet omdat God Simson in de steek had gelaten, maar Simson had Gòd in de steek gelaten. Terwijl wij in zo'n positie behoorden te staan zoals de gemeente was toen Ananias en Saffira voor de gemeente werden gebracht, maar in plaats daarvan zijn we lang geleden begonnen compromissen te sluiten met de dingen van de wereld en hebben die binnengebracht, zodat het vandaag een groep heilige rollers wordt genoemd, of slechts een gewone andere denominatie, een of andere kerk. Er is geen... Het heeft niet, draagt niet de waardigheid uit die het behoort te hebben.

70 Ik vermoed dat ze daar stonden, waren opgestaan toen het belangrijkste evenement plaatsvond. En laten we ons er gedurende een paar ogenblikken in verplaatsen. En ik kan me voorstellen dat de Filistijnen – veel van deze grote krijgslieden – daar stonden met hun met juwelen behangen vrouwen, met hun armen om hen heen – dat ze een toast uitbrachten op Dagon. "Heil Dagon, gij zijt overwinnaar op Jehova! Wij hebben ze laten zien wat wij kunnen doen. Wij laten deze knaap zien, die zoveel beweerde, dat Hij niets voorstelt."

71 Dat is zo ongeveer de toestand van de hedendaagse kerk. Wij, die de sleutels van het Koninkrijk in onze hand houden, met iedere geestelijke gave die God aan de mens heeft gegeven, liggend in de kerk – wij hebben zolang compromissen gesloten met geloofsbelijdenissen, enzovoort, tot we al de kracht van God eruit gewrongen hebben, totdat het niets meer dan een vereniging is geworden.

72 Zoals onlangs gebeurde toen een Mohammedaan naast onze meest bekendstaande evangelist stond en zei: "Ik zal dertig mensen naar voren brengen die ziek en aangevochten zijn en u geneest er vijftien van en ik zal er vijftien van genezen." En ik zeg dit niet tégen de evangelist, onder geen beding, maar de evangelist vertrok en liet de man staan, zonder een antwoord.

73 Wat een afgang voor onze God, want het Woord is God. En de belofte van het Woord is een belofte van God: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven."

74 En het is bijna weer tot een uitdaging gekomen, of een andere viering, als heidengoden tot de gemeente kunnen spreken en de gemeente staat hulpeloos, verslagen, geestelijk afgestroopt. Nu, er is iets wat dat heeft veroorzaakt, het zijn de zorgen van de wereld die de gemeente zijn binnengekomen, en het is niets meer dan iedere andere vereniging. Dat vinden wij. Ik geloof...

75 Ik weet niet wat ik in dat geval had gedaan. Ik zou moeten wachten om te zien wat God erover zegt. Maar ik geloof dat ik me zou hebben gevoeld zoals de Hebreeënkinderen: "Onze God is in staat ons hier uit te bevrijden! Maar hoe dan ook, wij zullen nooit voor uw afgod buigen, of Hij het nu doet of niet."

76 Maar wij hebben de moed verloren; dat had Simson ook, hij had zijn kracht verloren. De gemeente heeft de invloed van haar getuigenis verloren, dat zij een levend, bewegend lichaam van Christus is. Ze heeft dogma's aanvaard, deze vermengd met hun geloof, totdat het Woord niet meer de voorrang heeft. Zoals Jezus tegen die hulpeloze kerk zei waar Hij naartoe kwam: "U hebt de geboden van God genomen en door uw tradities hebt u ze krachteloos gemaakt; hebt de geboden van God krachteloos gemaakt door uw tradities, door ze weg te verklaren."

77 Enige tijd geleden kwam een fijne man uit een school hier uit New York naar mijn huis en hij zei tegen mij... Het was een Baptistenbroeder en hij zei tegen mij: "Broeder Branham, ik ben een Baptist." En ik liet hem binnenkomen en gaan zitten, hij en nog een broeder. En we spraken een hele tijd. En na een poosje zei hij: "Toen ik een kleine jongen was werd ik in de bediening geroepen." Hij zei: "Mijn dierbare oude moeder stond boven een wasbord te wassen om me naar school te kunnen sturen." En hij zei: "Op de dag dat ik mijn kandidaats letteren en geschiedenis deed en mijn B.A. [Bachelor of Art – Vert] haalde, dacht ik dat Christus daar zeker in zou zijn, maar", zei hij, "dat was Hij niet." Hij zei: "Toen ik mijn doctorsgraad haalde, dacht ik: 'Daar zal Christus in zijn', maar dat was Hij niet. En toen kreeg ik mijn Dr. doctor in de letteren, enzovoort." En hij zei: "Ik heb genoeg graden en eredoctoraten gekregen om uw muren ermee te behangen, maar waar is Christus in dit alles?" Hij zei: "Ik zoek nog steeds naar Hem." Hij zei: "Ik zou u een vraag willen stellen. Hadden de leraars het verkeerd?"

78 Ik zei: "Mijn broeder," (Joods om mee te beginnen), ik zei: "Ik ben niet in de positie, als iemand met zeven jaar basisonderwijs, om te zeggen dat de leraren fout zijn. Dat zou ik niet kunnen zeggen. Ik voel mij niet bekwaam om iemand te veroordelen. Maar ik kan dit wel zeggen, dat ìk Hem heb gevonden en dat Hij dáár niet in was."

79 En hij zei: "Ik hoor dat u een Baptist bent geweest."

     Ik zei: "Dat is waar."

80 En hij zei: "Ik begrijp nu dat u bent overgegaan naar Pinksteren."

81 Ik zei: "Nee. Ik heb alleen de Pinksterzegen ontvangen, zie, niet de Pinksterdenominatie. De Pinksterzegen."

82 En hij zei: "Wel, ik ben in hun samenkomst geweest. En ik heb ze over de stoelen zien springen en een boek door het raam zien gooien." En hij zei: "Dat zou je toch niet het gedrag van de gezegende Heilige Geest kunnen noemen?"

     Ik zei: "Ik ben ook niet in staat God te beoordelen."

83 En hij zei: "Wel, wat zou dat, wat... Wat laat hen dat doen?"

84 Ik zei: "Tijdens mijn reizen vind ik twee klassen mensen. Eén ervan is fundamenteel, positioneel kennen ze de mechaniek, dat ze zonen en dochters in God moeten zijn." En ik zei: "De andere vind ik bij de Pinkstermensen, zij met de doop van de Heilige Geest." Maar ik zei: "De fundamentelen weten positioneel waar zij aan toe zijn, maar ze hebben geen enkel geloof in het Woord. En de Pinkstermensen hebben een heleboel geloof maar weten niet wie zij zijn." En ik zei: "Het is zoals een man die geld op de bank had maar geen cheque kon uitschrijven; en iemand die een cheque kon uitschrijven maar geen geld op de bank had staan. Als je die twee bij elkaar kon krijgen!"

     Hij zei: "Wel, hoe komt het dat ze zo handelen? "

85 Ik zei: "Het is stoom afblazen. Nu denk ik niet dat dat beslist noodzakelijk is, maar ze moeten de stoom ergens laten." En ik zei: "Als ze nu al die stoom zouden nemen en wisten hoe ze dat fundamenteel in het Woord moesten plaatsen, dan zou het grote regime van God beginnen te bewegen."

86 Daar is Satan binnengekomen om er alleen maar mechaniek van te maken en geen dynamiek. Dàt is alleen maar dynamiek en geen mechaniek. Kijk, we moeten dat bij elkaar brengen. We hebben de kracht van de Heilige Geest maar we moeten met het Woord terugkomen om deze machine op te laden. We kunnen hem niet vullen met geloofsleer. Dat zal niet verbranden, het zal de afvoerpijpen verstoppen en het zal niet willen verbranden. Het werd gemaakt voor het Woord van God. "De mens zal niet leven van brood alleen maar van ieder Woord", niet een deel ervan, "ieder Woord dat uit Gods mond voortkomt."

87 Dus hier staan wij, een gemeente die belast is met de laatste opdracht, het laatste wat Jezus tegen Zijn gemeente zei, de laatst gegeven opdracht: "Gaat gij in de gehele wereld en maak discipelen uit alle naties. Wie gelooft en wordt gedoopt zal worden behouden; wie niet gelooft zal worden veroordeeld. En..." En is een voegwoord om uw zin aan elkaar te koppelen. "En deze tekenen zullen degenen volgen die geloven. In Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; zij zullen met nieuwe tongen spreken; als zij slangen opnemen of dodelijke dingen drinken zal het hun geen schade doen; als zij hun handen op de zieken leggen zullen zij herstellen."

88 Waarom zouden wij dus bij een heidense god moeten staan en verslagen worden? Wij, onze kerken, staan opnieuw als Simson, geestelijk afgestroopt, onze moraal gebroken. Onze kerken. Wat is er gebeurd, vroeger waren zij eerbare mannen en vrouwen en vandaag, je – je... het is verschrikkelijk. Laten we nog even doorgaan met enige gedachten hierover de revue te laten passeren. Dus daar stond Simson, en neem me niet kwalijk, hier is hij vandaag opnieuw, opnieuw moreel, geestelijk afgestroopt. En het is ook een symbool van een gevallen natie. Maar wij spreken van een kerk, omdat Simson Gods dienstknecht was – verondersteld werd te zijn – en van de gemeente wordt verondersteld dat zij Gods dienares op aarde is.

89 Er stonden daar vele grote strijders, voor een ogenblik nuchter, terwijl de sterke drank van hun... waarschijnlijk van hun wapens en borstschilden afdroop, met hun armen om hun knappe juwelen dragende koninginnen geslagen, terwijl zij daar op neerzagen en velen keken naar dit schouwspel. Een kleine jongen die deze geweldig grote man vasthield, zonder oogballen in zijn oogkassen; die waren eruit gebrand.

90 Dat is wat de vijand doet. Het eerste wat hij doet als hij een houvast op u krijgt is wat hij bij Simson deed. Hij sluit uw ogen af voor het Evangelielicht. Nu kan hij niet zien, zijn ogen zijn weg. En reeds lang heeft de kerk haar geestelijk gezichtsvermogen verloren, dat Jezus Christus dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer en dat iedere belofte waar is.

91 En zoals ze daar nu staan, geen ogen, een belachelijk gezicht, een schande om daar onderaan de visgod te staan, een gevangene van juíst die natie waarvoor God hem had doen opstaan om te vernietigen.

92 Nu zal ik even gaan thuiskomen. En hier zijn onze Pinkstermensen die vijftig jaar geleden dat vuil van de denominatie hebben verlaten; God heeft ons er uit geroepen om een afgescheiden volk te zijn. En vandaag staan we daar met tientallen verschillende organisaties, en Pinksteren waar ieder de ander bevecht. Juist de zaak waaruit God ons riep om dat te verslaan heeft òns verslagen. Als iemand naar deze denominatie gaat en daar een samenkomst heeft, wil de rest van hen er niet aan meedoen. Slechts af en toe kun je er één vinden. Dat is juist. En denominatie is altijd een vloek geweest in de ogen van God. Nimmer was het dit; nimmer wilde God dit. Nimmer was dat Zijn plan.

93 God kan Zijn programma niet wijzigen. God handelt met individuen. In de dagen van Noach waren er miljoenen, maar Noach was de gezalfde. In de dagen van Elia waren er miljoenen, nimmer waren Eliza en Elia er tegelijkertijd. Zo doorgaande in iedere generatie! Er waren er tweeëneenhalf miljoen in Egypte toen Mozes erheen ging. Ziet u? Er waren er miljoenen in de dagen van Jezus. Zelfs toen de grote profeet Johannes daar stond, die zei, toen hij deze grote Machtige zag aankomen: "Nu moet ik minder worden, mijn werk is voorbij; en Hij zal meerder worden, God..." Hij verwees ze naar het Lam.

94 Maar kijk, dat ging gedurende driehonderd jaar zo door tot aan het Concilie van Nicéa en daarna moesten we een denominatie hebben. Daarna viel dat. En iedere keer als een boodschap voortkomt en zij deze organiseren, sterft ze geestelijk en keert nimmermeer terug. Daarom is het een vervloekte zaak voor de gemeente van God als de mens zich bemoeit met de beweging van de Geest. Altijd.

95 Dan halen ze hen daar weg en nemen seminarie-predikers, en zij hebben contacten met de wereld, enzovoort. Het eerste wat er gebeurt, weet u, is dat ze vrouwen krijgen die handelen als de wereld; de mannen. Weldra, weet u, is er politiek gedoe en bisschoppen en ze willen een pluim op hun hoed en ze hakken en duwen en ruziën en vechten totdat Gods Geest geheel is weg gegriefd.

96 Sommigen herinneren zich dat ze Simson hadden gezien toen de zalving op hem was. Hij stond in een veld met zo'n duizend Filistijnen die om hem heen lagen, met niets in zijn hand dan een oud, brokkelig kaakbeen van een muilezel waarmee hij door drie centimeter dikke helmen van koper had geslagen, hakkend op Filistijnen van de ene kant naar de andere, toen de Geest des Heren op hem was. Velen van hen waren naar de rots gevlucht. En hij stond daar en zei: "Als je ook wat wilt, kom er dan uit!" Sommigen herinnerden zich dat ze dat hadden gezien.

97 Misschien fluisterden er een paar met elkaar die zeiden: "Weet je nog die avond in Gaza dat het gerucht ging dat onze vijand in de stad was? En we riepen het leger bijeen en we vergrendelden de poorten. De poorten die misschien zes of zeven ton wegen, deze grote koperen poorten, waar zeker vier of vijf strijdwagens naast elkaar doorheen kunnen als een leger de stad binnenrijdt. En we gingen daar met het leger staan, met onze speren en zwaarden en zeiden: 'Nu hebben we hem.' En toen we wakker werden! Hij liep gewoon op ze af, schoof ze naar links en rechts, pakte de poort en rukte die af en rukte de andere af en legde die op zijn schouders en liep ermee de berg op en zette hem neer." Dat was toen de Geest des Heren op hem was. Op een dag...

98 Enigen van hen konden zich misschien herinneren dat ze zagen hoe een leeuw naar hem brulde, die hem binnen een seconde zou hebben gedood.

99 Als iemand van u wist hoe snel een leeuw u kan doden! Met één grote slag en een brul, in een oogwenk doden ze een tweeduizend kilo zware gnoe of een buffel; met slechts een van die klauwen breekt hij zo zijn nek of bijt hem zo en hij is er geweest. Hij slaat zelfs niet meer met z'n hoef; zo snel worden ze gedood.

100 En hier wandelt deze man verder en een leeuw brult en hij was hulpeloos, had zelfs geen kaakbeen van een muilezel in z'n hand. Maar de Bijbel zei: "De Geest des Heren kwam op hem" en hij greep de leeuw en scheurde hem uiteen.

101 Maar nu staat hij hulpeloos, al zijn kracht is verdwenen. Nu gebeurt er hetzelfde, de gemeente staat er net zo voor. Waar de gemeente vroeger eenmaal duivelen uitwierp, waar de gemeente vroeger de doden opwekte. Vroeger deed de gemeente de dingen die Jezus deed. Zonde kon niet onder hen blijven, de Heilige Geest kwam binnen en veroordeelde dat. Als iemand iets stiekem had gedaan en tot deze Christelijke groep behoorde, dan openbaarde de Heilige Geest zijn zonde zodra hij binnenkwam. Of hij bekeerde zich of kwam om. Maar ziet u, dàt hebben we niet meer.

102 En dat zullen ze niet meer ontvangen. En als het komt, proberen ze het een "boze geest" te noemen, zodat ze nog meer oordeel zullen gaan ontvangen. Iets moet ze gaan veroordelen.

103 Let op, beroofd van kracht, wat moet er door die man z'n hoofd zijn gegaan? Eens was hij dat soort strijder en nu moet een kleine jongen hem rondleiden. Waarom? Hij is blind. Hij kan niet zien. Hij heeft niets om mee te kunnen zien.

104 God, heb medelijden met ons! De kerk is zo strak georganiseerd en zo ver weg dat de duivel het ogenlicht er uit heeft gestoken, het geestelijk gezichtsvermogen dat dit het Woord van God is. Geen leerstelling, het is het Woord! En God is verplicht om alles wat Hij in deze Bijbel beloofde, voort te brengen. Ze zeggen: "Wij, wij geloven..." U kunt geen geloof omhoog laten komen als het hiermee in tegenstelling is. Als de gezindheid van Christus in u is, dan gelooft u de dingen die Christus schreef, want dit is Christus, het Woord. Maar kijk naar de toestand, kijk naar de overeenkomst, als we dit zien.

105 Wat moet er door zijn hoofd zijn gegaan? Laten we zien wat er door zijn hoofd ging.

106 We zagen wat er door de hoofden van de krijgslieden ging, de vrees die ze eens alleen al bij zijn naam voelden. Ze waren te bevreesd om maar iets te doen. Ze zeiden alleen maar 'Simson', dat was alles en iedereen ging er vandoor. Maar nu staat hij daar ten prooi gevallen aan Dagon, de visgod. Een Jood die afgoden verafschuwde, stond als een gevangene onder een daarvan. Waarom? Omdat hij God in de steek had gelaten. Ongetwijfeld moest Simson die daar stond... Laten we gedurende ongeveer drie of vier minuten zijn gedachten onderzoeken. Hij moet aan zijn overwinningen hebben gedacht die hij had behaald. Daar staat hij met wat hij heeft gedaan. Wat had de Here hem gezegend en wat was hij eens een groot man geweest zolang hij in Gods Koninkrijk was en de belofte van God vasthield!

107 Kijk, hij had gefaald en de belofte losgelaten. Dat is hetzelfde als wat de gemeente heeft gedaan, de beloften terzijde gelegd. "Oh, wel, dat is, wij zullen onze eigen, kleine catechismus schrijven, dit, ziet u." Dit is het, het Woord!

108 Merk nu op dat hij gedacht moet hebben aan al zijn overwinningen. Dit moet door zijn hoofd zijn gegaan en hoe hij Gods volk in de steek had gelaten.

109 Het behoorde een schande voor een prediker te zijn die deze Bijbel zit te lezen en daarna voor zijn mensen staat... De wereld is vol met "Lots". De Bijbel zei dat de zonden van Sodom zijn rechtvaardige ziel kwelden, maar hij had niet de moed op te staan en die zonde te veroordelen. En vandaag zijn er veel mannen...

110 En ik zeg dit met respect, slechts met liefde, alleen maar om de waarheid te vertellen. Misschien ontmoeten wij elkaar nimmermeer.

111 Er zijn veel mannen die dezelfde Bijbel lezen die wij lezen, die in hun kantoor zitten en hun boodschap voorbereiden, die op deze waarheden van God stuiten en ze terzijde moeten leggen. Hij zou bevreesd zijn te prediken tegen vrouwen die hun haar afknippen. Zijn organisatie zou hem er uit zetten. Over het feit dat ze immorele kleding dragen en geestelijk overspel bedrijven. En over de man die op het Kerstfeest een sociaal drankje neemt en uitgaat en wat onschuldig Amerikaans plezier heeft, vuile moppen vertelt maar toch aanblijft in het ambt van diaken. Ze weten dat die dingen verkeerd zijn, maar ze zijn zoals het was in de dagen van Lot. We zijn weer terug op die zondige plaats. Ziet u?

112 Oh, hoe moet Simson er door de Heilige Geest aan herinnerd zijn hoe hij Gods volk in de steek had gelaten en hoe hijzelf God had laten staan. Nu is hijzelf een gevangene van de zaak waarvoor God hem had doen opstaan en kracht had gegeven om deze te vernietigen.

113 En met liefde en met... Ik ben een lid, ik ben er samen met u in; geen lid van een organisatie, God verhoede dat. Maar door genade ben ik een lid van het lichaam van Christus. Ik ben uw broeder. Ik heb geen zelfzuchtige motieven, een motief om persoonlijk iets te bereiken. Ik ben alleen ijverig voor de Here God en ik zeg dit met mijn hele hart. Juist de zaak waar u uit vandaan bent geroepen, daar bent u weer in teruggegaan. Zoals de Bijbel zei: "Zoals de zeug naar haar modderpoel gaat en een hond terugkeert naar zijn uitbraaksel!" En als het braaksel de hond eerst al ziek maakte, zal het hem dan de tweede keer niet zieker maken? En als organisaties en leerstellingen de mensen zo gebonden hebben en God u er uit heeft geroepen om een vrij volk te zijn en u keert zich dan regelrecht om en doet dezelfde zaak, dan zal dat een grotere zonde zijn.

114 Nu lieten ze hem kunstjes doen tot hun vermaak. En zo is het ongeveer geworden, in plaats van de Heilige Geest.

115 Want als iemand opstaat en arrogant wordt, dan is de Heilige Geest aan God verplicht die zaak te stoppen. Ik heb ze weggedragen zien worden uit de samenkomst, verlamd, blind, stom en ze stierven zelfs middenin de samenkomsten en vielen dood neer terwijl zij probeerden het te bestraffen. God in de hemel weet dat dit waar is. Velen van u hier zijn in andere samenkomsten geweest en waren getuige van deze zaak.

116 Er behoort een heilige kracht aanwezig te zijn in de gemeente wat maakt dat demonen wegvluchten. In plaats daarvan is het een voorwerp van bespotting geworden. Wat betekent het? De mechaniek in plaats van de dynamiek.

     Nu staat hij kunstjes te doen.

117 Wat veroorzaakte dit, wat was de oorzaak van Simsons val? Hij liet een vrouw hem weglokken van de belofte van God. Dat is het precies. We weten dat allemaal. Hij had zeven lokken. En toen hij werd geboren was zijn bestemming om een Nazireeër te zijn – een vreemde knaap – voor de Here. Maar u ziet dat hij deze vrouw toeliet hem zo te verlokken dat ze zijn eigenaardigheid kon afscheren.

118 En dat is hetzelfde als wat met de gemeente is gebeurd. U werd geboren als een speciaal volk, een heilige natie, een koninklijk priesterschap. Maar wat is er gebeurd? U hebt de wereld uw eigenaardigheid laten afscheren zodat u één van hen bent geworden. U moest een denominatie hebben, precies zoals zij hadden. Ten eerste moest u de Baptisten of de Methodisten voorbij streven. En nu proberen de Assemblies de Verenigden voorbij te streven en de Verenigden willen het beter doen dan de Assemblies, de Kerk van God overtreft deze en, oh, zo doorgaand en doorgaand, dertig of veertig verschillende organisaties. Kijk, zoals de hond terugkeert naar zijn uitbraaksel, dezelfde zaak.

119 Let op, dezelfde zaak is gebeurd als toen; kijk naar Izebel "de moeder der hoeren" in Openbaring 17. Onthoud dat zij een hoer werd genoemd, dat is een vrouw die immoreel is. En vrouwen worden altijd voorgesteld... De gemeente wordt voorgesteld als een vrouw. Want Christus komt ten eerste voor een bruid. En zij was de "moeder der hoeren". Wat is een immorele vrouw? Welnu, het konden geen mannen zijn omdat zij "hoeren" waren, zie. Het is een vrouw die ontrouw is aan haar man. En zij beweert dat ze de moeder van alle kerken is en dat is ze.

120 En wat maakte haar een hoer? Het is omdat zij geestelijk overspel pleegde. Zij adopteerde leerstellingen in plaats van het Woord van haar Man. In plaats van een waarachtig trouwe gezellin voor haar man te zijn nam ze een ander boek, van leerstellingen. En wat was zij? De moeder van hoeren die dezelfde zaak deden. Nu behoeft u daar geen andere uitleg meer over, zie. U ziet waar het aan toe is. Wat was het? Organisatie, bij het Woord vandaan gaan.

121 Let nu op wat Delila bij Simson deed toen ze hem bleef vleien. "O, je bent een geweldige man. Je bent zo sterk. Maar houd me niet voor de gek, vertel me waar je kracht in ligt." En ze beminde hem en ze gaf hem haar liefde totdat hij tenslotte toegaf. En wat deden ze? In de eerste plaats had ze zijn geheim ontfutseld.

122 Wel, dat is hetzelfde (u lezers en Bijbelstudenten) als wat er gebeurde op het Concilie van Nicéa. De oude tak van Pinksteren wilde bij het Woord blijven. En ze adopteerden een paar heidense ideeën van Constantijn en anderen en brachten... Zoals Achab met Izebel trouwde en afgoderij in Israël binnen bracht, zo verbond de gemeente zich in een huwelijk met Rome en bracht afgoderij binnen, precies weer in de gemeente terug.

123 Nu hebt u een groepje hoeren gekregen op basis van dezelfde principes en kijk wat er nú plaats vindt. Moeder is aan het vleien en ze zal opnieuw al uw rechten van u gaan afscheren. God, help ons, dat wij het nooit zullen opgeven; het is dit Woord of dood! De Raad van kerken, die zich bijeen voegen en samengaan in vriendschap rondom Rome, exact waar de Bijbel over sprak dat ze zouden doen.

124 Het was in 1933 dat de Heilige Geest op een morgen kwam en mij zeven dingen vertelde die zouden plaats vinden voordat deze natie werd vernietigd. Eén ervan is dàt. Het staat daar in de kerk op een oud papier, velen hebben er naar gekeken. Hoe wij in oorlog zouden komen met Hitler en ze zouden... Hoe Duitsland zich zou verschansen en een Maginotlinie zou bouwen, of de Siegfriedlinie geloof ik dat het was, elf jaar voordat er zelfs maar aan werd gedacht. En hoe de auto's steeds meer de vorm van een ei zouden aannemen. En hoe ze de vrouwen het vrouwenkiesrecht zouden geven en met dit te doen zouden ze de verkeerde president kiezen. Vervolgens zou er een vrouw opstaan die de Verenigde Staten zou regeren; niet echt een vrouw maar een kerk. Toen zag ik haar als niets dan as. Het zal gaan gebeuren.

125 Vijf van deze dingen zijn exact, volmaakt vervuld. Hoe Mussolini zou opstaan en naar Ethiopië zou gaan en daarbij ten val zou komen; en hij zou beschaamd staan voor zijn volk, met een vrouw. Vele, vele jaren voordat het precies zo zuiver gebeurde. En het heeft nimmer gefaald en het zal niet falen omdat het ZO SPREEKT DE HERE is. En het is niet in tegenspraak met deze Bijbel. Het moet komen.

126 Nu benadert ze haar dochters met liefde, lokt ze om weer naar huis terug te komen. Met een gebrek aan geestelijk begrip, uitgekleed, is dat een oase voor haar. Ze zeggen: "O, wat een geweldige zaak is dat." Oh! En mannen uit Pinksteren die in de Raad te Rome zaten, stuurden brieven in het rond dat "het de meest geestelijke tijd was die ze ooit hadden meegemaakt." Hoe kan een wederom geboren man zijn geheim prijs geven, het Woord loslaten en dan bij de leerstelling leven? Dat is exact wat Delila vandaag heeft gedaan, het Woord afnemen zodat u bij de leerstelling leeft.

127 Kijk nu naar de verslagenheid vandaag, hoe het behoorde te zijn geweest. Predikers, in plaats van door God geroepen predikers voor onze Pinkstergroep, moet je nu zo ongeveer een doctorstitel hebben voordat je in de preekstoel kunt komen. Ziet u? Dat is juist. Het eerste wat gebeurt is dat je een lidmaatschapskaart nodig hebt. En als je... En nu is het zover in onze grote Pinksterdenominaties dat, voordat ze een zendeling uitzenden, ze hem bij een psychiater moeten brengen om te zien of hij door de geestelijke test heen komt. Wel, dat betreft niet de Presbyterianen, dat is Pinksteren. Zie? Nu, dat is waar. Welnu, ik zou dat niet zeggen als ik het niet kon bewijzen. O, ziet u? Juist. Vertel mij of dat de kwalificatie van een prediker is.

128 In de Bijbel staat nergens dat ze voor enige psychiater moesten komen: "Maar zij wachtten in de stad Jeruzalem totdat ze vervuld werden met kracht van omhoog." Sommigen van hen konden hun naam niet schrijven. Enige dagen later kwam er één door de poort die de Schone werd genoemd en hij was nimmer bij een psychiater geweest. Nimmer bezat hij een lidmaatschapskaart, maar hij zei: "Wat ik heb!" Tot nu toe heb ik nog nooit een lidmaatschapskaart dàt zien voortbrengen.

129 Wat zijn wij? Wij zijn afgestroopt, staan beschaamd in de tegenwoordigheid van de Heilige Geest. Het vervult beslist wat de profeet zei in 2 Timotheüs 3: "Ze zouden trots zijn, hoogmoedig, meer liefhebbers van genot dan liefhebbers van God." Vroeger was het voor onze Pinkstervrouwen verkeerd om in badpakken te gaan zwemmen en gemengd te zwemmen. Dat is het niet meer, ziet u. Nee, nee, het is precies als de wereld, precies hetzelfde. Kijk, al deze dingen zijn werelds. Ze hebben gewoon alles wat in de wereld is naar binnen gebracht en predikers staan op en staan hun vrouwen toe dit te doen. En al deze zaken hebben ze gedaan en deze generatie groeit ermee op en dan komt de volgende er aan. Slechts... Tjonge!

130 Simson stond te denken aan zijn grote overwinningen. Laten we terugzien en kijken naar de grote, vroegere Pinksteroverwinningen. U hoeft niet helemaal terug te gaan tot tweeduizend jaar geleden, kijk slechts vijftig jaar terug. En onthoud dat de Rooms-katholieke kerk de eerste Pinksterkerk was. Ze zeggen dat "de kerk werd geboren, dat de Roomse kerk werd geboren te Nicéa, Rome." Ik wil daar een Schriftplaats voor. De eerste kerk begon helemaal niet te Nicéa, Rome. De eerste kerk begon in Jeruzalem op de Pinksterdag. Oh, een slachtoffer van al de dwalingen! Oh!

131 Toen hij zich dan indacht waar hij zich bevond, toen besefte hij wat er zou gaan gebeuren.

132 Zoals ik zei, misschien zie ik u nooit meer terug. Ik weet het niet. Dit zou mijn laatste boodschap aan u kunnen zijn. Ik zou, als ik... als de Here het toestaat en ik hier volgend jaar terugkom, dan zullen wij niet allemaal hier zijn. Nee. Sommigen van ons zullen zijn heengegaan. En iedere keer moet ik spreken alsof het onze laatste keer is, vanwege dat feit dat het één van ons betreft. Het zou mijn laatste keer kunnen zijn.

133 Wat een toestand, wat een vergissing! En als we alleen maar zouden stoppen zoals Simson deed en er even over nadenken wat wij bij Gods Bijbel verondersteld worden te zijn. Niet een geweldig groot iets, niet een gaan naar, samengaan met de Jansens, maar een nederige, eerbiedige, Geestvervulde, kleine groep mensen. Niet schitterend; gloeiend. Hollywood schittert; het Evangelie gloeit. Kijk, wij willen iets wat uitblinkt, de grootste kerken die we ooit hebben gehad. We zouden beter af zijn als we ergens in een steegje stonden, in een pakhuis, en we de Geest van God weer op ons terug hadden. Dat is waar. Merk op.

134 En terwijl hij daar stond en dit besefte – en zijn haar was weer beginnen te groeien, maar hij kon niet veel doen omdat hij geen ogen meer had. En hij riep: "Here, neem wraak voor mijn ogen. Ze hebben mijn ogen uitgestoken."

135 Dat zijn – vandaag zou ik dit willen zeggen – de leerstellingen! "Ze hebben me naar een seminarie gestuurd. En de roep die in mijn hart was van de levende God, die hebben ze er helemaal uitgestoten met te zeggen: 'Deze dingen waren voor een ander tijdperk.'"

136 "Wreek mijn ogen!" Waar dacht Simson aan? "Misschien bestaat er een mogelijkheid. Jehova is vol liefde en het zou mogelijk zijn dat Hij naar mij wil luisteren."

137 O, ik wenste dat ik vanavond Simson kon doen ontwaken tot dat punt, dat er een mogelijkheid bestaat! Hij is vol liefde, vergeeft de ongerechtigheid van Zijn volk van generatie tot generatie, toont barmhartigheid aan duizenden die Hem liefhebben en Zijn geboden onderhouden.

138 "Er bestaat een mogelijkheid," dacht Simson, "als ik mijn ogen maar kon wreken. Ik kan die dingen niet meer zien. Ze gebeuren niet."

139 We kunnen de grote Heilige Geest in onze grote organisaties niet zien bewegen zoals Hij dat in het begin deed. Het is weggegaan. Kijk, het is daar niet. Ze zijn blind en weten het niet. Jezus zei dat het op die manier zou zijn, dat Laodicéa-gemeentetijdperk. "Rijk," staat er, "ik ben rijk en verrijkt geworden en heb aan niets gebrek." "En gij weet niet dat gij naakt zijt, blind, ellendig en arm en weet dat niet." Ziet u, weten dat niet!

140 Wel, er bestond een leuze in een bepaalde organisatie: "In 1944 een miljoen meer." En hoewel er grote mannen een bediening hadden, kregen ze een miljoen meer wat? Kerkgangers. Dat is juist.

141 Hij wist dat er een mogelijkheid bestond, maar de kwestie vandaag is dat de mensen zich er schijnbaar niet van bewust worden dat er een mogelijkheid bestaat. Ze zijn tevreden om precies in de oude trend door te gaan zoals ze gaan. Kijk, doe dat niet. Geloof God! Heb geloof in Hem.

142 Nu zeggen ze, o, ze zeggen: "Wij zitten goed." Dat is waar. "We klappen in onze handen en van alles, en juichen." Maar u hebt alleen maar zeilen en geen anker. Ziet u?

143 Hoe kunt u in uw handen klappen en juichen en ontkennen dat het Woord de waarheid is? Hoe kunt u in uw handen klappen en juichen en dan zeggen als de Heilige Geest onder u rondgaat: "O, dat is gedachten lezen. Het is iets, waar je niet op moet letten"? Ziet u?

144 We hebben grote vergaderingen, glitter, werelds klatergoud, grote samenkomsten en wat krijgen we? Meer leden. De Pinksterkerk kreeg er drie jaar geleden meer leden bij dan alle overige kerken bij elkaar. Dat stond in Our Sunday Visitor, de Katholieke krant. In de Sunday Visitor stond dat ze dat jaar een miljoen bekeerlingen hadden tot het Katholicisme en er stond: "De Pinksterkerken hadden er anderhalf miljoen." Ja zeker.

145 Allerlei soorten onderwijs, mannen leren spreken in de scholen en zeggen hun redevoering intellectueel op; showfiguren uit Hollywood (excuseer me de uitdrukking), predikend tot een groep zogenaamde Pinkster-kleinkinderen!

146 God heeft geen kleinkinderen. Ze komen binnen. De oude Pinkstervader en moeder met een ervaring brachten u mee naar binnen; en u komt slechts mee naar de kerk en zit daar, bent u dan automatisch van Pinksteren? Hij heeft geen kleinkinderen. Hij heeft alleen zonen en dochters. Er bestaan geen kleinkinderen. U moet dezelfde prijs betalen en dezelfde Heilige Geest krijgen als zij. U behoort een zoon of dochter te zijn, geen kleinzoon of kleindochter. Hij is geen oude suffe, zachte grootvader, die z'n kinderen maar in alles hun gang laat gaan, gezegend zijn hun kleine hartjes. Hij is God, de Eeuwige! Dat is juist, zonen en dochters!

147 We hebben nog steeds de enorme omvang zoals Simson had. Hij stond daar met al zijn kracht. Hij stond daar precies even groot als hij altijd was geweest. En wij staan daar groter dan we waren, maar beroofd van kracht. Simson was nog steeds enorm gespierd, hij had nog steeds ieder lichamelijk onderdeel dat hij eens had, maar de Geest des Heren kwam niet meer op hem. Wij staan miljoenen sterk, sterker dan wij waren, maar waar is de Here? Zoals de engel daar terug in de dagen van Gideon, toen hij zei: "Als daar nog steeds een God is, waar zijn dan Zijn wonderen? Waar zijn de dingen die van Hem worden verwacht? Waar is het dat Hij Zichzelf bewijst dat Hij levend is en dezelfde gisteren, vandaag en voor immer?" Zover is het bij ons gekomen.

148 Merk op, Simson bad goed. Simson bad: "Here, laat mij sterven met de vijand", toen hij besefte wat er om hem heen gebeurde. Zijn ogen waren weg. Zijn kracht was weg. Zijn gemeenschap was weg. Maar er bestond een mogelijkheid dat een gebedssamenkomst het weer kon laten herleven. Ziet u? Toen bad hij goed: "Laat mij sterven met de vijand."

149 U moet sterven met uw vijand. Dat is juist. U moet sterven aan de vijand die u in deze toestand heeft gebracht. Dat is juist.

150 Simson was gewillig om de prijs te betalen om opnieuw de kracht van God op hem te krijgen. Hij zag waarvoor hij geboren was. Niet om een showfiguur te zijn, maar om een dienstknecht te zijn, om zich zo te gedragen dat de kracht van God door hem heen kon vloeien.

151 Wij staan miljoenen sterker dan we waren, maar de kracht... [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... doel.

152 Jezus zei zelfs: "Zoals het was in de dagen van Noach, toen acht zielen werden gered door het water, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen." Dit alles wat u op de straten ziet lopen is kanonnenvoer. Dat is atoomvoer, slechts weggelegd voor het oordeel. Als de opname komt zullen het er uiterst weinig zijn. "Eng is de poort en smal is de weg, slechts weinigen zullen die vinden; want breed is de weg die naar het verderf leidt en velen zullen daarop gaan. Niet iedereen die tot Mij zegt: 'Here, Here', zal daar binnengaan maar degene die de wil Mijns Vaders doet." Dat is degene die binnengaat, zie; niet door het zeggen van 'Here' en hun fijne gebeden en opwekkingen, enzovoort.

153 O, ik hoor iemand zeggen: "Nu wacht eens even, broeder Branham, wij hebben opwekkingen." Klopt. Dat is waar; dat is waar. We hebben opwekkingen en wat hebben we? Het is een denominatie-opwekking om te maken dat we er in de kerk een paar bij krijgen.

154 En we hebben er nog een grote opwekking bij, we brengen alle kerken in één, de Raad van kerken. Ja, zo raakt men de hele tijd verder en verder weg van Gods Woord. Verenigen! "Hoe kunnen er twee tezamen wandelen tenzij zij het eens zijn?" Hoe kunnen we samen wandelen met mensen die zelfs de opstanding van Christus ontkennen? Hoe kunnen we samen wandelen met mensen die zeggen: "De dagen van wonderen zijn voorbij"?

155 U bent een afgescheiden volk door de Heilige Geest. Zie? De wereld wil vandaag, de – de... De wereld van vandaag wil mixers. Ze willen iemand die kan rondgaan en met de wereld kan omgaan en goed met mensen kan omgaan en heel veel leden binnen krijgt en een sociale organisatie heeft. Maar toentertijd zei de Heilige Geest: "Zondert Mij af Paulus!" God is een afscheider, geen mixer. Een afscheider!

156 Hij wist van zijn vervallen kracht, hoewel daar alles stond – de grote autoriteit die hij eerst had – hij stond daar, maar zijn vervallen kracht kon niet voldoen aan de uitdaging van het uur.

157 En de gemeente weet dat ook. De evangelist wist dat toen die Mohammedaan hem uitdaagde. Uw intellectuele kracht kan de uitdaging van het uur niet aan omdat de duivel onder ons is losgelaten met krachten die door niets anders uitgedaagd durven worden dan door de Geest van de Almachtige God, wanneer dit Woord wordt vlees gemaakt. En het zal slechter en slechter worden; voortdurend slechter.

158 Hij wist dat hij niet bekwaam was. Hij kon het niet. En hij wist wat er zou gebeuren als God zijn gebed zou beantwoorden.

159 Ik vraag mij af of wij dat vanavond ook willen? Ik vraag mij af of de Pinksterwereld vanavond gewillig is om diezelfde overeenkomst af te sluiten met God? "Here God, al gooit het mijn denominatie in gruizels, al excommuniceren zij mij uit de raad! Het maakt me niet uit als ze mijn lidmaatschapskaart intrekken en al moet ik op mijn buik liggen om bronwater te drinken en biscuits eten in plaats van rond te rijden in een grote auto met een dik salaris! Het kan met niet schelen wat de prijs is. Dat systeem heeft me bij U weggedreven. Neem me weer terug, Here. Ik geloof Uw Woord. Wreek mijn ogen die zijn uitgestoken. Laat mij ermee sterven. Amen. Laat mij aan mijzelf sterven. Het maakt me niet uit wat ze over me zeggen. Al ben ik bisschop, al was ik dit, dat of wat anders, het maakt me niet uit wat ze zeggen. Breng de kracht van de Heilige Geest terug in mijn leven. Ik ben lang genoeg verblind geweest."

160 O gemeente, bent u daartoe bereid? "Laat mij sterven met de overigen. Laat mijn naam als eerwaarde, doctor of wat het ook mag zijn, vergaan. O God, geef het mij opnieuw, zend opnieuw die glorieuze kracht op mij, die viel op de Pinksterdag; die de uitdaging van dit uur aankan, in het aangezicht van communisme of enige andere zaak die oprijst. Laat mij met hen sterven, Here." Er bestaat een mogelijkheid, weet u.

161 Weet u wat? Bij zo'n belijdenis... De Filistijnen waren te dronken om te bemerken wat hij aan het doen was. Plotseling, toen hij zag dat er een mogelijkheid bestond, richtte hij zijn hoofd omhoog naar de hemel en de tranen stroomden uit de lege oogkassen. Hij begon zijn lippen te bewegen; tranen vielen uit z'n ogen. Ze letten niet op hem. Ze waren te zeer bezig lol over hem te maken. Hij wilde Gods Woord, dat de echte, levende God nog eenmaal op het toneel zou komen. Hij was in gebreke gebleven voor Hem. Hij wist dat hij Hem in de steek had gelaten. Maar hij wilde de levende God zien, levend hier, om aan die Izebelgroep te bewijzen dat Hij nog steeds God was.

162 O, dat zal de stijfheid uit u wegnemen. Als het veroorzaakt dat u zich niet als een filmster gedraagt, als u uw haar lang moet laten groeien en een ouderwetse jurk aantrekken: "Het kan me niet schelen wat het kost; ik zal de weg nemen met de weinige verachten des Heren. Here, toon het opnieuw, laat mij de tegenwoordigheid van God zien bewegen voor deze Izebel!"

163 Hij was zich ervan bewust wat er ging gebeuren als God zijn gebed beantwoordde, maar hij was gereed en in dodelijke ernst.

164 Dat is wat wij moeten doen. Je gereed maken; tot besef komen. Sluit uw ogen, laten uw gevoelens... Verander Gods Woord niet naar u toe; verander uzelf naar Zijn Woord. "Niet mijn wil, maar wat Gij wilt, Here. Niet hoe ik erover denk, het is wat U erover hebt gezegd." Dat is juist.

     Wat riep hij? "Here...!"

165 Hij zei: "Kleine jongen, leg een van mijn handen op deze post, als dat kan." Oh! "Leid mij naar de post die dit ondersteunt, want ik wil mijn handen laten rusten. Ik ben vermoeid. Er is lang genoeg over mij gelachen." Oh!

166 "Ik weet, Here, wat het gaat kosten, maar misschien wilt U het. Er bestaat een mogelijkheid. U bent vol genade. Ik heb U in de steek gelaten, Here." Dat behoorde vanavond de kreet van de kerk te zijn.

     "Kleine jongen, zou je mijn hand op een pilaar willen leggen?"

     "Ja."

     "En mijn hand op de andere pilaar?"

     "Jawel."

     "Zijn mijn handen goed geplaatst?"

     "Ja, ze zijn goed geplaatst."

167 En hij begon te bidden. En hij zei: "Here, wreek mijn ogen." Met andere woorden: "Ik ben fout geweest, maar slechts nog eenmaal, Here, nog eenmaal!"

168 O, als dat toch maar het doel mocht zijn van de Pinksterbeweging vanavond! "Ik ben gewillig te vergeten of ik nu van deze kant ben, of eenheid, tweeheid, drieheid. Ik ben gewillig om al deze wereldse dingen en van alles te vergeten. Nog slechts eenmaal, Here! Neem mij nog eenmaal uit deze leerstelling vandaan en deze zaak waarin ik vastgebonden zit! Nog eenmaal! Laat mij nog eenmaal de verschijning van Jezus Christus zien, dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Nog eenmaal, Here, nog eenmaal!" De gemeente zou dat moeten uitschreeuwen, hoewel ze zijn verblind voor deze dingen, verblind voor hun broeder en zijn idee. Neem slechts Gods idee, dan hoeft u er niet over te argumenteren. "Nog eenmaal, Here, nog eenmaal!"

169 Daar stond dus die geweldig grote gestalte, krachteloos en hulpeloos. Opeens begon hij te voelen dat er iets gebeurde. Iedere vezel van het lichaam werd gevuld met de kracht van God.

170 O, als de gemeente slechts weer daartoe kon komen, vanaf de prediker tot de diaken tot aan de leken, dat iedere vezel en ieder lid van het lichaam zou worden gevuld met de kracht van God!

171 Deze geweldig sterke spieren zwollen op en hij perste ze samen. "Laat mij met hen sterven, Here! Laat mij met hen sterven! U hebt mij verwekt om dit te vernietigen. Maar ik heb mijzelf ermee groot gemaakt; laat mij mezelf ermee vernietigen, mijn reputatie en wat er nog meer is. Laat mij het vernietigen, want ik wil de kracht van God opnieuw zien."

172 Altijd, als de kracht van God binnenkomt, zullen de muren die u om u heen hebt gebouwd, vallen. Uw denominatiemuren zullen instorten en God zal opnieuw worden gekend. Hij is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer.

173 Toen werd iedere vezel met de Heilige Geest gevuld, iedere spier vulde zich, ieder deeltje van zijn lichaam was geheel opgevuld met de Heilige Geest. Dat was Simsons grootste overwinning.

174 O gemeente van de levende God! Ik ga de rest van mijn notities overslaan om nog dit ene te zeggen. Waarom doen wij dat niet? Bent u er klaar voor, Assemblies van God? Bent u bereid, u, Verenigde Kerk? Bent u bereid, Eenheid, Drieëenheid of wat u ook bent? Bent u bereid, gemeente van God? Bent u bereid, alle andere denominaties, om deze nonsens te vergeten en de zaak die u hebt gedaan? Kijk vanavond mensen waar u terecht bent gekomen en in welke toestand u bent.

175 O God, laten we deze muren afbreken. "Nog eenmaal, Here!" Het maakt me niet uit, we zijn aan het einde van de tijd, mensen. Er is niet veel meer over. We kunnen het beter nu maar uitroepen, het uitschreeuwen. "Nog eenmaal, Here, nog eenmaal! Slechts nog ditmaal bij het einde van de wereld, laat Uw kracht iedere vezel die ik heb, vullen. Ik zal me van al deze dingen afscheiden. Lidmaatschapskaarten en bisschoppen en denominaties en van alles, betekenen niets voor mij. Ik wil U, Here, meer dan alles."

176 Laten we daar aan denken terwijl wij onze hoofden een ogenblik buigen. Ik word gedrongen om dit te doen. "Nog eenmaal, Here!" Laat iedereen oprecht zijn, eerbiedig, net zo eerbiedig als u maar kunt zijn. Heb slechts geloof en zeg diep in uw hart: "Nog eenmaal, Here!"

177 Here Jezus, grote Meester van leven, de Herder van de schapen, kom nu naar voren, Here. Deze mensen zijn hongerig. Ze zijn dorstig. Here, jaren heb ik gewenst om dit te zien gebeuren, misschien zal het gebeuren. Nog slechts eenmaal, Here, nog één grote beweging van de Geest! Nog eenmaal, Here, opdat de gemeente het opname-geloof mag ontvangen om in te gaan. Sta het toe, Here. Maak bekend dat U bij ons bent en wij zullen U daarvoor prijzen. In Jezus' Naam vragen wij dit. Amen.

178 Ik weet dat het niet veel woorden zijn; ik weet dat het geen lang gebed was, maar Hij weet mijn motief. Ik meen het. Kan Jezus vanavond onder ons leven? Kan Jezus nog een keer tot ons komen en bewijzen dat Hij dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer zoals ons onderwezen is? Zijn er hier binnen zieken of aangevochtenen of neergedrukten – u moet weten dat er geen gebedskaarten zijn uitgedeeld – we hebben ze gisteravond allemaal genomen, maar u gelooft God, wilt u dan uw hand opsteken en zeggen: "Ik heb een nood, broeder Branham. Ik bid tot God dat Hij tot mij wil spreken"? Steek uw handen op, waar u ook zit. Het is overal.

179 Nu, hier is (Wat?) de genade van God om getuigenis af te leggen of wat ik heb gezegd de waarheid is. Zie? Kijk, een man kan van alles zeggen, maar tenzij God dat bevestigt is het verkeerd. Gelooft u nu.

180 En ik wil dat u gelooft dat ik Zijn dienstknecht ben. Ik wil dat u tegen God zegt... Weet u, toen Hij bij mij kwam, zei Hij: "Als u de mensen ertoe kunt krijgen u te geloven en dan oprecht bent..."

181 En als Jezus nu vanavond hier stond en u was ziek of behoeftig of wat dan ook, dan zou Hij u niet kunnen genezen; Hij heeft dit reeds gedaan. Maar Jezus en het Woord zijn hetzelfde. Hij is het Woord. En Hij zei: "De mens zal leven door dit Woord", niet door een leerstelling. Door het Woord! "En wie in Mij gelooft", geen namaakgeloof, maar geloven in "de werken die Ik doe zal hij ook doen."

182 Hoe kon Hij weten wat er in hun gedachten omging? Hoe deed Hij dat? En zij dachten dat Hij hun gedachten las; en Hij vertelde hun dat Hij hun dat zou vergeven, "Maar wanneer de Heilige Geest dat komt doen, om dáár tegen te spreken, dat zou nimmer worden vergeven." Nu, we zijn daar doorheen gegaan, regelrecht door de Bijbel heen en we hebben gezien dat God, toen Hij Zichzelf bekendmaakte als de Messias, bewees dat Hij de profeet en het Woord was. Want in de Bijbel staat: "Het Woord van God is scherper dan een tweesnijdend zwaard", Hebreeën 4, "en een Onderscheider van de gedachten die in het hart zijn." Dat was de reden waarom zij niets voor Hem konden verbergen. En die dingen... op die manier wisten ze het.

183 Zo wist de vrouw bij de bron dat Hij de Messias was. Ze zei: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent. Wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij ons deze dingen zal vertellen. Dat zal Hij doen."

     Hij zei: "Ik ben het."

184 Ze rende weg en zei tegen de mensen: "Kom, zie een Man die mij vertelde wat ik heb gedaan. Is dat niet de Messias?" En zij geloofden het.

185 Maar op de een of andere manier geloven wij dat niet, blijkbaar wil de wereld het niet geloven. Maar – God rijk in genade – er bestaat een mogelijkheid dat Hij het opnieuw wil doen. Hij moet Zichzelf zodanig als de Messias bekend maken. Hij kan het niet bij de Samaritanen en Joden doen en dan de heidenen overslaan. Het moet worden gedaan, dus bidt u en raak de zoom van Zijn kleed aan.

186 En tot de geestelijkheid: "Hij is nu de Hogepriester die kan worden aangeraakt door het gevoelen van onze zwakheden." Dat is waar; Hebreeën 3.

187 "Nu is Hij de Hogepriester," en dat geloven wij allemaal, "die kan worden aangeraakt door de gevoelens van onze zwakheden. En Hij is dezelfde, gisteren, vandaag en voor immer." Dan is Zijn leven, Zijn daden, Zijn alles, hetzelfde. "Een korte wijl en de wereld", kosmos, de wereldorde, "zal Mij niet meer zien", zij zullen het nimmer zien.

188 Denk aan de Engel die neerkwam in de vorm van een man, die tot Abraham sprak, de eruit geroepen, uitverkoren kerk. Hij ging helemaal niet naar Sodom om daar te doen zoals die andere mannen die daar heengingen en predikten, zoals Billy Graham, enzovoort, vandaag doen, met deze G-r-a-h-a-m opnieuw, zoals A-b-r-a-h-a-m. Ziet u? Elk, merk op, had zijn boodschapper. Ze hebben het vandaag, dezelfde zaak is gekomen. Ging hier naar de eruit geroepen kerk die niet in Babylon was en dáár gebeurde die mysterieuze zaak, toen Hij Sara vertelde wat er fout was, toen zij zich in de tent achter Hem bevond.

189 Ze lachte; en Hij zei: "Waarom lachte Sara, zeggend in haar hart dat deze dingen niet kunnen gebeuren?" En Abraham riep haar bij zich en ze probeerde het te ontkennen. En Hij zei...

190 Kijk, hier is de genade. Hier is – hier is de mogelijkheid. God had haar daar rechtstreeks kunnen doden, maar Hij kon het niet; ze is een deel van Abraham. Hij zou ons kunnen doden vanwege ons ongeloof, maar Hij kan het niet; wij zijn een deel van Christus. Genade houdt ons vast. Ziet u? Maar Hij moet nog steeds Zijn Woord houden.

     Bidt u nu.

191 Ik zie geen persoon in het gebouw die ik echt ken. Maar broeder Pat Tyler die hier aan het eind zit, die ken ik. Maar zover als... En ik denk dat hier broeder Bill Dauch en zijn vrouw zitten. Buiten dat... dat zijn de enige mensen die ik ken; broeder Jozef. En als de Heilige Geest tot hen zou spreken, dan zal ik u er iets over vertellen en het dan weglaten en het u na de dienst vertellen.

192 Maar nog eenmaal, Here, nog eenmaal! "De werken die Ik doe, zult u eveneens doen." Gelooft u nu en kijk of datzelfde licht dat u voortdurend ziet...

193 Wel, toen we klaar waren met de gemeentetijdperken ginds in de Tabernakel, waren er ongeveer evenveel mensen als nu. Er zitten hier op dit moment mensen die aanwezig waren. Diezelfde Vuurkolom kwam precies bij de zijkant van de muur en tekende deze gemeentetijdperken op de manier zoals ik ze op het schoolbord had. Is dat waar? Velen van u waren daar. [Men zegt: "Amen." – Vert] En er vielen mensen flauw en van alles. En ik zei: "Daar is het nu, als er een vraag mocht zijn."

194 Ze hebben er hier een foto van in Washington D.C., met copyright als "het enige bovennatuurlijke Wezen dat ooit werd gefotografeerd". George J. Lacy, het hoofd van de F.B.I. van vingerafdrukdocumenten, onderzocht het, toen dat licht daar was. Hij zei: "Meneer Branham, ik zei dat het psychologie was, ik bezocht uw samenkomsten, maar het mechanische oog van de camera zal geen psychologie oppakken, ziet u." Hij zei: "Het licht trof de lens."

195 Wel, als dat Christus is, die Paulus neerwierp en hij noemde Hem "Here", zie, "wat wilt U dat ik zal doen?" dan zal het leven dat in Hem was in ons worden herhaald. Kijk, Hij is hier bij de er uit geroepen gemeente.

196 En moge het nog eens plaats vinden, Here, dat de mensen mogen zien dat U nog steeds leeft. En U bent niet dood, noch hebt U Uw volk verlaten. Zij zijn hier, maar Here, een organisatie heeft hun de ogen uitgestoken, een Izebel-Delila die hen van het ware Woord naar een geloofsbelijdenis heeft gevoerd. Mogen de muren vallen, Vader. Sta het toe. Nog eenmaal, Here! Zoals ik zei, er zijn er hier velen die ik waarschijnlijk nooit meer zal zien. Maar nog eenmaal, Here, laat Jezus onder ons verschijnen in de vorm van de Heilige Geest; dat Hij het leven in ons mag produceren dat toen in Hem was om Zijn Woord te vervullen.

197 "Hij is de Hogepriester die kan worden aangeraakt door het gevoelen van onze zwakheden." Laten de zieken en aangevochtenen deze Meester aanraken. U bent Diezelfde, Here, die Simon Petrus kon vertellen toen hij onder hen kwam: "Wel, uw naam is Simon; u bent de zoon van Jonas." U bent Diezelfde, Vader; U faalt niet. Precies zoals de kleine vrouw die Zijn kleed aanraakte, zo leeft dezelfde Christus vanavond. Moge het nog eens zo zijn, Here, nog eenmaal! Voor Jezus' zaak vraag ik dit. Amen.

198 Laat nu niemand gaan lopen. Eerbiedig, laten we heel oprecht en eerbiedig zijn. We benaderen deze dingen niet op goed geluk.

199 Het is een belofte van God. De Goddelijke Geest van de levende God beloofde dat in Zijn Woord en dat Woord is leven en Geest. Jezus zei dat het dat was. En Hij en het Woord is hetzelfde en de mens leeft bij dat Woord. Dat Woord leeft in de mens.

200 Nu, als een gave... Nu zal ik u een geheim vertellen bij het weggaan. U bent lieflijk en vriendelijk geweest. Ik heb dit nog niet eerder – zover ik weet – publiekelijk uitgelegd. "Broeder Branham, wat is die gave?" Het is een gave om te weten hoe William Branham uit de weg te krijgen, zodat Jezus Christus door een vat kan leven. Slechts jezelf uit de weg krijgen!

201 Ik ken u niet. Ik weet er niets over, maar Hij wel. Hij is Degene.

202 Heb nu geloof en geloof. Zeg: "Here, die man kent mij niet. En toch hebt U gezegd: 'Een korte wijl en de wereld – Babylon of Sodom – zal Mij niet meer zien. Maar toch zult u Mij zien. U zult Mij zien, want Ik zal met u zijn, de gehele weg tot aan het einde der wereld.'"

203 Het is nog niet tot een einde gekomen. "U zult Mij zien. Gij zult Mij zien want Ik zal met u zijn, zelfs in u." U zult Zijn leven geproduceerd zien worden in de gelovigen.

204 Nu, in de Naam van Jezus Christus, de Zoon van God, neem ik iedere geest hier binnen onder mijn controle voor de glorie van God, opdat de werken van God opnieuw mogen worden bekend gemaakt, als Hij daarin toestemt dat te doen.

205 Ik had dat woord nog niet gesproken of ik keek hier in de hoek en hier... Kunt u dat licht niet zien hangen, precies daar, amber, rond cirkelend? Of is het dat ik in een andere dimensie ben en het mij slechts voorstel in mijn geest?

206 Daar zit een kleine vrouw. Ze is in moeite. Ze lijdt aan een maagkwaal. En ze heeft een operatie gehad voor kanker en de kanker was aan haar borst. Ze haalden de kanker weg, kleine dame. Ja. [De zuster zegt: "Dat is waar." – Vert] Dat is waar.

207 Zodat u het nu zult weten. Ik ken u niet, maar gelooft u dat ik Zijn profeet ben? Ik zeg het openlijk vanavond; ik ga vertrekken. [De samenkomst verheugt zich en zegt: "Amen." – Vert] Gelooft u mij? ["Amen."] Gelooft u dat ons werd beloofd, overeenkomstig Maleachi 4, dat er in de laatste dagen iets zou zijn dat "de harten van de kinderen zou terugvoeren naar de Vader?" ["Amen."]

208 Mevrouw Taylor, dat is uw naam. U kunt naar huis gaan en Jezus Christus maakt u gezond. [De zaal verheugt zich – Vert]

209 Wat denkt u ervan? U hebt ook een operatie ondergaan. Gelooft u? Als u dat met uw gehele hart doet! Uw operatie betrof ook kanker, tumor in de darmen, het gebied van de ingewanden. Maar nu lijdt u aan complicaties. Als u zult geloven, mevrouw Shukwit, met geheel uw hart, dat Jezus Christus u gezond zal maken, dan kunt u hebben wat u vraagt.

     Gelooft u? [De zaal zegt: "Amen." – Vert]

210 Hier, daar achteraan zit een dame, het is een gekleurde dame. Ze lijdt aan iets wat verkeerd is met haar ogen en met haar ledematen, haar benen. Haar naam is mevrouw Washington. Sta op als u wilt. U bent genezen.

211 Wat raakte zij aan? Vraag haar wat zij aanraakte. De nederigheid van die gekleurde vrouw...

212 Tussen twee haakjes, het trof een andere gekleurde vrouw die precies hier aan het eind zit. Zij lijdt aan een hartkwaal. Haar naam is mevrouw Harris. Gelooft u, mevrouw Harris? Uw hartkwaal heeft u verlaten.

213 Wat raakte zij aan? Zij raakte mij nimmer aan. Ze zit achttien meter bij me vandaan. Zij raakte de Hogepriester aan.

214 Hier, hier zit een andere vrouw, toen ik mijn hoofd omdraaide, die precies hier zit. Zij lijdt ook aan een hartkwaal. Mevrouw Carter, sta op, Jezus Christus maakt u gezond.

215 Helemaal achterin, een vrouw met maagzweren. Haar naam is mevrouw P-a-o-l-i. Mevrouw Paoli sta op, Jezus Christus genas u. In orde. Daar bent u er.

216 "Nog eenmaal, Here, nog eenmaal!" Gelooft u Hem? ["Amen."]

217 Laten we opstaan. Laten we onze zonden belijden en bidden: "Nog eenmaal, Here, laat de Heilige Geest op ons vallen!" Hef uw handen omhoog.

218 Here God, wij zijn in verlegenheid gebracht; de wereld lacht ons uit, Here. Help ons vanavond. Laat de Heilige Geest opnieuw komen; op de mensen worden uitgegoten. Moge Hij nu komen, Here. Moge iedere zieke genezen, elke zondaar gered en ieder die zoekende is, gevuld worden. Nog eenmaal, Here, nog eenmaal! Slechts nog eenmaal, Here! Laat de Heilige Geest nog eenmaal onder de mensen vallen!

219 Heft uw harten nu omhoog en roep: "Nog eenmaal, Here!" Allen tezamen: "Nog eenmaal, Here, nog eenmaal!" [De zaal verheugt zich en roept luid: "Nog eenmaal, Here!" – Vert]

220 Nog eenmaal, Here! Laat de Heilige Geest nog eenmaal dit gehoor nemen, de krachten van de vijand verbreken en vul iedere vezel met de doop van de Geest!