Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Drie soorten gelovigen

Door William Marrion Branham

1 Laten we onze hoofden buigen. Met onze hoofden en onze harten gebogen, vraag ik mij af hoe velen er zouden willen dat in gebed aan hen werd gedacht? Wilt u dan even uw hand opsteken en zeggen: "Here, gedenk mij, o Here." Er zijn hier een heleboel gebedsverzoeken, de zakdoeken liggen op de lessenaar.

2 Dierbare hemelse Vader, we zijn hier deze avond opnieuw vergaderd onder dit dak, waar U ons zovele malen hebt ontmoet, en ons Uw liefde hebt getoond, terwijl wij op onze eenvoudige manieren proberen onze liefde en dankbaarheid aan U tot uitdrukking te brengen voor wat U voor ons hebt gedaan. En vanavond komen we opnieuw, Here, als een behoeftig volk, want wij hebben U altijd van node. En zolang we hier op aarde zijn, weten we dat dat ons roepen zal zijn, want we bevinden ons in een strijd. En we zijn... De strijd woedt, en U beloofde het en zei hoe de vijand als een brullende leeuw zou zijn. Hij is losgebroken onder de mensen en we kunnen het overal zien, als een brullende leeuw die verscheurt wat hij maar kan, omdat hij weet dat zijn tijd kort is. Maar wij hebben... wij hebben een Vader Die voor Zijn kleintjes zorgt, en tot U vluchten wij vanavond met onze verzoeken, Here. We bidden dat U ze zult toestaan.

3 En deze zakdoeken die hier liggen, Vader, betekenen dat er ergens in het land zieke mensen zijn die roepen en U van node hebben en in U geloven, die hier hun geloof oefenen door deze zakdoeken op te sturen. God, sta toe dat elk van hen wordt genezen.

4 We zagen Uw machtige kracht, Here, net een paar ogenblikken geleden daar in die kamer een jongen het volmaakte geheugen teruggeven dat verdwenen was. We zien Uw grote kracht keer op keer de ziekten wegnemen en het geheim van het hart openbaren, het tonend aan de mensen om ze weer op het rechte pad te brengen. Wij danken U, Here God, omdat dat boven enig mens uitgaat. Dat gaat uit boven wat ieder van ons zou kunnen weten, hoe U de werkelijke oorzaak kunt openbaren, waardoor het kwam, en hoe het is. Dat bent U, Vader. En wij weten, dat "het Woord het hart doorzoekt, en een onderscheider is van de gedachten en overleggingen des harten", dus danken wij U hiervoor.

5 En nu, Here, geloven wij dat de mensen nu – met hun hoofden gebogen – deze dingen overdenken, en dat het de Heilige Geest is Die tot hen spreekt. En geef dat elk van hun verzoeken mag worden beantwoord. Red vanavond hen die gered kunnen worden, Here. Mogen de verlorenen binnenkomen en gered worden.

6 We zijn zo dankbaar om die geweldig grote stapel natte kleren daar te zien, wetend dat het graf geopend werd; en voor velen van hen werd de zonde van de oude mens begraven. En ik dank U daarvoor, Vader. En mogen zij wandelen in een vernieuwd leven voor de rest van hun dagen. Door Jezus Christus' Naam vragen wij het. Amen.

7 De Here zegene u, geve u het antwoord op de bede die u op uw hart had.

8 Nu, ik geloof dat Billy zei dat broeder Wheeler een kleine baby had. Klopt dat? Heb ik me daarin vergist, om te worden opgedragen of iets dergelijks, of opdragen. [Broeder Neville zegt: "Ik geloof dat er drie of vier baby's waren." – Vert] Goed. Als u ze nu naar voren zou willen brengen, zouden we blij zijn. Als de oudsten naar voren willen komen om de kleinen de handen op te leggen voor de opdrachtdienst... En we zullen proberen het zo kort mogelijk te houden. En we willen dat deze kleintjes bij de Here Jezus zullen komen, als u uw kleine schatten wilt brengen die God u heeft gegeven. We willen altijd ruimte voor hen maken, omdat we niet weten wat de dag van morgen brengen zal.

9 Mijn moeder zei vaak tegen me: "Stel niet uit tot morgen wat heden kan worden gedaan." Dat is juist, want u weet niet wat morgen zal brengen, maar wij weten Wie de toekomst in Zijn hand houdt. Dat is het belangrijkste. Wij weten Wie de toekomst vasthoudt.

10 Broeder Wheeler, de Here God zegene u. En dit is zuster Wheeler. Ik ben beslist verheugd om u te ontmoeten. En ik... het is mijn grote voorrecht om u voor de eerste keer, geloof ik, te ontmoeten. En dit is uw baby. Wat is haar naam? [Zuster Wheeler zegt: "Carlena Rebecca." – Vert] Carlena Rebecca. Wel, wat een knap klein meisje, net zo mooi als ze maar kan zijn. Nu, kleine Carlena Rebecca Wheeler.

11 Broeder Wheeler is een van onze diakenen hier in de kerk, en God heeft hun huwelijk gezegend met deze kleine. Ik geloof dat u nu ongeveer, voor zover ik weet, nog twee dochtertjes hebt, nietwaar? [Broeder Wheeler zegt: "Drie." – Vert] Nog drie meisjes. Het zijn echt fijne dametjes, zoals ik begrijp, en ik bid dus dat God deze Rebecca net zo zal maken als de anderen. Zie? En dan zult u daar allemaal tevreden over zijn, nietwaar? Dat is juist, want het zijn echt lieve kinderen.

12 Ik weet niet of ze het goed vindt dat ik haar vasthoud of niet, maar als ze het niet wil, zullen we handen op haar leggen. Zou je even bij me willen komen, Rebecca? Vind je het goed dat ik je vasthoud? Dat is erg fijn. Wat een knap meisje!

     Laten we nu onze hoofden buigen.

13 Genadige hemelse Vader, terwijl we hier vanavond voor deze diaken staan; en hij bekleedt werkelijk een fijne functie, want een diaken moet onberispelijk worden bevonden, de man van één vrouw, die zijn gezin goed bestuurt. Want als hij zijn gezin niet onder controle kan houden, hoe kan hij dan het huis van God bestieren? En wij danken U, dat deze broeder aan deze vereisten heeft voldaan, en dat we in hem de Geest van God vinden.

14 En hij brengt nu zijn kleine babymeisje hier om opgedragen te worden. U hebt het in hun armen gelegd om haar op te voeden. God, en hoe dankbaar zijn wij, dat we kunnen zeggen dat hun verlangen is dat zij zal zijn zoals haar andere zusjes. Sta het toe, Vader, dat dit zo zal zijn. En mag het kind leven en van grote dienst zijn voor U, Vader. En nu, in de Naam van Jezus Christus, geven we deze baby aan U voor een leven van dienst. Maak haar gezond, sterk; mag zij een lang leven leven totdat Jezus komt, als dat mogelijk is. En verder, Vader, geloven wij dat ze zal worden grootgebracht in de vreze van Christus. En wij geven haar leven aan U voor een leven van dienst. Amen.

15 God zegene je, Rebecca. En God zegene u, broeder Wheeler en zuster Wheeler. De Here zij met u.

16 Hoe gaat het met u? Nu is hier nog een klein meisje met een grote lach op haar gezicht. En wat is haar naam? [De moeder zegt: "Rhonda Renee Coats." – Vert] Rhonda Renee Coats, klopt dat? Bent u misschien familie van Jesse en diegenen, Jesse Coats? ["Nee."] Ik dacht het... Ik ken een paar van de Coats hier in de stad. Ik ken ze heel goed, het zijn al heel lang vrienden van mij geweest.

17 Rhonda, Rhonda Renee. Vraag me af, of je even naar mij toe zou willen komen, Rhonda? Ik zal je meteen weer aan je moeder teruggeven, zodra we je aan de Here Jezus hebben gegeven. Nu, is ze niet lief?

     Laten we nu onze hoofden buigen.

18 Hemelse Vader, terwijl Uw oudste en ik hier vanavond bij elkaar staan in overeenstemming en in harmonie in het Evangelie, brengt deze moeder deze kleine Rhonda Renee naar U om opgedragen te worden. U hebt haar in haar armen gelegd om voor haar te zorgen, en het eerste wat zij kan doen, is om haar terug te geven aan U. Zoals Job van ouds zei dat de Here deze dingen geeft. En wij bidden, God, dat U haar veilig wilt bewaren tot aan het uur dat U haar zult wegnemen. En God, sta toe dat zij een echt christelijk leven zal leven, en een voorbeeld zal zijn voor anderen als zij opgroeit. Zegen haar huis, en mag dat zijn opgedragen aan U, in volle dienst, met oprechte harten. En nu, God, geven wij U kleine Rhonda Renee Coats, in de Naam van Jezus Christus, voor een leven van dienst. Amen.

     Heel lief! God zegene u, zuster.

19 Hoe gaat het met u? [De zuster zegt: "Robert Paul Shammel." – Vert] Robert Paul Shane? ["Shammel."] Shammel.

20 Wel, wat als... En je bent nog zo jong, ik geloof niet dat je dat kunt ontkennen. Lach niet zo naar me. Kijk hier maar naar, als je ergens om wilt lachen. [De samenkomst lacht – Vert] Robert Paul, wat een prachtige naam!

     Laten we onze hoofden buigen.

21 God, zoals dit jonge meisje hier naartoe komt; wat ons betreft, zou het nog maar een kind zijn. En ze geeft haar kleine jongen, o God, als een leven van dienst aan U. Het is de vrucht en het resultaat van hun vereniging. Ik bid, God, terwijl Uw oudste en ik handen leggen op dit knaapje, dat zijn leven aan u zal zijn opgedragen. Sta toe, Vader, als er een morgen is, dat hij deze Boodschap waarnaar zijn ouders luisteren, zal uitdragen, God. Sta het toe. En ik bid dat u hun huis zult zegenen, en mag het kind worden opgevoed in de vreze van God, en dat hij een liefhebbende discipel van U zal zijn. Wij geven hem aan U in de Naam van Jezus Christus, Amen.

22 Wel, het is gewoon een fijne jongen; dat is alles. Beslist. Je had niet om iets kunnen vragen wat nog liever is, nietwaar? Er zou niets liever in de wereld kunnen zijn, dat is waar, dan dat knaapje. Eén en al lach! Niet lief? [De samenkomst lacht en zegt: "Amen." – Vert]

23 Dat is de enige keer dat mijn vrouw mij om mijn werk benijdt: vanwege het vasthouden van die baby's. Ze mag ze graag vasthouden. En dat doe ik ook, maar ik ben altijd bang dat ik ze zal breken. Ze zijn zo, weet u, zo schattig en zien er zo teer uit, maar, weet u, ze zijn in werkelijkheid steviger dan wij zouden zijn.

24 Nu, ik vertelde u dat ik zou eindigen om... wel, ik heb maar vijfendertig minuten. Ik zal voort moeten maken, is het niet? Laat eens zien. Ik heb niet de bedoeling om iets verkeerd te beoordelen of iets verkeerds te zeggen, maar ik zal proberen mijn uiterste best te doen, omdat... Weet u, wanneer we ver gevorderd zijn op de weg, zijn we niet meer zo actief als we vroeger waren, weet u. De kilometers worden soms zwaar, en twee of drie diensten op een dag, wel...

25 En het zijn voornamelijk die visioenen waardoor het komt. Van het prediken heb ik geen last. My, ik kan hier de hele dag staan zonder dat ik er last van heb, maar ik... Maar het komt gewoon door die visioenen, en wanneer mensen voor deze persoonlijke gesprekken komen, want dat is wat ze nodig hebben. Zie? Daarvoor zijn ze hier. Het is iets wat niet kan worden opgelost door enkel de handen op te leggen. De wortel ervan – het begin ervan – moet bekend zijn; de oorzaak ervan, waardoor het kwam, en vervolgens wat ze moeten doen om eruit te komen. Daarvoor zijn ze hier.

26 Nu, de samenkomst begint overmorgen 's avonds... of nee, neemt u me niet kwalijk; het is woensdagavond in Shreveport, Louisiana. En als enigen van u daar vrienden in de buurt hebben, wel, zeg ze dan erheen te komen. De samenkomst begint in de Life Tabernakel, geloof ik, tenzij het komt aan de overkant van de gehoorzaal – als ze dat kunnen krijgen – waar men wat meer zitplaatsen heeft. Maar ze hebben het balkon bovenin, en de grote zaal, en dan nog een zaal eronder. Ik weet dus niet precies hoeveel zitplaatsen ze hebben, maar het is een... Als het al te erg wordt, kunnen we misschien de gehoorzaal krijgen die er vlak tegenover ligt, wat zal... Ik weet van geen van beide hoeveel zitplaatsen ze hebben. Ik heb er diensten gehad, maar ik kan het me niet herinneren. Dit is een jaarlijkse conventie.

27 Drie jaar geleden was ik daar, en we begonnen een opwekkingscampagne in de Naam van de Here, en deze is sindsdien niet opgehouden. Ze gaat voortdurend, elke dag, gewoon constant door; er komen mensen binnen: ze worden gered, gedoopt en gaan zo verder met de Here; predikers en alles komen regelrecht binnen. En we hebben gewoon... Zolang het op die manier blijft doorgaan, en ik hier moet blijven, wil ik ze steeds opzoeken en gewoon mijn paar woordjes zeggen en verdergaan.

28 Nu, dat zal woensdag beginnen en op zondag eindigen. Het ontbijt van de Christen Zakenlieden is... ik ben de naam van dat hotel vergeten. Ik geloof dat het heet... Zij, ze zullen het u vertellen wanneer u daar komt. Het is het ontbijt van de zakenlieden.

29 We hadden daar – tot u zakenlieden hier – de laatste keer een geweldige tijd. De Here redde een rabbi uit de stad, en o, ik weet niet wat er allemaal plaats vond. Het was een geweldige tijd in de Here daar, predikend over het Verbond van het bloed. We hadden dus... Daar weten de Joden van: het is het bloed. "Zonder bloedstorting is er geen vergeving", ziet u.

30 Laten we nu regelrecht naar het Woord toe gaan, en ik zal mijn best doen om mijn woord aan u te houden.

31 En nu, zo de Here wil, zondag na Kerstmis, als u met vakantie bent en u wat rondrijdt en het is niet glad en zo, wel, als u hier dicht in de buurt bent, wel, kom binnenvallen. En we zijn van plan hier een dienst te hebben op zondagmorgen, op een zondag na Kerst. Wat is de datum? [Iemand zegt; "De negenentwintigste." – Vert] Negenentwintigste, de negenentwintigste dag, en dat is de zondag na Kerst, de negenentwintigste dag. Nu, als er iets gebeurt, iets waardoor we niet kunnen, en hier niet kunnen zijn... We hebben geen weet van de toekomst, weet u. Maar als er iets gebeurt, wel, u die buiten de stad woont en hierheen komt, zoals de mensen uit Memphis...

32 Ik zou graag broeder Ungren Hoe groot zijt Gij horen zingen, maar ik weet niet... Is hij hier vanavond?

33 En ik heb altijd zoveel dingen, maar ik kan ze niet allemaal gedaan krijgen; krijg ze niet allemaal gedaan. God zegene u, u mensen.

34 Laten we nu de Schriften opslaan voor slechts een kleine Schriftlezing. Want als mijn woorden falen, deze zullen niet falen. En dan zal God u zegenen omdat u blijft, gewoon vanwege het feit dat u luistert naar Zijn Woord. "Geloof komt door het horen; het horen van het Woord van God." Is dat juist? Nu dacht ik eraan... Terwijl u Johannes het zesde hoofdstuk opslaat, beginnen we vanaf het zestigste vers en lezen tot en met het eenenzeventigste. Johannes 6:60.

35 Nu, ik dacht eraan, toen ik een tijdje geleden uit het raam aan het kijken was naar het ondergaan van de zon, hoe heel de natuur een wet heeft. En wanneer het winter wordt, laat de wet van de natuur automatisch het sap naar beneden de boomwortels in stromen. Zij begraaft.

36 Zoals Job zei: "Och, of Gij mij in het dodenrijk wildet versteken; mij in de geheime plaats verbergen totdat Uw toorn geweken was." En nu, dat is het: "Of Gij mij wildet versteken...!" Kijk, hij zag de natuur, de boom, het leven dat naar beneden de wortels inging; broeder Way. "Om daar te blijven totdat de wraak voorbij is, om me dan op een bepaalde tijd te roepen." Zie?

37 De natuur heeft een wet. Er is een wet van de natuur; het is onmogelijk om die te omzeilen. Het is een natuurwet. En vervolgens is er een wet van de geest, die kunt u evenmin omzeilen.

38 Ik sprak er deze middag met een echtpaar over, dat je niets volledig in het niets kunt doen opgaan. Menselijke wezens kunnen niets volledig vernietigen. Ze kunnen iets kapot maken, maar niet doen ophouden te bestaan. En iemand zei: "Wel, wat dan als je een stuk papier neemt en dat in brand steekt, verdwijnt het daardoor?" O, nee. De hitte van het vuur ontbindt alleen maar de scheikundige stoffen. Het keert regelrecht terug tot de gassen waaruit het in het begin bestond. U kunt niets doen ophouden te bestaan. En als de wereld lang genoeg zou blijven bestaan, zouden diezelfde gassen en chemische stoffen die in dat papier waren, regelrecht weer terug kunnen komen om weer een stuk papier te worden. Zo is het precies. U kunt niets vernietigen. Precies.

39 Dan God. Als er een opstanding is voor alles, die alles weer terug brengt, en geen totale vernietiging, dan is er een opstanding van de rechtvaardigen, ja, en zullen we terug moeten komen. Dat kan niet anders. Er is totaal geen andere mogelijkheid. Het maakt niet uit of u wordt verbrand, of dat u verdrinkt, wat er ook plaats vindt, ze kunnen u niet vernietigen.

40 Bedenk slechts dat elk deeltje van u hier was toen God de wereld tot aanzijn riep. Hij plaatste uw lichaam hier op datzelfde moment. En er is niets wat het kan wegnemen dan God. Het is weer geheel terug in Zijn handen. Zie? En Hij is Diegene, de Schepper, Degene Die de belofte deed; dus zijn we er zeker van dat er eeuwig leven is. En wij hebben nu de verzekerdheid in ons hart dat we nu immer durend leven hebben, eeuwig leven in ons, dat niet kan sterven. Goed.

41 Johannes 6. Laten we nu beginnen bij het zesde hoofdstuk van Johannes, te beginnen bij vers 60:

     Velen dan van Zijn discipelen, dit horende, zeiden: Deze rede is hard; wie kan haar horen?
     Jezus nu, wetende bij Zichzelf, dat Zijn discipelen hierover murmureerden, zeide tot hen: Ergert u dit?
     Wat zou het dan zijn, zo gij de Zoon des mensen zaagt opvaren, waar Hij te voren was?
     De Geest is het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest... (dat is Hij) en zijn leven. (Wat zei Hij? "Ik ben de Waarheid, het Leven...") Zij zijn geest en zijn leven.
     Maar er zijn sommigen van u, die niet geloven. Want Jezus wist van den beginne, wie zij waren, die niet geloofden, en wie hij was, die Hem verraden zou.
     En Hij zeide: Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij dat het hem gegeven zij van Mijn Vader.
     Van toen af gingen velen van Zijn discipelen terug, en wandelden niet meer met Hem. (Harde woorden, zie, hij kon het niet aanvaarden.)
     Jezus dan zeide tot de twaalven: Wilt gij ook niet weggaan?
     Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wie zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens.
     En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. (My!)
     Jezus antwoordde hem: Heb Ik niet u twaalf uitverkoren? En één uit u is een duivel.
     En Hij zeide dit van Judas, Simons zoon, Iskariot; want deze zou Hem verraden, zijnde een van de twaalven.

42 Nu, als ik dit als onderwerp zou willen nemen voor vanavond – en ik doe mijn best om dat half uur uit te buiten – dan zou ik willen spreken over: Drie soorten gelovigen.

43 En ik heb die verklaring dikwijls afgelegd. En ik dacht: "Wel, ik geloof dat ik er maar eens over zal prediken vanmiddag." Dat dacht ik.

44 De eerste zijn gelovigen, schijngelovigen, en ongelovigen. Nu, dat is nogal een onderwerp. Maar, zo zeker als wij hier vanavond zitten, die groep zit altijd bij elkaar. Waar mensen ook bijeen komen, daar vinden we deze groep, en we hebben ze altijd gevonden, en waarschijnlijk zullen we ze altijd hebben tot aan de komst des Heren. En ik wil dat we vanavond naar onszelf kijken als ik over deze drie groepen spreek, en bekijken in welke groep wij ons bevinden.

45 Nu, onthoud, ik spreek hier misschien tot... Deze gemeente is weer volgepakt vanavond; men staat langs de muren en in de paden, maar ik spreek ook voor rondom de wereld. Zie? Deze banden circuleren door alle verschillende delen van de wereld, de bandenbediening.

46 Nu wil ik spreken over de drie verschillende typen van gelovigen. Nu bedenk, gelovigen, mijn onderwerp is gelovigen. Eén ervan is een ware gelovige, en de volgende is een schijngelovige, en de volgende is een ongelovige. Zie?

47 Nu, de eerste groep waarover we graag zouden willen spreken, is de gelovige. Want ik vind dat hij de eerste behoort te zijn omdat hij degene is die werkelijk gelooft, welnu, gelooft zoals de discipelen hier geloven. We zullen deze Schriftlezing als voorbeeld gebruiken. Nu, de eersten zijn gelovigen – waarachtige gelovigen. "En geloof komt door het horen, het horen van het Woord van God", het Woord van God, wat Christus is. Zie, gelovigen!

48 Welnu, hebt u deze geweldige verklaring opgemerkt die deze gelovige aflegde? Nu, een gelovige hoeft geen schrander persoon te zijn op de wijze dat de wereld iemand schrander noemt. Hij hoeft geen bestudeerd persoon te zijn op de manier dat deze mensen proberen te zeggen dat u moet zijn. Dat hoeft u niet. U... Van deze man, Petrus, die deze verklaring aflegde, zei de Bijbel zelf dat hij zowel onwetend als ongeleerd was. Petrus werd niet echt als een intelligent persoon beschouwd.

49 In Jesaja 35 wordt gezegd: "Daar zal een verheven baan en een weg zijn, die de heilige weg zal genaamd worden; de onreine zal er niet doorgaan."

50 Ik sprak vanmiddag met een van de diakenen toen we het hadden over de bruggen die overspannen, en deze nieuwe. Ik zei: "Er zijn tegenwoordig vele overspanningen over watervlakten en moerassen." En ik zei: "Maar er is één grote overspanning die reikt van de aarde tot in de heerlijkheid, ze wordt 'De Koninklijke hoofdweg' genoemd. De onreine zal er niet doorgaan." Zo is het. Het is een weg die gebouwd is door Christus, onze Heer, de overbrugging die is gemaakt van deze aarde naar een ander Land, en de onreine gaat er niet overheen.

51 Petrus, deze ongeletterde persoon van een... stond erbij, want hij had het duidelijk betuigde Woord van die tijd gezien, wat God beloofd had dat er in die dag zou zijn: er zou Iemand onder hen opstaan die een profeet zou zijn. En het was moeilijk voor Simon om dat te geloven omdat er zoveel nabootsingen waren geweest. Maar toen hij het waarachtige, ontvouwde Woord van dat tijdperk zag, en Hem volmaakt Zichzelf hoorde bekendmaken, was hij er grondig van overtuigd Wie Hij was. En hij was degene, die zei: "Here, tot wie zullen wij heengaan?" toen het hem werd gevraagd.

52 Toen de schare zich onderverdeelde in de gelovigen, en ongelovigen, en schijngelovigen, stonden ze daar alle drie in die ene groep mensen: gelovigen, schijngelovigen en ongelovigen. U vindt ze precies hier in dit hoofdstuk. En omdat Jezus de woorden had gesproken op de wijze zoals Hij het had gedaan, viel Zijn samenkomst uiteen. Maar dat moest worden gedaan.

53 Men vond Hem geweldig zo lang Hij de zieken genas, maar toen het aankwam op de leer en de profetie, toen scheidde dat het kaf van het koren. Zie? Het kaf wikkelt zich alleen maar om de tarwe heen. Het is het tarwe niet. Het kan niet worden gebruikt. Er zit niets in; er zit geen leven in. Het is het kaf, en dat kan niet bij de tarwe blijven. Het zal geen erfgenaam zijn met de tarwe. En daarom moet het... We spreken alleen over de korrel, het hart van de tarwekorrel.

54 Let nu op, Petrus was ervan overtuigd dat Dat de Messias was. Het maakte helemaal niet uit wat alle anderen zeiden. Het maakte helemaal niet uit wat de priesters zeiden. Het maakte Simon Petrus niet uit wat de kerk zei. Hij was er zelf van overtuigd.

55 Jezus zei eens tegen hem, toen Hij hem op een bepaalde plaats vroeg: "Wie zeggen de mensen dat Ik ben?"

56 "En sommigen zeiden: 'U bent een profeet.' En sommigen zeiden: 'U bent een van de oude profeten die is opgestaan.' En: 'U bent Mozes', of 'Elia', of zo iemand."

     Hij zei: "Ik vraag het aan u; wat denkt u?"

57 En Petrus antwoordde: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God."

58 Hij zei: "Zalig zijt gij, de zoon van Jonas; Simon, de zoon van Jonas; want vlees en bloed hebben dat nooit aan u geopenbaard. U hebt het nooit uit een boek geleerd, of van een geloofsbelijdenis, of van een catechismus. U... Mijn Vader, Die in de hemel is, heeft dit aan u geopenbaard." Daar heb je een ware gelovige: geestelijke openbaring van het Woord. Zie? En op... "Gij zijt Simon, en op deze rots, van uw openbaring van Wie Ik ben, zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet kunnen overweldigen." Zie?

     Geen wonder dat Simon zei: "Tot wie zullen wij heengaan?"

     Jezus draaide Zich om en zei: "Wilt u ook niet weggaan?"

59 En ze zeiden: "Here, tot wie zouden we, waar zouden we heen moeten gaan? Want Gij alleen hebt de woorden des levens. U bent de Enige."

60 Want niet alleen had Hij de woorden des levens, Hij was het Woord des levens. Kijk, Hij was het Woord des levens, en Simon herkende dit volkomen. En toen hij het herkende, kreeg dat een houvast, omdat aan hem werd geopenbaard dat Hij dat levende Woord was.

61 Nu, dat is een ware gelovige, wanneer de Heilige Geest het doet; niet iemand die door enig persoon is overtuigd of door iets anders. Maar wanneer de Heilige Geest Zelf het Woord aan u heeft geopenbaard, en u ziet het Woord duidelijk gemaakt, betuigd; want de Geest van God komt en gaat dat tijdperk binnen voor het Woord voor dat tijdperk, en manifesteert het.

62 Hoe had een mens weerhouden kunnen worden Luther te geloven als hij dat zou hebben geweten? Luther was een hervormer. De 'geest van de mens' kwam daar voort voor de hervorming. Wesley evenzo. Zij moesten het geloven. Kijk, dat was de Boodschap voor het gemeentetijdperk. Dat was precies wat er gebeurde. Dat was wat er zou plaats vinden. U moest het geloven.

63 En wij zijn hier bij het Laodicéa-tijdperk gekomen. En ons wordt geleerd dat in het Laodicéa-tijdperk Christus uit Zijn gemeente werd gezet, en zelfs op de deur klopte, proberend om weer binnen te komen. Dus wanneer wij dat zien gebeuren, weten we in welk tijdperk we leven.

64 En dan zijn we toe aan het afsluiten van de wereldgeschiedenis. Het boek wordt nu beëindigd. De laatste regel zal er op een dag overheen geschreven worden, en dan zal het gesloten worden, dan zal er geen tijd meer zijn.

65 En er wordt een geweldig toneelstuk in gereedheid gebracht. En engelen staan in de lucht toe te kijken. U weet wat een toneelstuk is. De spelers zijn er klaar voor. U kunt ze zien acteren.

66 U kunt de boze zien handelen. U kunt zien hoe de verrader van het stuk op het toneel komt om te misleiden met zijn sluwheid.

67 Maar u kunt ook de opgenomen gemeente zich gereed zien maken. Het is een geweldig schouwspel. U kunt zien hoe de tegenwoordigheid Gods zich betuigt en maakt dat het geweldige schouwspel dat hier in deze Bijbel is voorzegd, zich ontrolt. Wat een tijd om in te leven, de meest heerlijke tijd! De mensen van alle tijdperken hebben naar deze tijd verlangd. De profeten van vroeger verlangden ernaar dit uur te zien, maar hadden het voorrecht niet.

68 Nu, daar was een gelovige. Want hij zag het. Hij geloofde het. "Wij zijn er volledig van overtuigd dat Gij zijt de Christus, de Messias, het Woord van God voor deze dag, en wij geloven dat." Kijk, dat was een echte gelovige.

69 Laten we heel vlug nog een paar gelovigen nemen voordat we naar het volgende karakter gaan. Laten we de profeet Noach nemen. Hij was misschien wel boer – misschien was hij in die dagen een boer. Maar toen de spotters en religieuze mensen van die dag... De kerk was aan lager wal geraakt, en God sprak tot Noach, en gaf Noach opdracht om een ark te bouwen. Noach ging daar nooit met God over redetwisten. Hij geloofde het, dat dit het Woord van God was, en ging onmiddellijk aan het werk om dingen in gereedheid te brengen.

70 Dat is een werkelijke gelovige. Redetwist er niet over. Wanneer u er volledig van overtuigd bent, blijft u erbij. Zoals één man, één geloof, één manier. "Geloof komt door horen." Als u hier zo kunt staan, ongeacht wat de dokter zegt dat er met u niet in orde is! Misschien heeft de man u de diagnose van het geval gegeven, en waarschijnlijk weet hij precies waarover hij spreekt, voor zover zijn instrumenten en kennis hem in staat zullen stellen er kennis van te hebben, en zegt hij dat er voor u niets anders is overgebleven dan de dood. Maar, je bidt, en je kunt ginds in de toekomst een gezonde man of vrouw zien staan. Ja, dat is het. En dat is het precies. Ze zullen daar precies bij uitkomen, zo zeker als wat, omdat je het gelooft. God heeft het gesproken. Je weet dat het zo is.

71 Zoals de kleine vrouw die het kankergezwel uithoestte, zie. Er was geen twijfel in haar gedachten of dat zou gebeuren. De kanker was dood, en het liet los, en daar ging het weg. Zie? Dat is het. U gelooft het.

72 Zoals die vader zijn zoontje daar een poosje geleden binnenbracht. En hij is hier nu ergens in het gebouw. De jongen maakte een val en verloor zijn geheugen. Hij kon zich niets meer herinneren. Slechts een paar ogenblikken na het gebed vroeg ik hem naar zijn naam, en hij vertelde me hoe oud hij was, en daar was hij, net zo normaal als iedere andere jongen maar zou kunnen zijn. Zie? Zij geloven. En wanneer God iets zegt, moet het zo zijn.

     En Noach geloofde God, en daardoor werd Noach beschouwd als een gelovige .

73 Daniël. Toen de gemeente in gevangenschap was, ginds in Babylon, geloofde Daniël God. En hoezeer ze ook zeiden: "We zullen een proclamatie uitvaardigen. Men zal tot geen andere god bidden dan tot dit beeld daar", van deze heilige man, of wat het ook zou mogen zijn. Daniël besteedde daar geen enkele aandacht aan. Hij had God gehoord, want hij was de profeet en het Woord kwam tot hem. En toen de tempel werd ingewijd, werd er gezegd: "Indien enig mens in moeilijkheden is in enig land, en deze kant op kijkt in de richting van de heilige plaats, en bidt, hoor dan van de hemel." En Daniël geloofde God. Hij was een waarachtige gelovige, en zelfs de leeuwen konden hem niet opeten. En dat is juist, zie, hij was een gelovige. Hij had iets echts en waarachtigs. Hij was een gelovige.

     David, een andere gelovige; een kleine, niet in tel zijnde jongen.

74 Daniël deed niet mee met de moderne kerk; evenmin deed Noach mee met de moderne kerk. Helemaal niet. Zij waren gelovigen in wat God zei dat de Waarheid was. Ongeacht wat de moderne wereld zei, zij geloofden dat wat God zei de Waarheid was. Dat zijn waarachtige gelovigen.

75 Precies hetzelfde deden Petrus en de apostelen, zij geloofden dat Hij het Woord des levens had en het Woord des levens was. Ik geloof vandaag hetzelfde. En elk ander ding dat daar tegenin gaat, is ermee in tegenspraak, het bestaat niet; het is dood. Dit alleen is het Woord des levens, en Christus is het Woord.

76 Nu, David, een rossige knaap. In de eerste plaats was hij waarschijnlijk bij zijn broers de gebeten hond omdat hij een klein ventje was. Hij was niet groot genoeg om een wapenrusting te dragen. Hij kon niet mee ten strijde trekken, want hij was te klein en te mager. En toch kwam hij daar heen als een gelovige.

77 En terwijl hij daarginds in de woestijn zat, de wacht houdend over een paar dozijn schapen die zijn vader hem had gegeven om de wacht over te houden met een slinger, in een land waar leeuwen en beren en wolven enzovoort zijn, begon David te kijken naar de schaduwrijke groene weiden. En hij wist wat het voor een schaap betekende om die schaduw in te gaan, en neer te liggen in de hitte van de zon; wist wat een heerlijke, koele dronk water betekende, zoals hij zei: "Gelijk een hinde naar waterbeken smacht, zo smacht mijn ziel naar U, o God." Zie? Hij had geroepen, gebeden.

78 En op een dag kwam hij in nood: een leeuw greep een van zijn schapen en ging er mee vandoor. Hij dacht: "De God Die mij boven de leeuw stelde...!" Zie? En hij nam de slinger en velde de leeuw met een kleine steen uit de slinger. Nu, als iemand ooit een leeuw heeft gezien, een van die Afrikaanse leeuwen: grote leeuwen met wollige manen rondom hun nek, zoals zij ze daar hebben in Palestina en Azië, zij zouden wel weten wat een van die knapen betekende. Terwijl een groot zwaar 300 Magnum-geweer hem nauwelijks zal vellen, velde hij hem met een steen. En toen de leeuw omhoog kwam om hem te grijpen, pakte hij hem bij de baard en doodde hem. Daarom wist hij waarover hij sprak; hij had een ervaring gehad. Hij had God beproefd op Zijn Woord.

79 En hij was niet bang voor Goliath, omdat hij onbesneden was. Hij was helemaal geen gelovige, en toen kwam Goliath eraan en vervloekte hem in de naam van zijn goden.

80 En Goliath was vele malen groter dan hij; een geweldig grote kerel met vingers van dertig centimeter lang. Nu, de vingers zouden zo lang zijn, zie, vingers van dertig centimeter lang, een krijgsman. En waarschijnlijk woog de maliënkolder die hij droeg, 135 kilo of meer, zie, die hij aan had. Een helm, en een groot... waarschijnlijk was het metaal wel vier centimeter dik. Een dergelijke geweldig grote reus kwam aanlopen met een weversboom waarvan wordt beweerd dat hij ongeveer zes meter lang is. Hij had een speer in zijn hand van zes meter lang. Nu, hoe kon iemand... Zo'n man kon daar gewoon staan en er een dozijn mannen op spietsen en ze zo wegsmijten, terwijl ze eraan kwamen. Wat een tegenstand!

81 En daar stond hij te bluffen en te brallen. Wanneer het schijnt alsof de overmacht... ziet u, hij zei: "Er hoeft geen bloed te vloeien." Zei: "Laat er iemand met mij komen vechten, en als ik dan win, dan dient u allen mij; en dan, als u wint, dan zullen wij u dienen." Kijk, wanneer de duivel denkt dat hij u in zijn macht heeft, zie, dan laat hij graag zijn grootspraak horen. Maar hij ontmoette de verkeerde man. Hij ontmoette de kleinste man in het land, een kleine, rossig uitziende jongen met gebogen schouders.

82 Hij zei: "Bedoelt u mij te vertellen dat u, het leger van de levende God, daar zult blijven staan en die onbesneden Filistijn het leger van de levende God laat uitdagen?" Wel, hij was erdoor geschokt! Waarom? Waarom? Hij was een gelovige. De anderen waren schijngelovigen. Zie? Kijk, hij was een echte gelovige. Hij zei: "Als u bang bent, zal ik hem gaan bevechten." Zie? Wat een uitdaging voor zo'n klein ventje! En omdat hij een gelovige was, deed hij precies datgene waarvan hij wist dat God dit zou doen. Hij was...

83 Toen die onbesneden Filistijn hem vervloekte in de naam van zijn goden, zei hij: "Ben ik een hond, dat daar zo'n klein miezerig kind op me afkomt? Wel", zei hij, "ik zal je op het eind van mijn speer rijgen en ik zal je daar boven in de boom hangen en de vogels je vlees laten oppikken!" O my! O, wat een vreselijke kerel was dat!

84 David zei: "Gij treedt mij tegemoet met een zwaard en een speer, met een wapenrusting. U treedt mij tegemoet in de naam van een Filistijn. Maar ik treed u tegemoet zonder een zwaard of een speer, een wapenrusting, maar ik treed u tegemoet in de Naam van de Here God van Israël."

85 Daar bent u er. Dat is een gelovige. Dat is zijn verberging. Dat is zijn schild. Dat is zijn verdediging. Amen! Dat behoorde de verdediging van de gemeente te zijn. Van elke gelovige is dat zijn verdediging. Ongeacht wat er plaats vindt, wat de wereld zegt, of wie anders ook, uw verdediging is de Here God van Israël. Dat is het. "De Naam van Jezus Christus is een machtige toren; de rechtvaardigen ijlen daarheen en zijn veilig." Dat is onze verdediging, Jezus Christus.

86 Let op, en toen het zover was... we weten wat er gebeurde. David had geen enkele plaats om hem te raken behalve die ene kleine plek waar hij de bescherming over zijn gezicht naar beneden trok. Eén plek om hem te raken was precies hier in zijn voorhoofd. En voordat hij in de buurt van de reus kon komen, richtte God op het dodelijke punt, en hij versloeg de reus. Zie? God deed het. Nu, we merken op dat hij een gelovige was.

87 Nu, een andere gelovige was Abraham, en hij was een Chaldeeër uit de stad Ur. En hij werd geroepen om iets te doen wat... om iets te geloven wat totaal, lichamelijk, volkomen onmogelijk was. "Maar hij heeft aan de belofte Gods niet getwijfeld door ongeloof," zegt Romeinen 4, "maar was sterk, God de eer gevend."

88 Toen Abraham vijfenzeventig jaar was en zijn vrouw vijfenzestig jaar oud... en ze hadden samen geleefd sinds ze jong waren. Zij was zijn halfzuster; een jongeman en een jong meisje. En het was zo, dat ze hadden samengeleefd zonder een enkel kind te krijgen. En God sprak tot Abraham: "Scheidt u af van de ongelovigen." God vraagt altijd om afscheiding. "Scheidt u af van de ongelovigen, en wandel met Mij. En Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld. Ik heb het reeds gedaan."

89 En Abraham geloofde het. Dat is een gelovige. "Hoe zult u het gaan doen, Here?" Hij stelde die vraag nooit. God zei dat Hij het zou doen, en dat stelde het vast.

90 Toen de eerste maand voorbij was gegaan, was Sara nog steeds... Ze was voorbij de menopauze. "Is er iets veranderd?"

     "Helemaal niets."

91 Maar Abraham geloofde het nog steeds. Vijfentwintig jaar later was er nog steeds niets veranderd, maar Abraham geloofde het nog steeds. Dat is een gelovige. Dat is geen schijngelovige; dat is een gelovige. Vijfentwintig jaar later was Abraham sterker dan toen hij begon. "Hij geloofde God, en het werd hem tot gerechtigheid gerekend." Want hij... Dat is de ware gelovige.

92 Nu, over een ogenblikje zal ik u laten onderzoeken om te zien tot welke klasse u behoort.

93 Nu, wat deed Abraham? "Twijfelde niet aan de belofte van God", ondanks de onmogelijkheden.

94 Wat zou een man van vijfenzeventig jaar oud met een vrouw van vijfenzestig jaar oud veroorzaken als ze naar een dokter gingen en zeiden: "Wij willen een afspraak maken voor het ziekenhuis; we zullen een baby krijgen"? Om dan vijfentwintig jaar later te zeggen: "Dokter, houdt u nog steeds die plaats in het ziekenhuis open?" Zie? Zie?

95 Het maakt dat u zich eigenaardig gedraagt. Uw beslissingen zijn vreemd voor de wereld. Maar het is een gelovige, hoe vreemd de zaak er ook uitziet. De Bijbel zei dat "hij er volledig van overtuigd was, dat God in staat was te volvoeren wat Hij had gezegd dat Hij zou doen."

96 Dat behoorde het doel te zijn van elke gelovige deze middag. God is in staat om elk woord te houden wat Hij zei dat Hij zou doen. Het maakt mij niet uit wat de denominaties zeggen; woorden: "Dag van wonderen is voorbij, en dit alles is telepathie en van alles, het is waarzeggerij. Het is..." Het maakt mij niet uit wat ze zeggen. Ik geloof nog steeds. Als dat geweer gericht is op het doel, zal het het doel raken. En ik geloof dat als een gelovige zich richt met het Woord van God, dat het eveneens zal doeltreffen. Als het Woord van God het ooit beloofde, zal het opnieuw gebeuren. Ik ben daar volledig van overtuigd. Want wanneer we zien dat we ons in dit tijdperk bevinden wanneer het wordt verondersteld hier te zijn, dan wordt verondersteld dat het hier is. Van deze dingen wordt verondersteld dat ze plaats vinden.

97 Dat is de reden dat ik geloof, dat wanneer die bruid eruit geroepen en gekozen is, en gezet in het boek des levens, dat er een geluid van de hemel zal komen wat zo'n doop van de Heilige Geest in die bruid zal teweeg brengen, dat het haar van de aarde zal wegnemen in een opnemende genade. God beloofde het. Het maakt me niet uit hoeveel wetenschap er is, en hoeveel astronauten ze hebben opgeleid, en al het andere, en hoeveel miljoenen mijlen ver ze kunnen kijken; dat maakt mij helemaal niets uit. Er is een hemel, en er is daar een letterlijke Jezus Christus, Die zal komen in een lichamelijke vorm om Zijn gemeente thuis te brengen. Ongeacht hoe oud het verhaal schijnt te zijn, het is nog altijd de Waarheid. God heeft het gesproken. Dat is... dat is wat gelovigen geloven.

98 God sprak: "Ik ben de Here Die al uw krankheden geneest. Ik ben God en Ik verander niet." Amen! En God is Woord. En als God niet verandert, hoe zal dan het Woord veranderen? Zie? "Ik ben God, en Ik verander niet." De Schrift zegt dat. God zei het Zelf. En als Hij niet kan veranderen, dan is Hij het Woord. "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God." Het onveranderlijke Woord! "En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond." Amen! Jazeker.

99 God deed de hele tijd lichamen opstaan: Mozes, en Ezechiël, en Jeremia, en Jesaja, en Elia's, steeds maar door, waar Zijn Woord tijdelijk kwam. Maar het volledige Woord werd gemanifesteerd in deze Man Jezus Christus, Die God was in het... God in de volheid van de Godheid lichamelijk. Daar werd Hij vlees gemaakt. Ik geloof dat, elk woord.

     Job, nog een gelovige.

100 Soms worden gelovigen op de proef gesteld. Niet soms, steeds! "Want elke zoon die tot God komt, moet worden gekastijd, beproefd, opgevoed." Denk aan de beproevingen, de stoffige wegen, de hete zon van vervolging; maar de trouw van uw hart bewerkt dat materiaal totdat het gereed is om in de gietvorm te gaan. Gods kinderen worden op correcte wijze gevormd volgens Zijn Woord, want zij zijn levende voorbeelden, en het Woord van God leeft door hen heen. Zie? De beproeving komt om u te schudden, om u helemaal tot op de bodem te brengen, om te zien waar u zult standhouden. Ze beproefden; testen elke zoon die tot God komt.

101 Job ging door de beproevingen en de testen. Zijn kinderen werden weggenomen; al het andere werd weggenomen. De kerkleden kwamen, beschuldigden hem ervan een verborgen zondaar te zijn en probeerden van alles tegen hem in te brengen, maar toch wilde hij nergens naar luisteren. Hij wist dat hij aan Gods eisen had voldaan. Hij wist dat het voor Satan geen zin had om te proberen hem te verzoeken. Hij wist dat het de duivel was. En zolang als Satan hem kon laten geloven dat zijn ziekte door zijn God werd veroorzaakt, had hij Job verslagen. Maar toen Job eenmaal tot die openbaring kwam dat het God niet was! Hij ging slechts door zijn beproevingen heen om hem iets te maken. Het was God niet Die het deed. Het was Satan die het deed.

102 Het is vandaag hetzelfde. Hij zal u proberen te vertellen dat deze beproevingen en zo van uw God komen Die probeert u straf op te leggen. Zo is het niet. O nee. Satan doet dat, en God staat het toe om u te harden; om u te laten zien of u gebonden bent aan deze aarde, door de zorgen van de aarde, of dat uw schat in de hemel is. "Want waar uw schat is, daar bent u eveneens." Zo is het. Uw hart is waar uw schatten zijn.

103 Job, hoewel beproefd, zei toch: "Ik weet dat mijn Verlosser leeft; op het laatst zal Hij op de aarde staan. Hoewel, nadat mijn huidwormen mijn lichaam vernietigen..."

104 Hebt u het opgemerkt? De huidwormen waren al in hem. Uw huidwormen zijn in u. Al ligt u in een verzegelde kist met totaal geen lucht erin of wat ook, de huidwormen zijn er reeds. Ze zijn precies in u, en ze staan elk moment klaar om geroepen te worden hun plicht te doen. Herinnert u zich Caesar? Hij verkankerde midden op straat. De huidwormen aten hem gewoon op straat op, zijn eigen huidwormen. Ze zijn er al klaar voor.

105 "Toch zal ik, nadat mijn huidwormen dit lichaam vernietigen, in mijn vlees God aanschouwen." Amen! U kunt het niet volkomen vernietigen. Hoewel de huidwormen het opeten, toch zal het weer terugkomen. "Die ik zelf aanschouwen zal. Mijn ogen zullen Hem zien en geen vreemde." Hij zei het, Job. Waarom? Hij was een gelovige. In beproevingen was hij een gelovige. In vervolging was hij een gelovige. Hij was een ware gelovige.

106 Jozef – nog een gelovige – hij kon er niets aan doen wat hij was. Hij was een profeet; God had hem een profeet gemaakt. Hij wilde niet anders zijn dan zijn broeders, maar hij was anders. God maakte hem wat hij was. Niemand anders kon zijn plaats innemen.

107 Niemand kan uw plaats innemen, ongeacht hoe gering. U zegt: "Ik ben maar een huisvrouw." Niemand kan uw plaats innemen. God, in Zijn groot bestel, heeft het lichaam van Christus zo op orde gezet, dat er niemand is die uw plaats kan innemen. Wat zou ik graag Billy Grahams plaats innemen (ieder van ons voorgangers), maar we kunnen het niet. Maar bedenk slechts dat Billy onze plaats niet kan innemen. Kijk, we hebben allemaal een plaats. Sommigen van ons zijn evangelist, sommigen profeet, sommigen leraar, sommigen herder; wat we ook maar zijn; sommigen huisvrouw, sommigen monteur, sommigen boer, wat het ook is; God heeft u op uw plaats gezet. Zie?

108 Jozef was een profeet. Hij kon het niet helpen dat hij dromen kon uitleggen. Hij kon het niet helpen dat hij visioenen zag. Kijk hoe getrouw hij was. Het maakte niet uit of het zijn gemeenschap met zijn broeders kostte, hij was trouw omdat hij die dromen geloofde. Hij geloofde dat de droom die hij had gehad zou komen te geschieden, dat ze allen – de schoven – voor hem zouden buigen. Het gebeurde omdat hij het geloofde. Hij was een ware gelovige. Hoe...

109 Ik heb nog vijf minuten en tien bladzijden, let nu op, merk op, van Schriftplaatsen die ik hier heb opgeschreven. De vrouw...

110 Nathanaël; hij was een gelovige. Is dat juist? Toen Nathanaël zag wat er plaats vond... Het deed hem iets toen Jezus hem vertelde wie hij was, en zei dat hij een echte Israëliet was, en dat er in hem geen bedrog was, en hem vertelde waar hij de vorige dag was, biddend onder een boom. Hij zag hem, toen Filippus hem riep. Hij was een gelovige.

111 Er waren er velen die daar stonden en zeiden: "Dit is de geest van de duivel. De duivel doet gebedsgenezing." Die oude duivel is vandaag nog steeds niet dood. Ze geloven dat de duivel aan gebedsgenezing doet.

112 Jezus zei: "Indien Satan Satan kan uitdrijven, dan is zijn koninkrijk verdeeld; en een koninkrijk kan niet standhouden." Zie? Satan zei in het... Hij kan het niet. Dus Satan kan Satan niet uitwerpen.

113 Nathanaël was dus een gelovige. En toen hij zag dat het Woord vlees was geworden, betuigde hij dat hij een gelovige was; hij zei: "Rabbi, Gij zijt de Christus. Gij zijt de Koning van Israël." Hij geloofde het.

114 Toen de vrouw bij de bron het zag, geloofde zij het. Zij is een gelovige.

     Toen blinde Bar-Timeüs... Toen er een vrouw langs kwam...

115 Iedereen schreeuwde en ging tekeer. Enigen van hen zeiden: "Daar is een heel... Ik hoor dat U de doden opwekt. Er ligt hier verderop een hele begraafplaats vol van; kom en wek ze op! Laat ons zien dat U het doet." Kijk, dat is diezelfde duivel die zei: "Indien Gij Gods Zoon zijt, beveel dan deze stenen dat ze brood worden." Diezelfde deed een doek over Zijn gelaat, sloeg Hem op het hoofd en zei... ze gaven de stok aan elkaar door, zeiden: "Nu, als U ons zult vertellen wie U sloeg, dan zullen we U geloven." Die soldaten, zie, die de gek met Hem staken. Het leek erop of Hij aan de verliezende hand was.

116 Maar herinner u slechts, God is altijd op het toneel. Zie? Hij staat daar op elk moment gereed.

117 Nu, Jezus zei: "Ik zou tot Mijn Vader kunnen spreken en Hij zou Mij ogenblikkelijk twaalf legioenen engelen sturen." O, wat zou één engel doen? Maar, ziet u, Hij zou twaalf legioenen engelen kunnen zenden enkel op Zijn bevel. Maar Hij had een werk te doen. Hij moest iets doen. Hij moest dat doormaken.

118 U hebt iets te doen. God heeft iets voor u om te doen. U hebt misschien wat hartzeer en wat moeilijkheden; u mag wat teleurstellingen hebben, maar gaan we bidden om aan ze te ontkomen? Nee. "Here, breng mij er doorheen, wat ze ook mogen zijn. Wat het ook is, laat mij ze niet uit de weg gaan. Als ze voor mij worden geplaatst, geef me dan slechts genade om daar doorheen te komen. Dat is alles."

119 Nu, let op blinde Bar-Timeüs, hij wist dat. Aan hen was verteld: "Dit is die Profeet van Galilea. Hij is de Zoon van David. Wij geloven het." Enigen van de gelovigen moeten hem dat hebben verteld. "Wij gelovigen weten dat Hij de... die Zoon van David is."

120 En hij wist dat, als Hij dat was, Hij het Woord was. En als hij wist dat Hij het Woord was, dan wist hij dat Hij de gedachten des harten kon onderscheiden, daarom schreeuwde hij: "Gij Zone Davids, heb medelijden met mij!" De ongelovigen schreeuwden dit en dat – de kerkleden. Dat weerhield blinde Bar-Timeüs niet in het minst. Hij zei: "O, Jezus, Gij Zoon van David, heb medelijden met mij!"

121 Misschien kon Hij hem niet horen, maar Hij wist dat hij riep, en Hij stopte en draaide Zich om. Daar was een gelovige. Hij zei: "Uw geloof heeft u behouden." Amen.

122 Hij zei dat tegen de vrouw met de bloedvloeiing; hetzelfde: "Uw geloof!"

123 Want zij had in haar hart gezegd: "Als ik Zijn kleed kan aanraken, zal ik gezond worden."

     "Uw geloof heeft u behouden." Kijk, zij was een gelovige.

124 Dat is hetzelfde wat William Dauch redde die daar zit, die onlangs een volledige hartverlamming en een hartaanval had – een man van eenennegentig jaar oud. "Uw geloof heeft u behouden." Waarom? Hij is een gelovige.

125 Eerwaarde Tom Kidd hier, die praktisch in zijn... die nu een heel eind op weg is naar de negentig, vermoed ik, of er dichtbij. En toen hij negenenzeventig jaar oud was, brachten ze hem naar het ziekenhuis met een kankergezwel aan de prostaat. De dokter zei dat hij geen kans maakte.

126 Maar toen wij die morgen naar binnen liepen en die kleine patriarch daar zagen zitten met zijn shawl over zijn schouders, tikkend met een kleine wandelstok... Hij was bijna buiten zichzelf. Hij zei tegen een oude vrouw die daar zat... hij noemde haar grootmoeder; kende haar, iemand die gedurende jaren lid van zijn kerk was geweest. Zei: "U ziet er zo wit uit als sneeuw", niet bij zijn volle verstand.

127 Toen echter de kracht van God de kamer beroerde! Hij leeft vanavond. Dat is vier jaar geleden. Een man van bijna tachtig jaar oud, en hier zit hij vanavond: volmaakt gezond en wel, genezen van de kanker. Kijk, geen schijngelovige, een gelovige! Dat is het; geloof! Hij neemt God op Zijn Woord.

128 Precies zoals het met blinde Bar-Timeüs was. Blind, maar toch wist hij, als hij de aandacht van Jezus Christus kon trekken, dat hij zou ontvangen wat hij van node had.

129 De vrouw wist dat, als ze Zijn kleed zou kunnen aanraken, ze zou ontvangen wat ze van node had.

130 Tom wist – hij had geloof – dat als ik voor hem zou bidden, hij zou ontvangen wat hij van node had.

131 Is dat niet hetzelfde geloof waardoor Martha zei: "Ook nu weet ik, Here, dat God U geven zal al wat Gij van God begeert. Mijn broeder ligt ginds al vier dagen dood in het graf, maar vraagt Gij God slechts, en God zal het voor U doen"?

     Zei: "Uw broeder zal weer opstaan."

132 En ze zei: "Ja, Here, in de laatste dagen, bij de opstanding, zal hij opstaan. Hij was een goede jongen."

     Hij zei: "Maar Ik ben die Opstanding en het Leven!"

     "Ja, Here, dat geloof ik ook."

     "Waar heb je hem gegraven?" Dat is het. Het is voorbij. Jazeker.

133 De koningin van het Zuiden kwam op in die generatie van ongelovigen (zo is het) en stond daar en geloofde dat wat zij zag van God was. De Bijbel zei dat "zij zou opstaan in de laatste dag met die generatie en haar veroordelen, omdat zij kwam van het uiterste van de wereld om de wijsheid van Salomo te horen."

134 Mozes was een gelovige, hoewel hij het op de intellectuele manier probeerde. Hij probeerde elke methode die hij kende, maar het wilde niet werken. Hij probeerde Israël eruit te halen, wetend dat hij geroepen was om het te doen. Hij probeerde het op de wiskundige manier. Hij probeerde het op de militaire manier. Hij probeerde het op de manier van een goede opleiding. Hij probeerde het op elke manier, maar het wilde niet werken. Maar toen nam hij Gods manier.

135 Wat gebeurde er? Op een dag was daar een vuur op een struik dat niet weg wilde gaan. Van daaruit sprak het Woord tot hem en zei: "IK BEN." Niet "Ik was", of "Ik zal zijn". "IK BEN". En Hij is nog steeds de "IK BEN". Hij is het Woord, het eeuwige, immer durende Woord.

136 Mozes twijfelde niet. Hoewel de moeilijkheden tegen hem waren, de hele natuur tegen hem was, alles tegen hem was, toch ging hij erheen met een kromme stok in zijn hand en nam het hele land over, verdronk het ginds in de Rode Zee, en nam Israël mee naar het beloofde land. Waarom? Hij geloofde God. Precies. Hij had een...

137 Dat is de gelovige. We zouden daarbij kunnen blijven... Nu, ik heb mijn half uur stilgestaan bij de gelovigen.

138 Er zijn nog twee klassen. We zullen ze vlug doornemen, omdat ze hoe dan ook niet van belang zijn. Nee.

139 Dan, ten tweede, komt hier nu de ongelovige. Laten we vervolgens over de ongelovige spreken. Wat doet de ongelovige?

140 We zien dat de gelovige (wat?) het Woord aanvaardt; elk ras, elke generatie; helemaal vanaf Noach, helemaal verder door. We zouden zes maanden lang opwekkingsdiensten kunnen houden over dat onderwerp, de karakters naar voren brengend. Zij geloven. De gelovige betwijfelt het niet. De gelovige gelooft het, ongeacht hoe het klinkt of wat iemand anders erover te zeggen heeft, hoe onmogelijk het schijnt te zijn.

141 De gelovige gelooft het, gelooft wat? Het Woord. Niet de geloofsbelijdenis; het Woord! Niet de denominatie; het Woord! Niet wat iemand anders zegt; wat het Woord zegt! Nu onthoud, dat is de gelovige. De gelovige betwijfelt het niet. De gelovige zegt niet: "Hoe is dat mogelijk? Als iemand het me maar kan uitleggen!" Dat is de ongelovige. Uh-huh. Het is de gelovige voor wie het niet uitmaakt hoe het is, "Als het het Woord is, dan is het het Woord! Dat is waar." Dat is de gelovige.

142 Nu de ongelovige. We zullen nu zien wat de... We zullen de ongelovigen nemen. We ontdekken dat ze het goed deden zo lang ze op de rug werden geklopt en discipelen werden genoemd. Zo lang alles fijn ging, ging het goed met hen. Maar toen deze Profeet, van Wie zij geloofden dat Hij een profeet was – en dat wisten – Die de zieken kon genezen enzovoort, toen Hij wat deed Hij? Toen de werkelijke Waarheid en de berisping kwamen, in tegenspraak met wat zij geloofden, toen konden zij het Woord niet aannemen.

143 Zij konden de wonderen aanvaarden, en zij deden ze zelf. Zij gingen uit en wierpen duivelen uit, predikten het Woord, maar nochtans ongelovigen. In Mattheüs 10 zond Hij hen uit, twee aan twee – de zeventig – en zij wierpen duivelen uit, in zo'n mate dat Jezus Zich verheugde en zei: "Ik zag Satan als bliksem uit de hemel vallen." Kijk, zij wierpen duivelen uit; Judas was precies onder hen. Hier komen de ongelovigen.

144 Maar zodra Jezus begon te zeggen dat Hij iets was, dat Hij "de Opstanding" was, dat Hij "het Leven" was... "Wat dan, indien gij de Zoon des mensen daarheen zaagt opvaren waar Hij tevoren was?"

145 "Nu, deze Man probeert te vertellen dat Hij uit de hemel komt. Dat wordt ons teveel! Dat kunnen we niet geloven."

146 Hij zei: "Wat is het? Het vlees waarover u spreekt, doet geen nut. Het is de Geest Die levend maakt."

147 Daar hebt u het. De Geest maakt het Woord levend. Het is de Geest, niet de geloofsbelijdenis. De Geest – van de Heilige Geest – brengt het Woord voor u tot leven, en het wordt levend, en dan hebt u het: u ziet het. Door geloof ziet u het. U weet dat het zo is omdat het Woord het heeft gezegd, en de Geest brengt het Woord voor u tot leven. Daar hebt u het.

148 Nu, Hij zei: "Wat zal..." En zodra we dit deden, ontdekten we dat de ongelovigen – wanneer je iets zegt waar ze het niet mee eens zijn – bij je weglopen. "Ik wil het gewoon niet!" O, dat begint zo'n vaste vorm aan te nemen in de wereld vandaag. Begin gewoon iets te zeggen...

149 Ze komen binnen. Ik merk in samenkomsten dat ze binnenkomen, grote groepen mensen, en je gaat staan en begint iets te zeggen. Nu, zolang... En hij zal daar zitten te kijken, gewoon wachtend. En zodra je zegt: "Nu, Jezus Christus betuigde Zichzelf als de Messias omdat Hij een Profeet was", dan is de maat al vol, en daar gaat het. Iemand... en daar gaan ze. Wat is het? Ongelovigen!

150 Nu zegt u: "Dat verzint u." Dat doe ik niet. Ik zeg helemaal precies wat de Bijbel hier zegt.

151 Zij waren ongelovigen, en ze liepen eruit. Hoewel zij discipelen waren, maar het was in tegenspraak met wat... Ze zeiden: "Dit, wie zou zoiets dergelijks kunnen geloven?" Zie? Zij waren Farizeeën en Sadduceeën die eruit waren gekomen, zich erbij voegden en met Hem samengingen.

152 Omdat, zie, wanneer het... wanneer het bovennatuurlijke ten toon wordt gespreid, brengt het drie verschillende soorten voort. Het gebeurde ook in Egypte. Het bracht de ongelovige, de gelovige, en schijngelovige voort. Het bracht alle drie klassen voort. Ik heb het hier opgeschreven om er op in te gaan en in de loop van de avond uit te leggen hoe het zit. Overal vindt u ze, ziet u deze drie. U vindt ze altijd, zie, op die wijze.

153 Bezie nu deze zeventig, zij liepen weg omdat het niet overeenstemde met wat zij geloofden dat juist was.

154 We hebben geen gedachten die bij ons opkomen. Het is wat Hij heeft gezegd! U verloochent uw eigen denken. U zegt slechts wat Hij zegt. Dat is een werkelijke belijdenis. Belijdenis betekent 'hetzelfde zeggen'. Als ik belijd dat een bepaald iets heeft plaatsgevonden, dan vertel ik precies datgene wat heeft plaatsgevonden. Dat is een werkelijke belijdenis. "En Hij is de Hogepriester van onze belijdenis." Zie? Door hetzelfde te zeggen wat God zei, zie, maakt dat dat het goed is, omdat u gewoon Gods Woord herhaalt.

155 Nu, let op, de zeventig gingen weg. Wat deden zij? En zij... ze gingen alleen weg omdat ze het er niet mee eens waren. Hun... hun wijsheid, hun... hun binding die ze met de kerk hadden, was te sterk. Dat was teveel voor hen, om te bedenken dat deze Man Die hier stond, waarvan de... Alle overige mensen geloofden dat Hij op onwettige wijze geboren was. "Hij had het recht niet om Zichzelf God te noemen. En Hij was slechts een mens." Zeiden: "Wij stenigen U niet voor een goed werk dat U verricht, maar wij stenigen U omdat U, die een mens bent, Zichzelf God maakt."

156 En het Woord zei dat Hij God was. "Zijn Naam zal genoemd worden: Raadsman, Vredevorst, de Sterke God, de Eeuwige Vader." Precies hun Schriftgedeelten die zij lazen!

157 En op dezelfde dag dat zij de Psalm zongen – de tweeëntwintigste Psalm – "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Al Mijn beenderen staren naar Mij. Niet één been zal gebroken worden..." Hetzelfde lied dat zij herhaalden in de tempel: daar hing het Offer en riep dezelfde woorden uit die David achthonderd jaar tevoren gesproken had, maar ze waren te blind om het te zien.

158 En vandaag is dezelfde God Die over dit tijdperk sprak op het toneel om precies te doen wat Hij zei dat Hij zou doen, maar ze zijn te blind om het te zien. Dat zijn ongelovigen. Ze lopen eruit en zeggen: "O, dergelijk spul kan ik niet geloven. Daar heb ik nog nooit in mijn leven van gehoord!" Het doet er niet toe wat u hebt gehoord. De Bijbel zei dat het hier zou zijn, en het is Zijn Woord.

159 Zij hadden er destijds evenmin van gehoord, maar het was daar evengoed. Zie? Zo is het. Zij waren ongelovigen.

160 Net als Eva; zij was natuurlijk erg religieus, maar ze geloofde het waarachtige Woord niet. En ze moest voor zichzelf een religie maken, daarom hechtte ze een paar vijgenbladeren, zie, maar dat zou niet werken. Religie betekent 'een bedekking'.

161 Kaïn deed hetzelfde. Kaïn kon niet geloven dat dat juist was. Hij zei: "God is heilig; God is zuiver; en God is mooi. Daarom zal ik wat bloemen halen, en ik zal wat van de bloemen nemen en ik zal een fijn, groot altaar maken, en ik zal mijn eerbied voor Hem tonen. Ik zal er voor gaan staan, en ik zal me voor Hem neerbuigen en die God aanbidden. En ik zal bloemen op het altaar leggen omdat, weet je, mijn vader en moeder een paar appels (wat fruit) in de hof van Eden aten, en dat is de zaak die mij erbuiten zette. En dit zal mij er naar terug brengen, want ik zal het mooi maken. God kan mijn grote kathedraal gewoon niet afwijzen, want ik ben een veel te grote kathedraal! Ik zal hem zo mooi maken dat het Gods aandacht zal trekken." Satan is degene die in schoonheid woont. Dat is precies wat de Schrift zegt.

162 Daarom is een knappe vrouw soms een lokaas voor Satan. Als hij slechts vat op haar kan krijgen, dan kan hij daarmee meer mannen de hel in slingeren dan hij zou kunnen met al de dranklokalen in het land. Zo is het. Zie? Of met de een of andere geweldig knappe man die niet zou kunnen standhouden in waarachtige mannelijkheid. Zie? Daarmee kan hij die vrouwen aan de duivel overleveren en hen naar de hel zenden. Jazeker.

163 Let op, Satan woont in schoonheid. Wat probeerde hij in het begin te doen? Een mooier koninkrijk te maken dan dat van Michaël. Hij vertrok naar het noorden en nam twee-derde van de engelen met zich mee.

164 Ziet u dan wiens zoon dat was, die die natuur in zich had? Satans zoon. Dat was hij zeker. Nu, hij bouwde het altaar en hij knielde neer en hij aanbad. Hij deed alle dingen die (Kaïn) Abel deed.

165 Maar Abel wist dat het dat niet was. Hij... Het was bloed wat hen eruit had gehaald. Hij wist dat dat het was. Het was de seks; bloed. Daarom nam hij een klein dier en offerde het op een steen, en hakte zijn hals kapot.

166 Let op Kaïn, hij... God vertelde hem, Hij zei: "Waarom aanbid je niet zoals je broeder? Dan zul je het goed doen. Je zult het goed doen als je dat zult doen." Maar nee, hij wist het veel beter. Kijk, hij verwierp het oorspronkelijke, een betuigd woord. Als dat zijn kinderen niet zijn vandaag! Zie?

167 Nu kijk, "God had het betuigd", zegt de Bijbel. In Hebreeën het vierde hoofdstuk, of het elfde hoofdstuk staat: "God gaf getuigenis van zijn gave dat hij rechtvaardig was." God betuigde zijn offerande. God bevestigde dat dit was wat Hij aannam; dat was Zijn Woord, Zijn plan.

168 En Hij zei tegen Kaïn: "Doe hetzelfde en leef." Maar denkt u dat hij zijn idee zou willen opgeven? O, nee. Hij was een ongelovige, en hij liep regelrecht weg. Zo is het. Kaïn deed hetzelfde. Nimrod deed hetzelfde. Ongelovigen! Hij geloofde niet.

     Beltsazar, hetzelfde; hoewel, of...

169 Nebukadnezar. Hoewel hij Daniël als zijn god had – hij noemde hem Beltsazar, wat de naam van zijn god was – zag Daniël de grote werken van God doen. En toen besefte hij dat... Beltsazar geloofde dat Daniël een god was. Daarom liet hij een beeld voor hem maken en liet het daar oprichten en liet iedereen het aanbidden, enzovoort. Kijk, het heidense koninkrijk kwam binnen met het afdwingen van de aanbidding van een beeld van een heilig man. En het heidense koninkrijk eindigt met het afdwingen van het beeld van een heilig man, zie, op dezelfde manier.

170 En er was een handschrift op de muur van onbekende tongen aan het begin van het heidense koninkrijk wat niemand kon lezen dan die profeet. En er is vandaag een handschrift op de muur, dat is juist, "Ikabod", omdat de heerlijkheid van God van die dingen is geweken. En het handschrift is op de muur en kan worden gelezen door de geestelijk gezinde mens die gelooft in geestelijke dingen, die geboren is uit de Geest van God.

171 Oude Beltsazar ging heen en haalde deze vaten des Heren om er wijn uit te drinken. Waarom? Hij was een ongelovige. Hij dacht dat hij een gelovige was, maar hij was een ongelovige. Zie, dat is het; hij geloofde het Woord niet.

172 Achab was een ongelovige, hoewel hij handelde alsof hij het niet was. Nee, nee, hij bevond zich onder de gelovigen, maar hij was een ongelovige. Wat deed hij? Hij trouwde met een afgodendienares, en bracht dit, afgoderij, regelrecht Israël binnen. Hij was een ongelovige. Wij weten dat.

173 Ze ontkennen dat het hele Woord van God waar is. De ongelovige is, zie, nu bedenk dat hij een huichelaar is. En hij handelt ook zo; hij zegt dat hij het gelooft, maar hij ontkent het. Hij zei: "Wel, zoveel ervan is goed." Maar als niet alles ervan juist is, maakt dat van hem een ongelovige. U moet elke tittel en elke jota, en alles wat daarin wordt gezegd, geloven. Het moet waar zijn. Als het niet waar is, als u nu zegt: "Ik geloof dat niet", wel, dan bent u een ongelovige.

174 Iemand zei eens tegen mij, een voorganger zei: "Het kan mij niet schelen, meneer Branham, hoeveel mensen u kunt laten komen van wie u zei dat ze genezen werden, ik zou het niet geloven."

175 Ik zei: "Zeker niet, u kunt het niet geloven. U bent een ongelovige. Het was niet voor u. Het is alleen voor de gelovigen."

176 U zult het moeten geloven. Zie? En zij geloven het niet. Daarom, wanneer u iemand ziet waar dat op slaat... Terecht sprak Paulus van de profeten dat "ze roekeloos zouden zijn, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods; hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht daarvan verloochenen, de kracht van het Woord; heb ook een afkeer van dezen." Merk op, ze ontkennen het geheel van het Woord, maar zijn in elk opzicht religieus. Ze zijn ongelovigen ten opzichte van het ware Woord, hoewel het wordt betuigd.

177 Door elk tijdperk heen betuigde God het Woord van deze mensen waar ik over sprak: Noach, en dan verder door Mozes, en al de profeten, enzovoort. God sprak door het bovennatuurlijke en betuigde het Woord, en toch liepen die mensen er regelrecht bij vandaan.

178 En hier staan deze discipelen (die zeventig), en keken toe terwijl Jezus de dingen deed die Hij deed – en die de Schrift kenden – en Hij vertelde hun dat dit het tijdperk was waarin dit zou plaats vinden. En toen Hij iets zei: "De Zoon des mensen! Wat zou u zeggen?" Toen Hij hun begon te vertellen over het breken van het brood, enzovoort, en voortging hun te vertellen over grote geestelijke dingen...

     Toen zeiden ze: "O, deze rede is hard!"

179 Hij zei: "Wat gaat u dan zeggen als u de Zoon des mensen ziet opvaren naar de hemel waar Hij vandaan komt?" Zei: "Is het het vlees, of is het de Geest die levend maakt?" Zie?

180 En toen keerden ze zich af, zeiden: "O, dat, nee, dat kan ik niet geloven." Zie? Ze gingen meteen weg vanwege het Woord. Ze willen zelfs niet blijven om te zien wat er plaats vindt. Dat is de... dat is de ongelovige.

181 Wat doen ze dan vervolgens? We ontdekken dat zij, dat deze mensen, deze gelovigen – zogenaamde gelovigen, maar in religieuze vormen – in gebreke blijven de betuigde Waarheid van het Woord van God te zien, omdat het in strijd is met wat zij geloven. Zie?

182 Het maakt helemaal niet uit wat u gelooft; hoe trouw u bent, hoe religieus u bent, of zoiets, dat heeft er niet één ding mee te maken. Oprechtheid, wel, dat heeft er niets mee te maken. Ik heb zulke oprechte mensen gezien! Ik zag de heidenen hun kinderen verbranden, ze voeren aan de krokodillen, moeders met hun baby's. Dat is meer dan een Christen zou doen. Zie? Ze geloven oprecht, oprecht, maar ze zijn oprecht verkeerd.

183 Mensen zeggen: "Wel, deze kerk doorstond alles!" Maar u bent oprecht verkeerd als het in tegenspraak is met het Woord. "Wel, kijk nu, ik geloof niet in zoiets!" Terwijl de Bijbel toch zei dat het zo was! Zie? "Ik geloof niet dat we dit hoeven te doen." Het maakt mij niet uit wat u denkt dat u niet hoeft te doen. God zei dat het moet worden gedaan.

184 "Deze tekenen zullen hen volgen." Tot hoever? "De hele wereld." Voor wie? "Voor elk schepsel." Kijk, het zal zo zijn! Niet: "Zal het?" Het zal beslist zo zijn!

185 Ook deze Boodschap van het uur waarin we ons nu verheugen, de tegenwoordigheid van God, de laatste dag, de avondtijd wanneer de lichten schijnen, en de dingen die ontsloten werden, en het Woord dat betuigd en bewezen wordt dat het de Waarheid is; zowel geprofeteerd en dat het komt te geschieden, zelfs bewezen door de wetenschap en van alles dat het Jezus Christus is, Dezelfde gisteren, heden en voor immer. En als iemand daarvoor wegloopt, dan is hij is een ongelovige. Er is geen hoop meer voor hem. Hij is gevoelloos geworden door de kracht van Satan, daarom is er geen hoop meer voor hem. Er is geen hoop meer voor hem.

186 Nu, wat is dat? De gelovige; nu de ongelovige; nu de derde klasse waar we over spreken: de schijngelovige. Dat is de knaap: de schijngelovige! Nu bedenk, ze stonden daar alle drie. We ontdekken nu dat ze precies zo doen als hun vader, Judas.

     Daar stonden Petrus en de rest van de apostelen: gelovigen.

     Daar stonden de zeventig: ongelovigen.

187 En daar stond Judas die er omheen bleef hangen; hij was een schijngelovige. Wat doen zij? Dit is het soort dat volhoudt totdat zij iets kunnen vinden, er een fout in kunnen vinden. Ze kijken elke keer om een uitvlucht te vinden, om te zien hoe het wordt gedaan, om te zien of het een truc is, of het bedriegerij is. Ze wachten totdat ze zich bedrogen voelen. Daar kijken ze naar uit.

188 De ongelovige wacht zelfs niet af. Hij veroordeelde het en liep weg.

189 De gelovige gelooft het hoe dan ook, ongeacht wat er gebeurt, want het is het Woord.

     Daar zijn uw drie klassen.

190 De ongelovige zal eruit lopen bij het eerste wat er wordt gezegd wat niet naar zijn zin is. Broeder, op datzelfde ogenblik zal hij kleur bekennen. Hij is een ongelovige. Paulus zei: "Zij zijn van ons uitgegaan, omdat zij vanaf het begin niet uit ons waren. Zij begonnen met ons." "O, gij liep goed; wie is u in de weg gekomen?" Ziet u het? "Zij gingen van ons uit omdat ze niet uit ons waren." Toen ze zagen dat het Woord volmaakt voortgang vond, wel, toen wilden ze de een of andere soort truc hebben waarmee ze konden werken. Zie?

191 Maar de werkelijke gelovigen betwijfelen niets. Het staat geschreven in het Woord en zij geloven het, en ze gaan gewoon door. Dat is het. Het is altijd: "Er staat geschreven." Als het niet geschreven staat, wel, blijft u er dan gewoon bij vandaan, ongeacht wat er gebeurt. Het moet geschreven staan. Zie? En zij zien dat geschreven Woord en zij geloven het. En zij zien God werken in Zijn Woord, zien het uur, de Boodschap, de tijd, en ze wandelen ermee.

192 Zoals ik vanmorgen zei, hoe deze Pilatus 's nachts het vertrek heen en weer moet zijn gelopen met zijn bezwaarde geweten, proberend zich te zuiveren. En hij zei, my, terwijl hij het die nacht ongetwijfeld heeft uitgeroepen, zeggend: "Ik... ik heb de hele nacht mijn handen gewassen, en ik kan het nog steeds niet begrijpen. Kijk, ze zijn niet rein. Ik zal Hem nooit kunnen gaan ontmoeten; ik heb bloed aan mijn handen." O my! Kijk, weest u daar nooit schuldig aan. Zie?

193 Het is op uw handen. Er is slechts één manier om het eraf te krijgen, dat is om het te aanvaarden, zo is het, word er een deel van. Daarvoor werd het gestort.

194 Nu, de schijngelovige blijft rondhangen en gedraagt zich zo vroom als hij maar kan, maar diep in zijn hart probeert hij te ontdekken wat u... hoe u het doet. O, als het land niet vol is van dat soort huichelaars! Ja. Dat is een Judas. Dat is het precies. Hangt er omheen; wordt deel van de groep; hij was de penningmeester, zie. Hij staat erbij; hij houdt zijn hand altijd uitgestrekt naar geld. Van één ding bent u zeker: hij vist altijd naar geld, en daarnaar heeft hij zijn hand uitgestoken. En hij is een schijngelovige. Hij gedraagt zich als een gelovige, maar diep in zijn hart...

195 Onthoud, Jezus kon hij niet voor de gek houden. Nadat de zeventig waren heengegaan, en de gelovigen hun standpunt hadden bepaald, draaide Hij zich om naar de gelovigen en Hij zei: "Er is nog steeds iets onder u, want," zei Hij, "Ik heb er twaalf uitgekozen en één van u is een duivel." Jezus wist het van den beginne, want Hij was het Woord. Hij kende het geheim van het hart.

196 Dat was een moeilijke zaak! Stop even een ogenblik, denk diep, lang, intens na! Wat moet het moeilijk voor Hem zijn geweest, dat daar een man meeliep die Hem "Broeder" noemde, en om de hele tijd te weten dat dat de bedrieger was die zou proberen Hem omver te werpen, en Hem te verkopen voor dertig zilverlingen. Hoe moeilijk was het om het in Zijn hart te verbergen, terwijl Zijn vriend daar meeliep. Hij zei zelfs: "Vriend," noemde Judas Zijn vriend, "ben Ik niet heel deze tijd bij u geweest?" Wist het in Zijn hart, maar kon het niet zeggen. Hij wist vanaf het begin wie het was die Hem verraden zou.

197 Daar is die schijngelovige die alleen maar afwacht. Hij zal dat zingen, bijvoorbeeld: "O, ik geloof dit, en ik geloof dat, en ik geloof dit. Maar o, weet u, ik hoorde iemand dit endat zeggen..." O, zie, alleen maar oren die alles willen horen.

198 Een echte gelovige hoort niets dan het Woord. Dat is alles. Hij let op het Woord. Hij is helemaal niet op zoek naar uitvluchten. Hij is helemaal niet op zoek naar trucjes. Hij gelooft God, en dat maakt het vast, en hij blijft gewoon doorgaan. Zie? Daar is de gelovige.

199 De ongelovige heeft er direct genoeg van, en hij kan geen tien minuten naar de Boodschap blijven luisteren. Hij moet opstaan en eruit lopen. Het is tegen zijn geloofsleer, en hij wil er gewoon niets meer mee te maken hebben, dus loopt hij eruit.

200 Maar de schijngelovige blijft er gewoon omheen hangen – die Judas. Kijk, dat is de misleider. Dat is de... dat is de schurk, als ik zo'n woord moet gebruiken. Judas hangt er omheen. Dit is de tijd, soms, dat deze schijngelovigen erg populair zijn bij de mensen. Dat is waar, deze schijngelovigen, zie. Sommigen van hen zijn machtige mannen, bestudeerd, met een doctorsgraad, een groot inkomen, van alles. Sommigen van hen zijn grote mannen, scherpzinnig, net zoals zonen van Satan zouden zijn.

201 Kijk hoe Satan daar regelrecht opkwam en het met elk onderdeel van dat Woord eens was. Hij wachtte slechts om die zwakke plek in Eva te vinden waar hij zijn kracht kon tonen om haar te misleiden, om haar te verleiden. Dat was Satan. En hier vinden we Satan in de vorm van Judas in dat tijdperk. Dat was Satan in het eerste tijdperk. Wat deed hij? Hij stemde in met het Woord op één klein dingetje na... Hij probeert een plaats te vinden waar hij een zwakheid ziet.

202 En dat is precies wat de Judas nu op dit moment vindt. Hij zal precies met de samenkomst meekomen en goed om zich heen kijken totdat hij dat kleine plekje kan vinden waar hij... "O, daar is het! Dat is het!" Zie? "O, zo wordt het gedaan!" Zie? Zo is het precies.

203 Velen van u herinneren zich die avond toen die man naar voren kwam en het podium opliep. Hij dacht dat er mentale telepathie werd gebruikt om de gebedskaarten te lezen, en hoe hij dacht dat hij daarin gelijk had. Broeder, hij was er zéker van dat hij het had. En hij kwam eraan. Hij hoorde bij een kerk die niet gelooft in deze... in het Evangelie, het volle Evangelie. En hij kwam het podium op. Ik was vermoeid. Ze stonden op het punt om me weg te brengen.

204 Dat was in Windsor, Ontario. Ik was dwars door de Verenigde Staten heen regelrecht van Detroit naar Windsor gekomen, in de grote gehoorzaal daar.

205 En deze man kwam naar boven met een grijs pak aan en een rode stropdas, een intelligent uitziende man, zo glad als een aal. Hij kwam naar het podium. en kwam naar boven. En ik... Hij kwam dichterbij. En ik zei: "Wel, laat me even uw hand vasthouden." Ik zei: "Ik ben vermoeid; ik heb zoveel visioenen gezien. Laat mij even uw hand vasthouden." Ik lette helemaal niet op de man. En hij legde zijn hand op de mijne. En ik zei: "Meneer, er is niets met u aan de hand. Gaat u verder."

     Hij zei: "O, het is er wel."

206 En ik zei: "Wel, laat me zien." Ik zei: "Nee, meneer, er is niet één teken. Nee, meneer, u bent een gezond mens."

     Hij zei: "Ga op mijn gebedskaart kijken!"

207 Ik zei: "Het maakt mij niet uit wat u op uw gebedskaart hebt gezet." Ik zei: "Ik heb niets met de gebedskaart te maken", er niet bij nadenkend, ziet u. Ik was vermoeid en uitgeput. En mijn... Maar de genade van God, ziet u, was er nog steeds.

208 Bedenk, als Hij u zendt, is het Zijn verplichting om voor u te zorgen. Het is niet de mijne, het is aan Hem. Hij zond het. Er wordt alleen van mij verwacht dat ik pal sta voor de Waarheid.

209 Toen Mozes zijn stok neergooide en deze in een slang veranderde, en de tovenaars hetzelfde deden, wat kon Mozes anders doen dan daar te staan en te wachten op de genade van God? Dat is alles. Dezelfde zaak. Hij voerde de bevelen uit, en u weet wat er gebeurde, is het niet? Zie?

210 Deze man zei: "Welnu", zei hij, "er is wél wat. Kijk op mijn gebedskaart."

211 Ik zei: "Wel, u had misschien een heleboel geloof, wat het misschien gedaan zou kunnen hebben", niet nadenkend, ziet u, Ik besteedde er zelfs geen aandacht aan.

212 Toen knoopte hij zijn colbertje los en zette zijn borst vooruit. Hij zei: "Daar hebt u het!" tegen de mensen in de zaal.

     En ik dacht: "Wat is hier aan de hand?"

213 Hij keek om zich heen. Hij zei: "Daar hebt u het!" Zei: "Ziet u het kunstje?" Dat is uw Judas, een religieuze man, een prediker van een grote denominatie. Zei: "Daar hebt u het! 'Ik had zoveel geloof.' Hij is nu zo zwak geworden dat hij de telepathie niet meer kan lezen. Kijk, het bereikt hem niet meer." En toen zei hij: "Het is niet dat mijn geloof zo groot was." Zei: "Ik had dat op de gebedskaart geschreven, en nu kan hij het niet doorkrijgen, zie." Zei: "Dat is de truc!"

214 Ik dacht: "Wat gebeurt er?" Toen kwam de genade van God neer.

215 Ik zei: "Meneer, waarom heeft de duivel in uw hart gelegd om te proberen God te misleiden?" Een moderne Judas! Ik zei: "U hoort bij de Kerk van Christus..." Neemt u mij niet kwalijk. Wel, ik heb het al gezegd. "U bent een prediker bij de Kerk van Christus. U hoort tot de Kerk van Christus daar in de Verenigde Staten. En die man die daar zit met dat blauwe pak aan, en uw vrouw en zijn vrouw die daar zitten, u zat aan een tafel gisteravond waarover iets groens lag, zo'n kleedje, en u besloot dat dit telepathie was, en dat u vanavond zou komen."

216 Die man stond op. Hij zei: "Dat is absoluut de waarheid. God, heb genade met mij!"

217 Ik zei: "Meneer, u zette tb en kanker op die kaart, en nu hebt u het. Dat is nu uw deel."

     En hij greep me bij mijn broekspijp, hij zei: "Ik heb niet..."

218 Ik zei: "Ik kan het niet helpen. Vervolg uw weg. Dat is tussen u en God. U hebt uw vonnis daar op uw kaart geschreven." En dat kreeg hij. Meer was er niet aan te doen.

219 Kijk, schijngelovigen, misleiders, die proberen een of andere fout te vinden bij God en Zijn Woord. Dat zijn de Judassen. Dat zijn ze. Ziet u hoe het met Judas afliep? Ziet u hoe het met die man afliep? Zo gaat het met de schijngelovigen. Kijk, schijngelovigen, o, zeer bestudeerd, soms, en dan vindt er een grote ontknoping plaats tussen het Woord en hun geloofsleer. En wanneer dat gebeurt, dan verkopen ze zich aan hun denominaties precies zoals hun voorloper Judas deed. Judas verkocht zich aan zijn denominatie; verkocht Jezus, het Woord, aan zijn denominatie, en verried Jezus Christus nadat hij had beweerd er een deel van te zijn.

220 Voorgangers beweren soms dat ze dienstknechten van Christus zijn, maar wanneer het Woord volkomen wordt bekend gemaakt en wordt bewezen voor die dag te zijn, dat het de Boodschap van het uur is, dan zullen ze zich vanwege populariteit verkopen aan hun denominatie, precies zoals Judas deed die Jezus aan de Farizeeën en de Sadduceeën verried. Die geest sterft niet, dus bevindt hij zich te midden van de gelovigen, schijngelovigen, en ongelovigen. Ziet u, zo is het helemaal precies, ging erheen en verkocht Jezus voor dertig zilverlingen; en menige man zal het vandaag doen voor een maaltijd-bon, voor honderd dollar in de week extra. Juist. Ontkennen de God Die in hun midden staat, Die hun leven kocht, en met het volle Woord.

221 En ze zullen zeggen: "O, die dagen van wonderen zijn voorbij!" of: "Zoiets heeft God tegenwoordig niet nodig." Zie? "O, ik geloof in Jezus Christus, de Zoon van God. 'Ave Maria, moeder van God, gezegend zijt gij onder de vrouwen!'" Al deze andere dingen die ze zeggen! En sommigen van hen zeggen: "Ik geloof in de Apostolische Geloofsbelijdenis. Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde. Ik geloof in de heilige Rooms-katholieke kerk, en al deze dingen."

222 Vertel mij wanneer een apostel ooit een dergelijke geloofsleer had. Als de apostelen één geloofsleer hadden, dan staat die geschreven in Handelingen 2:38: "Bekeert u, en een ieder van u late zich dopen in de Naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden, en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen." Als er enige geloofsleer voor hen bestond, dan was het dat. Zij hadden geen geloofsleer. Het was het Woord. Dat is waar. Het blijft nog steeds hetzelfde. Dat is het recept voor de genezing van de ziekte die zonde heet: "En u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen! Bekeert u en wordt gedoopt tot vergeving van uw zonden, zie, en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen."

223 Maar zij verkopen zich zoals Judas. Dat is de schijngelovige. Sommigen van hen zijn zeer begaafde mensen. En deze schijngelovige, houd die kerel in de gaten. Dat is de schrandere knaap. Deze kleine kerel die het al gauw teveel is, en opspringt en eruit loopt bij elk zinnetje wat hem niet aanstaat... besteed geen aandacht aan hem; hij is slechts een ongelovige om mee te beginnen. Maar wanneer u déze knaap ziet – een schijngelovige – die blijft rondhangen, zie, dat is de Judas. Dat is hem.

224 Zoals grote talenten. Ik zal hier namen gaan noemen, wat ik eigenlijk niet behoorde te doen, maar ik zal ze hoe dan ook gaan noemen zodat u het zult weten. Zoals Elvis Presley, Red Foley, Ernie Ford, Pat Boone. Elvis Presley: een Pinksterman; Pat Boone: van de Kerk van Christus; Red Foley: een diaken in de Kerk van Christus; en ik geloof dat Ernest Ford een Methodist is. En al die mensen met dergelijke talenten, knap, komen op de televisie. En mensen zeggen: "Wel, zijn ze niet religieus? Ze zingen liederen." Dat heeft helemaal niets te betekenen. Beslist. Misleiden de wereld!

225 Wat verdienen ze ermee? Judas kreeg dertig zilverlingen. Elvis: een wagenpark Cadillacs, en honderd of tweehonderd, honderdvijftig miljoen dollar, of een miljoen dollar voor grammofoonplaten en dat soort dingen. Pat Boone en de rest van hen. Het maakt mij niet uit tot welke kerk zij behoren en alles, het is huichelarij. Het is een schijngeloof. Het is een façade, want hun leven bewijst dat het niet klopt. Juist.

226 Dan zijn er diegenen die talenten hebben om geweldig te kunnen organiseren: wereldlijke wijsheid. Ze prediken het Evangelie, althans dat beweren ze, schrandere mannen, intellectuelen. Luister, een man die op dat gebied geoefend is, is geen prediker, dat is iemand die lezingen houdt. Dat is de moeilijkheid vandaag, we hebben sprekers.

227 Jezus heeft nooit gezegd: "Ga oefenen om dit te doen." Hij zei: "Ga het Evangelie prediken en deze tekenen zullen de prediking volgen." Zie? Zie?

228 Dat is niet studeren om een redenaar te worden die kan staan en, my, deze bloemrijke zaken naar voren kan brengen, die kan maken dat u zich voelt alsof u in de directe tegenwoordigheid van een aartsengel zit. Dat is het niet. "Die een schijn van godsvrucht hebben", ziet u, dat is een spreker, niet de Heilige Geest in actie.

229 Een of andere kleine kerel die zijn ABC niet eens zou kennen, zou er aan mogen komen met de kracht van het geloof in het Woord, en maken dat de Heilige Geest dingen doet waar die man niets van afweet en het ontkent. Zie? Daar hebt u het.

230 Geweldige mensen! Jazeker. Want ze zijn organisatoren. Ze zijn voorspoedig, succesvol, knap in wereldlijke wijsheid.

231 Helemaal precies zoals Satan met Eva handelde, die kleine hulpeloze vrouw. Hij kwam regelrecht op haar af en probeerde haar het idee te verkopen dat ze wijzer zou worden dan wat ze was, en daar keek ze naar uit. In plaats van precies te blijven bij wat het Woord zei, wilde hij haar de gedachte verkopen dat ze dan wijzer zou zijn, en ze kocht zijn koopwaar. En ze doen vandaag nog steeds hetzelfde. "De wijsheid van deze wereld is dwaasheid voor God." Beslist.

232 O nee! O my, dat is precies hetzelfde als wat de Farizeeën verkochten en deden, zie, met de wijsheid die zij bezaten. Maar ze ontkenden het gehele Woord van God.

233 Terwijl het overduidelijk werd bewezen en aan hen werd betuigd, proberen ze toch iets te vinden en denken ze dat het een truc is. Ze zijn in hun gedachten niet overtuigd. Ze kunnen het niet geloven. Je kunt ze van alles vertellen, en ze komen er op terug. Je kunt ze van alles vertellen, ze komen er op terug. En ze... Je kunt het niet diep tot hen laten doordringen, ziet u. En let op hen; ze kijken uit naar een moment, een uitvlucht. Dat is alles wat ze willen.

234 Wat dat betreft, als de genade van God er niet was geweest, zouden al mijn uitvluchten tentoongesteld zijn geworden, als ik die zou hebben gehad. Zie? Het is genade van God, omdat er in het Woord van God geen uitvluchten zijn; het Evangelie is zuiver. Ik heb altijd tot wie dan ook gezegd, dat als u ziet dat ik iets leer of iets doe wat niet zuiver overeenkomstig het Woord van God is, dat u het mij komt vertellen. Hier is datgene wat de uitvluchten bedekt die u probeert te vinden. Richt slechts uw ogen Daar op, en u zult geen uitvluchten ontdekken, omdat er geen uitvluchten zijn.

235 Nu bedenk, Judas dacht dat hij er een gevonden had. Die kerel dacht dat hij er een gevonden had. Dikwijls denken ze dat ze die vinden, maar dan blijkt dat het niet zo is. Dat zijn de schijngelovigen, huichelaars. Zij houden voor vijfennegentig procent vast aan het Woord, evenals Eva, maar... negenennegentig en negentiende, maar het was die één-tiende die alle dood en zorg veroorzaakte.

236 Dat is de zaak die de organisaties en dergelijke veroordeelt, omdat zij niet het héle Woord van God nemen. Dat zijn schijngelovigen. Wij ontdekken dat het altijd zo is geweest, ze ontkennen het ware betuigde Woord. Dezen zijn er altijd in elke generatie. We ontdekken hen naarmate we voortgaan, en ze zijn ook erg religieus.

237 Nu, ik ben van plan om nu meteen te eindigen, omdat ik al een tweede half uur heb genomen.

238 We ontdekken dat Jezus ons voor deze laatste dagen gewaarschuwd heeft en voor dit soort mensen, dat zij zozeer op het werkelijke zouden lijken dat zij absoluut zelfs de uitverkorenen zouden verleiden. Wie zijn dat? Dat zijn de Judassen, de mensen die zover meegaan. Kijk, zij kunnen zelfs huilen, jubelen, beweren duivelen uit te werpen en van alles, en keren zich dan om en ontkennen het Woord. Precies. Zij hebben een vorm van godsvrucht. Zij zouden... zij zouden bijna...

239 Kijk tot hoever Judas kwam. Judas' geest klom op in het Evangelie tot aan Pinksteren. Maar toen de tijd voor hem kwam om gedoopt te worden in de Naam van Jezus Christus, en deze andere dingen die horen bij de doop van de Heilige Geest, toen liep hij weg. Hij bekende kleur. En die geest kan in die denominaties leven totdat het rechtstreeks op die Waarheid aankomt, dan valt ze regelrecht terug, zoals de geest die op hen is die aan hun komst vooraf ging; precies zoals Johannes aan de komst van Jezus voorafging.

     Nu zegt u: "Jezus zei dat ze er zozeer op zouden lijken."

240 Nu, de "uitverkorenen", dat is het soort waarvan hun naam geschreven staat in het boek des levens van voor de grondlegging, die geloven, of grondlegging der wereld, die heel het Woord des levens geloven. Dat zijn de uitverkorenen.

241 Nu, let op deze mensen. Ik zeg dit met eerbied en respect, met goddelijke liefde; als ik dat niet doe, heb ik zelf een altaaroproep nodig. Let op, Jezus zei dat zij zelfs de uitverkorenen zouden verleiden. Nu, dat zijn geen Methodisten; dat zijn geen Baptisten, we weten dat zij om te beginnen al ongelovigen zijn. Maar het is de Pinksterorganisatie die zich tot denominatie heeft gevormd, die grenzen heeft gesteld zonder het Woord, en een grenslijn heeft getrokken om hun eigen organisatie voorop te stellen; en ze hebben het Woord buitengesloten. Zij zouden zelfs de uitverkorenen verleiden, zo volmaakt gelijk! U zegt: "Ze huilen. Ze jubelen. Ze springen op en neer. Ze beweren genezingsdiensten te hebben." Dat deed Judas ook, en evenzo heel de rest van hen. Toen ze uitgingen en terugkwamen, zich verblijdend en alles, hadden ze zelfs hun namen geschreven staan in het boek des levens van het Lam.

242 Maar herinner u, de bruid komt niet... komt niet op in die groep. Zij gaat in de opname.

243 Bij het oordeel werd de vierschaar gespannen "en de boeken werden geopend: de bozen; en nog een boek, wat het boek des levens is, werd geopend." En daar was de bruid om het te oordelen. Zie? Zie? "Nog een boek werd geopend, wat het boek des levens was." Dat zijn de schapen aan de ene kant, en de bokken aan de andere kant. Kijk, de mensen die vroeger ginds stierven, die nooit de gelegenheid hadden gekregen, zij zullen degenen zijn die worden afgescheiden.

244 Maar let nu op: "verleiden zelfs de uitverkorenen", let op die groep. Dat is die groep die de hele tijd meegaat: "Ja, broeder. Halleluja! Ja! God zij geprezen!" En diep in je hart zie je waar ze je voor gebruiken; vragen je in hun kerk (waarvoor?), om een menigte aan te trekken, om iedere cent die ze maar kunnen van hen af te troggelen. Dacht u dat ik dat niet wist? Ze zouden mogen denken dat ik het niet weet, maar ik weet het.

245 Jezus wist van den beginne wie de misleider was. Zie? Zie? Maar wat deed Hij? Hij wachtte gewoon tot die tijd. Dat is wat we altijd moeten doen, wachten tot die tijd. Handel niet uit jezelf. Wacht tot dat moment.

246 "Die een schijn hebben", en ze gaan regelrecht mee; dat is die misleidende groep. Let op die misleider, die groep daar; niet de gelovige, niet de ongelovige, maar die schijngelovige. O my! Wat zijn ze aan het doen? Ze wroeten net zolang totdat ze denken dat ze iets kunnen vinden; terwijl ze elke stuiver die ze kunnen krijgen uit de mensen halen (zie?), om het dan op te hopen in die hele grote organisaties die er absoluut tegen zijn, en dat weten ze. Kijk, ze weten het.

247 Het maakt helemaal niet uit wat je zegt. Zij hebben hun mensen altijd al voor je gewaarschuwd voordat je komt: "Luister er niet naar."

248 Eén man had de vermetelheid om daar in Ohio op te staan – toen broeder Kidd net was genezen – en hij kwam daar het podium op en zei: "Nu, broeder Branham is zonder enige twijfel een profeet wanneer de zalving op hem is. Maar nu", zei hij, "wanneer de zalving hem verlaten heeft, geloof dan zijn onderwijzing niet, omdat het verkeerd is."

249 En hij wist niet dat, terwijl ik in mijn kamer zat, de Here het aan mij openbaarde. En ik liep daar regelrecht heen. En velen van u waren erbij. Ik zei: "Waarom zou iemand zoiets zeggen, wanneer het Woord..." Nu, kijk, ik heb nooit gezegd dat ik een profeet was; hij zei het.

250 En de profeet, het woord profeet, 'ziener' in het Oude Testament... Nu, in de Engelse versie betekent profeet 'een prediker'. Maar de Oudtestamentische ziener was een man die 'de Goddelijke uitleg van het Woord' had, en werd betuigd door het Woord dat tot hem kwam en wat hij voorzag. Dat was wat...

251 En als een man dan zegt dat iemand een profeet is, en dan zegt dat zijn onderwijzing fout is? Als dat geen geldinzamelingsprogramma is, wat is het dan wel? Het uur is zeer nabij dat die zaak van het toneel verwijderd zal worden. Ja. Maar dat is het soort – die schijngelovige – dat je op de rug klopt en je "broeder" noemt, net als Judas. Maar bedenk, Hij wist het vanaf het begin. Hij weet het nog steeds. Beslist.

252 Onthoud, ook al degenen die naar deze band luisteren, dat is waar, u behoort tot een van die klassen. Dat is precies waar. We zullen nu gaan sluiten. Iedere persoon die hier tegenwoordig is, iedere persoon die naar deze band luistert; en zelfs al zou ik op een dag deze wereld moeten verlaten, deze banden zullen nog steeds door leven. Zo is het. Zie? En u bevindt zich in één van die klassen. U moet tot een ervan behoren. Zo is het precies. U kunt er niet aan ontkomen. U behoort tot één van deze klassen.

253 Hoe zit het daarmee? Vereenzelvig u met een karakter uit de Bijbel dat geloofde, waar u het Woord geloofde toen het werd betuigd zoals ik het vanavond bewees dat het een betuigd Woord was, en altijd, altijd tegenovergesteld aan het algemene geloof.

254 Als u zou hebben geleefd in de dagen van Noach – laat mij dit even vragen – aan welke kant zou u hebben gestaan, aan de kant van de kerk of aan de kant van Noach, de profeet? Zie?

255 Als u zou hebben geleefd in de dagen van Mozes, zou u dan Mozes' boodschap hebben geloofd nadat het door God was bewezen en betuigd? Of zou u met Korach en Dathan en de hunnen zijn meegegaan en hebben gezegd: "U bent niet de enige heilige man. Andere mensen kunnen ook deze dingen doen die u doet"? Zie? U zou tot één ervan moeten behoren, en dat behoort u ook vanavond.

256 Of zou u aan de kant van Daniël hebben gestaan, of aan de kant van de kerk die daar aanwezig was op het feest van Nebukadnezar dat ze gaven? Zie? Zou u buiten hebben gestaan, of zou u daar bij die brasserij zijn geweest, het grote feest dat ze hadden?

257 Zou u bij Elia hebben gestaan, die man die alleen stond, die "een ouwe gek" werd genoemd, "een man die z'n verstand was kwijtgeraakt", die bovenop de heuvels stond, met zijn hoofd daar boven glimmend in de zon, met een kromme stok in zijn hand, met vogels die hem voedden, uh-huh, een gek? Of zou u bij de priesters zijn geweest en zij allen daar bij Izébel en de rest van die modern geklede vrouwen, terwijl Elia hen daar stond te berispen zo hard als hij kon? Naar welke kant zou u uw vrouw hebben meegenomen? Denk slechts na. Verplaats uzelf erin vanavond.

258 Zou u in de dagen van Jezus bij deze Jongeman zijn geweest Die geen geloofsbrieven had? Hij was niet aan denominaties verbonden. Ze zeiden: "Van welke school kwam U? We hebben U hier niet op onze lijst staan. Waar haalt U deze wijsheid vandaan? Hoe bent U het ooit te weten gekomen als wij U deze dingen niet hebben onderwezen? Welke school hebt U doorlopen? Bent U Methodist, Presbyteriaan, of Baptist?" Hij hoorde bij geen één van hen. [Een broeder zegt: "Hij was het Woord." – Vert] Dat is juist. Hij was het Woord. Dat is precies juist, broeder. Zou u...

259 Of zou u de kant van de Farizeeën van het moderne geloof van de nederige oude priester hebben gekozen die zo vriendelijk en aardig scheen te zijn, en van de organisatie die bestond sinds het Concilie van Nicéa, of sinds Luther haar organiseerde? Of tot welke groep zou u hebben behoord? Zou u geweest zijn bij de... Bij welke groep zou u zijn geweest? Zou u stand hebben gehouden bij het Woord toen u zag dat het werd betuigd en aan u werd bewezen dat het de Boodschap van de dag was, of zou u het standpunt van de kerk hebben ingenomen? Nu, verplaats uzelf daarin vanavond.

260 Zou u bij de apostelen zijn geweest toen zij Jezus en al deze geheimzinnige dingen zagen, toen Hij tegen die predikers uitvoer en zei: "Jullie zijn een nest vol adders"? Deze eerbare oude voorgangers hadden dat Woord bestudeerd. Zei: "Jullie zijn niet meer dan een rovershol, en jullie zitten vol doodsbeenderen! Jullie zijn niets anders dan een gewitte wand." Zie? "Gij generatie van slangen." Zou u de kant hebben gekozen van zo'n heethoofdige Kerel Die daar stond te bestraffen en af te kraken? Zei: "Wie van jullie overtuigt Mij van zonde? Indien Ik niet doe wat de Vader zegt..."

261 Ze zeiden: "Luister er niet naar. Die Man heeft een boze geest op Zich. Hij is krankzinnig. Hij is gek. Hij is bezeten door een duivelse geest. Zie? Nu, hoe Hij dat doet... dat is een waarzeggende geest in Hem. Vertel mij maar wat Hij is. Zijn moeder kreeg Hem al voordat zij en haar man getrouwd waren. Zie? Zie? Welke school heeft Hij doorlopen? We hebben zelfs niet één document van Hem dat Hij ooit naar de basisschool ging."

262 En toch, toen Hij twaalf jaar oud was, deed Hij de priesters versteld staan en verbaasde hen met het Woord van God. Zie? Van welke school kwam Hij? Van de school van Boven. Zie? "Wanneer u de Zoon des mensen ziet opgaan vanwaar Hij komt." Kijk, dat was Zijn school.

263 Maar zou u aan de kant van de apostelen hebben gestaan, bij zo'n Man, als het er op aankomt?

264 Of zou u in werkelijkheid zijn weggelopen met de zeventig, en hebben gezegd: "Wel, we zullen weer teruggaan naar onze kerk als U op zo'n manier zult gaan onderwijzen. Om te zeggen dat U 'de Zoon des mensen' bent... Want, per slot van rekening, wie bent U eigenlijk? Wat bent U? Een mens net als ik; ik eet met U, en dan proberen te zeggen dat U iets bent! Ik heb op U gelet. Ik heb Uw zwakheid gezien. Ik heb U zien huilen. Ik heb u zus en zo zien doen. Ik zag U met ons de woestijn ingaan, en al dergelijke dingen. Nu, en U bent gewoon een mens. En dan zeggen dat U bent neergekomen uit de hemel? Dat is teveel voor mij." Zou u met hen zijn weggegaan? Of zou u met de zeventig zijn weggegaan? Of zou u zijn meegegaan met de apostelen en Christus?

265 Toen Martinus probeerde om de doop in de Naam van Jezus Christus in de kerk te handhaven, toen hij bleef proberen om vast te houden aan tekenen en wonderen en dergelijke, en de Katholieke kerk de man veroordeelde en hem zelfs helemaal niet wilde erkennen, en hem eruit gooide, zou u toen de kant van de Katholieke geloofsleer hebben gekozen, of zou u de kant van Martinus gekozen hebben? Toen hij weigerde om al deze soorten beelden van dode mensen op te richten en deze beelden te aanbidden enzovoort, toen hij de dogma's weigerde die waren toegevoegd, zei hij: "Laat het Woord de Waarheid zijn!" En God bevestigde hem met grote tekenen en wonderen, en wat hij voorzegde, gebeurde. En alles wat hij deed; hij wandelde in de Geest van God en bewees het, en er was niet één van die priesters of wat ook die er iets tegen kon doen. Zou u zijn zijde gekozen hebben en met Martinus zijn meegegaan, of zou u met de Katholieke geloofsleer zijn meegegaan?

266 Het Woord nu; nu staan het Woord van God of de dogma's van de kerk voor u. Kunt u nemen, aanvaarden wat de dogma's van de kerk zeggen of neemt u wat het Woord zegt?

267 Herinner u, dat het in alle tijdperken zo is geweest zoals het nu is. Er heerst altijd een algemeen aanvaard geloof onder de mensen, en het is altijd een heel klein beetje in tegenspraak geweest met het werkelijke Woord. Herinner u, het is nooit gewoon een regelrecht ontkennen ervan geweest. O nee. De antichrist ontkent het Woord niet. Zeker niet. Hij zegt dat hij het gelooft, maar gewoon niet alles ervan op de wijze waarop het hier geschreven staat. Zie? Zie?

268 Satan sprak met Eva. Eva geloofde alles ervan, behalve dat kleine beetje wat hij haar vertelde. Zij nemen er alles van, behalve een heel klein beetje. Het zou "ga naar het doopwater" kunnen zijn; het zou iets anders kunnen zijn. U moet het nemen, elk beetje ervan, precies zoals het hier staat, zie, precies zoals het hier staat. Misschien veroorzaakt het dat u enige eerste werken over gaat doen, maar het is precies wat het Woord heeft gezegd. Dat is Satans truc geweest sinds hij het voor de eerste keer op Eva toepaste: gewoon een klein beetje van het Woord betwijfelen.

269 En dat scheidt altijd deze drie klassen mensen. Het Woord scheidt deze mensen. In elk tijdperk is het op die wijze geweest. In elk tijdperk dat er ooit is geweest, is het zo geweest wanneer God iets op het toneel laat verschijnen en duidelijk Zijn Woord betuigt.

270 Dan zijn daar degenen die zeggen gelovigen te zijn, en ze zijn het. Daar zijn degenen die niet terug zullen keren. Zij geloven het Woord. Zolang als u in het Woord blijft, geloven zij het.

271 Maar als het er een beetje mee in tegenspraak komt met wat zij geloven, ongeacht hoezeer God het betuigt, zeggen ze: "Wel, dat weet ik nog zo net niet." Dat is de ongelovige.

272 Of loopt u alleen maar mee om te kijken totdat u een kans krijgt om te zeggen: "Uh-huh, daar heb je het!" Een Judas, om iemand in zijn rug aan te vallen, zoals hij deed. "Ik wist wel dat het vroeger of later aan het licht zou komen. Daar heb je het!" Dat is de schijngelovige. Elk beetje ervan zien we in de Bijbel.

273 Er was eens een kleine jongen hier in Kentucky die ver weg in de bergen was opgegroeid; hij was nog nooit ergens geweest waar een spiegel was. Ze hadden een klein stukje dat aan een boom was vastgespijkerd, maar hij had zichzelf nog nooit gezien. Hij kwam hier naar Louisville, naar men zei, om bij de zuster van zijn moeder te logeren. En zij woonde in een van die mooie huizen, een ouderwets huis. Toen ze een van de slaapkamers binnengingen, was daar een deur die in de hele lengte een spiegel had, over de hele deur. Zie?

274 En toen de kleine jongen door het huis begon te rennen, stopte hij. Kleine Johnny zag een kleine Johnny. Zie? En hij krabde op zijn hoofd, en kleine Johnny in de spiegel krabde op zijn hoofd. Hij lachte, en kleine Johnny in de spiegel lachte. Hij sprong op en neer, en kleine Johnny sprong op en neer in de spiegel. Zie? Hij liep er heel dicht naartoe. Hij dacht dat het een kleine jongen was met wie hij kon spelen, daarom liep hij erheen. Meteen stootte hij tegen het glas aan. Hij draaide zich om, en zijn ouders stonden naar hem te kijken. Hij zei: "Mamma, dat ben ik."

275 Nu, kijkt u hierin, en wie bent u? Uh-huh. Uh-huh. Welke van deze kleine Johnny's doet u na? Welke bent u? Ziet u? U bent één van hen.

276 Bent u zo iemand, één die zou terugkeren bij de eerste fout die u zou vinden, wat u een fout noemt? Zie?

277 Beproef het met het Woord en zie of het juist is, als het Woord alle dingen bewijst. Kijk, beproef alle dingen door het Woord. Jezus zei om dat te doen. O ja. "Behoud het goede." Dat is precies wat Hij zei.

278 Kijk nu in de spiegel van Gods Woord, in de andere tijdperken, en kijk met welke groep van deze drie u vereenzelvigd zou worden. Denk nu even na; als u in de dagen van Noach had geleefd, als u in de dagen van Mozes had geleefd, of in de dagen van Jezus had geleefd, of een ervan, wat het ook is, denk slechts na met welke groep u vereenzelvigd zou worden. Denk daar vanavond aan.

279 Dan zal uw huidige... Denk nu even na. Dit gaat diep nu. En denk er niet te licht over. Uw toestand nu op ditzelfde moment bewijst aan u tot welke groep u daar vroeger zou hebben toebehoord. Nu, u bent uw eigen rechter; het bewijst wat u bent.

280 Eerwaarde, voorganger, tot welke groep zou u hebben behoord toen Jezus die uitspraak deed die zo moeilijk te geloven was? Welke? Welke? Nadat Hij door en door betuigd was dat Hij het Woord was, zie, en toch, die uitspraak – u had nog nooit eerder zoiets gehoord: "De Zoon des mensen, wat zou u zeggen als Hij naar de hemel opvaart waar Hij vandaan gekomen is?"

281 En u zou zeggen: "Wel, ik weet waar Hij geboren werd. Ik ken Zijn vader; ik ken Zijn moeder, en hier zegt Hij dat Hij zal opvaren naar waar hij tevoren was!?" Dat zou een beetje teveel voor u zijn geweest, nietwaar, meneer? Uh-huh. Zou gewoon een beetje teveel voor u zijn geweest; u zou dat niet hebben kunnen verteren. Misschien is het vandaag hetzelfde. Kijk dan in de spiegel van Gods Woord en zie waar u staat. O, een verleider van mensen, doet u dat nooit.

282 Kijk, u behoort tot één van deze klassen. Uw toestand op dit moment, uw huidige geestesgesteldheid waarmee u hier in dit zichtbare gehoor bent, en u die in het onzichtbare gehoor van deze band zal zijn, uw onzichtbare geestesgesteldheid nadat u naar deze band hebt geluisterd, bewijst aan u tot welke klasse u behoort. Het vertelt u precies waar u zich bevindt: of u een gelovige bent in het Woord en daarbij zal blijven; of dat u eruit zou lopen, of die band stopzetten. Hmm? Dat zegt wat u gedaan zou hebben. U wilt er niet naar luisteren en zet hem stop, en zegt: "Daar wil ik niet naar luisteren." Dat, dat is die ongelovige. Zie? U wilt niet stoppen om het te beproeven en te kijken of het de Waarheid is of niet. Zie? Of hangt u alleen maar rond, proberend er een of andere fout in te vinden? Dan weet u ook waar u aan toe bent. Dat zal het u laten weten.

283 God helpe ons om het te geloven en er aan vast te houden en er getrouw aan te zijn en het Woord te gehoorzamen, want Hij is het Woord. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

     Laten we bidden.

284 Dierbare hemelse Vader, wat is het soms moeilijk om deze dingen te zeggen en te weten dat misschien tienduizenden mensen dit over de band zullen horen, omdat ze uitgaan door het land en rondom de wereld. Maar dierbare Heer, het is waar; het is zo waar! Ik bid, Here, reinig eerst mijn hart. O, Here, test mij, beproef mij.

285 Zie slechts op mij neer, Here. Ik ben zwak. Ik... ik, ik ben vermoeid. Ik ben uitgeput. Mijn keel is schor. Mijn... mijn lippen lijken te zijn verdroogd. En mijn lichaam is aan het verslijten, ik word oud. En het zal niet al te veel keren meer zijn, Here, misschien niet al te veel keren dat de zon opgaat voordat ik zal heengaan.

286 En nu, doorzoek mij nu, Vader. En als er iets is wat ik verkeerd doe en wat ik niet weet, wilt U het slechts aan mij openbaren, Here, toont U het aan mij. Ik, ik ben nu bereid om het allemaal in orde te maken.

287 Ik kijk daar naar mezelf in de spiegel van Gods Woord. Waar sta ik? Zie ik dat mijn beeltenis Jezus Christus weerspiegelt? Is dat de persoon die ik in de spiegel zie? Zie ik een van de gelovigen van het Oude Testament, of van de gelovigen van het Nieuwe Testament? Zie ik een schijngelovige? Zie ik mezelf als een ongelovige die er niet bij zou blijven om naar het Woord te luisteren, en in plaats daarvan de opvatting van de denominatie zou nemen? Zie ik mezelf er omheen hangen, proberend een kleine uitvlucht te vinden?

288 Here, als dat zo is, reinig mij dan gewoon, Here. Laat mijn hart rein en zuiver zijn. Want dit is mijn leven, Here, ik... ik wil dat in orde hebben. Het heeft geen zin om het slechts halfslachtig te doen als er een manier is om het echt gedaan te laten worden. Ik, ik wil dat het juist wordt gedaan, Vader. Niet alleen dat, maar ik zou mannen de verkeerde kant op, en vrouwen de verkeerde kant op leiden, de mensen die ik liefheb en die mij liefhebben; en dan zou ik fout zijn.

289 En Vader, als er iets zou zijn... Als ik vanavond dacht dat er enige denominatiekerk juist zou zijn; of dat de Raad van kerken juist zou zijn; of dat de meerderheid van de mensen gelijk zou hebben; Here God, help mij om genoeg man te zijn en Christen genoeg om toe te geven dat ik fout ben, en dat ik hier sta om deze mensen daarheen te sturen waarvan ik denk dat het in orde zou zijn. Reinig mij. Laat mij zien en begrijpen. Maar wat die dingen betreft, Here, voor zover ik het kan begrijpen: degenen die die vormen hebben en het Woord ontkennen... Je kunt het hun vertellen en toch zeggen ze: "Wel, het maakt geen enkel verschil. Het... God verwacht dat nu niet."

290 Here, ik geloof dat U dezelfde Jezus bent. U bent dezelfde God Die U altijd was. U bent nog steeds God en U verandert niet. Ik geloof dat deze Bijbel Uw Woord is, en ik geloof dat U en Uw Woord hetzelfde zijn.

291 En ik bid, God, dat U ons van Uw Heilige Geest zult geven om het Woord levend te maken, om ons de levendmakende kracht te geven, zodat wij op een dag, wanneer het leven voorbij is en U met ons gereed bent, levend gemaakt zullen worden en opvaren naar de hemel, waar wij in de gedachten van God waren voor de grondlegging van de wereld. God, sta het toe.

292 Vergeef onze zonden, Vader. Als hier mannen of vrouwen zijn die zich in die andere klasse bevinden dan de ware gelovigen in het Woord, God, reinig dan hun hart. Als er iemand naar de band luistert, of zal luisteren, dan bid ik voor de reiniging van hun hart, dat U hen zult reinigen, Here. Ik wil ze niet verloren zien gaan, God, ik bid dat U ons zult helpen om dat te begrijpen, dat de ene fout een andere fout niet zal rechtvaardigen. Er is maar één manier om het te doen, en dat is door beide verkeerde dingen uit de weg te ruimen en in orde te komen. En ik bid, Vader, dat U ons dat zult toestaan, door Jezus Christus onze Here.

293 Met onze hoofden gebogen, onze harten gebogen, wil ik nu dat u even een paar ogenblikken stilhoudt.

294 Toen ik als kleine jongen het visioen van de hel zag; de gruwelen ervan... Ik mag hierin verkeerd zijn. Misschien dat het een waarschuwing [of: een voorgevoel – Vert] was. Dat zou het kunnen zijn. Ik weet het niet. Het scheen alsof ik ergens was. Het was zo natuurlijk.

     Vervolgens zag ik niet lang geleden de sferen van de zaligen.

295 Toen ik in de sferen van de verlorenen was, schreeuwde ik: "O, God, laat hier nooit iemand komen!" U kunt niet... er is geen taal die kan beschrijven wat de verschrikkingen daarvan zijn. Er is voor mij geen mogelijkheid om het u te vertellen. Als u gelooft dat er een brandende hel is vol vuur en zwavel, dan zou dat nog een koele, schaduwrijke groene weide zijn vergeleken met de verschrikkingen van die verloren toestand, en de ellende die aan deze plaats verbonden is.

296 En als ik probeerde tot u te spreken over de dingen die boven het begrip van een menselijk wezen uitgaan, dan nog zou ik de plaats van de zaligen niet kunnen beschrijven, zo vredig! Om nooit meer te sterven, nooit oud te zijn, nooit ziek te zijn; om altijd jong te zijn, altijd gezond te zijn, en om nooit te sterven. Eeuwig leven, in de zegening van jeugdig te zijn, en geen zonde of wat anders ook! O, er is gewoon geen manier om het te ver-... beschrijven, het te beschrijven.

297 Zelfs Paulus zei: "Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen..." – je kunt het zelfs niet begrijpen; er is geen manier om het uit te leggen – "wat God heeft bereid voor degenen die Hem liefhebben."

298 En nu, omdat dit vast en zeker waar is, worden wij hier vanavond – zowel hier als in het onzichtbare gehoor – uitgebeeld in een van deze klassen. Of we zijn waarachtige gelovigen... Onderzoek het met het Woord. Als het Woord een bepaald iets zegt, en de kerk zegt iets anders, wat zou u dan nemen? Kijk in de spiegel van Gods Woord en zie in welke klasse u zich bevindt. En als u niet – zowel hier als in het niet zichtbare gehoor – als u vanavond niet bij dat gelovige type hoort, zou ik dan nu een woord van gebed voor u kunnen doen opdat u bij dat gelovige type zult gaan behoren?

299 En zou u hetzelfde bij God willen betuigen; met uw hoofd gebogen, uw hart gebogen, uw ogen gesloten, en voor God? Soms zijn mensen gewoon een beetje bang, weet u, om even hun hand op te steken, bang dat hun buurman... Ze behoorden dat helemaal niet te zijn, maar ze zouden gewillig moeten zijn om te gaan staan en te zeggen: "Ik, ik ben fout. Ik ben verkeerd."

300 "Wie zijn zonden bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar wie ze zal belijden, zal ontferming vinden." Zie? Wat is zonde? Ongeloof. Ongeloof in wat? In het Woord.

301 Nu, als u niet tot die klasse behoort, en er dingen zijn die u in de Bijbel ziet, die u eenvoudig... in uw... in uw intellectuele denken niet kunt begrijpen. U weet... U weet dat de Bijbel het heeft gezegd, maar u kunt... u kunt het niet begrijpen, en toch wilt u het. Zeg: "God, laat mij het begrip ervoor krijgen. Ik zal U gehoorzamen."

302 Zou u uw hand willen opsteken en zeggen: "Gedenk mij als we bidden"? God zegene u. God zegene u. Dat is goed. Zie?

303 Denk er echt goed over na. "Staat er iets in de Bijbel wat ik gewoon niet begrijp? Ik ben bang dat ik mezelf terug zal vinden in een van de andere categorieën. Misschien zal ik mezelf terugvinden bij de zeventig, waardoor ik... Er zijn gewoon een paar dingen die ik... Het is voor mij te moeilijk om te begrijpen hoe God deze dingen zou kunnen doen. Hoe Hij, Jezus, Dezelfde zou kunnen zijn. Hoe het zit met deze dingen. Ik begrijp het niet. Ik wil het begrijpen. Ik wil het geloven. En, God, help mijn ongeloof. Ik wil er een deel van zijn. Ik wil een deelhebber zijn aan het Woord. Ik wil het in mij hebben."

304 "Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven, vraag dan wat u wilt." Johannes 15. We weten dat dat waar is. Kijk: "Indien gij blijft", niet in en uit, in en uit, maar: "Indien gij in Mij blijft", en Hij is het Woord, "en Het in u blijft, vraag dan slechts wat u wilt en het zal aan u gegeven worden. Gij zult het ontvangen."

305 "Die Mijn woorden hoort, en in Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, is reeds overgegaan uit de dood in het leven." Maar kunt u eerst het Woord ontvangen? Kunt u het Woord ontvangen, heel het Woord, alles van Christus? Christus is het gezalfde Woord. Hij is het Woord, gezalfd.

306 Christus betekent de 'Gezalfde', het gezalfde Woord voor die dag gemanifesteerd, de Redder, de Verlosser. Dat was Hij toen Hij zou komen, en Hij was die gezalfde Persoon om die plaats in te nemen.

307 Nu is het de Heilige Geest in de laatste dagen om het avondlicht te laten schijnen, het geloof opnieuw te herstellen dat vertrapt is door de denominaties; de denominaties veroordelend en terugkomend tot het oorspronkelijke geloof, met oorspronkelijke Bijbel-geloof; de oorspronkelijke Bijbel, elk woord ervan gelovend, niet er iets aan toevoegend om het dit en dat te laten zeggen. Het precies zeggend zoals het werd gesproken, en u wilt het op die manier geloven.

308 Is er iemand die nog nooit zijn hand heeft opgestoken, die graag zijn hand zou willen opsteken en zeggen: "God, gedenk mij"?

309 God zegene u, dame. God zegene je, jongedame. God zegene u, u. Fijn. God zegene je, kleine kerel. God zegene u, mijn zuster. "Ik wil Hem." En God zegene u, zuster, rechts van mij. En God zegene u, achteraan. "Ik wil..." En God zegene jou, jongeman. En u, zuster, hier. U, broeder, aan deze andere kant, de Here zegene u. God zegene u, achteraan. "Gedenk mij slechts, Here."

310 Nu bedenk, u steekt uw hand niet omhoog naar mij; naar Hem. Hier recht achter mij, nu, de Here ziet uw hand. Zelfs als ik het niet zie, Hij ziet het. Hij kent uw hart. Hij weet wat daar klopt. Hij kent uw oogmerk. Hij weet wat uw motief is van dat oogmerk. God zegene u, broeder.

311 Nog iemand anders? "Ik wil heel het Woord geloven." God zegene u. Goed. God zegene u. "Help mij, Here, help mij." De Here ziet uw handen. Jazeker. Dat is het. "Er zijn dingen die ik niet kan begrijpen. Ik wil geen ongelovige zijn. Hoewel ik ze niet begrijp, wil ik het toch geloven. Ik ben gereed om te zeggen: 'Here God, hier ben ik. Ik wil geloven. Help mijn ongeloof, Here.'" God zij met u. God zegene u. Vele, vele handen zijn opgestoken, en er gaan er nog steeds omhoog.

312 U zegt: "Broeder Branham, helpt dat?" Steek uw hand eens op met een werkelijke, juiste bedoeling, en ontdek hoe u zich daarover voelt.

313 U getuigt ervan dat er iets kleins in uw leven is, weet u. Er is iets kleins wat u niet wilt dat het er is, maar toch is het er. U vraagt zich af hoe het zou moeten worden gedaan. "En Here, verhoed, dat ik een Judas zou zijn. Verhoed, dat ik mee zou gaan in een Boodschap, misschien alleen maar om te proberen eraan te denken dat er op een dag een kleine zwakke plek aan de dag zal komen. O God, niet ik. Laat mij precies bij Uw Woord blijven." Zie? "Of misschien zou ik een ongelovige zijn die heel eenvoudig denkt: 'Wel, als, als... Wel, waarom zeggen de anderen er niets over?'" Zie? "Ik wil helemaal niet zo zijn. Ik wil een gelovige zijn. Dat wil ik. Ik zie Gods Woord voor het uur. Ik zie God erin. En, Here, maak mij een deel van dat Woord. Maak mij er een deel van. Ik wil er deel van zijn." De Here zegene u.

314 Laten we nu bidden. En laat iedereen voor zichzelf bidden, en ik zal voor u gaan bidden. Wist u dat we op een dag zullen... dat we hier misschien een poosje niet bijeen zullen zijn. Enigen van ons zullen worden weggenomen, en we zullen niet bij elkaar zijn. Er zijn er hier velen van ons, sommigen van ons, die oud worden. Sommigen van ons... we weten het niet. Zelfs jonge mensen sterven. We sterven op elke leeftijd. We zullen worden afgescheiden en deze zaak moet beklonken worden. En u kunt daar niet zomaar op goed geluk komen, u moet komen terwijl u goed bij uw verstand bent.

315 U zegt: "Wel, als ik het maar kan zien vlak voordat ik sterf." Nee, doe dat niet. U zou dan zelfs niet meer bij uw volle verstand kunnen zijn. U zou voordat u thuiskomt, gedood kunnen worden bij een ongeval. U zou kunnen sterven aan een hartaanval. Wij weten niet wat er zal gebeuren; alleen God weet dat. Daar vertrouw ik niet op.

316 Ik zie zelfs dat mensen buiten voor het raam hun handen opsteken. Zie? Ja, God zegene u.

317 "Ik... ik wil in orde zijn. Ik... ik wil in orde zijn." En nu, laten we het nu in orde maken, op ditzelfde moment nu. U kunt het voor altijd vastzetten als het uit de grond van uw hart is, als u oprecht zult zeggen: "Here Jezus, ongeacht wat het is, of wat iemand anders ook zegt, Uw Woord zal in mijn leven op de eerste plaats komen. Ik wil dat in mijn leven hebben. U bent het Woord. De Bijbel heeft het gezegd, en ik geloof dat de Bijbel het Woord van God is. En ik weet dat de geloofsbelijdenissen en de dogma's die erin gespoten zijn het tot een huichelachtige boel hebben gemaakt. Here, reinig mij van dergelijk spul, en laat mij volledig de Uwe zijn. Ik hef mijn handen op tot U. Ik hef mijn hart op tot U, mijn stem tot U, mijn gebed tot U. God, wees mij genadig."

318 En mijn handen zijn ook opgestoken, Here. Reinig mij, o Here, van alle ongeloof.

319 Hoewel Hij mij misschien niet de kracht geeft om als Henoch te wandelen, om niet te hoeven sterven maar eenvoudig een middagwandelingetje te maken en met Hem naar huis te gaan... Maar, God, ik geloof dat het zal gebeuren, omdat ik weet dat er een opname zal zijn in de laatste dag, en dat het werk bekort zal worden.

320 En, Vader, zo vertelt onze kalender, nog zesendertig jaar en het werk zal voorbij zijn, en U zult ergens binnen die tijd moeten komen of er zal geen vlees behouden worden. En dan wordt ons verteld door de tijd-rekenkundigen en de mensen die zulke zaken onderzoeken, dat we daar absoluut vele, vele jaren aan voorbij zijn, vele jaren verder. Ze vertellen ons aan de hand van de kalenders dat we al veel verder zijn dan dat; misschien zijn er nog maar vijftien of twintig jaar over. Ik weet het niet, Vader. Maar ik weet, zelfs volgens onze kalender, dat we er bijna zijn.

321 Ik zie dat er daarbuiten geen enkele hoop kan zijn overgebleven, Here. Er komt een... Als ze er ooit aan beginnen die bommen op elkaar los te laten, Here, dan zal er geen front zijn waar gevochten wordt. Ze zullen... ze zullen elkaar vernietigen. En, Here, het staat in gereedheid, en toch zegt de Bijbel dat al de hemelen en aarde in brand zullen staan. God, ik zie het uur naderbij komen.

322 Ik denk aan het vermoorden van de president, en zie dan die andere boze man binnenkomen en hem in koelen bloede vermoorden, zonder de man een rechtszaak te laten hebben. O God, de een is even schuldig als de ander. Ze hebben het recht niet om dat te doen. Het kwaad is in ons eigen land dat verondersteld wordt een christelijke natie te zijn. Wat geven wij een armzalig voorbeeld, Here, van Christenen. Vergeef ons, Here, onze zonden.

323 Help ons, o God, speciaal Uw gemeente; zij die gedoopt zijn in dat mystieke lichaam van Christus. Want: "Het is de Geest Die levend maakt", zei U. En zoals de Zoon des mensen opgevaren is, zo zal ook Zijn lichaam opvaren. En Hij is het Hoofd; Zijn gemeente is het lichaam. O God, het is het Hoofd dat het lichaam leidt. Laat het hoofdschap van het Woord het lichaam van Christus leiden. En mag ik een deel zijn van dat lichaam, Here.

324 Ik bid voor degenen die hun handen hebben opgestoken, en voor allen die aanwezig zijn, en voor allen die naar de banden luisteren. Here God, ik bid oprecht. Haal ze binnen, Here. Kijkt U naar hun harten. U weet wat ze zijn. Maar als Uw dienstknecht bemiddel ik voor de mensen, Here. Ik heb hen lief. Ik heb hen lief.

325 En ik... ik probeer dit alleen te doen omdat ik voelde dat het Uw opdracht aan mij is om het te doen. Daarom, Vader, hier ben ik, het beste doende wat ik kan met... Vergeef mijn zwakke pogingen, Here. Ik bid dat U mij kracht zult willen geven, dat ik in staat zal zijn om het de mensen meer duidelijk te maken.

326 Wees nu met ons hier in de tabernakel vanavond. Zie neer op dezen, Here, degenen die hun handen opstaken in de tabernakel. Doorzoek mij, o Here, en beproef mij. En als er iets verkeerds in mij is, reinig mij dan, Vader. Sta het toe. Reinig deze gemeente.

327 Reinig ons allen, Here, opdat het Woord onder ons vlees gemaakt zal worden en bekend gemaakt zal worden aan de wereld in deze dag. Geef het, Vader. Want ik draag dit op, met mijzelf, en deze tekst, en met dit gehoor, en met Uw Woord en Uw belofte, voor de redding van onze zielen, in de Naam van Jezus Christus. Geef het, Here.

328 Mag de kracht van God op ons komen en ons zalven: vanaf de herder tot de deurwachter, en elke persoon die aanwezig is. Mag de Heilige Geest komen en Zijn plaats innemen in ons hart, en elke belofte van God nemen en aan ons openbaren dat Uw Woord de waarheid is. Door Jezus' Naam bid ik het.

329 En terwijl we onze hoofden gebogen houden... Ik kan.. Zou de organiste, als ze wil, ons het akkoord willen geven van dit lied: "Ik kan mijn Heiland horen roepen. Waar Hij mij heenleidt, wil ik volgen." Waar Hij mij heenleidt, wil ik volgen.

... mijn Heiland horen roepen, (Wat is Hij? Het Woord!)
Ik kan mijn Heiland horen roepen,
Ik kan mijn Heiland horen... (Nu, ontken uw dogma's en dingen.)
Neem uw kruis op en volg...

330 "Wie zijn kruis niet opneemt en Mij volgt – het Woord – is niet waardig Mijn discipel te zijn."

Waar Hij mij heenleidt... (Terug naar de Bijbel, daar zal Hij u heenleiden.) ... wil ik volgen,
Waar Hij mij heenleidt, wil ik volgen,
Waar Hij mij heenleidt, wil ik volgen,
Ik ga...(Als het naar het doopwater is, in Zijn Naam; of naar het altaar om van mijn schande af te komen...) ... heel de weg.

331 [Broeder Branham begint Waar Hij mij heenleidt, wil ik volgen te neuriën – Vert]

... met Hem door het oordeel, (Dat is het, op dit moment.)
Ik ga...

332 Aan welke kant staat u? Wat ziet u in uw weerspiegeling in de Bijbel, Gods spiegel, als ik nu word geoordeeld door het Woord?

Ik ga met Hem...

333 "Ik zal met het Woord meegaan, ongeacht wat het kost. Ik zal door de oordelen Gods heengaan. Als ik een van die plaatsen moet innemen, maak mij dan een gelovige voor het hele Woord."

... met Hem, met Hem, heel de weg.
Want waar Hij mij heenleidt, wil ik...

334 Nu, denk er nu heel goed over na. "Hij leidt..."