Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Een paradox

Door William Marrion Branham

1 Dank u wel, mijn broeders en zusters. Dit acht ik dan ook een groot voorrecht om vanmorgen hier te zijn om tot deze dienaren van Christus en collega's – medewerkers – in het Evangelie te spreken. Ik ben niet iemand om een toespraak te houden; ik ben niet bekwaam om dat te doen. En ik zou heel graag de mannen bijeen willen krijgen, omdat soms, op die manier... speciaal degenen die – zoals wij dat in de wereld zouden noemen – die enigszins hun nek hebben uitgestoken om je te sponsoren, ziet u, een van de samenkomsten. En ik zou graag de reden willen geven voor de hoop waarvoor ik strijd en u broeders laten zien dat het niet vol bijgelovigheid zit. Het is het Evangelie.

2 Vele jaren geleden toen ik mijn eerste reis naar Phoenix, Arizona, maakte, waar...

3 Ik genoot vanmorgen van mijn ontbijt met mijn goede vriend Carl Williams, hier in deze hoek. Ik vermoed dat u allen met broeder Carl Williams bekend bent. Zou u even willen gaan staan, broeder en zuster Williams. Hij is de president van de afdeling van de Volle Evangelie Zakenlieden te Phoenix, Arizona: broeder en zuster Williams. En zodoende heeft hij bewezen een zeer dierbare vriend voor mij te zijn.

4 Verleden week in de samenkomst, of eerverleden week in Phoenix, was ik aan het vertellen over mijn eerste trip naar Phoenix. Ik herinner mij dat ik als kleine jongen naar alles keek en alles las wat ik maar kon, omdat het mijn plan was op een dag... Mijn vader was een ruiter en ik wilde een cowboy zijn. Ik had als kleine jongen heel wat Westerse tijdschriften gelezen en te veel films gezien. Ik had dus mijn vader zien rijden en ik dacht stellig dat ik ook zou kunnen rijden en mijn ambitie was naar het Westen te trekken om een ruiter te zijn.

5 En ik had gehoord over de Bijgelovige berg. Natuurlijk, de Vermiste Hollander, die naar ik geloof de Verdwenen Hollandse mijn is, waarvan ik denk dat het een legende is.

6 En veel mensen nu, daar in ons land... het wordt rodeo tijd en iedereen draagt blue jeans en een grote hoed. Zij proberen te leven in een voorbijgegane tijd. Zij beleven iets wat toen werd geleefd. Zie? En ik vraag me af waarom ze dit doen? Er is iets in hen wat hen dat laat doen.

7 Maar, ziet u, ik denk dat er dit aan de hand is vandaag met onze Christelijke economie. Wij proberen in een vorige eeuw te leven, naar wat iemand anders uit een ander tijdperk heeft gezegd. En dat werkt niet voor dit tijdperk. Maar het is vreemd dat zij een ouderwets idee wensen, een of andere boerendans of een cowboy of zoiets dergelijks. En dat wezenlijke in hen wat maakt dat zij ernaar terugverlangen is het Evangelie. Zij willen een nieuw, versierd Evangelie, iets wat hier bij deze dag past, wat fijne denkbeelden en fijne cultuur en opleidingen. Maar ze willen niet het ouderwetse Evangelie, terwijl die echte zaak in hen maakt dat ze terug willen gaan. Daar zou het heen moeten gaan, terug naar dat. Maar in plaats daarvan keren ze naar iets anders terug. Wanneer dan iets van God wordt gedemonstreerd is het heel verbazingwekkend, ongebruikelijk voor hen en niet overeenkomstig hun ethiek en zij willen het niet accepteren.

8 Niemand heeft méér respect voor John Wesley, Sankey, Moody, of Finney, Knox, Calvijn of iemand van deze mannen, dan iemand van ons predikers – die mannen van God waarderen – dat zou hebben voor die mannen. Maar ziet u, wij zijn verder gekomen. We zijn niet in dat tijdperk. Elk van hen diende in een verschillend tijdperk en in een andere mate. Wij dienen God vandaag in een andere mate dan zij hadden. Als er een morgen is, dan zal er een tijdperk zijn, er zal een Evangelie voor dat tijdperk zijn dat steeds verder zal gaan, tot de hele zaak is voleindigd in God en God één met ons wordt.

9 Welnu, ik herinner me de ochtend dat ik een zaklantaarn nam, ik kon niet langer wachten om de Bijgelovige berg te zien. Ik moest erheen. Maar mijn kleine zaklantaarn stelde niets voor. Ik kon helemaal niks zien. De grote spookachtige schaduwen en de mannen die op die berg werden gedood op zoek naar goud... En het bevatte werkelijk heel wat bijgelovigheid. En terwijl ik met mijn kleine lantaarn probeerde rond te kijken kon ik niks zien en alles was schrikaanjagend. Weet u wat ik deed? Ik zat gewoon stil tot de zon opkwam. Toen die zon (die de koning is van alle lichten), toen die omhoog kwam speelde mijn zaklantaarn geen enkele rol meer, maar alle spoken verdwenen. Ik heb gezien dat de Bijgelovige berg niet spookachtig was. Ik was gereed om erin te lopen om het voor mijzelf te ontdekken, vanwege dat grote licht (de zon), wat het gesproken Woord van God is. God zei: "Laat er licht zijn." En dat is het Woord van God gemanifesteerd. En toen deze zich vertoonde verdwenen alle spoken.

10 En zo denk ik er vandaag over. Waar ik onder broeders zo verkeerd ben begrepen, mag het grote licht, het koninklijke licht... Er is geen ander licht. Geen van onze gefabriceerde lichten zal er vandaag bovenuit blinken. Het geeft niet hoeveel vuurballen wij gooien, u kunt niets zien; u moet er middenin kijken om ook maar enig sprankje licht te zien. Deze zon dooft het allemaal uit, omdat het het gemanifesteerde Woord van God is. En ik denk dat wanneer het gemanifesteerde Woord van God boven al onze bijgelovigheden oprijst, deze uitdoven. Ziet u? Wij willen weten wat waarheid is, wat het uur is waarin wij leven.

11 En broeders, we zitten hier vanmorgen als vele verschillende denominaties – verschillende denominaties vertegenwoordigend. Ik denk niet dat dit telt.

12 In Colorado was ik gewend vee te hoeden. Ik herinner me een keer dat ik moest... we zouden de round-up in het voorjaar hebben; het vee bijeen drijven naar het Arapajowoud. Menige dag heb ik met mijn been over de knop van het zadel hangend zitten kijken naar de veeboer, die dat vee telde terwijl ze door de opening van de omheining van het privé-eigendom het bos werden ingedreven.

13 Om een koe daarin te brengen moet elke boerderij in staat zijn een baal hooi te produceren, ik geloof geen baal hooi maar een ton hooi. O, ik denk dat het twee ton voor een koe is, het hangt er vanaf met hoeveel de Kamer van koophandel u daarbinnen wil laten gaan met uw brandmerk, omdat... Voor dit brandmerk produceert deze boerderij zoveel hooi. Dan laat u een koe daarboven grazen in het woud. Zodoende wordt het bos niet met vee overspoeld en is het precies genoeg om voor hen te zorgen. Anders zou iedereen maar binnenkomen. En ik bemerkte dat het het Hereford-genootschap was dat dat bos begraasde, in dat deel van het Arapajowoud. En ik hield de veeboer in de gaten.

14 Nu, wij... Die van ons was de oude kalkoenpoot; kalkoen. De driepoot was vlak boven ons. Meneer Grimes had ongeveer vijftien man in dienst; hij had een paar honderd stuks vee. En wij hadden een hoeveelheid vee daar, ik werkte als veehoeder, vier- of vijfhonderd stuks. Maar bij Grimes liep het in de vijftien-, misschien achttienhonderd stuks, het was de staaf... diamantstaaf.

15 En ik sloeg de veeboer gade. Hij moet daar staan om die koeien te tellen die er doorheen gaan. Weet u, hij besteedde geen enkele aandacht aan het soort brandmerk waarmee zij gemerkt waren. Eén ding controleerde hij, het bloedlabeltje in het oor, want zij moesten een geregistreerde Hereford zijn voordat zij konden grazen. Dit is vanwege het instandhouden van uw stamboom, zie. Uw koe moet gefokt zijn, ziet u; uw kalf moet van een stamboekstier zijn. En daarom moet u bij een bepaald aantal koeien een stier hebben. En ze lopen allemaal door elkaar heen. Allen moeten geregistreerd staan als volbloed stamboekvee. U houdt uw... de bloedstroom blijft dan zuiver, van het Hereford-genootschap.

16 Menigmaal dacht ik: "Dat is de wijze waarop het bij het oordeel zal gaan. Hij zal niet letten op welk brandmerk wij dragen, maar Hij zal kijken naar dat bloedmerk, Jezus Christus." Hij zal werken...

17 Als wij vanmorgen zouden proberen van ons allen Assemblies of God te maken, dan zouden we dat niet kunnen. Proberen van hen Pinksterheiligheid te maken; dat zouden we nooit kunnen. Hen proberen tot Verenigde Kerken te vormen; we zullen dat nooit kunnen doen.

18 Maar er is één plaats waar wij allen elkaar als gelovigen kunnen ontmoeten: onder het bloed van Jezus Christus. En dat is de enige plaats waar God de mens ooit ontmoette, of ooit de mens zal ontmoeten, namelijk onder het bloed van Jezus Christus. Daar hebben wij dingen gemeenschappelijk.

19 Onlangs las ik over een jong stel dat zou gaan scheiden en het was een jammerlijke zaak. Zij hadden verscheidene jaren samen geleefd en er rees een geschil onder hen op. En de kleine moeder, dame, en haar echtgenoot zouden gaan scheiden. En zij waren... de advocaat was een vriend van hen. Hij zei: "Nu, voordat we iemand daarheen moeten sturen om deze dingen te verkopen en wat jullie hebben mee te nemen – als jullie die echtscheiding gaan hebben – verdeel dan eerst de inboedel onderling." Dat zouden ze doen, zeiden ze.

20 Zij gingen naar de zitkamer, waren het oneens, streden, enzovoort, over wat er in de zitkamer stond. Zij gingen naar de woonkamer en daar gebeurde hetzelfde, en de eetkamer en keuken. Tenslotte herinnerden zij zich dat zij op de zolder nog wat dingen hadden opgeborgen. Dus gingen zij de vliering op, zo noemt u dat hier, geloof ik, in het oosten noemen we het zolder. Ze gingen er dus heen en pakten een oude kist uit. Zij hadden wat kleding en dergelijke, dus grepen zij ernaar en maakten zich druk over het een en ander.

21 En toen zij na een poosje iets optilden, grepen zij er beiden naar. En hun handen grepen elkanders handen toen zij het pakten. Het was een paar kleine witte schoentjes. Het had aan een baby toebehoord die in hun verbintenis aan hen werd geschonken, maar gestorven was. Ze hielden elkanders handen vast. De een kon niet zeggen: "Het is van mij" en de ander kon niet zeggen: "Het is van mij." Het was iets dat zij gemeenschappelijk hadden. Slechts enkele ogenblikken keken zij elkaar aan. De één kon het niet opeisen en de ander ook niet. Toen lagen zij in elkanders armen en de echtscheiding werd ingetrokken.

22 Dat wil ik zien. Wij Baptisten en wij Methodisten en wij Vergaderingen en Kerk van God en wat we ook mogen zijn... We kunnen wel heel verschillende dingen hebben en al dergelijke zaken, maar dat zijn onze eigen tradities die ons daarin brachten. Maar er is één ding dat wij gemeenschappelijk hebben, broeder: Christus. Hij is het Woord. Dat komen we hier doen; niet spreken over onze geschillen, maar spreken over wat we gemeenschappelijk hebben: Jezus Christus.

     Laat ons nu bidden.

23 Hemelse Vader, Gij zijt onze Vader. Wij danken U, omdat wij vandaag de hoop hebben op eeuwig leven, door de gezegende opstanding van Jezus Christus. We zien dat de avondlichten schijnen. Wat de worm aan de boom overliet heeft de rups gegeten; wat de rups overliet heeft de sprinkhaan gegeten; en wij beseffen dat deze insecten hetzelfde insect zijn, alleen in een ander stadium van zijn leven. En wij beseffen dat kerkgeschillen nog steeds hetzelfde oude Roomse insect zijn, dat startte in Nicéa. Wat de een heeft achtergelaten, eet de ander. En het ziet er vandaag uit of wij in zo'n chaos zijn – terwijl het nu overgaat in de grote raad, Oecumenische Raad van kerken. Het lijkt of er niets meer is overgebleven; alle hoop is verdwenen.

24 Maar wij denken aan het onfeilbare Woord van God. Zoals de zon opkwam om de bijgelovigheden te tonen, zo hebt U beloofd: "Ik zal herstellen, zegt de Heer, al de jaren dat de rupsen vernielden en de sprinkhanen, enzovoort." Hoe zij weer hersteld zouden worden en die boom opnieuw zou leven! Wij bidden, Vader, dat U genade wilt neerzenden en de opstandingskracht van Christus, zodat U kunt herstellen; wek ons op tot een levend geloof in het levende Woord van deze dag. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

25 Ik ben een beetje hees, broeders, en geen redenaar, maar wil gewoon een tijd van samenzijn hebben zodat u zult zien wat ik bedoel; daarom ben ik hier. Als u mij erop betrapt dat ik iets doe buiten dit Woord om, en wat voor deze dag is beloofd, dan bent u verplicht naar mij toe te komen. U bent verplicht het mij te komen vertellen. Maar zoals ik al zei is er één ding waarover wij het eens kunnen zijn en dat is Christus. Dat hebben we gemeenschappelijk. Hij stierf voor ons allen. Wij zijn onder dat bloed.

26 Nu, ik ben hier voor niets anders gekomen dan te proberen elk van u mannen te helpen zodat deze omgeving na de opwekking een betere plaats zal zijn, want wij zijn voor dit doel bijeen gekomen. Hiervoor zijn we bijeen gekomen om met elkaar vertrouwd te raken, elkaar beter te leren kennen en gemeenschap met elkaar te hebben. Daarom ben ik vanmorgen hier; dat was ons doel van deze samenkomst hier, zodat we elkaar leren kennen.

27 Wij beseffen nu dat het door alle eeuwen heen zo is geweest. Laat iets kleins, wat buitengewoon is, worden gedaan of iets wat anders is, en je hebt een hoop vleselijke nabootsingen die erop volgen. Dan krijg je allerlei soorten bijgeloof. En het moet op die wijze zijn. Er wordt verondersteld dat het op die wijze is. En er worden dingen over gezegd die niet waar zijn. We weten dat het altijd zo is geweest.

28 Van Jezus werd verondersteld dat Hij een onwettig kind was. Dat was Hij niet. Hij was precies zoals de Bijbel zei. Die mannen die Hem zo noemden... Hij was een manifestatie van het Woord van God dat duidelijk werd gemaakt.

29 En merk op dat ze zeiden: "Zijn discipelen zijn gekomen en hebben Zijn lichaam gestolen" – kochten de Romeinse soldaten om. Dat geloven zij nog steeds. Maar wij geloven en weten door Zijn levende tegenwoordigheid nu, dat Hij opstond uit de dood en nu hier bij ons is. Wij zijn er zeker van en weten dit. Elk woord waarover Hij sprak en dat Hij door de tijdperken heen heeft beloofd, is vervuld als u er op let. Niets kon het doen, alleen God. Wij zijn Zijn dienstknechten.

30 En nu dacht ik eraan om vanmorgen een kleine tekst uit de Schrift te lezen om tot u, broeders en zusters, over te spreken zodat we een kleine samenkomst zouden kunnen hebben.

31 Die wind doet me niet al te goed daarboven. Ik hoor... Dat is in orde. Laat het nu maar, broeder Roy, omdat ik hier maar een paar ogenblikken zal blijven.

32 Enkele jaren geleden (ongeveer vijftien jaar geleden), jaagde ik altijd met een man die kapper was en hij was tevens voetverzorger. Dat is het wegsnijden van eelt aan de voeten. Weet u, in die tijd was het moeilijk rond te komen; er was geen geld. En deze kapper-vriend van mij, ik... hij kamde mijn haar en hij had... Hij knipte mijn haar, liever gezegd, en hij ontdekte roos op mijn schouder. Hij zei: "Billy, je moet... ik zal je een beetje shampoo moeten geven." En hij zei: "Je hebt zoveel roos op je jas."

     En ik zei: "Goed, Jimmy."

33 En terwijl hij over het jagen op wasberen sprak, reikte hij naar achteren... (Ik was zijn voorganger en hij onderwees op de zondagsschool; hij was een fijne man.) Hij dacht dat hij deze lucky tiger shampoo pakte om op mijn hoofd te gieten, maar het was carbolzuur.

34 En wekenlang droeg ik een gebreide muts in mijn preekstoel. Vandaag heb ik er nog steeds last van, ziet u, zelfs dat beetje... mijn schedel is nog steeds zacht, ziet u.

35 En het... Nee, dat is nu in orde, omdat dat gisteravond was. En ik raak gewoon verstopt.

36 Mijn vrouw kocht een haarstukje voor mij om te dragen. Ik kon geen hoed in de preekstoel dragen, het staat respectloos tegenover Christus. Als je een mutsje draagt zeggen ze dat je een bisschop wilt zijn. En het is gewoon een probleem. Zij kocht het voor mij maar ik heb nog niet de moed gehad het te dragen. Ik wou dat ik het gedaan had, maar ik deed het niet. Maar ik ben bang dat het iets teweeg brengt en weet u, ik denk dat ik het maar zal moeten laten gaan.

37 En nu wil ik iets uit de Schrift lezen waar... Gods Woord faalt nooit; het mijne wel. Maar ik wil dat u dit niet vergeet dat in elk tijdperk... God... in den beginne is het Woord.

38 Hij was altijd het Woord. En het Woord is een gedachte die uitgedrukt wordt. Ziet u? Welnu, in Zijn gedachten die Hij had... het hele plan – terwijl Hij het eind vanaf het begin weet – heeft Hij het geheel in woorden uitgedrukt. En die woorden worden gemanifesteerd.

39 Zoals de zon die Gods gemanifesteerde Woord is. Hij zei: "Laat er licht zijn" en er was licht.

40 En er is een tijd van scheiding. Er was een tijd waarin God het licht van de duisternis scheidde. Hij doet dat altijd. Er was een tijd dat Hij het land van de aarde, of het water, scheidde. Hij scheidde Paulus en Barnabas af. Hij scheidde Mozes af van Egypte. Ziet u, Hij is altijd een afscheider. En die tijden komen. Mensen, mannen die deze bedieningen uitdragen doen dat niet graag, maar het moet worden gedaan. Ziet u? Er is een tijd dat de discipelen zich van hun eigen mensen moesten afscheiden.

41 Paulus keerde zich naar de heidenen, bij de Joden vandaan, Gods erfdeel. Er kwam een tijd waarin hij het moest doen. Zij spraken hem tegen, maar hij deed die beroemde uitspraak: "Ik was het hemelse visioen niet ongehoorzaam."

42 En mag ik ditzelfde zeggen, broeders, zie, het visioen van vandaag, ziet u, het visioen van de belofte van vandaag: de Heilige Geest in het land vandaag. God beloofde dat Hij in deze dag de Heilige Geest op ons zou uitstorten. Welnu, ik heb het land heen en weer doorkruist. Er zijn wonderbaarlijke tekenen geschied als u hebt opgelet. Niet één keer hebben die tekenen ooit gefaald. Zij zijn volkomen de waarheid, omdat het God is. Tienduizenden, duizenden maal duizenden keren, en niet één ervan kan falen.

43 Ze noemen het een duivel. Ze noemen het van alles. Sommigen zeggen van alles en nog wat.

44 Maar Jezus zei: "Als zij de Heer des huizes 'Beëlzebub' hebben genoemd, hoeveel temeer zullen zij dit van Zijn discipelen zeggen?" Daarom zei Jezus: "Onderzoek de Schriften want daarin denkt u eeuwig leven te vinden. Zij zijn het die van Mij getuigen."

45 Nu niet... Zij zouden niet van mij getuigen; ik ben een mens. Maar de Boodschap die uitgebracht werd, daarvan getuigt het. God zendt geen wonderbaarlijke dingen om te tonen dat Hij God is. God zendt een fenomeen om dit te doen: om iets bekend te maken. Een bediening treedt naar voren met wonderbaarlijke dingen en daarna volgt al wat vleselijk is en dergelijke erop.

46 Toen ik onlangs over Maarten Luther las, werd er gezegd: "Het was niet zo'n geheimzinnige zaak dat hij kon... dat hij tegen de Katholieke kerk durfde te protesteren en dat overleefde. Maar het fenomeen van Maarten Luther was dat hij zijn hoofd koel kon houden bij al het fanatisme dat de reformatie volgde."

47 Dat is wat wij moeten doen. Er is van alles gaande en dat brengt spoken voor u te voorschijn, broeders. Maar vergeet niet, wanneer het echte licht verschijnt verdrijft het al die spoken. Ziet u? Het zet de spoken te schande. Het brengt ze aan het licht. En zo weten we dat waar het bovennatuurlijke geschiedt er altijd een gemengde groep mee samengaat.

48 Mozes deed het fenomeen en daar ging het de woestijn in. Korach probeerde te zeggen: "Welnu, u tracht te zeggen dat u de enige bent die dit kan doen. Er zijn meer heilige mannen dan u."

49 U weet wat er plaats vond, is het niet? God zei: "Scheid u slechts van hen af." Zie?

50 Wij hebben dat altijd gehad, begrijpt u. Wanneer het bovennatuurlijke wordt gedaan volgen de nabootsers het. Het moet zo gaan. En die nabootsing brengt...

51 Zoals de congresman Upshaw. Zijn weduwe kwam gisteravond per vliegtuig over om hier in de samenkomst te zijn. Hij werd in de diensten genezen zoals u allemaal weet. Zijn uitspraak was altijd: "Je kunt niets zijn wat je niet bent." Zo is het precies. Je kunt niet iets zijn wat je niet bent.

52 Indien wij slechts... Zoals bij een grote symfonie, als we slechts de maat zoals de componist het heeft geschreven zouden opvolgen, dan zouden wij het zien. Nu komen wij tot deze gedachte dat het uur waarin wij leven, de tijd waarin wij nu zijn, wij tot het punt zijn gekomen waarin wij uitkijken naar God.

53 Toen u broeders pas begon, uw hervormers, de Pinksterbeweging vele jaren geleden, toen het herstel van de gaven, het spreken in tongen, enzovoort, in de gemeente kwam, toen God de gaven terug herstelde in de gemeente – vergeet niet dat u allen ook een hervorming had. Uw vaders hadden het. Het viel zwaar om weg te trekken van Presbyteriaan, Lutheraan, Baptist, enzovoort, in die reformatie. De Nazireners bloeiden in die tijd evenals de Pelgrim Heiligheid. Zij verwierpen uw boodschap. Wat gebeurde er met hen? Ziet u waar ze vandaag aan toe zijn? Vergeet nu niet dat wij hetzelfde kunnen doen. O ja.

54 Wanneer een kerk zich ooit organiseert, een boodschap zich ooit organiseert, gaat het op de plank en herrijst nooit meer. Uw geschiedkundigen hier – ik ken één van u, ziet u – en dat is waar. Het rijst nooit meer op wanneer het zich organiseert.

55 Het Katholicisme was de eerste organisatie; in de Bijbel een 'hoer' genoemd. Zij was een moeder van hoeren, dezelfde zaak, organisaties. Ziet u waar het weer helemaal op uitdraait, hier in de Oecumenische Raad?

56 Nu vanwege dat ben ik er door de organisaties uitgezet. Die broeders beseffen niet wat zij doen. Ik ben het niet; ik ben er niet uitgezet. Zij zetten het Woord eruit. De Bijbel heeft gezegd dat in dit tijdperk van Laodicéa Christus aan de buitenzijde van de kerk stond te kloppen om te proberen weer binnen te komen. Er is nog nooit een tijdperk zoals dit geweest; aan de buitenzijde!

57 Want er zullen geen gemeentetijdperken meer komen. Dit is het einde van... Laodicéa was het laatste tijdperk en Pinksteren is dit Laodicéatijdperk en wij weten dat. Er zal nooit meer iets boven Pinksteren komen. Dat is het.

58 Zoals een mens... Geen enkel schepsel kwam verder omhoog in de evolutie (zijn soort komt niet hogerop) tot een mens, want een mens is in het beeld van de God Die hem geschapen heeft. Er zal nooit iets hogers zijn. Dit is... Het Woord zou het niet verder laten gaan, omdat Hij het Woord is.

59 Ook kan het Woord niet boven welk Laodicéa gemeentetijdperk dan ook uitstijgen. En we zien ze daar allemaal. Jezus aan de buitenkant van de kerk, proberend weer binnen te komen. Begrijpt u?

60 Dit is wat zij met Hem hebben gedaan toen Hij hier eerst was. Hij is het Woord en het Woord... Hij was het Woord. Zij zeggen: "Wij hebben het Woord." De Farizeeërs zeiden: "Wij hebben het Woord!" Maar het echte, ware Woord verwierpen zij.

61 Daarom zei Jezus: "Onderzoek de Schriften, zij zijn het die van Mij getuigen."

62 Vandaag kunnen we terugkijken en zeggen: "Hoe komt het dat zij zo blind waren?" Ik vraag me af of wij niet eens terug willen kijken en zeggen: "Waarom waren wij zo blind?" Zie? Ziet u? Het moet zo zijn, broeders. Het is erg jammer, maar het moet zo gaan. Zeg niet 'wat jammer', zo bedoel ik het niet. God weet wat Hij doet. Begrijpt u? Zij... niet, zij... Het is het Woord dat zij verwerpen, het Woord dat gemanifesteerd wordt, de belofte die gemanifesteerd is, de belofte voor deze dag. En de reden dat het gedaan wordt is omdat de mensen in het schijnsel van een ander licht leven.

63 De grootste roofoverval die ooit werd gepleegd gebeurde niet lang geleden in Engeland en werd gedaan bij een vals licht. Een beroving van zeven miljoen dollar. De wereld heeft nog nooit van zo'n overval gehoord. Scotland Yard kon het niet oplossen. Dat was de grootste diefstal die de wereld ooit heeft gekend, uitgevoerd door een vals licht.

64 Broeders, mag ik dit zeggen met liefde in mijn hart voor de mens. God weet dat. De grootste beroving die de kerk ooit heeft ondergaan kwam eveneens door een verkeerd licht, levend in het schijnsel van een ander tijdperk: wat Luther, Maarten Luther, Wesley of wat sommigen van onze vroegere Pinkstervaders zeiden. Ziet u? Dat is niet voor vandaag. Hier is de belofte voor de dag, hier is het Woord en de... En u zegt: "O, u hebt het verkeerd uitgelegd." God is Zijn eigen uitlegger, wanneer Hij het manifesteert.

65 Wat als men de Pinkstervaders hier vijftig jaar geleden verteld had dat zij het Woord verkeerd hadden uitgelegd: er bestaat niet zoiets als spreken in tongen? Zij luisterden daar niet naar. God verklaarde Zijn eigen Woord. Petrus zei op de Pinksterdag: "Bekeert u en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van zonden en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want de belofte is voor u en voor uw kinderen en degenen die verre zijn, zelfs voor zoveel de Here uw God ertoe roepen zal." Hoe konden ze daarvan weggaan? Het verklaart zichzelf. Ziet u? Het heeft geen uitleg nodig.

66 En vandaag, dit tijdperk waarin we nu leven, is er een bruidsboom te voorschijn gekomen, zie. Waarlijk, de boom is opgekomen.

67 En zij... Zodra zij zich organiseerden konden zij geen stap verder gaan. En wat gebeurt er? Zij organiseren zich en lopen uit in deze tak, dan wordt de tak gesnoeid overeenkomstig Johannes het vijftiende hoofdstuk. Hij snoeit hen weg. Zij worden nooit meer gebruikt.

68 Maar in de kern van die boom komt de vrucht voort, precies in de top ervan, wanneer de boom tot volle wasdom is uitgegroeid. Het kan niet verder gaan; precies in de top. Het laatste gemeentetijdperk is hier. Zij komt tot volle rijpheid. Het is een bruidsboom. Jezus was de Boom des levens uit de hof van Eden. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hij was de Boom des levens.

69 Er was een boom in de hof en één ervan was, indien u het aanraakt... Nu, we hebben onze verschillen hierover dus wil ik er niet op ingaan, maar laten we zeggen dat het een boom van ongehoorzaamheid was. En zodra zij die boom aanraakten moesten alle mensen sterven. En zij moesten hen bij deze andere Boom weghalen; want als zij van deze Boom des levens aten zouden zij allen leven, terwijl ze goed van kwaad konden onderscheiden. Zo is het. U weet dit, als predikers. Wij hebben onze ideeën hierover en waarschijnlijk verschillen we met elkaar over wat de boom was.

70 Maar we kunnen allemaal weten dat Christus die Boom des levens was. Want op een dag, daar op het Jubelfeest toen zij dronken en zich verheugden, sprak Jezus omtrent het water. Hij zei dat Hij de Rots in de woestijn was.

     Ze zeiden: "Onze vaders aten manna in de woestijn."

71 En Hij zei: "En ze zijn allemaal dood. Maar Ik ben het Brood des levens." Amen. Die Boom des levens die van God uit de hemel neerkwam. "Wie dit Brood eet, zal nimmer sterven." Dat is het Brood des levens.

72 Welnu, om er de spot mee te drijven hingen de Romeinen Hem aan een boom. "Vervloekt is hij die aan een boom hangt", om van de Zoon van God een spotternij te maken. Hij werd veracht, verworpen. Hij kwam van de hoogste hemel en werd de geringste op aarde. Toen Hij hier was ging Hij naar de geringste stad. De kleinste man in de stad moest naar beneden kijken om Hem te zien; Zachéüs. Hem werd de gemeenste naam gegeven. Hij werd het slechtste behandeld en stierf de wreedste dood die men maar kon sterven. Dat is wat mensen over Hem dachten. Dat is wat de wereld over Hem dacht.

73 Maar God verhief Hem zo hoog dat Hij naar beneden moet kijken om de hemel te zien; gaf Hem een Naam boven elke naam, zodat alles in hemel en op aarde naar Hem genoemd wordt. Dat is hoe God over Hem dacht, ziet u. Als wij zonen van God zijn, de attributen van Zijn gedachten vóór de grondlegging der wereld, dan zullen wij hetzelfde van Hem denken. En denk eraan, broeders, Hij is het Woord. Ziet u? De Boodschap volgt altijd op het fenomeen.

74 Jezus, toen Hij als een jonge Rabbi begon te prediken en de zieken genas, wilde iedereen Hem in hun kerk. U weet dat. Maar dat was alleen het fenomeen dat Hij bezat dat werd vertoond, waarmee Hij de aandacht van de mensen trok. Maar op een dag ging Hij zitten en begon tot hen te spreken. Daar kwam de bediening die op het fenomeen volgde; toen wilde niemand Hem meer. Het is erg maar het herhaalt zich gewoon. U zult het van daaraf aan begrijpen.

75 Laten we hier vanmorgen in de betrouwbare oude Bijbel wat lezen voor een korte bespreking, zo de Here wil. Laten we lezen uit het boek van Jozua, het tiende hoofdstuk te beginnen met het twaalfde vers.

76 En nu... Hoe laat moeten wij hier weggaan? Hoe laat moeten we hier vandaan zijn? [Iemand zegt: "Er is geen tijd vastgesteld." – Vert] Laten we zeggen, wel, laat ik zeggen binnen vijftien of twintig minuten zal dat genoeg zijn? Is dat goed? In orde, eventjes. ["Geen tijd vastgesteld." – Vert]

     Toen sprak Jozua tot de HEERE, ten dage toen de HEERE de Amorieten voor het aangezicht van de kinderen Israëls overgaf, en zeide voor de ogen der Israëlieten: Zon, sta stil te Gibeon, en gij, maan, in het dal van Ajálon!
     En de zon stond stil, en de maan bleef staan, totdat zich het volk aan zijn vijanden gewroken had. Is dit niet geschreven in het boek des oprechten? De zon nu stond stil in het midden van de hemel, en haastte zich niet onder te gaan omtrent een volkomen dag.

77 Nu, ik ga daar slechts een kleine tekst uit nemen, want ik heb u verteld dat ik geen redevoering kan houden, maar ik geloof dat u ondertussen wel begrijpt wat ik bedoel. Ik ben hier om mijn schouders naast de uwe te plaatsen, om u te helpen op Jezus Christus aan te dringen. Niet op organisaties aan te dringen, niet aan te dringen op personen van de aarde; maar aan te dringen op Jezus Christus, Die het gemanifesteerde Woord van God is; God gemanifesteerd. Niet slechts wat iemand uitlegt; God geeft Zijn eigen verklaring. God bewijst wat het is. Hij bewijst wat Hij is. Als de Farizeeën dat maar hadden gezien, als zij de Schrift maar hadden kunnen lezen waar deze dingen stonden, dan zouden ze hebben gezien dat God Zijn Woord aan het manifesteren was door Jezus Christus. Hij was het Woord en Hij is nog steeds het Woord.

78 Voor dit onderwerp wil ik nu ongeveer vijftien minuten gebruiken en ik zal proberen mijn spreken... Ik maak banden (zoals u allemaal hoort) van drie en vier uren. Maar dat gaat over een onderwerp, zie. En in uw kerken probeer ik mijn spreken 's avonds ongeveer dertig minuten lang te houden, zodat ik de gebedsrij kan nemen en de mensen niet uitput, om dan weer terug te komen. Ik weet zeker dat u dit beter vindt. Ik was gewend uren te blijven en thuis te komen tussen half twaalf en twaalf uur. En nu probeer ik mijn dienst ongeveer vijfenveertig minuten tot een uur te laten duren.

79 Ik wil hier het onderwerp Paradox nemen; slechts het woord: een paradox.

80 En ik wist niet dat ik het ontbijt zou hebben. Gewoonlijk doen we dat, maar ik dacht dat ik misschien aan de beurt zou komen op... misschien op zaterdag of zo. En broeder Borders vertelde me gisteravond laat dat het vanmorgen was. Daarom heb ik hier alleen een paar Schriftplaatsen genoteerd waarvan ik dacht dat ik er gedurende een paar minuten naar zou willen verwijzen.

81 Welnu, een paradox, zegt Webster, is iets wat ongelooflijk is maar waar. Iets wat niemand kan verklaren. Het ligt buiten het gebied van de menselijke kennis maar is toch waar. Een paradox! En nu ontdekken wij, als u in Hebreeën het elfde hoofdstuk, het derde vers zou willen lezen, dat deze wereld zelf een paradox is.

82 Een paar weken geleden in onze samenkomsten in New York City kwam ik op een avond uit het Morris Auditorium en wij liepen, mijn zoon en ik, over straat. En we keken naar de mensen en het waren er wel duizenden, mannen met haar als vrouwen, weet u, wat ze een rattenkop noemen, en oorbellen en turnpakjes aan; en blanke en gekleurde kinderen (u weet wat ik bedoel), mannen en vrouwen tezamen. En zij...

83 Een arme, oude vrouw viel op straat, niemand tilde haar op, ze liepen gewoon door. En ik hielp haar, raapte de gevallen sinaasappels op, enzovoort, dat arme ding, ongeveer zeventig jaar oud. En ze keek werkelijk bevreemd naar me en liep door op straat.

84 Ik sprak daar met een taxichauffeur over. Hij zei: "Meneer, wanneer iemand naar New York komt en zich gedraagt of hij bij zijn goede verstand is, dan weten we dat hij een vreemdeling is." Zie? Hij zei: "Het zijn beste mensen, maar", zei hij, "zij raken gewoon in die trant." Zei: "Neem iemand die hier naartoe komt, het duurt niet lang of hij bevindt zich in diezelfde toestand. Hij komt hier heen en probeert elk ding te doen." Zei: "Je zou daar op straat kunnen liggen en sterven aan een hartaanval en iemand zou denken dat je dronken was. Ze zouden je niet eens aanraken. Laten je daar liggen en sterven, zie. Zij bedoelen niet om zo te zijn. Men raakt gewoon in die sleur."

85 En dat is de wijze waarop wij het doen, broeders, in ons kerkelijk leven. Wij raken in een sleur van een zekere geloofsbelijdenis of een zeker iets en daar blijven we bij, zie. We zwaaien met de rest van hen mee. We zwaaien mee met onze organisatie.

86 We zwaaien mee met onze gemeenschap. Het is gewoon normaal. Verf uw trap rood en kijk wat uw buren doen. Zij gaan het ook doen. Een van u zusters heeft een bepaalde jurk of een hoed en let op wat uw buren doen. Zie? Het is een na-apen. Het is een concurrentie tijd.

87 Het geeft niet of onze broek bij ons colbert past. Wij willen dat onze ervaring past bij het Woord, zie, en God.

88 Maar terwijl we over straat liepen, zei Billy tegen me: "Pa, hoe weet God ooit wie zij allemaal zijn?"

89 Ik zei: "Goed zoon, kijk recht omhoog naar de lucht." En ik zei: "Zie je die twee kleine sterren daar bijna naast elkaar staan?"

     "Ja."

90 Ik zei: "Als één ervan – zoals de wetenschap ons vertelt – als één ervan naar de aarde zou komen met een miljoen mijl per uur, dan zou het hem miljoenen jaren kosten om er te komen. Zover staat zij weg. En toch staan die twee sterren dichter bij elkaar dan wij bij de ster, of, wij zijn waarschijnlijk dichter bij de ster dan zij bij ons."

     Hij zei: "Hoe heeft God dat ooit gedaan?"

     Ik zei: "Hij is oneindig. Begrijp je?"

91 We hoorden pas geleden een lezing van Einstein, over deze melkweg en het gesternte. En hij zei: "Als iemand de aarde zou kunnen verlaten..." (Een van zijn grote redevoeringen, een van de laatste.) "Als iemand de aarde zou kunnen verlaten met de snelheid van het licht (is dat honderd zesentachtigduizend mijl per seconde? Honderd zesentachtigduizend mijl per seconde) en honderdvijftig miljoen lichtjaren zou reizen, dan zou hij daar aankomen. En dan zou het hem honderdvijftig miljoen lichtjaren kosten om weer terug te komen." Dat zou zoveel biljoenen jaren zijn, je zou een rij van negens om de aarde kunnen trekken zonder het te verbreken. Over jaren gesproken. Weet u hoelang hij dan weg is van de aarde? Vijftig jaar, in onze tijd.

92 Wij hebben zoveel haast! Wat als een kleine mier van Tucson vertrekt om hier naar Bakersfield te komen, hoever denkt u dat hij zou komen in veertig jaar? Misschien een halve mijl. Ziet u, voor hem betekent het zoveel. Voor ons betekent het twaalf uur rijden, voor een straaljager maar een paar seconden, voor God niets.

93 Jezus stierf gistermiddag. Hij werd gekruisigd. Paulus stierf gisteren. "Duizend jaar is bij God als een dag", als het ware. Zelfs dàt niet, maar als u de tijd wilt berekenen. Dus die apostelen, enzovoort, stierven gisteren. Wij zijn in haast. We hebben maar een klein beetje tijd gekregen om hier te zijn. Dan denk je, wanneer je naar de eeuwigheid kijkt...

94 Einstein, de grote wijsgeer, zei... of de grote natuurkundige, zei: "Er is slechts één verstandige manier om de oorsprong van deze aarde te verklaren. Dat wordt gevonden in Hebreeën het elfde hoofdstuk en het derde vers: 'Door geloof verstaan wij dat de wereld niet gevormd is uit dingen die...'" Hij sprak het in bestaan.

95 Hoe blijft ze in de lucht staan? Ze treedt nooit uit haar baan. Hoe alles aan de hemel staat en die sterren... Als een van die sterren zich zou verplaatsen... Ik weet dat wanneer u 's nachts naar buiten stapt, u zegt: "Ik zag een vallende ster." Nee, u zag een weerschijn. Een ster beweegt niet. Als die ster zou bewegen, zouden wij mee bewegen. Alles aan de hemel is zo nauwkeurig in harmonie, het houdt elkaar bijeen.

96 Wat als de mensheid op die wijze zou kunnen zijn om de kerk bijeen te houden? Dat wij allemaal met het Woord in harmonie konden zijn, zie? Slechts op één wijze: laat God Zijn eigen uitlegger zijn en wij zùllen het zijn. Zie? God is er Zijn uitlegger van.

97 Nu ontdekken wij dat hierin... dit is eenvoudig een paradox. Ongetwijfeld is dat een van de grote paradoxen. Welnu, er zijn zoveel paradoxen geweest, als wij ertoe komen. Dingen die ongelooflijk zijn en toch is het waar.

98 In de dagen van Noach, vergeet niet dat het nog nooit op aarde geregend had. Er was niet zoiets als regen geweest. De wereld stond rechtop, in rechte lijn met de zon. Het was ongeloof en ongehoorzaamheid die haar uit balans sloeg, haar achterover liet hellen, wat veroorzaakte dat de hete en koude lucht de damp uit de zeeën omhoog bracht en regen veroorzaakte. Het had niet eerder op de aarde geregend. En hier treedt een man naar voren om te zeggen dat het gaat regenen. Vreemde zaak, maar het was het Woord van de Heer. O, ik kan de wetenschap horen...

99 U zegt: "Welnu, hoe weet u dat zij wetenschappelijk onderzoek hadden?" Zij bouwden de piramiden in die dagen. Wij zouden ze vandaag niet kunnen bouwen. Nee. Wij hebben het materiaal niet. Wij hebben de grondstoffen niet om ze te bouwen en hebben geen machines om deze rotsblokken op te tillen. Het is voor de wereld nog steeds een raadsel. Zij bouwden het.

100 Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen." Zoals het was in die dag, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen.

101 En broeders, een klein ding dat ik er hier voor een momentje tussen zou willen voegen. Petrus haalde het aan in 1 Petrus en zei: "Waarbij acht zielen door water gered werden." Acht zielen! Wat is een Oecumenische Raad van tientallen miljoenen? Zie? Die redt niet. Het is het Woord. God redt. Acht zielen werden in de dagen van Noach gered door water. Kijk wat werd gered in de dagen van Lot.

102 Kijk wie volhielden tot het einde van de reis door de woestijn: twee, Jozua en Kaleb. Ziet u?

103 Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen: een enorm wetenschappelijk tijdperk! Zie?

104 En ongetwijfeld konden zij met een radar de lucht inschieten en zeggen: "Daarboven is geen water. Waar moet het vandaan komen?"

105 God zei: "Het zal er zijn." Dat was goed genoeg. En Noach geloofde het en hij redde zijn gezin.

106 Vergeet niet dat God zijn mensen beproeft die Zijn Woord geloven. Waar God is, is er altijd een paradox, omdat Hij dingen doet die ongelooflijk zijn voor het menselijk denkvermogen. U weet dat. Wij allen weten dat. Ongelooflijk voor het menselijk verstand. En Hij beproeft die mensen die deze paradox voorspellen. Hij geeft hun beproevingen.

107 Nooit verzuimt of verandert Hij Zijn manier. Nooit verandert God Zijn systeem. Weet u dat, broeders? Zeker weet u dat. Hij verandert nooit Zijn systeem. Hij laat het altijd doorgaan in continuïteit, op de wijze zoals Hij begon.

108 Hij handelde nooit met de wereld dan alleen door te prediken, met één man, Noach. Hij had er nimmer vier om hen te gaan verlossen, of een organisatie, in de dagen van Mozes. Hij had er nooit twee tegelijkertijd op de aarde. Ieder van ons verschilt van de ander - ons voorkomen, onze manier van doen. God neemt een houvast. Het enige wat Hij nodig heeft is één persoon die Hij onder controle kan nemen. Dat is zijn voorbeeld. Hij deed het met Mozes. Hij heeft het altijd gedaan.

109 Toen Elia en Eliza op aarde waren konden zij er niet tegelijkertijd zijn. Een werd weggenomen en de ander kreeg zijn mantel over hem heen.

110 Toen Johannes op aarde kwam was hij het gemanifesteerde Woord van God voor dat uur. We weten dat. Hij was Gods gemanifesteerde Woord. Waarom? Jesaja had gezegd dat er een stem zou zijn van iemand die roept in de woestijn. Maleachi, de laatste profeet, zei: "Zie, Ik zend Mijn boodschapper uit voor Mijn aangezicht, om de weg te bereiden voor de mensen." Nu, dit was niet Maleachi 4, dit was Maleachi 3. Johannes was de Elia van Maleachi 3, niet van Maleachi 4.

111 Omdat, wanneer Maleachi 4 – wanneer die profetie voortkomt – de aarde verbrand zal worden met een vurige hitte en de rechtvaardigen zullen in het duizendjarig rijk over de as treden. En dat is niet in de dagen van Johannes gebeurd.

112 In Matthéüs 11 bemerken wij dat toen Johannes discipelen uitzond naar waar... Johannes had Jezus niet nog minder respect kunnen geven, nadat hij reeds het teken boven Hem had gezien en had gezegd: "Dat is Hem." Hij had hem in de woestijn verteld te gaan dopen in water. Zei: "Op Wie u de Geest ziet neerdalen en blijven, Die zal u dopen met de Heilige Geest." Hij zei dat hij daar zeker van was. Hij zag het teken. Toen er daarna in de gevangenis over zijn arendsoog een waas gekomen was, zei hij: "Ga Hem vragen of Hij werkelijk Degene is, of een ander." Dat was het Woord geringschatten.

113 Maar Jezus wist dat. Hij betoonde Johannes zeer veel respect. Hij zei: "Naar wie bent u komen kijken, een man gekleed in zachte klederen? Zij hanteren geen zwaard. Zij kussen de baby's en begraven de doden, zij zijn in koningspaleizen." Hij zei: "Wat bent u komen zien, een riet door elke wind bewogen? Wanneer de ene organisatie of een genootschap hem wat meer biedt dan de ander, zal hij naar dat genootschap verhuizen omdat... " Niet Johannes.

114 Hij zei: "Wat bent u komen zien, een profeet? Ik zeg u, één groter dan een profeet." Dat was hij. Hij was de boodschapper van het verbond. Hij was de kloof. Hij was de sluitsteen tussen wet en genade. "Wat bent u komen zien, een profeet? En Ik zeg u, meer dan een profeet."

115 Hij zei: "Hij was voor een poosje een helder schijnend licht." Waarom? Hij was het Woord dat licht werd. Hij was het Woord gemanifesteerd.

116 Toen Hij dan op het toneel kwam, zei hij: "Ik moet minder worden, Hij moet toenemen." Er konden geen twee van hen tegelijkertijd blijven. Johannes moest gaan; Jezus bleef. Ziet u? Zo gaat het altijd.

117 God deed dat in de dagen van Noach en wij zagen dan dat dit het fenomeen was. Het was iets wat een paradox was, dat God die ark liet drijven toen de hele wereld heen en weer schudde, met golven die waarschijnlijk hoger waren dan de bergen vandaag zijn. Toen zij uit haar... Toen die sterren zich terug trokken, of wat er ook gebeurde, en de wereld uit haar baan raakte, uit balans raakte in deze reusachtige golven; het was zeker een paradox dat dit kleine oude houten schip daar gedurende veertig dagen en nachten op en neer kon dansen in dat water. Het was een paradox.

118 Het was een paradox dat God water uit de hemel tevoorschijn kon brengen terwijl er daarboven geen water was om het te brengen. Maar Hij kan de situatie zo maken dat het bij Zijn Woord past. Hij is nog steeds... Zoals Genesis 22, Hij is Jehova-Jireh, "De Here kan Zichzelf voorzien van een offer." Ziet u? Hij blijft het. Dat is een van Zijn samengestelde, verlossende namen.

119 Het was een paradox toen de Hebreeuwse kinderen in de vurige oven werden geworpen. Hoe drie mannen een oven konden binnenwandelen die zo heet was dat de intense hitte zelfs de mannen die hen erin duwden, doodde. En toch bleven zij erin, het bevrijdde hen slechts. Dat is het enige wat het deed. Ziet u? Het verloste hen van de banden waarmee zij gebonden waren. Het was een paradox.

120 Soms herhaalt die paradox zich in ons eigen leven. Soms wordt u naar een ontmaskering geleid, waar u een beslissing moet nemen. U moet staan op dat besluit zoals zij deden en het werkt allemaal mee ten goede. Wat deed het? Het schaadde hen helemaal niet. Het verloste hen. Soms zijn wij in die toestand geraakt. Het eerste wat we moeten... Zoals de man die verdrinkt in de rivier; u moet de man uit de rivier halen voordat u de rivier uit de man kunt halen. Ja.

     En dat is soms wat iemand moet doen: eruit komen en zijn standpunt innemen, die zaak eruit krijgen. Haal hem uit die zaak, zodat hij die zaak uit hem kan krijgen.

121 Dat moesten de Hebreeuwse kinderen doen. Zij moesten uit het vuur komen en God liet een paradox plaats vinden.

122 David, we zien David, slechts een kind, gewoon een jongen met een katapult; geen speer of zwaard. Hij was over wat schapen gesteld om die te bewaken. Zijn vaders opdracht was "om voor die schapen te zorgen". Hij was een schaapherder.

123 Broeders, zo staan wij vanmorgen. Wij zijn schaapherders. Wij hebben geen universitaire opleiding nodig. Wij hebben geen hoop theologie nodig. Wij hebben het Woord van de Vader nodig. Het mag eenvoudig schijnen. En wanneer een beer of een dief binnenkomt en één van Vaders schapen grijpt en hem wegsleept in een of ander soort isme... Het lijkt of we maar een heel klein dingetje hebben waarom gelachen wordt, maar het is o zo krachtig wanneer God erachter staat. Ga erachter aan; breng het terug!

124 Hoe David die slinger kon nemen en een leeuw neerslaan! Ik heb op leeuwen gejaagd. My! Ik zat op een keer op een heuvel en ik denk ongeveer op achthonderd meter afstand... U hebt ze horen grommen in die circussen. Maar u moest eens een wilde horen brullen, stenen rolden van de heuvel naar beneden waar die knaap brulde.

125 Om dat woeste dier zo te zien en deze kleine jongen... Een kleine roodharige knaap met voorover hangende schouders gaat erop af en doodt die leeuw met een katapult. Dat is een paradox.

126 Het was een paradox toen een man met vingers van vijfendertig centimeter lengte, Goliath genaamd – vanaf zijn jeugd een krijgsman en geheel bedekt met een harnas – hoe God diezelfde kleine slinger nam en deze reus – omdat hij de legerscharen van God tartte – neervelde. Het was een paradox.

127 En wanneer wij vandaag onze plaats innemen wanneer mensen zeggen dat deze dingen niet kunnen gebeuren, maak er met hen dan geen ruzie over. Dat is verkeerd. Argumenteer niet met ze, maar neem het zwaard op. Raap op wat is... Kijk wat er verondersteld wordt in deze dag te zijn, waar God Zijn belofte gaf voor deze dag. Raap dit op en ga. Alle Goliaths zullen daaronder vallen. Het is een paradox. Wat God vandaag doet is een paradox. Hoe Hij kan... Alleen God kan dat doen. In orde. De slinger...

128 Het was een Mozes die getraind werd in al de wijsheid van de Egyptenaren. Hij kon de Egyptenaren wetenschap, enzovoort, onderwijzen. En het was stellig een paradox hoe dat God die man uitrustte. Kijk, heel zijn opleiding, alles wat hij had... Het duurde veertig jaar om hem op te leiden; toen had God veertig jaar nodig om het weer uit hem te krijgen. Zie, zie? Haal de man uit het water voordat u het water uit de man kunt krijgen. Ziet u? Het kostte Hem veertig jaar om uit hem te halen wat hij geleerd had. Hij ontdekte dat wat hij had Israël niet zou verlossen en daarvoor was hij geboren. Hij had daarin geen keus, God riep hem daartoe. En wij zagen dat het veertig jaar duurde om het uit hem te krijgen.

129 En wanneer iemand werkelijk de geboden van God navolgt, doet hij wel eens dingen die voor een ander, denk ik, enigszins zwakzinnig schijnen te zijn.

130 Jezus werd als een krankzinnige beschouwd, maar Hij deed precies wat de Vader Hem vertelde te doen. Hij was het Woord gemanifesteerd. Hij werd een krankzinnige genoemd.

131 Kijk naar Mozes met zijn vrouw Zippora die op een muilezel zit en Gersom op haar heup; tachtig jaar oud, zijn witte baard reikte tot aan zijn middel, zijn kale hoofd blonk tegen de lucht; met een kromme stok in zijn hand, op weg naar Egypte om het over te nemen. Zou u zich dat kunnen indenken?

     Ze zeiden: "Waar ga je heen, Mozes?"

     "Naar Egypte om het over te nemen."

     "Hoe weet je dat?"

     "De Here vertelde het me te doen."

132 Een leger innemen? Niet alleen een leger, maar een land... De zaak is dat hij het deed. Dat was de paradox: hoe hij met een kromme stok de oordelen van God over Egypte bracht en Israël verloste met een kromme stok – geen leger of een zwaard – het was een paradox.

133 Wanneer iemand kijkt naar de dingen die ongelooflijk zijn maar toch waar, dan is het een paradox wanneer u dat doet.

134 We ontdekken ook Jozua hier, waarover wij gesproken hebben, hier in Jozua 10:12. Jozua...

135 "De zon", zeggen we (vertellen zij vandaag), "staat stil. De wereld draait rond." Men zegt: "Als de wereld stilstaat, zou zij vallen. Zwaartekracht houdt haar op haar plaats."

136 Welnu broeders, wat gebeurde er? Hij gebood de zon om stil te staan.

137 Mijn onderwijzer op school, de Bijbel onderwijzend, zei: "Hij... God knipoogde om zijn onwetendheid." Maar in ieder geval stond zij stil. Dat was de hoofdzaak. Zij stopte.

138 En er staat hier dat zij minstens een hele dag stilstond en de maan hing boven Ajalon. Dus de zon stond stil. Wat Hij ook maar stopte... ik weet niet wat Hij stopte. Maar omdat een man zei: "Sta stil" en hier staat het geschreven dat de zon stilstond.

139 De wetenschap bewijst dit, dat een kenteken in de lucht nog steeds zegt dat dit de waarheid is. Ze kunnen het vandaag bewijzen door een merkteken in de hemelen dat het toch gebeurde. Ziet u? Dat is ongeveer vijfentwintighonderd jaar geleden of zoiets als dat – achtentwintighonderd jaar geleden misschien dat dit gebeurde. Dat merkteken heeft nog geen tijd gehad om tussen de sterren te kruipen, enzovoort. Dat is pas twee dagen geleden in Gods tijd, ziet u, maar het merkteken laat het evenwel zien. "En ze stond stil!" Dat is een paradox. Geen mens kan het uitleggen. Als de zon...

140 Als de wereld ronddraait, dan zegt u: "Hij stopte de wereld." Wel, als Hij de wereld liet stilstaan, en de wetenschap zegt dat zwaartekracht, een draaiing, haar daar houdt, dan zou de wereld zichzelf hebben laten vallen. Maar ze bleef gewoon doorgaan met bewegen aan Gods hand. Een paradox. Waarom?

     O, zegt u: "Dat was een lange tijd geleden."

141 Dit is vandaag dezelfde God. Jezus zei in Matthéüs, nee, in Markus 11:22: "Als u tegen deze berg zegt: 'Word bewogen' en niet twijfelt in uw hart, maar gelooft dat wat u hebt gezegd zal gebeuren, dan kunt u hebben wat u hebt gezegd." Dat is de natuur uitdagen, maar u moet er een motief en een doelstelling voor hebben die ermee gepaard gaan. Vind in het Woord uit of het verondersteld wordt gedaan te worden en wanneer God u dan roept om het te doen, zal het gedaan worden. Wanneer u weet dat het gesproken is in het Woord om het te doen en God u dan geroepen heeft om het te doen, dan zal het gebeuren; als uw motief en doelstelling goed zijn voor God. Daarom vinden visioenen plaats, waarom dingen gaan op de manier die... U moet het weten, en weten dat God het voor dit uur heeft beloofd.

142 Zoals het was in de dagen van Lot. Hij beloofde het voor de laatste dagen, dan roept Hij om dat te doen. Het is geen probleem. God zei het. Dat maakt het vast. Zeker, het is een paradox. U kunt het niet verklaren. Geen mens kan uitleggen hoe zekere dingen voorspeld worden te gebeuren en dat het geen enkele keer mislukt. Het is een paradox. Maar God zei het te doen. Dat is vandaag. Dat is de dag waarin wij leven.

     "De zon stond stil."

143 Simson, het was een paradox hoe hij met blote handen een leeuw kon doden; een kleine, krulharige garnaal, afgescheiden voor God; hij was een Nazireeër, apart gezet door het Woord van God. Hij was een Nazireeër en dus scheidde hij zich af voor het Woord. En hij had geen schouders zoals de maat van die deur daar. Elke man met zulke schouders zou een leeuw kunnen doden. Dat zou geen mysterie zijn geweest, als hij dat formaat had, zoals de wetenschap of de theologen van vandaag en kunstenaars zijn gestalte proberen te schetsen. Hij was maar een klein, onbeduidend kereltje, ziet u, en hij was totaal onbekwaam om het te doen. Maar wanneer de Geest van God op hem kwam, dan kon hij het doen.

144 We mogen dan wel alleen staan, we mogen misschien staan met één of twee, wat het ook is; wanneer de Geest des Heren komt om een woord dat Hij beloofd heeft te bevestigen en het u vertelt te doen, dan zal het gebeuren. Het zal opnieuw een paradox zijn. Zeker.

145 Het was een paradox toen deze man het kaakbeen van een muilezel kon nemen, dat hij van een veld had opgeraapt. Vergeet niet dat die Filistijnse helmen van koper ongeveer twee en een halve centimeter dik waren. Denk eens in. En hij had het kaakbeen van een muilezel. Nu, dat lag daar ginds in de woestijn.

146 Hebt u er wel eens een opgeraapt? U kunt er met uw voet tegenaan schoppen en het zal in miljoenen stukjes uiteen vallen. Sla het tegen een rots aan, het verkruimelt bijna tot poeder.

147 En hij nam dit kaakbeen van deze muilezel en sloeg duizend Filistijnen neer, sloeg hun helmen in! Hoe bleef het kaakbeen heel? Waarom begaf zijn arm het niet? Hoe kon hij het doen, bij getrainde mannen met speren? Het is een paradox. God deed de belofte. En waar God is gebeuren altijd paradoxen. Waar God is. Ja zeker.

148 Was het niet een vreemde zaak in de dagen toen koning Achab koning van Judéa was, of liever gezegd, van Israël, en Josafat, de rechtvaardige man, koning van Judéa, of Juda; en dat zij een verbond sloten. Daar... hoe een gelovige verbonden kan worden met een ongelovige.

149 Soms raken mannen vandaag in dat soort moeilijkheden, mengen zich onder mensen die het Woord niet geloven. En dan hebben zij zich zodanig aan hen verplicht dat ze er niet meer uit kunnen stappen. Zij zijn bevreesd om het aan te nemen.

150 Ik bewonder de moed van u, broeders. Nu, u hoeft dat niet uitgelegd te krijgen. Zie? Ziet u? Terwijl zij het weigeren of er niets mee te maken willen hebben: "Weg ermee!" En toch treedt u dadelijk naar voren om het te sponsoren. Zie? Ik bewonder zo'n man als dat. U bent niet bang voor de Caesars en het bevel, ziet u. Ja.

151 Gelovigen, aangesloten bij schijngelovigen... En Josafat deed dat toen hij naar Achab ging. Die lauwe grensgelovige gaf meer om de sociale zaken van de wereld en het mooie kapsel van zijn vrouw en dergelijke dan hij gaf om God. Zwichtte voor haar! En wij hebben gezien dat Israël toen precies het type was voor dit land; hoe zij binnen gingen en de bewoners eruit zetten en het innamen en grote mannen hadden zoals David en Salomo. Maar tenslotte verrees er een kerel zoals Achab.

152 Maar het was in de dagen van Achab dat de profeet op het toneel kwam. God manifesteert altijd Zijn Woord.

153 En toen ontdekten we dat dit land hetzelfde heeft gedaan. Wij kwamen binnen, dreven de Indianen eruit en bezetten het en wij hadden een Washington en een Lincoln. Maar waar zijn we nu in beland? Wel... Maar God kan nog steeds profeten laten opstaan. Hij is in staat uit deze stenen kinderen voor Abraham te verwekken wanneer Zijn Woord het vereist. Maleachi zei dat we het zouden hebben en we zullen het hebben. Het zal hier zijn, maak u geen zorgen. Zijn Woord zal vervuld worden.

     Merk op dat Micha in het land was.

154 En Achab, om het land een zekere glans te geven, had daar vierhonderd Hebreeuwse profeten, een grote organisatie. Zij waren allen goed gekleed, zagen er keurig uit, opgeleid, geleerde mannen – Hebreeuwse profeten. Geen heidenen nu, Hebreeuwse profeten! Josafat sloot dit verbond.

155 Ik denk dat alle dingen meewerken. De symfonie wordt precies in de maat gespeeld. Zie?

156 Dus sloot hij een verbond om op te trekken, de koning van Edom in te nemen en verder op te trekken om de Syriërs in te nemen, omdat het heel goed scheen.

157 En Josafat kwam op de gedachte, daar hij een godvrezend man was, en zei: "Wij behoorden eigenlijk de Here te raadplegen, is het niet?"

158 Hij zei: "Dat is waar. Neem me niet kwalijk, ik moest daaraan gedacht hebben. Ja, ik heb hier een seminarie, het beste dat er in het land is, hoogst wetenschappelijk. Zij kunnen 'amen' zeggen, zo mooi als u het nog nooit hebt gehoord."

159 Wel, hij gaat erheen om ze te halen, brengt ze naar voren en laat ze profeteren. Hier treden de profeten allemaal aan, keurige, goed geklede mannen, zeer beschaafd, tot in de puntjes opgeleid. Zij kenden al hun Grieks, Hebreeuws, enzovoort. Zie?

160 Zij kwamen eraan en allen profeteerden. En zij hadden een recht om te profeteren. Ze zeiden: "Trek op. Wat is er aan de hand? Dat land daar behoort aan Israël." (En dat is waar.) "Jozua heeft het ons gegeven. God gaf het en Jozua verdeelde het. En onze kinderen lijden honger en de magen van de Filistijnen worden gevuld met de tarwe die op dat land wordt verbouwd."

161 Zij stonden absoluut op het Woord, wat dat betreft. Maar zij hadden gezondigd en dat land verloren. Zij hadden het verspeeld. Het was toen absoluut niet van hen, zie. Maar eigenlijk - als u naar het fundament terug wilt gaan – behoorde het wel aan hen en hadden die profeten gelijk.

     Ze zeiden: "Trek op! De Here is met u!"

162 Maar weet u, wanneer een man werkelijk... Zoals ik gisteravond over Jozef zei dat hij een eerlijk man was. Er was iets in Josafat dat zei dat er iets niet klopte. Hij was een rechtvaardig man. Hij zei: "Hebt u er niet nog één?"

163 "Nog één, en we hebben het hele seminarie hier? De beste die we in het land hebben, Hebreeuwse profeten en zij vertellen het nauwkeurig! Kijk hoe dicht zij bij het Woord zijn. Daar is het Woord dat zegt dat dit land aan ons behoort. Wij hebben het recht om het in te gaan nemen."

164 Maar Jezus vertelde de duivel hetzelfde en zei: "Er staat ook geschreven." Dat is wat zij faalden te zien. Dat veroorzaakte dat zij Jezus niet geloofden. Er staat ook geschreven: "Een maagd zal zwanger worden." Zie, zij faalden om dat te zien.

165 Dus toen zij zeiden: "Trek op! Dat Here is met u. Hij zal u de overwinning geven, omdat het aan ons behoort. Het is in de Naam van de Here. Hier is het."

166 Maar het klonk Josafat niet goed in de oren, hij zei: "Hebt u er nog een die u zou kunnen raadplegen?"

167 Hij zei: "Ja, er is een ander, maar ik haat hem. Het genootschap wil hem niet ontvangen." Uh-uh. [Leeg gedeelte op de band – Vert] "We willen niets met hem te maken hebben. Het is Micha, de zoon van Jimla."

168 "Laat de koning niet zo spreken", zei Josafat. "Ga hem halen."

169 Dus zonden zij een bode, die zei: "Micha, wil je weer in de gemeenschap terugkeren? Kijk, zeg gewoon hetzelfde als wat de rest van hen zegt. Dit is nu jouw gelegenheid. Als je instemt met de organisatie, al de overigen van hen, zullen ze jou terugbrengen. Zie? En je zult in broederschap zijn en je kunt dan overal in het land je campagnes houden."

170 Hij antwoordde: "Zo waarachtig als de Here leeft, ik zal slechts spreken wat Hij in mijn mond legt." Wij hebben enige Micha's nodig. Hij zei: "Ik zal eerst zien wat God erover zegt, of Hij me opnieuw erin terug wil laten gaan." Dus zei hij: "Geef me deze avond en laat me uitvinden wat de Here zal zeggen."

171 En die nacht toonde de Here hem een visioen. Hij vergeleek zijn visioen met het Woord. Dat was juist.

172 Hij zei: "Trek op; maar ik zie Israël verstrooid als schapen die geen herder hebben."

173 Dus toen kwam degene, de hogepriester van de – of de leider van de Oecumenische Raad en gaf hem een klap op zijn mond en zei: "Waarheen is de Geest van God gegaan toen Hij mij verliet?"

     Hij zei: "U zult het zien op de dag wanneer u binnen zit."

     Hij zei: "Waar ging Hij heen?"

174 En hij zei: "Ik zag God op een troon zitten. Ik zag de hemelse legerschare rondom Hem vergaderd. En daar..."

175 Gods profeet. Het Woord komt altijd tot de profeet. Het maakt niet uit hoe impopulair het schijnt te zijn, het is altijd daar. En men weet dat het zo is, omdat het zo uitkomt, dat wat de man spreekt, gebeurt. God sprak; dan is dit het bewijs. Dan betekent een profeet niet alleen dat hij het Woord spreekt, maar het ook voorspelt en dat hij een Goddelijke uitlegger van het Woord is, het Goddelijk geschreven Woord. "Het Woord kwam tot de profeet." En dit is de volledige openbaring van Jezus Christus. Dit is de openbaring, de Bijbel. Het openbaart Jezus Christus. Ziet u?

176 En nu, als de profeet dan op het toneel verscheen en dingen kon voorspellen die precies zo gebeurden, zei God: "Bedenk dan dat Ik met hem ben." Toen hij dan het Woord openbaarde wat de andere profeet vóór hem had gezegd en het gebeurde, toen wist men dat het waar was. Dat blijft nog steeds Gods wijze van doen. Hij verandert nooit Zijn manier. Zie? Vergeet niet dat de grote groepen dat probeerden te veranderen, maar ze konden het niet.

177 Hier is er een waar we nu over spreken en zij hadden een recht. Maar Elia had Achab verteld... Kijk, Israël had de verkeerde man geaccepteerd, die deze organisaties had ingesteld en het ware Woord had afgewezen. Begrijpt u?

178 Hij zei: "Ik heb God gezien en de raadsvergadering die gehouden werd. En Hij sprak: 'Wie kunnen we naar beneden laten gaan om Achab te misleiden?'" Er staat: "Een leugengeest trad naar voren", waarschijnlijk uit de hel, "en zei: 'Ik zal naar beneden gaan en in die profeten gaan en zorgen dat zij een leugen profeteren.'"

179 Hebreeuwse profeten die rechtstreeks naar het Woord keken! Zie? Maar wat Elia had gezegd was verborgen voor hen. Zij dachten dat hij ook een zonderling was. Zie? Maar toen Micha in de Geest kwam zag hij precies wat de echte profeet had gezegd. Dat was de kans. Dat was het om te doen. En die Hebreeën hadden wat dat betreft gelijk.

180 Zo hadden de Hebreeën gelijk in wat zij zeiden over Jezus Christus, zie, maar het was overeenkomstig hun schaduwbeeld waarin zij wandelden. Het was een schijnsel van een andere dag, niet het licht van die dag. Zou de geschiedenis zichzelf weer kunnen herhalen? De Bijbel zegt het, zie. Nu ontdekken we dat er was...

181 Het was vreemd dat God deze uitkoos – klein, ongeschoold, niet bij hen aangesloten - om dit te laten zien en die mensen het Woord te brengen; in plaats van die school van fijne, ontwikkelde, opgeleide mannen, knap. Hij koos Micha. Dat is een paradox. Ja, dat was het zeker. En het geschiedde precies op de wijze dat Micha zei dat het gebeuren zou, omdat hij het Woord van de Here had. Het is altijd op die manier geweest. Ja zeker.

182 Johannes de Doper was er nog een. Weet u, we hebben niet veel vermelding van waar profeten vandaan kwamen, enzovoort, geestelijke mannen. Zie?

183 De mens kiest mannen uit, zoals zij Matthias kozen, om Judas' plaats in te nemen. We horen niet erg veel over hem. God verkoos Paulus. Zie? Dat was Gods keuze en de keuze van de gemeente. Zie?

184 En eveneens is het zo dat mannen die met de Geest vervuld zijn in de regel mannen zijn die van de zaak proberen weg te rennen, ervan weglopen. Zij willen het niet doen. Maar God neemt het toch en zegt: "Ik zal het je tonen. Ik zal zorgen dat je het doet."

185 Paulus probeerde weg te rennen. Anderen probeerden weg te rennen. Velen probeerden dat. Mozes probeerde het uit de weg te gaan.

186 Ons is niet veel vermeld over Johannes. Zijn vader was een priester. Het was in die dagen voor de zoon een traditie om de vader op te volgen in zijn beroep. Maar toen Johannes werd geboren was het een vreemde, eigenaardige, bovennatuurlijke geboorte. Toen hij werd ontvangen in de schoot van zijn moeder... Wij kennen de geschiedenis van Zacharias, hoe de engel vertelde dat zijn vrouw zwanger zou worden. En dan ontdekken wij wat had plaats gevonden: in zes maanden had de baby zich niet bewogen.

187 En Maria werd door Gabriël bezocht en vertrok naar Judéa om haar te begroeten omdat Gabriël haar had verteld dat zij zwanger was. En toen zij daar aankwam vertelde zij haar... Ze had zich schuil gehouden. En toen ze Maria ontmoette sloeg zij haar armen om Maria heen, begon haar te omhelzen zoals vrouwen doen (echte Christinnen, gelovigen), begon haar te omhelzen. En ze zei... Ze zag dat zij al dik was om moeder te worden en ze zei: "Weet je, de engel van de Here vertelde me dat ik ook moeder zou worden." En Maria, Martha... neem me niet kwalijk.

188 Elizabeth vertelde haar dat zij wat bezorgd was. Ze zei: "Want het is nu zes maanden en de baby heeft zich nog niet bewogen." Dat is abnormaal, zie. De baby is praktisch, zoals we het vandaag noemen, "dood", zie, zo goed als dood in zijn moeders schoot. "Zes maanden." Het maakte haar bezorgd.

189 En, weet u, Johannes was zes maanden ouder dan Jezus, Die zijn achterneef was. Maria en Elizabeth waren nichten. En we zien dat toen Elisa...

190 Maria keek haar aan met haar jonge gezicht en ze zei: "Ik, ik ga ook een Kind krijgen."

     "Dus jij en Jozef zijn getrouwd?"

     "Nee, wij zijn niet getrouwd."

     "En je gaat een kind krijgen?"

191 "Ja, de Heilige Geest zal mij overschaduwen." (Paradox! Zie?) "De Heilige Geest zal mij overschaduwen en dat Heilige zal de Zoon van God genaamd worden." En ze zei: "Gabriël bezocht mij. En toen hij kwam zei hij dat ik een Zoon zou hebben en ik zou Zijn Naam Jezus noemen!"

192 En zodra zij "Jezus" zei, begon de kleine Johannes in zijn moeders schoot te springen. Hij ontving de Heilige Geest. De Bijbel zei dat hij vanaf de geboorte vol was met de Heilige Geest. De eerste keer dat die Naam ooit door menselijke lippen werd genoemd, kwam een dode baby tot leven in de schoot van een moeder. Wat zou het teweeg moeten brengen aan een wedergeboren gemeente? Die Naam, Jezus.

193 En zij riep: "Waaraan heb ik dit te danken dat de moeder mijns Heren tot mij komt? Want zodra het geluid van uw groet in mijn oren klonk (zij hoorde Zijn Naam), sprong mijn baby op van vreugde." Het is absoluut een fenomeen. Het is een paradox.

194 Johannes, dood, zes maanden in zijn moeders schoot, kwam tot leven door de Naam van Jezus Christus, de eerste keer dat het ooit door menselijke lippen werd uitgesproken; het toont dat een dode tot leven komt door de Naam van Jezus Christus. Nog steeds een paradox. "Onder de hemel is geen andere naam aan de mensen gegeven waardoor u gered moet worden." Een paradox. Ja.

195 Johannes was een fenomeen. Het leek erop dat hij zou gaan uitvoeren wat zijn vader deed, naar zijn school gaan waar zijn vader was getraind, een Leviet. Levieten waren de enigen die in het priesterschap konden zijn. Dus Johannes was een Leviet. Dus was het een traditie voor hem om naar de school van zijn vader te gaan. Maar God had een werk voor hem te doen; hij was bestemd om de Messias aan te kondigen.

196 Zijn werk was te uitzonderlijk dat hij de tradities zou volgen. Ik hoop dat u goed oplet. Het werk was te uitzonderlijk. Hij kon niet naar hun tradities gaan en zich met hun tradities inlaten.

197 Iedereen zou zeggen: "Denkt u nu niet dat broeder Jones hier precies dé man is om de Messias te zijn? We weten dat u Hem zult aankondigen. Gelooft u niet dat hij het juiste soort man is?" Het zou een andere Matthias zijn geweest.

198 Maar wat deed hij? Hij verbleef in de woestijn. Hij had geen opleiding. Johannes... Zoals velen van ons vandaag, hij kon niet spreken en de taalkundige woorden gebruiken waarmee wij, of mensen, onze inspiratie zouden uitdrukken; ik niet. Waarschijnlijk de meeste van ons hier zouden dat niet kunnen. Wat deed hij? Hij moest naar de natuur gaan om zijn gezichtspunt mee te vergelijken. Ziet u? Wanneer hij zich moest uitdrukken moest hij de natuur gebruiken. Kijk, hij zei: "O, gij generatie van slangen!" – wat hij gezien had, slangen in de woestijn. Hij zag dat ze dat waren, "generatie van slangen." Nu zou een geschoold man een ander woord hebben gehad, zie, dat hij daarvoor in de plaats kon gebruiken, maar hij drukte het uit met een slang.

199 Hij zei: "Denk niet bij uzelf: 'Omdat wij hierbij behoren', dat u iets voor God zult betekenen; want God is in staat uit deze stenen..." Zie, nam geen theologisch woord, hij wist niets over enig soort seminarie. Hij had zijn seminarie in de woestijn bij God. Het was vreemd dat God zo'n man nam (het is een paradox), in plaats van al die nette, opgeleide priesters die in de scholen waren. Het is bepaald een paradox. God werkt naar mijn overtuiging altijd in paradoxen.

200 De maagdelijke geboorte was een paradox; een maagd werd zwanger, bracht een Kind voort, God, vlees gemaakt. God veranderde Zijn standplaats van Geest om mens te worden. De mens veranderde... Hij verwisselde Zijn tent, Zijn verblijfplaats en tabernakel.

201 Toen Jezus daar stond aan de oevers van Galilea, keek Johannes omhoog en hij zag de Geest van God gelijk een duif neerdalen en een stem sprak: "Dit is Mijn geliefde Zoon in Wie Ik een welbehagen heb te wonen." "In Wie Ik een welbehagen heb te wonen", hetzelfde, werkwoord vóór het bijwoord, is alles, zie. Ziet u? "Dit is Mijn geliefde Zoon in Wie Ik een welbehagen heb te wonen." God en mens werden één, samen verenigd voor verlossing. Hoe God die alle ruimte en tijd bestrijkt kon neerkomen en Zich in een Man goot, zodat Hij de dood kon smaken voor heel het menselijk ras, de Schepper stervend om Zijn schepping te redden!

202 Hemelen en aarde kusten elkander. Mens en God werden daar één (hoe kan iemand...), zodat Hij zou mogen wonen in de mens en gemeenschap hebben. Het is niets anders dan God Die neerdaalt en probeert tot Zijn mensen te komen.

203 In den beginne was Hij een Vader. Hij was boven alles. Hij was alleen. Hij woonde alleen. Elohim. Zelfs wanneer Hij op de berg neerdaalde, zelfs als een dier de berg aanraakte moest het sterven. Maar toen werd Hij vleesgemaakt en konden we Hem aanraken en met Hem omgaan. Hij deed dit om Zijn bloed, maagdelijk bloed, te storten; omdat wij door sexueel verlangen geboren zijn. Hij werd maagdelijk geboren. Hij was niet het bloed van een Jood, noch was Hij een heiden. Hij was God, geschapen bloed. Zie? Joods bloed redt ons niet. Heidens bloed redt ons niet. "Gods bloed", zegt de Bijbel, "redt ons." Hij was Gods bloed.

204 Sommige mensen zeiden dat Hij... dat Maria zwanger werd en dat het eitje van Maria was; de bloedcel komt van het mannelijk geslacht, wat God was. Dat is ook verkeerd. Als dit zo is, kijk hier, dan moest er een zekere sensatie geweest zijn om het eitje naar beneden te brengen. Wat laat u God dan doen bij Maria?

205 Hij schiep zowel eitje als bloed. Hij was God. Zij was een broedmachine. Zij was slechts een geleende schoot; zoals een geleend graf om in begraven te worden. Hij schiep alles. Ziet u, had geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen. Hij werd ons voorbeeld, wat wij moesten zijn. Hij trok nooit partij voor iemand, maar deed altijd hetgeen de Vader behaagde.

206 En nu woont de Vader in ons door Zijn dood. Hij heiligde een gemeente die absoluut... Deze gemeente, onrein en smerig... God daalt van een Vuurkolom naar beneden om mens gemaakt te worden; en dan komt de Heilige Geest precies in ons. Ziet u niet wat het is? Dezelfde God Die steeds neerkomt. Welnu, God boven ons; God met ons; God in ons. Zie? Zoals de gedachten van God; het Woord van God en de manifestatie van het Woord.

207 Precies hetzelfde vanaf het begin, in Gods gedachten; Hij was een Vader, Hij was een Zoon, Hij was een Redder en Hij was een Genezer.

208 De woorden werden gesproken en het werd gemanifesteerd: "Een maagd zal zwanger worden en een Zoon baren; Zijn Naam zal Immanuël genoemd worden, Raadsman, Vredevorst, Machtige God, Eeuwige Vader", en het was zo!

209 En daaruit komt voort dat Hij vele zonen tot God zou mogen toebrengen. De hele zaak is God geopenbaard! God boven ons; God met ons; God in ons. Inderdaad een paradox, dat God Zelf in mensen zou wonen. Zeker.

210 Hij moest dat worden om te sterven, om aan Zijn eigen wetten van rechtvaardigheid te voldoen. Hij voorspelde en zei: "De dag dat u daarvan eet, die dag sterft u." En Hij moest het volbrengen, er was niemand anders die het kon doen dan Hijzelf. Als Hij... Zij... vandaag...

211 Vandaag, in deze dag wil ik dit, de Godheid van Jezus Christus, graag uitbrengen, omdat mensen proberen van Hem een profeet maken. Nu, als hier toevallig iemand van Christian Science [Christelijke Wetenschap] zit, dan kwets ik uw gevoelens niet, hoop ik.

212 Maar wij leggen zozeer de klemtoon op bewijzen. Wij Pinkstermensen plaatsen ons bewijs op het spreken in tongen en hoezeer zijn wij daarmee verleid. En hoeveel van hen zeggen dat de vrucht van de Geest het bewijs is. Hoezeer bent u daarmee bedrogen. Zeker niet. Als u het erover hebt dat spreken in tongen het bewijs is van de Heilige Geest... Wat ik geloof, dat de Heilige Geest in tongen spreekt, begrijp me niet verkeerd... Ja, maar u zegt: "Een man die in tongen spreekt heeft de Heilige Geest." Wij hebben dat een poosje geloofd, maar ontdekten dat het verkeerd was.

213 Luther zei: "Degenen die zeiden dat zij geloofden..." We zagen dat dat verkeerd was. Wesley zei: "Zij die geheiligd werden en juichten." We vonden uit dat dat verkeerd was. Pinksteren zei: "Degenen die in tongen spraken." We kwamen erachter dat dit fout was. De Christian Science zeiden: "De vrucht van de Geest is het bewijs." We vinden uit dat dit verkeerd is. Zie?

214 Ik heb heksen en tovenaars bloed zien drinken uit een menselijke schedel en in tongen zien spreken en zij leggen een potlood op de tafel en die schrijft in onbekende talen en vertaalt het. Ziet u? Vertel me daar niets over; mijn moeder is voor de helft een Indiaanse, zie, en ik weet het. Ik heb het gezien en heb ermee te maken gehad.

215 Toch spreekt God in tongen, maar dat is geen onfeilbaar bewijs dat u de Heilige Geest hebt. Stellig niet. Werkelijk niet. De Christen is niet... Laat me...

216 God vergeve mij dat ik dit doe: voor een moment ga ik Jezus in een gerechtelijk onderzoek voor u plaatsen, als u me wilt vergeven. Heb ik nog zoveel tijd? Laat eens zien, een momentje. [Een broeder zegt: "Ja, neem uw tijd." – Vert] Ja, ik ben tien minuten over tijd, maar ik zal voortmaken en het een en ander overslaan, zie. [Een andere broeder zegt: "Er is geen tijd vastgesteld."] Laten we dit even proberen, broeders.

217 Mijn Hemelse Vader, vergeef me hiervoor. Ik houd er niet van zo te spreken, maar de reden is dat mensen het zouden begrijpen.

218 Ik ga het zo stellen dat ik vanmorgen tegen Jezus ben en ik beweer dat u een groep Joodse mensen bent en Jezus verscheen hier zojuist in Bakersfield. Laat me u, mensen, samenroepen en met u over de vruchten van de Geest spreken. Dat geloven zij ook.

219 Wat is de vrucht van de Geest? Liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid. Is dat goed? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Vrucht van de Geest, veel mensen steunen daarop.

220 Soms is dit de duivel. Hij kan dat tot in de puntjes nabootsen; hij kan spreken in tongen letterlijk nabootsen, vertolking ervan tot op de komma nauwkeurig. Elk van die gaven kan hij nabootsen.

221 Let op, ik ga... Daar is de priester. Ik ga tot u allen spreken. Ik ga nu even partij kiezen tegen Jezus. Ik heb God gevraagd me te vergeven, alleen zodat ik u kan laten zien wat ik bedoel, om een punt naar voren te brengen. Zie?

222 Ik ga zeggen: "Heren, ik ben hier vanmorgen namens uw kerk. Ik spreek tot u allemaal. Welnu, er is een Jongeman hier in de stad genaamd Jezus van Nazareth. Hij heeft een vreemde leer. Wij kennen onze priesters. Wij moeten dit nu beoordelen door de vrucht van de Geest. Deze, uw priester, zijn bet-bet-bet-betovergrootvader was een priester. In heel zijn jonge leven liet hij de dingen, waarvan u genoten hebt toen u een jongeman was, voorbijgaan. Hij liet dat na om een priester voor God te zijn. Wat deed hij ervoor? Hij studeerde, hij deed alles wat hij kon om een rechtschapen man te zijn."

223 "Wie stond u bij toen papa en mama ruzie hadden en zij van plan waren te gaan scheiden? Wie was bij papa en mama en legde zijn ene arm op de een en zijn andere op de ander en bracht hen weer tot elkaar? Uw getrouwe, oude priester daar. Uw getrouwe, oude priester bestudeerde Jehova's wetten tot hij ze door en door, van voor naar achter, kende. Hij doorliep elk seminarie. Hij behaalde een doctorsgraad. Een kandidaat in de letteren en wijsbegeerte. Hij behaalde een D.D., L.L., Ph.D.. Hij weet exact waar hij over spreekt. Daar studeerde hij voor terwijl u, mannen, overal vrij konden gaan. Hij bestudeerde het, omdat hij uw leider is."

224 Dat is allemaal van betekenis, broeders, als u erover spreekt op psychologische wijze. Het is allemaal van betekenis.

225 "Uit welke school kwam Jezus van Nazareth? Hij was nooit één dag op school geweest, zover wij weten. Waar kwam Hij vandaan? Niemand weet het; hier komt Hij aan. Kijk naar uw oude, vriendelijke, priester. Toen uw vader die keer zonder geld kwam te zitten, geen geld had, naar wie ging hij toe? De man die de vrucht van de Geest had, uw vriendelijke, oude priester, die hem het geld leende om hem vooruit te helpen tot zijn oogst binnenkwam."

226 "Wie stond u bij toen uw moeder in barensweeën lag (excuseer me, zusters), en men dacht dat ze zou sterven? Wie hield zijn handen op haar en bad terwijl u in deze wereld geboren werd? Uw vriendelijke, oude priester. Wie hield u omhoog voor Jehova en besneed u, en liet u... en droeg u op aan Jehova? Uw vriendelijke, oude priester."

227 "En kijk wat deze Jezus van Nazareth heeft gedaan. Wat heeft Jezus van Nazareth ooit als vrucht laten zien? Nu, veel van u zijn zakenlui. U hebt hier uw zaken. U, u bent winkeliers, enzovoort. Jehova vereist een làm voor uw zonden. U fokt geen lammeren. Dus wat hebben deze oude priesters gedaan? Opdat uw ziel niet verloren zou gaan, hebben ze enige verkopers op de binnenplaats; die maakten kleine kooien en deden de lammeren erin zodat u met uw inkomen - wat u uit deze lammeren had kunnen krijgen, maar u deed het in iets anders om uw economie gaande te houden – en zij maakten een plek zodat u, toen u een zondelast had en u van uw zonden verlost wilde worden, door deze vriendelijke, oude priester een plaats had waar u uw lam kon kopen. God wil uw geld niet, Hij zei: een làm, en u ging heen om een lam te kopen."

228 "Wat heeft deze Jezus van Nazareth gedaan? Hij kwam en schopte deze dingen eruit en veegde ze schoon en vertelde hun dat ze een roversbende waren. Weinig vruchten van de Geest daar, nietwaar? Uw vriendelijke, oude priester raakt nooit uit zijn humeur. Déze Kerel vlocht touwen aan elkaar en schopte de tafels ondersteboven en joeg ze eruit en keek woedend naar hen. Dat is geen vrucht van de Geest. Uw vriendelijke, oude priester! Wie zal de laatste woorden over u spreken? Uw vriendelijke, oude priester. Wie zal uw ziel aan God (opdragen) toevertrouwen? De vriendelijke, oude priester, zie."

229 "De vrucht van de Geest... en die Kerel heeft er géén van!"

230 U zegt nu: "Broeder Branham..." Ik zou hier een hele prediking over kunnen houden, maar dat doe ik niet.

231 Wat is de vrucht van de Geest? De manifestatie van het beloofde Woord! Als zij maar hadden stilgestaan om te kijken. Hij had deze dingen niet die zij hadden, vruchten van de Geest, of iets. Maar het Woord dat voor die dag beloofd werd manifesteerde Zich; dat was precies het licht van het uur. Dat was het, zie.

232 Het maakt niet uit hoeveel opleiding en hoe vriendelijk, hoeveel u in tongen spreekt, hoe rustig en vriendelijk, enzovoort, u bent; tenzij u dat Woord van het uur aanneemt, wanneer het voor u wordt gemanifesteerd, bevindt u zich in dezelfde slechte toestand.

233 Dat mag ruw klinken, ik bedoel het niet op die manier, maar het is de waarheid. Geloof het gewoon, zie. In orde! Nu, God vergeve mij. Ziet u wat ik bedoel?

234 Wie had de vruchten van de Geest? Jezus! Hij zei: "Onderzoek de Schriften, want daarin denkt u eeuwig leven te hebben. Zij getuigen van Mij. Zij vertellen u Wie Ik ben." Hij trad nooit naar voren om te zeggen Wie Hij was. Hij vertelde het hun niet. En toen Zijn gemeente zo groot werd, zei Hij: "Tenzij u het vlees van de Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt (zoals ik gisteravond zei), hebt u geen leven."

235 O, wel, die gemeente zei: "Die Kerel is gek. Wat zouden doktoren en wetenschappers... Wel, die Man probeert kannibalen te maken." Hij verklaarde het nimmer. Het werd voor hen tijd Hem af te wijzen.

236 Dan had Hij een stel predikers om Zich heen hangen, grensgelovigen. Hij zei: "Wel, wat gaat u zeggen wanneer u Mij ziet opstijgen naar waar Ik vandaan gekomen ben?"

237 "'Vandaan gekomen ben'? Wel, wij hebben de wieg gezien waarin U geboren werd, de stad waarin U geboren bent. Wij hebben met U gevist, hierboven in de heuvels. U, wij wandelden met U, spraken met U en U komt van...? O my, nu weten wij dat U gek bent."

238 Maar echt, oorspronkelijk geloof beweegt niet. Die discipelen konden het niet verklaren, maar zij wisten dat het daar was. Ziet u? Het moet iets zijn wat God geplant heeft, het moesten Zijn gedachten zijn van voor de grondlegging der wereld toen Hij het hele verlossingsplan bedacht. Efeze 1:1–5. Hij maakte het hele plan voor de grondlegging der wereld – Zijn gedachten – en dit zijn de attributen van Zijn gedachten.

239 Kijk hier naar Judas die daar stond, als een prediker hier, wandelend in het licht. Had macht de zieken te genezen. Matthéüs 10 bewijst het. Hij zond hen uit en zij kwamen verheugd terug en duivels waren hun onderworpen; Judas was bij hen. Dat is waar. Hij zei: "Verheug u niet dat de duivels onderworpen zijn, maar dat uw namen zijn opgeschreven in het boek des levens van het Lam." Judas was bij hen. Maar toen het erop aankwam het hele Woord van God te nemen, wees hij het af.

240 Zo doen de mensen vandaag! Ziet u? Jezus zei: "De mens zal leven bij ieder woord", niet slechts een of twee woorden. Ieder woord!

241 U zegt: "Wel, broeder Branham, ik kan meegaan met een deel ervan, maar ik kan niet..."

242 Dan hebt u de vertolker die Eva had. Hij nam elk deeltje ervan, vertolkte het goed, op een klein gezegde na. Het behoort èlk deeltje ervan te zijn. Als de Bijbel het zo zegt dan behoeft het geen privé verklaring. Het is de wijze waarop de Bijbel het heeft gezegd. En als God al dit hartzeer en verdriet en dode baby's en wenen en oorlogen, enzovoort, veroorzaakte omdat Zijn Woord werd betwijfeld op één gezegde, zal Hij u dan met iets minder dan dat terugnemen? Denk er eens over na!

243 Hij verandert niet. Zijn eerste beslissing moet altijd die beslissing blijven. Daarom handelt Hij met één individu, niet met een groep. Eén! Zie? Hij kan het niet veranderen. Wel, ik heb hier heel wat over te zeggen, maar ik...

244 Jezus' dood was een fenomeen. Het was een paradox. De opstanding was een paradox. Wij geloven dat. Ieder weet dat de opstanding een paradox was. God deed Hem uit de dood opstaan.

245 De nieuwe geboorte is een paradox. Dat is waar. Het kan een menselijk wezen veranderen! We zouden hier meteen even een prediking kunnen houden, zie, hoe een paradox... Om een man te nemen die een niet gelovige – ongelovige - is en er niets mee te maken heeft; en plotseling is hij veranderd van een afvallige in een heilige; van een prostituée in een zuster. Het is een paradox. Niemand kan hem een medicijn of een spuitje of een dosis geneesmiddelen of iets anders geven; de hand van de almachtige God is nodig, dat alléén, om een mens te veranderen. Welnu, het is een paradox wanneer een mens wedergeboren is. Dat is juist, een paradox.

246 Het was een paradox toen God honderdtwintig onontwikkelde vissers nam om het nieuws, het Evangelie op Pinksteren, rondom de wereld uit te dragen in plaats van de grote raad van het Sanhedrin die ervoor getraind was, zij die getraind waren en gewacht hadden en wachtten op de dingen die zouden gebeuren. En God openbaarde Zich aan een stel vissers die zelfs nog niet hun eigen naam op een stuk papier konden schrijven. Een paradox dat God zulke mensen koos in plaats van de oecumenische raad van die dag om het te doen.

247 Het zal vandaag hetzelfde doen. Hij is in staat uit deze stenen kinderen op te wekken voor Abraham.

248 De visioenen van profeten zijn altijd een paradox geweest, hoe die mannen door inspiratie dingen konden vertellen die nimmer faalden. Dat is een paradox, hoe iets buiten het menselijk verstand, wat je niet kunt bevatten... Het zijn er twee, bewustzijn en onderbewustzijn; God gaat in het onderbewustzijn (wat het echte is) en laat vooruit zien; voert hem weg om dingen te zien die ver terug in een andere eeuw waren, brengt hem terug naar de tegenwoordige tijd en vertelt de toekomst. En het faalt nooit een keer. Inderdaad een paradox! Ongelooflijk, maar het is waar. Het gebeurt gewoon exact. Wat wij Hem gisteravond hebben zien doen was een paradox, ongelooflijk voor een menselijk wezen. We kunnen het niet verklaren.

249 Een zekere Baptistenkerk waar mijn kleine familie onlangs naar toeging (en zij waren in de samenkomst in Tucson geweest)... De voorganger stond op, niet wetend dat de jongen die met mijn dochter gaat, daar lid van is. En hij zei: "Weet u, ik ben er zojuist achter gekomen dat broeder Branhams vader en moeder in een circus rondreizen." En hij zei: "Zij waren magiërs en het is een trucje dat hij doet." Ziet u? "Ik denk dat het een truc was die de zieken genas." Ik betwijfel of mijn vader en moeder ooit een circus hebben gezien. Zij hadden nog nooit een auto gezien tot ik er een had. Zie? Zij hebben er nooit iets over geweten.

250 Maar ziet u, de duivel heeft altijd wat te zeggen. Zij vertelden Jezus: "Dit wordt gedaan door Beëlzebub." Zij moesten hun gemeente iets antwoorden. Waarom onderzoekt men de Schriften niet om te zien of dit vandaag is voorzegd? Het is Jezus Christus, Dezelfde, gisteren... Zoals Hij gisteren was, is Hij vandaag en zal Hij voor eeuwig zijn. Maar dat is het, zie, het is gewoon de wijze waarop ze het proberen te doen met de ongeschoolde Pinkstermensen en de visioenen van de profeet. Jezus Die vandaag leeft, na tweeduizend jaar, is ook een paradox. Ja zeker.

251 Nu moet ik eindigen omdat het te laat wordt. Gelooft u in paradoxen? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zeker.

252 Mag ik dit zeggen. Op een keer zei een oude apothekersvriend, een aardige, oude man: "Broeder Branham, ik ga u iets vertellen." Hij zei: "Ik weet dat u een prediker bent," en zei, "ik ga u iets vertellen en het zou belachelijk kunnen klinken. Maar", zei hij, "ik heb het niet aan de mensen verteld, omdat zij het niet zouden geloven. Maar ik ga het u vertellen."

     Ik zei: "Ga uw gang."

253 Hij zei: "Precies in deze zelfde apotheek, gedurende de tijd van de malaise, zat ik hier. Mijn zoon die nu getrouwd is en een apotheek houdt in een andere stad, wachtte op klanten." Hij zei: "Mensen moesten gaan naar... Herinnert u zich nog dat u een bewijs van de provincie moest krijgen om uw medicijnen te halen. Wat u ook maar moest hebben, u moest daarvoor een bewijs gaan halen." Hij zei dat hij een jong echtpaar de deur zag binnen wankelen en zei dat hij keek. "Arm moedertje, in verwachting, kon nauwelijks staan; een jonge vrouw, ze liep maar heen en weer."

254 En hij zei: "De jonge man liep naar mijn zoon en zei: 'Ik heb hier een voorschrift voor... De dokter zond me hierheen om een formulier te halen, liever gezegd, van het provinciale agentschap hier, om wat medicijnen te krijgen. Mijn vrouw heeft het werkelijk hard nodig.' En hij zei: 'Zij kan het niet langer uithouden. Ze is zo ziek. De dokter vertelde me: 'Haal het nu direct en geef het haar.' Hij zei: 'Ik vraag me af of ik het medicijn zou kunnen krijgen en het haar kan geven en zij hier zou kunnen zitten?' En hij zei: 'Het zal me twee of drie uur gaan kosten om in die rij te staan, voordat ik mijn bewijs ervoor krijg.' Hij zei: 'Misschien zou u mij het medicijn nu al kunnen geven?'

255 De jongeman zei: 'Meneer, ik had dat graag willen doen.' Hij zei: 'Ik kan het niet doen, omdat we hier een regel hebben dat we... het is op basis van contante betaling! Wij moeten het hebben.'"

256 En hij zat daar achterin de krant te lezen, man op leeftijd. Hij zei: "Wacht even zoon." En keek naar dat vrouwtje, die zich op die manier zo vasthield. En dus zei hij: "Ga die order klaarmaken." Hij zei: "Geef het maar aan mij."

257 Hij zei dat hij het voorschrift van de dokter nam en naar achteren liep om het te vullen. Hij zei: "Ik vulde het en dacht, als ze het nooit betaalt, in orde; dat maakt niet uit."

258 Hij zei: "Ik liep naar de plaats waar zij was. Ik boog me voorover om het in haar hand te leggen. Toen ik het in haar hand legde," zei hij, "keek ik op. Broeder Branham, ik weet niet of u dit wilt geloven of niet, ik legde het in de handen van de Here Jezus. Ik zag Hem daar naar mij staan kijken en het bloed stroomde langs Zijn gelaat en littekens waren op Zijn hoofd." En hij zei: "Ik sloot mijn ogen en wankelde een beetje, op die manier. En ik hoorde haar echtgenoot zeggen: 'Bent u in orde, dokter?'" En hij zei: "Ja." Hij zei: "Ik keek weer en de vrouw hield het recept vast."

     Hij zei: "Gelooft u dat?"

259 Ik zei: "Ja zeker geloof ik het. 'In zoverre u het aan de minste van deze Mijn kleinen hebt gedaan, hebt u het aan Mij gedaan.'" Een paradox, inderdaad.

260 Velen van u broeders hier hebben de geschriften van de heiligen uit vroegere dagen gelezen, hoe de Here met hen handelde; paradoxaal hoe dingen gebeurden. Wij geloven in paradoxen. Een van de...

261 De heilige Martinus was er een, waaraan ik probeerde te denken. Hij was een soldaat, ziet u, en in Frankrijk was het regel dat hij het werk van zijn vader zou opvolgen. Maar hij geloofde eigenlijk altijd al wel. Zijn moeder was een gelovige. En op een koude dag... Hij was een zeer nederig man. Zij zorgden er altijd voor dat een man zijn laarzen poetste om hem netjes gekleed te houden, zoals een soldaat behoort te zijn. Hij poetste de laarzen van zijn ondergeschikten. Hij ging niet voor hun tradities en verplichtingen. Hij vond dat de mensen gelijkwaardig zijn.

262 Dus op een koude dag stond hij bij de poort van de stad Tours, toen hij daar binnenging. En er werd gezegd dat er daar een oude bedelaar op straat lag. (U hebt het ongetwijfeld menigmaal gelezen.) Daar lag een bedelaar op straat te bevriezen; een echte koude winter. Hij smeekte de mensen: "Kom! Wil iemand mij een mantel geven? Ik zal vannacht doodvriezen. Ik kan zo niet op deze grond blijven liggen. Wil iemand mij een jas geven?" Niemand. Hij zei: "Alstublieft, heeft iemand erbarmen. Een oude man, ik ben stervend. Ik heb mijn tijd gediend. Ik heb mijn best gedaan. Laat me niet sterven. Ik zal doodvriezen. Wil iemand mij toedekken, wilt u?"

263 Dus stond hij, Martinus, achteraan een beetje te kijken. Hij was geen gelovige. Hij was toen geen Christen, hij had het nog niet aangenomen. Hij stond daar gewoon en sloeg het gade. Niemand deed het, toen de menigten voorbijgingen, sommigen welvarend genoeg om het te doen. Hij had slechts één jas en dat was zijn militaire mantel. Hij trok zijn zwaard en sneed hem in tweeën, wikkelde de oude bedelaar erin en liep door.

264 Mensen lachten hem uit toen hij door de straat kwam, één deel van de jas hing om hem heen. "Wat een vreemd uitziende soldaat", zeiden ze, en staken de gek met hem.

265 Die nacht werd hij uit zijn slaap gewekt. Hij keek, staande aan de kant van zijn bed, daar stond Jezus, gewikkeld in dat gedeelte van de oude jas waarin hij de bedelaar had gewikkeld. Toen wist hij: "In zoverre u dit aan de geringste van deze kleinen van Mij hebt gedaan..."

266 Het was een paradox; zijn roeping. Hij was een... hij was de boodschapper van dat tijdperk die partij koos voor de Schrift tegenover alle goddeloosheid van het Katholicisme in die dag. God verkoos hem en Hij liet hem Christus zien door een paradox.

267 Broeders, we mogen paradox na paradox zien. De grote paradox is komende en ligt voor ons: "Wanneer de bazuin des Heren zal schallen en tijd niet meer zal zijn en de ochtend breekt aan voor eeuwig, helder en schoon." Wanneer de opstanding komt en wij gezamenlijk worden opgenomen om Hem in de lucht te ontmoeten, zal dat de laatste paradox zijn, wanneer wij gaan om bij Hem te zijn. Laten wij tot dan getrouwe dienaren zijn voor het Woord van God, wat Christus is.

     Kunnen we bidden?

268 Hemelse Vader, wij danken U vanmorgen voor het bloed, dat ons broeders maakt. Wij danken U voor de Zoon van God Die Zijn leven gaf, zodat wij één met Hem mochten zijn in dit grote Koninkrijk op de aarde, het Koninkrijk der hemelen dat gevestigd zal worden. "We zien uit naar die blijde millennium dag, wanneer onze gezegende Here zal komen om Zijn wachtende bruid weg te halen." De kleine bruidsboom. Hij is die Boom die in de hof van Eden was; het Brood des levens. Dus is zijn kleine vrouw een boom, de bruidsboom van de laatste dagen. Waar alles gebonden is om te brengen... Maar de grote krachten van God snoeien de takken af zodat de vruchten kunnen rijpen. Sta het toe, Here, dat wij daarin besloten kunnen zijn. Geef ons eeuwig leven.

269 Wij hebben dit ene gemeenschappelijk, terwijl wij hier in deze stad zijn; we geloven het Woord van God. Wij geloven in Jezus Christus. Wij geloven dat Hij niet dood is, maar leeft en dat Zijn Woord, de belofte voor het uur, nu wordt gemanifesteerd. Dit zijn de laatste uren. Dit is het laatste teken. De komst van de beloofde Zoon is nabij.

270 Wij zien de wereld geografisch. Wij zien de tekenen: aardbevingen in verscheidene plaatsen, naties tegen naties. We zien alle dingen die voorspeld zijn. Wij zien vreselijke schouwspelen in de lucht, de harten van de mensen bezwijken; vliegende schotels, enzovoort, die ze niet kunnen verklaren – onderzoekende oordelen komen naar de aarde. Wij zien daarginds overal de atoombommen hangen en de grote projectielen kunnen in één uur totale vernietiging brengen. We zien de gassen daar boven ons hangen die het vuur uit de hemel naar beneden doen regenen om de aarde te vernietigen.

271 Maar wij zien ook Jezus, Die de belofte deed! En zoals gezegd werd: "Deze zelfde Jezus, Die van u werd opgenomen, zal op dezelfde wijze terug komen als dat u Hem ten hemel hebt zien varen." We kijken uit naar de komst van die blijde dag.

272 Onze harten... Velen van ons hier, Heer. Want van jongs af aan hebben we elke poging die we maar wisten in het werk gesteld om U te dienen. Heer, laat onze ogen niet verblind zijn voor dit uur. Open mijn ogen, Heer, zodat ik elke belofte zal zien. Moge ik in staat zijn het met een "amen" te bekrachtigen, dat het zo is, alles wat God heeft beloofd. Sta het toe, Here. Geef ons een geweldige samenkomst.

273 Zegen dezen, mijn broeders en zusters hier. Sommigen van deze kleine vrouwen die hier staan met grijs haar, hebben gediend door zorg te dragen voor hun echtgenoten, terwijl zij daarbuiten arbeidden op de velden. En God, U zult hen belonen. Deze mannen die gestreden hebben om de prijs te behalen en door bloedige zeeën zijn gevaren, zoals wij hier vanmorgen rondom deze tafel gezeten zijn, kijkend naar elkaar. Onze haren worden grijs, we hebben al een lange tijd gestreden en misschien ontmoeten we elkaar nooit meer bij een ander ontbijt. We weten het niet.

274 De komst van de Here kan vandaag zijn, het kan morgen zijn, het kan volgend jaar zijn. Wij weten niet wanneer het zal zijn. Maar één ding is zeker, ons is beloofd dat wij elkaar zullen ontmoeten op een avondmaal in de hemelen. En de Koning zal naar voren treden en alle tranen van onze ogen afwissen en zeggen: "Wees niet bezorgd, het is nu allemaal voorbij. Treed binnen in de vreugde des Heren, die voor u bereid is sinds de grondlegging der wereld", toen wij voorbestemd werden zonen van God te zijn, door Jezus Christus. O Vader God, sta dit toe.

275 Mogen onze harten eenparig kloppen. En zoals ik een poosje geleden tot het jonge stel, dat op het punt stond te scheiden, heb gezegd... God, als wij hier van elkander scheiden, wij hebben dit ene ding gevonden dat we gemeenschappelijk hebben. De Methodist, de Baptist, de Verenigden, de Vergaderingen, de Kerk van God, wij hebben allemaal één ding gemeenschappelijk: Jezus Christus. We kunnen niet als organisaties samenkomen terwijl we ons druk maken over die geloofsbelijdenissen en dingen van de kerk. Maar als broeders kunnen wij onder het bloed van onze Redder, Jezus Christus, samenkomen en daar hebben wij dingen gemeenschappelijk. En op deze gemeenschappelijke grond, Here, kom ik om mijn broeders te ontmoeten – mannen van hetzelfde dierbare geloof. Mogen wij deze komende week gezamenlijk werken met al wat in ons is om de glorie van God weer teruggebracht te zien in de kerk. Wij dragen alles en onszelf daarbij aan U op. In Jezus' Naam, zegen onze inspanningen. Amen.

276 God zegene u, mijn broeders. Broeder Roy, hebt je nog iets te zeggen? [Leeg gedeelte op de band – Vert]

277 Hoe onfeilbaar is het Woord! Jezus was het Woord. Daarover zijn we het eens. [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Toen Zijn ouders Hem vergeten hadden en Hem op het feest hadden achtergelaten – zij waren al drie dagen onderweg en konden Hem niet vinden en kwamen terug. Ze vonden Hem in de tempel in discussie met de priesters en zij stonden versteld over dit Kind. We hebben geen verslag over Hem dat Hij naar school ging. Maar denk eraan, Hij was maar een Jongen van twaalf jaar oud, ongeveer zó groot. En wat was de bewering van de moeder?

278 Nu, geen geringschatting voor u, Katholieke mensen, als er hier iemand is die haar de moeder van God noemt. Hoe kon zij een moeder van God zijn? Kijk, zij was een broedmachine die God gebruikte, niet om te... Kijk naar haar. Als zij de moeder van God is, had zij eigenlijk meer wijsheid dan Hij. Merk op, wanneer zij een moeder is, gaf zij Hem leven, gaf zij God leven. Ziet u?

279 Kijk. Ze zei: "Uw vader en ik hebben U dag en nacht met tranen gezocht." Haar eerste getuigenis bracht zij in diskrediet. Zij noemde Jozef Zijn vader.

280 Kijk nu naar deze twaalfjarige Jongen, niet wetend wat Hij zei – Hij was slechts een Jongen. Maar Hij was het Woord. Zie? Hij zei: "Weet gij niet dat Ik bezig moet zijn in de dingen van Mijn Vader?" Ziet u het Woord die dwaling corrigeren?

281 Kijk, zij gaf getuigenis nadat Hij was opgegroeid; het was nu allemaal tevergeefs. Zie? "Uw vader en ik hebben U gezocht", ging precies met wat... Ze had gezegd dat zij dit Kind had ontvangen door de Heilige Geest, en noemde toen Jozef de vader.

282 En deze kleine Jongen, een twaalfjarig Kind, totaal geen wijsheid, alleen nog maar een twaalfjarige Jongen... De Vader woonde op die tijd niet in Hem, omdat Hij op de dag kwam toen hij Hem doopte. Hij zag de Geest van God neerkomen, zie. En toen Hij... Maar kijk, deze kleine twaalfjarige Jongen Die het Woord is... Hij was geboren als de Gezalfde, zie, om de Gezalfde te zijn. En hier was Hij: "Weet gij niet dat Ik bezig moet zijn in de dingen van Mijn Vader?"

283 Ze zei: "Uw vader en ik hebben naar U gezocht." Als Jozef Zijn vader was geweest, zou Hij bij hem in zijn zaak bezig zijn geweest met deuren en huizen maken.

284 Maar Hij was in de tempel die organisaties aan het terechtwijzen. Ziet u? "Weet gij niet dat ik moet zijn in de dingen van Mijn Vader?" Ziet u hoe het Woord van God die dwaling corrigeerde, in dat Kind! Amen. God zegene u.