Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Wij zouden Jezus willen zien

Door William Marrion Branham

1 ...om de mensen bekend te maken met wat wij proberen te doen. Nu, bedenk dat wat wij proberen te doen, is om Jezus Christus zo tegenwoordig te zien dat het hart van elke gelovige gestimuleerd zal worden, zijn geloof, zodat hij naar boven zal reiken en een houvast aan God zal krijgen en voor datgene waaraan hij behoefte heeft. Want alles waaraan wij in deze levensreis behoefte hebben, is in Christus.

2 Net zoals uw bomen hier buiten. Alles wat die boom nodig heeft... Het is een appelboom. Dacht u daar ooit aan? Wanneer hij nog geen centimeter hoog is, is elke appel die ooit in de boom zal zijn, precies daarin. Tien kuub, als er zoveel zijn; laten wij zeggen dat er vijf kuub appelen van een boom afkomen; alle vijf kuub appelen waren er in toen hij geplant werd. Als dat niet zo is, waar komen zij dan vandaan? Zie? Zie? U plant het gewoon en dan moet het water optrekken, het uit de aarde inzuigen. En het moet trekken tot het meer dan zijn portie krijgt. Dan brengt hij takken voort, brengt bladeren voort, brengt bloesems voort, brengt appelen voort. Zie? Dringt ze naar buiten, brengt ze niet binnen. Hij dringt ze naar buiten.

3 Zo denk ik dan dat Christus de onuitputtelijke Bron des levens is. En wanneer wij in Hem geplant zijn, is alles wat wij doen, drinken van die Bron des levens. En we brengen alles voort waaraan we op deze reis behoefte hebben. Alle dingen waaraan wij behoefte hebben, zijn in Hem. En wij zijn geplant in Hem en putten uit Hem en Hij is de onuitputtelijke Bron des levens.

4 Laten wij nu op onze voeten gaan staan, als u wilt, slechts een ogenblik, uit eerbied terwijl wij Gods Woord lezen.

5 Voor onze kleine tekst vanavond wil ik, omdat het zo dicht bij de vastentijd is of Goede Vrijdag, een gedeelte lezen uit het Evangelie van Johannes, beginnend bij het twaalfde vers en het twaalfde hoofdstuk.

     De volgende dag, een grote schare, die tot het feest gekomen was, horende, dat Jezus naar Jeruzalem kwam,

     Namen de takken van palmbomen, en gingen uit Hem tegemoet, en riepen: Hosanna! Gezegend is Hij, Die komt in de Naam des Heeren, Hij, Die is de Koning Israëls!

     En Jezus vond een jonge ezel, en zat daarop, gelijk geschreven is:

     Vrees niet, gij dochter Sions, zie, uw Koning komt, zittende op het veulen van een ezelin.

     Doch dit verstonden Zijn discipelen in het eerst niet; maar toen Jezus verheerlijkt was, toen werden zij indachtig, dat dit van Hem geschreven was, en dat zij Hem dit gedaan hadden.

     De schare dan, die met Hem was, getuigde dat Hij Lázarus uit het graf geroepen, en hem uit de doden opgewekt had.

     Daarom ging ook de schare Hem tegemoet, omdat zij gehoord had, dat Hij dat teken gedaan had.

     De Farizeeën dan zeiden onder elkander: Ziet gij wel, dat gij gans niet vordert? Ziet, de gehele wereld gaat Hem na.

     En er waren sommige Grieken uit hen, die opgekomen waren, opdat zij op het feest zouden aanbidden;

     Dezen dan gingen tot Filippus, die van Bethsáïda in Galiléa was, en baden hem, zeggende: Heer, wij wilden Jezus wel zien.

     Filippus kwam en zeide het Andréas; en Andréas en Filippus weer zeiden het Jezus.

6 Hebreeën 13:8 zegt:

     Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in eeuwigheid.

7 Laten wij onze hoofden buigen terwijl wij bidden. Nu, dit plechtige ogenblik, met onze hoofden gebogen na het lezen van dit Woord; is er iemand hier binnen die graag in gebed gedacht wil worden, en wil dat God iets voor u doet gedurende de tijd van deze samenkomst of zelfs gedurende deze avond? Zou u het gewoon bekend willen maken door uw hand op te steken? Hij zal weten wat er beneden uw hand is.

8 Onze hemelse Vader, wij naderen nu Uw Woord. Wij naderen met eerbied en met gebed, met gebogen hoofden en gebogen harten want wij weten dat U altijd trouw bent aan dit Woord. Wij bidden nu dat U ons terzijde zult zetten van de dingen en zorgen des levens in deze wereld, opdat wij U mogen dienen met zuivere en reine harten, gewassen in het bloed van het Lam.

9 Wij vragen U, Here, is dit het uur dat er een grote opwekking zou kunnen uitbreken hier in dit deel van het land? Als het zo is, Here, zijn wij hier om U te dienen op elke wijze waarop wij kunnen, en wij dragen gewoon onszelf aan U op voor die dienst. En moge er iets gebeuren, Here, dat de harten van de mensen zal bewegen. En het kan misschien zo zijn dat de samenkomst gewoon voor enkelen opgezet is, die hier buiten ergens nog verspreid zijn, opdat het misschien moge zijn dat het laatste lid van het lichaam van Christus precies hier in Louisiana zal toegevoegd worden, en dat dan de deuren gesloten zullen worden. Wij weten gewoon niet wat, Here, wij bewegen ons gewoon voorzichtig voort, elke beweging in het oog houdend.

10 En wij bidden, hemelse Vader, dat U al de zieken en aangevochtenen zult genezen. Terwijl ik kijk, ligt hier een arm, klein, aangevochten kind en liggen er mensen rondom, ziek en behoeftig. God, mogen zij wegkijken van hun aanvechtingen, vanavond en gedurende deze komende week, en moge er niet één zwak persoon onder ons zijn bij het sluiten van deze samenkomst.

11 Zegen de predikers, Here, en hun fijne samenwerking en de dingen die zij doen om samen te komen. Mogen de mensen beseffen dat dit het hart van hun voorganger is om te proberen alles binnen te brengen en elke gave en alles wat zij kunnen, wat door God geëerd wordt, opdat het hun gemeente mag helpen te zien en te geloven en te groeien. Sta het toe, Vader.

12 Vergeef ons onze overtredingen. Sta elk verzoek toe onder die handen vanavond. Here, de mijne is omhoog. U kent mijn hart, het is een gebed voor de mensen. Moge Jezus onder ons gekend zijn, Vader. Geef ons een grote uitstorting van Zijn zegeningen.

13 En wanneer wij hier vanavond vertrekken, mogen wij in staat zijn om te zeggen, zoals diegenen die van Emmaüs kwamen, die dag na de opstanding, als wij in deze heilige tijden binnengaan... "Brandden onze harten niet in ons," zeiden zij, "toen Hij tot ons sprak langs de weg?" Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

     U mag gaan zitten.

14 Niet om te preken of om veel van de tijd te nemen, maar gewoon om hier nu slechts een paar kleine gedachten op orde te zetten, voor wij de gebedsrij oproepen. Over ongeveer vijfentwintig minuten, veronderstel ik, zal ik de gebedsrij oproepen om voor de zieken te bidden. En nu zullen meneer Borders en anderen elke avond proberen om u uit te leggen hoe, en hoe een genezing vast te houden enzovoort.

15 En bedenk dat wij hier niet zijn om gewoon te proberen Goddelijke genezing te vertegenwoordigen. Wij zijn hier om Jezus Christus te vertegenwoordigen en in Hem is genezing. En ieder attribuut van God is in Hem. En wij... Hij heeft onze redding gekocht, onze genezing en al wat wij hebben. En genezing is een ondergeschikte zaak en u kunt nooit een hoofdzaak maken van een ondergeschikt iets. Wij weten dat. Wij zijn dus... Maar wij proberen... Jezus gebruikte ongeveer zesentachtig procent van Zijn bediening voor Goddelijke genezing, opdat Hij de aandacht van de mensen zou mogen trekken, en dan uitleggen wat Zijn doel daar was. En, dat is hetzelfde, wij proberen Zijn bediening zo goed mogelijk voort te zetten, gelovend dat Hij nog steeds Dezelfde blijft gisteren, vandaag en voor immer.

16 Nu, wij weten... "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. En het Woord werd vlees gemaakt en woonde onder ons." Daarom zijn God en Zijn Woord hetzelfde. Het is God in drukvorm. U bent niet meer dan uw woord. God is niet meer dan Zijn Woord.

17 Dus, dit grote feest dat wij hier nu in deze tijd naderen, deze vastentijd, zoals men het noemt; we naderen Goede Vrijdag en dan Paaszondag, een week tot Paaszondag, geloof ik. Wij benaderen dit dus. Ik dacht dat ik deze Schriftplaats zou lezen, waar deze Grieken, die hongerig van hart waren, kwamen om te aanbidden op het feest van het Pascha. En zij wisten er weinig van dat het Paaslam Christus moest zijn.

18 Maar hun harten waren hongerig. Zij wilden Hem zien. Zij hadden zoveel over Hem gehoord en wisten van die grote dingen die zij gehoord hadden die Hij had gedaan. En ongetwijfeld dus moeten zij, naar dat feest komend, veel in de Schrift gelezen hebben van wat Hij was, en Zijn natuur, en wat Hij zou doen wanneer Hij kwam. Zij wilden dus zien.

19 Zij kwamen naar Zijn discipelen en hun werd het voorrecht gegeven Hem te zien door de welwillendheid en de bediening van Zijn discipelen. Zij werden in Zijn tegenwoordigheid gebracht door Zijn dienstknechten.

20 En nu, als Hebreeën 13:8 zegt dat Jezus Christus Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig, en ik ben er zeker van dat hier te... in Baton Rouge, dat wij gewoon even hongerig zijn om Jezus te zien als zij destijds. Ik... Ieder mens die bij zijn gezonde verstand is en over de Here Jezus hoort, verlangt om Hem te zien.

21 O, toen ik voor het eerst van Hem hoorde, toen ik een jongen was, kon ik het nauwelijks uithouden. Ik dacht: "Als Hij God is, was Hij altijd God en zal Hij altijd God zijn."

22 Dus om het te proberen weg te zetten in een of andere grote tijd in het verleden, of een of andere grote tijd die komt, dat is gewoon de natuur van de mens. De mens prijst God altijd voor wat Hij deed, kijkt uit naar wat Hij zal doen en ziet voorbij aan wat Hij doet. Dat is gewoon de natuur van de mens. Het is altijd zo geweest en het blijft vanavond nog steeds zo.

23 Maar nu wilden deze Grieken Hem zien, en wij willen Hem zien. Welnu, als Hij uit de dood is opgestaan en niet... Hij is niet dood. Hij leeft. En als Hij leeft, zoals de Schrift beweert, waarom kunnen wij Hem dan niet zien? Wij hebben een recht om het te vragen. Bedenk dat Hij zei: "Een kleine tijd en de wereld ziet Mij niet meer. Maar gij zult Mij zien, want Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot aan het eind der wereld. De wereld zal Mij niet zien, maar gij zult Mij zien." En nu, als Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer, waarom zouden we Hem dan niet kunnen zien?

24 Nu, als wij naar de verschillende ideeën zouden gaan die wij gehad hebben... En onthoud dat God nooit iets doet buiten wat Hij beloofde. Zie, Hij doet altijd de belofte, dan komt Hij om het te vervullen.

25 God kende in den beginne het einde vanaf het begin, omdat Hij oneindig was. Wij weten dat allemaal. Hij is alomtegenwoordig, almachtig en oneindig. Nu, als Hij oneindig is, dan wist Hij alle dingen, en nu... en alwetend.

26 Dus merk dan op dat Hij Zijn Schriftplaatsen toebedeelde door de eeuwen heen die moesten komen. En wanneer dit tijdperk dan tevoorschijn komt, wel, dan proberen wij altijd de dingen uitgestippeld te hebben op de wijze dat wij denken dat het juist is, maar gewoonlijk... Als God een belofte voor dat tijdperk deed, wel, het is Zijn gebruikelijke manier om iets te doen en Hij verandert nooit om het zo te doen.

27 Onthoud, God verandert nooit, en Hij verandert Zijn wegen nooit, want daarom kunnen wij precies ons geloof plaatsen in wat God zei dat de Waarheid is: de Bijbel. Nu, u moet God ergens plaatsen.

28 Nu, als God de wereld zou oordelen, en Hij zal dat doen... Als wij zouden zeggen, of als ik tot de Franse Katholiek zou zeggen: "Waardoor denkt u dat Hij haar zal oordelen?" "De Franse Katholieke kerk." De Rooms-katholieke kerk gelooft dat Hij haar door die kerk zal oordelen. De Orthodoxe, de Grieks-orthodoxe Katholiek gelooft dat Hij haar daardoor zal oordelen. De Methodist zou zeggen: "Onze kerk." De Baptist: "Onze kerk", "De Pinkstergemeente!" Zie, het zou zo verwarrend zijn dat een persoon niet zou weten wat te doen.

29 Maar Hij zei dat Hij de wereld zou oordelen door Jezus Christus en Jezus Christus is het Woord, dus zal Hij de wereld oordelen door het Woord. Nu, de Bijbel is de gehele openbaring van Jezus Christus. Dit is de openbaring. Niets moet eraan toegevoegd worden of ervan afgenomen. Hetzelfde zal ons deel van het boek des levens afnemen als wij toevoegen of ervan afnemen. Dat is het Woord van God en wij geloven het.

30 Nu, in elke generatie, wanneer de kerk het gewoonlijk zo in de war brengt en alles tot de tijd voor het Woord komt om vervuld te worden, kijkt men terug naar een andere generatie in het verleden, naar wat er daarginds in een andere dag gebeurde en zij missen te zien wat er in die dag is gebeurd.

31 Nu, tot u, Katholieke mensen, hoe hebt u die heiligen gemist. Hoe staat het met Jeanne d'Arc, een Française? Ik kan dat misschien opwerpen omdat het een Franstalig gebied is. U herinnert zich dat de priester haar als heks op de brandstapel verbrandde. "Zij was een heks", omdat het meisje geestelijk was. Zij zag visioenen enzovoort en u verbrandde haar als een heks. Toen, na een poosje, toen u uw vergissing inzag, groef u de lichamen van die priesters op en wierp ze in de rivier, als boetedoening. Maar, ziet u, het was al gebeurd.

32 En dat is de wijze waarop het altijd is. Het gaat ons voorbij en wij zien het niet.

33 Zelfs tot de discipelen zei Jezus op een keer, tot hen sprekend... Zij zeiden: "Waarom zeggen de Schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?"

34 Hij zei: "Hij is reeds gekomen en u kende hem niet." En zij begrepen dat het Johannes de Doper was. Zelfs die discipelen, die stem in de wildernis die Maleachi 3 vervulde, ging gewoon aan hen voorbij en zij begrepen het zelfs helemaal niet. Zie?

35 En het is mogelijk dat wij het gewoon over ons heen zouden kunnen laten gaan en falen om het te zien. Gods wijze is altijd...

36 Nu, als het in een heel systeem zou komen, of een bepaalde organisatie, zoals Protestanten, Baptisten, Pinkstermensen, of een van hun denominaties zou het voortbrengen, zouden zij het geloven. Wel, dan zouden de anderen er niets mee te maken willen hebben.

37 Dus in tijden zoals deze handelt God nooit met enige organisatie. Hij deed het nooit. Hij handelt altijd met een individu, één persoon, u, gewoon die ene persoon. U bent het, tussen u en God, niet tussen uw organisatie en God, tussen u als een individu... God doet het altijd op die wijze, heeft het altijd gedaan.

38 En nu zegt de Bijbel: "Hij doet niets tenzij Hij het openbaart aan Zijn profeten, Zijn dienstknechten, de profeten." En altijd, heel vergelijkbaar met Elia's tijd, en Mozes' tijd, en al die verschillende tijden, zou Hij het openbaren.

39 Nu, er was in de Schrift geschreven dat een... God zou hun een superteken geven, een groot teken, een eeuwigdurend teken. "Een maagd zal zwanger worden." En dan zou er Iemand geboren worden, een Kind; wij zouden Hem kennen als de Messias. Al de Schriftplaatsen, heel de weg van Genesis af, hadden zich verbonden tot de komst van de Messias.

40 De profeten waren deel van het Woord. Jezus zei dat zij "goden" genoemd werden. En zij waren het, zolang het Woord van God tot hen gebracht werd. Hij zei: "Hoe kunt u Mij veroordelen wanneer Ik zeg dat Ik de Zoon van God ben? En u, die... Het is in uw wet geschreven dat u degenen tot wie het Woord des Heren kwam 'goden' noemde." Zie, de... Het waren de profeten niet, het was het Woord van God. En het is nu hetzelfde. En het was Jezus, hetzelfde, het Woord van God dat bekendgemaakt werd. En dat is altijd het licht van het uur.

41 Nu, als wij vanavond rondkeken en wij zouden teruggaan naar enkele van deze grote kerken, helemaal terug door het tijdperk en zeggen: "Dit is het, dit is het"... Als u niet oplet zullen wij wandelen in een schijnsel in plaats van in een licht. Wij kijken naar iets wat voorbijging, jaren geleden, kijken terug.

42 Eenieder die de weg afrijdt terwijl hij in de achteruitkijkspiegel kijkt, zal zich in de vernieling rijden. Dat is juist. Dat is juist. U doet zoals sommigen van onze zusters het proberen die vijftig jaar oud zijn en die proberen er als zestien uit te zien. Zie, u kijkt terug.

43 Kijk voorwaarts! Kijk waar u heengaat. Kijk waar u heengaat, niet waar u vandaan komt. Paulus zei: "Vergetend die dingen die in het verleden liggen, jaag ik naar het doelwit van de hoge roeping in Christus." U moet altijd kijken waar u heengaat, niet waar u geweest bent.

44 Als u in de achteruitkijkspiegel kijkt, zult u zich spoedig in de vernieling rijden. Dat is de moeilijkheid geweest. Daarom ging Luther ten onder toen Wesleys licht opkwam. Daarom ging Wesley te gronde toen de Pinkstermensen opkwamen. En als wij niet opletten, zullen ook de Pinkstermensen te gronde gaan als men niet gewoon altijd heel alert blijft en oplet. U ziet dat u altijd terugkijkt, en verwijst naar wat iemand anders daar vroeger deed. Wanneer wij...

45 Terwijl ons bevolen wordt voorwaarts te kijken, te blijven voortgaan. Hun profetie gebeurde in hun dagen, dit gebeurt in deze dag, en het volgende gebeurt in de volgende dag. Het is uitgemeten tot de eindtijd. En er zijn dingen die verondersteld worden nu te gebeuren, overeenkomstig de Schrift, de Heilige Geest op aarde, uitgegoten op de mensen.

46 Nu, toen Jezus kwam, behoorden die Schriftgeleerden enzovoort Hem herkend te hebben, maar zij herkenden Hem niet, omdat zij zo vast zaten in hun tradities. Farizeeën, Sadduceeën, Herodianen, wat er ook maar was, zij waren in die traditie zo doordrenkt dat zij de ware profetie van Christus Zelf, dat wat Hij verondersteld werd te zijn, faalden te zien. Hij zei tot hen: "Onderzoek de Schriften, want daarin denkt gij eeuwig leven te hebben en zij zijn het die van Mij getuigen."

     Zij zeiden: "Wij zijn Mozes' discipelen."

47 Hij zei: "Als u Mozes' discipelen waart, zou u Mij kennen want Mozes schreef van Mij: 'De Here, uw God, zal een Profeet gelijkend op mij, doen opstaan.'"

48 Zij beweerden het te zijn, maar zij waren het niet, omdat zij zo in traditie ondergedompeld waren. Nu, dat is hoe zij misten Hem te zien in die dag waarin zij leefden. Nu, dat zou zich kunnen herhalen, weet u. Het heeft het altijd gedaan en het zou zich opnieuw kunnen herhalen.

49 Nu, laten wij gewoon gedurende enkele minuten teruggaan. En de enige wijze waarop wij zouden kunnen zien wat Hij is...

50 Nu vandaag, als wij de gewone mens nemen, wat Christus geweest moet zijn... Sommigen beelden Hem af als een historisch persoon, iets groots. Sommigen brengen Hem naar beneden tot gewoon een alledaagse man. En sommigen maken Hem tot een filosoof, een profeet of iets anders zoals dat, een goed mens, een leraar.

51 Maar Hij, wat Hij ook was, dat is Hij nog steeds, overeenkomstig de Schrift. Zie? Nu, als wij naar de stad zouden gaan om Hem te vinden en gingen rondkijken om te zien of... Nu, bedenk dat Zijn belofte is dat Hij met ons zou zijn.

52 Nu, als wij gingen om een zeker mens te vinden... wij zouden zeggen... ik zou misschien zeggen: "Zou een meter tachtig lang zijn." En u zou zeggen: "Nee, het zou twee meter dertig moeten zijn." Een ander zegt: "Nee, hij was slechts een meter twintig lang, hij was een kleine makker." Zie, wij zouden allemaal verward zijn.

53 Wel, men zou zeggen: "Misschien zou Hij nagellittekens in Zijn hand hebben." Gewoon elke huichelaar zou nagellittekens in zijn hand kunnen hebben en doornafdrukken. En uiteindelijk zit Jezus aan de rechterhand van de Majesteit in de hoge. Maar hoe zouden wij ooit weten Wie Hij was?

54 Men kende Hem toen niet vanwege Zijn kleding, omdat Hij gewoon onder de mensen wandelde, zelfs na Zijn opstanding. En degenen met wie Hij wandelde, herkenden Hem nog steeds niet. Zie? Het was niet Zijn kleding. Hij kleedde Zich net als ieder ander. Het was niet Zijn kleding. Het was niet Zijn manier. Het was niet Zijn organisatie. Het was niet Zijn gemeenschapskaart die Hij bij Zich droeg, want Hij had er geen. Vrijuit gezegd, Hij was het er niet mee eens, dus dat was het niet.

     Zij zeiden: "Wij weten niet vanwaar Hij komt."

55 En de blinde man zei: "Dat is een vreemde zaak. U bent een leider van vandaag en Hij heeft mijn ogen geopend en toch weet u zelfs niet waar Hij vandaan komt." Hij had een goede eigen theologie. Zie? Hij zei: "U weet niet wat deze Man heeft gedaan, de dingen die Hij heeft gedaan, en toch wordt u verondersteld de leiders van de huidige dag te zijn." Maar het droevige deel met hen was dat hun ogen verblind waren. Het werd verondersteld op die wijze te zijn.

56 Wist u dat de kerk ook verondersteld wordt zo te zijn in de laatste dag? "Roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods; hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht daarvan verloochend hebben. Van..." Dat is dezelfde profetie, dezelfde zaak. Dat is het zeker. In het Laodicéa gemeentetijdperk was Jezus aan de buitenkant van de kerk, proberend om terug binnen te komen, kloppend op de deur. Het enige tijdperk waar Hij ooit uit een kerk werd gezet, is in het Laodicéa tijdperk waarin wij nu leven. Wij zien dus dat wij gewoon terug zijn waar wij begonnen.

57 Nu, de enige ware wijze om te achterhalen wat Hij was of wat Hij is, is te achterhalen wat Hij was, nu, omdat Hij Dezelfde zou zijn. Nu, laten wij gewoon teruggaan en enkele dingen bovenhalen die Hij deed. Wij kennen allemaal Zijn maagdelijke geboorte en wij zullen daar niet mee beginnen.

58 Maar ik las uit Johannes. Laten wij teruggaan naar Johannes, het eerste hoofdstuk en gewoon achterhalen wat Hij was en dan kunnen wij begrijpen wat Hij nu is. Wat Hij ook toen was, is Hij nu nog hetzelfde. In orde. Nu, wij zien hier dat Hij in den beginne het Woord was. "In den beginne was het Woord." Dan is Hij nog steeds het Woord. Zie? Zie? Uh-huh. "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons." In orde.

59 Dan, dat is wat Hij toen was; Hij was de betuigde belofte van God voor dat tijdperk. Dat maakte Hem het Woord. Is dat juist? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wel, Hij zou Dezelfde zijn vandaag, opnieuw het Woord. Zie? En Hij zei hen daarnaar te kijken. Dat is wat Hij was. Hij was het Woord. Het Woord werd vleesgemaakt. Dat is wat Hij was. Nu, toen Hij het Woord werd en God neerkwam in de vorm van de Heilige Geest, in de vorm van een duif, en op Hem ging en zei: "Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wien het Mij behaagt te wonen..."

60 Dan ontdekken wij dat Zijn bediening begon met gebeden voor de zieken, genezing. Iedereen mocht Hem. Hij was fijn, bekend als een fijne Kerel. En dan, in Zijn eerste bediening, wat Hem identificeerde...

61 Bedenk dat de Joden altijd geloofden in Goddelijke genezing. Zij hadden een bad bij de poort hier van Bethesda, bij de poort, een prachtige poort. De mensen lagen daar, menigten van zwakke mensen die lam waren, kreupel, blind, en het water ingingen voor genezing.

62 God heeft altijd een weg gemaakt voor genezing, dus het was niet exact Zijn genezing die hun aandacht op Hem vestigde. Er was iets meer wat hun aandacht trok.

63 Nu, wij ontdekken dat als... wat Hij verondersteld werd te zijn... Mozes had gezegd wat Hij zou zijn en al de profeten hadden van Hem gesproken. Nu moest Hij daardoor geïdentificeerd worden.

64 Nu, hier is wat Hij is, het Woord. Nu, Hebreeën, het vierde hoofdstuk zegt dat het Woord van God krachtiger is dan een tweesnijdend zwaard. Het is... scheidt het merg van het been en is een onderscheider van de gedachten in het hart. Dat is wat het Woord is.

65 Nu, zie, toen het Woord tot de profeten kwam, werden zij geïdentificeerd door hun profetie. God zei: "Indien er iemand onder u is die geestelijk is of een profeet, Ik de Here zal tot hem spreken in visioenen en tot... en hem dromen tonen", enzovoort. Met andere woorden 'dromen uitleggen', zoals Jozef en zij deden. En dat zullen zijn geloofsbrieven zijn. En dat waren dan de geloofsbrieven die hij had, het geïnspireerde Woord, door openbaring, zie, het Woord dat vervuld moest worden. Zijn profetie identificeerde hem als een profeet; "En het Woord komt tot de profeet."

66 Toen Jezus dus op het toneel kwam, zegt de Bijbel dat Hij een Profeet moest zijn. Mozes zei: "De Here, uw God, zal een Profeet, gelijkend op mij, doen opstaan." En Israël geloofde altijd hun profeten, omdat dat God was Die Zichzelf identificeerde in menselijke wezens; altijd. Elke Bijbelgeleerde weet dat. Dat is de wijze waarop Hij Zichzelf identificeerde: in Zijn profeten. Zij waren slechts gewone mensen. Natuurlijk waren zij voor dat doel geboren.

67 Zoals wij weten zijn er plaatselijke gaven... van negen gaven in de gemeente. Maar er zijn ambten van de gemeente, en dat heeft God... dat is voorbestemd, dat is verordineerd. "God heeft in de gemeente geplaatst: apostelen, dan profeten, en leraars, herders en evangelisten", enzovoort, dat zijn Gods gaven die in de gemeente zijn geplaatst. Dan zijn er negen geestelijke gaven die in het plaatselijke lichaam opereren en van gelovigen en zij moeten gecontroleerd worden door twee of drie getuigen voordat zij aan de gemeente gegeven worden, omdat zij soms verkeerd zouden kunnen zijn.

68 Maar merk deze profeten op wanneer zij geboren werden, zoals in, geloof ik, in Jeremia hier, dat God zei: "Voor u zelfs ontvangen werd in uw moeders schoot, bestemde Ik u om een profeet over de naties te zijn." Ziet u? Mozes werd als profeet geboren. En van Johannes de Doper werd 712 jaar voordat hij geboren werd, gezegd dat hij de stem was van iemand die roept in de woestijn, door Jesaja de profeet. Zie, het is niet... Deze gaven zijn aangeboren gaven en God plaatst ze in de gemeente.

69 En nu, voorafgaand aan de eerste komst van onze Here, was er geen profeet op aarde geweest gedurende vierhonderd jaar. Maleachi was de laatste profeet en hij sprak van de komst van Johannes. In het derde hoofdstuk van Mattheüs, wat Jesaja zou zijn... Jesaja, de profeet, sprak van hem. En dan sprak ook Maleachi die zei dat Elia op het toneel zou komen, iemand die Christus voorafging. "Ik zend Mijn boodschapper voor Mijn aangezicht om de weg voor te bereiden", zoals Hij in Mattheüs 11 zei, om Johannes te identificeren.

70 En nu het vreemde, toen Jezus begon te spreken en Zichzelf had geïdentificeerd... Laten wij opletten hoe Hij dat nu deed. Als Hij niet schriftuurlijk is in wat Hij deed, dan was Hij niet de Messias. Hij moest komen overeenkomstig de Schrift.

71 Nu, er was een man geweest, Andreas genaamd, die de opwekking van Johannes had bijgewoond, waar Johannes zei dat Hij zou komen. Hij is... Johannes was zo zeker van Zijn komst, dat hij zei: "Hij staat nu midden onder u", omdat hij wist dat hij die Messias moest aankondigen.

72 Nu, hij ging nooit naar een seminarie om te leren wat de Messias zou zijn. Hij ging de woestijn in en was daarbuiten op zichzelf en kwam tevoorschijn. Want hij was... Hij moest niet door mensen opgeleid zijn. Hij moest door God getraind worden. Omdat nu... Zijn vader was een priester en het was gebruikelijk dat de zoon de zaken van de vader volgde en zijn opleiding enzovoort. Maar de zaak van Johannes was te groot, te belangrijk.

73 Wel, heel wat van die mensen zeiden: "Nu, weet u, broeder Zus-en-zo hier voldoet aan de kwalificaties."

74 Maar Johannes ging uit in de woestijn en hij was met God totdat hij definitief wist wat het teken van de Messias zou zijn. Toen Hij kwam, zei hij: "Ik kende Hem niet, maar Hij Die gezegd heeft: 'Op Wie gij de Geest zult zien nederdalen en blijven, Hij is Degene Die zal dopen met de Heilige Geest en vuur...'" Zie? Hij wist en was definitief zeker dat Hij dat was.

75 Nu, Andreas had geprobeerd om zijn broer Simon mee te krijgen. Zij waren vissers en ze probeerden zijn broer mee naar de samenkomst te krijgen.

76 Nu, ik las enige tijd geleden een verhaal over hun leven. Zij waren grote gelovigen in de orde van de Farizeeën. En hij had een vader, Jonas genaamd, en hij was ook een hele goede visser. En vele malen moesten zij God vertrouwen voor wat zij te eten kregen, hun vis, om hun schulden af te betalen en voedsel te krijgen. En ik las dat op een dag de oude vader Simon nam en hem neerzette, hem en Andreas, en zei: "Jongens, ik geloofde altijd dat ik zou leven om de komende Messias te zien, waar wij al deze jaren naar uitgekeken hebben. En nu, zonen, voordat de Messias komt, zal ik wellicht heengegaan zijn, omdat ik oud ben. Maar ik wil niet, jongens, dat jullie misleid worden. Nu, er zullen allerlei soorten dingen opkomen voordat Hij komt."

77 Het moet altijd op die wijze zijn, weet u, zo'n beetje de ware zaak uitschakelen wanneer het eraan komt. U ziet dat Satan altijd daarbuiten is. Net zoals voordat Jezus kwam; men zei dat er andere Jezussen opgestaan waren die groepen hadden meegenomen de woestijn in en die omgekomen waren, enzovoort.

78 Maar hij zei: "Zonen, bedenk dat deze Messias schriftuurlijk geïdentificeerd zal worden." O, hoe behoorde hij mensen vandaag te onderwijzen! Zie? "De Messias zal door de Schrift geïdentificeerd worden, omdat Mozes zei dat de Here onze God een Profeet, die op hem lijkt, zal doen opstaan. En Mozes is onze leider en wij kijken ernaar uit. Nu, er zijn honderden jaren verstreken waarin wij geen profeet gehad hebben, maar Mozes zei dat er Een zou komen. En ongetwijfeld is deze tussentijd hier zonder een profeet, er geweest om dat te identificeren wanneer het komt; Hij zal aan de kwalificaties van die profeet beantwoorden." Wij kennen allen die Schriftplaats.

79 Nu, wij ontdekken dat later, dat... Jezus had nog nooit enig teken getoond. Op een dag kwam Simon in Zijn tegenwoordigheid, gewoon een beetje sceptisch wellicht over het getuigenis van Andreas, omdat hij alles had gehoord wat er bij deze wildeman gebeurde: mensen verdrinkend in de rivier, en met dopen enzovoort. En daar kon hij niet achter staan, omdat er in die tijd al van alles door Palestina was gegaan.

80 Maar op een dag kwam Simon in de tegenwoordigheid van de Here Jezus. Nu, laten wij letten op wat Hij gisteren was voor dat uitverkoren zaad, die Simon, die tot deze plaats verordineerd was, dat zaad, dat zoals...

81 In het begin was God zelfs niet God. Hij was de grote Eeuwige en daarin waren attributen. Attributen waren Zijn gedachten. En toen werd Hij een Woord, zoals dit. En een uitgedrukt woord... Wel, een uitgedrukte gedachte is een woord. Een woord, uitgedrukt, is een gedachte.

82 En bedenk dan dat als u ooit in Gods gedachten was, u er altijd zult zijn. Als u eeuwig leven hebt, bent u de uitdrukking of het attribuut van Zijn gedachte voor dit tijdperk. Zo niet, dan... Er is slechts één eeuwig leven en het heeft altijd bestaan. En u bestond in Zijn gedachte voordat er een wereld was. Daarom zei Hij dat Hij u koos vóór de grondlegging van de wereld. Het is niet wat wij denken, wat iemand anders denkt, het is wat God denkt, eeuwig! U was er altijd, zie, in Zijn gedachten.

83 Het was in Hem om mens te zijn, daarom was Christus het uitgedrukte beeld. Zie? Nu, Hij moest Vader zijn, Hij moest Zoon zijn, Hij moest Redder zijn, Hij moest Genezer zijn. Er was niets, er was zelfs geen engel, niets. Toen schiep Hij engelen en toen werd Hij God en werd Hij aanbeden. Dan zijn dit de manifestaties van Zijn gedachten.

84 Er is niets verkeerd. Alles zal goed uitwerken. Wees niet bevreesd. Gods grote tijdsstuk tikt gewoon verder. Het zal daar zijn. Er zal een gemeente zijn zonder vlek of rimpel. Het was in Zijn gedachten. De zaak is: ben ik daarin, bent u daarin?

85 En hier was Hij, de eeuwige gedachte van God, uitgedrukt in het Zoonschap. O my! Daar was God, Immanuël, toen. Merk dan op dat Hij het Woord was. Nu, hier...

86 Maak ik u doof? Het is niet mijn bedoeling om tegen u te schreeuwen. Soms spreken wij op grote buitenterreinen en plaatsen en ik bedoel niet te luid te worden. Nu, laat de... Wie het ook regelt, verminder het een beetje voor mij, als men wil, als het te luid wordt.

87 Nu merk hierin op dat toen Jezus kwam, hier kwam Simon naar voren, en liep naar Hem toe. En zodra Jezus Zijn ogen op hem richtte, zei Hij: "Uw naam is Simon en gij zijt de zoon van Jonas."

88 O, dat zette het hart van die visser in vuur! Hij kon zelfs zijn eigen naam niet schrijven, hij had geen opleiding, maar hij wist dat dat het Woord was, omdat het de gedachten onderscheidde die in zijn hart waren. Daar was de Messias. Hoewel de Bijbel zegt dat hij zowel onwetend als ongeletterd was, maar hij werd het hoofd van de gemeente te Jeruzalem.

89 Hij viel aan Zijn voeten neer. Hij wist dat dat het was. Niet alleen wist Hij wie hij was, Hij kende ook die godsvruchtige, oude vader van hem, die heengegaan was. Zie? Dat toonde aan dat Hij het Woord was. Het Woord onderscheidt de gedachten die in hun harten zijn. Dat is precies wat het is. Jezus keek naar hen en bemerkte hun gedachten. Zie? En de Bijbel zei dat het Woord van God een onderscheider is van de gedachten en overleggingen van het hart.

90 Dat maakte Hem dan het Woord, die Meester-Profeet, die God-Profeet, meer dan een profeet. Hij was alles wat de profeten waren plus de rest van God. Zie? Hij was Immanuël, God vertegenwoordigd in volheid, in de Zoon Christus Jezus. Nu, wij ontdekken dat God in Christus was, de wereld met Zichzelf verzoenend.

91 Nu, als wij het opmerken, toen was Petrus overtuigd dat zijn godsvruchtige, oude vader hem had onderwezen en hier was het schriftuurlijke bewijs dat dat de Messias was.

92 Dat was Hij gisteren; dat is Hij vandaag. Hoe zou Hij Zichzelf nog meer identificeren?

93 Nu, Hij is een... Hij identificeerde Zichzelf niet als een of andere grote doctor, doctor in de theologie of in de letteren. Zie? Hij identificeerde Zich niet als een of andere priester. Het Woord van God identificeerde Hem. Het Woord dat door Hem heen sprak, identificeerde Hem. Zie? Dat is hoe zij wisten, wat en Wie Hij was.

94 Nu, er stond daar iemand, genaamd Filippus. En Filippus had schriftuurlijke Bijbelstudies gehad op de boekrollen met een man, genaamd Nathanaël. En toen hij dit zag gebeuren, lichtte het zijn hart gewoon zo op dat hij het niet meer kon uithouden. Hij wist dat de zaak daar was. Hij was maar een gewone man, maar zij wisten dat dat de Messias was.

95 Dus liep hij om de heuvel heen. Het was ongeveer vijfentwintig kilometer. Als u zou meten waar Hij predikte, moet hij op één dag heen gegaan zijn en de volgende dag zijn teruggekomen. En hij ging om deze man te vinden. Hij had met hem in de Schrift gestudeerd; een zeer betrouwbare, eerlijke man. U hebt ze hier rondom, mannen die hun hele leven erop toegelegd hebben om het Woord te bestuderen. Hij had dus het Woord bestudeerd. En Filippus was gegaan om hem te vinden en had wellicht op de deur geklopt. En Nathanaëls vrouw zei: "Wel, hij wandelde net daarginds buiten door de olijfboomgaard." Hij teelde olijven.

96 Dus hij ging, liep snel terug om hem te ontmoeten en hij vond hem op zijn knieën onder een van de bomen, biddend. Nu, een Christen-heer geeft, toont hoffelijkheid, dus hij wachtte tot hij klaar was met bidden.

97 Hij zei: "Kom, zie Wie wij gevonden hebben, Jezus van Nazareth, de Zoon van Jozef."

98 En toen zei deze betrouwbare, fijne Hebreeër, genaamd Nathanaël: "Nu, wacht even Filippus. Hoever ben jij gezonken? Nu, zou er... Waar zei je? Wat zei je dat de Naam van deze Man was?"

     "Jezus van Nazareth."

99 Hij zei: "Nu, zou er enig goeds uit Nazareth kunnen komen?"

100 En ik denk dat Filippus hem het beste antwoord gaf dat een man een ander kon geven. Hij zei: "Kom en zie."

101 Blijf niet thuis om te bekritiseren. Kom, zoek het uit. Onderzoek de Schrift. Kom en zie!

102 Wel, onderweg begint hij hem wellicht te vertellen. Hij zei: "Nu, je weet dat wij weten... Wij weten uit de Schrift dat deze Messias een Profeet moet zijn, omdat Mozes zei dat Hij het was. En deze Man... Herinner je je de oude visser die niet met zijn naam kon ondertekenen op het ontvangstbewijs toen je de vis kocht?"

     "Ja."

103 "Wel, Hij vertelde hem wie hij was." O, ik denk me in dat Filippus zei...

     "Nu, wacht even," of Nathanaël, "ik moet dat eerst zien."

104 Toen hij uiteindelijk kwam waar Hij was, kwam hij met Filippus naar voren. Filippus bracht hem naar voren, net zoals iemand u bracht, kwam naar voren in Zijn tegenwoordigheid, naar de samenkomst waar Jezus predikte. En hij keek naar Hem. Hij was gewoon een normale Man, gekleed zoals elke andere man. Hij zag er niet anders uit. En Hij wond er geen doekje om. Hij was altijd gewoon duidelijk tegenover de mensen.

105 Soms sprak Hij in raadsels tot hen, zodat zij het niet konden begrijpen, zelfs Zijn discipelen niet. Dat stoorde hun geloof niet. Zie, zij geloofden Hem.

106 Merk op dat er eens een grote menigte, duizenden, zich rondom Hem vergaderd hadden. "Hij was een geweldige Kerel! O, deze Profeet uit Galilea, een groot Man!" Hij ging naar elke kerk. Iedereen wilde Hem, maar op een dag begon Hij leerstelling tot hen te preken en dat veranderde toen de zaak een beetje, ziet u. Van toen af aan was Hij niet zo populair meer, ziet u. Maar het teken vergezelde de stem.

107 Nu, wij ontdekken dat toen Filippus naar voren kwam tot waar Hij was, hij en Nathanaël, dat Jezus Zich omkeerde en naar Nathanaël keek en zei: "Zie, een Israëliet in wie geen bedrog is."

108 Nu, u zegt: "Nu, misschien de wijze waarop hij gekleed was." Zij kleedden zich allen hetzelfde. Zie?

     "En een Israëliet in wie geen bedrog is."

109 Nu, dat schokte hem bijna zo erg dat hij niet wist wat te doen. Hij zei: "Rabbi, wanneer kende U mij ooit? Wel, U hebt mij nooit gezien. Dit is onze eerste keer dat wij elkaar ooit ontmoeten. En men zegt mij dat U daarginds in Bethanië woont, en hoe kende U mij ooit?"

110 Wel, hij dacht dat wanneer de Messias kwam, God een soort hefboom zou nemen en omhoog doen en dat de gangen des hemels naar beneden zouden vallen op hun grote denominatietrappen daar buiten en dat Hij zou zeggen: "Kajafas, Ik zend Mijn Messias nu naar u." Hij zal zeggen: "Ik ben aangekomen." En de engelen zouden komen en zeggen: "Dit is Hem."

111 Zie, dat is de reden dat Hij het doet. Dan gaat het gewoon over de hoofden van de mensen heen, die slapen, en zij weten nooit wat er is gebeurd. Zie? Merk op dat Hij daar was. Hij stond daar.

     Hij zei: "Wanneer kende U mij, Rabbi?"

112 Hij zei: "Voor Filippus u riep toen u onder de boom was, zag Ik u." O my! Wat een ogen!

113 Hij ziet u nu. Hij kent u nu. Hij is gewoon Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig.

114 Wat een ogen! Vijfentwintig kilometer, de dag daarvoor, om de bergen heen. "Ik zag u toen u onder de boom was."

115 Wat deed hij? Hij rende naar voren, viel neer en zei: "Gij zijt... Rabbi, Gij zijt de Koning van Israël! Gij zijt de Zoon van God!" Hij geloofde het. Waarom? Hij was volkomen geïdentificeerd dat Hij het Woord was, omdat Hij de gedachten kon onderscheiden die in het hart waren. Ja. Daar was Hij, daar staande.

116 Nu, daar waren diegenen die daarbij stonden, die dat niet geloofden. Nee. Velen van hen geloofden het niet. Er stonden daar sommigen van de priesters en zo bij, die zeiden: "Deze Man is Beëlzebul." Zij... De zaak was gedaan, de Schrift was geïdentificeerd, en toen moest de geestelijkheid van die dag verantwoording afleggen aan hun samenkomst. En zij konden het op geen andere wijze beantwoorden, dan door gewoon te zeggen of Hij het is of niet. Zij zeiden dus: "Deze Man doet dit door Beëlzebul." Met andere woorden: "Hij is een waarzegger, een boze geest." Iedereen weet dat een waarzegger een duivel is. Hij zei dus: "Deze Man doet dit kwaad door Beëlzebul."

117 En Jezus zei: "Nu, Ik zal u dat vergeven"; het offer was nog niet gebracht, de verzoening was nog niet gedaan. Maar Hij zei: "Wanneer de Heilige Geest gekomen is, om het dan te doen, één woord ertegen zal nooit vergeven worden, noch in deze wereld, noch in de wereld die komt." U ziet dus waar het ons vandaag brengt.

118 Nu, dit was een hele zaak, maar Filippus en Nathanaël geloofden met heel hun hart. Nu, dat was de wijze waarop Jezus Zichzelf identificeerde gisteren, als de Messias. Nu, wij weten allen... Gewoon enkele minuten nu.

119 Wij weten allen dat er slechts drie mensenrassen in de wereld zijn en dat zijn de zonen van Noach: Cham, Sem en Jafeth. Zie, en dat is Jood, heiden en Samaritaan. Nu, wij, als niet-Joden, wij waren heidenen; Romeinen en wat ook meer in die dagen, de Angelsaksen, en wij aanbaden afgoden. Maar de Joden keken uit naar een Messias. En de Samaritanen keken uit naar een Messias.

120 Nu, Jezus zei, toen Hij op weg was naar Jericho, precies daar beneden aan de heuvel van Jeruzalem: "Ik heb er behoefte aan om langs Samaria te gaan." Hij ging daar dus naar toe, naar Samaria, en ging zitten bij de poort, bij de bron. Er is... Het is nog steeds zoals het toen was. Zij zijn niets veranderd. Daar is het oude panorama zoals dit hier en de wijnstokken groeien in rotsmuren. En Hij zette Zich gewoon neer en zond Zijn discipelen deze kleine stad in, Sichar genaamd, om wat levensmiddelen, voedsel te halen.

121 En terwijl zij heengegaan waren, kwam een slecht bekendstaande vrouw... Misschien was de jongedame, zoals ik zei, op straat gezet, niet door jeugdmisdaad, maar misschien door oudermisdaad. Zij lieten haar buiten de straat opgaan en ze was misschien een fijn uitziende jonge vrouw en zij had kwaad gedaan.

122 En zij kwam daar naar toe om haar water te halen, omdat zij niet met de maagden kon komen. Zij zouden niet... nette, eerbare vrouwen. Zij zouden het niet kunnen doen. Zij haalden het hunne eerst. De rest van hen dan, prostituées en zo, kwam ernaar toe tijdens de dag. Maagden kregen het hunne.

123 Wel, ik heb op hen gelet, hoe zij die grote ketel van zo'n twintig liter boven op hun hoofd zetten, die grote pot, en één op elke schouder, en voort wandelen, pratend zoals vrouwen kunnen en nooit een druppel ervan verspillen. Ik weet niet hoe zij het doen, maar zij doen het zeker.

124 Maar zij, daar doorheen... En toen kwam zij om haar water voor de dag te halen. De rest van hen was weggegaan; het moet omstreeks het middaguur geweest zijn. En zij nam de handvatten om ze in de windas te zetten en naar beneden te laten gaan om...

125 Zie, het is gewoon als een soort pot. En het heeft een handvat rondom. En zij zetten die haken rondom die handvatten en doordat ze zwaar zijn, kantelt het wanneer het naar beneden gaat. Dan halen zij het water op. Net zoals wij het soms hier gedaan hebben in onze landen enzovoort, maar wij hebben zoiets als een trog die we neerlaten.

126 Nu, wij ontdekken dat zij deze kruik in deze put begon neer te laten en zij hoorde Iemand zeggen: "Vrouw, geef Mij te drinken." En zij keek rond en zag daar een Man van middelbare leeftijd zitten.

127 Hij moet er wat ouder uitgezien hebben dan Hij was, omdat we hier in Johannes 6 zien, dat zij bij het feest zeiden... Hij zei wat Hij was. En zij zeiden: "Wel, U zegt dat U Abraham gezien hebt en U bent een Man Die niet ouder dan vijftig is." Zie, niet ouder, zie... Hij moet er als vijftig uitgezien hebben terwijl Hij slechts dertig was. Zij zeiden: "U, U bent niet ouder dan vijftig jaar en zegt dat U Abraham gezien hebt?"

     Hij zei: "Voor Abraham was, BEN IK." Zie?

128 Wij ontdekken dus dat Hij er wat op leeftijd uitgezien moet hebben, daar zittend tegen de muur.

129 Wij weten niet precies hoe Hij er uitzag. Ik zou het niet weten. Een psychiater of psycholoog schildert ons een beeld, en Hofmann één en Sallman en wie ook meer, maar dat is gewoon wat zij erover denken. Zie? Wij weten niet precies hoe Hij er uitzag.

130 En daar zat Hij en toen zei Hij dit. En nu draaide Hij Zich om, en de vrouw naar Hem, snel, en ze liet Hem weten: "Dit is een afscheiding." Hij zei: "Nu, wacht even." Zij zei: "Nu, U bent een Jood en ik ben een vrouw van Samaria en wij hebben niets met elkaar te maken."

131 En Hij zei: "Maar als u wist tot Wie u sprak, zou u Mij om drinken vragen. Ik breng, geef u water dat u niet komt putten."

132 En wat deed Hij met die conversatie? Hij probeerde nu contact te maken met haar geest, zie, om te zien wat in haar was. Nu, de Vader had Hem daar naartoe gezonden, net zoals ik geloof dat de Vader mij hierheen gezonden heeft. Zie? Maar wat, ik weet het niet. Zie? Maar daar was Hij en Hij sprak tot haar.

133 En zij zei: "O, U zegt: 'Aanbid te Jeruzalem.' Onze vaderen aanbaden op deze berg", en over de bron, enzovoort.

134 Hij zei: "De tijd komt en is nu, en God zoekt degenen die aanbidden in geest en waarheid."

135 De conversatie ging voort tot Hij ontdekte wat haar moeite was. Hoevelen in mijn samenkomst vanavond weten wat haar moeite was? Zeker, zij had te veel mannen. Hij zei dus... Hij zei: "Ga uw man halen en kom hier."

     En zij zei: "Ik heb geen man."

136 Hij zei: "U hebt de waarheid gezegd. U hebt er vijf gehad en degene waarmee u leeft is niet de uwe."

137 Let nu op. Kijk naar die getrainde priesters, die falen om dat Woord gemanifesteerd te zien. Toen Hij dat deed voor die priesters, zeiden zij: "Hij is Beëlzebul."

138 Kijk naar deze vrouw in haar toestand, in welke conditie zij was; een slecht bekendstaande vrouw die zes mannen had en hier was zij buiten bij de bron daar. En die vrouw in die toestand, kijk, ze zei snel: "Here, ik bemerk dat Gij een profeet zijt. Gedurende honderden jaren hebben wij geen profeet gehad. Ik zie dat U een profeet bent. Wij kijken uit naar een Messias en wanneer deze Messias komt, is dit Zijn merkteken. Hij zal dit doen wanneer Hij komt." Amen. Oh, my!

139 Daar hebt u het. Die vrouw in haar toestand, wist meer over het Woord van God dan de helft van de predikers in het land erover weet. Dat is juist. Dat is juist. Zij zei: "Ik weet wanneer de Messias komt, Die Christus genoemd wordt, dat Hij, wanneer Hij komt, dat zal doen." Als Hij dat gisteren was, is Hij dat vandaag. Zie? Dat is hoe Hij Zichzelf identificeerde zowel aan de Jood als aan de Samaritaan. Zie? Merk op dat Hij dat gisteren was.

140 Zij zei: "Ik weet dat wanneer de Messias komt Hij ons deze dingen zal vertellen, maar Wie zijt Gij?"

     Hij zei: "Ik ben Hem, Die tot u spreekt."

141 Zij ging de stad in en liet die waterpot achter. Zij zei: "Kom, zie een Man Die mij de dingen vertelde die ik heb gedaan. Is dat niet de echte Messias?"

142 Dat was Zijn identificatie tot Zijn Joden en tot de Samaritanen, maar niet tot de heidenen; niet één keer tot de heidenen. Maar in Lukas, het zeventiende hoofdstuk, zei Hij: "In de laatste dagen, zoals het was in de dagen van Sodom, wanneer de Zoon des mensen zal geopenbaard worden, gelijk het was in de dagen van Sodom..." Nu, in de dagen van Sodom nu. En wij sluiten. Merk op, er was...

143 Let altijd op, er zijn altijd drie klassen mensen, overal. Een ervan is gelovige, schijngelovige en ongelovige. Zij zijn overal. Let daarop.

144 Let op Jezus, Die Lots tijd identificeert met Zijn komst. Nu, let op: "Zoals het was in de dagen van Lot." Nu, welk soort nu? Hij verwees toen. Hij las hetzelfde boek Genesis als wij. Jezus was... "Dagen van Noach" en dan "zoals de dagen van Lot." Kijk terug en zie wat men in de dagen van Noach deed en in de dagen van Lot, omdat het dezelfde Schriftplaats is.

145 Nu merken wij op dat er in de dagen van Lot een man uitgeroepen was van onder het volk. En hij had een groep bij zich, die de gemeente, geestelijk, vertegenwoordigt. En die geestelijke gemeente was Abrahams groep.

146 Dan had hij iemand daarbinnen, zijn neef, die hem verliet, Lot genaamd, die heenging en in Sodom leefde. En de zonden van Sodom kwelden zijn ziel; alleen wilde zijn vrouw hem niet toestaan er iets aan te doen. Zij behoorde tot al de verenigingen en zo.

147 En er zijn gewoon zo veel Lots die in deze dagen rondom zitten en weten dat de zaak verkeerd is. Maar de vrouwenkerk waartoe zij behoren zou hun kaart wegnemen indien zij er iets over zouden zeggen; dat is dus een maaltijdbon. Ontdek dan dus dat dit...

148 Nu, wacht. Abraham keek uit naar een beloofde zoon, is dat juist? Een geestelijke, beloofde zoon. [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

149 Nu, Lot was daarginds en was de zaak over de zoon vergeten. Hij leefde daarginds gewoon met zijn vrouw en zijn kinderen en allen daarginds in Sodom. Hij was burgemeester van de stad geworden en hij was een voorname kerel. Zijn vrouw behoorde tot al de verenigingen. Het ging aardig goed met ze.

150 En merk dan dat tafereel nu op. Nu geef mij gewoon nog een minuut of twee uw onverdeelde aandacht. Let op het tafereel. De wereld is sindsdien nooit geplaatst in die positie zoals het nu is, dat perfecte tafereel. Kijk hier, de uitgeroepen groep. Nu, er waren drie engelen die tot Abraham kwamen en twee van hen gingen Sodom binnen. Eén bleef bij Abraham, en Degene Die bij Abraham bleef...

151 Die twee gingen Sodom binnen en predikten bekering en zeiden: "Ga uit van hier! Ga eruit."

152 Maar Degene Die bij Abraham bleef, let er op hoe Hij Zichzelf aan Abraham identificeerde. Bedenk nu dat Abraham een dag of twee daarvoor 'Abram' was en Sara geen Sara. Nu is hij A-b-r-a-h-a-m, A-b-r-a-h-a-m, zeven letters. En zij is S-a-r-a, vijf, genade, zie [In het Engels 'Sarah' – Vert]; niet S-a-r-a-i, maar S-a-r-a, zie, Sara. En let nu op Degene Die hier nu zit, het kalf eet, de melk van de koe drinkt en de boter en korenkoeken at. Zat daar te eten en te spreken tot Abraham en Hij zei: "Abraham." Hoe wist Hij dat zijn naam Abraham was? Het Woord. Hij was het Woord, gekend. "Abraham, waar is uw vrouw Sara?"

153 Vrouwen in die dagen handelden niet zoals zij nu doen, weet u, om in de zaken van de echtgenoot te moeten zijn en alles, weet u. Zij bleven weg, zie, dus zij... Zij was dus in... Hij zei: "Zij is in de tent achter U."

154 En Hij zei: "Ik," nu, dat is een persoonlijk voornaamwoord, nu, "Ik zal u bezoeken overeenkomstig de belofte." Die werd vijfentwintig jaar daarvoor gedaan. Zij is negentig en hij is honderd. Daar is hij, zijn kale hoofd blinkt, en zijn witte bakkebaarden hangen naar beneden. Zij was een kleine, oude grootmoeder met een kleine wandelstok in haar hand, daar helemaal achterin, een kleine sjaal over haar schouder. "Ik zal u bezoeken en u zult dat beloofde kind hebben."

155 Let op. En Sara lachte erom. Zij zei: "Hoe zouden deze dingen kunnen zijn? Ik ben oud en mijn heer" – haar man – "is ook oud." U ziet wat ik bedoel, familierelatie was er gedurende jaren en jaren en jaren niet meer geweest. Wel, zij was negentig jaar oud, en hij was honderd. Haar schoot was dood; zijn levensstroom was opgedroogd en over. Er is geen verlangen meer. Zij zei: "Zal ik als een jonge vrouw wellust hebben met mijn man, die ook oud is?" Wel, zij lachte.

156 En de Engel, of de Boodschapper, de Man met Zijn rug naar de tent gekeerd, zei: "Waarom zei Sara dat?" Zie? Wat was het? Let nu op. En toen, nadat het offer was gebracht, verdween Hij.

157 Bedenk nu dat Abraham die Man "Elohim" noemde. Hoeveel lezers weten dat? U weet het. Dat is juist. "Elohim", dat is God Almachtig in de vorm van een man. Hij was het Woord, omdat Hij de gedachten kon onderscheiden. Zie?

158 God in vlees, waar getuigt het van? Dat: "In de laatste dagen," zei Jezus, "net voordat... wanneer de Zoon des mensen geopenbaard wordt aan Zijn beloofde gemeente", de gemeente die niet ginds in Babylon is.

159 Wij hebben een Babylonkerk, u weet dat, de denominaties. Zij zijn in Babylon. En wij hebben een Billy Graham en een Oral Roberts en zij die daarbuiten ook tekeer gaan tegen hen. En bedenk, elk van u historici, dat er nooit een man is geweest in heel de geschiedenis van de gemeentetijdperken die ooit is uitgegaan in Babylon daar buiten om te prediken en wiens naam eindigde op h-a-m tot nu: Billy G-r-a-h-a-m, wat zes is, niet zeven. Let op de boodschapper daar buiten, die bekering predikt en hun ogen door het Evangelie verblindt.

160 En daar was Degene tot de uitgeroepen, uitverkoren gemeente, Die het teken toonde dat God in vlees was.

161 Jezus was God in vlees. En als Jezus vanavond in u is, dan is het nog steeds God Die Zichzelf bekendmaakt in de laatste dagen, de Zoon des mensen Die Zichzelf openbaart in Zijn gemeente, het menselijk vlees, Zichzelf bekendmaakt. Begrijpt u het? Zie? God, hier beneden in Zijn gemeente maakt Zichzelf opnieuw het Woord, de Zoon des mensen geopenbaard in de laatste dagen, zoals het was in de dagen van Sodom.

162 Nu, bedenk, als God de Joden en de Samaritanen dat teken gaf dat Hij het Woord was, de Profeet waarvan Mozes sprak, de heidenen... Nadat zij vierduizend jaar hadden om naar Hem uit te kijken, hebben wij tweeduizend jaar gekregen om naar Hem uit te kijken en Hij moet Zichzelf op dezelfde wijze aan ons bekendmaken als destijds of Hij deed verkeerd toen Hij Zichzelf in die tijd bekendmaakte. God moet elke keer op dezelfde tijd op dezelfde wijze handelen of Hij handelde de eerste keer verkeerd. Als Hij een man redde op basis van zijn geloof...

163 Kijk, God verandert nooit, vrienden. Toen de mens verloren was in de hof van Eden en hij naar barmhartigheid zocht, nam God een beslissing hoe Hij de mens zou redden. En Hij redde hem door het gestorte bloed van een onschuldige. Is dat juist? Hij heeft het nooit veranderd. Wij hebben steden gebouwd, torens; wij hebben denominatie- en opleidingssystemen opgebouwd en het blijft nog steeds hetzelfde. Wij hebben denominaties en allerlei soorten dingen. Maar Hij redt alleen door het bloed. Hij kan het niet veranderen. God blijft altijd trouw aan Zijn systeem, Zijn Woord. Wat Hij ook deed de eerste keer, moet Hij opnieuw doen, of Hij handelde de eerste keer verkeerd.

164 Daarom, wat dit Woord van God ook belooft, dat is wat het moet zijn. En Jezus Christus is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. Hij moet hetzelfde doen. Hij moet hetzelfde handelen. Hij moet hetzelfde zijn zoals Hij beloofde dat Hij in de laatste dagen zou zijn in Zijn gemeente.

165 En bedenk dat dat het laatste teken was dat de gemeente kreeg voordat de beloofde zoon kwam. Abraham had vele tekenen en wonderen gezien, maar dat was het laatste, het laatste bezoek voordat de beloofde zoon kwam. Is dat juist? Zoek het uit.

166 Nu, gemeente, let op, zoals het in die dag was. Wij hebben allerlei soorten tekenen, genezingen, wonderen, spreken in tongen, profetieën gehad, maar bedenk dat wij een laatste teken moeten hebben net voor... Bedenk dat dat een heidenwereld was die verbrand werd. Dat zal het deze keer ook zijn. Net voor het vuur zal de Zoon des mensen Zichzelf openbaren. Luister: "Een kleine tijd en de wereld zal Mij niet meer zien, maar toch zult gij Mij zien bij de voleinding. Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot het eind van de wereld." Jezus Christus, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. "Heren, wij zouden Jezus willen zien."

     Laten wij onze hoofden buigen.

167 Onze hemelse Vader, in de Schriften wordt ons verteld dat God Hem op de derde dag opwekte. Er wordt ons verteld in Johannes, het veertiende hoofdstuk, het twaalfde vers, dat Jezus zei: "Hij die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen. Zelfs meer dan deze zal hij doen, want Ik ga tot Mijn Vader."

168 Here Jezus, de uren worden donker en duister. De kerk is verloren, buiten in de wildernis, en zwerft rond, van de mensen die van de ene organisatie naar de andere gaan, van de ene denominatie naar een andere.

169 Kom, in Uw beloofde Woord. Kom, Here Jezus, en kom in ons vanavond. Kom in ieder hart dat hier is. Kom in mijn hart en mijn leven. En moge U Uzelf vanavond met ons geloof in U identificeren dat U bent opgewekt uit de dood. U bent Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. Mogen wij U zien, Here, in deze kleine groep arme mensen. Zoals wij allen hier vergaderd zijn, zijn wij hier, omdat wij leven zoeken. Wat een grote zaak is het te weten dat de Opstanding en het Leven onder ons is, Zichzelf identificerend, niet met een of ander mystiek iets, maar overeenkomstig het beloofde Woord. "Zoals het was in de dagen van Noach en als in de dagen van Lot, wanneer de Zoon des mensen geopenbaard wordt."

170 Ik bid, Vader, dat U het vanavond zult toestaan, dat de mensen hier die ziek zijn en behoeftig... En degenen die ziek zijn in de ziel, degenen die zich gewoon bij de kerk hebben aangesloten en niets weten over het ontvangen van de Heilige Geest en erop letten dat Hij elk Woord dat in de Bijbel is met een "amen" benadrukt. De Bijbel is een geheimzinnig boek voor hen; zij kunnen het niet begrijpen. Mogen zij de Uitlegger van het Woord ontvangen, vanavond, Die niemand nodig heeft om het uit te leggen, dan Hijzelf om het werkelijk te maken voor hun leven. Sta het toe, Vader. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

171 Vanavond ben ik er misschien tien minuten overheen, die ik te lang ben. Vergeef mij. Maar wij gaan gewoon enkele van de gebedskaarten roepen en hen voor zich laten bidden.

172 Nu, ik ga u nu één ding vragen: sta niet op en loop niet rond. Wilt u? Zit gewoon stil. Tenzij u iets hebt als een klein kind of iets, dan moet u het nemen. Maar als u gewoon wilt stilzitten, gewoon gedurende enkele minuten.

173 En laten wij zien of Hij zal komen, of Hij zal komen om Zichzelf vanavond te identificeren. "Heren, wij zouden Jezus willen zien." En u kunt Zijn leven levend zien, precies, exact doende wat Hij toen deed, want Hij zou hetzelfde moeten doen. Zie?

174 Hij zei: "Ik ben de..." Wat? "Wijnstok. Gij zijt de..." Wat? "Ranken." Welnu, hoe... Het soort leven dat in de Wijnstok is, zal in de rank moeten zijn. Nu, kijk, zeg hier binnen vandaag...

175 U mensen, teelt u niet allen fruit hier, citrusvruchten en zo? [Iemand zegt: "Pruimen." – Vert] Wat? ["Pruimen."] Pruimen. In orde. U teelt...

176 Kijk hier. Als uw wijnstok een rank tevoorschijn brengt van die wijnstok en wat voor soort vrucht ook op die stam is, als die stam een andere rank voortbrengt, zal het hetzelfde zijn.

177 Enkele jaren geleden stond ik met mijn vriend, meneer Sharrit, buiten in Arizona. En hij had daar een citrusboom. Ik denk dat er negen verschillende vruchten aan zaten. Er was citroen, grapefruit, mandarijn, tangelo, sinaasappel. Ik zei: "Wat voor soort boom is dat?"

     Hij zei: "Het is een sinaasappelboom."

     "Wel," zei ik, "wel, hoe komen zij daarin?"

     Hij zei: "Ik entte ze."

178 "O," zei ik, "ik zie het, broeder Sharrit." Ik zei... Ik geloof dat broeder Sharrit bij mij was de laatste keer dat ik hier was. En dus zei ik: "Wel, broeder Sharrit, nu, volgend jaar zullen het allemaal sinaasappelen zijn en zal het niet..."

179 "O, nee; nee, nee; uh-huh." Hij zei: "De grapefruit zal een grapefruit voortbrengen, de citroen zal een citroen voortbrengen."

     "Wel," zei ik, "hoe zit dat?"

     Hij zei: "Het is allemaal citrus."

180 "O!" Ik vatte het toen. Ik zei: "Dat is het." Ik zei: "Dank U, Here."

181 Zie, wij enten onze organisaties in deze wijnstok; het leeft door de wijnstok, maar het draagt dat soort vrucht dat het is. Maar als die sinaasappelboom ooit een andere tak voortbrengt, zal het sinaasappelen brengen. En als dat leven van Jezus Christus komt en men schreef een boek Handelingen na die eerste gemeente, dan, als zij een andere voortbrengt, zal het een ander boek Handelingen erna schrijven, met dezelfde zaak, omdat het hetzelfde moet zijn. [Leeg gedeelte op band – Vert]

182 Ik heb geen tijd om hen allen te krijgen. Laten wij nu dus gewoon snel, terwijl wij nog slechts enkele minuten hebben, beginnen vanaf M 1, 2, 3, 4, 5. Steek uw handen omhoog, u die...

183 Wie heeft M 1 gekregen? Is het hier? Gebedskaart M 1? Bent u zeker? O, M 1, u hebt gebedskaart nummer 1? Wie had het? De dame daar met nummer 1, kom regelrecht hierheen. Is dat, is dit waar u hen heenbrengt? Nummer 1, kom hierheen, dame.

184 Nummer 2, wie heeft gebedskaart nummer 2? Precies hier. In orde, kom regelrecht hierheen, meneer. 3, steek uw hand omhoog.

185 Nu, let op deze mensen op de stretchers, wanneer hun kaarten worden afgeroepen, pak hen daar op, omdat ik denk dat geen van hen kan lopen, en de meneer daar in een rolstoel. In orde.

186 1, 2, 3. Gebedskaart 3? In orde, 3. 4, 4, gebedskaart 4. Laat... Kijk nu naar uw kaart, heel snel. 5. Precies daar, sta op. Ga regelrecht hierheen, meneer. 6, gebedskaart 6, 6. 7. Is... Spreken deze mensen Frans? Of, 7, in orde. 8, 8. Kijk, het kan misschien iemand zijn die doof is of zoiets. 8, in orde. In orde, nu, let op. Let op, de zaalwachters letten daar precies op die kaart. 8, 9, 9, 10. U weet nooit waar zij zich bevinden. Zij zijn gewoon allemaal gemengd en overal uitgegeven, ziet u. 10, in orde. 11, 11. Hebt u 11, gebedskaart 11? In orde, hierheen, 11.

187 12, gebedskaart 12. Is het... Spreken zij Frans? [Een broeder spreekt tegen broeder Branham – Vert] Wat, wat, huh? O, of ik u ontmoet heb... U spreekt Frans, nietwaar...?... 12.

188 13. Let op, het kan misschien een doof iemand zijn, ziet u; zij kunnen niet horen, zij zitten daar gewoon en houden een kaart vast. 13, 14, 14, gebedskaart 14, 14. Kijk naar sommigen, kijk naar uw buurman. Misschien houdt hij een kaart vast, daar doof zittend, weet u, en hij kan niets horen. Dan mislukt het op die manier. 14. Nu, de gebedskaarten zijn onverwisselbaar en zij moeten dat zijn. De persoon moet komen om de kaart te krijgen en de kaart vasthouden. Misschien ging iemand naar buiten.

189 Wel, 15. Wel, laten wij... Wij zullen stoppen. Wel, ga voort. U hebt 15, ga voort. Dat is in orde.

190 Nu, laten wij hier gewoon even wachten, dan, zie, terwijl wij ons gereedmaken. In orde, nu, alstublieft, wees echt eerbiedig en zit stil, gewoon een ogenblik.

191 Nu, hoevelen geloven dat alles wat ik vanavond heb gezegd een belofte van de Schrift is? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dat is juist. Nu, nu, of het waar is, is de volgende zaak. Zie? Is het waar? ["Amen."] Wel, als het waar is, dan is het Gods Woord, dan is Hij verplicht aan Zijn Woord, elke belofte. Gelooft u dat? ["Amen."] Nu, als Hij Zichzelf zal bekendmaken op dezelfde manier als waarop Hij Zichzelf bekendmaakte aan zowel Jood als Samaritaan en zei dat Hij het opnieuw zou doen in de laatste dagen aan de heiden, zult u geloven? Steek uw hand omhoog en zeg: "Ik zal het geloven." ["Ik zal het geloven. Amen."] Nu, er is nu...

192 Van deze mensen hier denk ik niet dat er iemand is die mij kent. Ik dacht dat ik hier een poosje geleden iemand zag die ik ken, maar ik denk dat ze weg zijn, iemand. Iedereen vreemd... Hoevelen hier buiten weten dat ik niets over u weet? Steek uw handen op, waar dan ook; op de balkons, waar u ook bent. Zeker. Nu kijk, terwijl men hen daar beneden gereedmaakt.

193 Er was eens een kleine dame en laten wij zeggen dat zij geen gebedskaart had. Zij had iets beters. Zij had geloof en zij zei: "Ik geloof de Man. Als ik slechts de zoom van Zijn kleed kan aanraken, zal ik gezond worden." Hoevelen weten dat dat de Schrift is; de vrouw met de bloedvloeiing...? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] In orde.

194 Nu, laten wij nu opletten, dit, een andere Schriftplaats, terwijl... tot zij mij zeggen dat zij klaar zijn.

195 Deze vrouw had geen gebedskaart, maar zij had geloof. Zij zei... Zij had er geen Schriftplaats voor zoals u vanavond. Maar – zij had geen Schriftplaats – maar zij zei: "Als ik Zijn kleed kan aanraken! Ik geloof de Man. Ik zal genezen worden." En zij glipte door de menigte heen en raakte Zijn kleed aan.

196 Nu, zag u ooit een Palestijns kleed? Het hangt los en het heeft ook een onderkleed. Nu, als u mijn jaszak zou aanraken, zou ik het nooit voelen. Zie? En Zijn kleed hing zo ver van Hem af.

197 Hij voelde nooit de fysieke aanraking. Dus bewees Hij dat zelfs. Hij zei: "Wie raakte Mij aan?"

198 En Petrus zei: "Waarom, Here?", met andere woorden: "U zult de mensen doen denken dat U mentaal... Zie, zeg... zeg dat niet. Zie? Doe dat niet, want iedereen raakt U aan."

199 Hij zei: "Maar Ik bemerk dat Ik zwak werd." Deugd ging van Hem uit. Dat is sterkte. "Ik werd zwak." En Hij keek rond door het gehoor, en Hij vond de vrouw en vertelde haar over haar bloedvloeiing en zei dat haar geloof haar gezond gemaakt had. Hoevelen kennen het verhaal? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Het is waar.

200 Nu, predikers, broeders hier vooraan. Nu, de Bijbel zegt dat Hij vanavond de Hogepriester is Die aangeraakt kan worden door het voelen van onze zwakheden. Is dat juist? [De predikers zeggen: "Amen." – Vert]

201 Hoevelen daar geloven dat? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

202 Hij is de Hoge... zit ter rechterhand Gods vanavond, een Hogepriester Die aangeraakt kan worden door het aanvoelen van onze zwakheden. Hoe zou Hij dan handelen als u Hem aanraakte? Hij zou net zo handelen als destijds, als Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig. Is dat juist? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

203 Dus nu, geloof, bid en vertrouw, en zie wat God doet. Zie of u Zijn kleed kunt aanraken. Raak Hem aan en zeg: "Here Jezus, ik weet dat die prediker mij niet kent. Hij wist niets over mij, maar U wel. Dus, Here, wanneer ik U aanraak, spreekt U dan door hem heen." Nu, wat is dit?

204 Een gave is niet iets wat u neemt, zoals een sikkel of een mes, en doorgaat met dat mes als een gave, snijdend; dat is geen gave van God. Een gave van God is gewoon... Een gave van God is weten hoe uzelf te ontspannen en uzelf uit de weg te krijgen, zodat God kan binnenkomen en u gebruiken. Het is niet iets wat u in uw hand hebt, waar u mee rond steekt. U krijgt uzelf gewoon uit de weg en laat de Heilige Geest u gebruiken. Nu, nu, is dat niet de wijze waarop u, mensen, handelt wanneer u in tongen spreekt, u, Pinkstermensen? Krijg uzelf gewoon uit de weg.

205 Wel, dat is dezelfde zaak hier nu. En als Hij het zal toestaan, zult u het geloven en het aanvaarden en weten dat Zijn tegenwoordigheid hier is? Dan zult u geen gebedskaart nodig hebben.

206 Wat dan met de Rechter van hemelen en aarde, zoals Abraham Hem noemde: "Rechter van hemelen en aarde, zou U verkeerd doen?" Zie? Als Hij in deze laatste dagen, overeenkomstig Zijn belofte nu... Door de week heen zullen wij gewoon de Schrift hier bij blijven nemen, u tonend dat dat de Waarheid is. En als Hij hier vanavond met ons is, zo duidelijk dat u Zijn werken kunt zien en weten dat Hij hier is, als Zijn beloofde Woord – niet een of ander mythisch iets, maar wat Zijn Woord beloofde dat Hij zou zijn – dan gelooft u Hem.

207 Nu, ik weet het nu niet. Soms, als de visioenen komen, dan zal het... Ik kan niet vertellen wat ik zeg; dus laat de microfoon en wat het ook is, wie er ook bij zit, hem luider zetten. Ik wil dat u gewoon een ogenblik echt eerbiedig bent.

208 Nu, is dit de dame? Nu, hier, het komt zo uit dat het een vrouw is, net als waarover ik sprak, Johannes 4, een vrouw en een man die elkaar voor de eerste maal in hun leven ontmoeten. Ik ben een totale vreemde en wij zijn totaal vreemden voor elkaar. Als dat juist is, steek gewoon zo uw hand op; laat de mensen, zie... Wij hebben elkaar dus nooit in het leven ontmoet. Daar staat de vrouw, hier ik, gewoon een perfect iets van ons... U bent niet de vrouw daar en ik ben niet de Here, maar het zijn twee mensen die elkaar hier ontmoeten, gewoon een kleine plaats zoals zij elkaar voor de eerste maal in hun leven ontmoetten. Nu, als Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig, zou Hij wellicht even tot u spreken, zie, zoals Hij bij de vrouw deed. Zie? Nu, de Vader...

209 Onlangs, kort geleden toen broeder Borders hier was, hadden wij zeshonderd en nog wat uitnodigingen in de Verenigde Staten hier, naast die van overzee. Hij zei: "Baton Rouge, Louisiana, er is daar een groep mensen."

210 Ik zei: "Ga je gang, dat is in orde, zet een samenkomst daarginds op." Ik voelde om dat te doen. Hier ben ik. Nu, ik weet niet wat het volgende is. Ik ben gewoon hier. Dat is alles wat ik weet. Zie?

211 Nu, hier bent u, een persoon. Ik predik het Woord, zeggend dat Hij niet dood is, dat Hij leeft. Hij leeft en beloofde Zichzelf te identificeren in ons vlees, menselijk vlees, zoals Hij daarginds deed. Zie? Al wat God was, stortte Hij uit in Christus, al wat Christus was, stortte Hij uit in de gemeente. Dat is Hij, Christus in ons. Nu, als de Here Jezus is opgestaan uit de dood...

212 En ik zou u hier naar voren brengen en u de handen opleggen en misschien zoals sommigen van onze evangelisten-broeders, wat gewoon exact juist is, u de handen opleggen en zeggen: "Uw zwakheid is weg. De Here heeft u genezen." Dat zou in orde zijn. U zou kunnen gaan. Dat is in orde. Ik onderschrijf dat zeker voor honderd procent. Dat is wat de Bijbel zegt.

213 Maar nu, wat als Hij hier staat en u iets vertelt wat u hebt gedaan, of iets wat u niet gedaan behoorde te hebben? Als Hij weet wat u geweest bent en u vertelt wat u geweest bent – en u weet of het waar is of niet – en als Hij u dan vertelt wat uw toekomst zal zijn; als dat juist is, dan zal dit ook juist zijn. Is dat juist? Dat maakt dat Hij het is, ziet u? Nu, ik zeg dat gewoon om contact te maken met uw geest. Ziet u, net zoals Hij deed bij de vrouw bij de bron: "Breng Mij iets te drinken."

214 Nu, er is één ding dat ik wil dat u nu opmerkt. Houd de vrouw in het oog, let op de verandering van de uitdrukking op haar gezicht, precies nu. Zie? Zij is zich ervan bewust dat er iets gaande is. Hoevelen hebben ooit de foto van dat Licht gezien? Zie, het is precies op de vrouw nu, zie? Zie? Zie? Zie? Zie, het is... Ziet u het daar? Het is een soort amber Licht, dat beweegt. Nu, haar moeite is dit...

215 Nu, als ik u zou kunnen genezen, zou ik het doen, maar ik kan het niet. Ik kan u niet genezen. God is de Genezer; uw geloof in God.

216 U bent uitzonderlijk nerveus. U lijdt aan een nerveuze toestand en dan hebt u iets verkeerd met uw keel. U kunt nauwelijks spreken, net wat meer dan fluisteren. Het is de schildklier. Dat is juist. Gelooft u nu? Nu, even een ogenblik, gewoon opdat men niet zou denken dat ik het raadde, even een ogenblik, zie. Ik, ja, ik zeg het zodat de mensen niet zouden denken... U bent een aardig iemand en ik heb een goed contact met de Heilige Geest, met u, zie. Dus, nu, ja, u bent geadviseerd om geopereerd te worden, maar u wees het af. Dat is precies juist. U verwacht dat God... Jazeker.

217 Een ander ding is dat u een astmatische toestand hebt, die u kwelt. Dat is juist, nietwaar? Nu, u ziet dat iets hier u kent. Is dat niet juist? Gelooft u dat Hij het is? Geloof het dan en ga van het podium af en word gezond. En geloof met heel uw hart. Amen. Gelooft u nu met heel uw hart? "Als gij kunt geloven!"

218 Hoe maakt u het, meneer? Ik ben een vreemde voor u, veronderstel ik. Als wij... [De broeder zegt: "Ik heb u eenmaal eerder ontmoet te Baton Rouge." – Vert] U, u ontmoette mij toen ik hier eerder was, te Baton Rouge. My, dat is een hele tijd geleden, nietwaar? Ik denk dat het twaalf jaar terug is of meer, misschien langer en misschien wel veertien jaar. Wel, ik zou niet weten wat, niets over u, niet meer dan dat u in de samenkomst was, of zoiets, maar God kent u.

219 En het is een Licht. Ik moet het in het oog houden, zien waar het gaat, ziet u, naar andere mensen. Dat, het zalft. Nu, als de Here Jezus wil... Hier zijn wij... Ik geloof dat de vorige persoon een vrouw was. Nu, het is net als een droom, ziet u, dat u iets droomde.

220 Nu, nu, u bent een man. En toen nu Jezus een man ontmoette, Simon Petrus, toen identificeerde Hij Zichzelf. Zijn naam was toen Simon, Hij noemde hem Petrus. Zei dat zijn naam nadien Petrus zou zijn. Als de Here Jezus mij wil vertellen wat uw moeite is, zult u dan geloven dat ik Zijn dienstknecht ben en geloven dat Hij tegenwoordig is?

221 Zal iedereen hier binnen hetzelfde geloven? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wellicht bent u hier bekend, omdat u van de stad bent.

222 Ik zie iets alsof u ergens opgewonden over bent. Dat is, ja, het is omdat het bloed is, iets wat verkeerd is met bloed. U bloedt in de ingewanden. [De broeder zegt: "Amen." – Vert] Dat is precies juist. Dat verzweert ook daar binnen. Zie? Nu, dat is waar, of niet? ["Amen."]

     Gelooft u nu? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

223 Dat is de wijze waarop onze Here het gedaan zou hebben, nietwaar? Dat is Hij Die het doet. Gelooft u het niet? [De broeder zegt: "Amen." – Vert] Wat als... Jezus zei Simon wat zijn naam was. Wat als God mij zou zeggen wat uw naam is, zou u mij geloven? ["Amen."] In orde, meneer. Lewis Carrie. ["Amen."] Dat is exact juist. Vervolg uw weg. Amen. Heb geloof in God.

224 Gelooft u? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig.

225 Nu, ik ben een vreemde voor u, zuster. Ik ken u niet, ik heb u nooit in mijn leven gezien. U bent gewoon een vrouw die hier staat. Jonger dan ik, mijlen en jaren uit elkaar geboren. Maar Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. Gelooft u dat? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Gelooft u dat?

226 Nu, u weet dat aan de zijde van een man te staan, uw broeder hier, u zich niet zo zou doen voelen. U weet dat er iets anders moet zijn, in die tegenwoordigheid, echt zacht, nederig, zachtmoedig. Is dat niet juist? Als dat juist is, steek dan, opdat het gehoor het zal weten, gewoon uw hand op zodat ze het kunnen zien. Zie, ik kijk recht naar haar, dat Licht dat rond haar cirkelt.

227 De dame staat hier voor iemand anders. Zij is hier niet voor zichzelf. Het is voor een dochter. Dat is juist. Gelooft u dat de Here mij kan vertellen wat...? U bent van plan om dat meisje naar de samenkomst te brengen. Maar gelooft u dat God mij kan zeggen wat er met haar aan de hand is? Zult u geloven en die zakdoek op haar leggen en geloven dat zij genezen zal worden? Het is in haar rug. Dat is juist. Dat is exact. Ga, geloof nu. Leg dat op haar, zij zal gezond worden. In orde, geloof het gewoon.

228 Gelooft u met heel uw hart? "Als gij kunt geloven! Alle dingen zijn mogelijk voor hen die geloven."

229 Hoe maakt u het? Wij zijn vreemden voor elkaar, veronderstel ik. Ik ken u niet, u kent mij niet, maar de Here kent ons beiden, aldus zijn wij man en vrouw die elkaar voor het eerst ontmoeten. Nu, onze Here zei dat ene ding tot die vrouw en de hele stad geloofde. Zij... Hij deed het niet meer, Hij deed het slechts eenmaal en heel de stad geloofde.

230 Nu, wees niet bevreesd. Er is niets wat u zal hinderen. Het zal u helpen, zie, omdat ik niet denk dat u een criticus bent of dat u... die vibratie van wat... de Geest des Heren zou zo niet binnenkomen. U bent een gelovige, dus hebt u geen reden om over iets gealarmeerd te zijn.

231 U lijdt aan een breuk. Dat is precies juist. En gelooft u dat de Here Jezus u daarvan zal genezen? Wat als ik u iets anders zou zeggen wat er met u verkeerd was, zou het u sterk maken om te geloven? U hebt een knobbel. Als ik u kan zeggen... Het is niet op uw wang. Het is op uw rug. Als dat juist is, wuif. In orde, geloof nu. Ga, heb goed geloof en word gezond gemaakt.

232 Gelooft u nu, ieder van u, met heel uw hart? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Nu, dat zou iedereen moeten doen beseffen dat u in de tegenwoordigheid van God bent. In orde.

233 Meneer, gelooft u dat God die artritis kan genezen en u gezond kan maken? [De broeder zegt: "Ja." – Vert] Als u gelooft, blijf gewoon wandelen en zeg: "Dank U, Here Jezus."

234 Nu, kom deze kant op, dame. Ik zie dat u ook uit bed probeert op te staan, echt traag, ook artritis. Als u met heel uw hart zult geloven, zal God u gezond maken. Gelooft u het? In orde, blijf gewoon wandelen en zeg: "Dank U, Here Jezus. Ik geloof het zeker met heel mijn hart." In orde.

235 Kom, meneer. Een toestand van nervositeit en zo en prostaat. En ook artritis; en leg dat op haar, geloof met heel uw hart. Word ook gezond. Nu, blijf gewoon voortgaan met God te geloven. En het zal in orde zijn, als u slechts kunt geloven. In orde.

236 Kom deze kant op, dame. Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? U gelooft. Gelooft u dat God die hartkwaal kan genezen die u hebt? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Wel, blijf gewoon voortgaan, zeg: "Dank U, Here. Ik dank U dat U mij van mijn hartkwaal geneest." In orde.

237 Kom, meneer. Gelooft u dat wat u ziet de Waarheid is? Wat als ik u vertelde dat die maagkwaal genezen werd, hier beneden, en dat u uw avondmaaltijd gaat eten. Zou u het geloven? In orde. Ga voort, eet uw avondmaaltijd, u zult helemaal in orde zijn.

238 U moet... U bent overschaduwd; kanker. Gelooft u dat God u gezond zal maken en u zal genezen? In orde, blijf gewoon voortgaan en zeg: "Dank U, Here Jezus. Ik geloof dat het allemaal voorbij zal zijn."

239 Ook een nerveus hart. Gelooft u dat God het zal genezen en gezond maken? Blijf gewoon voortgaan en zeg: "Dank U, Here Jezus", en geloof het met heel uw hart.

240 Kom deze kant op, dame. Kijk hierheen. Uw voornaamste zaak... Er zijn verschillende dingen verkeerd met u, een vrouwenkwaal. Maar het belangrijkste is de hartkwaal waar u heel erg last van hebt. Gelooft u dat God het zal genezen en u gezond maken? Blijf gewoon voortgaan en zeg: "Dank U, Here Jezus. Ik geloof met heel mijn hart." In orde.

241 Kom, meneer. Er zijn twee of drie dingen verkeerd met u, complicaties. Maar het belangrijkste waarvoor u wilt dat ik bid, of erover vraag, is die artritis die u hebt. Kijk naar de artritis... Blijf gewoon bewegen, geloven, en u zult die stok nooit meer hoeven gebruiken. Amen. Geloof het met heel uw hart.

242 U hebt een maagkwaal. Het wordt veroorzaakt... U had het gedurende een lange tijd; het is een nerveuze toestand die u een maagzweer bezorgt. U drinkt iets wat een soort koffie of zoiets is en het wordt zuur in uw mond en dergelijke dingen. Ga, geloof nu en het zal u niet meer kwellen. Jezus Christus zal u gezond maken.

243 Kom, dame. Gelooft u dat Jezus Christus... Gewoon een ogenblik. Gewoon een ogenblik.

244 Gelooft u dat God die neusbijholte geneest, u die daar zit, en u gezond maakt van die neusbijholte? Gelooft u het, met heel uw hart? De dame die daar zit met de geruit uitziende jurk aan. Gelooft u dat God u zal genezen en u ervan gezond zal maken? U had meer geloof dan u dacht. Het is in orde. Het is nu over. U gelooft.

245 Wat denkt u? Gelooft u dat God u zal genezen en u van die nerveuze toestand gezond zal maken? U, die daar zit, die man. [De broeder zegt: "Jazeker." – Vert] U gelooft het? Nu, Wie raakte u aan? Hij raakte mij nooit aan. U raakte Hem aan. Dat deed het. Amen.

246 U viel voorover in uw schoot en u had een oogkwaal. Uw ogen worden zo slecht dat u nauwelijks kunt rondlopen. Gelooft u dat God u gezond zal maken? Geloof het en u kunt het hebben. Amen. Ik daag u uit het te geloven.

247 De kwaal, de maagkwaal heeft u zojuist verlaten. Gelooft u het? Nu, vervolg uw weg en verheug u en zeg: "Dank U, Here." Wees gezond.

248 Deze kleine dame die hier precies zit, met de groen uitziende jurk aan. U probeert iets aan te raken. U bidt. Gelooft u dat God mij kan zeggen waarvoor u bidt? Van die galblaaskwaal af te raken; en u denkt dat u helemaal in orde zou zijn? De dame, een beetje zwaargebouwd daar, met een jurk aan, groot. Gelooft u dat God u zal genezen van die galblaaskwaal als u het zou kunnen geloven? God zal het u toestaan en u kunt gaan en gezond gemaakt worden. Amen.

249 U moet het geloven. U kunt het alleen doen als u gelooft. Hoevelen van u willen met heel hun hart geloven? [Samenkomst verheugt zich – Vert]

250 Nu, "Heren, wij zouden Jezus willen zien." Hij is opgestaan uit de dood. Hij is levend vandaag. Hij is hier in Zijn gemeente, tonend dat Zijn komst naderbij komt.

251 De wereld zal verbrand worden, zoals het was in de dagen van Sodom. De atomen zijn reeds samen vergaderd in ladingen en zo om haar in vuur te zetten. En, maar voor dat gebeurt, zal de beloofde Zoon komen, in Persoon, Jezus Christus, om Zijn gemeente mee naar huis te nemen. Gelooft u dat met heel uw hart? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

252 Gelooft u dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hoevelen geloven nu dat Zijn tegenwoordigheid hier is en u gelooft dat Hij deze verklaring aflegde: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven; als zij zieken de handen opleggen, zullen zij herstellen"? Steek uw hand op.

253 Nu, leg uw handen op elkaar, waar de zieke mensen zijn. Leg uw handen op. Ja, ik ben laat, ik ben bang dat men mij zal laten sluiten. Leg uw handen op; bid nu voor elkaar. Bid niet voor uzelf, bid voor degene op wie u uw handen hebt gelegd. Nu, Hij is hier om ieder van u te genezen. Geloof het!

254 Hemelse Vader, wij geloven nu met heel ons hart, dat in de tegenwoordigheid van Jezus Christus, de Zoon van God, de duivel zijn kracht verloren heeft, zijn invloed, en dat Jezus Christus nu leeft.

255 Kom uit, Satan! Mogen deze mensen gezond gemaakt worden terwille van het Koninkrijk van God.