Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Hij moest langs deze weg gaan

Door William Marrion Branham

1 Laten we even blijven staan terwijl wij Gods Woord lezen. Ik dacht aan heel die introductie; ik zou werkelijk een echt leven moeten leven om dat waar te maken, nietwaar? Dat zijn mensen die van u houden. Uit het boek Lukas, het negentiende hoofdstuk wil ik een deel van de Schrift lezen, de eerste vijf verzen.

     En Jezus, ingekomen zijnde, ging door Jericho.
     En zie, er was een man, met name geheten Zacheüs; en deze was een overste der tollenaars, en hij was rijk;
     En zocht Jezus te zien, wie Hij was; en kon niet vanwege de schare, omdat hij klein van persoon was.
     En vooruitlopende, klom hij op een wilde vijgeboom, opdat hij Hem mocht zien; want Hij zou door die weg voorbijgaan.
     En toen Jezus aan die plaats kwam, opwaarts ziende, zag Hij hem, en zeide tot hem: Zacheüs! haast u, en kom af; want Ik moet heden in uw huis blijven.
     En hij haastte zich en kwam af, en ontving Hem met blijdschap.
     En allen, die het zagen, murmureerden, zeggende: Hij is tot een zondige man ingegaan, om te herbergen.
     En Zacheüs stond, en zeide tot de Heere: Zie, de helft van mijn goederen, Heere, geef ik aan de armen; en indien ik iemand iets door bedrog ontvreemd heb, dat geeft ik vierdubbel terug.
     En Jezus zeide tot hem: Heden is aan dit huis zaligheid geschied, aangezien ook deze een zoon van Abraham is.
     Want de Zoon des mensen is gekomen, om te zoeken en zalig te maken, wat verloren was.

     Laten we bidden.

2 Onze hemelse Vader, we zijn U dankbaar deze morgen omdat u nog steeds de zonen van Abraham zoekt te redden, datgene wat verloren is. We bidden, hemelse Vader, dat U ons nederig gebed wilt ontvangen en zegen ons samenkomen hier vandaag. En moge het niet tevergeefs zijn, maar moge de grote Heilige Geest ons de weg des levens leren, dit wetend dat wij op een dag in Zijn tegenwoordigheid moeten staan, om rekenschap te geven van wat wij met dit leven hebben gedaan. Zegen ons nu samen terwijl wij verder op U wachten. In Jezus' Naam. Amen.

     U mag gaan zitten.

3 Ik ben zeker gelukkig goede vrienden te hebben, mensen die geloven, en die geloven in de inspanningen die u probeert te doen. Indien ik een andere doelstelling had, om alleen maar anders te zijn, wel, ik zou een echte zondaar zijn. Maar mijn doelstelling is Jezus Christus te verheerlijken.

4 Wanneer u een boodschap van God hebt, is er iets in een man, zodat u uzelf niet kunt stoppen. Er is iets in u, dat u drijft. Het gaat hoe dan ook door. U kunt het niet vertragen, stoppen of starten. Het stopt en start en vertraagt ú. Ziet u? Het is Degene die de controle heeft.

5 Ik dank deze fijne broeders voor hun getuigenis van onze Here Jezus. Zij dachten niet aan mij, natuurlijk niet. Zij spraken van Hem.

6 Zoals ik, hier niet lang geleden, een klein artikel las over meneer Moody. Er stond dat de krant van Chicago een hoofdartikel over hem zou schrijven. En men zond iemand om uit te zoeken waarom de mensen samen kwamen om meneer Moody te horen, voor het hoofdartikel. Meneer Moody is zoals ikzelf; hij had niet genoeg opleiding om het hoofdartikel te lezen, zodat zijn manager het moest lezen. Meneer Moody was eertijds een schoenlapper en hij werd door God geroepen voor een boodschap van het uur. Toen de manager het hoofdartikel las, stond er: "Waarom zou er iemand Dwight Moody gaan horen? In de eerste plaats is hij de lelijkste man die ik ooit heb gezien. Hij is kaalhoofdig en heeft lange bakkebaarden, enzovoort. En hij slist wanneer hij spreekt. Zijn taalgebruik is het slechtste wat ik ooit hoorde." En o, hij ging gewoon zo door.

7 Hij zei: "Meneer Moody haalde gewoon zijn schouders op en hij zei: 'Zeker niet. Zij komen om Christus te zien.'"

8 Dat is, denk ik, het goede antwoord. Het is Christus Die we willen zien. "Als ik verhoogd zal zijn, zal ik alle mensen tot Mij trekken."

9 Ik dacht erover, na hier de stad bezocht te hebben, en zag hoe fijn de mensen waren geweest, wat een fijne samenkomst wij hier hebben in deze Denham Springs High School, of het schoolauditorium. Ik dacht dat de mensen hier zijn zoals de koffie. Ze zijn... My! Het is niet de kwantiteit, maar het is de kwaliteit; er gaat heel wat in een van die kopjes.

10 Ik herinner me mijn eerste keer dat ik landde op het vliegveld hier. De broeders die mij kwamen afhalen, zitten hier. En daar was een klein Frans meisje; ik vroeg om een hamburger en een kop koffie.

11 Ik dronk nooit koffie tot ik ongeveer achtendertig jaar oud was; ik had beter moeten weten. Maar dan broeder Brown, ik denk dat hij hier ergens is deze morgen. Hij zit precies hier. Hij hield er zoveel van en hij kreeg mij... Ik zou een predikersontbijt hebben om zeven uur, één om acht uur en één om negen uur; u zou dat allemaal niet kunnen opeten, dus men schonk koffie in. En ik begon er aan te nippen en ik begon het meteen te drinken.

12 Ik vroeg dus aan dit meisje en zei haar: "Ik wil een hamburger en een kop koffie." Toen zij het kopje brachten, dacht ik: "Tjongejonge, ze zijn hier in de omgeving zeker aan hun koffie gehecht." De eerste dronk, de eerste slok die ik nam, o my, ik snakte naar adem. Ziet u?

13 Die kleine dame zei: "U moet een Yankee zijn." Ze zei: "Ik zal voor u een Yankee kopje maken."

14 Dat is dus de wijze waarop ik de mensen vind, misschien niet de grootste menigten waar ik ooit tegen gesproken heb, maar echte, werkelijke kwaliteit. Ik ben daar dankbaar voor, een luisterend gehoor, iemand die zit en aandacht geeft aan wat u zegt. Ik...

15 Dat is wat ik wil dat u doet. Onderzoek wat een man zegt door het Woord van God. En als het niet juist is, dan is het niet juist. Dat is alles. Als het het Woord van God is, dan moet God getuigen van Zijn Woord omdat Hij het beloofde. Dat is dus de wijze waarop wij ervan houden deze dingen te onderzoeken, uit te zoeken.

16 Nu, ik heb deze morgen begrepen dat dit een zakenliedenontbijt moest zijn, van de Volle Evangelie Zakenlieden, waarvan ik van hun afdeling lid ben. En ik denk dat dit... Men zei dat sommigen van hen hier waren. Sommigen van hen kwamen niet. Misschien, ze zijn zakenlui, hebben zij hun zaken die zij moeten doen. Ik zal hen toch verontschuldigen, dus dat is in orde. Hij zei dat velen van hun mensen hier waren, hoe dan ook, dus dat is erg fijn.

17 Nu, even een grapje. Ik heb het verteld, maar misschien... Het is natuurlijk geen plaats om grappen te maken, maar het is gewoon wat gevoel voor humor. Wanneer u praat zoals we zojuist deden, wel, misschien komen de mensen terug op wat gevoel voor humor.

18 Ik herinner me eens toen een vriend en ik samen op school waren. Zijn naam was Wilmer Snyder. Zijn broer is een Baptisten-predikant en hij schrijft in de "Opperkamer", een kolom in de "Opperkamer". Wij waren samen schooljongens. En ik ging in de bediening en hij werd verzekeringsagent. En op een dag kwam hij naar mijn huis om mij te bezoeken. En er kunnen nu hier misschien enkele verzekeringsagenten zitten. Ik ga nu niets zeggen tegen verzekering. Ik hoop... Denk hier niet verkeerd over, maar vat u de kleine hint van wat ik... de manier waarop ik het zei. Dus mijn broeder is ook... heeft de 'Prudential' en hij verkoopt 'Prudential verzekering'.

19 Op een keer liet ik iets doen door een verzekeringsfirma die ik... Ik denk dat ik er niet erg veel van weet... Men las mij de polis foutief voor en het werd mij verkeerd uitgelegd en ik nam het er gewoon niet uit. Ik...

20 Op een dag dus kwam Wilmer mij bezoeken en hij zei:

     "Hoe gaat het ermee, Billy?"

     Ik zei: "Fijn."

     Hij zei: "Ik hoor dat je in de samenkomsten bent."

     Ik zei: "Ja, ik heb samenkomsten."

21 Ik vertelde hem over een kerel, wat die tegen mij zei. Hij zei: "Zeg, u bent een prediker. Waarom hangt u toch bij die zakenlui rond?"

     Ik zei: "Ik ben een zakenman."

     En ze zeiden: "Ha, in welke 'zaken' zit u?"

     Ik zei: "Zekerheidszaken."

22 En ziet u, hij vatte het niet. Ik zei nooit: "Verzekering." Ik zei: "Zekerheid." Ziet u?

     En dus zei ik: "Zekerheidszaken."

23 Hij zei: "O, ik begrijp het." Hij zei: "Welke verzekering verkoopt u?"

24 Ik zei: "Ik verkoop 'Eeuwig leven verzekering'." En ik verkoop het nog steeds. Als er dus iemand van u geïnteresseerd is, zou ik graag de polis met u willen bespreken, direct na de samenkomst, als het in orde is.

25 En dus zei hij: "De 'Eeuwig leven'? Ik geloof niet dat ik ooit van de firma gehoord heb."

26 Ik zei: "O, hebt u er nooit van gehoord? Het is welbekend." En hij zei:... Ik zei: "Het is een oude vestiging."

     En hij vroeg: "Waar is het hoofdkwartier?"

     Ik zei: "In de heerlijkheid."

27 Wilmer zei mij: "Billy, ik dacht dat ik zou komen om je een verzekering te verkopen. Ik hoor dat je geen enkele verzekering hebt."

     En ik zei: "O ja, ik heb verzekerdheid."

28 En hij zei: "O, neem me niet kwalijk. Ik denk dat je er een bij je broer hebt?"

     Ik zei: "Nee, niet precies bij hem."

29 Mijn vrouw keek naar mij als om te zeggen: "Wel, je moet een verhaaltje aan het vertellen zijn." Zij wist dat ik geen enkele verzekering had. Maar zij vatte het evenmin. Ik zei: "Verzekerdheid", niet "verzekering".

     Hij zei: "Welke verzekering heb je, Billy?"

30 Ik zei:

Volle verzekering, Jezus is mijn!
O, wat een voorsmaak van Goddelijke heerlijkheid.
Ik ben een heilserfgenaam, door God gekocht,
Uit Zijn Geest geboren, in Zijn bloed gewassen.

31 Hij zei: "Billy, dat is erg aardig. Dat is erg mooi. Ik heb daar niets tegen, maar dat zal je niet hier op dit kerkhof brengen wanneer je heengegaan bent."

32 Ik zei: "Het zal mij eruit halen. Ik ben niet bezorgd om er te komen."

33 Ik heb er geen moeite mee om er in te komen; het gaat erom eruit te komen. En dus is Dit het enige waarvan ik weet dat het u eruit zal halen. Als u dus geïnteresseerd bent om eruit te komen, laten wij er tot u over spreken.

34 Als ik naar het gehoor kijk, deze morgen... Ik zal u maar heel even houden. Ik had een tekst waarover ik zou prediken, maar ik dacht dat toch maar niet te doen. Ik zal gewoon een klein drama of zoiets hebben, een karakter in de Bijbel.

35 Ik denk hier aan een ernstige zaak. Terwijl we hier als Christenen zitten – ik veronderstel dat de meesten van ons het zijn – wist u dat dit de laatste keer kan zijn dat wij ooit samen ontbijt zullen hebben? Heeft u daar ooit over nagedacht?

36 Beseft u dat van de weinige woorden die ik hier moet zeggen, God mij rekenschap zal vragen daarginds op de dag des oordeels? Ziet u? En ik heb hier zielen, ongeacht of het een kleine groep is, maar toch heb ik ze. Het zijn de woorden die ik zeg, waarvoor ik mij daar boven zal moeten verantwoorden.

37 Wij zouden dus misschien nooit meer een ontbijt samen hebben, maar ik hoop dat wij op een dag samen het avondmaal zullen eten. Dat is het laatste avondmaal, daar boven met Hem, het zal het eerste daar zijn.

38 En dan zoals wij hier deze morgen zitten en ik naar deze mannen hier kijk... Sommigen van hen zijn grote predikers, die gestudeerd hebben. En ik hier, slechts een man die uit de bossen komt, zonder opleiding, die hier zit met mannen die gekwalificeerd zijn om te prediken en doctors in de godgeleerdheid. Ik voel me erg klein om te staan spreken voor dergelijke mannen. Maar toch moet ik uitdrukken wat ik voel. En hun grote dankbaarheid en vriendelijkheid om mij hier te laten staan en dit te doen. Ik waardeer het, broeders, die samenwerken in de samenkomst, en dat we samenkomen. Ik ben hier om u te helpen. Ik zal alles doen wat ik kan voor een ieder van u, door de genade van God.

39 En wanneer het op een dag allemaal voorbij is, als ik er niet toe kom om met u opnieuw te ontbijten, zullen we, wanneer het allemaal voorbij is, tegenover elkaar aan de tafel zitten; dat is de tijd waar ik naar uitkijk. Ongetwijfeld zullen dan de tranen over onze wangen lopen als wij over de tafel kijken en elkaar bij de hand pakken. Het zal dan iets betekenen. Laten wij werken terwijl het tijd is om te werken, terwijl de zon op is. Hij zal na een poosje ondergaan; hij staat erg laag. Dan, om te bedenken, dat terwijl wij daar zitten en elkaars handen vasthouden en huilen, de grote Koning zal komen in al Zijn grote gewaden, de rij langslopen, alle tranen van onze ogen afwissen en zeggen: "Het is welgedaan, mijn goede en getrouwe dienstknechten, ga binnen in de vreugden des Heren, die voor u bereid zijn sedert de grondlegging der wereld." Laat ons werken terwijl de zon op is en het licht genoeg is om te werken.

40 Deze kleine tekst hier nu, mag misschien wat belachelijk lijken, maar we zullen over dit onderwerp praten: Hij moest langs deze weg gaan.

41 Het moet een verschrikkelijke nacht zijn geweest voor de kleine kerel. Hij kon helemaal niet slapen en hij lag de hele nacht te draaien en te woelen. Het was het aanbreken van de dag.

42 En wij weten allen wat die rusteloze nachten betekenen, dat u niet kunt slapen. U hebt iets in uw gedachten of iets heeft uw zenuwen helemaal opgewonden gemaakt.

43 En deze kleine makker was een zakenman, misschien in de stad Jericho, wat zoiets was zoals u zakenmannen en -vrouwen hier en hij had ongetwijfeld een groeiende zaak. Hij stond er goed op bij al de clubs, enzovoort, en was lid van de kerk, de Sanhedrinraad en had een fijne priester en hij geloofde deze priester.

44 En het vreemde in deze zaak is evenwel zijn vrouw. We zullen haar Rebecca noemen. "Zij was de verkeerde kant opgedwaald", dacht hij en zo dacht ook de priester. Zij volgde een Man die verondersteld werd een profeet van Nazareth te zijn, een Man, Jezus genaamd. Het volk, de armere klasse mensen geloofde dat Hij een profeet was of een Messias die beloofd was, maar het voldeed gewoon niet aan de voorwaarden van het Sanhedrin.

45 Vreemd, God doet soms de dingen op een heel andere wijze dan wij denken dat het zou behoren te zijn. "Deze Kerel, weet u, werd geboren", naar hun mening, "in een onwettige geboorte. Zijn moeder baarde Hem voor zij en haar man gehuwd waren."

46 Een ander ding is dat Hij geen scholing had. Men had geen bericht dat Hij ooit naar school ging. Hij was geen priester, evenmin was Hij een rabbi. Hij had slechts aanspraken, zoals het leek, van Zichzelf.

47 Zoals broeder Don zo groots verklaarde deze morgen: "Het was het omslaan van de hoek." Zij herkenden het niet. Het gebeurt gewoonlijk op die wijze. Het komt tot die 'hoek' tijd.

48 Maar op de een of andere wijze was zijn vrouw ervan overtuigd dat Hij die Profeet was die moest komen en zij was Hem gevolgd, geloofde Hem.

49 En zij had geprobeerd het haar man te vertellen. Maar hij werd zo door zijn zaken in beslag genomen en met de... Hij behoorde tot de kerk. "Is dat niet goed genoeg?"

50 Zoiets als de rijke jongeling, weet u. Hij had ook een zaak. Hij besefte echter dat hij lid was van de kerk, maar dat hij geen eeuwig leven had. En hij vroeg... Hij zag iets in Jezus dat andere mannen niet hadden. En hij kwam tot Hem en zei: "Ik..." Hij wilde weten wat hij kon doen om eeuwig leven te krijgen. En Jezus zei hem de geboden te onderhouden. Hij zei: "Ik heb dit vanaf mijn jeugd gedaan." Ziet u, het toonde aan dat hij een gelovige was, maar dat hij wist dat Jezus iets had dat die priesters en rabbi's niet hadden.

51 En wanneer een mens ooit in contact komt met Jezus Christus... Hij is verschillend van de mens. U bent nooit meer dezelfde wanneer u Hem eenmaal ontmoet, als er een vonk van God bij u is.

52 Rebecca had dus deze Jezus gevonden. En Hij was voor haar precies de vervulling van de belofte waar de Joden, voor hun dag, naar hadden uitgekeken.

53 Het nieuws deed de ronde dat Hij een ontbijt zou hebben of een soort diner of zoiets, ginds in Jericho, zodat zij bezig was geweest met te bidden voor haar zakenman-echtgenoot.

54 Wij hebben meer Rebecca's nodig, overal, ziet u. Ziet u, gebed verandert de dingen. Als u uw man of uw ongeredde voor God legt, en dan bidt, zal God ergens een weg maken, omdat Hij het beloofde.

55 Dat is dus wat Rebecca was: een trouwe gelovige en een volgelinge van de Here Jezus en een zeer fijn, lieflijk persoon moet zij geweest zijn en zij was in haar huishouden geïnteresseerd.

56 En ik denk dat zich dat opnieuw weerspiegelt, als een persoon ooit Jezus ontmoet en Hem werkelijk vindt in het hart. U bent niet alleen geïnteresseerd in uw eigen huishouding, maar in de huishouding van God overal. U bent erin geïnteresseerd dat zij Hem kennen. "En Hem te kennen is leven." "Hem te kennen", ziet u, niet weten hoe u het Woord moet lezen of zo. Maar, "Hem te kennen is leven."

57 Zij had dus hard gebeden. En de dag kwam naderbij dat Jezus in de stad zou komen. En ongetwijfeld kan zij misschien de dag daarvoor bezien hebben of zijn houding iets veranderd was. Ze zei misschien: "Zacheüs, ga je naar dat ontbijt 's morgens?"

58 "Wel, zeker niet. Wel, dat stel mensen! En jij verwacht dat ik... Ik heb het beste restaurant in de stad en men houdt het daarginds bij Lavinski." Ik hoop dat er hier geen Lavinski is. Maar hoe dan ook: "Ginds in het andere restaurant, zie je. En wel, ik heb het beste restaurant in de stad en men heeft dat restaurant daarginds uitgezocht. Wel, dat had men niet moeten doen. Men had naar mijn restaurant moeten komen om dit te houden, zie je." Hij zou niet gaan.

59 Toen begon zij werkelijk in wanhoop te bidden. Die nacht kon de kleine makker totaal geen rust krijgen.

60 Weet u, er is iets mee als u werkelijk wanhopig over iets bidt. God werkt aan beide einden van de lijn, ziet u. Hij antwoordt.

61 De kleine kerel moet dus die nacht aan het denken zijn gegaan. "Ik vraag mij af of ik ernaar toe zal moeten gaan om deze Man te horen. Nu, Rebecca zegt dat Hij een profeet is. Nu, wij weten dat wij al honderden jaren geen profeten meer hebben gehad. En ik vroeg de priester erover en hij zei: 'Niets dan onzin! Als er een profeet zou opstaan, zou hij dan niet via de kerk komen? Dat is de wijze waarop hij zou moeten komen. Hij zou moeten komen tot ons, Farizeeërs of Sadduceeën, of onze groep, anders zou hij geen profeet zijn.'" U weet dat die houding nog steeds standhoudt. Men denkt dat het op die manier moet komen, anders is het niet juist. Zo zeiden zij het, zonder twijfel, maar in deze grote tijd dat... Zij geloofde het hoe dan ook.

62 En hij had het besproken met de priester. De priester zei: "Nu, kijk hier, die dagen van de profeten zijn vele, vele jaren geleden geweest. Wij hebben de wet. Wij hebben het allemaal opgeschreven. De situatie is onder controle en wij hebben het in onze handen en wij weten over deze dingen."

63 Maar natuurlijk keek Zacheüs er niet in, ging absoluut alleen af op de veronderstelling en beschouwde het als vanzelfsprekend. Het woord veronderstellen is 'het wagen zonder autoriteit'. Wel, hij dacht dat dit in orde was; zolang hij maar tot de kerk behoorde, was dat alles wat hij hoefde te doen.

64 Maar toen de nacht begon te komen, kwam er een plotseling verlangen in zijn hart. "Als deze persoon in de stad is, komt Hij misschien nooit meer hier. Ik zal toch gaan en de situatie onderzoeken, het zelf gaan bezien."

65 Nu, dat is een goed idee. Zoek het zelf uit. Ga er niet heen om te bekritiseren. Neem het Woord en onderzoek het met het Woord.

66 Rebecca had gepoogd, zoals een vrouw zou kunnen uitleggen wat de profeten hadden gezegd en wat Mozes had gezegd hoe deze Persoon zou zijn en wanneer Hij kwam. Zij moet gedacht hebben, geprobeerd hebben het aan hem uit te leggen, maar toch had de priester veel meer invloed op hem dan Rebecca, zijn vrouw.

67 Toen de morgen begon aan te breken was de kleine makker... Rebecca, ik kan mij indenken dat Rebecca hem aanport en zegt: "Zacheüs, bedoel je te zeggen dat je er niet naartoe gaat?"

     "Nee, ik wil er niets mee te maken hebben."

68 Weet u, wees niet... Ga niet discussiëren, Rebecca. Soms is dat een goed teken. Ziet u, wanneer hij zo ontmoedigd raakt, u spreekt erover, en van alles. Dat is soms een erg goed teken.

69 Na een poosje deed Rebecca alsof zij in slaap was. Maar zij bad alleen. En zij merkt dat Zacheüs heel zachtjes het bed uitglipt, weet u, en wegloopt om zichzelf helemaal op te knappen en zijn haar netjes te kammen en zijn beste kleed aan te trekken. En zij gluurde met één oogje om te zien wat hij deed. Zij wist onmiddellijk dat God haar gebed had verhoord. Zij wist dat er iets ging gebeuren. Zacheüs liep op z'n tenen naar buiten en liet Rebecca niet weten waar hij heengaat, weet u. En hij sluipt weg en komt buiten en kijkt achterom.

70 Zij tilt het gordijn op, kijkt naar buiten om hem weg te zien gaan. Ze zegt: "Dank U, Here. Het is nu allemaal in orde." Ziet u?

71 Zoals Elia deed toen hij zei: "Ik zie een wolkje ter grootte van een mensenhand." Gewoon het eerste kleine bewijs dat er iets op het punt staat te gebeuren.

72 Hij gaat naar buiten, de straten aflopend. Hij zei: "Nu, ik begrijp dat Hij door de zuiderpoort zal binnenkomen; ik kan dan maar beter daar naartoe gaan en daar gaan staan. En ik zal een plaatsje zoeken en ik zal daar precies staan. En wanneer Hij binnenkomt, zal ik zien of die knaap een profeet is. En ik zal er direct op af gaan en mijn vinger onder Zijn neus houden en ik zal Hem zeggen wat ìk er van denk wanneer Hij komt. En ik zal Hem zeggen dat al Zijn onzin heeft veroorzaakt dat mijn vrouw... en deze gebedssamenkomsten, en zo. Ik word het zat. Ik ga erheen. Ik zal hier wel eens iets van zeggen, ziet u, en ik zal het Hem zeggen. En dan weet ik dat de rabbijn mij zeker op de rug zal kloppen en zeggen: "Zacheüs, je bent een goed lid van de kerk hier. Je bent zeker een fijne kerel." Hij zei dus: "Ik zal er vroeg naartoe gaan", en hij kwam daarginds aan.

73 Toen hij ongeveer een blok of twee van de poort verwijderd was, kwam hij tot de ontdekking dat de plaats overvol was. Men stond op de muren en overal. Op de een of andere manier, hoewel er zelfs over Hem gepraat werd, was er toch iemand die Hem graag wilde horen. Er zou iemand luisteren.

74 Hij zei: "Nu, hoe zal ik Hem ooit de poort zien binnenkomen?" U herinnert zich dat de Bijbel zegt dat hij klein van gestalte was. En hij zei: "Ik ben te klein." Hij duwde in het rond: "Hier, geef mij wat ruimte!" U kunt zien dat hij nog geen Christen is, ziet u, door zo te handelen. Christenen hebben die houding niet, ziet u. "Ga naar achteren! Weet u wel wie ik ben? Ik ben Zacheüs. Ik bezit het restaurant hier. Schiet op, ga aan de kant!" Ziet u? Nu, dat is geen Christen. Iedereen wist dat hij het niet was. Misschien wisten sommigen van hen dat Rebecca bad.

     "Wel," zeiden ze, "wel, ú blijft maar achteraan staan."

75 Hij wist dat hij Hem zo nooit zou zien in heel die menigte, zodat hij niet in staat zou zijn, zijn gedachten aan Hem uit te drukken. Hij dacht: "Welnu, wat zal ik doen? Misschien zal ik maar terug naar huis gaan en gewoon de zaak vergeten."

76 Maar weet u, er is iets mee, als u uw besluit neemt dat u Hem wilt zien, dat er niets is dat u zal tegenhouden om Hem te zien. Ik geef er niet om wat het is, u bent volhardend zoals de kleine Griekse vrouw volhardend was om bij Jezus te komen. En er is iets mee, wanneer u ooit uw besluit neemt dat u Hem zult zien, dat er niets is, dat u zal tegenhouden. Maar bedenk, wanneer u uw besluit neemt, dan zal de duivel alles doen wat hij kan om u tegen te houden. Hij is vastbesloten dat u Het niet zult verstaan, dat u Het niet zult zien. Hij zal elke duistere bedekking ervoor opwerpen die hij kan vinden om u ervan te weerhouden Het te zien.

77 Daar was dus de eerste barricade, precies daar. Hij begon dan weg te gaan: "Wel, ik meen..."

78 En hij keek daarheen en daar stonden sommigen van zijn concurrenten. En hij wist dan dat sommigen van de mensen van de kerk er waren. Daar had hij dus zoveel gekheid gemaakt over deze Jezus van Nazareth, dat deze een profeet was, en dan stonden hier sommigen van zijn klanten naar hem te kijken, precies daarginds in dezelfde groep. Hij kon gewoon niet verborgen blijven. Hij was geïdentificeerd.

79 Nu Zacheüs, u bent reeds geïdentificeerd, dus... weet u, als er hier toevallig één is... U bent nu reeds gemengd in de groep, dus zij weten reeds nu wie erbij zijn, dus kunnen wij evengoed kennis maken, elkaar leren kennen.

80 Hij zei: "Wel, dit is vreemd hier." En hij keek rond, zag er een hier staan. "En weet je, alles bij elkaar genomen, zij zijn allemaal ongeveer zoals jij, zij willen iets uitzoeken."

81 Een mens weet dat hij ergens vandaan komt, van het onbekende; en wanneer hij sterft, gaat hij ergens naar terug. En hij probeert altijd iets te vinden om uit te zoeken waar hij vandaan komt en waar hij heengaat. Er is slechts Eén Die dat antwoord heeft, dat is God. Ieder mens wil achter dat gordijn kijken. En wanneer u iets ziet wat... wat u kan tonen wat achter het gordijn is, waar u was en wie u bent en waar u heengaat. Er is slechts één Boek, van alle literatuur die geschreven is, uit de miljoenen tonnen literatuur, dit is het Boek dat u zegt wie u bent, waar u vandaan komt en waar u heengaat. Er is geen ander boek dat het zal doen; die Bijbel! "En het Woord is God", zegt de Bijbel.

82 Nu, wij zien dat deze knaap, door hen allen omringd, in verlegenheid was gebracht, door te ontdekken dat hij temidden van een volk was dat schreeuwde en riep en tierde en handelde alsof men gek was. Dus, maar hij... Daar zat hij, met hen vereenzelvigd, zodat hij gewoon moest blijven, dat is alles wat hij kon doen. Nu, zei hij: "Wel, als ik zover gekomen ben, kan ik evengoed doorgaan tot ik Hem echt onderzocht heb."

83 Nu Zacheüs, dat is een goed idee. U bent hier gekomen bij het ontbijt; laten we nu gewoon doorgaan. Ziet u, wij zijn allemaal zo ver.

84 Wij ontdekken nu dat, terwijl men voortging, hij zei: "Nu, als ik hier blijf, kan ik Hem niet zien omdat ik te klein ben. Weet u, ik geloof dat ik daarom uit deze menigte zal gaan en vooruitlopen tot de hoek, waar ik zelf kan staan, een plaats kan krijgen, precies op de hoek van het trottoir. En wanneer Hij langs komt, dan zal ik de straat opgaan en Hem zeggen wat ik van Hem denk. Ik zal Hem mijn mening duidelijk maken."

85 Hij ging op weg, uit de menigte en liep erheen. Hij dacht: "Nu, welke weg zal Hij gaan?" Wel, hij ging naar de 'Halleluja Avenue'. Dat is gewoonlijk de weg waarop Hij reist, ziet u. En ging naar 'Amen Corner' toe, daar bij de hoek, om naar de eetplaats te gaan.

86 Dat is waar u heengaat, weet u, de 'Halleluja Avenue' en de 'Amen Corner', en dan bent u gereed om het Woord te eten. Ziet u? Ziet u?

87 Hij ging dus naar deze hoek toe en stond daar op de hoek en zei: "Nu, er is niemand hier. En wanneer ik..." Ik weet dat dit belachelijk klinkt, maar ik... Houd nog even vol. Het eerste wat gebeurde, weet u, was dat hij bij deze hoek kwam en zei: "Er is niemand hier, dus zal ik hier blijven staan. Wanneer Hij langs komt, zal ik ontdekken hoeveel profeet Hij is. Ik zal direct de straat oplopen en ik zal Hem wel eens iets zeggen."

88 Hij stond daar en toevallig dacht hij eraan: "Nu, wacht even. Weet je, als ik ginds te klein was, die menigte zal waarschijnlijk gaan waar Hij gaat. En ik wil dat niemand schreeuwt wanneer ik tegen Hem spreek. Ik wil het Hem zeggen zodat Hij mij zal horen. En men schreeuwt 'Amen' en 'Halleluja' en 'Glorie voor God', 'Hosanna voor de profeet die komt in de Naam des Heren'. O, zij zullen mij nooit horen, dat stelletje lawaaimakers. Er is dus slechts één ding over... Dan zullen zij mij allemaal omringen en dan kan ik Hem zelfs helemaal niet zien."

89 Toevallig keek hij rond toen hij daar op de hoek stond en daar was een oude bekende, wilde vijgeboom. Dat is een goede Indiana-boom. Op de hoek staande, dacht hij: "Wel, als ik daar op die tak kon komen en daarop zitten, dan zou ik daar boven zijn, dan zou ik het Hem echt kunnen vertellen wanneer Hij langs komt."

90 Hij liep er snel heen. Maar hij was te klein, hij kon niet bij de tak komen. Hij zei: "Wel, er is slechts één ding dat ik kan doen", en daar waren wat stadsvuilnisbakken, die daar op de hoek stonden. Hij dacht dus: "Welnu, als ik daar die vuilnisbak neem en hem oppak en hierheen breng, dan kan ik daar vandaan de weg naar boven in de boom wel halen. Dat zal mij helpen."

91 Hij ging er dus heen. En de reinigingsdienst was die morgen nog niet langs gekomen, en hij was erg zwaar. Hij was klein en hij kon hem niet optillen. De enige manier om het te doen was door zijn armen er omheen te slaan. Maar hij had zijn beste kleed aan. U weet dat er altijd hindernissen zijn wanneer u probeert Jezus te zien. Maar dat maakte geen enkel verschil meer of het nu een goed kleed was of niet, hij wilde Jezus zien hoe dan ook. Hij sloeg zijn armen om de vuilnisbak heen, zodat hij hem daar naartoe kon brengen. Hij gleed er mee uit, en daar had hij de vuilnis helemaal over zich heen. Wel, het maakte geen verschil, hij wilde Hem hoe dan ook zien.

92 Terwijl hij die bak naar voren duwde, met zijn armen er omheen, hoorde hij iemand lachen. Hij keek om en als dat niet Lavinski was die daar stond, zijn concurrent, die zei: "Wel, weet je wat? Zacheüs is een nieuwe baan begonnen na zijn restaurant. Hij werkt voor de reinigingsdienst."

93 Weet u, de duivel wil gewoon zien wat hij kan doen om alles op uw weg te brengen wat hij maar kan om u ervan te weerhouden Jezus te zien. Hij zal u zeggen: "Zij zijn een stel heilige rollers." Men zal u zeggen: "Zij zijn een stel idioten." Hij zal zeggen: "Er is niets met hen. Zij zijn slechts het arme uitschot van de stad." Hij zal alles doen wat hij maar kan. Maar als u vastbesloten bent Hem te zien, zal God een weg voor u maken om Hem te zien, houd dat gewoon in uw gedachten. Iets zal er gebeuren. Als die honger begint door te breken in uw hart, iets... U zult Hem gaan zien hoe dan ook.

94 Het maakt dus geen enkel verschil. Zijn kleine, oude gezicht werd rood en hij was er verlegen mee. Maar hij duwde de bak gewoon verder, hoe dan ook, en pakte hem en klauterde de boom in naar boven. Dat is in orde, nietwaar, klauteren? U, zuiderlingen, weet u wat klauteren is, dat is de boom inklimmen, boven in de boom gaan. En hij kwam daar en hij vond waar twee takken samen kwamen en elkaar ontmoetten in de stam van de boom en daar ging hij zitten.

95 Nu, dat is een goede plaats om te zitten, waar twee wegen elkaar ontmoeten: die van u en die van God, uw idee en het Zijne. Dat is een goed tijdstip om neer te zitten en er over na te denken. Uw eigen gedachten over Hem en wat Zijn Woord zegt wat Hij is. Wat u denkt dat Hij is en wat het Woord zegt dat Hij is. Wat de boodschap van het uur is volgens uw denken en wat de boodschap van het uur is volgens Zijn Woord. Dat is het verschil. Ga zitten en denk er een poosje over na.

96 Zonder twijfel kwam Satan op een van zijn schouders. Hij zei: "Weet je wat? Je bent een aardig schouwspel, terwijl je hier boven zit en de splinters uit je handen trekt. En met je beste kleed aan en helemaal onder het vuilnis. En nu zal je naam door heel de stad bekendgemaakt worden, de grappen zullen allemaal over jou gaan, omdat... kijk eens hoe overijld je gedaan hebt door hier te gaan zitten."

97 Ziet u, Satan zal proberen te vertellen: "Je hebt een vergissing gemaakt", wanneer u een begin maakt.

98 Daar zat hij, in die toestand! Hij zei: "Wel, Rebecca zei dat Hij een profeet was. Ik zal Hem een test geven. Ik zal zien of Hij een profeet is." Hij zei: "Wanneer Hij hier voorbij komt, zal ik mij verstoppen en Hij zal nooit weten dat ik hier boven ben. Eerst zal ik Hem bekijken. En wanneer ik Hem dan zie, dan zal ik uit deze boom springen en dan zal ik er op af gaan en het Hem zeggen. Nu, als Hij echter een profeet is, zoals Rebecca zei dat Hij was, kan Hij misschien weten dat ik boven in deze boom zit, als dat waar is. Ik zal u dus zeggen dat ik het Hem in het geheugen zal prenten." Hij deed al de bladeren om zich heen en verborg zich, bedekte zich er helemaal mee, zodat hij niet gezien kon worden en liet één blad open om uit te kijken, weet u, om Hem te zien wanneer Hij de hoek omkwam.

99 Toen zat hij hier, en overdacht het allemaal. Na een poosje hoorde hij een lawaai de hoek om komen.

100 Het is vreemd; waar Hij ook is, is er altijd een hoop lawaai. Weet u, geluid is een teken van leven. Ziet u? Herinner u de hogepriester wanneer hij zich kleedde om het Heilige der Heilige binnen te gaan. Aan het eind van zijn kleed had hij een granaatappel en een bel en dat geluid in het Heilige der Heilige, was de enige manier waarop de wachters wisten of hij in leven was of niet. Het maakte een geluid. En waar geen geluid was, dan my, kon hij misschien dood zijn. Wel, ik denk dat dit in veel gevallen zo is met onze kerken vandaag; er is niet genoeg lawaai omheen, niet genoeg enthousiasme, niet genoeg van 't een of ander. Maar waar Jezus is, is er altijd een hoop geluid.

101 Op een keer toen Hij Jeruzalem binnenkwam, schreeuwde en riep men: "Hosanna voor de Koning die komt in de Naam des Heren!"

102 En sommigen van deze priesters stonden daar en zeiden: "Wel, laat hen zich stilhouden en zwijgen."

103 Hij zei: "Als zij zouden zwijgen, zullen de rotsen het uitroepen." Iets moet bewegen wanneer Hij in de buurt is. Merk het op. En dan, degenen die Hem geloofden.

104 Toen hoorde hij dit geluid de hoek omkomen en het geroep en tekeer gaan. Hij dacht: "Wel, Hij moet dichterbij komen." Hij trok zijn blad omhoog en verhief zich om er overheen te kijken. "Nu, ik heb Hem nu helemaal in de gaten. Wij zullen uitzoeken hoeveel profeet Hij is." Zo zat hij daar dus met zijn blad omhoog, kijkend, boven in deze boom, een eind boven hun hoofden, wanneer zij onder de boom voorbij zouden gaan.

105 Toen hij de eerste man opmerkte die de hoek omkwam moet dit de apostel Petrus zijn geweest, omdat hij een grote, sterke, stoere man was. Ik kan hem de menigte zien terugduwen, zeggende: "Vrienden, het spijt me. Onze Meester heeft een geweldige dienst gehad gisteravond; veel kracht is van Hem uitgegaan, zoals u allemaal zult begrijpen. Zou u even opzij willen gaan, zodat de Meester kan passeren? Doe dat alsjeblieft." En hier komen Mattheüs, Markus en de anderen langs en zeggen: "Nu, wij willen niet ruw zijn; wij zijn hier niet voor dat doel. Maar onze Meester is vreselijk vermoeid en Hij heeft Zijn ontbijt nog niet gehad, daarom willen wij dat u opzij gaat, alstublieft."

106 Er stond daar een man waar Zacheüs misschien naar keek.

107 Enkele dagen daarvoor, op één van de zakenbijeenkomsten, was er een dokter geweest en had tot deze kleine knaap gezegd die een dochtertje had dat ernstig ziek was van de koorts, dat zij niet zou blijven leven als er... Hij had alles gedaan wat hij voor haar kon doen.

108 En Zacheüs, toen hij het blad omhoog deed en keek, zag deze man, met zijn baby in een deken gewikkeld, de hoek om komen. Hij dacht: "Wat een roekeloosheid heeft die vader, door te proberen die zogenaamde profeet te volgen! Hier komt hij de hoek om met deze baby, die koorts heeft en staat ermee buiten in de wind."

109 Maar weet u, net zoals Zacheüs, is er, wanneer u echt gelooft, niets dat u zal hinderen.

110 En zij wilde die baby bij hem brengen. En telkens als men een hoek zou omslaan of er een verandering kwam, zou hij teruggedrongen worden. Maar hij was volhardend, hij ging door. Tenslotte, bij deze hoek, liep de kleine moeder naar voren met de baby in haar armen en zij moet voor Hem neergevallen zijn en ze zei: "Heer, wees genadig voor mijn kind." En daar stond de vader van de baby, die een vriend van Zacheüs was, ook huilend.

     Hij zei: "Wat heeft zijn houding veranderd?"

111 Hij kon nog niet uitmaken wie de Man was. Toch was Hij onder de menigte. Plotseling ziet hij een hand uitgestrekt en iets aanraken bij het uiteinde van dit dekentje. En het kleine meisje werd losgewikkeld en liep huppelend de straat op.

     "Nu, daar moet iets zijn om dat te doen", zei Zacheüs.

112 Tenslotte kwam Hij in zicht. En één blik op Hem had Zacheüs zijn mening doen veranderen. Slechts een glimp van Hem! Daar was Hij. Hij zag er niet mannelijk uit. Er was iets anders met Hem! Zachtmoedig, nobel, vriendelijk en toch leek het dat, indien Hij zou spreken, de wereld tot haar eind zou komen. Hij was een ander persoon dan hij gedacht had. Zijn houding begon te... Al zijn starheid begon te verdwijnen toen hij Hem zag. Hij kwam de straat aflopen. Hij dacht na; over zijn kleine blad heen kijkend, om te zien wat er plaats vond. En terwijl Hij daar liep, kwam Hij recht onder de plaats waar hij was.

113 En hij zei: "Weet je, deze Man zou een profeet kunnen zijn. Misschien had Rebecca gelijk. Zij zou misschien meer over de Schriften kunnen weten dan ik." Hij wandelt gewoon door met Zijn hoofd naar beneden, voortgaande, nederig, vriendelijk, zoals Hij altijd deed. En de discipelen hielden de mensen uit Zijn weg.

114 En zodra Hij precies onder de boom was, stopte Hij. Zacheüs keek over het blad, zó ongeveer. Hij keek naar boven in de boom en zei: "Zacheüs, kom naar beneden."

115 Niet alleen wist Hij dat hij boven in de boom was, maar Hij wist ook dat zijn naam Zacheüs was. Hij had heel wat minder moeite met uit de boom naar beneden te komen dan hij had met er boven in te komen. Hij kende hem, het wonder werd aan hem gedaan. Ziet u?

116 Hij zei: "Heer, ik ben verkeerd geweest. Ik ben bereid om te erkennen dat ik fout ben. Indien ik iets genomen heb dat verkeerd was, zal ik het terugbetalen. Ik zal de helft van mijn goederen aan de armen geven."

     Jezus zei: "Vandaag is redding tot uw huis gekomen."

117 Wat veranderde hem? Wat was de verandering, broeder en zuster? Denk gewoon even na. De verandering was dat hij Iets echts had gezien.

118 Hij had al de beloften gehoord die gedaan waren, de priester die sprak over wat was, de grote profeet Mozes, het grote dit, dat, of nog wat, van een belofte van een groot iets in de toekomst, maar ontkennend wat nu werd gedaan. Dat is de manier van de mens.

119 Hij zag iets echts, iets wat hij zelf kon zien. Het wonder was aan hem gebeurd. Hij wàs die Profeet. Want Hij kende hem niet en kon hem evenmin boven in de boom gezien hebben. Maar toen Hij precies onder de boom kwam, stopte Hij en keek op en zei: "Zacheüs, kom naar beneden. Vandaag is redding tot uw huis gekomen."

120 Broeders, het is de echte zaak die de geest van een mens verandert, dat hun houding verandert. Soms is het een verdrukking, zeker, om ertoe te komen. Maar als u deze morgen Christus wil benaderen met de gedachte in uw hart: "Ik zal niet kritisch zijn, maar ik zal de Schrift bestuderen en zien wat Hij was."

121 Als Hij vanavond naar de samenkomst zou komen; bestudeer en zie voor u komt wat Hij was. Wat Hij ook was, Hij moet vandaag hetzelfde zijn. Zijn... Zoals ik gisteravond zei, indien velen van u er waren, ziet u. Identificeert God Zichzelf door Zijn karakteristiek? Hij moet altijd op die wijze blijven omdat Hij Dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer. De harten van de mensen zijn zo... Een echte Godvrezende man of vrouw, zakenman of wat het ook is, hij is altijd... er is iets in zijn hart, als er enige Godsvreze in hem is, om iets over God te weten.

122 Wel, ik vertelde u nog niet wat er met Zacheüs gebeurde. Hij werd lid van de afdeling van de Volle Evangelie Zakenlieden te Jericho. Ziet u, ik wil u eerst over hem vertellen, ziet u. O zeker, hij zou niet anders willen zijn dan Volle Evangelie, natuurlijk niet. Dat is alles wat Jezus predikte. Hij werd daar dus lid. En u behoorde lid van hetzelfde te zijn. Merk nu op.

123 Maar hij wilde iets echts zien. En toen hij iets echts zag, zelf, dat dit Schriftuurlijk bekendgemaakt was, toen was hij bereid. Het zijn de echte dingen die er bovenuit stijgen.

124 Tot slot een klein verhaal. Hoevelen hier zijn jagers? Laat uw handen zien, mijn broeders hier binnen? O my! Ik wist dat ik niet alleen was. Ik houd er van te jagen en ik ben...

125 Vroeger ging ik naar de noordelijke wouden, ginds in New Hampshire; het is de streek van het witstaarthert. Wat houd ik er van daarop te jagen. En ik ging er elk jaar heen. En ik kende daar een jachtpartner, Bert Call genaamd, één van de fijnste mannen waarmee ik ooit gejaagd heb.

126 En mijn natuur is altijd op de bossen gericht. Ik werd in de bossen geboren en het schijnt mij precies toe alsof ik daar ben opgegroeid. En zelfs mijn bekering heeft het nooit uit mij weggenomen. Niet zozeer om het wild te schieten, maar gewoon om in de bossen te zijn. Ik denk dat God daar is, om Hem te zien, hoe Hij beweegt. En de natuur, hoe zij sterft en ondergaat en opnieuw terugkomt in een opstanding.

127 De zon komt 's morgens op als een kleine baby die wordt geboren; dan om negen uur ongeveer gaat hij naar school en om ongeveer tien uur is het afgelopen; om twaalf uur is hij op zijn sterkst; om twee uur 's middags bereikt hij ongeveer mijn leeftijd en om vijf uur is hij tachtig jaar oud, sterft hij. Hij gaat onder. Hij diende Gods doel. Hij is niet dood. Hij zal de volgende morgen terugkomen. Het is God die getuigt dat er een leven is, dood, begrafenis, opstanding.

128 Let op de bomen buiten. Afgelopen herfst ging het sap naar beneden in de wortel vóór er vorst of iets anders kwam. Wat deed het? Het ging het graf in. Wat gebeurt er dan? Het komt weer terug in de lente. Het is niet dood. Het gaat naar beneden en ligt in de grond, komt terug. Als het boven blijft, dan zal de winter het doden. Ziet u? God zendt het naar beneden, want het heeft geen intelligentie van zichzelf. Het is Gods voorziene wijze. Dus volgt het gewoon Gods voorziene wijze. Gaat onder, verbergt zich gedurende de winter, komt terug opnieuw met nieuw leven het volgend jaar, getuigend dat er leven, dood, begrafenis en opstanding is. Overal vindt u hetzelfde. God, Die in Zijn grote schepping van Zichzelf getuigt.

129 Deze jager was een fijne schutter, een goede schutter. Maar hij was de wreedste man die ik ooit ontmoette. Hij hield me heel de tijd voor de gek. Hij schoot reekalfjes.

130 Nu, het is niet verkeerd om een reekalf te schieten indien de wet het zegt. Maar weet u, Abraham doodde een kalf en voedde het aan God. Het was dus niet het geslacht of de grootte.

131 Het gaat om de houding. Hij zou ze schieten, gewoon omdat ik me er dan slecht over voelde. En dan zou hij zeggen: "O, je bent weekhartig, zoals die andere priesters." Hij zei: "Billy, je zou een goede jager zijn als je geen prediker was geweest. Maar je bent te weekhartig. Zo is het met al die predikers: zij zijn te weekhartig."

     En ik zei: "Bert, je bent wreed."

132 Hij had ogen als een hagedis, hoe dan ook. En hij zei... Hij... Zoals de vrouwen hun ogen proberen te schilderen, weet u, hierboven, op die manier. En hij zei: ... En hij keek me zo aan en hij zei: "Je bent gewoon weekhartig." Hij schoot dus die reekalfjes en doodde er één, liet hem liggen en ging verder om een ander te schieten, alleen zodat ik mij slecht zou voelen. En hij zei: "Ik zal je een dezer dagen wel van dat prediken afkrijgen."

     En ik zei: "O nee, Bert. Nee, nee."

133 Op een dag ging ik daarheen in de herfst en het was laat. En het seizoen was binnen ongeveer een week voorbij en ik had het druk. Ik was staatsboswachter in Indiana en had het erg druk gehad, zodat ik mijn vakantie precies in het jachtseizoen moest nemen. Ik ging er wat te laat naartoe.

134 En die witstaartherten, als er ooit op hen geschoten wordt... u zegt dat Houdini een ontsnappingskunstenaar is, maar hij is een amateur bij hen vergeleken. Zij houden zich echt verborgen. En 's nachts was het volle maan geweest, er lag sneeuw op de grond, tien centimeter ongeveer, goed speurwerk.

135 Toen Bert naar de hut kwam waar ik was, zei hij: "Billy, ik heb een goeie voor je dit jaar."

     En ik zei: "Wat?"

136 Hij deed zijn hand in zijn zak en trok het eruit. Hij had een fluitje. Als hij erop blies klonk het net als een klein reekalf dat om z'n moeder riep. Een klein baby-hert, weet u, dat om zijn moeder riep.

137 Ik zei: "Bert, hoe kun je zo wreed zijn? Bedoel je... Je zou toch zoiets niet willen doen!"

     Hij zei: "Haha, jij weekhartige prediker!"

138 En wij gingen op jacht die dag en wij gingen naar boven over de Jefferson Notch. En u hoefde zich om hem geen zorgen te maken. Hij wist hoe hij de weg terug moest vinden. Wij klommen naar boven tot ongeveer aan de middag en dan zouden wij scheidden en de een ging de ene weg en de ander de andere. En als wij dan ons hert geschoten hadden, zouden wij hem ophangen en dan zouden wij onze paarden nemen en hem gaan halen.

139 En wij waren er om ongeveer elf uur en wij hadden geen spoor gezien, zelfs niet één spoor.

140 Al de herten waren gaan liggen. Zij liepen het kreupelhout in en gingen onder de kreupelhoutstapels en zo, waar de toppen van de bomen lagen, waar de houthakkers geweest waren. En zij zouden zich verborgen houden, ze bleven weg omdat er op hen werd geschoten. Zij waren angstig.

141 Om ongeveer elf uur stopte Bert en ging zitten. Er was een kleine open plek, ongeveer ter grootte van dit gebouw en de binnenkant misschien tweemaal deze grootte. En hij ging zitten en hij greep, naar ik dacht, om zijn thermosfles te pakken die hij in zijn jas had. Wij hebben gewoonlijk een thermosfles bij ons en drinken wat hete chocola omdat het voedzaam is, weet u, en dan nemen we een sandwich en dan scheidden wij. Wij zaten daar hoog tegen de boomgrens; ik dacht dat Bert zijn sandwich zou nemen. Hij ging zitten om z'n thermosfles uit te pakken en te... Ik dacht dat hij hem eruit zou halen. En ik ontspande me, zette mijn geweer tegen een boom en begon de mijne te pakken.

142 Maar hij nam dat kleine, oude fluitje eruit. Toen hij dit fluitje gepakt had, blies hij erop. En ieder die ooit de roep van een klein baby-reekalf hoorde, weet dat het wat klaaglijk klinkt. En toen hij op dat fluitje blies, stond tot mijn verrassing direct tegenover hem een heel groot moederhert op. Nu, de... Een hinde is het moederhert, weet u. Zij stond op. Daar waren haar grote bruine ogen, elk bewegend, die grote oren zo gespitst. Ziet u, haar baby was in moeite.

143 En hij blies er opnieuw op en zij keek rond. En zij ging precies die open plek op. Nu dat is ongewoon, zoals elk van u jagers weet, dat een hert dat doet. Zij liep daarheen. Ik kon haar grote ogen zien. Zij stond geen twintig meter van mij vandaan. En ik dacht: "O Bert, dat kun je niet doen, die arme, dierbare moeder doden die zoekt naar haar baby terwijl jij haar zo misleidt." En op deze fluit was geblazen en zij liep die open plek op.

144 En de jager hief de hendel op van zijn 30.06 geweer, trok het naar achteren; dat spande het wapen, weet u, met de veiligheid eraf.

145 En zij hoorde dat. En zij keek rond en zij zag de jager. Haar ogen richtten zich rechtstreeks op hem. Gewoonlijk zou ze zijn weggevlucht. En zij zou niet naar die open plek gewandeld zijn in de eerste plaats op dat tijdstip van de dag. Maar ziet u, zij was een moeder. Er was iets in haar, iets echts, iets. Zij maakte er geen show van. Zij was een moeder. Zij werd als een moeder geboren. En haar baby was in moeite en daar stelde zij belang in.

146 En hij keek naar me op met die hagedisachtig uitziende ogen en grinnikte. Ik zei: "Bert, doe het niet. Doe het niet." Hij grinnikte slechts, draaide zich om met dat geweer. O my!

147 Hij was een dodelijke schutter. Ik wist dat wanneer die vizierlijn over haar trouwe moederlijk hart kwam, hij het regelrecht door haar heen zou jagen. Ziet u? Zij stond daar geen twintig meter vandaan; grote honderd en tachtig korrel, een honderd en tachtig hagelkorrel met platte kop en daarmee zou hij haar gewoon haar hart doorboren, regelrecht er doorheen.

148 Ik dacht: "Hoe kun je zo wreed zijn zo'n dierbaar moederhart te doorboren als zij haar baby zoekt? Hoe kan je dat doen, Bert?" Ik dacht dit bij mijzelf. Ik zag zijn armen onbeweeglijk. Ik kon er niet naar kijken. Ik kon het gewoon niet. Ik keerde mijn rug er naartoe. Ik kon dat niet aanzien.

149 Daar stond die echte, trouwe moeder. Zij was geen schijnheilige. Zij wendde dat niet maar voor, als een aardige vertoning. Zij was een moeder. Daarom deed zij het. De dood betekende niets voor haar. Haar baby was in moeite. Zij dacht meer aan haar baby dan zij aan haar eigen leven dacht. Laat de jagers maar schieten wat ze wilden, haar trouwe hart klopte, haar moederschap. Het moederschap in haar riep. Haar baby riep. Er was iets in haar, wat haar drong, wat echt was.

150 Hoe kon die wrede jager dat trouwe hart doorboren. Ik kon het gewoon niet aanzien. Ik draaide mijn hoofd om. Ik dacht: "Here God, laat hij het niet doen." Ik stond zo; ik kon het niet aanhoren... Ik wilde het geweer niet horen vuren. Het was gewoon teveel. Ik wachtte.

151 Het geweer vuurde nooit. Ik draaide me om en keek en het ging zo. Hij kon het niet doen.

152 Hij draaide zich om en keek naar mij en die grote ogen waren veranderd. Tranen liepen langs zijn wangen naar beneden. Hij keek naar mij en zijn lippen trilden. Hij wierp het geweer in de sneeuw en greep mij bij de broekspijp. Hij zei: "Billy, ik heb er genoeg van. Leid mij naar die Jezus waar je over spreekt."

153 Daar op die sneeuwbank leidde ik hem tot de Here Jezus. Waarom? Hij zag iets echts. (Hij was in allerlei kerken geweest.) Hij had iets gezien wat niet voorgewend was. Hij zag iets wat echt was.

154 Vrienden, wij mogen kerkregels hebben en kerkregelingen en theologie en al het andere, maar er is een echte, waarachtige Jezus. Laten wij naar Hem kijken, als wij nu onze hoofden buigen voor gebed.

155 Met onze hoofden gebogen, zou ik u een vraag willen stellen; met ook uw harten gebogen. Hoevelen hier binnen nu, u die Christendom pretendeert, die niet... als een belijdenis alles is wat u hebt? Maar hoevelen van u zouden graag evenveel Christen willen zijn als dat hert een moeder was, met iets zo echt in u wat meer lijkt dan uw leven of iets wat u heeft? En u zegt, u zegt misschien dit: "Broeder Branham, ik behoor tot de kerk. Ik ben een zakenman, zakenvrouw of wat meer, huisvrouw. Maar werkelijk, om dat type Christen te zijn, dat ik de gehele wereld terzijde zou kunnen leggen, de kritiek kan doorstaan of wat ook; ik zou het zo graag willen zijn, ik zou in mijn hart een Christen willen zijn zoals dat hert een moeder was."

156 Met uw hoofden nu gebogen en uw ogen gesloten. Voor God vraag ik u, in Christus' Naam, bij het eindigen van het tijdperk, zou u uw hand willen opsteken? Ik kan geen altaaroproep doen omdat er geen ruimte is. Maar zeg gewoon: "Bid voor mij, broeder Branham, opdat ik het type Christen zal zijn zoals dat hert een moeder was." God zegene u. Er zijn overal handen. "Laat mij evenveel Christen zijn."

157 Nu, Zacheüs, wanneer u uw hand opsteekt, toont dat aan dat Hij u heeft gevonden. Nu, waarom glijdt u niet direct uit de boom? Hij zal vandaag met u naar huis gaan voor het avondmaal. Hij zal bij u blijven gedurende de rest van uw dagen.

158 Hemelse Vader, wij zijn dankbaar voor de Here Jezus, Zijn tegenwoordigheid. En wij zijn er ons van bewust dat er iets hier is dat mannen en vrouwen liet... Sommigen van hen hebben zelfs beweerd Christenen te zijn gedurende jaren. Maar er was, er is Iets tegenwoordig dat hen ertoe bracht, ofschoon het zelfs door hen beleden werd, net zoals door Zacheüs, maar bij eenmaal de aanraking van Christus, hebben zij hun hand opgeheven als een getuigenis dat Iets binnenin hen zei het te doen. Laat hun nu op dit moment weten dat dit Jezus is. Hij moest deze weg voorbijgaan deze morgen en Hij heeft het gedaan.

159 Er gingen, denk ik, zo'n honderdvijftig handen omhoog, Heer. Ik bid dat U ieder wilt bezoeken en hun de realiteit geven wat het is om een echte Christen te zijn. En ongeacht hoezeer de wereld ons tracht te ontmoedigen en hoezeer die anderen trachten ons te ontmoedigen, laat ons weten dat het een gevecht is om daar te geraken. Het is een inspanning die wij moeten doen. Maar wanneer wij verbonden zijn met iets wat waarachtig is en echt, dan verandert het ons. Ik bid dat U ieder hart wilt veranderen, Heer, en op dit tijdstip, ieder in uw Goddelijke tegenwoordigheid wilt doen zijn. Breng de Heilige Geest in hun leven om evenveel Christen te zijn als dat moederhert moeder was. Zij werd als moeder geboren. En mogen zij geboren worden uit de Geest van God en een werkelijke volgeling worden van Jezus Christus. Mogen zij vandaag uit hun wilde vijgebomen komen. Sta het toe, Here. Moge U naar huis gaan met een ieder van ons en daar met ons verblijven tot de tijd dat U komt om ons mee te nemen naar ons eeuwig thuis. Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

160 Dank u vriendelijk. De Here zegene u. Ik heb u laat gehouden. Ik werd verondersteld hier tegen tien uur uit te zijn. Het is tien minuten voor elf.

161 Ik hoop dat God deze weinige kleine, ruwe woorden neemt, die zenuwachtig en opgewonden waren en ze in uw harten voedt. Bedenk dat er iets waarachtigs met Christus is. God zegene u. In orde.