Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Een rechtszitting

Door William Marrion Branham

1 Laten we ons hoofd nu buigen.

     Onze hemelse Vader, wij danken U voor deze nieuwe gelegenheid die we hebben om te komen en te spreken van de lieflijke Here Jezus.

     En nu, terwijl het buiten regent, moge de Geest van de Here op ons regenen aan de binnenkant, in ons hart, en ons Zijn Goddelijke terrein bekendmaken, onze... de wil van God laten verlangen in ons leven.

     We zetten deze dag apart, Vader. Na de ochtenddiensten en dergelijke, gaan we bidden voor Uw zieke kinderen. Ik bid, God, dat dit een dag zal zijn die we ons lang zullen herinneren vanwege Uw zegeningen op ons.

     We bidden voor deze predikersgroep, al de broeders, al de predikers van rondom in dit land hier. God, zegen hun bediening en mogen zij steeds diepere ervaringen krijgen in Christus. Dat is ons verlangen, Here, om U beter te kennen. Ik bid voor iedere gemeente en iedere denominatie, dat zij zal groeien in de genade en kracht van God.

     Wij bidden nu voor al de zieken en aangevochtenen, dat zij genezen mogen worden.

     En als er hier vandaag bij toeval enigen bij ons zijn die U niet kennen als hun Redder, moge dit de dag zijn dat zij dat ene volmondige "Ja!" tot U zullen zeggen.

     Zegen Uw Woord. Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

     U mag gaan zitten.

     Ik wil zeker eerst deze groep predikers hier bedanken uit dit Birmingham, en de delen van het land hier, van waaruit zij aansloten bij deze sponsoring, om mij te helpen hier te komen. En ik vertel u, ik geloof dat zulke predikers geëerd moeten worden.

     U, samenkomst, behoort uw herder te eren, want, zie, hij staat buiten, hij is een herder. En als hij iets vindt waar hij denkt dat er goed eten is, dan zal hij zijn kudde erheen leiden. En soms is het onaangenaam; soms is het... sommigen zien het niet zo, en misschien houden ze daar niet van voor hun schapen, houden ze niet van zo'n soort herderschap. Maar om ook een van de voeders te zijn, een herder, probeer ik gewoon het ware Gras van God te brengen, het ware Voedsel, het Woord.

     En dus waardeer ik hen erg, en ik bid dat God hen altijd zal zegenen. En moge hun leven een invloed zijn voor een ieder met wie zij in contact komen.

     Ieder van ons heeft bedieningen. Een bepaalde bediening zal het oog treffen van een bepaalde persoon, terwijl de andere het niet zou doen. Zie? Dus wij sluiten ons aaneen, zoals ik aan het begin zei, om te proberen het beste te brengen wat we maar weten met onze bediening, mijn bediening, de hunne, enzovoort, om meer te weten over Jezus Christus, en om beter geschikte dienstknechten voor Hem te zijn, terwijl de tijd nadert wij dat Hem zullen moeten ontmoeten.

     Nu, ik wil de mensen hier bedanken, die ons deze wapenzaal lieten gebruiken. Dit is een mooi gebouw. En we waarderen dat zeer. We danken hen met ons hele hart. En ik bid dat elk en ieder van hen, als zij niet gered zijn, gered zal worden; en in die grote hal van God, daarginds, wanneer de engelen zingen, wanneer de verlosten binnenwandelen, wel, ik vertrouw dat ieder van hen daar zal zijn en dat er niet één zal missen.

1a En nu, ik dank u, mensen. Ik heb nog geen enkele gelegenheid gehad om het de manager te vragen, maar ik geloof dat alle onkosten en dergelijke zijn voldaan. En ik waardeer dat, elk offer, alles wat u heb gedaan. En gewoonlijk neemt men een offer... (Deden ze dat?) U had het niet hoeven doen. Ze zeiden... Hij zei dat ze een offer gaven nadat alles was betaald.

     Weet u, ik ben een... nu drieëndertig jaar achter de preekstoel. En ik heb nog nooit een offer genomen in mijn leven, nooit één keer, zelfs niet in mijn eigen gemeente, heb nooit in mijn leven een offer genomen. Ik werkte, terwijl ik daar voorganger van de gemeente was, de tabernakel in Jeffersonville, ik... zeventien jaar bij de Publieke Werken, en nam nooit één keer een offer in mijn leven. Ik betaalde mijn eigen kosten enzovoort, en betaalde mijn tienden, en alles wat ik kon, regelrecht aan de gemeente, en alles kwam regelrecht toe aan de gemeente.

     En nu, gewoonlijk geeft men mij hierbuiten een offer. En ik wil het duidelijk maken (omdat er hier nu enkele beheerders aanwezig zijn): de offers die mij gegeven worden, het geld, gaat niet direct naar mij. Ik krijg een salaris van de gemeente; ik krijg honderd dollar per week, dat is tweeënvijftighonderd dollar per jaar, honderd dollar per week. Maar het offer nu dat u mij hebt gegeven, wordt bestemd voor het werk des Heren. Hier is wat de beheerders ermee doen: het kan aan niets anders worden besteed. Het is gereserveerd, zoals we het noemen, zodat het nergens anders voor kan worden gebruikt. Dat geld gaat in een bepaalde pot; wanneer die pot voller wordt, genaamd 'voor overzeese zending', gereserveerd voor die...

     En nu, overzee kunt u vaak zien waar wij hier in de Verenigde Staten tegen opkomen, en u kunt zich voorstellen wat het daar zou zijn. En als wij daarheen gaan naar die arme mensen die niets hebben, zelfs niet genoeg om te eten, diep in die heidense landen... Ik heb kleine moeders op straat zien liggen met hun kleine baby's, hun wangen ingevallen, en stervend, en de moeder probeert je die baby te geven; en als je die zou nemen, is er hier nog een, hier nog een, nog een; en helemaal niets om te eten. En wij vegen genoeg in onze afvalbakken om die mensen te voeden. Dat is juist. We beseffen niet hoe goed wij het hebben.

1b En in de Afrikaanse oerwouden enzovoort, wat moeten die mensen mij daar brengen? Ze hebben geen cent, niets, ze hebben totaal geen mogelijkheid om mij daarheen te laten komen. En ik voel dat zij het Evangelie ook moeten horen, en het Evangelie dat... dat de Here Jezus ons deze week gegeven heeft.

     Ik neem dat geld, want ik... u hebt het mij gegeven, en ik ben er de rentmeester over. Dus gaat het daarin, door mijn werk in dit fonds, en dan kan het aan niets anders uitgegeven worden dan aan overzeese zending.

     En het brengt ditzelfde Evangelie regelrecht naar hen daar toe. Laat geen... Ik ga zelf, zodat ik weet dat ik mijn uiterste best doe, wetend dat ik verantwoording moet afleggen voor elke cent van dat geld. En ik wil een goede rentmeester zijn voor God. En als ik niet getrouw kan zijn in die dingen, hoe zal ik dan getrouw zijn in andere dingen? Ziet u? Dus, ik wil u danken.

     En het offer dat mij vanmiddag werd gegeven (zoals de broeder net zei), ik had hun gevraagd dat niet te doen. Maar gewoonlijk, als zij niet... en zij weten dit: als de onkosten niet voldaan kunnen worden, dan nemen we iets van dat offer dat via de post naar de gemeente is gestuurd (waar het voor een bepaald doel wordt gereserveerd) en dan schrijven we daar de onkosten van af. We willen niet dat het iemand iets kost. Zie? We gaan nooit...

     En ik heb absoluut in elke samenkomst tegen de manager gezegd (broeder Jack Moore, die hier zit, was een van de eerste mannen in het veld; hij weet dat ik nooit zou instaan voor enig bedelen om geld: "Wie zal dit geven? En wie zal dat geven?"): "Laat de collecteschaal rondgaan en denk er niet meer aan." God, het is wanneer Hij... wanneer Hij niet meer voorziet... wanneer Hij stopt met te voorzien in mijn behoeften daar, dan is het voor mij tijd om het veld te verlaten. Dus ik geloof niet in dit bedelen, en trekken, en overreden, en dreigen, en wat ook meer voor geld. Beslist niet.

     Toen ik pas in de bediening kwam, ontdekte ik door de geschiedenis, dat er drie dingen zijn die een man beschadigen, een dienstknecht van Christus. En wanneer hij... God zal hem zegenen en hem gewoon een kleine bediening geven, en dan duurt het niet lang of een van de valkuilen is geld.

     Het volgende is populariteit: wanneer hij begint te denken dat hij iemand is, op datzelfde moment is hij op de terugtocht. Zie. We zijn... er zijn geen groten onder ons, we zijn allemaal hetzelfde, we zijn Gods kinderen (zie?); niemand van ons is groot, en niemand van ons is klein, we zijn allen Gods kinderen.

     Dan (geld, populariteit), en vrouwen. En ik word beschouwd als een vrouwenhater, weet u, u... verre van dat, dus, dat is een verkeerde voorstelling. Ik heb één vrouw, onder alle vrouwen in de wereld, en dat is mijn vrouw: de liefste vrouw die God ooit op aarde geplaatst heeft voor mij. Dat is juist. Zij is de mijne, en de mijne alleen; en ik ben de hare, en de hare alleen. En wat dat betreft: toen ik een jonge man was dacht ik dat; nu ben ik een oude man en denk ik het nog steeds.

     Dus ik... zij... Ik heb geprobeerd die dingen te mijden en de Here Jezus te zeggen: "God, het is zo moeilijk hierbuiten, want de bediening is zo anders. Het is in alle opzichten een raadsel voor de mensen. Ik heb het moeilijk genoeg om deze dingen uit te vechten met Satan, laat staan deze anderen." Dus, ik ben eropuit om mijn uiterste best te doen voor iedereen voor wie ik het kan, opdat het Koninkrijk van God verheerlijkt mag worden.

1c Nu, hartelijk bedankt. En ik hoop dat ik op een dag terug kan komen om u opnieuw te zien; ik hoop dat ik dat kan.

     En ik hoop dat wanneer ik weer kom... [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dank u. En ik hoop dat wanneer ik weer kom, het niet zo zal zijn zoals nu: waar je drie dagen hebt; nerveus, verward; naar binnen rennen, iets presenteren zonder zelfs te weten waar je op in gaat; je vraagt het je af. Het is een wonder dat u er zoveel geloof in hebt als dat u hebt. Als we konden gaan zitten en hier terug in Genesis konden beginnen, dag na dag, en avond na avond, en dat hier konden plaatsen. Zie, het is zo'n beetje, weet u, je begint je een beetje te voelen alsof er spoken om je heen zijn. U weet wat ik bedoel. U... u weet het niet.

     Zoals de discipelen op een avond: zij waren op een stormachtige zee, en de kleine boot had water geschept, en alle hoop op overleven was vervlogen. En ze schreeuwden het uit, huilend; natuurlijk, als Christenen baden ze. En ineens zagen ze Hem aan komen lopen op het water. En zij dachten dat het een spo-... een geest was, zij dachten dat het een geest was, en zij waren bang, en zij begonnen het uit te roepen.

     En denk er gewoon aan: het enige wat hen kon helpen, het leek spookachtig voor hen. Zij waren er bang voor. Zo is het opnieuw: terwijl Hij de enige hoop is die wij hebben, en Zijn eigen belofte van het Woord, zijn wij er toch bang voor (ziet u?), gewoon bang om ons vertrouwen erop te stellen. Het is erg. Maar bedenk, de geschiedenis herhaalt zich altijd. Het moet zo blijven. En ik heb u gedurende de week gehoord, en gedurende andere...

     Ik zie u, velen van u, misschien, de banden nemen, enzovoort, zodat mijn bediening wat dat betreft rond en rond de wereld gaat, overal heen. Vaak hoort u mij zeggen: "Die denominaties..." en een soort van veroordeling van denominaties.

     Het is niet dat ik de mensen veroordeel; ik veroordeel het systeem (zie?); niet de denominatie, de mensen erin. O, nee. Mijn familie was vroeger katholiek; ik ben van Ierse afkomst, zij zijn katholiek. En ik weet dat er enige fijne katholieke mensen zijn. Sommigen zijn mijn eigen familie. Ze zijn fijn. Er zijn fijne Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, Lutheranen; in elke denominatie zijn fijne mensen.

     Maar die systemen die ons gescheiden houden, die zijn het waar ik tegen ben. We zijn één van hart. We moeten zo zijn. En dan trekken onze systemen een grenslijn van geloofsleer, en dat is...

     Als de eerste gemeente ooit begon, de eerste gemeente, of enige kerk, en zou zeggen: "Wij geloven dit", en hun leer dan zouden beëindigen met een komma in plaats van met een punt, dan zou er nooit iets meer geweest zijn dan één gemeente. Dat is alles. Zie? "Wij geloven dit, plus zoveel als God ons verder zal laten weten." Maar wanneer we zeggen: "Wij geloven dit, en dit is het, en dat is alles", dan sterven we daar precies, ziet u, want God is eeuwig en Hij laat het verder groeien.

     Dus dank u zeer. En ik wil dat u weet, dat er geen prediker of persoon in de wereld is, waarvan ik weet, geen menselijk wezen, ongeacht wie het zou zijn, of mijn hart klopt voor hen: ik wil hen voor het Koninkrijk van God. Ik werk voor één plaats daarboven, niet voor enige bepaalde denominatie.

1d Ik was een Zendings-baptist, verordineerd als een Zendings-baptist, door dr. Roy E. Davis van Forth Worth, Texas. En ik was... bleef in de kerk. Fijne... een fijn stel broeders; en ik blijf zeggen: "Er zijn enigen van de fijnste mannen ter wereld in de Zendings-baptisten kerk."

     Maar toen deze gave aan mij werd bediend, konden zij daar niet in meegaan. De voorganger zei zelfs dat ik mijn verstand had verloren. Ik, met een lagere school-opleiding, zou prediken tot koningen, potentaten, heersers; en genezingen en dergelijke. Hij zei: "Billy, je zult een heilige roller worden." I weet niet wat ik ben, maar ik weet Wie ik geloof. Uh-huh. Ik ben...

     Iemand zei, niet lang geleden, hij zei... een erg fijne man, die met broeder Jack Moore en mij paardrijdt, William Booth-Clibborn; ik denk een van de knapste predikers die ik ooit heb gehoord, die het Evangelie kan prediken, volledig, in zeven dialecten.

     En ik zei iets tegen hem (over iets wat hij had genoemd, over iets wat ik had gezegd), ik zei: "Wel, dat is precies wat de Schrift zegt, broeder Booth."

     Hij keerde zich om (als iemand hem ooit heeft gekend, hij is een echte diplomaat, een Engelsman) en zei: "Je kent gewoon je Bijbel niet."

     Ik zei: "Maar ik ken de Auteur heel goed." En dat is... Ziet u?

     Dus, Hem te kennen is leven. En dus... en dus hij... Dat is juist, Hem kennen, Hem te kennen is leven. En ik weet dat er iets met mij gebeurde. Ik ben niet meer wat ik geweest ben. Zoals de oude gekleurde dame (als u mij hiervoor wilt verontschuldigen alstublieft, want dit is geen plaats voor een grapje, en het is geen grapje, en gebeurde echt), een oude gekleurde dame, ze zegt: "Ik wil graag een getuigenis geven."

     "Sta op, zuster, en getuig", zei ik.

     Ze zei: "Weet u," zei ze, "ik ben niet wat ik wil zijn", en ze zei: "Ik ben niet wat ik behoor te zijn, maar", zei ze, "ik ben ook niet wat ik vroeger was."

     Ze was hoe dan ook begonnen. Dus dat is hoe ik mezelf ook voel. Ik, niet wat ik wil zijn, en niet wat ik behoor te zij, maar ik weet dat ik niet ben... ik ben niet wat ik vroeger was. Er gebeurde iets met mij, ongeveer vijfendertig jaar geleden. En sindsdien is Hij altijd in mijn hart geweest. En ik heb Hem lief met alles wat in mij is.

1e En ik heb u lief. Hoe kan ik Hem liefhebben zonder u lief te hebben? Ik heb een jongen hier in de samenkomst, en een kleine kleinzoon. Ik zou liever hebben, als u enige complimenten heeft, dat u ze aan hen geeft, in plaats van aan mij, want ik ben een ouder. Dus God voelt Zich net zo. Als wij elkaar niet kunnen liefhebben die we hebben gezien, hoe zullen we God dan lief gaan hebben? Zie? We moeten elkaar liefhebben en elkaar eren.

     Als ik hier kom om u te misleiden in iets wat een val is, of wat dan ook, iets, zou God het nooit eren. Kijk wat Hij aan mij zou doen. Wat doe ik Zijn kinderen aan? Ik zou daar nooit mee in het reine kunnen komen bij God. Nee.

     Maar ik kom omdat ik u liefheb, en God weet dat het de waarheid is. En ik wil alles doen wat ik kan, opdat de vreugde die voor u is weggelegd... Ik geloof dat de grote tafel is gedekt, ieder van u heeft er recht op.

     Sommige mensen zeggen dat er geen Goddelijke genezing is. Ik weet dat het er wel is. Zie. Ik... U bent te laat met mij dat te vertellen. Zie. Ik weet... ik weet dat het zo is. En de Heilige Geest, en die dingen, ik weet dat het waar is. En waarom zou u aan de kant blijven staan met een oude koude aardappel in uw hand waaraan u knaagt, terwijl er een geweldig groot diner klaarstaat voor elke heilige van God. Zie? Het is allemaal voor ons. Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid. Dank u een miljoen...

     En ik hoop op een dag terug te komen, als Jezus vertoeft. Nu, ik vermoed dat u zich misschien afvraagt waarom... Iemand zei onlangs... Ik stond naast een heel beroemde man. Ik houd van die man. Het is niet nodig dat ik zijn naam niet noem. Hij is mijn, een van mijn boezemvrienden, Oral Roberts. Oral kwam naar mijn samenkomst. Broeder Jack Moore was er ook. Hij had een kleine, haveloze tent opgezet aan de andere kant van het veld, daar aan de... aan de oostzijde van Kansas City, en ik was in een auditorium, iets groter dan dit. En hij kwam, zat aan de zijkant, en zei: "Broeder Branham, denkt u dat God mijn gebed zal horen?"

     Ik zei: "Hij zal ieders gebed horen."

2 Nu weet die man niet hoeveel hij waard is; hij bouwt een vijftig miljoen dollar kostend seminarie, met een kantoor van drie miljoen. En ik denk dat dit een verdienste en een bijdrage is wegens het geloof van één kleine jongen uit Oklahoma voor God.

3 Tommy Osborn was die avond daar toen die maniak naar het podium rende in Portland, Oregon, om mij te doden. En hij zei: "Jij verleider!" Zei: "Jij...!" Noemde mij gewoon van alles. Een grote, zware man. Zo'n vijftig predikers op het podium vluchtten voor hem weg. Hij was een krankzinnige uit het gesticht. Enorm grote armen. Stond daar, ongeveer twee meter lang. Grote, stevige armen. Ik woog maar amper vijfenvijftig kilo. Hij rende naar het podium en zei: "Vanavond ga ik je helemaal middenin die zaal gooien."

4 Ik wist wel beter dan om iets tegen hem te zeggen. En iedereen vloog naar achteren. En ik stond gewoon stil. Probeer niet je eigen gedachten te injecteren; als je dat wel doet, ben je verloren. Ik stond gewoon stil. En ik hoorde mijzelf dit zeggen, dat wil zeggen, de Heilige Geest zei het door mijn lippen.

5 Herinner u, God werkt alleen door mensen. Hij koos de mens. Hij... Hij had het Evangelie kunnen laten prediken door de sterren, of door de bomen, of door de wind, maar Hij koos de mens. Dat is wat Hij altijd heeft gedaan, Hij koos de mens. "Hij openbaart Zijn geheimenissen", en Zijn voorkennis enzovoort, "aan Zijn dienstknechten, de profeten", zei Hij.

6 Nu, die kerel stond maar een paar voet bij mij vandaan, en hij had gedreigd met wat hij zou gaan doen. Hij leek op een Goliath. En toen zei de Heilige Geest: "Omdat je het Woord van God hebt uitgedaagd, zul je vanavond op mijn voeten vallen."

7 Welnu, u kunt zich voorstellen wat een man in zo'n razernij zou denken over een man die ongeveer vijfenvijftig kilo weegt, ten opzichte van een honderdvijfendertig kilo wegende man die als een berg voor je staat, wat hij dacht. Hij zei: "Ik zal je laten zien over wiens voeten ik zal vallen", en hij trok zijn grote vuist naar achteren. Ik bewoog me helemaal niet; stond daar gewoon. En hij liep naar mij toe, helde zo achterover om mij te slaan.

8 En ik hoorde mijzelf – niets wat ik uit mijzelf kon zeggen – zeggen: "Satan, kom uit die man." Niet luider dan dit.

9 En toen trok hij zijn vuist terug; zijn handen gingen de lucht in, zijn ogen puilden helemaal uit, en hij draaide rond en rond. Zijn tong hing naar buiten en kwijl droop uit zijn mond. Hij draaide rond en rond en rond, en viel neer en drukte mijn voeten tegen de vloer.

10 En toen kwamen de politieagenten naar voren, en zij waren naar hem op jacht geweest. Ik heb die twee politiemannen tot Christus geleid, daarachter in de kleedkamer van dit grote auditorium.

11 En ik denk dat we rond de zestig tot honderd van hen binnen hadden, en zo'n dubbel aantal buiten. Het regende dat het goot. Ze stonden met paraplu's op van het begin tot het einde van de straat.

     En hij drukte mij op de vloer. En hij zei: "Is hij dood?"

     Ik zei: "Nee meneer."

     "Wel," zei hij, "is hij genezen?"

12 Ik zei: "Beslist niet. Hij aanbidt die geest, ziet u. En er is geen enkele manier om hem te helpen, tenzij hij dat uit zijn hoofd krijgt." Ik zei: "Maar ik zou willen dat u hem van mijn voeten afrolt zodat ik me kan bewegen." Zie?

13 Tommy Osborn zag dat, en hij ging naar huis en sloot zichzelf drie dagen op in zijn kamer.

14 Hij reed helemaal naar Jeffersonville. En hij kwam daar, een kleine nerveuze man die rondjes om zijn auto liep. Hij zei: "Denkt u dat ik een gave van genezing heb?"

15 Ik zei: "Tommy, je ziet eruit als een voorspoedige jongen, en als iets wat een bijdrage zou kunnen zijn aan het Koninkrijk van God." Ik zei: "Tommy, doe dat niet. Begin niet over die dingen na te denken." Ik zei: "Je weet dat God je geroepen heeft om het Evangelie te prediken. Als Hij je roept om het Evangelie te prediken, dan is Goddelijke genezing daarbij ingesloten." En toen trok hij op met broeder Bosworth.

16 En onlangs stond ik daar en keek naar zijn gebouw, en, o my, met anderhalf miljoen dollars of zoiets wat daarin gestoken was. En ik keek die kant op, en daar stond het gebouw van Oral. Ik stond te wachten. Ik was daar geweest. Oral was zo vriendelijk, en zij allen, om mij rond te leiden. Echt fijne broeders!

17 En ik stond daar en ik dacht: "Bedenk, ik was op het veld voordat zij begonnen. Zij, elk van hen, vertelden je dat ze daar hun inspiratie vandaan kregen." En ik dacht: "Ik zou het vreselijk vinden als zij naar mijn kantoor kwamen." Huh! Ik heb daar één kleine typemachine staan achterin een trailer. Uh-huh. Zie? "Ik zou het vreselijk vinden als zij het zouden zien." En ik dacht: "Here, kijk eens hier, kijk naar dit grote gebouw dat drie miljoen dollar waard is, zoals ze zeggen." En ik stond te denken.

18 Ik keek verder de weg langs en daar stond: "Het toekomstig huis" van Zus-en-zo. "Toekomstig huis".

19 En ik dacht na. Ik zeg dit niet om deze broeders in diskrediet te brengen, maar slechts wat tegen mij werd gezegd. Ik dacht: "Waar is mijn toekomstig huis?" Iets zei: "Kijk omhoog." Dus dat is goed genoeg voor mij. Zolang... Ik zal uitzien naar het mijne daarboven. Ik zeg dus niet dat zij daar ook niet zullen zijn, ziet u, maar dat was slechts om mij te bemoedigen, ziet u.

20 Ik zou niet genoeg verstand hebben om te weten hoe ik met geld en dergelijke moet omgaan. God weet dat ook. En dan, wat als ik zulke grote verplichtingen zou hebben, denkt u dan dat ik hier naar deze plaats zou kunnen komen? Denkt u dat ik een hier een samenkomst van drie dagen zou kunnen houden zoals broeder Roberts die heeft? Want broeder Roberts moet tenminste rond de tienduizend per dag binnen krijgen. Wel, ik zou er vanaf de eerste dag gek van worden, om daar aan te voldoen. Zie? Wel, ik kan hier een samenkomst houden met maar vijf mensen, of twee mensen, of één persoon, of gaan waarheen Hij mij ook zendt. Ik heb niets nodig dan alleen meer van Hem. Dus dat is waarvoor ik wil dat u bidt, dat ik meer van Hem zal hebben, om Hem te kennen. De Here zegene u!

21 Elke menigte nu, bevat drie klassen mensen: gelovigen, schijngelovigen, ongelovigen. In elke menigte heb je dat.

22 Jezus had het in de Zijne, en gisteravond liet ik u zien hoe Hij ze afscheidde door bepaalde dingen te zeggen die Hij nooit uitlegde. Zie? Hij zei nooit waarom ze Zijn lichaam moesten eten, waarom Hij kwam; hoe Hij zou neerdalen als Dezelfde Die omhoog ging. Terwijl deze mensen wisten dat Hij gewoon een mens was en een slechte naam had om mee te beginnen, maar Hij zei dit alleen maar om hun geloof te testen.

23 Deze discipelen gingen nooit weg. Zij konden het niet verklaren. Maar kijk wat Petrus zei: "Here, waarheen zouden wij gaan?" Zie? Zij hadden gezien dat het Woord van God voor die dag, dat voor toen was beloofd, werd betuigd. Ze zeiden: "Wij weten dat dát de bron is."

24 Kijk naar de Sunamitische vrouw – op dezelfde wijze – toen zij de kleine jongen terugkreeg door de zegen van Elia. Ze zei: "Zadel mij een muildier, en stop niet totdat ik het je zeggen zal." Zie? En zij ging naar de man van God. En hij wist het niet. Maar zij wist dat als God die profeet tegen haar kon laten zeggen dat zij een zoon zou krijgen, zij erachter kon komen waarom God haar zoon had weggenomen. En zij was vastberaden om dat te doen. En u herinnert zich, dat zij bij haar geloof bleef totdat ze had uitgevonden wat de... wat de oorzaak was. En Elia ging, zonder zelfs te weten wat hij moest doen, liep op de vloer heen-en-weer; legde zijn lichaam op het kind en het werd levend.

25 Ziet u, het is omdat mensen geloven. Zij... ze kunnen het niet verklaren. Niemand kan God verklaren. Maar als u God iets ziet doen in Zijn Woord, iets wat Hij beloofde dat Hij zou doen!

26 Kijk eens naar deze dronken Romeinse soldaten in die dag vlak voordat de kruisiging plaatsvond. Zetten Hem daar neer, en sloegen Hem in Zijn gezicht en op Zijn wangen, en al die dingen, zeggend: "Nu, als Je een profeet bent, vertel ons wie Je geslagen heeft." Hij wist wie Hem geslagen had, maar Hij hoefde geen clown te spelen. Zie? Hij deed slechts...

27 Hij zei: "Voorwaar, voorwaar..." Johannes 5:19, luister nu. "Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u, de Zoon kan niets van Zichzelf doen; tenzij Hij de Vader dat ziet doen, doet de Zoon dat desgelijks." Daarom heeft Hij nooit één wonder verricht totdat God Hem door een visioen liet zien wat Hij moest doen, overeenkomstig Zijn eigen woorden. "De Zoon kan niets van Zichzelf doen," niet wat Hij hoort, "maar wat Hij de Vader ziet doen, dat doet de Zoon."

28 Geen profeet, geen ziener in de Bijbel, heeft ooit iets zomaar gedaan. God laat het eerst zien. Dus geen menselijke vlees, zelfs niet het vlees van Jezus Zelf, komt de eer toe. Het is alles in God. God is het Die het toont, het laat zien, wij voeren het slechts uit zoals Hij het ons toont en ons vertelt. Ieder van ons doet dit.

29 Dus moge de Here u nu zegenen. En ik ga u deze middag opnieuw vragen, terwijl wij het Woord lezen... En u bent zulke fijne mensen, ik zou gewoon kunnen staan en tegen u blijven praten en praten.

30 Maar ik wil opnieuw zeggen, dat ik de Boodschap die God mij gegeven heeft tekort doe als ik alleen maar hierheen kom... We hadden vijf diensten willen hebben, maar ik geloof dat we het auditorium niet konden krijgen, daarom moesten we het beperken tot vier; hier drie avonden en dan een genezingsdienst. Waardoor u, zie, niet eens de eerste benaderingen kent. Daarom zou ik graag op een dag – zo God wil, en met de hulp van God en de medewerking van u fijne mensen – terug willen komen, en al mijn broeders, zij allemaal, bijeen willen brengen. Wij, dit klinkt misschien wat eigenaardig, maar: "Komt en laat ons tezamen richten", sprak de Here. Laten we tot die tijd afwachten. Als het mij niet lukt om dit te doen, onthoud, wanneer ik u zal weerzien aan de andere zijde van de Rivier, dan zal God opnieuw getuigen dat dit de Waarheid is die ik u vertel. Het is Zijn Woord.

31 Zou ik geen huichelaar zijn, wat een... Wat zou ik in petto hebben? Ik heb een vrouw en een paar kinderen thuis, huilend aan de telefoon een tijdje geleden: "Waarom komt u niet naar huis?" Zie? Maar er zijn andere kinderen die ziek en behoeftig zijn. Er zijn andermans vrouwen en mannen die redding nodig hebben. Ik kan dat niet doen als ik verwacht om de Rivier over te steken. Zie? Daar zal ik neerzitten en een poosje uitrusten. Tot die tijd, ik word oud, en ik kan niet... ik kan me niet hetzelfde voelen als toen ik voor het eerst begon, vele jaren geleden, maar ik ga hoe dan ook. Ga hoe dan ook, omdat dit de laatste gelegenheid is waarin ik in staat zal zijn om het te doen, dat is in dit leven. Het andere leven vereist dit niet.

32 Laten we nu gaan staan uit respect voor Zijn Woord, terwijl we Markus het zestiende hoofdstuk opslaan. En ik begin te lezen vanaf het negende vers. Luister aandachtig als u wilt.

33 Dit is de afsluitende boodschap. Dit is vandaag de afsluitende boodschap voor dit deel van de campagne hier. En dit wat ik ga lezen, zijn de afsluitende woorden, de laatste dingen die Jezus zei tot Zijn gemeente voordat Hij wegging, de laatste woorden direct na de opstanding.

34 Het zestiende hoofdstuk van Markus. Ik ga beginnen met het negende vers.

     En toen Jezus opgestaan was, des morgens vroeg, op de eerste dag der week, verscheen Hij eerst aan Maria Magdalena, uit wie Hij zeven duivelen uitgeworpen had.
     Deze, heengaande, boodschapte het hun, die met Hem geweest waren, die treurden en weenden.
     En toen dezen hoorden, dat Hij leefde,...

35 Bedenk dat slechts: "Toen zij hoorden dat Hij leefde." O my! Ik hoop dat wij vandaag hetzelfde kunnen horen, en weten dat Hij leeft. Uh-huh.

     ... hoorden, dat Hij leefde, en van haar gezien was, geloofden zij het niet.
      Na dezen is Hij geopenbaard... (aan de anderen) in een andere gedaante, aan twee van hen, daar zij wandelden, en in het veld gingen.

     Dat waren Kleopas en zijn vriend, die naar Emmaüs gingen.

     Dezen, ook heengaande, boodschapten het aan de anderen; maar zij geloofden ook die niet.
     Daarna is Hij geopenbaard aan de elven, daar zij aanzaten, en verweet hun hun ongelovigheid en hardheid des harten, omdat zij niet geloofd hadden, die Hem gezien hadden, nadat Hij opgestaan was. Ik vraag mij af of Hij hetzelfde nu met ons zou doen. Zie?
     Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen.
     Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden.
     En hen, die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken.
     Slangen zullen zij opnemen; en al is het, dat zij iets dodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden.
     De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in de hemel, en is gezeten aan de rechterhand Gods.
     En zij, uitgegaan zijnde, predikten overal, en de Heere werkte mee, en bevestigde het Woord door tekenen, die daarop volgden. Amen.

36 Nu, mijn tekst deze middag ga ik hieruit nemen: Een rechtszitting.

     Laten we nu onze hoofden buigen.

37 Onze genadige hemelse Vader. We vragen U nu om Uw Woord te nemen; en als we vanmiddag deze rechtszaak van Uw Woord naar voren brengen, bidden wij dat wij de tegenwoordigheid van de opgestane Jezus zullen bespeuren, en mogen wij niet zo traag zijn. En zoals U zei tegen dezen, toen U met hen sprak onderweg naar Emmaüs, hoe U tot hen sprak en hun vertelde dat zij waren... "Waar waren zij bezorgd over? Waar waren zij zo droevig over?"

38 En ze zeiden: "U moet een vreemdeling zijn." En Hij zei tegen hen... "Jezus van Nazareth, Die werkelijk een profeet was..."

39 En toen zij U aanspraken als een profeet, was het niet meer dan betamelijk dat U naar het Woord zou gaan, zijnde een profeet, want het Woord komt tot de profeet. Toen keerde U Zich tot hen en zei: "Onverstandigen en tragen van hart om te geloven, om niet te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben betreffende Christus, hoe Hij al deze dingen moest lijden waarover u gesproken hebt, om dan in te gaan in Zijn heerlijkheid." En beginnende van het Oude Testament, helemaal terug tot het begin, legde Hij hun alles uit wat de profeten over Hemzelf hadden gezegd. Maar toen verstonden zij het nog steeds niet.

40 Maar eenmaal binnen in het gebouw met de deuren gesloten, deed U iets precies op de manier waarop U het had gedaan voordat U werd gekruisigd, en toen werden hun ogen geopend. U verdween snel uit hun gezicht. En zij renden en vertelden dit aan hen die aan de maaltijd zaten, het avondeten. En U verweet hun hun ongeloof toen U binnen de muren verscheen, en vertelde hun dat zij U hadden moeten geloven, en over de hardheid van hun hart.

41 En wat verheugden deze discipelen zich, omdat U bekend werd gemaakt, omdat U iets deed op dezelfde wijze als waarop U het voor Uw kruisiging had gedaan. Zij wisten dat U het was, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig.

42 O God, alstublieft, doe het vandaag opnieuw. Kom in ons midden. En U beloofde deze dingen voor de laatste dagen. En mogen onze harten niet zo dof zijn geworden door de moderne theologie en de dingen van de wereld dat wij falen U te zien. Open ons begrip, ogen, want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

     U mag gaan zitten.

43 Nu, ik vertrouw dat de verschijning van Zijn betuigde opstanding deze week, hoe weinig we ook gezien hebben, hetgeen u in dit stadium kon zien omdat het uw eerste keer is, waardoor u een klein beetje sceptisch zou kunnen zijn, omdat het enige wat u ziet slechts het mindere gedeelte is. Maar het heeft nooit één keer gefaald in de tientallen duizenden keer duizenden keren. Het heeft nooit gefaald. Hoeveel hier zijn daar getuigen van, steek uw hand op, die zijn geweest... Zie? Nooit, het maakt niet uit in welke natie, waar, plaats, er is nooit iets gezegd dat zou gebeuren, of het gebeurde precies op die wijze. Dus, niets kan zo accuraat zijn dan God alleen. Zie? Absoluut.

44 Maar, natuurlijk, het moet een beetje dubieus lijken. Het moet zo zijn. Zo zag het eruit in Zijn dag, enzovoort. Zelfs Zijn geboorte, en al het andere, leken dubieus. God doet dat slechts om het geloof van Zijn volk te testen.

45 Nu, vanmiddag dacht ik dat het niet meer dan juist zou zijn... En nadat Hij aan ons verscheen en door het gebouw ging en de gedachten van het hart openbaarde... En ik heb slechts drie of vier kleine Schriftgedeelten gebruikt voor u.

46 En God weet dat alle Schriftgedeelten samenstemmen. Er is in geen enkele ook maar één foutje. Niet één spreekt de ander tegen. Nu, er zijn mensen die beweren van wel. Ik heb een jaarsalaris aangeboden aan iedereen die mij kan aantonen waar het Woord zichzelf tegenspreekt. Het spreekt zichzelf niet tegen. Als dit het wel zou doen, zou het voor mij waardeloos zijn. Het moet precies de Waarheid zijn.

47 Nu, God zal de wereld ergens door gaan oordelen. Als Hij haar oordeelt door de kerk, welke kerk dan? Want de ene verschilt van de andere. Maar Hij zal haar oordelen door Jezus Christus. De Bijbel zegt het. En Christus is het Woord. "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God." Hij oordeelde haar in de dagen van Noach, en Hij oordeelde haar in de dagen van Mozes. Hij oordeelde haar in elke tijd en in Zijn tijd, en zelfs tot op de dag van vandaag door hetzelfde beloofde Woord voor dat tijdperk. Of wij het geloven of niet geloven, Hij is verantwoordelijk om Zijn Woord juist te maken. Weet u, in Mattheüs 12, daar staat dat...

48 "Hoewel Hij zoveel dingen heeft gedaan, konden de mensen toch niet geloven. Omdat Jesaja zegt: 'Zij hebben harten, maar kunnen niet verstaan; ogen, maar kunnen niet zien; oren, maar kunnen niet horen.'" Dit moest vervuld worden.

49 En zo moet dit vervuld worden: "Zij zullen laatdunkend, hovaardig zijn, liefhebbers der wellusten meer dan liefhebbers Gods, lasteraars, roekeloos, en verachters van degenen die goed zijn. Hebbende een vorm van godzaligheid en de kracht daarvan verloochenen, de kracht van God waarvan zij de vorm hebben." Wat een jammerlijk iets! Wat als u dit was? Denk aan een man of vrouw die dat niet kan geloven. Wat als u dat was? Denk daar gewoon eens aan. Het is om te betreuren, niet om te honen, maar om te betreuren. Het is absoluut de Waarheid. Let nu op.

50 Vandaag ga ik oproepen wat wij zouden noemen... voor een paar ogenblikken nu, voordat we voor de zieken bidden. En we gaan proberen om hier binnen de komende veertig minuten weer uit te zijn, als het mogelijk is, maar ik wil eerst een kleine rechtszitting houden.

51 En nu speelt de zaak zich vandaag af in deze rechtszitting. Als u nu even aandachtig luistert, en in het achterhoofd wilt houden wat ik probeer te zeggen. Het zal niet zo lang duren. De zaak is: "Het Woord van Gods belofte tegenover de wereld." Nu, een zaak kan niet worden aangespannen tenzij die een bepaalde reden heeft. U moet de zaak voorleggen. En de zaak die aangespannen zal worden in deze rechtszaal vanmiddag... Nu wil ik dat u, een ieder van u, ik draag u op om te luisteren naar deze zaak. Nu, de zaak is: "Het Woord van Gods beloften tegenover de wereld"; de zaak.

52 En de reden van de aanklacht is: "Het breken van een belofte." Kunt u mij goed horen? Steek uw handen op als u het nu overal rondom goed kunt horen. De aanklacht is: "Het breken van een belofte. God deed een belofte en heeft Zich er niet aan gehouden." Gods Woord deed een belofte, daarom wordt Hij... wordt Hij voor de rechter gedaagd. "Beloftebreuk."

53 Nu, de openbare aanklager vertegenwoordigt altijd de staat, als ik het gerechtshof goed begrijp. Dus de openbare aanklager vertegenwoordigt in dit geval de wereld, en de openbare aanklager is Satan. Hij vertegenwoordigt de wereld omdat de wereld aan hem behoort. En hij vertegenwoordigt de wereld en hij is hun openbare aanklager.

54 De Gedaagde in deze zaak is de almachtige God, de Gedaagde.

55 En nu heeft de gedaagde altijd een verdedigende getuige. En de verdedigende Getuige in deze zaak is de Heilige Geest. En nu gaan wij...

56 En de openbare aanklager heeft ook een paar getuigen in de zaak, en ik zal ze benoemen. En één van hen is meneer Ongeloof, de volgende is meneer Sceptisch, en een volgende is meneer Ongeduld. Zij zijn degenen die proberen het oordeel uitgesproken te krijgen tegen God.

57 Nu hebben we de... al de betrokkenen worden nu binnengeroepen. En wij zijn aan het hof, daarom kunnen we de rechtszaak laten beginnen. Goed. De orde is... het hof wordt opgeroepen om te wijzigen... om te beginnen.

58 De openbare aanklager zal nu zijn eerste getuige roepen om een getuigenis af te leggen. En zijn eerste getuige die moet opstaan is meneer Ongeloof.

59 En zijn klacht is dat Gods Woord van belofte niet helemaal waar is. Dat is zijn klacht; van de eerste getuige. Hij beweert dat hij een gelovige is – hoewel hij het niet is – maar hij beweert dat hij het wel is. En hij beweert dat hij een tijdje geleden naar een samenkomst ging, een zogenoemde Heilige Geest bijeenkomst, waar de mensen elkaar de handen oplegden, en hun schriftuurlijke rechten om dit te doen uit Markus 16 haalden, waar ik zojuist uit heb gelezen. "Zij zullen hun handen leggen op de zieken en zij zullen genezen."

60 Meneer Ongeloof getuigt en zegt: "Mij werden overeenkomstig dit de handen opgelegd door deze, wat een met de Heilige Geest vervulde prediker genoemd werd, die mij de handen oplegde overeenkomstig Markus 16, de belofte die God heeft gedaan. En de man zei dat hij een gelovige was. En velen beweerden genezen te zijn. En hij legde zijn handen op mij, en dat is nu twee maanden geleden en er is niets gebeurd. Daarom is de belofte niet waar." Goed. Wij vragen meneer Ongeloof om weer te gaan zitten.

     De openbare aanklager, Satan, roept zijn volgende getuige op.

61 De volgende getuige die opstaat, is meneer Sceptisch. Nu getuigt hij. Hij zei: "Ik ging naar een gemeente. Ik was ziek, en ik ging naar een gemeente die een godvrezende voorganger zou hebben, die geloof had in Gods Woord. En hij had een kruikje met olie dat op zijn lessenaar stond. En al zijn mensen die daar kwamen die gebed wilden, zalfde hij met olie, terwijl hij de belofte voorlas uit Gods Woord in Jakobus 5:14."

62 Hij las het Woord en zei: "'Als iemand ziek onder u is, laat hij de ouderlingen der gemeente tot zich roepen, dat zij hem zalven met olie en over hem bidden, en het gebed des geloofs zal de zieke behouden, en de Here zal hem oprichten, en zo hij zonden gedaan zal hebben, het zal hem vergeven worden.' En nu", zei hij, "liet ik deze voorganger, over wie ik getuigenissen had gehoord van anderen, mij zalven met olie, terwijl het Schriftgedeelte aan mij werd voorgelezen uit Gods belofte. En dat is nu meer dan een maand geleden, en ik ben nog steeds even ziek als dat ik was toen hij mij zalfde." Daarom, dat is zijn klacht. Laat meneer Sceptisch gaan zitten.

63 De openbare aanklager, Satan, roept zijn volgende getuige op. Zijn volgende getuige is meneer Ongeduld. Dat is een echte schurk. Zie? Mijn verontschuldiging voor deze uitdrukking. Zie? Hij maakt je gewoon zo nerveus dat je niet meer weet wat je aan het doen bent. Zie?

64 Meneer Ongeduld beweert dat hij op een dag, terwijl hij de Bijbel las... Dezen beweren nu allemaal dat ze gelovigen zijn. En zij... Hij beweert dat hij de Bijbel aan het lezen was, en hij kwam bij de passage van Markus 11:22 en 23, waar Jezus Zelf de belofte deed: "Als u tot deze berg zult zeggen: 'Word opgeheven', en niet twijfelt in uw hart, maar gelooft dat wat u zegt, geschieden zal, kunt u ontvangen wat u hebt gezegd." En opnieuw zegt Hij: "Als u... wanneer u bidt, geloof dat u zult ontvangen wat u vraagt." Nu zegt hij: "Ik ben kreupel aan mijn voeten, verlamd in mijn voeten, gedurende ongeveer dertig jaar. En ik heb vijf jaar geleden die belofte aangenomen, en er is niets gebeurd sinds die tijd. Ik ben nog steeds net zo kreupel als altijd." Nu, nu de openba-... Dan treedt hij terug.

65 Nu moet de openbare aanklager de zaak als het ware goed laten uitkomen. Daarom zegt de openbare aanklager, die Satan is, tegen het publiek (zie): "Deze mensen beweren gelovigen te zijn. En God wordt niet gerechtvaardigd door zulke onbezonnen beloften in Zijn Woord te zetten, als Hij deze niet bekrachtigt." Zie, hij klaagt God aan. "Hij heeft deze beloften in Zijn Woord gezet voor Zijn gelovige kinderen. En Zijn gelovige kinderen zijn hier naar voren gestapt, en getuigen dat zij deze aanspraak hebben aangenomen die Hij in Zijn Woord heeft geplaatst, dat het de waarheid is, en zij hebben er helemaal geen resultaten van."

66 Daarom klaagt hij God aan, proberend om deze zaak tegen Hem te krijgen, om te zeggen dat God iets in Zijn Woord heeft gezet voor zijn gelovige kinderen, en niet staat achter hetgeen Hij heeft beloofd. Ook beweert hij dat Hij onrechtvaardig is om zo'n belofte te doen aan mensen, aan Zijn gelovige kinderen, terwijl Hij niet in staat is om te bekrachtigen wat Hij zei dat Hij zou doen. Nu, de openbare aanklager legt hier een moeilijke zaak voor aan de verdediger. "Hij is niet in staat om het te bekrachtigen, omdat we hier getuigen hebben die beweren dat Hij niet achter Zijn Woord staat hetgeen Hij heeft beloofd."

67 "Niettemin", spreekt de openbare aanklager verder. De openbare aanklager, die Satan is, zegt: "Niettemin belooft God dat alle dingen mogelijk zijn voor gelovigen. God zegt dat in Zijn Woord." De openbare aanklager is nu zijn zaak aan het afsluiten, ziet u. Hij denkt dat hij de zaak gewonnen heeft omdat de drie getuigen die het getuigenis gaven, het gaven aan de hand van de Schrift, en de Schrift juist hebben geciteerd, en hoe zij het allemaal hebben gedaan. En nu maakt de openbare aanklager het vast met deze kleine plaatsen, dat "God beloofde dat alle dingen mogelijk zijn voor degenen die geloven."

68 Niettemin spreekt de openbare aanklager, Satan, opnieuw, en zegt: "God belooft levend te zijn nadat Hij was gekruisigd. Belooft, Hij belooft dat Hij nog leeft. En ook belooft Hij in Zijn Schrift, Hebreeën 13:8, dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig. En Hij is niet in staat om te ondersteunen of te bekrachtigen wat Hij belooft." Hij nagelt het heel vast, zodat er geen kans is om eronderuit te komen. "Hij is niet in staat om het te doen. God kan Zijn Woord niet houden", anders gezegd. "Hij beweert dat Hij leeft na de dood."

69 "Hij beweert ook, in Johannes 14:12: 'Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe zal hij evenzo doen.' Hij is niet in staat geweest dit te ondersteunen. Hij zei ook in de Schriften: 'Nog een kleine tijd en de wereld zal Mij niet meer zien, doch gij zult Mij zien. Want omdat Ik leef, zult gij ook leven.'"

70 "Let opnieuw op. Hij beweert in Markus het zeventiende hoofdstuk, sprekend over de dagen van Sodom, waarin wij nu leven, dat, zoals het was in de dagen van Sodom... dat het toneel van de wereld in dezelfde toestand zou zijn. En dat God zou neerkomen als het Woord dat hier op aarde gemanifesteerd wordt in vlees, en in staat zou zijn precies dezelfde dingen te doen die God deed, Die een man was in menselijke vorm, Die door Abraham 'Elohim' werd genoemd. En Jezus zei dat wanneer de Zoon des mensen wordt geopenbaard in de laatste dagen, Hij Zichzelf zou openbaren op dezelfde wijze als in de dagen van Lot, in eenzelfde tafereel."

71 "Hij belooft eveneens dat Hij met ons zou zijn, zelfs in ons, tot de voleinding, of het einde der wereld. En Hij beweert eveneens: 'Zowel hemelen als aarde zullen voorbijgaan, maar Zijn Woord zal nimmer voorbijgaan.'"

72 Nu denk ik dat de openbare aanklager denkt dat hij zijn zaak behoorlijk goed heeft afgerond. Hij heeft getuigen gehad om te bewijzen dat dit Woord niet de Waarheid is.

73 Nu bent u vanmiddag zowel rechter als jury. U, uw verstand is de jury. En uw handelingen zijn de rechter. U, u bent precies wat uw uitspraak als jury is. U zult handelen overeenkomstig uw uitspraak. Zie? U zult dat moeten doen, want uw handelingen spreken luider dan uw woorden. Zie? Dat is juist. Je kunt iets zeggen, maar als je het niet meent, kun je het niet uitvoeren. Zie? Uw handelingen zullen luider spreken dan uw woorden. Let op.

74 Laat nu de openbare aanklager omlaag stappen. Hij heeft zijn getuigen gehad, en zij hebben getuigd. En de openbare aanklager heeft het Woord hier naar voren gebracht en het precies zo afgerond als hij het wil. Want hij denkt dat hij de zaak nu volledig heeft afgerond, dus laat nu de openbare aanklager en zijn getuigen van de tribune afstappen.

75 Nu zullen we de verdedigende Getuige naar voren roepen, de Heilige Geest. Weet u, als er een gedaagde is, dan moet er een verdedigende getuige zijn. Dus roepen we de verdedigende Getuige om de gedaagde te verdedigen, de Heilige Geest.

76 Het eerste wat de Heilige Geest zegt wanneer Hij naar voren stapt, is dit. Hij wil de aanklager onder de aandacht brengen – degene die probeert de zaak die is aangeklaagd gerechtelijk te onderzoeken – dat de aanklager het Woord onjuist heeft uitgelegd aan de mensen, precies zoals hij deed bij het eerste menselijk wezen, Eva, in de hof van Eden. Hij heeft het Woord verkeerd uitgelegd aan de mensen. En de Heilige Geest, de verdedigende Getuige, vestigt de aandacht hierop.

77 Let op, hij zei dat de aanklager heeft gezegd dat deze beloften voor gelovigen zijn. En dat gelovigen de enigen zijn voor wie de belofte geldt, niet voor ongelovigen en sceptici. De verdedigende Getuige beweert dat God expliciet heeft gezegd dat het voor gelovigen was; en vestigt de aandacht erop dat ieder die getuigde in protest tegen het Woord toegaf dat anderen beweerden genezen te zijn. Zie? Dus dat werpt hem er nu meteen al uit, zie, maar laten we nog even een poosje verdergaan met de zaak.

78 En de verdedigende Getuige zou moeten weten of zij gelovigen zijn of niet omdat Hij Degene is Die het Woord levend maakt. Hij weet of zij geloven of niet. Denkt u niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hij zou het moeten weten. Hij weet of zij gelovigen zijn of niet, want Hij is de Enige Die leven kan plaatsen in het Woord. Zou hier mijn lichaam staan zonder een geest, dan zou ik dood zijn; maar alleen leven kan dit lichaam levend maken om te bewegen. En het is alleen de Heilige Geest Die het Woord kan levend maken. En Hij is de Enige Die het in werking kan zetten, en Hij zou moeten weten of zij gelovigen zijn of niet. En tegen hun eigen getuigenis dat zij gaven: "Anderen beweerden genezen te zijn, en anderen beweerden deze dingen te zien", maar zij niet. Nu, kijk, zijn getuige is al afgekeurd.

79 Maar, nu, Hij maakt het Woord levend. En opnieuw wil Hij de aandacht vestigen op het woord van de aanklager, of de aanklachten die zijn ingediend. "Hij heeft nooit een bepaalde tijd vastgesteld voor deze genezing. Hij zei: 'Het gebed des geloofs zal de zieken behouden. God zal hen oprichten.' Hij zei: 'Zij zullen handen leggen op de zieken.' En Hij zei niet dat zij meteen zouden opspringen en genezen zijn. Hij zei: 'Zij zullen gezond worden, als zij geloofden.' Kijk, zij citeren het Woord verkeerd! Zie?"

80 Ik denk dat we een goede verdedigende Getuige hebben. Nu, daar, Hij zou moeten weten of zij geloofden of niet. Hij kon dat zeggen. En Hij corrigeert zeker het Schriftgedeelte hier, omdat de verdedigende Getuige dat altijd deed, in Bijbelse termen. Het Woord corrigeert zichzelf altijd.

81 En we ontdekken dat Hij zei: "Satan heeft het Woord verkeerd geciteerd voor die ongelovige, en de ongelovige wist niet beter. Maar degene die het geloofde, wist precies wat er stond en hield daaraan vast." Zie? Zie? Wat hun beweringen waren, konden ze niet bewijzen. Maar zij eisten het op voor zichzelf, en zij hadden het.

82 Zoals wij het opeisen om gered te zijn. Zij zeggen: "Nu, toon mij hoe u gered bent." Mijn leven bewijst dat ik gered ben. De manier waarop ik handel, bewijst of ik gered ben of niet. Het maakt niet uit hoeveel ik er hier over getuig, u zult weten aan hoe ik leef of ik gered ben of niet.

83 Hetzelfde is het bij genezing. Als u het accepteert en het gelooft, gaat u er overeenkomstig naar handelen. Er zal zo'n verandering in u komen! Er is niets wat het uit uw gedachten kan halen, net zomin als uw redding. Het is Gods Woord. U moet het op dezelfde basis accepteren.

84 "Door geloof bent u gered." Jezus zei tegen de vrouw die Zijn kleed aanraakte, Hij zei: "Uw geloof heeft u gered." [Nederlands: behouden – Vert] Nu, ik ben bij lange na geen geleerde, maar ik heb een paar woorden voor u opgezocht. Nu, dat woord daar komt van het Griekse woord sozo, hetgeen 'gered' betekent, en het staat zowel voor 'lichamelijk gered' als 'geestelijk gered'. "U bent gered, sozo." Hij redde haar van een voortijdig graf, evenals Hij u redt van de hel. Sozo, hetzelfde Griekse woord is gebruikt. Let op: "Uw geloof heeft sozo, heeft u gered van de ziekte die u had." Let op, elke keer hetzelfde woord.

85 "Opnieuw wordt de aandacht gevraagd, de aanklager heeft het Woord fout geciteerd, en God heeft nooit gezegd dat zij direct zouden opspringen zodra er handen op hen gelegd werden. Maar Hij zei: 'Zij die geloven, zullen gezond worden.' Dat wil zeggen, als hij gelooft! Het is alleen voor gelovigen."

86 En opnieuw wil de verdedigende Getuige vanmiddag de aandacht van het gerechtshof vestigen op het feit dat God zei dat Zijn Woord een zaad was. "Het Woord is een zaad dat een zaaier zaaide." Als deze grond... het zaad in de juiste soort grond valt, dat voldoende vruchtbaarheid in zich heeft om dit zaad tot leven te laten komen, het levend te maken, dan zal het leven.

87 Nu, wanneer een man een zaad plant... Als u een boer bent, of als u iets afweet van het planten van zaad; als u vandaag een zaad plant, laten we zeggen een bepaald soort graan, en u plant het in uw tuin. En morgenochtend gaat u naar buiten en graaft het op, bekijkt het en zegt: "Wel, het is niet veranderd." U plant het opnieuw. En de volgende dag gaat u terug, kijkt ernaar en zegt: "Het is niet veranderd." Het zal nooit opkomen. Het kan het niet. Toen u het opgroef, heeft u op dat moment het beeld bedorven. U moet het aan de aarde overgeven en dan is het aan de aarde om de rest te doen.

88 En elke keer dat u naar uw symptomen kijkt, erover getuigt, erover klaagt, kan God u nooit genezen. Geef het over aan God en geloof Zijn Woord. Hij zal het laten gebeuren. Of het nu aan het ontspruiten is, of wat het ook aan het doen is, u maakt zich er geen zorgen om. God heeft het beloofd, en potentieel heeft u uw genezing op het moment dat u het accepteert. Het is in zaadvorm.

89 Als ik u zou vragen om een eikenboom en u gaf mij een eikel, dan heb ik potentieel een eikenboom. En als ik u zou vragen om een korenaar, en u gaf mij een graankorrel, dan heb ik potentieel een korenaar. Dan geef ik het over aan de grond, en bewater het, en houd alle onkruid erbij vandaan, hetgeen de kracht uit de grond eromheen zou wegtrekken, houd het onkruid eruit. Dan zal het automatisch groeien, want het is overgegeven, en het is een kiemkrachtig zaad. Nu, als het zaad niet kiemkrachtig is, zal het dat niet. Maar als het zaad een kiem van leven in zich heeft, zal er niets zijn dat de groei kan belemmeren.

90 Iemand zei: "Wat denkt u van de wederopstanding?"

91 Ga hier naar buiten in de winter, giet een plaat beton in uw tuin, en waar is uw gras het dichtst volgend jaar als het voorjaar komt? Langs de rand van het pad. Kijk, wanneer dat zonlicht komt en de wereld weer opnieuw in haar positie met de zon terechtgekomen is, dan is er geen enkele manier om het te verbergen. Leven vindt zijn weg. Het kronkelt zijn weg onder dat beton door, enzovoort, en komt precies uit bij de rand van het pad, en steekt zijn kop omhoog in lofprijs voor de almachtige God. De zon, z-o-n, beheerst al het botanisch leven.

92 En de Z-o-o-n beheerst al het eeuwige leven. Want Hij en Hij alleen bezit eeuwig leven. U kunt het niet verbergen! Er moet een wederopstanding zijn. Het maakt niet uit waar u bent, u komt hoe dan ook.

93 En u zult genezen moeten worden als u het gelooft en aanvaardt. Het is een zaad dat een zaaier zaaide en het viel in de grond. En als het opkomt... Een deel viel op rotsen, weet u, het had geen wortels; een deel viel in doornen en teleurstellingen, en die verstikten het. Maar een deel kwam terecht waar geen onkruid en doornen en rotsen waren.

94 Nu hangt het ervan af wat u... Als u een ongelovige naar uw huis laat komen, of u laat een of ander ongelovig persoon u vertellen: "Wel, dat spul daar, zoiets bestaat niet", dan laat u onkruid binnenkomen. Weiger dat!

95 Zeg: "God zei het! Dat stelt het vast. Ik ben genezen omdat ik het geloof in mijn hart." En als dat geloof daar ligt, en al het ongeloof erbij vandaan is gehaald, dan moet het naar voren komen. Dat is juist.

96 Nu, de verdedigende Getuige wil een paar getuigen naar het podium roepen. Hebben we tijd om dat te doen? De verdedigende Getuige wenst nu een getuige op te roepen, Zijn getuigen, zoals de openbare aanklager zijn getuige opriep. De verdedigende Getuige zal eerst de profeet Noach oproepen en hem laten getuigen. "Noach, wat heeft u er vanmiddag over te zeggen?"

97 Hij zei: "Ik leefde eens in een wetenschappelijk tijdperk, de wetenschap van dit tijdperk ver voorbij. Het had nog nooit geregend op aarde. God bewaterde de aarde door het plantenleven, enzovoort, door bronnen die onder de grond waren. Maar op een dag kwam God naar mij toe en vertelde mij dat er water zou gaan regenen uit de lucht. Ik gaf mijn boodschap. En Hij vertelde mij een ark te gaan bouwen. Dat deed ik, en ik zei dat er water zou gaan regenen uit de lucht."

98 "En meneer Ongeloof, meneer Sceptisch en al die makkers die daar zaten, bespotten mij en lachten mij uit omdat ik in zo'n wonder geloofde, omdat de wetenschap had bewezen dat daarboven geen water was. Zij konden raketten naar de maan schieten; zij konden raketten naar de sterren schieten. Zij konden dat soort dingen doen; zij bouwden toen dingen die wij vandaag niet kunnen bouwen, waardoor ze wetenschappelijk bewezen dat daarboven helemaal geen regen was."

99 Maar Noach zei: "God had mij verteld dat het zou gaan regenen. En ik geloofde dat als God het zei, Hij in staat is om daarboven water te plaatsen, daarom hamerde ik erop los." Meneer... meneer Ongeloof bespotte mij, meneer Sceptisch betwijfelde mij. Meneer Ongeduld! Ik hamerde met volle kracht verder totdat ik de ark had gebouwd. Elke dag kwamen ze langs en zeiden: "Wel, ik veronderstel dat het vandaag zal gaan regenen? Ha-ha-ha!"

100 Kijk, hetzelfde als: "Ik dacht dat je gezond zou zijn. Ik dacht dat je gezond zou worden."

101 "Waar is de regen dan? Weet je, tenslotte, profeet Noach – wat je verondersteld wordt te zijn – je zei dat zelf." Nu, bedenk, zij zijn niet... Dat zijn mensen die doen alsof zij gelovigen zijn. Nee, meneer Ongeloof en meneer Sceptisch en diegenen doen zich als gelovigen voor. "Wel, profeet Noach, we hebben altijd al geweten dat je een valse profeet was, omdat je dwaze ideeën hebt die niet overeenstemmen met de wetenschap. Het stemt niet overeen met de moderne trend. Kijk, jij, je stemt niet overeen met onze voorgangers. Er is iets verkeerd. We weten dat je niet werkelijk een profeet bent. Maar je zei dat het zou gaan regenen, dat was een maand geleden, en nog steeds geen regen."

102 Twee jaren gingen voorbij. "Hé, hé, profeet! Ik dacht dat je zei dat God het had gezegd?"

     "Hij heeft het gezegd."

     "Wel, er zijn twee jaren voorbijgegaan!"

103 Vijf jaar, twintig jaar, vijftig jaar, de ark is voltooid. Noach zat in de deur. Hier komen meneer Spotter, meneer Ongeloof, meneer Sceptisch, meneer Ongeduld: "Welnu, waar is de regen?"

104 "God zei dat het zou gaan regenen. Hij zei niet wanneer! Hij zei: 'Het zou gaan regenen.' Hij zei niet wanneer. Hij zei alleen: 'Het zal gaan regenen. Zorg voor een ark. U zult er veilig in zijn. Het zal gaan regenen.' Hij zei niet wanneer het zou gaan regenen. Hij zei: 'Het zal gaan regenen', en ik bouwde de ark."

105 "Wel, het lijkt mij, dat als jij de ark hebt gebouwd en jouw deel hebt gedaan, God Zijn deel zal doen."

106 "Dat zal Hij ook, maar Hij zei niet wanneer Hij het zou doen. Hij zei slechts dat het gaat gebeuren. 'Het zal gaan regenen.'"

107 Dan ontdekken we dat hij vervolgens zei: "Jaren gingen voorbij, tot honderdnegentien jaar toe, en het was nog maar ongeveer zeven dagen totdat het honderdtwintig jaar zou zijn. Meneer Ongeloof, meneer Spotter, al deze anderen, meneer Sceptisch beter gezegd, en meneer Ongeduld staken allemaal de draak met mij en van alles, en zeiden dat ik gek was om een dergelijke onbezonnen belofte te geloven. Want als God mij dat beloofd had, dan had Hij mij iets verteld wat niet waar was, en Hij was niet in staat om te volvoeren wat Hij had gezegd. Maar ik geloofde God en hield vast. Daar hebt u het. Ik geloofde Hem. Ik hield vast."

108 "En, weet u, op een dag kwamen zij langs om mij uit te lachen, en de deur was gesloten. Ze zeiden: 'Wel, ik veronderstel dat die oude fanaticus eruit is gegaan en de deur heeft gesloten.' Maar ik hoorde hen wel. Maar ik vertelde hun: 'God sloot de deur. Ongetwijfeld zal de regen vandaag vallen! Dat zal het zijn.'"

109 "De eerste dag ging voorbij, er was geen regen, toen begonnen zij me werkelijk te bespotten. Zeggend: 'God sloot de deur? Ik geloof dat soort dingen niet. Noach sloot zelf de deur, hij en zijn zonen.'" Zie? Spotter, Ongeloof, Sceptisch!

110 "Goed, zo ging het een tijdje door, maar op een ochtend, op 17 mei, regende het!" En het vernietigde absoluut al die mensen die op de proef waren gesteld ten opzichte van het Woord van God, en redde degenen die God geloofden en er voorbereidingen voor hadden gemaakt.

     Noach zei: "Laat mij getuig-..."

111 "Nee, Noach, treed terug. Laten we een andere getuige oproepen. We hebben geen tijd vanmiddag."

112 Laten we de verdedigende Getuige nu de tweede getuige laten oproepen. Hij zal Abraham roepen.

113 Abraham zei: "Ik was niets anders dan een gewone man, een gelovige, en God sprak door Zijn Woord tot mij, en zei op een dag dat ik een kind zou krijgen bij Sara. Sara was vijfenzestig, en ik was vijfenzeventig. Ik trouwde haar toen zij ongeveer zestien jaar was. Zij was mijn halfzuster. En zij was onvruchtbaar en ik ook. Zij was onvruchtbaar en ik was onvruchtbaar, dus was er geen mogelijkheid voor ons om dit kind te krijgen. En zo gingen we vele jaren door. Maar God had het beloofd, en we gingen heen en zorgden voor al de luiers en de spelden en alles, maakten ons gereed voor de baby, en maakten de kleine babyslofjes. En Sara..."

114 "En de eerste maand ging voorbij; ik zei: 'Sara?'" Bedenk, dat zij ongeveer twintig jaar voorbij de menopauze was. Zie? En zei: "Nu, Sara, is er enig verschil deze laatste... deze laatste achtentwintig dagen?" "Nee, nee, geen verschil."

115 "Wel, ik wist dat we de baby hoe dan ook zouden krijgen. En we gingen maar door en door, jaar na jaar, en nog steeds geloofde ik God."

116 "Meneer Ongeloof, meneer Sceptisch, en meneer Ongeduld, probeerden hun best te doen om een manier te vinden. Ze probeerden me te vertellen dat ik verkeerd was. 'Wel Abraham, je was een succesvolle boer, je was een fijne man, iedereen had achting voor jou. Maar je bent een beetje doorgedraaid. Je gelooft iets dat niet waar kan zijn. Het is onwetenschappelijk voor een oude man zoals jij, en een oude vrouw zoals Sara, om een baby te krijgen.'"

117 "Maar ik geloofde God hoe dan ook! Het was vijfentwintig jaar later. Hij vertelde mij niet wanneer ik die baby zou krijgen, maar Hij zei dat ik hem zou krijgen. En ik geloofde God, en achtte alles wat ermee in strijd was alsof het niet zo was."

118 Hij twijfelde niet aan de belofte van God door ongeloof. Ongeacht hoeveel spotters zeiden: "Je krijgt hem niet! Je kunt hem niet hebben! Het is onmogelijk! Kom tot jezelf! Je bent gek!" Hij zei dat hij de hele tijd sterker en sterker werd. Dat is wat oorspronkelijk geloof doet. Het kent geen twijfel. Maar als je dat niet zeker weet, geef je heel snel op.

119 "Dus, wel, Abraham, ik denk dat u zou... u zou een hele goede getuige zijn."

120 "Het Woord zei niet wanneer ik de baby zou hebben – de eerste maand – maar het zei dát we de baby zouden hebben."

121 Goed, laten we vlug een andere getuige roepen. Jesaja, de profeet, laten we hem iets vragen.

122 "Wel," zei hij, "de Here sprak op een dag tot mij in profetie. Ik was een profeet. Iedereen wist dat de Here eerde wat ik zei, en ze geloofden mij allen als profeet. En op een dag kwam er iets onbezonnens, en het sprak: 'Een maagd zal zwanger worden.' Welnu, dat was ongewoon."

123 En het is gebruikelijk dat God in dat ongebruikelijke werkt. Zie, het is te vreemd. Zoals Jozef, hij wilde Maria geloven, maar het was zo ongebruikelijk, ziet u, te ongebruikelijk.

124 Daarom zei hij: "Toen ik die profetie deed, geloofde iedereen mij. Dus ieder jong meisje dat niet getrouwd was, maakte zich gereed, maakte zich gereed om een maagdelijk geboren kind te krijgen. Dag na dag, jaar na jaar gingen voorbij, en toen begonnen zij te geloven dat ik een valse profeet was. Maar ik wist dat het dezelfde God was Die altijd deze beloften had gedaan, dus bleef ik er precies bij. En het was zo'n achthonderd jaar later voordat de baby kwam, maar een maagd heeft het ontvangen. Zijn woorden komen te geschieden."

125 Laten we vlug een andere getuige oproepen. Laten we Mozes oproepen. "Mozes, u werd geboren..."

126 We weten dat alle profeten zijn voorbestemd. "Gaven en roepingen zijn onberouwelijk." "Jeremia," zei God, "voordat u zelfs ontvangen was in uw moeders schoot, kende Ik u en heiligde Ik u, en bestemde u voor als een profeet voor de naties." Jezus Christus was het vrouwenzaad van de hof van Eden. Jesaja zag Johannes de Doper 712 jaar voordat hij geboren was, en zei: "Hij is de stem van één die roept in de woestijn: 'Bereid de weg des Heren.'" Kijk, gaven en roepingen komen niet door het leggen van handen op elkaar. Het is wat God doet. Geboren, van de geboorte af, zie, die gaven zijn regelrecht in u wanneer u wordt geboren. Merk op.

127 Mozes werd geboren om een profeet te zijn. En hier was hij buiten in de woestijn, na veertig jaren om van zijn opleiding af te komen die hij ginds in Egypte had gekregen. En toch verscheen God aan hem, en sprak in een teken, en in een stem; een Vuurkolom, en een stem die zeer schriftuurlijk was. En zei dit: "Ik ben met u, Mozes. U zult Mijn mond zijn." En Mozes zei: "Ik klaagde. Ik dacht niet dat mijn mond waardig was. Ik... ik stotter een beetje. Mijn... mijn... mijn spraak is niet goed. En God zei tegen mij: 'Wie heeft de mond van de mens gemaakt? En als u dat niet kunt geloven, Ik weet dat Aäron, uw broer, goed kan spreken. U zult God zijn en laat hem uw profeet zijn; laat hem het uitvoeren, en u spreekt het Woord. En Ik zal in uw mond zijn en het Woord spreken.' Nu, dat was een goed voorstel, daarom ging ik erheen."

128 "En iedereen lachte me uit omdat ik toen precies tachtig jaar oud was. Ik had een witte baard die helemaal zo naar beneden hing. En mijn vrouw zat op een muilezel met de kleine Gersom op haar zij, en ik trok naar Egypte. En mijn ogen gericht naar de hemel, en met deze oude kromme stok in mijn hand. Ik ging daarheen om het over te nemen; een eenmansinvasie." En de zaak ervan was, dat hij het deed. Dat is juist. Hij deed het met een kromme stok, waar hij het met een leger niet kon doen. Maar God had het gezegd, en dat maakt het vast.

129 "Dus toen ik voor het eerst voor de heilige vader Farao kwam te staan, de voorganger, weet u, en het wonder uitvoerde dat God mij had verteld om te doen – een teken met mijn hand, of met een stok – weet u, wilde voorganger Farao daarginds al niet met mij samenwerken om mee te beginnen. Maar toen ik mijn weg erin moest banen om het te bereiken, weet u, probeerde hij om het werk van de Here er verdacht uit te laten zien. Hij zei dat hij daar een aantal tovenaars had die hetzelfde konden doen. En de vleselijke nabootsers stonden op om het na te bootsen."

130 Dat is precies wat Satan doet bij elke beweging. Vleselijke nabootser; iemand ziet dat er iets wordt gedaan, en iemand probeert het na te bootsen.

131 "Toen die vleselijke nabootsers daar kwamen en deze stokken in slangen veranderden, net zoals ik het deed, zei voorganger Farao: 'Ziet u, hij is niets anders dan een tovenaar, een ordinaire tovenaar. En hier hebben we hetzelfde, en wetenschappelijk, enzovoort. Wij, u, wij hebben precies hetzelfde. We hebben nu ziekenhuizen en dergelijke.' Natuurlijk geloof ik daarin, maar dat is niet wat God had gezegd. Zie?"

132 "Nu zei hij: 'Merk op, wij...' Hij probeerde het er aan mijn kant verdacht uit te laten zien. Maar ik was positief, ik wist dat de stem die tot mij sprak het geschreven en gesproken Woord van God voor dit tijdperk was. Daarom hield ik eraan vast, en Hij schudde hen gewoon allemaal van mij af. Hij bracht ons tenslotte naar de berg waar Hij het mij had verteld. Na een lange, lange tijd; niet die dag, maar een lange tijd daarna, kwamen we eindelijk bij de berg waarvan Hij had gezegd dat ik daar 'als een teken van' naar terug zou keren, naar deze berg. Ik hield eraan vast."

133 Laten we gewoon een andere getuige aangrijpen, heel vlug, voordat we weggaan. Laten we Jozua hier naar boven trekken.

134 Jozua zei: "Mozes nam er één uit elke stam, elke denominatie, en hij zond ons uit om het land te verspieden. En toen we daar bij de rivier aankwamen, en daarover uitkeken en deze Amalekieten zagen, en de Amorieten, Ferezieten en wat ook meer, zagen we dat ze reuzen waren." Zei: "De mensen schreeuwden het uit van angst: 'Wel, dat kunnen we niet! Als we ooit zo'n samenkomst sponsoren, zal onze organisatie ons eruit gooien. We kunnen het gewoon niet doen. We kunnen dergelijke dingen niet hebben. Het is te verdacht, zie. We kunnen het eenvoudig niet. Wel, het is onmogelijk.' En toen zij terugkwamen, hadden zij toch het bewijs, brachten druiven terug van dat land."

135 En de moeilijkheid ervan is, hoe kan een man, of een gemeente, of een denominatie, die ooit van het bewijs geproefd heeft dat Hij levend is, Hem dan ontkennen wanneer Hij onder ons is opgestaan? Pinksteren, hoe kunt u dat doen? U sprak met tongen en legde tongen uit, zoals u beweert, en hoe kunt u dan dit beloofde Woord voor dit tijdperk afwijzen? Een deel ervan nemen, en dan zegt u: "Het is een goed land. We hadden er geen idee van!" Het was een goed land. Het is bewezen dat het een goed land is, maar die ene tros druiven was nog niet alles. Heel Palestina was er vol van! We geloven in spreken in tongen en al deze andere wonderen en dingen, en bidden voor de zieken.

136 En wanneer dan de belofte hier op het toneel verschijnt voor iets anders: "Zoals het was in de dagen van Sodom." Maleachi 4 zei: "Vlak voordat die grote tijd komt, wanneer de heidenwereld zal worden verbrand – precies zoals Sodom werd verbrand – en de rechtvaardigen zullen wandelen over de goddelozen, dan zal Ik Elia tot u zenden, gezalfd met de Geest, en hij zal de harten van de kinderen terug laten keren tot het geloof van de vaderen." Altijd terugkeren, elke keer dat hij kwam, was dat het!

137 En waarom kunt u dat betwijfelen wanneer Hij Christus brengt, de belofte, de profeten, het Woord, en alles, en het volmaakt identificeert; en dan keert u terug en zegt: "Nee, werk niet met die samenkomst mee. Als u dat doet, geef ik u uw papieren terug"?

138 Als mij dat zou overkomen, zouden ze hun geitenvellen mogen houden! Mijn naam is geschreven in het boek des levens van het Lam, en van elke gelovige. Dus toen ze terugkwamen, zei Jozua: "Toen ze allemaal kwamen..." Ik zou daar een lange tijd bij stil kunnen blijven staan, maar ik ben er zeker van dat u weet waarover ik spreek.

139 Dus Jozua zei: "Ik kalmeerde de mensen en zei: 'Het maakt mij niet uit hoe groot ze eruitzien, hoeveel tegenstand, hoe fanatiek het lijkt! Bedenk, God zei toen we in Egypte waren: "Ik heb u dit land gegeven. Ik geef het aan u!"'"

     140 Nu gaat hij daar niet zomaar naar binnen, veegt het land schoon, bepleistert de muren en nodigt u uit om binnen te komen en een Morris stoel te pakken en te gaan zitten; zeggend: "We zullen de dienstmeisjes roepen om uw bed op te maken." Hij doet het niet op die manier. U moet... God had aan Jozua verteld: "Overal waar uw voetzolen zullen treden, dat heb Ik u gegeven." Voetstappen betekenden bezitting. En iedere belofte in het Boek is voor gelovigen, maar u moet daarmee voetafdrukken maken. U moet er iedere centimeter van de weg voor vechten. Als u geen vechtlust in u heeft, moet u het strijdperk verlaten.

141 Ik kwam niet lang geleden hierheen; ik geloof dat het in deze staat was. Georgia Tech, of ergens naar het noorden, ik had daar een... Ik weet het nu niet precies, het zou in het oosten geweest kunnen zijn. Ik ging een voetbalstadion binnen. Ik zag een klein... een klein bordje dat mij altijd een bepaalde inspiratie heeft gegeven. Er hing een bord boven de deur waar ik uit de kleedkamers naar buiten kwam. Daarbinnen hing een bord waarop stond: "Het is niet de grootte van de hond in het gevecht, het is de grootte van de vechtlust die er in de hond is." En dat is juist.

142 Het is niet hoeveel titels van doctor in de theologie, doctor in de filosofie, doctor in de letteren u heeft. Het is hoeveel van Christus er in u is. Het hangt ervan af hoeveel geloof daar is, niet hoeveel u kunt uitleggen van dit en uitleggen van dat, en dit kunt weg verklaren. Het is hoeveel geloof u in God hebt om te geloven dat Hij de waarheid vertelt. Wel, dat is aan u. Het hangt ervan af wat uw afkomst is. Als u Abrahams zaad bent, doet u zoals Abraham deed: "De dingen die er niet waren, noemen alsof zij er wel waren."

143 Nu, Jozua zei: "Ik kalmeerde de mensen door hun te vertellen: 'Blijf rustig! God zei het!'" God zei het, dat is waar. Maar weet u, ze waren slechts twee dagen daar vandaan. Dat is Kades-Barnéa. Nog maar twee dagen, dan zouden zij in het beloofde land zijn geweest.

144 Maar Jozua zei: "Het duurde veertig jaar voordat we het land innamen. Hij zei niet wanneer we het land zouden innemen. Maar Hij zei dat Hij die oude generatie liet afsterven, die ongelovigen, en een andere generatie liet opkomen die geloofden. Hij zei niet wanneer zij het land zouden innemen. Maar Hij zei dat zij het land zouden innemen, en we namen het in bezit!" Ik denk dat hij een goede getuige is. Denkt u niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zeker weten. "Wij namen het land in bezit na zoveel jaren."

145 Nu, het wordt laat. Laat me nu nog één getuige meer hebben. Kan dat? Ik heb er hier een dozijn opgeschreven. We zouden er wel tweehonderd kunnen oproepen, maar laat me er nog één oproepen. En als u mij niet kwalijk neemt, mag ik die getuige zijn? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ik wil het graag voor Hem opnemen. Dat gebeurde in die dagen terug, dit is hier nu. Ik weet dat dat hun getuigenis zou zijn, maar laat mij een keer plaatsnemen in de getuigenbank. O my!

146 Ik herinner me daar, toen ik een kleine jongen was – u hebt mijn levensverhaal gelezen en u kent het verhaal – ik herinner me, bij de rivier daar beneden, toen ik nog een jonge baptistenprediker was en daar aan het dopen was; ongeveer tienduizend mensen stonden op de oever, toen op een middag... Het was mijn eerste grote opwekking, ergens rond de duizend bekeerlingen, en ik doopte hen daar buiten in het water. De zeventiende persoon leidde ik het water in. En ik hoorde een geluid en ik keek om me heen. Het was warm. Het was juni 1933, aan de voet van Spring Street in Jeffersonville, Indiana. Ik leidde hen daarheen. En op de oevers, van hoog tot laag, stond het helemaal vol met mensen.

147 Ik liep met deze kleine jongen het water in. Ik had hem bij het altaar gezien. Ik zei: "Zoon, heb je Jezus Christus aanvaard als je persoonlijke Redder?"

     Hij zei: "Ja."

148 Zijn naam was Edward Colvin. En ik zei: "Edward, weet je wat ik nu aan het doen ben?"

     Hij zei: "Ja, broeder Branham."

149 Ik zei: "Ik doop je, om aan dit gehoor daarginds te laten zien dat je Christus hebt aanvaard als je persoonlijke Redder. Wanneer ik je in de Naam van Jezus Christus doop, neem je Zijn Naam aan. Je staat op voor een nieuw leven. En wanneer je hier vandaan gaat, wandel je in een nieuw leven. Begrijp je dat, Edward?"

     Hij zei: "Ja."

     Ik zei: "Buig je hoofd."

150 Ik zei: "Hemelse Vader, zoals deze jongeman zijn geloof in U beleden heeft. En zoals Gij ons bevolen hebt om de gehele wereld in te gaan en het Evangelie te prediken, hen dopende in de Naam van de Vader, Zoon, en Heilige Geest, hun bevelende alle dingen te geloven die U hebt onderwezen."

151 "Daarom doop ik u, mijn geliefde broeder, in de Naam van de Here Jezus Christus."

152 En terwijl ik hem in het water legde en ik omhoog kwam, hoorde ik iets gaan: "Whoooosh!" Ik keek naar de menigte, en het... ik hoorde een stem zeggen: "Kijk omhoog!"

153 Ik dacht: "Wat is dat?" Billy hier, zijn moeder, twee of drie jaar voordat we getrouwd waren, stond daar. Ik zag haar gezicht: wit. Ze had een camera in haar hand.

154 "Kijk omhoog!" Ik hoorde het de tweede keer. Ik was bang. Ik keek rond, de mensen stonden daar gewoon te kijken, helemaal verbluft. Ik hoorde het opnieuw zeggen: "Kijk omhoog!"

155 En toen ik keek, kwam hier diezelfde Vuurkolom die de Israëlieten door de woestijn had geleid. Duizenden ogen keken ernaar terwijl het regelrecht neerkwam tot boven waar ik stond. En zei: "Zoals Johannes de Doper werd gezonden om de eerste komst van Christus vooraf te gaan, zo zal uw Boodschap de aarde bedekken en de tweede komst van Christus voorafgaan."

156 Dat kwam in de krant via de Associated Press. Doctor Lee Vayle, hier vanmiddag, merkte het op, helemaal in Canada en omgeving: "Bij plaatselijke baptistenprediker verschijnt, terwijl hij doopt, een mystiek licht boven hem."

157 Helemaal ginds in Dallas, Texas, of Houston, Texas, een paar jaar geleden, toen de mensen het betwijfelden, en ik amper wist wat ik moest doen. Toen een fijne baptistenprediker een debat wilde met broeder Bosworth over: "Er was niet zoiets als Goddelijke genezing." En toen hij voor honderd procent het debat verloor, zei hij: "Laat mij deze Goddelijke genezer naar voren zien komen om het uit te voeren." Ik zei...

158 Ik kwam naar beneden. Ik was op het balkon. Ik zei: "Ik ben geen Goddelijke genezer, meneer."

159 [Leeg gedeelte op de band – Vert] "... Jezus, ja of nee? En u kunt ze niet beantwoorden. Slechts één vraag, dat was alles. Als Hij Jehova-Jireh is, moet Hij het zijn, als Hij dat niet is, dan is Hij geen Redder. En u kunt de namen niet scheiden. Hij is Jehova-Rapha, de Genezer! 'Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig!'"

160 Die man kon zich niet bewegen, maar stond daar en stotterde. En ik veronderstel dat velen van u daar waren om het te horen. Want het debat werd aan broeder Bosworth toegezegd. En hij kreeg zelfs niet één punt, en toen het was... Dat gebeurde door ambtenaren van de stad die in geen van beide kanten geïnteresseerd waren, die slechts wilden weten wat de Schrift zegt.

     En toen bleef hij maar zeggen: "Laat hem tevoorschijn komen."

161 Zij wisten niet dat ik daarboven was. En ik zat daarboven met mijn vrouw en kleine Becky. Zij studeert dit jaar af van de middelbare school. En ik zat daar, zij was net een jaar oud. En ik hield haar in mijn armen.

162 En hij zei, broeder Bosworth zei: "Ik weet dat broeder Branham in de samenkomst is. Als hij wil komen om af te sluiten, is dat in orde." Maar hij zei dat ik... En iedereen begon om zich heen te kijken.

163 En daar stonden een paar honderd mensen, duizenden, ongeveer dertig duizend mensen. We hadden er gaandeweg al achthonderd ginds bij het muziekhuis. En dit, de mensen kwamen eraan met vliegtuigen, met treinen, en van alles.

164 En daar wist ik het; al de Pinkstergroepen kwamen toen samen. Er zal een vervolging voor nodig zijn om u mensen samen te brengen. U zult het nooit geloven, maar als die tijd komt...

165 Kijk, zij geloofden één ding gezamenlijk: Goddelijke genezing; daarom kwamen de Eenheid, Tweeheid, Drieheid, Vierheid, en wat het ook was, allemaal bijeen. En daar zaten zij.

166 En deze man zei: "Er is niemand die in Goddelijke genezing gelooft behalve een stel heilige rollers."

167 Raymond Richey stond op en zei: "Wat beschouwt u als heilige rollers?" Zei: "Wat beschouwt u als gezonde mensen?"

     Hij zei: "Baptisten."

168 Hij zei: "Goed. Hoevelen nu in dit gebouw kunnen met een doktersverklaring aantonen dat Jezus Christus u genezen heeft terwijl broeder Branham hier was?" Er stonden er driehonderd op. Zei: "Hoe zit het daarmee?" Zie? Toen begon hij agressief te worden.

169 Ik dacht eraan naar beneden te lopen. Ik hoorde de Heilige Geest zeggen: "Ga naar beneden." Ik keek, en hier was dit licht dat recht boven mij hing waar ik was. Ik liep daar naar beneden.

170 Ik zei: "Indien de gave wordt betwijfeld, is dat wat anders. Maar ik ben geen genezer. God is de Genezer." En ik zei: "Indien ik voor God getuig, is God verplicht om voor mij te getuigen."

171 Nu, de Douglas Studio zat daar met een grote camera. Ze zeiden... deze prediker zei: "Neem enkele glansopnamen van die oude man. Ik ga hem villen en de huid van hem aftrekken, en nagel zijn huid op mijn studeerkamerdeur als een aandenken aan Goddelijke genezing." Kunt u zich voorstellen dat de ene Christen dat zegt over een andere? Zie, u wordt gekend aan uw vrucht. En toen nam hij zes glansopnamen. En hij hield zijn vuist onder broeder Bosworth zijn neus voordat ze het debat begonnen, en hij zei: "Neem hem zo", en hij nam hem. Broeder Bosworth stond daar gewoon.

172 En weet u wat? Toen hij die daar naar de studio bracht om het te onderzoeken, was er niet één gelukt. Elk ervan was volmaakt weggevaagd. God wilde niet toestaan dat die ongelovige op die wijze zijn vinger kon plaatsen onder de neus van een man Gods van wie hij de opnamen had laten maken.

173 En terwijl ik daar stond, zei ik: "Als er twijfel is over de gave van God, over onderscheiding, hetgeen de belofte van de Schrift is, dat kan bewezen worden. Dat kan bewezen worden." Maar ik zei: "Dat ik een genezer zou zijn, nee meneer. Ik ben geen genezer, meneer."

174 Hij zei: "Als man respecteer ik u. Als prediker denk ik niet veel van u."

175 Ik zei: "De complimenten zijn wederzijds", en zo ging het een poosje door.

176 Toen zei hij: "Ik zou graag zien dat u het doet. Ik zou u graag iemand zien hypnotiseren, en laat mij ze na een jaar vanaf vandaag zien." Hij begon zich om te keren.

177 Ik zei: "Als ik voor God spreek, is God moreel verplicht om voor mij te spreken." Nauwelijks had ik dit gezegd of hier kwam die wervelwind opnieuw. Middenin het gehoor waar het was, kwam die Vuurkolom naar beneden. En nu nam die grote studiocamera de foto.

178 George J. Lacy, het hoofd van de F.B.I. voor vingerafdrukken en documenten, nam hem te middernacht mee, die avond. Toen zij hem ontwikkelden, was het de enige die een foto had. En u...

179 Hoevelen hebben hem nu op uw boekenplank staan in uw huizen? Zie? Hij hangt in Washington D.C., in een hal voor religieuze kunst. "Het enige bovennatuurlijke Wezen dat ooit werd gefotografeerd in de gehele wereldgeschiedenis."

180 Wat is het? Let erop! Kijk er deze week naar. Kijk wat het heeft gedaan. "Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig!" Nu, al zou ik tien duizenden tongen hebben, dan zou ik nog niet klaarkomen met spreken voor Hem. Beslist.

181 Mijn voorganger zei destijds tegen mij: "Jongen, je hebt een droom gehad!" Ongeacht wat hij had...

182 Ik herinner mij de tijd toen ik voor het eerst begon, en u mensen hier in deze staten ontmoette. Hij sprak tot mij, zei: "De eerste gave zal zijn dat u...", de stem hierachter, "zal zijn dat u uw handen op de zieken legt, en zeg dan niets, want het zal vertellen wat het is." Hoeveel herinneren zich dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] En ik zei... "Dan zal het komen te geschieden", zei Hij tegen mij die avond, toen Hij mij ontmoette bij Green's Mill, en Hij... ik Hem erover vroeg; en Hij zei: "Dat is de wijze waarop het was in de vroegere dagen." Zei: "Onze Here, zij... zij deden het op dezelfde wijze. En dit is het uur waarop dit moet worden vervuld."

183 Ik weet dat er een heleboel fanatisme in de wereld is. Ik ben niet verantwoordelijk voor andermans getuigenissen. Ik hoef alleen de mijne te verantwoorden. Ik sta in de getuigenbank om God en Zijn Woord te verdedigen, omdat ik weet dat het waar is. En ik zou Zijn Woord, toen ik Hem mij dat hoorde vertellen, niet hebben geloofd als Hij me niet in de Bijbel had getoond dat het beloofd is voor deze dag.

184 Hoevelen herinneren zich dat ik u vertelde dat het zou gebeuren, dat Hij zei: "U zult zelfs het geheim van hun hart weten"? Steek uw hand op. Zie? En is het gebeurd? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Het is drieëndertig jaar later. Het gebeurde toen niet direct. Het kwam erin zoals een zaad dat groeit. Het kwam op zoals Zijn Woord. En vandaag ben ik een getuige dat Hij leeft. Ik ben een getuige dat Hij geneest.

185 Luister. We hebben niet veel tijd meer over; het is vlak voor de gebedsrij.

186 Onthoud dit, ik ga de zaak afsluiten en het eenvoudig hierbij laten. Indien... U kunt elke getuige geloven die u wilt, maar bedenk, uw verstand is uw jury. In elke zaak moet er een jury zijn. En dan zal de wijze waarop u hierna handelt uw oordeel uitspreken.

187 Nu, we gaan gewoon doen wat de Bijbel zegt: "Leg handen op de zieken, en zij zullen gezond worden." Dat wil zeggen, de gelovigen. "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven." Nu, als u het gelooft, als wij het geloven; er zouden hier honderden uit het hele land kunnen staan.

188 Florence Nightingale, de achterkleindochter van de voormalige Florence Nightingale, in Londen, Engeland. Lag daar, u zag haar foto daar, niets meer dan een schaduw. Kanker had haar opgegeten. Hebt u haar foto op de volgende pagina gezien?

189 Kijk naar congreslid Upshaw, in de rolstoel, zesenzestig jaar. Stond daar die avond in Californië. En ik kwam binnen, liep naar het podium, en stond daar. En ze begonnen met de gebedsrij.

190 Ik zei: "Ik zie een... een kleurlingdame hier voor mij, en zij heeft een kleine baby. Daar staat een dokter, die die baby geopereerd heeft waardoor het is verlamd. De dokter was mager. Hij droeg een schildpadbril. En het heeft de baby verlamd."

191 Van ver weg, helemaal buiten, kwam er een typische oude 'tante Jemima' aan die ongeveer honderdtien kilo woog. Ze sloeg de zaalwachters opzij, trok die brancard waarop haar baby lag en zei: "Here, heb genade, dat was mijn baby."

192 En de zaalwachter zei: "U kunt niet in de rij komen, u hebt geen gebedskaart, dame." Wel, ik zei: "Dame..."

193 Ze zei: "Ik ga daar naar boven toe." En ze konden haar niet tegenhouden. Zij was te zwaar voor hen en ze drukte zich regelrecht door de rij heen. Ze kwam naar boven.

194 En toen zij daar kwam, bijna daar, zei ik: "Even een ogenblikje, dame. Als de Here God kon weten dat u daarbuiten was..." Ik zei: "Goed, dat is de baby." Ik zei: "Ik kan u er niets over zeggen." Ik zei: "Het enige wat ik weet, is gewoon voor de baby te bidden en ik zal dat van hieruit doen." Ik zei: "Maar het enige wat ik kan zeggen, is wat ik heb gezien."

195 Ze zei: "Dat was ongeveer twee jaren geleden, meneer." En ze zei: "Mijn baby, toen zij de amandelen eruit haalden, verlamde het de baby." En ze zei: "Ze is sinds die tijd verlamd geweest."

196 Ik zei: "Wel, als uw geloof Hem kon aanraken om dat neer te brengen, waarom gaat u daar dan niet zitten en bidt?"

197 Ik keerde mij om. Ik zei: "Zoals ik in mijn boodschap aan het vertellen was..." En ik keek, en ik zag iets door de straat gaan, het leek op een steeg, een klein kleurling meisje, hetzelfde, met een pop onder haar arm, haar wiegend terwijl ze liep.

198 Ik zei: "Tante, God heeft uw gebed verhoord. De baby is genezen." Daar kwam het kind omhoog. En ik moest haar kalmeren, bijna als de burgerpolitie, en moest dat kind zo door de menigte wegbrengen.

199 Na een paar ogenblikken zei ik: "Ik zie een oude man. Hij is op een hooiberg, nu is hij een jonge knaap, hij viel en bezeerde zijn rug." Ik zei: "Ze moesten gaten in de vloer boren om te zorgen dat zijn bed geen last zou hebben van trillingen vanaf de vloer." Daar zat een groep gelovigen, één van hart en één van ziel, honderden keer honderden zaten daar. En ik zei: "Hij wordt een groot man, een soort woordvoerder." En het verliet mij. En ik ging verder, begon door te gaan.

200 Op dat moment ontdekte dr. Ern Baxter hem daar ver achterin in een rolstoel, een groep helemaal achterin. Hij zei: "Dat was congreslid Upshaw. Heeft u ooit van hem gehoord?"

     Ik zei: "Nee meneer."

     Hij zei: "Jaren geleden was hij kandidaat voor het presidentschap."

     Ik zei: "Ik ken hem niet, meneer", zei ik.

     Hij zei: "Zal ik hem brengen, om hem u te laten zien?"

     En ik zei: "Wie is hij?"

     Hij zei: "Hij zit precies daar."

201 En toen reden ze hem naar voren, zijn vrouw deed dat. Hij zei: "Jongeman, hoe wist u ooit wie ik ben?" Hij zei: "Dr. Roy E. Davis, degene die u heeft ingewijd in de Zendings-baptistenkerk, en die de hoofdspreker voor de Southern Baptistenconventie was," zei hij, "hij was degene die mij hierheen stuurde opdat u zou bidden." Zei: "Ik heb ervoor gebeden sinds ik een kleine jongen was, maar ik heb altijd geloofd dat God mij zou genezen omdat ik de juiste houding innam ten tijde van het alcoholverbod. Ik, toen sterke drank zou worden toegelaten, werd ik één van de dorre beenderen genoemd." Hij zei: "Ik verloor de presidentsverkiezingen van de Verenigde Staten vanwege mijn standpunt."

202 Ik zei: "Dat is een dappere zaak, meneer." Ik zei: "Moge de Here u zegenen."

203 Ik zei: "Goed, breng uw eerste patiënt hier, de eerste persoon die naar voren moet komen." Toen dat gebeurde, gebeurde er iets met de dame en ik vertelde haar erover.

204 En ik keerde mij om, om opnieuw te kijken. En ik zag dat oude congreslid met een krijtstreeppak aan, met een rode stropdas die naar beneden hing, zich zo buigen voor de mensen, gewoon recht tussen de mensen door lopend.

205 Ik zei: "Congreslid, Jezus Christus heeft u aangezien. U bent nu zesentachtig jaar oud, maar God heeft u aangezien. Het leek logisch dat als Hij u zou gaan genezen, Hij u zou genezen toen u een jongen was. En uw botten zijn helemaal broos vanbinnen, of alle... U weet wel, zacht, enzovoort." Ik zei: "Het zou lijken dat Hij u toen zou hebben genezen, maar Hij heeft u nu genezen."

     Hij zei: "Bedoelt u dat ik nu genezen ben?"

206 Ik zei: "ZO SPREEKT DE HERE." Ik zei: "Heeft u een krijtstreeppak?" Hij droeg een donker pak met een rode stropdas. Ik zei: "Heeft u een krijtstreeppak?"

     Zei: "Ja meneer, kocht er net onlangs een."

     Ik zei: "Sta op, Jezus Christus maakt u gezond."

207 En hoeveel van u kennen het, zijn getuigenis? Stond op de bijeenkomst van Billy Graham op de trappen van het Witte Huis en zong Leunend op de eeuwige arm. Ging nooit meer terug naar krukken of rolstoelen zolang hij leefde.

208 Jack Moore en ik waren daar in Oud Mexico die avond waar ik naar beneden moest worden gelaten over de muur. Een kleine vrouw was daar, een kleine Mexicaanse katholieke vrouw. De avond daarvoor werden de handen gelegd op een oude blinde man en hij kreeg zijn gezichtsvermogen terug. En deze kleine vrouw, ze zeiden... Billy kwam naar mij toe en zei: "Papa..." Ik noemde de man Mañana. Mañana betekent 'morgen', hij was zo traag. Hij deelde de gebedskaarten uit en Billy ging met hem mee om te zien of hij er niet een verkocht.

209 Hij zei dat hij alle gebedskaarten had uitgedeeld. En zei: "Er is een vrouw die een dode baby heeft die vanmorgen stierf."

210 Het was bijna tien uur 's avonds. Buiten, daar in die stierenarena, en de regen viel gewoon met bakken naar beneden, een soort groot open veld. En hij zei... Ze brachten me naar binnen en lieten me naar beneden zakken via een soort ladder. Broeder Jack Moore en de anderen zijn hier nu. Hij was op het podium.

211 Hij zei: "Ik heb daar driehonderd zaalwachters staan en zij kunnen die vrouw niet in bedwang houden." Zei: "Ze klimt over hun schouders, rent tussen hun benen door. En ik vertelde haar dat ze hier niet naar boven kon komen omdat ze geen gebedskaart heeft, en dat we geen gebedskaarten meer hebben." Dat kon haar niets schelen. Ze wilde dat er handen op die baby gelegd zouden worden.

212 Zij had een katholieke man gezien die twintig of dertig jaar blind was geweest en die zijn gezichtsvermogen had ontvangen doordat er voor gebeden werd. Zij... en de berg oude kledingstukken! Denkt u dat dit iets is? O, drie keer dit podium, zo hoog opgestapeld, met net zo ver als je kon kijken oude sjaals en hoeden. Hoe ze ooit geweten hebben aan wie het toebehoorde, weet ik niet. Maar zij geloofden; eenvoudig, kinderlijk geloof.

213 Dus toen zei ik: "Wel!" Ik zei tegen broeder Jack – hij en ik kammen ons haar op dezelfde manier, weet u – dus ik zei: "Broeder Jack, zij zal het verschil niet kennen tussen u en mij. Gaat u daar naar beneden, en bid voor die baby."

214 En hij zei: "Goed, broeder Branham." Hij begon er naartoe te gaan. Nu, Jack zit precies daar. We waren dus... Hij vertrok.

215 Ik begon te prediken zoals op deze wijze. En ik keek, en ik zag een kleine Mexicaanse baby, een kleine baby met een donker gezichtje hier vlak voor mij, lachte zijn tandvlees bloot. Hij had nog geen tanden. Ik zei: "Wacht een ogenblikje. Wacht even. Breng de baby hier."

     Ik zei: "Here God, ik weet het niet."

216 Zij rende naar boven met een crucifix in haar hand, schreeuwend: "Padre!" wat vader betekent.

     Ik zei: "Sta nu op."

217 Ze had een kleine, blauw uitziende deken, en een kleine baby, stijf, dood, daarop liggend; gewoon drijfnat, haar haren naar beneden hangend. Knappe kleine dame, waarschijnlijk haar eerste baby, in haar twintiger jaren, weet u, en ze hield hem op deze wijze vast. En ik zei: "Ik zal voor de baby bidden." Ik legde mijn handen op. Ze vertaalden het gebed niet.

218 Ik zei: "Here God, ik heb alleen het visioen gezien. Ik weet het niet." En ongeveer op die tijd slaakte hij een kreet, en begon hij te schreeuwen en te huilen als wat.

219 Ik zei: "Broeder Espinoza," tot de voorzitter van de samenkomst; ik zei: "neem niet slechts het getuigenis van die vrouw. Stuur een getuige mee daar naartoe, naar de arts."

220 De arts ondertekende het getuigenis dat verschijnt in de 'Voice of Healing' van de Zakenlieden. "De baby stierf die morgen om negen uur aan een dubbele longontsteking in zijn kantoor, werd dood verklaard, geen ademhaling; had de hele dag dood in de regen gelegen, en werd genezen." Is vandaag levend voor zover ik weet, levend voor het Koninkrijk van God.

221 Ik heb veel dingen uit Afrika, waar ik dertig duizend ruwe heidenen zag die hun leven gaven aan de Here Jezus Christus.

222 God houdt Zijn Woord. Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig; als zijnde Zijn getuige.

223 U bent... uw verstand is de jury. En uw handeling is uw rechter.

     Nu, buig uw hoofden voor een ogenblik.

224 Here Jezus, het proces is nog niet begonnen, hoeveel meer zouden we hier kunnen oproepen op het podium! U zei: "Als zij de handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." U zei: "De werken die Ik doe, zult u ook doen." De vrouw raakte Uw kleed aan, U keerde Zich om en vertelde haar wat er gebeurd was. En U houdt al Uw woorden. Er is er geen enkele van verkeerd. Het verkeerde is in de ongelovige, Here. Meneer Ongeloof, hij is degene die de persoon verontreinigt. Meneer Sceptisch; en die Ongeduldige die niet kan wachten op de Here, maar zichzelf toch het zaad van Abraham noemt. O Heilige Geest, de verdedigende Getuige, U weet wie geloof heeft en wie niet.

225 Maar, God, ik bid dat U alle ongeloof vanmiddag zult wegnemen. En moge de grote Rechter van de gehele aarde nu naar voren komen, Diegene Die het Woord geschreven heeft. Hij is het Woord. Moge Hij naar voren komen.

226 En als deze mensen hier voorbijkomen om vanmiddag genezen te worden, mogen zij dan nu allen tot een besluit komen. Ze worden op de proef gesteld. Ik leg het regelrecht in hun schoot, Here. Hun verstand is hun jury. En de wijze waarop ze vanaf nu handelen, wanneer ze door deze rij komen, zal bewijzen wat zij denken over het Woord van God.

227 Sta deze dingen toe, Here, deze laatste boodschap die U tot Uw discipelen predikte, toen U hun de opdracht gaf, de laatste woorden die van Uw geheiligde lippen kwamen: "Als zij handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." Dat wil zeggen: gelovigen. De laatste dingen die U zei. De eerste opdracht die U ooit aan mensen gaf om te doen, Mattheüs 10, was: "Genees de zieken, werp duivelen uit; u hebt het om niet ontvangen, geef het om niet." De laatste opdracht: "Ga in de gehele wereld, werp duivelen uit; leg handen op de zieken, zij zullen herstellen."

228 Here, mogen de mensen het waarmaken dat dat geloof verankert zoals het dat deed bij al deze getuigen. Ze geloven het! Het maakt niet uit, het hoeft nu niet te gebeuren, maar wat U heeft gezegd, laat U gebeuren. U zei: "Als u niet twijfelt in uw hart zal het gaandeweg gebeuren." Het zaad moet groeien. Mogen de mensen het zien en begrijpen. Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

229 Bent u een gelovige? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Nu, Hij houdt al Zijn woorden. Gelooft u dat? ["Amen."] Laat nu iedereen een moment echt eerbiedig zijn voordat we de gebedsrij oproepen. Wij willen orde.

230 Nu, bedenk, hebt u uw beslissing genomen? Bent u tot een oordeel gekomen, jury? Steek uw handen op als u tot een oordeel bent gekomen. Is God gerechtvaardigd of niet gerechtvaardigd? Is Zijn Woord... Is Hij Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig, of is Hij het niet? Nu, als u uw hand hebt opgestoken en dan door deze rij heen komt, dan is de manier waarop u van hieruit handelt... Handelt u zoals Abraham of als meneer Ongeloof? Zie? Meneer Sceptisch, meneer Ongeduld, zet ze opzij! Geloof Jezus Christus, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig.

231 Ik ben een vreemde voor u. Maar nu, om u te laten weten dat Hij nog steeds hier is, en als u slechts Zijn Woord in uw hart accepteert.

232 Nu, u mag misschien niet in staat zijn om dit te doen. We hebben er één in een generatie. Er was één Mozes, geen van de anderen hoefde stof te veranderen in vlooien, enzovoort, en water in bloed. Er was één Mozes, de overigen geloofden gewoon wat hij zei. Zie?

233 Er was daar een groep die er een organisatie van wilde maken, Dathan en de zijnen. En God zei: "Scheid u van hen af", en de wereld heeft hen verzwolgen. Zie? En dat was slechts een... Dat was een type van dit wat het tegenbeeld is. Gaandeweg neemt de wereld bezit van hen. U ziet wat er met ieder van hen gebeurt.

234 "Indien gij kunt geloven, zijn alle dingen mogelijk." Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zeker zijn alle dingen mogelijk als zij geloven. Goed, bid. Plaats uw geloof in de almachtige God.

235 Er was een vraag hier die ik hier wilde stellen. Ja. Wanneer uw buren u zien en de mensen die u vanmiddag door deze rij zien komen, als zij u door deze rij zien komen, zullen zij hierna weten wat uw oordeel is door de manier waarop u handelt en de manier waarop u getuigt. Als u de volgende keer naar uw voorganger stapt: "O, ik heb het niet ontvangen. Ik wil het nog eens proberen." Ziet u, dan graaft u het zaad op, het zal dan nooit gebeuren. Zie? Graaf uw zaad niet op. Vertrouw het toe en laat het daar. Vergeet het. Dat is aan God. In uw hart – als u het kunt geloven, zal het gebeuren.

236 Gelooft u dat, meneer, u die daar zit met dat grijs uitziende pak aan, die daar achteraan naar mij zit te kijken? Gelooft u dat? Dan heeft uw nervositeit u verlaten. Ik heb de man nog nooit in mijn leven gezien. Zijn wij vreemden voor elkaar, meneer? Dat is juist. Dat is waar u aan lijdt.

237 Opdat u mag weten dat ik een dienstknecht van God ben, de vrouw die naast u zit, lijdt aan een maagkwaal. Dat is juist. Gelooft u het? Steek uw hand op, dat u gelooft dat u genezen bent. Heb slechts geloof.

238 De vrouw die naast haar zit, heeft een hartkwaal. Gelooft u dat, dat God u zal genezen? Goed, meneer. Als u het gelooft, kunt u het krijgen.

239 Iemand die naast haar zit, heeft een vrouwenkwaal. Gelooft u dat God u zal genezen?

240 De vrouw die daarnaast zit, de zwaargebouwde dame, heeft suikerziekte. Gelooft u dat God u zal genezen?

241 De vrouw die daarboven zit, heeft iets wat verkeerd met haar is. Zij heeft een vrouwenkwaal, zit daarboven aan het einde van de rij.

242 Ik geloof dat dat haar dochter is die daar vlak achter haar zit, zij heeft een bepaald soort probleem met haar hoofd, hetgeen werd veroorzaakt door een ongeval. Is dat juist? Steek uw handen op, op het balkon.

243 Wat is Hij? Ik ben Zijn getuige dat Hij hier vanmiddag leeft. Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. Hij houdt al Zijn woorden. "De werken die Ik doe, zult gij ook doen." Wat deden die mensen daarboven op het balkon? Laat iemand anders voor een ogenblik geloven.

244 Nu, wilt u dat ik u een aantal ongelovigen aanwijs? Het zou u in verlegenheid kunnen brengen. Hoeveel hebben het zien gebeuren? Het gebeurt gewoon. U moet de tarwe en het onkruid samen laten opgroeien.

245 Al de mensen in deze rij hier die gebedskaarten hebben, vorm een... Wacht, laten we ons nog even rustig houden.

246 Hoeveel gelovige voorgangers zijn hier vanmiddag die ook terechtstaan, en die geloven dat Markus 16 waar is? Steek uw handen op. Alle gelovige voorgangers, kom hier.

247 Als ik hier wegga, en u ziet wat er gaat plaatsvinden vanmiddag, en deze mensen worden genezen, dan zeggen sommigen... Zie, meestal als er een evangelist binnenkomt met een bediening die een beetje anders is, dan laat hij de herder leeg achter voor de samenkomst. De samenkomst zegt: "O, als broeder Roberts terugkomt, broeder Osborn, broeder Zo-en-zo, of broeder Branham, iemand, o, hij..." Uw voorganger heeft hetzelfde recht om dit te doen wat ik doe; wie dan ook. Kijk, uw voorganger is een door God gezonden man, hetzelfde als welke evangelist dan ook.

248 En ik wil dat de echte godvrezende, gelovende voorgangers hier komen, en voor een ogenblik bij mij staan. Loop hier even naar boven en vorm hier een dubbele rij. Ik bedoel mannen die nu echt geloven. Laat geen ongelovigen naar boven komen, u zult de zieken belemmeren. Als u dit Schriftgedeelte juist beoordeelt vandaag, terwijl God hier aan ons is verschenen en ons getoond heeft dat Hij terecht staat. En wij hebben Hem geloofd en weten dat Hij de waarheid vertelt en dat Hij gelijk heeft. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zeker, als u het kunt geloven! Amen.

249 Gelooft u dat de nervositeit u heeft verlaten, u, meneer, die daar aan het eind zit? Gelooft u dat Hij u gezond zal maken? In orde.

250 En uw maagkwaal – naast hem – gelooft u dat God de maagkwaal zal genezen en u gezond zal maken? Als u dat gelooft, kunt u het ook krijgen.

251 Zijn dit alle gelovige voorgangers die hier vandaag zijn? Goed, dat is genoeg. Eén is genoeg.

252 Laat al de mensen die gebedskaarten hebben, die Markus 16 geloven...

253 Nu bedenk, kom er niet in als u het niet gelooft. Zie? Kom hier niet huichelachtig naar boven. Zie? Dat is erger dan alles. Als u het niet gelooft, zeg: "Nee, ik geloof het niet", ga verder met meneer Ongeloof, meneer Sceptisch, of iemand anders.

254 Maar als u een origineel zaad van Abraham bent, en u wilt uw standpunt innemen... Uw vonnis is geveld en u wilt de wereld laten zien dat uw vonnis is geveld, dat u gelooft dat ieder woord wat Jezus Christus zei hetzelfde is. En de getuigen bewezen het u vanmiddag, dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig.

255 Laten degenen die hier gebedskaarten hebben hierheen lopen en precies hier stoppen. Blijf daar nu staan, als u wilt. Vorm nu een rij. Dan allen die hier in dit gedeelte zitten die gebedskaarten hebben, keer u om en ga via de achterkant, en sluit u aan in de rij vlak achter degenen aan deze kant. Laat nu iedereen die hier in dit andere gedeelte zit, zich omkeren en teruggaan naar de muur, via die kant, en sluit u aan achter deze rij hier terwijl zij eraan komen. Laten allen die op het balkon zijn hier direct op aansluiten. Eenieder die een gebedskaart heeft om voor zich te laten bidden en die zijn standpunt heeft ingenomen – uw vonnis is geveld, het is zover gekomen – ga naar de muur en vorm een rij direct hierachter.

256 Nu, wat heeft de Bijbel gezegd? Laat me het opnieuw lezen. Een vreemde zaak, hij viel net open op de juiste plaats. Ik geloof dat de Here wil dat we het opnieuw lezen. Zie? "Daarna is Hij verschenen aan de elven." Vanmiddag deed Hij het voor ons op dezelfde wijze. Hij is hier. Hoevelen geloven dat Christus en de Heilige Geest... dat de Geest van Christus de Heilige Geest is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Natuurlijk is dat zo.

257 Er zijn geen drie of vier Goden. Er is maar één God. Er zijn drie attributen van God: Vader, Zoon en Heilige Geest, maar ze zijn niet drie Goden. Dat is heidens. Kijk, er is maar één God. En dat zijn attributen. God de Vader was in de woestijn als een Vuurkolom. Goed. God de Zoon; God de Vader schiep het lichaam hetgeen God de Zoon was, en woonde in de Zoon. Zie? "God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende." Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Als u een Christen bent, gelooft u het. En dan: "Een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer." En kijk nu, Jezus zei: "Ik kwam van God, en Ik keer terug tot God." Na Zijn dood, begrafenis en opstanding is Hij opgevaren.

258 En toen Saulus van Tarsus op weg was naar Damaskus, kwam snel een groot licht, opnieuw de Vuurkolom, vlak voor hem. Is dat zo? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wat deed het? Het sloeg hem met blindheid. En toen hij opstond, zei hij... Nu bedenk, hij is een Hebreeër. Hij wist wat dat was, anders zou hij niet "Here" hebben gezegd. "Here, Wie bent U?" Hij wist dat zijn volk dat licht volgde, die Vuurkolom. Het bracht hen uit Egypte. "Here, Wie bent U Die ik vervolg?"

259 Hij zei: "Ik ben Jezus. Ja, het is hard voor u tegen de prikkels te slaan."

260 Hij was het Die die avond binnenkwam als een Vuurkolom en Petrus uit de gevangenis haalde.

261 En kijk nu, als diezelfde Geest terugkeert, zal Hij dan niet dezelfde attributen hebben als die Hij hier had, als Hij het licht is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wel, wat is dan deze Vuurkolom, dit? Nu, als ik u mannen nooit meer zie, en u mensen, mijn getuigenis is bewezen waar te zijn. De Bijbel getuigt ervan.

262 De wetenschappelijke wereld getuigt ervan, want George J. Lacy zei: "Ik heb vaak zelf gezegd dat het psychologie was, meneer Branham. Maar", zei hij, "ik heb hem onder ultraviolet licht gehouden en elke vorm van infrarood licht en alles wat ik kan vinden. Het licht trof de lens, en deze lens zal geen psychologie opnemen."

263 Dus of ik leef of sterf, het is waar, hoe dan ook. De kerk weet dat het waar is. De wetenschap weet dat het waar is. Nu, hoe zit het met u? Onthoud, ik ben het niet! Hij is het. Ik ben het niet. Ik ben niemand, maar slechts één van u allen. Hij is het. Hij heeft iemand nodig. Niemand is het waardig, maar iemand moet het doen. Bedenk dat het geen eenvoudige taak is, maar het is een glorieuze taak te weten dat je Heer hier is, en dat je je broeders de waarheid kunt vertellen. Maar het is moeilijk wanneer ze het niet willen geloven, maar dat moeten we allemaal onder ogen zien. Onthoud dat nu.

264 Nu, u gehoor, staat u nu allen zo ongeveer in de rij? Het lijkt erop dat het zo is. Nu, als daar iemand op het balkon is, volg dan precies hier achter deze rij.

265 Nu bedenk, dit zijn uw voorgangers enzovoort, mannen van God die God geloven. Bent u gelovigen? U kwam hier staan om getuigenis af te leggen dat u gelooft dat Markus 16 waar is? [De voorgangers zeggen: "Amen." – Vert] Goed.

266 Nu, de Bijbel zegt: "Het gebed des geloofs zal de zieke behouden; God zal hen oprichten. Als zij de handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." We gaan nu voor u bidden, terwijl u eerbiedig, rustig, staat. En dan wanneer u hierlangs komt, kom alsof u zou...

267 U heeft beleden dat u geloofde dat Jezus Christus de Zoon van God is. En daarna gaat u naar het badwater om gedoopt te worden, of de beek, de rivier, of waar het is. En als u wordt gedoopt, is dat alles wat de prediker kan doen. Het Woord wordt gepredikt; u gelooft het; u wordt gedoopt tot vergeving van uw zonden; staat op in een nieuw leven. Dan bewijst de manier waarop u daarna handelt, of u Christus echt aanvaard heeft of niet.

268 Nu, als u in Goddelijke genezing gelooft, en Hem nu hebt aanvaard als uw Geneesheer, dan staan wij hier om handen op de zieken te leggen. De manier waarop u de rest van uw leven handelt, vanaf het einde van die rij, zal de rechter zijn, ongeacht wat u zegt. Begrijpt u wat ik bedoel? En u bent er net zo zeker van dat u beter wordt, als dat u een Christen blijft. Hoelang bent u een Christen daarna? Zolang u gelooft. En u bent genezen zolang u gelooft.

     Merk op:

     En hen, die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken.
     Slangen zullen zij opnemen; en al is het, dat zij iets dodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden.

269 Wat dit betreft, kwam mijn verstand ongeveer vijfendertig jaar geleden tot dit vonnis: Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. Door Hem te geloven, heeft Hij Zich hier vanmiddag geïdentificeerd, een onfeilbaar bewijs, een wonder. Alles wat onverklaarbaar is, is een wonder; om het te laten zien, doet Hij doet het keer op keer.

     U zegt: "Waarom doet u niet gewoon..."

270 Wist u dat één vrouw Zijn kleed aanraakte, en dat Hij zei: "Ik werd zwak." Hoevelen weten dat? "Kracht ging van Mij uit." Nu, Hij was de Zoon van God. Hoe is het dan bij mij, een zondaar gered door genade? Zie?

271 Maar Hij beloofde dat het gedaan zou worden. Het is Zijn belofte. Hij hoeft het niet te doen, maar Hij beloofde dat Hij het zou doen.

272 Gelooft u het nu in de hele rij, gelooft u? Zijn uw gedachten tot dat vonnis gekomen? De zaak is nu aan u. Uw gedachten zijn tot dat vonnis gekomen dat u gelooft dat Jezus Christus deze woorden gesproken heeft. Als het zo is, u in de gebedsrij, steek uw handen op. Allen in de gebedsrij, aanvaard uw genezing op basis hiervan, dat u uw voorgangers en ons allen gelooft, dat wij de ware levende God dienen. En dat getuigenis dat u vanmiddag van Hem zag, identificeert Hem hier bij ons, Degene Die het Woord gemaakt heeft, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. Als dat zo is, steek uw handen op. Het moet gaan gebeuren; moet gewoon gaan gebeuren! Het maakt mij niet uit wie u bent, als u daarbij blijft, moet het gaan gebeuren. Net zoals de regen kwam; net zoals Mozes hen uit Egypte bracht; net zoals een maagd een kind voortbracht zonder een aardse vader; het zal net zo zijn, als u het niet betwijfelt.

273 Roy, kom nu hier en neem dit over, zing Geloven alleen. Even een ogenblik, tot we gebeden hebben. Predikers, laten we onze hoofden buigen; samenkomst, overal.

274 Onze hemelse Vader, de spanning van dit moment! We vragen ons af, Here, hoeveel er zijn die echt geloven. Het zaad is gezaaid. Het Woord is gelezen. Christus, de Heilige Geest, is voor ons verschenen en toonde dat leven dat in dit licht was, en Hij was het Licht der wereld; Hij is het Licht nu. Hij is het grote eeuwige Licht, en Hij is vanmiddag voor ons verschenen, en heeft precies gedaan wat Hij zei dat Hij zou doen in deze generatie. Het Woord is grondig gesproken. Het Woord is grondig geïdentificeerd. En als de mensen het nu maar grondig geloven met heel hun hart. Wij bidden voor hen, Vader. Neem al het ongeloof...

275 Mag de man die vanmiddag tegen U wilde getuigen, de oude man Ongeloof, Sceptisch en Ongeduld, mag hij vandaag uit ons midden worden weggeworpen. Mag hij in de uiterste duisternis gaan. Mag hij dit gebouw verlaten zodat de grote verdedigende Getuige, de Heilige Geest, elk woord kan opwekken terwijl zij voorbijkomen. Sta het toe. Mogen zij vanhier gaan... hun gedachten hebben het vonnis reeds geveld, en ze komen eraan.

276 En nu, Heilige Geest, wek dat Woord voor hen op, dat het werk is beëindigd zodra de laatste handeling is gedaan door oplegging van handen op de zieken. Sta het toe, Here. Ik claim ieders genezing in de Naam van Jezus Christus.

277 Nu, het volgende wat gedaan moet worden, is het opleggen van handen. Precies zoals de ceremonie voor de doop, u bent dan met Hem begraven en u staat op en loopt weg met een nieuw leven. Zie? Misschien voelt u het niet zo, maar u gelooft het. Blijf er gewoon bij; uiteindelijk, na een poosje, ontdekt u dat u een nieuw leven hebt. Dat is hier net zo. Het is een zaad dat is gezaaid. Wij planten het nu door er handen op te leggen. Wat doen we hierdoor? Onszelf identificeren. Zoals zij in het Oude Testament handen legden op hun offer om zich ermee te identificeren; door geloof leggen wij onze handen op Christus om onszelf te identificeren met Hem. Vandaag leggen we onze handen op de zieken om onszelf te identificeren met dit Woord. Zie? Geloof nu, en de Here zal u gezond maken.

278 Nu, broeder Borders zal zacht gaan zingen, met het orgel, piano, enzovoort: Geloven alleen. "Alles is mogelijk, geloven alleen."

279 En stel u nu gewoon voor dat Jezus neerkomt van die berg. Daar hadden de discipelen gefaald bij een geval van epilepsie, nadat Hij hun kracht had gegeven om duivelen uit te werpen, net een paar dagen daarvoor. Het was niet dat zij geen kracht hadden, maar Hij zei: "Uw ongeloof was de reden daarvan." Zie? Maar toen hij tot Jezus kwam, wist hij dat hij daar op geloof stuitte.

280 Nu, geloof nu met heel uw hart, terwijl we nu zachtjes Geloven alleen zingen. Broeder Borders.

281 [Broeder Branham en de predikers bidden en leggen handen op degenen die door de gebedsrij komen, terwijl de samenkomst bidt en zachtjes Geloven alleen zingt. Leeg gedeelte op de band – Vert]

... geloven alleen,
Alles is mogelijk, geloven alleen.

282 Nu, laten we het op deze manier zingen, allen die het doen.

Nu geloof ik. (Gelooft u het? Laten we onze handen opheffen.) Nu geloof ik.

283 O God! In Jezus' Naam, genees dezen, Here, die deze zakdoeken vertegenwoordigen. Voor Uw heerlijkheid, sta het toe, Here.

... ik geloof.
Nu geloof ik. O, nu geloof ik.
Alles is mogelijk, nu geloof ik.

284 Weet u wat we hebben gedaan? We hebben de geboden van Jezus Christus opgevolgd. Nu, staat u nog steeds bij uw vonnis: "Ik ben genezen. Het is voor mij onmogelijk om niet genezen te worden, omdat God de belofte deed. Met mijn stervende lippen, het laatste op mijn lippen: 'Ik geloof dat ik genezen ben'"? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Gelooft u het op die wijze? Ik geloof het. God zegene u, mijn broeder, zuster.

285 Laten we nu even een moment gaan staan. Ik weet niet wanneer het zijn zal; ik hoop heel snel:

Maar, tot wederziens! Tot wederziens!
Tot wij elkaar ontmoeten aan Jezus'... (Hij is nu in onze tegenwoordigheid.)
Tot wederziens! Tot wederziens!
God zij met u; tot wederziens!

286 Laten we onze hoofden buigen terwijl we het neuriën. [Broeder Branham begin te neuriën: God zij met u. – Vert] Tot we elkaar ontmoeten!

287 O God, laat nu Uw Woord een lamp zijn. Wat we hebben gezien en gehoord en gelezen, en mag het ons leiden naar Uw voeten. Mogen we daar altijd verblijven, Uw Woord gelovend, alles wat U heeft beloofd. Sta het toe, Here.

Tot wederziens! Tot wederziens!
God zij met u; tot wederziens!

288 Laten we nu onze hoofden buigen terwijl onze zeer geliefde broeder, broeder Johnson, het afsluitende gebed doet. God zegene u, broeder Johnson.